• No results found

De relatie tussen complementariteit van controle en relatietevredenheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De relatie tussen complementariteit van controle en relatietevredenheid"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bachelorproject Marije Masereeuw

De relatie tussen complementariteit van controle en relatietevredenheid

Studentnummer: 10374639 Begeleider: Steven de Jong Datum: 02-06-2017

(2)

Inleiding

Binnen de psychologie zijn al veel onderzoeken uitgevoerd naar de werking van interpersoonlijke relaties. Een van de gebieden waar relatietevredenheid van groot belang is, is in de therapeutische context. Zo noemde Rogers (1951; aangehaald in Ardito en Rabellino, 2011) empathie, een

onvoorwaardelijk positieve kijk, en compatibiliteit met de cliënt als de ideale omstandigheden die de therapeut de cliënt kan bieden. Een manier om inzicht te krijgen in de interpersoonlijke processen die een rol spelen in relaties, is het gebruik maken van het interpersoonlijk circumplex (IPC).

Freedman en Leary (1951) beschreven dat persoonlijkheid zich uit in iedere gedragsvorm, niet alleen in psychopathologisch gedrag. Een belangrijk onderdeel van de persoonlijkheid is het

interpersoonlijke gedrag dat men uit en door observatoren beoordeeld kan worden. Conte en Plutschik (1981) analyseerden vele verschillende interpersoonlijke karaktertrekken op onderlinge overeenkomsten en stelden op basis daarvan een cirkelvormig model op. De karaktertrekken die meer op elkaar lijken staan dichter bij elkaar in de cirkel, en trekken die weinig met elkaar gemeen hebben staan ver van elkaar af.

Het interpersoonlijk circumplex heeft overeenkomsten met modellen als dat van Conte en Plutschik (1981) en dat van Freedman en Leary (1951). Dit model is cirkelvormig en heeft twee assen, waarmee de mate van controle (dominantie versus onderdanigheid) en de mate van warmte

(“samen” versus “tegen”) in het gedrag binnen een relatie verklaard kan worden. De warmteschaal toont de mate waarin men streeft naar intimiteit en solidariteit met de ander. De controle-schaal toont de mate van dominantie in het gedrag, ook wel hoe zeer de persoon de macht naar zichzelf toetrekt (Luyten & Blatt, 2013; Wiggins, 1993). Doordat het simpele sociale processen weergeeft, is het IPC een breed toepasbaar model in verscheidene theoretische richtingen (Hopwood, Ethier & Sadler, 2014).

Om interpersoonlijke processen op het IPC te kunnen scoren ontwikkelden Sadler, Ethier, Gunn, Duong & Woody (2009) een joystickmethode. Hierbij krijgen beoordelaars op een computer een videofragment te zien van een interactie tussen personen met direct daarnaast een afbeelding van het interpersoonlijk circumplex. De bewegingen van de joystick worden tegelijkertijd getoond op het IPC op het beeldscherm, zodat de beoordelaars direct kunnen zien waar op het IPC ze de cursor hebben staan. Ook in dit geval bevindt de warmteschaal zich op de x-as en de controleschaal zich op de y-as. De beoordelaars bewegen de cursor over het IPC tijdens het bekijken van de beelden, terwijl het computerprogramma elke halve seconde de locatie van de cursor registreert. Zo kan een beeld worden gevormd van de mate van controle en warmte.

Er zijn veel verschillende factoren die een rol kunnen spelen bij relatietevredenheid,

waaronder hechtingsstijl (Jones & Cunningham, 1996), hoeveel empathie men ervaart van de partner (Cramer & Jowett, 2010), hoge emotionele intelligentie, en communicatiepatronen met betrekking tot conflicten binnen de relatie (Smith, Heaven & Ciarrochi, 2007). Daarnaast blijkt dat ook scores op het interpersoonlijk circumplex gerelateerd kunnen zijn aan relatietevredenheid.

Uit eerdere onderzoeken is naar voren gekomen dat interacties tussen personen het meest “harmonieus” zijn als de betrokken personen vergelijkbare scores hebben op warmte en

complementaire scores op dominantie (Sadler &Woody, 2003; Sadler, Ethier, Gunn, Duong & Woody, 2009; Tracey, 2004). Op basis van hiervan, wordt verwacht dat de betrokken personen bij dergelijke harmonieuze interacties tevens meer relatietevredenheid ervaren. Dit idee wordt onder andere onderbouwd door het onderzoek van Tiedens en Fragale (2003), waaruit bleek dat

(3)

hun gesprekspartner aardiger vonden (liking) dan wanneer de gesprekspartner de mate van dominantie nadeed. Dit laatste fenomeen wordt ook wel mimicry genoemd. Dit resultaat zou als verrassend kunnen worden gezien, aangezien mimicry in veel onderzoeken en wetenschappelijke literatuur wordt gelinkt aan gevoelens van liking en affiliatie (Stel, Rispens, Leliveld & Lokhorst, 2011; Lakin, Jefferis, Cheng & Chartrand, 2003). Ook vonden Tracey, Ryan en Jaschik-Herman (2001) in hun onderzoek naar complementariteit van persoonlijkheidstrekken op het IPC, dat getrouwde stellen en goede vrienden complementair waren. Bij dit onderzoek werd het gehele IPC meegenomen; niet alleen de controle-schaal.

De huidige literatuur over de relatie tussen complementariteit specifiek op de controle-schaal en relatietevredenheid is enigszins schaars en soms tegenstrijdig. Zo vonden Cundiff, Smith, Butner, Critchfield en Nealy-Moore (2015) in hun onderzoek naar complementariteit in interactie tussen getrouwde partners, dat interpersoonlijke complementariteit weliswaar aanwezig is, maar niet geassocieerd is met de mate van relatietevredenheid of affect voor de partner. Uit de resultaten bleek echter wel een positieve associatie met relatietevredenheid bij koppels waarbij beide partners hoog scoorden op warmte en laag op dominantie. Een vergelijkbaar resultaat werd gevonden door Markey, Lowmaster en Eichler (2010): zij maakten uit een groep van 66 vrouwelijke deelnemers koppels van vrouwen die elkaar niet kenden en analyseerden hun scores op warmte en dominantie tijdens de interactie. Ook gaven de deelnemers na afloop van de eerste interactie aan hoe aardig ze de andere deelnemer vonden. Uit de resultaten bleek dat de deelnemers de neiging hadden hun gedrag zo aan te passen, dat het complementair was met hun partner.

In de therapeutische relatie, daarentegen, lijkt hogere dominantie van de behandelaar een positief effect te hebben: Tracey (1985) testte hoe succesvol de therapeutische relatie was tussen vijftien clienten (waarvan twaalf vrouwen en drie mannen) en negen behandelaars (waarvan vijf vrouwen en vier mannen). Uit dit onderzoek bleek dat in de drie meest succesvolle dyaden, de behandelaar dominant was. In hoeverre dominantie in het dagelijks leven gewaardeerd wordt, kan mogelijk gerelateerd zijn aan de sekse van de dominante gesprekspartner. Williams en Tiedens (2016) vonden in hun meta-analyse van onderzoeken naar de negatieve gevolgen die vrouwen ondervinden als zij dominant gedrag vertonen, dat vooral expliciet dominant gedrag van vrouwen gerelateerd is aan minder liking dan wanneer mannen ditzelfde gedrag vertonen.

Er lijkt dus nog enige onenigheid te zijn over de rol van dominantie in succesvolle relaties en of complementariteit hierin voor meer relatietevredenheid zorgt. In het huidige onderzoek zal worden geprobeerd een aanvulling te geven op de bestaande literatuur en hiermee bij te dragen aan een antwoord op de vraag of complementaire dominantie leidt tot meer relatietevredenheid dan gelijke dominantie van beide partners. Dit onderzoek focust zich op de vraag wat de relatie is tussen complementariteit in dominantie en relatietevredenheid.

Om deze vraag te kunnen beantwoorden zal gebruik worden gemaakt van videodata van 40 heteroseksuele koppels, die in een lab een conflictsituatie met elkaar aangingen. Iedere

deelnemende persoon wordt apart door drie onderzoekers geanalyseerd. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de joystickmethode (Sadler, Ethier, Gunn, Duong & Woody, 2009) om hun gedragingen te scoren op het interpersoonlijk circumplex. De scores op het IPC worden vergeleken met de relatietevredenheid die alle deelnemers afzonderlijk gerapporteerd hebben.

(4)

Methode

Deelnemers

Aan het onderzoek deden 40 heteroseksuele koppels mee. Tenminste een van de twee partners was op het moment van het onderzoek eerstejaars bachelorstudent psychologie aan de Universiteit van Amsterdam. Werving voor het onderzoek vond plaats via een digitaal aanmeldsysteem voor

deelname aan wetenschappelijk onderzoek, onderdeel van de Universiteit van Amsterdam. De leeftijd van de proefpersonen varieerde van 17 tot 30 jaar. Voor deelname is bij alle koppels gecontroleerd voor relatieduur, waarbij de relatie op het moment van screening tenminste zes maanden moest bestaan. De eerstejaars studenten die deelnamen aan het onderzoek kregen als beloning drie proefpersoonpunten of twintig euro, afhankelijk van hun voorkeur.

Materiaal

De Dyadic Adjustment Scale (DAS; Spanier, 1976). De eerste 15 items van de DAS werden gebruikt om conflictonderwerpen van de partners in kaart te brengen. Deze items betroffen elk een mogelijk conflictonderwerp, zoals “grote beslissingen” en “huishoudelijke taken” en werden gescoord op een schaal van 1 (altijd oneens) tot 6 (altijd eens). De DAS heeft in het geheel een betrouwbaarheid van .96 (Sharpley & Cross, 1982). Om relatietevredenheid te meten werd item 31 van de DAS gebruikt. Bij dit item werd deelnemers gevraagd aan te geven hoe gelukkig zij dachten dat ze beiden waren vergeleken met andere koppels. De schaal loopt van 0 (zeer ongelukkig) tot 6 (perfect). De betrouwbaarheid van dit item is 0.86 (Sharpley & Cross, 1982).

Om het gedrag van de deelnemers te kunnen scoren wordt gebruik gemaakt van het

computerprogramma DARMA (Dual Axis Rating and Media Annotation). In dit programma kan een video worden afgespeeld en kan tegelijkertijd door middel van de joystickmethode het gedrag van de deelnemers worden geregistreerd op het IPC. Beide assen van het IPC (warmte: “tegen” versus “samen” en controle: “onderdanig” versus “dominant”) hebben een schaal van -1000 tot 1000 waarop wordt gescoord. De warmte-schaal staat op de x-as, met de tegen-kant links (van -1000 tot 0) en de samen-kant rechts (van 0 tot +1000). De controle-schaal staat op de y-as, met onderaan onderdanig (vanaf -1000 tot 0) tot bovenaan dominant (van 0 tot +1000). Vooraf wordt besloten om beurten een van de mensen op de videobeelden te analyseren. De bedoeling is de joystick te bewegen aan de hand van waar zij achten dat de betreffende persoon zich op de beelden van moment tot moment bevindt. Door meerdere mensen dezelfde videobeelden te laten analyseren kan een gemiddelde score worden berekend op de schalen van het IPC. Hierbij is het wel van belang dat de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid voldoende is om conclusies te kunnen trekken over de verzamelde beoordelingen.

Procedure

Op basis van de resultaten op de eerste 15 vragen van de DAS werd de deelnemers een

conflictonderwerp voorgesteld, waar beide partners hoog op scoorden. De koppels kregen eerst 3 minuten de tijd om argumenten voor hun standpunt op te schrijven. Vervolgens discussieerden zij twee keer 3 minuten over het conflictonderwerp. De gehele discussie werd gefilmd, met een camera gericht op de vrouwelijke partner en een camera op de mannelijke partner.

(5)

Voor de analyse wordt per koppel gebruik gemaakt van een van deze twee discussiemomenten. Per koppel werden de man en de vrouw apart van elkaar geanalyseerd door 3 derdejaars

psychologiestudenten. Hiervoor werd gebruik gemaakt van de joystickmethode (Sadler, Ethier, Gunn, Duong & Woody, 2009) met het computerprogramma DARMA. Met deze methode beoordeelden de onderzoekers iedere deelnemer apart op het interpersoonlijk circumplex. Dit leverde scores op de domeinen van controle en van warmte op. Deze scores worden vergeleken tussen de onderzoekers, om zo tot een betrouwbare meting te komen.

Resultaten

Uiteindelijk zijn van 35 paren de data meegenomen in de analyse. Door technische problemen in de dataverwerking konden de complementariteitsdata van paren 11, 13, en 16 niet meegenomen worden in de analyse. Eerder waren data van deelnemers uitgevallen door beperkte kwaliteit van de videobeelden. Hierdoor bleven de scores van 70 deelnemers over.

De beschrijvende statistieken van de data zijn te vinden in figuur 1. Gemiddeld scoorden alle koppels 4.51 op item 31 van de DAS, met een standaarddeviatie van 0.944. De gemiddelde

complementariteit op het controledomein was -8.237, met een standaarddeviatie van 151.033.

Descriptive Statistics

Mean Std. Deviation N

DAS31 4.51 .944 70

TOTALmeancomp -8.23706 151.033089 70

Figuur 1: beschrijvende statistieken

De complementariteit van alle partners werd berekend door van de drie beoordelaars per datapunt de gemiddelde score per domein te berekenen. Van deze gemiddelde scores per datapunt werd een totaalgemiddelde berekend, om de gemiddelde complementariteit op het controledomein per koppel te berekenen. Per koppel resulteerde dat in 1 totaalgemiddelde, met in totaal dus 35 totaalgemiddeldes. Deze totaalgemiddeldes werden samengevoegd tot een variabele, zodat ze vergeleken konden worden met de scores van ieder koppel op item 31 van de DAS.

Om deze relatie tussen complementariteit op het controle-domein van het IPC en de scores op item 31 van de DAS vragenlijst te berekenen, is een lineaire regressieanalyse uitgevoerd. Er was geen sprake van multicollineariteit (VIF = 1.000). De assumptie van normaliteit werd getest met de Shapiro-Wilk toets en bleek niet geschonden (p=0.200).

Uit de regressie bleek dat er geen relatie is tussen complementariteit en scores op DAS item 31: F(1, 68) = 0.81, p=0.777 . Dit wordt getoond in figuur 2. De hypothese is niet bevestigd.

(6)

ANOVAa

Model Sum of Squares df Mean Square F Sig.

1

Regression .073 1 .073 .081 .777b

Residual 61.413 68 .903

Total 61.486 69

a. Dependent Variable: DAS31

b. Predictors: (Constant), TOTALmeancomp

Daarnaast werd een ANCOVA uitgevoerd met relatieduur als covariaat, om te zien of relatieduur invloed heeft op de relatietevredenheid. De resultaten waren niet significant: F(35, 31) = 1.479 , p=0.136.

Univariate Tests

Dependent Variable: DAS31

Sum of Squares df Mean Square F Sig. Partial Eta

Squared Noncent. Parameter Observed Powera Contrast 37.637 35 1.075 1.479 .136 .625 51.769 .851 Error 22.538 31 .727

The F tests the effect of TOTALmeancomp. This test is based on the linearly independent pairwise comparisons among the estimated marginal means.

a. Computed using alpha = .05

Discussie

Dat er geen significante relatie werd gevonden tussen complementariteit op het controle-domein van het IPC en relatietevredenheid is in lijn met de resultaten van het onderzoek van Cundiff et al. (2015), maar spreekt resultaten van ander onderzoek tegen. Sadler en Woody (2003), Sadler, Ethier, Gunn, Duong & Woody (2009) en Tracey (2004) vonden in hun onderzoeksresultaten dat interacties het meest harmonieus zijn bij complementaire controle en vergelijkbare mate van warmte. Hoewel harmonieuze interacties niet aan relatietevredenheid gelinkt hoeven te zijn, zou het mogelijk kunnen zijn dat de interacties tussen tevreden partners ook meer harmonieus zijn.

Ervan uitgaande dat de resultaten van het huidige onderzoek accuraat zijn, kan de conclusie worden getrokken dat complementariteit op de controleschaal losstaat van relatietevredenheid. Dat

betekent dat het voor een therapeut in de klinische praktijk niet nodig is om een complementaire reactie te geven op de mate van controle die de cliënt uit. Uit eerdere onderzoeken, zoals dat van

(7)

De afwezigheid van een significante relatie kan echter voor een deel verklaard worden door

beperkingen van de onderzoeksopzet. Er bleken enige onverwachte waarden te zijn in de data van de beoordelaars. Bij het starten van iedere beoordeling in DARMA zou de joystick precies in het midden van het IPC moeten staan ,en zou dus op zowel het domein van controle als het domein van affiliatie een 0 moeten staan. Het bleek echter zo te zijn dat bij meerdere beoordelingsmomenten de scores op seconde 0.5 al afweken van 0. Bij een beoordeling van de mannelijke partner in paar 8,

bijvoorbeeld, werd door een van de beoordelaars op de eerste halve seconde al een score van 8.9333 op affiliatie en een score van -16.9889 op controle. Het is onwaarschijnlijk dat in het bekijken van dit filmfragment al binnen 0.5 seconde een verandering in controle en affiliatie werd

waargenomen en geregistreerd door de beoordelaar. Een mogelijke verklaring voor dit gegeven is dat de joysticks voor het gebruik niet gestabiliseerd waren door de beoordelaars. Echter wordt niet verwacht dat deze meetpunten een grote impact hebben gehad op de resultaten, aangezien de eerste twee seconden van ieder fragment slechts vier van de 360 datapunten bevatten.

Een andere mogelijke invloed op de uitkomst van dit onderzoek is dat de beoordelaars aangegeven hadden dat zij enkele deelnemers kenden. Uit ethische overwegingen was vooraf besloten dat geen van de beoordelaars de filmfragmenten van bekenden zou bekijken. Als gevolg hiervan zijn enkele paren slechts door een of twee beoordelaars bekeken, wat de beoordelingen van sommige paren mogelijk minder betrouwbaar maakt.

De lab-setting van het onderzoek kan ook invloed hebben gehad op de resultaten. Doordat camera’s in zicht waren en de deelnemers persoonlijke onderwerpen moesten bespreken, kan het zijn dat deelnemers hun gedrag hebben aangepast. Het zou kunnen zijn dat deelnemers het ongemakkelijk vonden om voor de camera een discussie aan te gaan en ze zich daarom niet gedroegen zoals ze zich zouden hebben gedragen in andere omstandigheden. Daarom zou bij vervolgonderzoek hiervoor een check gedaan kunnen worden. Deelnemers zouden een vragenlijst kunnen invullen waarop zij op een likert-schaal kunnen aangeven in hoeverre zij zich bewust voelden van de camera’s en in hoeverre zij hun gedrag hebben aangepast ten gevolge van de setting.

Hoewel dit onderzoek, net als alle onderzoeken, beperkingen heeft, is het van belang om meer te weten te komen over de rol van controle in relatietevredenheid. Het huidige onderzoek heeft zich vooral gericht op jongvolwassen heteroseksuele koppels, en mogelijk zou een groter onderzoek met een meer representatieve doelgroep meer inzicht kunnen geven in dit onderwerp. De theorie van het IPC zou kunnen worden toegepast in de klinische praktijk en mogelijk een hulpmiddel kunnen zijn om meer inzicht te krijgen in de factoren die een belangrijke rol spelen in

(8)

Literatuurlijst

Ardito, R.B. & Rabellino, D. (2011). Therapeutic alliance and outcome of psychotherapy: Historical excursus, measurements, and prospects for research. Frontiers in Psychology, 2, 270. doi: 10.3389/fpsyg.2011.00270

Conte, H. R., & Plutchik, R. (1981). A circumplex model for interpersonal personality traits. Journal of personality and social psychology, 40(4), 701.

Cundiff, J.M., Smith, T.W., Butner, J., Critchfield, K.L. & Nealy-Moore, J. (2015). Affiliation and control in marital interaction: Interpersonal complementarity is present but is not associated with affect or relationship quality. Personality and Social Psychology Bulletin, 41(1), 35-51. Freedman, M. B., Leary, T. F., Ossorio, A. G., & GOFFEY, H. S. (1951). The interpersonal dimension of

personality. Journal of personality, 20(2), 143-161.

Jones, J. T., & Cunningham, J. D. (1996). Attachment styles and other predictors of relationship satisfaction in dating couples. Personal Relationships, 3(4), 387-399.

Lakin, J.L., Jefferis, V.E., Cheng, C.M. & Chartrand, T.L. (2003). The Chameleon Effect as social glue: Evidence for the evolutionary significance of nonconscious mimicry. Journal of Nonverbal Behavior, 27(3), 145-162. doi:10.1023/A:1025389814290

Luyten, P., & Blatt, S. J. (2013). Interpersonal relatedness and self-definition in normal and disrupted personality development: Retrospect and prospect. American Psychologist, 68(3), 172. Markey, P., Lowmaster, S. & Eichler, W. (2010) A real-time assessment of personal complementarity.

Personal Relationships, 17, 13-25.

Sadler, P., & Woody, E. (2003). Is who you are who you’re talking to? Interpersonal style and

complementarity in mixed-sex interactions. Journal of Personality and Social Psychology, 84, 80–96. doi:10.1037/0022-3514.84.1.80

Sadler, P., Ethier, N., Gunn, G. R., Duong, D., & Woody, E. (2009). Are we on the same wavelength? Interpersonal complementarity as shared cyclical patterns during interactions. Journal of Personality and Social Psychology, 97, 1005–1020. doi:10.1037/a0016232

Sharpley, C. F., & Cross, D. G. (1982). A psychometric evaluation of the Spanier Dyadic Adjustment Scale. Journal of Marriage and the Family, 739-741.

Smith, L., Heaven, P. C., & Ciarrochi, J. (2008). Trait emotional intelligence, conflict communication patterns, and relationship satisfaction. Personality and Individual differences, 44(6), 1314-1325. doi: http://dx.doi.org/10.1016/j.paid.2007.11.024

Spanier, G.B. (1976). Measuring dyadic adjustment: New scales for assessing the quality of marriage and similar dyads. Journal of Marriage and Family, 38(1), 15-28.

Stel, M., Rispens, S., Leliveld, M. & Lokhorst, A.M. (2011). The consequences of mimicry for prosocials and proselfs: Effects of social value orientation on the mimicry–liking link. European Journal of Social Psychology, 41, 269-274.

(9)

Thomas, K.M., Hopwood, C.J., Woody, E., Ethier, N. & Sadler, P. (2014). Momentary assessment of interpersonal process in psychotherapy. Journal of Counseling Psychology, 61(1), 1-14. Tiedens, L.Z. & Fragale, A.R. (2003). Power moves: Complementarity in dominant and submissive

nonverbal behavior. Journal of Personality and Social Psychology, 84(3), 558-568. doi: http://dx.doi.org/10.1037/0022-3514.84.3.558

Tracey, T.J. (1985). Dominance and outcome: A sequential examination. Journal of Counseling Psychology, 32(1), 119-122.

Tracey, T. J. (2004). Levels of interpersonal complementarity: A simplex representation. Personality and Social Psychology Bulletin, 30(9), 1211-1225.

Tracey, T. J., Ryan, J. M., & Jaschik-Herman, B. (2001). Complementarity of interpersonal circumplex traits. Personality and Social Psychology Bulletin, 27(7), 786-797.

Williams, M.J. & Tiedens, L.Z. (2016). The Subtle Suspension of Backlash: A meta-analysis of penalties for women’s implicit and explicit dominance behavior. Psychological Bulletin, 142 (2), 165-197.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

KEYWORDS: Sustainability, sustainable housing, sustainable human settlements, South Africa, Carr Gardens, National Department of Human Settlements, Provincial Department of

The specific objectives were to (i) describe and compare dominant woody families and species and basic PFtraits of the woody layer across different treatments of herbivory and

557 Proof of ISO 14001 certification, however does not necessarily imply compliance with environmental laws. Available at http://bit.ly/JdMEMK. ISO 14004:2004 sets out guidance

De krankzinnige avonturen van Do en Maurice (mensen met wie je als lezer steeds meer medelijden krijgt) spreken deze diagnose niet tegen, evenmin als de fatale afloop van de

We also compared the accuracy of woody versus nonwoody vegetation classification within individual sites. The results in Table I used the classifier trained with samples collected

In de editie 2003 van Employment in Europe wordt een stand van zaken gegeven met betrekking tot de Stockholmdoelstelling die oplegt dat 50% van de 55- tot en met 64-jarigen aan het

During our extensive research into the paid pro-biomass lobby in the Netherlands and the harmful effects of burning woody biomass on our health, nature, the climate

This document contains the web links to more than 1700 news articles on the consequences of burning woody biomass which we submitted as input to the PBL's research into