• No results found

De verdeling tussen werk- en zorgtaken : hoe belangrijk zijn deze rollen voor alleenstaande werkende moeders? : de rol van schuldgevoelens bij werk/zorg conflicten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De verdeling tussen werk- en zorgtaken : hoe belangrijk zijn deze rollen voor alleenstaande werkende moeders? : de rol van schuldgevoelens bij werk/zorg conflicten"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Verdeling Tussen Werk- en Zorgtaken.

Hoe Belangrijk zijn deze Rollen voor Alleenstaande Werkende Moeders? De Rol van Schuldgevoelens bij Werk/Zorg Conflicten.

Susanne Naaijkens

Studentnummer: 10506799

Aantal woorden: 5956

Aantal woorden abstract: 147

Begeleid door: Astrid Jehle

Datum: 07-08-2017

(2)

Abstract

In dit onderzoek werd gekeken naar welke rol voor alleenstaande werkende moeders het meest belangrijk is, de moederrol of de rol van werk. Hierbij is gekeken of er een verschil te vinden was tussen parttime en fulltime werkende alleenstaande moeders. Middels een online vragenlijst is allereerst de rol-saillantie van beide rollen gemeten. Daarnaast is gemeten in welke mate zij schuldgevoelens ten aanzien van werk/familie conflicten ervoeren. Bij beide rollen bleek er geen significant verschil te zijn in de mate van rol-saillantie tussen de twee groepen. Daarnaast bleek dat beide groepen meer schuldgevoelens ervoeren ten aanzien van de familie dan ten aanzien van werk. Dit was onafhankelijk van het aantal uren werk. Voor beide groepen alleenstaande werkende moeders bleek de moederrol dus het meest belangrijk te zijn vergeleken met de rol van werk. Hiermee is meer inzicht verkregen in het proces achter de verdeling tussen werk- en zorgtaken.

(3)

Inleiding

In Nederland is nog steeds een genderongelijkheid in tijd die mannen en vrouwen besteden aan de zorg voor kinderen (CBS, 2015). Hoewel vrouwen de afgelopen jaren steeds meer zijn gaan werken, zijn mannen over het algemeen niet meer tijd gaan besteden aan de zorg voor kinderen. Het blijkt zo te zijn dat wanneer beide ouders in gelijke mate betaald werk hebben, het alsnog de moeder is die de meeste zorg voor de kinderen op zich neemt (CBS, 2015). Zij besteden hier vaak zelfs twee keer zoveel tijd aan dan hun partner (Croft, Schmader, Block & Baron, 2014). Sociale normen lijken nog steeds een druk op vrouwen te leggen om te zorgen en op mannen om kostwinnaar te zijn, ook al past dit niet meer in de huidige verdeling van het aantal uren werk (Loscocco & Spitze, 2007). Deze

genderongelijkheid in zorg voor de kinderen blijft meer gelijkheid tussen mannen en vrouwen op het werk tegen houden (Croft, Schmader, Block & Baron, 2014). Dit kan tot gevolg

hebben dat er een meer traditionele rolverdeling tussen man en vrouw blijft bestaan.

Hoewel er veel onderzoek gedaan is naar de verdeling tussen werk en zorg tussen mannen en vrouwen, is nog niet duidelijk hoe deze verdeling gemaakt wordt door

alleenstaande moeders. Bij alleenstaande moeders kan de verdeling tussen werk en zorg naar gender niet gemaakt worden omdat zij genoodzaakt zijn beide rollen op zich te nemen. In dit onderzoek wordt gekeken naar hoe alleenstaande werkende moeders de verdeling maken tussen werk- en zorgtaken door te onderzoeken hoe belangrijk deze twee rollen voor hen zijn. Hiermee wordt getracht meer inzicht te krijgen in het proces achter de bestaande

genderongelijkheid in de verdeling tussen werk- en zorgtaken. Het lijkt erop dat voor moeders die werken de moederrol nog steeds het meest belangrijk blijft ten opzichte van het werk. Terwijl voor vaders de focus vaak vooral op het werk blijft liggen (Borelli, Nelson-Coffey, River, Birken en Moss-Racusin, 2017). Ook al besteden moeders de zorg dagelijks uit omdat ze fulltime werken, zij blijven zich eindverantwoordelijk voelen voor de zorg (Christopher,

(4)

2012). Ondanks dat vrouwen de afgelopen tijd meer zijn gaan werken, is de genderrol voor vrouwen niet meer richting die van de kostwinnaar verschoven. De vraag die beantwoord moet worden is waarom het maken van deze verdeling tussen werk en zorg bij vrouwen op een dergelijk andere manier gebeurt dan bij mannen. Wordt dit fenomeen veroorzaakt doordat zorgtaken voor vrouwen in het algemeen belangrijker zijn dan hun werk, of zijn er bepaalde situaties waarin dit kan veranderen. Door te kijken naar welke van deze twee rollen het meest belangrijk is voor moeders wanneer zij alleenstaand zijn, kan meer informatie verkregen worden over het proces achter de ongelijkheid en de reden dat voor veel vrouwen de

moederrol het meest belangrijk blijft ten opzichte van hun werk. Als bijvoorbeeld blijkt dat de verdeling door alleenstaande moeders anders gemaakt wordt dan door moeders met een mannelijke partner, zou dat kunnen betekenen dat er omstandigheden zijn die hier invloed op uitoefenen. Door meer te weten te komen over de oorzaak kan uiteindelijk gezocht worden naar een gerichte oplossing voor de genderongelijkheid in de verdeling tussen werk- en zorgtaken.

Een indicator voor hoe belangrijk een rol voor iemand is, is de mate van schuldgevoelens die een persoon ervaart ten aanzien van deze rol. Schuld is een zelf-evaluatieve emotie die kan optreden bij het schenden van een morele standaard of norm (Borelli et al. 2017). Het is een emotie met verschillende actietendensen en als mensen zich schuldig voelen hebben zij over het algemeen de behoefte om gedrag te laten zien dat hetgeen zij geschonden hebben weer herstelt (Niedenthal, Krauth-Gruber & Ric, 2006). Door

schuldgevoelens te onderzoeken kan informatie verkregen worden over de bereidheid van iemand om zijn/haar gedrag te veranderen ten aanzien van bijvoorbeeld de familie of het werk (Cho & Allen, 2012; Morgan & King, 2012). Dit geeft dus informatie over welke rol het meest belangrijk voor iemand is.

(5)

Dit komt ook naar voren in onderzoeken die specifiek gaan over schuld ten aanzien van werk/familie conflicten (Cho & Allen, 2011; Morgan & King, 2012). Er zijn twee vormen van werk/familie conflict te onderscheiden. Als eerste kan er gesproken worden van conflicten waarbij het werk interfereert met familietaken (in het huidige onderzoek zal dit vanaf nu WIF-conflicten genoemd worden). Ouders die in hogere mate last hebben van WIF-WIF-conflicten blijken minder tijd door te brengen met hun kinderen (Cho & Allen, 2011). Deze relatie wordt echter gemedieerd door de emotie schuld. Hoe meer schuldgevoelens ouders ervaren, hoe zwakker de relatie blijkt te worden en hoe meer tijd zij juist weer gaan doorbrengen met hun kind. Ook is gebleken dat schuldgevoelens ten aanzien van WIF-conflicten anti-sociaal gedrag op het werk tot gevolg kunnen hebben. Dit houdt in dat mensen die veel

schuldgevoelens ten aanzien van hun familie ervaren, bijvoorbeeld weinig aanwezig zijn op hun werk of hun verantwoordelijkheden met betrekking tot hun werk afschuiven (Morgan & King, 2012). Hieruit kan geconcludeerd worden dat gevoelens van schuld over de familie een gedragsverandering teweeg kunnen brengen en dat de ouderrol hierdoor belangrijker kan worden ten opzichte van de rol van werk. Naast WIF-conflicten kan er ook gesproken worden van conflicten waarbij familietaken interfereren met het werk (vanaf nu FIW-conflicten genoemd). Schuldgevoelens ten aanzien van een FIW-conflict blijken juist sociaal gedrag ten aanzien van het werk tot gevolg te hebben. Gebleken is dat mensen die veel schuldgevoelens ten aanzien van hun werk ervaren, juist harder werken en meer inspanning op het werk verrichten (Morgan & King, 2012). Gevoelens van schuld over werk kunnen een

gedragsverandering teweeg brengen die ervoor zorgt dat de rol van werk belangrijker wordt dan bij mensen die deze schuldgevoelens in mindere mate ervaren. Samengevat kan met het onderzoeken van de mate van schuldgevoelens die iemand ervaart ten aanzien van een WIF-conflict of een FIW-WIF-conflict informatie verkregen worden over welke van deze rollen het meest belangrijk voor iemand is.

(6)

Een oorzaak van dat vooral voor vrouwen de ouderrol het meest belangrijk is ten opzichte van het werk, kan zijn dat vrouwen meer schuldgevoelens lijken te ervaren ten aanzien van WIF-conflicten dan mannen (Borelli et al., 2017). Dit zou ervoor kunnen zorgen dat zij een groter deel van de zorg op zich nemen. Ook lijkt het zo te zijn dat moeders meer schuldgevoelens ervaren ten aanzien van een WIF-conflict naarmate zij meer uren werken in een week. Bij vaders was er geen relatie te vinden tussen aantal uren werk en schuldgevoelens (Borelli et al., 2017). Voor vrouwen die werken bleef de moederrol alsnog het meest

belangrijk, terwijl dit voor hun mannelijke partners niet het geval was. Een mogelijke

verklaring voor de ervaren schuldgevoelens is dat deze gevoelens van schuld voortkomen uit het ingaan tegen een voorgeschreven gendernorm en een daaruit voortkomend gevoel van ongeschiktheid (Martínez, Carrasco, Aza, Blanco & Espinar, 2011; Borelli et al. 2017). De norm blijkt voor moeders met een mannelijke partner in lijn te zijn met de traditionele genderrol van dat vrouwen vooral moeten zorgen. Wanneer vrouwen werken, gaan zij in tegen deze gendernorm wat schuldgevoelens kan veroorzaken. Voor mannen valt het zijn van kostwinnaar binnen de traditionele genderrol en meer uren werken in een week gaat bij mannen daardoor niet in tegen de voorgeschreven norm. Het lijkt er dus op dat deze

gebondenheid aan de sociale norm voor een deel de oorzaak is van het fenomeen dat vooral voor moeders de zorg voor kinderen het meest belangrijk blijft ten opzichte van werk. De vraag die onderzocht gaat worden is of dit voor alleenstaande moeders ook het geval is, of dat zij wellicht minder gebonden zijn aan de traditionele gendernorm en dat zij daardoor een andere verdeling maken tussen werk en zorg.

Christopher (2012) heeft diepte-interviews afgenomen bij alleenstaande werkende moeders en er lijkt een verschil te zijn in de omschrijving van het moederschap die zij geven ten opzichte van moeders met een mannelijke partner. Alleenstaande moeders gaven minder aan zich eindverantwoordelijk te blijven voelen voor de dagelijkse zorg. Het hebben van een

(7)

baan bleek voor alleenstaande moeders meer een noodzaak te zijn om zichzelf en hun kinderen te onderhouden. Hun werk krijgt hierdoor een andere functie dan bij vrouwen met een mannelijke partner. Vrouwen met een partner gaven als reden van werk namelijk vooral dingen als persoonlijke ontwikkeling op en omschreven het niet als noodzaak voor het

onderhouden van hun kinderen (Christopher, 2012). Ook gaven alleenstaande moeders minder dan moeders met een mannelijke partner aan dat zij zich schamen voor het feit dat ze niet de primaire verzorger van hun kinderen willen zijn (Christopher, 2012). Het lijkt er op dat alleenstaande moeders minder gebonden zijn aan de sociale norm van dat vrouwen vooral moeten zorgen (Christopher, 2012). Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat zij niet de mogelijkheid hebben om minder te werken en primair de zorg voor de kinderen op zich te nemen. Zij moeten wel de kostwinnaar van het gezin zijn omdat ze geen partner hebben om op terug te vallen. De traditionele gendernorm lijkt op hen daardoor minder invloed te hebben dan op moeders met een mannelijke partner (Christopher, 2012). In het huidige onderzoek gaat dit verder onderzocht worden door te kijken naar welke rol voor alleenstaande moeders het meest belangrijk is, de moederrol of de rol van werk.

Deze vraag zal op twee manieren onderzocht worden. Allereerst wordt gekeken naar in hoeverre beide rollen alleenstaande moeders voldoening geven en in hoeverre zij belangrijk zijn voor het definiëren van het zelfbeeld. Samen wordt dit omschreven als de saillantie van een rol (Amatea, Cross, Clark en Bobby, 1986). Hoe hoger de saillantie van een rol voor een alleenstaande moeder is, hoe belangrijker die rol voor haar is ten opzichte van de groep die een lagere rol-saillantie heeft. Daarnaast wordt gekeken naar de schuldgevoelens die alleenstaande moeders ervaren ten aanzien van werk/familie conflicten. Hoe meer

schuldgevoelens iemand ervaart ten aanzien van een rol, hoe belangrijker deze rol wordt voor een persoon, ten opzichte van de rol waar iemand minder schuldgevoelens over ervaart.

(8)

Er kan hierbij een onderscheid gemaakt worden tussen alleenstaande moeders die fulltime en die parttime werken. Een moeder die fulltime werkt verdeelt de taken anders dan een moeder die parttime werkt. Moeders die simpelweg niet de mogelijkheid hebben om meer tijd aan de familie te besteden lijken minder druk te ervaren om zich primair met het geven van zorg bezig te houden (Christopher, 2012). Dit zou zo kunnen zijn bij alleenstaande

moeders die fulltime werken omdat het voor hun noodzakelijk is om de zorg voor de kinderen structureel uit te besteden. Daardoor zijn zij wellicht minder gebonden aan de traditionele gendernorm. Alleenstaande moeders die parttime werken hebben nog wel de mogelijkheid om (een deel van) de dagelijkse zorg op zich te nemen en zij zijn daardoor nog in grotere mate met de traditionele genderrol bezig dan alleenstaande moeders die fulltime werken. Er wordt dan ook verwacht dat voor alleenstaande moeders die parttime werken de familie-saillantie hoger is dan voor alleenstaande moeders die fulltime werken. Daarnaast wordt verwacht dat voor alleenstaande moeders die fulltime werken de werk-saillantie hoger is dan voor

alleenstaande moeders die parttime werken. De ervaren schuldgevoelens die gemeten worden zouden het patroon van de saillantie van de rollen kunnen bevestigen. Als de schuldgevoelens bij vrouwen vooral ontstaan door het ingaan tegen een norm dan zijn er wellicht verschillen te vinden tussen parttime en fulltime werkende alleenstaande moeders in de schuldgevoelens die zij ervaren. Verondersteld wordt dat de schuldgevoelens ten aanzien van een WIF-conflict bij parttime werkende alleenstaande moeders in hogere mate aanwezig zijn dan bij alleenstaande moeders die fulltime werken, doordat de norm van waaruit ze handelen anders is. Terwijl wordt verwacht dat alleenstaande moeders die fulltime werken juist meer schuldgevoelens ervaren ten aanzien van een FIW-conflict dan alleenstaande moeders die parttime werken. Doordat alleenstaande moeders die fulltime werken de focus meer op het werk hebben liggen, wordt verwacht dat zij meer schuldgevoelens ervaren ten aanzien van een FIW-conflict dan ten aanzien van een WIF-conflict. Parttime werkende alleenstaande moeders hebben nog wel

(9)

de mogelijkheid om meer tijd aan de zorg voor de familie te besteden. Daardoor wordt verwacht dat zij meer schuldgevoelens ervaren ten aanzien van een WIF-conflict dan ten aanzien van een FIW-conflict. Samengevat wordt onderzocht of het zo is dat voor parttime werkende alleenstaande moeders de moederrol het meest belangrijk is en of voor fulltime werkende alleenstaande moeders de rol van werk het meest belangrijk is.

(10)

Methode

Deelnemers

Aan het onderzoek namen in totaal 197 respondenten deel. Om proefpersonen te werven is contact opgenomen met een aantal organisaties zoals Woman inc., Atria,

Servicepunt Emancipatie en de Nederlandse Vrouwen Raad. Deze organisaties hebben de link naar de vragenlijst via hun sociale media verspreid. Er waren een aantal criteria waaraan de deelnemers moesten voldoen. Het eerste criterium was dat zij minimaal één kind van onder de twaalf jaar hadden. Er is voor deze leeftijd gekozen omdat kinderen in Nederland doorgaans op twaalf jarige leeftijd van de basisschool naar de middelbare school gaan en zij vanaf dat moment vaak minder zorg nodig hebben. Zorg voor de kinderen kan dan voor ouders een andere rol gaan spelen en dit zou de resultaten van het onderzoek kunnen beïnvloeden. Vervolgens was het van belang dat de moeders alleenstaand en de primaire zorggever en kostwinnaar van hun kinderen waren. Vooraf is bepaald dat de grens van het aantal dagen dat de kinderen bij de moeder moesten wonen, minimaal vijf dagen was. Bij de meeste

alleenstaande moeders blijken de kinderen minstens vijf dagen in de week bij de moeder te wonen dus vandaar dat voor deze grens gekozen was (Clement, Egten, & de Hoog, 2008). Daarnaast mochten de respondenten geen partner hebben, of een partner hebben waarmee ze niet samenwoonden. Moeders die samenwoonden met een partner zijn uitgesloten van het onderzoek. Het laatste criterium was dat de alleenstaande moeders minimaal 16 uur per week moesten werken. Alleenstaande moeders werken gemiddeld 27 uur per week (CBS, 2012) dus de meeste werkende moeders voldoen aan dit criterium. Als iemand minder dan 2 dagen per week werkt is de kans groot dat het werk überhaupt een kleine rol speelt in iemands leven. Als het werk bijna geen rol speelt in het leven van een alleenstaande moeder dan ligt de focus waarschijnlijk automatisch op de zorg voor de kinderen. Met die reden is deze ondergrens

(11)

aangehouden. Voor deelname aan het onderzoek was er één proefpersoon die een bon van 25 euro van bol.com kon winnen. Hiervoor werd achteraf een loting gedaan.

Materialen

Parttime/fulltime werken. Als eerste zal beschreven worden hoe de onafhankelijke variabele, fulltime/parttime werken, gemeten is. De deelnemers zijn opgedeeld in twee groepen, een groep die parttime werkt en een groep die fulltime werkt. In Nederland wordt onder fulltime werken 34 uur per week of meer verstaan en deze grens is ook in dit onderzoek aangehouden. Alleenstaande moeders die minder dan 34 uur per week werken vielen onder de groep parttime werkende moeders. Als eerst is de vraag gesteld hoeveel uren de moeders werken volgens hun contract. Vervolgens werd ter controle gevraagd hoeveel uren zij daadwerkelijk werken in een week. Dit is gedaan omdat de mogelijkheid bestaat dat iemand volgens haar contract parttime werkt maar in werkelijkheid meer uren werkt per week. Het aantal uren dat iemand daadwerkelijk werkt in een week was van belang voor dit onderzoek en dit is gebruikt als onafhankelijke variabele.

WIF/FIW conflict. Er zijn twee vormen van conflict gemeten, WIF-conflict en FIW-conflict. Zoals in de inleiding beschreven is, wordt WIF-conflict gezien als een conflict waarbij werk-gerelateerde taken interfereren met het goed uitvoeren van familie-gerelateerde verantwoordelijkheden. FIW-conflict wordt gezien als een conflict waarbij

familie-gerelateerde verantwoordelijkheden interfereren met het goed uitvoeren van

werk-gerelateerde taken (Netemeyer et al. 1996). Aan de respondenten werd een open vraag gesteld waarbij ze zich moesten inleven in een situatie uit hun eigen leven waarin zij te maken hadden met een WIF/FIW-conflict. Vervolgens werd gevraagd om deze situatie uit te schrijven. Aan alle proefpersonen werden twee open vragen gesteld waarbij ze zich bij de ene open vraag moesten inleven in een WIF-conflict en bij de andere open vraag in een FIW-conflict. De volledige instructies zijn toegevoegd in bijlage 1.

(12)

Familie-saillantie en werk-saillantie. Om deze twee afhankelijke variabelen te meten is gebruik gemaakt van twee dimensies van de Life Role Salience Scales (Amatea, Cross, Clark en Bobby, 1986). De twee schalen van de vragenlijst die gebruikt zijn om deze variabelen te meten zijn de parental role reward value en de occupation role reward value. Beide schalen bestaan uit vijf items die beoordeeld moesten beoordeeld worden op een 7-punts likertschaal waarbij 1 stond voor ‘helemaal mee oneens’ en 7 voor ‘helemaal mee eens’. Met de parental role reward value werd de familie-saillantie gemeten. Een voorbeeld item is, ‘Als ik er voor had gekozen om geen kinderen te krijgen, dan had ik daar nu spijt van gehad’. Met de occupation role reward value werd de werk-saillantie gemeten. Een voorbeeld item bij deze schaal is, ‘Het hebben van een interessante en spannende baan/carrière is het meest belangrijke doel in mijn leven’. Hoe hoger de score op een schaal hoe belangrijker de betreffende rol voor een persoon zou zijn. De volledige schalen met alle vragen die gesteld zijn, zijn te vinden in bijlage 2.

Schuldgevoelens. Na het uitvragen van het conflict konden de respondenten doorklikken naar de volgende pagina waar een aantal emoties werden uitgevraagd. Hierbij werd gemeten in hoeverre zij een bepaalde emotie ervoeren tijdens de door hen beschreven situatie. De emotie-instructies inclusief de emoties die uitgevraagd zijn, zijn toegevoegd in bijlage 3. De emotie vragen werden direct na het uitschrijven van het conflict uitgevraagd en na het uitschrijven van de tweede vorm van conflict werden dus nogmaals dezelfde vragen gesteld alleen dan met betrekking tot deze vorm. De emotie waar in dit onderzoek de interesse bij lag was ‘schuldgevoelens’. Schuldgevoelens zijn in het onderzoek gemeten door middel van de schuldschaal uit de PANAS-X (Watson & Clark, 1999). De totale vragenlijst meet positief en negatief affect en zes items van deze vragenlijst meten schuldgevoelens.

Voorbeelditems zijn, ‘beschaamd’ en ‘boos op uzelf’. De items moesten beoordeeld worden op een 6-punts likertschaal waarbij 1 stond voor ‘helemaal niet’ en 6 voor ‘in zeer hoge mate’.

(13)

Hoe hoger de score op de vragenlijst hoe meer de respondenten de emotie ervoeren tijdens de door hen beschreven situatie. Naast schuldgevoelens werden nog een aantal andere emoties uitgevraagd zodat niet direct duidelijk werd voor de respondenten waar het onderzoek over ging. De items ‘aangenaam’, ‘boos’, ‘blij’, ‘bang’ en ‘verdrietig’ uit de SPANE vragenlijst zijn uitgevraagd (Diener et al. 2010). Ook het item ‘verrast’ uit de PANAS-X is toegevoegd (Watson & Clark, 1999).

Procedure

Voor het onderzoek is een online vragenlijst gemaakt zodat respondenten de

vragenlijst thuis konden invullen. De vragenlijst was standaard in het Nederlands maar er was ook een optie om de vragenlijst in het Engels te maken. Vooraf kregen de proefpersonen informatie over de procedure van het onderzoek en aanvullende contactgegevens indien zij behoefte hadden aan extra informatie. Er werd verteld dat het doel van het onderzoek was om te onderzoeken hoe alleenstaande moeders de verdeling maken tussen hun werk en de zorg voor hun kinderen. Vervolgens diende er een toestemmingsverklaring voor deelname aan het onderzoek getekend te worden door de proefpersonen.

Na het geven van de toestemming werden er als eerst een aantal algemene vragen gesteld. Dit had als doel om te controleren of de proefpersonen wel aan alle criteria van het onderzoek voldeden. Vervolgens werden de parental role reward value en de occupation role

reward value uitgevraagd. De twee schalen werden counterbalanced aangeboden waardoor er

een random verdeling kwam van welke van de twee schalen eerst werd uitgevraagd. Na beide schalen werden de twee vormen van conflict uitgevraagd met bij beide vormen direct

aansluitend de emoties. Ook dit werd counterbalanced aangeboden. Bij de ene helft van de respondenten werd dus als eerst gevraagd zich in te leven in een WIF-conflict, waarna direct de emoties met betrekking tot deze situatie werden uitgevraagd. Hierna werd gevraagd aan de respondenten om zich in te leven in een FIW-conflict waarbij direct aansluitend de emoties

(14)

met betrekking tot deze situatie werden gemeten. Bij de andere helft van de respondenten ging dit precies andersom en ook hierbij werd een random verdeling gemaakt. Als laatste was er nog ruimte voor de respondenten om opmerkingen over het onderzoek of over de vragenlijst te geven. De respondenten die mee wilden doen aan de loting om de bon te winnen konden hun e-mail adres achterlaten.

(15)

Resultaten

Voorbereidende analyses

Van de 197 deelnemers zijn er 26 voor het geven van de toestemmingsverklaring gestopt en 9 deelnemers zijn nog voor de saillantie schalen gestopt. 7 moeders hadden in het onderzoek aangegeven dat zij een partner hadden en hiermee samenwoonden, 7 respondenten hadden alleen kinderen die ouder dan twaalf jaar waren, 1 respondent werkte minder dan 16 uur per week en 35 moeders hadden aangegeven dat hun kind(eren) minder dan vijf dagen per week bij hun woonden. Van deze 35 moeders waren er 27 waarbij de kinderen vier dagen per week bij hun in huis woonden. Vanwege het relatief grote aantal respondenten waarbij de kinderen vier dagen per week bij de moeder woonden, is besloten om de grens te verschuiven naar vier dagen en deze respondenten wel mee te nemen in het onderzoek. Als een kind vier dagen per week bij de moeder woont neemt zij nog steeds het grootste deel van de zorg op zich. Daarnaast is gecontroleerd of deze verandering niet te veel invloed had op de resultaten door te kijken of er een ander resultaat te vinden was als de grens wel bij vijf dagen per week getrokken werd. Dit bleek geen verschil te maken in de resultaten. Vandaar dat ervoor

gekozen is om zoveel mogelijk uit de verkregen data te halen en de grens te trekken bij

minimaal vier dagen per week. Van 8 respondenten zijn de resultaten dus niet meegenomen in verdere analyse omdat de kinderen minder dan vier dagen per week bij de moeder woonden. Als laatst zijn nog 3 respondenten verwijderd voor verdere analyses omdat zij langer dan een uur over het invullen van de vragenlijst hebben gedaan. Om er zeker van te zijn dat de gerapporteerde schuldgevoelens wel echt over de uitgevraagde situatie gingen was het van belang dat de schuldvragenlijst vrijwel direct na het beantwoorden van de open vraag over het conflict werd ingevuld. Bij deze 3 deelnemers kon dit niet met zekerheid gezegd worden. Van de overgebleven 136 deelnemers zijn er 50 die wel de vragen over de familie- en

(16)

analyses los van elkaar gedaan konden worden is ervoor gekozen om de analyse van de saillantie schalen wel te doen met alle deelnemers die dit gedeelte van de vragenlijst hebben ingevuld. Voor de analyse met betrekking tot de ervaren schuldgevoelens zijn de deelnemers die deze vragen niet hebben beantwoord verwijderd en voor deze analyse bleven nog 86 deelnemers over.

Analyse van familie-saillantie en werk-saillantie

136 respondenten zijn meegenomen in deze analyses. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers was 40.47 jaar (SD = 7.05). 80 deelnemers vielen onder de groep parttime

werkend en 56 onder de groep fulltime werkend. Vooraf aan het toetsen van de hypotheses is eerst gekeken naar de interne betrouwbaarheid van de gebruikte schalen in het onderzoek. De vijf items behorende bij de schaal familie-saillantie bleken een gemiddelde betrouwbaarheid te hebben met een Cronbach’s alfa van α = .64. De schaal werk-saillantie bleek een goede betrouwbaarheid te hebben met een Cronbach’s alfa van α = .71.

Vervolgens is een MANOVA uitgevoerd om te kijken of alleenstaande moeders die parttime werken hoger scoren op familie-saillantie dan alleenstaande moeders die fulltime werken. Daarnaast is met deze analyse gekeken of alleenstaande moeders die fulltime werken hoger scoren op werk-saillantie dan alleenstaande moeders die parttime werken. Aan de assumpties van normale verdeeldheid, onafhankelijke data en data op interval niveau werden voldaan. Zoals gemeten met de Box’s test werd ook aan de assumptie van gelijke covariantie matrixen voldaan. Er was geen significant effect van parttime/fulltime werken op werk-saillantie en familie-werk-saillantie, V = .01, F(2, 133) = .83, p = .44. Als extra controle is nog gekeken naar de between-subject test van de MANOVA. Hier werd ook geen significant effect van parttime/fulltime werken op familie-saillantie, F(1, 134) = .30, p = .59 en op werk-saillantie, F(1, 134) = 1.39, p = .24, gevonden. De gemiddelden en standaarddeviaties van de scores op de saillantie schalen zijn voor beide groepen af te lezen in Tabel 1. Voor eventueel

(17)

vervolgonderzoek is nog gekeken of er een ander resultaat te vinden was als de grens voor fulltime werken bij 32 uur werd getrokken in plaats van bij 34 uur per week. Dit bleek echter geen verschil te maken.

Tabel 1.

Gemiddelden (Gem) en standaarddeviaties (SD) van de scores op de saillantie schalen voor parttime en fulltime werkende alleenstaande moeders.

Gem SD

Familie-saillantie Parttime 5.92 .84

Fulltime 5.84 .88

Werk-saillantie Parttime 4.19 .97

Fulltime 4.40 1.09

Analyses van schuldgevoelens ten aanzien van een WIF/FIW-conflict

86 respondenten zijn meegenomen in deze analyse. De gemiddelde leeftijd van de overgebleven deelnemers was 41.12 jaar (SD = 6.73). 52 deelnemers vielen onder de groep parttime werkend en 34 onder de groep fulltime werkend. Vooraf aan het toetsen van de hypotheses is gekeken naar de interne betrouwbaarheid van de gebruikte schuldschaal. De zes items die schuldgevoelens met betrekking tot een WIF-conflict hebben gemeten bleken samen een zeer hoge interne betrouwbaarheid te hebben met een Cronbach’s alfa van α = .93. De items die schuldgevoelens met betrekking tot een FIW-conflict hebben gemeten bleken een iets lagere maar nog steeds goede betrouwbaarheid te hebben met een Cronbach’s alfa van α = .77.

(18)

Hierna zijn de hypotheses getoetst met behulp van een two-way mixed ANOVA. Aan de assumpties van normale verdeeldheid, onafhankelijke data en data op interval niveau werden voldaan. Ook aan de Levene’s test voor gelijke varianties werd voldaan. Met deze analyse is gekeken of parttime werkende alleenstaande moeders hoger scoren op schuld ten aanzien van een WIF-conflict dan fulltime werkende alleenstaande moeders. Ook is gekeken of fulltime werkende alleenstaande moeders hoger scoren op schuld ten aanzien van een FIW-conflict dan parttime werkende alleenstaande moeders. Er was geen significant hoofdeffect van parttime/fulltime werken op ervaren schuldgevoelens, F(1,84) = .30, p = .59. Ook is met deze analyse gekeken of parttime werkende alleenstaande moeders hoger scoren op schuld ten aanzien van WIF-conflict dan ten aanzien van een FIW-conflict. Daarnaast is hiermee

gemeten of fulltime werkende alleenstaande moeders hoger scoren op schuld ten aanzien van een FIW-conflict dan ten aanzien van een WIF-conflict. Er was een significant hoofdeffect van WIF/FIW-conflict op schuldgevoelens, F(1,84) = 14.12, p < .001. Er werden meer schuldgevoelens ervaren ten aanzien van een WIF-conflict dan ten aanzien van een FIW-conflict. Er bleek echter geen significant effect te zijn van de interactie tussen WIF/FIW-conflict en parttime/fulltime werken, F(1,84) = .12, p = .73. De gemiddelden en

standaarddeviaties van de ervaren schuldgevoelens zijn voor beide groepen af te lezen in Tabel 2. Ook bij deze analyse is nog gekeken of er een ander resultaat te vinden was als de grens voor fulltime werken bij 32 uur werd getrokken in plaats van bij 34 uur. Dit bleek opnieuw geen verschil te maken.

(19)

Tabel 2.

Gemiddelden (Gem) en standaarddeviaties (SD) van de scores van de schuldschalen voor parttime en fulltime werkende alleenstaande moeders.

Gem SD

Schuld t.a.v. WIF-conflict Parttime 2.62 1.44

Fulltime 2.55 1.23

Schuld t.a.v. FIW-conflict Parttime 2.15 .92

(20)

Conclusie en discussie

In dit onderzoek werd gekeken welke rol voor alleenstaande werkende moeders het meest belangrijk is, de moederrol of de rol van werken. Daarnaast is gekeken of hierbij een onderscheid te maken is tussen alleenstaande moeders die parttime werken en die fulltime werken. Er is geen verschil gevonden tussen de groepen parttime en fulltime werkende alleenstaande moeders in de familie-saillantie en de werk-saillantie. Daarnaast is ook geen verschil tussen de twee groepen gevonden in de mate waarin zij schuldgevoelens ervoeren ten aanzien van een WIF/FIW-conflict. Daarmee kunnen de hypotheses van het onderzoek niet bevestigd worden. Uit de resultaten is gebleken dat voor de alleenstaande werkende moeders uit dit onderzoek de moederrol het meest belangrijk is ten opzichte van de rol van werk. Dit is onafhankelijk van het aantal uren dat zij werken in een week.

Terugkoppeling theorie

Er zijn een aantal verklaringen te bedenken voor het gevonden resultaat dat voor alle alleenstaande werkende moeders de moederrol het meest belangrijk bleek te zijn. Zoals in de inleiding beschreven is, zijn er nog steeds sociale normen die een druk leggen op vrouwen om vooral te zorgen (Loscocco & Spitze, 2007). Wellicht is deze norm op alle moeders van invloed is, ook als ze alleenstaand zijn. De druk voor moeders om veel tijd met hun kinderen door te brengen lijkt de afgelopen jaren alleen maar groter te zijn geworden (Milkie,

Nomaguchi & Denny, 2015, aangehaald in Borelli et al., 2017). Vanuit de sociale omgeving wordt vaak een beeld uitgedragen van een traditionele vrouw die vooral focust op de zorg voor haar kinderen en waarbij de familie voorrang heeft op het werk (Martínez et al., 2011). Het lijkt er op dat dit rolpatroon niet alleen van invloed is als er een verdeling wordt gemaakt tussen een man en een vrouw, maar ook wanneer een vrouw genoodzaakt is beide rollen op zich te nemen. Dit zou kunnen verklaren waarom voor alleenstaande werkende moeders de moederrol het meest belangrijk blijft.

(21)

Een andere verklaring kan meer biologisch van aard zijn. Tijdens de zwangerschap en gedurende de maanden na de geboorte van een kind vinden er bij een vrouw veranderingen plaats in de hersenstructuren die betrokken zijn bij motivatie en gedrag met betrekking tot het moederschap (Glynn, 2010; Kim et al., 2010). Er zijn ook aanwijzingen gevonden die laten zien dat bij vaders, die direct na de geboorte van hun kind zorgtaken op zich nemen,

veranderingen plaatsvinden in dezelfde hersengebieden als bij moeders (Schulpen, 2017). Het lijkt erop dat deze structuren langdurig veranderen en dat dit gedragsverandering in de zorg voor de kinderen tot gevolg kan hebben. Bij veel moeders zorgt dit ervoor dat zij een deel van hun interesse in het maken van een carrière op het werk verliezen (Hoekzema et al., 2017; Schulpen, 2017). Dit zou kunnen verklaren waarom voor moeders, ook als zij alleenstaand zijn, de moederrol het meest belangrijk blijft. Het huidige systeem in Nederland zou een oorzaak kunnen zijn van de genderverschillen in de zorg voor kinderen. Doordat op dit moment alleen vrouwen lang verlof krijgen na de geboorte van een kind nemen zij direct na de geboorte automatisch de meeste zorg voor de kinderen op zich wat verandering in het gedrag van moeders tot gevolg heeft. Het lijkt erop dat hoe meer mannen betrokken zijn bij de zorg, hoe meer zorggedrag zij ontwikkelen (Rilling & Mascaro, 2017; Schulpen, 2017). Door het systeem in Nederland wat betreft vaderschapsverlof, krijgen mannen op dit moment minder de kans om betrokken te zijn bij de zorg dan vrouwen. Mogelijk heeft dit tot gevolg dat deze gedragsveranderingen bij mannen in mindere mate plaatsvinden. Dit zou kunnen verklaren waarom bij mannen, in tegenstelling tot bij vrouwen, het werk belangrijker blijft ten opzichte van de zorg.

Discussiepunten

Er zijn een aantal kanttekeningen bij het onderzoek waarmee rekening gehouden moet worden bij het interpreteren van de resultaten. Als eerste was er een redelijk kleine steekproef. Vooraf aan het uitvoeren van het onderzoek is een poweranalyse gedaan om te berekenen

(22)

hoeveel proefpersonen er geworven moesten worden. Uit deze analyse is naar voren gekomen dat er 83 deelnemers nodig waren voor een power van B = 0.8, wat neerkomt op ongeveer 42 deelnemers per groep. Het totaal aantal deelnemers is voor beide analyses wel behaald, alleen er moet rekening gehouden worden met de ongelijke verdeling van groepen. De power wordt voor het grootste deel bepaald door de kleinste groep en die bestond bij de analyse van de ervaren schuldgevoelens slechts uit 34 respondenten. Dit had te maken met een lastig te bereiken doelgroep en veel respondenten die bij het beantwoorden van de open vragen gestopt zijn met het invullen van de vragenlijst. Doordat dit aantal respondenten iets kleiner was dan gehoopt, is er een vergrote kans op een type II fout in het onderzoek. De verdeling tussen parttime en fulltime werkende alleenstaande moeders is wel in lijn met de verdeling in de samenleving. Er zijn in Nederland minder fulltime werkende alleenstaande moeders dan parttime werkende alleenstaande moeders (CBS, 2012) en de steekproef is dus wel

representatief voor de populatie. Hoewel rekening gehouden moet worden met dit punt, is de verwachting dat dit geen grote problemen oplevert voor de gevonden resultaten.

Een tweede kanttekening waarbij stilgestaan moet worden is dat het opvallend is dat veel respondenten bij de open vragen zijn gestopt met het invullen van de vragenlijst. Mogelijk zijn veel respondenten gestopt omdat het beantwoorden van de open vragen teveel moeite was. Dit kan de indruk wekken dat de respondenten die wel deze vragen beantwoord hebben, dit niet heel zorgvuldig hebben gedaan. Wat invloed kan hebben op de manipulatie van het WIF/FIW-conflict. Voor de interpretatie van de schuldschaal is het namelijk van belang dat de mate van schuldgevoelens echt betrekking heeft op de vorm van conflict die vooraf door de respondenten beschreven is. Ter controle is gekeken of de antwoorden op de open vragen wel serieus ingevuld zijn. Hieruit is gebleken dat bijna alle deelnemers de open vragen zeer serieus hebben beantwoord. Er is dus geen reden om aan te nemen dat de mate van schuldgevoelens die gemeten zijn geen betrekking hebben op de vorm van conflict die

(23)

beschreven is. De verwachting is dan ook dat dit punt geen grote invloed heeft gehad op de resultaten.

Suggestie voor vervolgonderzoek

Voor het bereiken van meer gelijkheid in de verdeling van zorgtaken tussen mannen en vrouwen is het van belang om meer te weten te komen over de verdeling tussen werk- en zorgtaken die bij mannen plaatsvindt. Het lijkt erop dat voor mannen de ouderrol minder belangrijk is dan voor vrouwen (Borelli et al., 2017). Er zou gekeken kunnen worden of vaders dan inderdaad meer schuldgevoelens ervaren ten aanzien van hun werk dan ten aanzien van hun familie. Daarnaast is het interessant om te kijken welke rol dan het meest belangrijk is voor alleenstaande vaders en vaders die na de geboorte van hun kind wel veel zorgtaken op zich nemen. Als het inderdaad zo is dat er in zo’n geval ook bij mannen veranderingen in hersenstructuren plaatsvinden, dan zou dat kunnen betekenen dat voor hen wel de vaderrol het meest belangrijk is ten opzichte van de rol van werk. Betrokkenheid van beide ouders vlak na de geboorte van een kind zou dan ook meer gelijkheid in het ouderschap na een aantal jaar tot gevolg kunnen hebben. Dit zou kunnen betekenen dat verlengd vaderschap de eerste stap is naar meer gendergelijkheid in de zorg voor kinderen.

Met dit onderzoek is gevonden dat voor alleenstaande werkende moeders de moederrol het meest belangrijk blijft ten opzichte van de rol van werk. De conclusie die getrokken kan worden uit dit onderzoek is dat de situatie waarin moeders zich begeven er niet voor zorgt dat zij ineens een andere verdeling maken tussen werk en zorg. Het lijkt erop dat voor alle moeders het moederschap dezelfde betekenis heeft en dat de kinderen voor blijven gaan op het werk. Wellicht moet er een meer fundamentele verklaring gezocht worden voor de genderverschillen in de verdeling tussen werk- en zorgtaken. Het zou zo kunnen zijn dat de verschillen, zoals in de discussie gesuggereerd werd, inderdaad meer te maken hebben met het systeem in Nederland. Om hier een eenduidig antwoord op te kunnen geven moet ook

(24)

onderzoek gedaan worden naar de verdeling tussen de rollen bij mannen en de veranderingen die daar kunnen plaatsvinden. Wat in ieder geval verder bevestigd is met dit onderzoek is dat, ondanks dat vrouwen de afgelopen jaren steeds meer zijn gaan werken, er nog steeds een traditionele rolverdeling lijkt te zijn waarbij voor vrouwen de zorg het meest belangrijk is. Hiermee is een eerste stap gezet in het vinden van een mogelijke oorzaak van de

genderverschillen in de verdeling tussen werk- en zorgtaken. Ook is geïmpliceerd dat het nog steeds van belang is om te zoeken naar meer gelijkheid tussen mannen en vrouwen.

(25)

Literatuurlijst

Amatea, E.S., Cross, E.G., Clark, J.E., & Bobby, C. L. (1986). Assessing the Work and Family Role Expectations of Career-Oriented Men and Women: The Life Role Salience Scales. Journal of Marriage and Family, 48, 831-838.

Borelli, J. L., Nelson-Coffey, S. K., River, L. M., Birken, S. A., & Moss-Racusin, C. (2017). Bringing Work Home: Gender and Parenting Correlates of Work-Family Guilt among Parents of Toddlers. Journal of Child and Family Studies, 1-12.

Borelli, J. L., Nelson, S. K., River, L. M., Birken, S. A., & Moss-Racusin, C. (2016). Gender differences in work-family guilt in parents of young children. Sex Roles, 1-13.

CBS (2015). Meer werkende vrouwen. Opgehaald van https://www.cbs.nl/nl nl/nieuws/2015/34/meer-werkende-vrouwen

CBS (2015). Moeder doet meer aan opvoeding, ook als ze werkt. Opgehaald van

https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2015/41/moeder-doet-meer-aan-opvoeding-ook-als-ze werkt

Cho, E., & Allen, T.D. (2012). Relationship between work interference with family and parent-child interactive behavior: Can guilt help? Journal of Vocational Behavior,

80, 276-287

Christopher, K. (2012). Extensive Mothering: Employed Mothers’ Constructions of the Good Mother. Gender and Society, 26, 73-96.

Croft, A., Schmader, T., & Block, K (2015). An Underexamined Inequality: Cultural and Psychological Barriers to Men’s Engagement With Communal Roles. Personality and

(26)

Croft, A., Schmader, T., Block, K., & Baron, A.S. (2014). The Second Shift Reflected in the Second Generation: Do Parents’ Gender Roles at Home Predict Children’s

Aspirations? Psychological Science, 25(7), 1418-1428.

Diener, E., Wirtz, D., Tov, W., Kim-Prieto, C., Choi, D., Oishi, S., & Biswas-Diener, R. New Well-being Measures: Short Scales to Assess Flourishing and Positive and Negative Feelings. Social Indicators Research, 97, 143-156.

Eagly, A.H., & Steffen, V.J (1984). Gender Stereotypes Stem From the Distribution of Women and Men Into Social Roles. Journal of Personality and Social Psychology, 46, 735-754.

Glynn, L. M. (2010). Giving birth to a new brain: hormone exposures of pregnancy influence human memory. Psychoneuroendocrinology, 35(8), 1148-1155.

Greenhaus, J.H., & Powell, G.N. (2003). When work and family collide: Deciding between competing role demands. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 90, 291-303.

Hoekzema, E., Barba-Müller, E., Pozzobon, C., Picado, M., Lucco, F., García-García, D., & Ballesteros, A. (2017). Pregnancy leads to long-lasting changes in human brain structure. Nature Neuroscience, 20(2), 287-296.

Hochschild, A. R., & Machung, A. (2012). The second shift: Working parents and the revolution at home(Rev. ed.). London, England: Penguin Books.

Judge, T.A., Ilies, R., & Scott, B.A. (2006). Work-Family conflict and emotions: effects at work and at home. Personal Psychology, 59, 779-814.

Kim, P., Leckman, J. F., Mayes, L. C., Feldman, R., Wang, X., & Swain, J. E. (2010). The plasticity of human maternal brain: longitudinal changes in brain anatomy during the early postpartum period. Behavioral neuroscience, 124(5), 695.

(27)

Livingston, B., & Judge, T. (2006). Emotional Responses to Work–Family Conflict: An Examination of Gender Role Orientation Among Working Men and Women. Journal

of Applied Psychology, 93(1), 207-216.

Loscocco, K., & Spitze, G. (2007). Gender Patterns in Provider Role Attitudes and Behavior.

Journal of Family Issues, 28, 934-954.

Martínez, P., Carrasco, M. J., Aza, G., Blanco, A., & Espinar, I. (2011). Family gender role and guilt in Spanish dual-earner families. Sex Roles, 65(11-12), 813-826.

Milkie, M. A., Nomaguchi, K. M., & Denny, K. E. (2015). Does the amount of time mothers spend with children or adolescents matter? Journal of Marriage and Family, 77(2), 355–372.

Morgan, W. B., & King, E. B. (2012). The Association between Work-Family Guilt and Pro-and Anti-Social Work Behavior. Journal of Social Issues, 68, 684-703.

Netemeyer, R.G., Boles, S., & McMurrian, R. (1996). Development and Validation of Work-Family Conflict and Work-Family-Work Conflict Scales. Journal of Applied Psychology, 81, 400-410.

Niedenthal, P. M., Krauth-Gruber, S., & Ric, F. (2006). Psychology of emotion:

Interpersonal, experiential and cognitive approaches. New York, NY: Psychology

Press.

Rilling, J. K., & Mascaro, J. S. (2017). The neurobiology of fatherhood. Current Opinion in

Psychology, 15, 26-32.

Scherer, M. (2010). Forgiveness and the Bottle: Promoting Self-forgiveness with Alcohol

Misuse (Doctoral dissertation).

Schulpen, T. W. (2017). The glass ceiling: a biological phenomenon. Medical Hypotheses,

(28)

Watson, D., & Clark, L.A. (1999). The PANAS-X: Manual for the Positive and Negative

Affect Schedule - Expanded Form. University of Iowa, Iowa City.

Watson, D., Clark, L.A. & Tellegen, A. (1988). Development and Validation of Brief Measures of Positive and Negative Affect: The PANAS Scales. Journal of Personality

(29)

Bijlage 1 – Instructies met betrekking tot een WIF/FIW-conflict

WIF-conflict

Als een werkende moeder vervult u meerdere belangrijke taken. Aan de ene kant is er het werk en de taken die daarbij horen. Aan de andere kant is er ook de zorg voor uw kind(eren) en de verantwoordelijkheden die daarbij komen kijken. Soms kan het zijn dat beide

tegelijkertijd moeten gebeuren terwijl dat niet altijd mogelijk is. Bijvoorbeeld wanneer u voor uw kind(eren) moet zorgen, maar er ook dringend iets voor uw werk moet gebeuren.

Bedenk een voorbeeld van een situatie uit uw eigen leven waarbij dit voor u zo was. Beschrijf hieronder de situatie die u in gedachten heeft. Dit is dus een situatie waarbij het duidelijk was dat u tussen twee taken moest kiezen, en u uiteindelijk iets voor uw werk deed, terwijl u eigenlijk voor uw kind(eren) moest zorgen. Op dat moment kreeg uw werk dus voorrang op de zorg voor uw kind(eren).

Beschrijf de situatie in het tekstvak hieronder. Schrijf deze zo duidelijk mogelijk uit. Leg de situatie uit en gebruik volledige zinnen. Noem hierbij allebei de taken, dus welke werktaak u gedaan heeft en welke taak voor de zorg voor uw kind(eren) u daarom niet kon doen. Probeert u zich de situatie bij het uitschrijven weer zo voor te stellen zoals het toen was en u weer in te leven in hoe het toen ging en hoe u zich daarbij voelde.

FIW-conflict

Als een werkende moeder vervult u meerdere belangrijke taken. Aan de ene kant is er de zorg voor uw kind(eren) en de verantwoordelijkheden die daarbij komen kijken. Aan de andere kant is er het werk en de taken die daarbij horen. Soms kan het zijn dat beide tegelijkertijd moeten gebeuren, maar dat is niet altijd mogelijk. Bijvoorbeeld wanneer u iets voor uw werk moet doen, maar u ook dringend voor uw kind(eren) moet zorgen.

(30)

Bedenk een voorbeeld van een situatie uit uw eigen leven, waarbij dit voor u zo was. Beschrijf hieronder de situatie die u in gedachten heeft. Dit is dus een situatie waarbij het duidelijk was dat u tussen twee taken moest kiezen, en u uiteindelijk voor uw kind(eren) zorgde, terwijl u eigenlijk had moeten werken. Op dat moment kreeg de zorg voor uw kind(eren) dus voorrang op uw werk.

Beschrijf de situatie in het tekstvak hieronder. Schrijf deze zo duidelijk mogelijk uit. Leg de situatie uit en gebruik volledige zinnen. Noem hierbij allebei de taken, dus wat u gedaan heeft om voor uw kind te zorgen en welke taak voor uw werk u daarom niet kon doen. Probeert u zich de situatie bij het uitschrijven weer zo voor te stellen zoals het toen was en u weer in te leven in hoe het toen ging en hoe u zich daarbij voelde.

(31)

Bijlage 2 – Schalen voor familie-saillantie en werk-saillantie

Familie-saillantie

1. Ondanks dat het ouderschap veel opoffering vraagt, maakt de liefde en het plezier van je eigen kinderen dit het allemaal waard.

2. Als ik er voor had gekozen om geen kinderen te krijgen, dan had ik daar nu spijt van gehad.

3. Het is belangrijk voor me om te voelen dat ik een goede moeder ben.

4. Het hele idee van kinderen hebben en opvoeden is niet aantrekkelijk voor me. (omgekeerd item)

5. Mijn leven zou leeg aanvoelen als ik nooit kinderen zou hebben gekregen.

Werk-saillantie

1. Het hebben van een interessante en spannende baan/carrière is het meest belangrijke doel in mijn leven.

2. Ik verwacht dat mijn werk/carrière me meer echte voldoening geeft dan alle andere dingen die ik doe.

3. Een goede naam en reputatie voor mezelf opbouwen door middel van werk/een carrière is niet één van de doelen in mijn leven. (omgekeerd item)

4. Het is belangrijk voor me dat ik een baan/carrière heb waarin ik iets belangrijks kan bereiken.

(32)

Bijlage 3 - Emotie-instructies

Hieronder worden verschillende emoties en gevoelens opgesomd. Denkt u bij het invullen terug aan de situatie die u hiervoor beschreef en hoe u zich in deze situatie voelde. Lees elk woord aandachtig. Selecteer vervolgens het betreffende vakje onder het woord om aan te geven in hoeverre u het gevoel op dat moment hebt ervaren.

In hoeverre voelde u zich …. tijdens de door u beschreven situatie? 1. Verdrietig 2. Beschaamd 3. Boos 4. Afkeurenswaardig 5. Schuldig 6. Blij 7. Boos op uzelf 8. Verrast

9. Ontevreden met uzelf 10. Aangenaam

11. Bang

12. Vol afkeer van uzelf

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Naar aanleiding van een aantal verontrustende brieven van de Stichting Steunpunt Studerende Moeders stond de afgelopen week de situatie van alleenstaande studerende moeders op

rnoeders onveilig gehecht? Een secundaire analyse naar het verband tussen werkend moederschaf) en de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie Samenvatting Ondanks

Goede collega’s, een goed inkomen en interessant werk staan in de top vijf van wat werknemers en zelfstandige ondernemers be- langrijk vinden in hun werk.. De werknemers

Bovendien blijkt uit voorgaande analyse enerzijds dat bij werkende vrouwen de kans dat zij een jaar later niet meer werkend zijn groter is en anderzijds dat de kans dat

Onder zeer bepaalde omstandigheden zou het toepassen van opzettelijk en gepland dodelijk geweld niet per se onrechtmatig zijn bij dergelijke noodsituaties, maar daarbuiten zou

As such, CMS invites contributions on diverse facets of migration, including immigration/emigration, social and economic remittances, integration, assimilation, migration

Deze is toegevoegd om leerlingen te laten zien dat er een vaste waarde van sinus, cosinus en tangens is voor elke specifieke hoek.. Twee type opgaves

Niettemin verdient het aanbeve- ling dat de bijzondere wetgever de buitengrenzen van deze bevoegdheid aangeeft, niet slechts door te bepalen dat een vergunning voor bepaalde tijd