• No results found

Transnationaal scheiden : een antropologisch onderzoek naar de strategieën van vrouwen van Marokkaanse afkomst in Nederland bij het aanvragen van echtscheiding

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Transnationaal scheiden : een antropologisch onderzoek naar de strategieën van vrouwen van Marokkaanse afkomst in Nederland bij het aanvragen van echtscheiding"

Copied!
88
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)
(3)

INHOUDSOPGAVE

SAMENVATTING

SUMMARY

VOORWOORD

VERKLARENDE WOORDENLIJST

HOOFDSTUK 1: INLEIDING

3

5

6

7

1.1.

Onderwerp en Onderzoeksgroep

9

1.2.

Context

1.2.1. Marokkaanse vrouwen in Nederland: een heterogene groep

11

1.2.2. Het vóórkomen van echtscheiding onder de onderzoeksgroep

14

1.3.

Probleemstelling

15

1.4.

Methoden van onderzoek en verzamelde data

16

1.5.

Opbouw scriptie

18

HOOFDSTUK 2: JURIDISCHE CONTEXT

2.1.

De juridische mogelijkheden voor vrouwen van Marokkaanse

afkomst om in Nederland echtscheiding aan te vragen: het

Nederlandse Internationaal Privaat Recht

19

2.2.

De gevolgen van een keuze voor Nederlands recht

21

2.3.

Marokkaans recht een alternatief?

24

HOOFDSTUK 3: HET MAROKKAANSE FAMILIERECHT: ONTSTAAN,

UITGANGSPUNTEN EN PRAKTIJK

3.1.

Ontstaan en oriëntatie van het Marokkaanse familierecht

3.2.

De regelgeving met betrekking tot echtscheiding

3.3.

Het echtscheidingsrecht van vrouwen in de praktijk

30

33

37

(4)

HOOFDSTUK 4: STRATEGIEËN VAN VROUWEN VAN MAROKKAANSE

AFKOMST IN NEDERLAND BIJ HET AANVRAGEN VAN

ECHTSCHEIDING

4.1.

Acht vrouwen; acht verhalen

39

4.2.

Strategieën van respondenten met betrekking tot echtscheiding

55

4.3.

Factoren die de strategieën van de respondenten hebben beïnvloed

59

HOOFDSTUK 5: CONCLUSIES EN STRATEGIEËN VOOR DE TOEKOMST

5.1.

Conclusies

63

5.2.

Strategieën voor de toekomst

5.2.1. Onderhandelingen tussen Nederlandse en Marokkaanse

autoriteiten

6 7

5.2.2. Hervormingen van het Marokkaanse familierecht

69

5.2.3. Vrouwelijke interpretaties van religieuze bronnen en

islamitische rechtspraak

73

5.2.4. Uitbreiding informatienetwerken

78

SLOTWOORD

81

(5)

SAMENVATTING

Deze scriptie handelt over de problemen waar vrouwen van Marokkaanse afkomst in

Nederland zich mee geconfronteerd zien als zij echtscheiding willen aanvragen en de factoren die de keuze voor de strategieën die zij daarbij volgen, beïnvloeden.

Vanuit mijn interesse in islam en transnationale verhoudingen die uit internationale migratie voortvloeien was ik benieuwd naar de eventuele invloed van het Marokkaanse familierecht, dat een islamitisch karakter heeft, op vrouwen van Marokkaanse afkomst in Nederland. Door middel van literatuuronderzoek, het verzamelen van informatie via

deskundigen en gesprekken met een aantal vrouwen zelf heb ik de ontwikkelingen onderzocht die hierbij van invloed zijn en de motivatie van vrouwen om voor een bepaalde strategie te kiezen bij het aanvragen van echtscheiding. Er blijkt een aantal factoren van met name juridische en politieke aard van invloed te zijn op de mogelijkheden voor deze vrouwen om

echtscheiding aan te vragen, zoals de Marokkaanse en de Nederlandse familiewetgeving en de interpretatie en hantering van het Nederlandse en het Marokkaanse Internationaal Privaat Recht, waaronder het vaststellen van het recht dat van toepassing is en de wederzijdse erkenning van buitenlandse vonnissen. Maar ook sociale aspecten zoals de positie van deze vrouwen binnen de migrantengemeenschap, locale en transnationale netwerken en de wijze waarop informatie wordt verzameld en overgedragen bleken van belang te zijn bij de keuze voor een bepaalde strategie.

Na het vaststellen en bespreken van deze factoren ga ik in op een aantal deelgebieden dat uit het onderzoek naar voren is gekomen en waarop mogelijk verbetering van de rechtspositie van deze vrouwen te bereiken zou zijn namelijk onderhandelingen tussen de betrokken

overheden, hervormingen van het Marokkaanse familierecht en uitbreiding van

informatienetwerken van vrouwen. Omdat de respondenten die zichzelf als moslimvrouwen definiëren allemaal van mening waren dat het ook binnen het islamitische familierecht voor de vrouw mogelijk zou moeten zijn om, desnoods eenzijdig, te scheiden en zij zich hierbij baseren op hun interpretatie van de Koran, ga ik tevens in op vrouwelijke interpretaties van religieuze bronnen en de islamitische rechtspraak, een strategie waar de laatste tijd steeds meer aandacht voor bestaat.

Het wordt duidelijk dat het hierbij om een onderwerp gaat waarbij verschillende partijen een rol spelen wiens belangen soms aanzienlijk uiteenlopend kunnen zijn. Het doel van deze scriptie is om de verhouding tussen deze verschillende belangen enigszins te verduidelijken

(6)

door middel van het verschaffen van informatie die hopelijk tevens de betreffende vrouwen van dienst kan zijn bij het bepalen van de voor hen meest effectieve strategie.

(7)

SUMMARY

This thesis addresses the problems women ofMoroccan descent in the Netherlands face when filing for divorce and the reasons why they choose fora certain strategy to do so.

My interest in Islam and trans-national networks following from international migration led me to look into the influence, if any, of the Islamic Moroccan Family Law on women of Moroccan descent living in the Netherlands. Through studying literature on the subject, conversations with experts and interviews with a number of women I examined the

circumstances and developments concemed, and was able to discem a number of factors that influence the choice of these women for a certain strategy. These were partly of legal and political nature, such as the Dutch and Moroccan Family Law which define on which grounds divorce can be claimed, and International Laws on Personal Status which state which law is to be used in a certain case and which regulate acknowledgements of other countries verdiets. There are however also a number of social aspects that are important here, such as these women' s position in the migrant community, local and trans-national networks, and the ways information on the subject is gathered and transmitted.

After discussing these factors I examine a number of aspects which could lead to

improvement in the legal position ofwomen ofMoroccan descent in the Netherlands and in their possibilities for successfully filing for divorce, namely negotiations between the Dutch and Moroccan government, reforms in the Moroccan Family Law and the sophistication of women' s information networks. As the women who defined themselves as Muslim all feit that it should also be possible for wamen to file for divorce, if need be unilaterally, under Islamic Law, I also look into feminine interpretations of religieus sources and Islamic jurisprudence, a strategy which is lately becoming more popular.

It becomes clear that we are dealing here with a subject whereby different parties are involved whose concerns can, at times, differ considerably. The aim of this thesis is to clarify the, sometimes complex, relations between these different interests by providing information on the subject, which will hopefully also help women to define and follow the strategy that is most effective in their specific situation.

(8)

VOORWOORD

De voor u liggende scriptie is gebaseerd op mijn leeronderzoek in het kader van de opleiding culturele antropologie aan de Universiteit van Amsterdam naar de omstandigheden van vrouwen van Marokkaanse afkomst in Nederland die echtscheiding aanvragen. Het doel van deze scriptie is tweeledig. Als afsluiting van een universitaire opleiding heeft zij enerzijds een wetenschappelijk karakter. Op basis van mijn persoonlijke visie dat wetenschappelijk

onderzoek niet alleen een bijdrage dient te leveren aan theorievorming maar ook relevant behoort te zijn voor de praktijk en voor de betreffende onderzoeksgroep in het bijzonder, heeft zij tevens een praktische kant. Tijdens mijn onderzoek bleek een grote behoefte te bestaan aan informatie over het onderwerp en ik hoop op deze wijze een bijdrage te leveren aan het vergroten van het aanbod hiervan. In het taalgebruik dat ik hanteer probeer ik beide aspecten terug te laten komen. Ik heb geprobeerd een middenweg te vinden tussen wetenschappelijke terminologie enerzijds en anderzijds een stijl die begrijpelijk is voor degene die minder goed op de hoogte is van het onderwerp en de gehanteerde werkwijze.

Ik wil hierbij de deskundigen bedanken die tijd vrij hebben gemaakt om hun kennis en visies met mij te delen waardoor ik mijn eigen kennis van dit, soms complexe, onderwerp heb kunnen vergroten. Daarnaast wil ik degenen bedanken die mij in contact hebben gebracht met mijn respondenten waardoor deze scriptie niet alleen een theoretische verhandeling is

geworden maar waardoor het mogelijk is geweest om theorie en praktijk aan elkaar te toetsen door middel van de ervaringen van een aantal vrouwen zelf Om de privacy van mijn

respondenten te waarborgen kan ik deze personen hier helaas niet bij naam noemen. Mijn bijzondere dank en respect gaat uit naar de vrouwen die bereid waren hun persoonlijke ervaringen te delen met een vreemde en die via deze scriptie een bijdrage leveren àan het bespreekbaar maken van een onderwerp dat voor velen zeer gevoelig ligt. Verder wil ik mijn begeleidster Annelies Moors bedanken voor de professionele aanwijzingen en een aantal goede vrienden die mij met hun niet aflatende interesse en stimulans door de moeilijke momenten heen hebben geholpen die iedereen die een dergelijk afstudeerproject probeert te volmaken, kent. Opmerkingen of aanvullingen zijn welkom en degene die behoefte mocht hebben aan aanvullende informatie over het onderwerp sta ik graag te woord via onderstaand e-mail adres.

F elice Gaughan

(9)

VERKLARENDE WOORDENLIJST

Omdat ik het belangrijk vind om zoveel mogelijk bij de oorspronkelijke betekenis van een aantal islamitische termen te blijven heb ik ervoor gekozen om deze in het Arabisch te vermelden. De belangrijkste heb ik hier nog eens opgesomd. Ik heb hierbij het voorbeeld gevolgd van Buskens (1999) die het Angelsaksische transcriptiesysteem gebruikt. Om praktische redenen heb ik in de rest van de tekst niet alle leestekens opgenomen. Alleen de apostrof om de ain en de hamsa aan te geven neem ik hierna op. Deze lijst bevat tevens de belangrijkste afkortingen en andere termen die in de tekst zijn gebruikt.

'adl ('udül) beroepsgetuige(n)

'amai gezaghebbende rechtspraktijk van de rechters 'aqd al-nika~ huwelijksakte

commission mixte commissie van Nederlandse en Marokkaanse ambtenaren die knelpunten bespreken op familierechtelijk terrein

faskh favor divortii: fiqh fitna hadäna hadith 'idda ijmä' ijtihäd IPR: khul' la]if maslaha 'ama Mudawwana mut'a MVVN nafaqa qiyas

vernietiging van een huwelijk begunstiging van de echtscheiding islamitische rechtsgeleerdheid chaos, wanorde

verzorgingsrecht

overlevering betreffende het leven van de Profeet

verplichte wachtperiode van de vrouw na huwelijksontbinding consensus van gezagshebbende rechtsgeleerden

zelfstandige interpretatie door een rechtsgeleerde van de bronnen van het islamitisch recht

Internationaal Privaat Recht verstoting tegen compensatie

groep van zes, twaalf of vierentwintig gewone getuige algemeen belang

Marokkaans Wetboek van het Personeel Statuut

schadeloosstelling aan de vrouw na huwelijksontbinding Marokkaanse Vrouwen Vereniging Nederland

onderhoud

(10)

sharï 'a sunna ~aläq taläq al-tafwïd

.

.

tatlïq 'urf WCE islamitisch recht

aanbevelingswaardig, de exemplarische gewoonten van de Profeet verstoting

zelfverstoting door de vrouw op grond van een machtiging door haar man

rechterlijke verstoting gewoonten, gewoonterecht

(11)

HOOFDSTUK 1: INLEIDING

1.1.

Onderwerp en Onderzoeksgroep

Het onderwerp van mijn leeronderzoek was strategieën die Marokkaanse vrouwen in Nederland volgen bij het aanvragen van echtscheiding. Vanuit mijn interesse in islam, de positie van islamitische minderheden in West Europa en transnationale processen die met internationale migratie gepaard gaan, was ik nieuwsgierig naar de invloed van het

Marokkaanse familierecht op Marokkaanse vrouwen die naar Nederland zijn geëmigreerd of hier uit Marokkaanse ouders zijn geboren. Is het Marokkaanse familierecht van invloed op deze vrouwen en zo ja op welke wijze? Welke internationale en transnationale processen spelen hierbij een rol alsmede factoren binnen Nederlandse samenleving? Wat betekent dit voor deze vrouwen als leden van een migrantengemeenschap en als Nederlandse burgers en hoe hangt dit samen met hun religieuze identiteit, in hoeverre hier sprake van is? En vooral: wat is de visie van vrouwen zelf op het Marokkaanse familierecht en de wijze waarop zij in Nederland hiermee in aanraking komen?

Omdat echtscheiding een onderdeel van het Marokkaanse familierecht is waarbij mannen en vrouwen verschillende rechten en plichten hebben en het mede daardoor de laatste jaren een belangrijk onderwerp van discussie is, leek het mij een goed onderwerp om deze vragen op toe te spitsen. Ik heb er bovendien voor gekozen om te kijken naar de omstandigheden van vrouwen die zelf echtscheiding aanvragen omdat ik wilde kijken naar de mogelijkheden die de Marokkaanse wetgeving hiervoor biedt en de mogelijke invloed hiervan op Marokkaanse vrouwen in Nederland. Ik heb gekozen voor Marokkaanse vrouwen als onderzoeksgroep omdat zij de grootste groep vrouwen in Nederland vormen wiens nationale familierecht op de islam is gebaseerd.

Alvorens tot de beschrijving van mijn onderzoek over te gaan wil ik eerst een aantal algemene uitgangspunten bespreken van waaruit ik mijn onderwerp en onderzoekgroep heb benaderd.

Tot op heden wordt een belangrijk deel van de Westerse literatuur over vrouwen en islam, en voor een deel ook literatuur uit islamitische landen zelf, geschreven vanuit een

oriëntalistische visie. Hoofdkenmerk van deze visie is de representatie van het

Midden-Oosten en andere islamitische landen als volkomen tegengesteld aan het Westen, onder andere door islam als het alles verklarende ordeningsprincipe van de samenleving aan te wijzen (Lutz en Moors 1989: 5). Het denken over de Oriënt is hierbij meer gebaseerd op een Westerse fantasie dan op een realistische weergave van de werkelijke politieke, economische en

(12)

sociaal-culturele levensomstandigheden van verschillende bevolkingsgroepen in de regio. Deze vertekening van de werkelijkheid komt voort uit de behoefte van het Westen om een superieure en dominante houding te legitimeren door de 'Ander' als fundamenteel

verschillend af te beelden en alle mogelijke onderlinge overeenkomsten te ontkennen. In de modernistische traditie worden hierbij vooral de dichotomieën traditioneel-modern oftewel barbaars-geciviliseerd en statisch-dynamisch gehanteerd.

Vanuit deze visie worden vrouwen uit het Midden-Oosten in de eerste plaats als islamitisch gedefinieerd en als gevolg daarvan als tegengesteld en inferieur aan Westerse vrouwen. In het Victoriaanse tijdperk, dat door een strenge seksuele moraal werd gekenmerkt, werden zij vooral als erotisch afgebeeld maar ook als onderdrukt door hun mannelijke

familieleden die hen door hun traditionele religie en cultuur in een achtergestelde positie gevangen zouden houden. Door veranderingen in opvattingen over de vrouwelijke seksualiteit en de overheersing van een eenzijdig ontwikkelingsmodel in het denken over moderniteit, staat tegenwoordig voornamelijk het onderdrukte aspect centraal. Ook in de Nederlandse literatuur over migrantenvrouwen komt dit beeld van onderdrukte moslimvrouwen veelvuldig naar voren (Lutz en Moors: ibid.). Zij worden vooral als probleemgevallen gezien, als passief en beklagenswaardig, en zijn veelal het onderwerp van onderzoek in het kader van het

migranten- of emancipatiebeleid van de overheid, tegenwoordig diversiteitsbeleid genoemd. Hun achtergestelde positie wordt voornamelijk verklaard door het cultuurverschil ten opzichte van de Nederlandse samenleving, die als superieur wordt afgebeeld en niet ter discussie wordt gesteld, centraal te stellen. Volgens Hassan (1998: 56) zetten afkeuring en medelijden zich echter snel om in steun en sympathie op het moment dat moslimvrouwen zich openlijk tegen hun als onderdrukkend veronderstelde cultuur afzetten en zich opstandig of afwijkend opstellen binnen de islamitische wereld.

Literatuur over het islamitische familierecht is veelal vanuit dezelfde oriëntalistische traditie geschreven. Veelal, ook, in het kader van beleidsmatig onderzoek dat nodig wordt geacht om het verschijnsel te kunnen hanteren zodra het zijn intrede in de Westerse

samenleving doet. Buskens merkt hierover het volgende op:

Het is opmerkelijk dat de islam en het islamitisch recht steeds in termen van een bedreiging en een probleem beschouwd worden. De politieke context bepaalt aldus in sterke mate het perspectief van waaruit de studie ondernomen wordt. Zowel vroeger als tegenwoordig krijgen westerse geleerden de taak toebedeeld, of delen zij zich deze taak zelf toe, om hun overheid te adviseren in de omgang met het 'probleem'.

(13)

Mijn eigen uitgangspunten zijn dat mijn onderzoeksgroep niet bestaat uit passieve vrouwen wiens culturele achtergrond en godsdienst alleen maar onderdrukkende aspecten kent, maar uit handelende individuen met eigen ideeën over de manier waarop zij hun leven willen inrichten en over de persoonlijke, sociale en/of religieuze referentiekaders waar zij zich hierbij op richten en die zelf keuzes maken op basis van de hen ter beschikking staande middelen en mogelijkheden. Ik richt mij bovendien niet alleen op vrouwen die zich op een uitgesproken wijze afzetten tegen de islamitische wetgeving of cultuur, maar op vrouwen met diverse achtergronden om zodoende zoveel mogelijke verschillen in beleving en visie aan de orde te laten komen.

Mijn nieuwsgierigheid naar de theorie en praktijk van het islamitische familierecht komt voort uit het feit dat het anders is dan het westerse recht, maar ik zoek ook naar

overeenkomsten. Ik beschouw het bovendien niet als een statisch geheel maar, net zoals het westerse recht, als een product van verschillende sociaal-historische ontwikkelingen dat continu wordt gevormd door verschillende sociale krachten op nationaal, internationaal en transnationaal niveau.

1.2. Context

1.2.1. Marokkaanse vrouwen in Nederland: een heterogene groep

De achtergrond en de sociale positie van verschillende Marokkaanse vrouwen in Nederland kunnen, afhankelijk van meerdere factoren, zeer uiteenlopend zijn. Het nu nog grootste deel van de in Nederland verblijvende vrouwen van Marokkaanse afkomst is in het kader van gezinshereniging of gezinsvorming naar Nederland gekomen. De eerste groep migranten bestaat uit vrouwen die zich vanaf medio jaren '70 bij hun echtgenoten voegden die vanaf beginjaren '60 als arbeidsmigranten naarNederland zijn gemigreerd. Het merendeel van deze vrouwen is afkomstig uit het Rifgebied in Noord Marokko. Van deze eerste groep waren het vrouwen uit de grote steden die het eerst emigreerden. Buijs en Nelissen (1994: 179) geven als verklaring hiervoor dat er in het Rifgebied al een traditie van seizoensmigratie bestond door de slechte economische omstandigheden aldaar. Vrouwen waren gewend aan de lange afWezigheid van de man en werden opgenomen in zijn familie. Het duurde daardoor enige tijd voordat veel Marokkaanse gezinnen waarvan de man in Nederland verbleef daadwerkelijk overgingen tot gezinshereniging. Verder stellen zij dat vrouwen uit de stedelijke gebieden over het algemeen een hogere opleidingsniveau hadden en in mindere mate onderhevig waren aan beperkende gedragsvoorschriften waardoor zij beter waren voorbereid op de nieuwe

(14)

levensomstandigheden in Nederland. Ook zouden de relatief modernere gezinnen uit de stad minder geneigd zijn contacten met de autochtone bevolking tot de strikt noodzakelijke te beperken, terwijl eerste generatie vrouwen uit het Rif met name elkaar opzochten uit een gemeenschappelijke behoefte aan geborgenheid en vertrouwdheid (Buijs en Nelissen 1994: 183). Door het getalsmatige overwicht van Marokkanen uit het Rifgebied zou deze groep echter het beeld van 'de' Marokkanen in Nederland domineren.

Tijdens deze periode bestond er nog een andere groep vrouwen die Buijs en Nelissen (1994) niet noemen, namelijk de groep die in het kader van gezinsvorming naar Nederland kwam. Alleenstaande arbeidsmigranten trouwden met een vrouw uit Marokko en lieten haar naar Nederland overkomen. De verschillen in achtergrond van deze vrouwen komt

grotendeels overeen met die van vrouwen die via gezinshereniging naar Nederland kwamen. Kinderen van vrouwen die in het kader van gezinshereniging mee naar Nederland zijn geëmigreerd noemen Buijs en Nelissen (1994: 180) de zogenaamde tussengeneratie. Zij maken hierbij onderscheid tussen kinderen die voor en na hun twaalfde jaar zijn geëmigreerd. Daar met name het aantal jaren dat zij aan het Nederlandse onderwijs hebben kunnen

deelnemen de mate van participatie bepaalt (Buis en Nelissen 1994: 184), verkeert de laatste groep in een soortgelijke positie als hun ouders, terwijl de groep die op jonge leeftijd is geëmigreerd meer overeenkomsten vertoont met de tweede generatie die in Nederland is geboren.

In de loop van de jaren '80 bereikte de gezinshereniging haar piek en begon de

gezinsvormende migratie in omvang toe te nemen. Kinderen uit de tussengeneratie die de huwbare leeftijd hadden bereikt, trouwden met een partner uit Marokko en lieten hem of haar overkomen naar Nederland. Volgens Buij s en N elissen ( 1994: 181) vormt deze vorm van migratie in 1992 ongeveer veertig procent van de totale immigratie onder Marokkanen in Nederland.

Op basis van de indeling van Buijs en Nelissen (1994) kunnen wij vier groepen Marokkaanse vrouwen in Nederland onderscheiden. De eerste groep bestaat uit eerste generatie vrouwen die vanaf de jaren '70 in het kader van gezinshereniging of gezinsvorming naar Nederland zijn geëmigreerd, maar die sterk kunnen verschillen in achtergrond, levenswijze en oriëntatie op de Nederlandse samenleving. De tweede groep bestaat uit vrouwen uit de tussengeneratie die in Marokko zijn geboren en een deel van hun jeugd in Marokko hebben doorgebracht en wiens positie in de Nederlandse maatschappij met name wordt beïnvloed door de leeftijd bij migratie. De derde groep bestaat uit tweede generatie vrouwen die in Nederland zijn geboren

(15)

en die diepgaander contacten hebben met niet-Marokkanen en meer zijn gericht op westerse cultuuruitingen, maar voor wie Marokkaanse normen en waarden nog altijd belangrijk zijn (Buijs en Nelissen 1994:189). De vierde groep bestaat uit nieuwe eerste generatie vrouwen die vanaf de jaren '80 in het kader van een huwelijk met een man uit de tussengeneratie naar Nederland zijn geëmigreerd, hoewel het met name tussengeneratie meisjes zijn die een

huwelijkspartner uit Marokko halen (Buijs en Nelissen 1994: 191). Door verbeteringen in het onderwijs in Marokko is het opleidingsniveau van deze vrouwen over het algemeen hoger dan hun voorgangsters (Buijs en Nelissen 1994: 196). In de toekomst zal deze groep verder uitbreiden doordat (een deel van de) tweede generatie jongeren een huwelijkspartner uit Marokko naar Nederland laten overkomen.

Recente cijfers over de verhouding tussen de verschillende groepen waren moeilijk te

achterhalen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is een van de weinige bronnen van cijfermateriaal en hanteert een andere indeling dan Buijs en Nelissen (1994). Het maakt slechts onderscheid tussen de eerste en tweede generatie. Onder de tweede generatie vallen vrouwen die in Nederland zijn geboren terwijl alle overige vrouwen onder de eerste generatie vallen. Om toch een indicatie te geven volgen de meest recente cijfers1. Op 1januari2001

was het aantal eerste generatie Marokkaanse vrouwen in Nederland bijna 70.000. Het aantal tweede generatie vrouwen was ruim 57.500, waarvan bijna 51.000 in de leeftijdscategorie 0 tot en met 19 en bijna 6.500 in de categorie 20 tot en met 29 jaar. Volgens Buijs en Nelissen (1994: 182) maakte de tweede generatie in 1993 een derde uit van de totale Marokkaanse populatie in Nederland, waarvan iets minder dan de helft uit vrouwen bestaat. De cijfers van het CBS geven aan dat, wat vrouwen betreft, het percentage tweede generatie vrouwen in 2001 is gestegen tot bijna 45%.

Naast dit aantal legaal in Nederland verblijvende Marokkanen bevindt zich hier tevens een groep die niet aan de geldende toelatingseisen voldoet. De grootte van deze groep is moeilijk in te schatten evenals de verhouding tussen het aantal mannen en vrouwen. Buijs en Nelissen ( 1994: 181) spreken van een betrekkelijk kleine groep van met name jongeren die het niet lukt aan de hoge kosten en steeds selectiever wordende eisen van een huwelijk met een in

Nederland verblijvende partner te voldoen.

1

(16)

1.2.2. Het vóórkomen van echtscheiding onder de onderzoeksgroep

Het was tevens moeilijk cijfermateriaal te vinden over het aantal echtscheidingen dat door Marokkaanse vrouwen die in Nederland verblijven wordt aangevraagd. Het CBS maakt bij zijn cijfers over echtscheiding geen onderscheid naar bevolkingsgroep. Buijs en Nelissen (1994: 191) leveren ook geen cijfers, maar melden dat het Marokkaanse consulaat echtscheiding als een van de grootste problemen van de Marokkaanse gemeenschap in Nederland beschouwt. Volgens de schrijvers ligt het hoge percentage echtscheidingen onder de eerste generatie met name aan de lange periode waarin de echtgenoten gescheiden van elkaar hebben geleefd. Het grote aantal echtscheidingen onder de tussengeneratie zou met name te wijten zijn aan het feit dat de echtlieden elkaar voor het huwelijk nauwelijks kennen en aan de grote verschillen in opvoeding en wederzijdse verwachtingen, met name bij de zogenaamde 'importhuwelijken' waarbij een van de partners uit Marokko wordt gehaald.

In een gesprek vertelde een medewerkster van de Marokkaanse Vrouwen Vereniging Nederland (MVVN) dat in Nederland steeds meer vrouwen echtscheiding aanvragen wegens de uitgebreider juridische mogelijkheden hiervoor in vergelijking met Marokko. Een

Nederlandse juriste meldde dat een nieuwe regeling van het Marokkaanse consulaat tot honderden erkenningen per jaar van in Nederland aangevraagde echtscheidingen heeft geleid. Hieruit blijkt dat het aantal echtscheidingen onder Marokkanen in Nederland in het algemeen in ieder geval aanzienlijk is.

Bovendien blijkt uit onderzoek in Marokko dat echtscheiding geen onbekend verschijnsel is onder Marokkaanse vrouwen. De studie van Maher (1974) is een van de eerste die het hoge aantal echtscheidingen in Marokko beschrijft. Uit haar bevindingen blijkt dat hoe sterker de banden van de vrouw met haar eigen familie blijven na het huwelijk, hetgeen het geval is als zij door middel van erfenis over landrechten beschikt en als zij in de nabijheid van haar familie blijft wonen, hoe meer opties zij heeft om echtscheiding te initiëren en dat

echtscheiding op het platteland daardoor relatief vaak voorkomt. Volgens Memissi (1978: 318) heeft Marokko zelfs een van de hoogste echtscheidingspercentages ter wereld. Zij geeft als verklaring de combinatie van de simpele procedure waarmee een man van zijn vrouw kan scheiden en processen van werkeloosheid, industrialisatie en urbanisatie waardoor bekende samenlevingsvormen afbrokkelen en mannen steeds minder in staat zijn, en door hun

omgeving onder druk worden gezet, om hun gezin te onderhouden. Ook Achekar (1986: 11) wijt het hoge aantal echtscheidingen in Marokko aan het gemak waarmee de man van zijn vrouw kan scheiden. Op basis van cijfers van de Marokkaanse Ministerie van Justitie uit 1975

(17)

blijkt dat een op de drie huwelijken in deze vorm van echtscheiding eindigt, volgens

vrouwenorganisaties zou dit zelfs een op de twee zijn. Naamane-Guessous (1994: 161-162) geeft gelijksoortige cijfers maar constateert tevens een stijging in een bepaalde vorm van door vrouwen geïnitieerde echtscheidingen. Zij waarschuwt echter dat dit geenszins wijst op meer vrijheid of een betere rechtspositie van vrouwen. Ook Julie-Anne Borm (1994: 220-221) constateert een stijging in deze vorm van door vrouwen in de Midden Atlas geïnitieerde echtscheidingen evenals in echtscheidingen die door vrouwen bij de rechter worden aangevraagd. Ook zij stelt dat dit niet vanuit een betere rechtspositie gebeurt, maar uit noodzaak omdat zij door hun weggelopen man onverzorgd worden achtergelaten.

Alhoewel de sociaal-economische en politieke omstandigheden van Marokkaanse vrouwen in Marokko anders zijn dan van Marokkaanse vrouwen in Nederland, geeft het bovenstaande aan dat veel Marokkaanse vrouwen in Nederland via familieleden of eigen ervaringen met echtscheiding in aanraking komen. Het percentage vrouwen dat zelf echtscheiding aanvraagt blijft echter onduidelijk.

1.3. Probleemstelling

Tot nu toe is duidelijk geworden dat Marokkaanse vrouwen in Nederland een heterogene groep vormen met verschillen in achtergrond, positie in en oriëntatie op de Nederlandse samenleving en dat echtscheiding onder de Marokkaanse bevolking in Nederland in het algemeen in aanzienlijke mate voorkomt. Ook is duidelijk geworden dat er een groep

Marokkaanse vrouwen bestaat die zelf echtscheiding aanvraagt. De precieze grootte hiervan heb ik niet kunnen achterhalen. Om te onderzoeken om welke redenen en op welke wijze Marokkaanse vrouwen in Nederland echtscheiding aanvragen en in hoeverre het Marokkaanse familierecht alsmede hun achtergrond en positie in de Nederlandse samenleving en/of andere sociale of politieke factoren hierbij een rol spelen en om bovendien te onderzoeken in

hoeverre hierbij sprake is van verandering of continuïteit onder verschillende groepen en generaties vrouwen, heb ik de volgende probleemstelling geformuleerd:

Welke factoren beïnvloeden de strategieën die verschillende generaties Marokkaanse vrouwen in Nederland volgen om echtscheiding aan te vragen?

(18)

1.4. Methoden van onderzoek en verzamelde data

Ik heb voor mijn onderzoek van drie informatiebronnen gebruikt gemaakt namelijk

literatuuronderzoek, gesprekken met vrouwen zelf en gesprekken met andere deskundigen en informanten. Omdat de juridische situatie waar vrouwen uit mijn onderzoeksgroep zich in bevinden complex is, heb ik hierover als eerste informatie ingewonnen via literatuur en gesprekken met deskundigen waaronder advocaten, juristen, docenten en

vrouwenorganisaties. Al snel bleken er verschillende visies te bestaan op de sociale en juridische factoren die van belang zijn als Marokkaanse vrouwen in Nederland echtscheiding willen aanvragen en daarmee op de strategieën die zij daarbij het beste kunnen volgen. Deze worden in de volgende hoofdstukken behandeld. Om te onderzoeken of vrouwen zelf dezelfde problemen ervaren als door deskundigen worden verwoord en wat de motivatie is voor de door hen gekozen strategie, ben ik op zoek gegaan naar Marokkaanse vrouwen die gescheiden waren of hiermee bezig waren en die, uiteraard anoniem, bereid zouden zijn iets over hun ervaringen te vertellen.

Het was erg moeilijk om vrouwen te vinden die over dit onderwerp wilden praten. Omdat ik zelf geen contacten had onder Marokkaanse vrouwen moest ik van 'buitenaf ingangen zien te vinden. Ik heb dit gedaan door allerlei organisaties en personen te benaderen die zich op de een of andere wijze met Marokkaanse vrouwen bezighouden zoals welzijnsorganisaties, buurthuizen, vrouwenverenigingen, advocaten, docenten en jongerenorganisaties. Het nadeel van deze werkwijze was dat ik te maken kreeg met verschillende 'gatekeepers', oftewel tussenpersonen, die vaak erg beschermend waren naar hun doelgroep toe of die hun eigen professionele reputatie niet in gevaar wilden brengen. Zowel Nederlandse als Marokkaanse medewerksters vertelden dat het om een "taboeonderwerp" ging en dat vrouwen met name negatieve reacties uit hun omgeving vreesden als zij erover zouden praten. Omdat ik merkte dat de grootste kans om respondenten te vinden via persoonlijke contacten verliep, heb ik vervolgens geprobeerd om meer met individuele vrouwen in contact te komen van wie ik verwachtte dat zij contacten onder Marokkaanse vrouwen zouden hebben. Dit heb ik gedaan via het benaderen van instellingen die conferenties over aanverwante onderwerpen hebben georganiseerd, via journalisten en door het opsporen van vrouwen via het internet. Dit leverde helaas niet veel meer op. Mijn laatste strategie was om naar openbare plekken te gaan waar ik verwachtte veel Marokkaanse vrouwen tegen te komen, zoals op de markt. Dit heeft tot één interview geleid, maar omdat ik het toch niet zo gepast vond om vrouwen over dit onderwerp op straat aan te spreken heb ik deze werkwijze niet verder doorgezet.

(19)

Om antwoord op mijn probleemstelling te vinden heb ik bovendien geprobeerd om met vrouwen met verschillende achtergronden in gesprek te raken, onder andere verschillende generaties vrouwen. Naast de hierboven genoemde redenen is dit om een aantal andere redenen maar ten dele gelukt. Het bleek erg moeilijk te zijn in contact te komen met vrouwen die geen Nederlands spraken omdat ik zelf geen Arabisch of Berbers spreek. Het ging daarbij vooral om oudere vrouwen uit de eerste generatie die weinig contact hadden met Nederlands sprekende mannen en vrouwen. Ook kwam ik moeilijk in contact met vrouwen die korter dan drie jaar in Nederland verbleven wegens de complexiteit van de problemen waar zij bij

echtscheiding mee te maken krijgen. De verblijfsrechtelijke problemen die hierbij een grote rol spelen bleken een extra barrière te zijn voor het geven van persoonlijke informatie.2 Het bereiken van tweede generatie vrouwen is maar deels gelukt. Volgens de jongerenorganisaties die ik benaderde had hun doelgroep nog niet de leeftijd waarbij zij met huwelijk en

echtscheiding bezig waren. Statistisch gezien bestaat er wel al een groep tweede generatie vrouwen van huwbare leeftijd omdat de gezinshereniging vanaf medio jaren '70 op gang kwam, maar deze bleek via organisaties moeilijk te bereiken. Wel heb ik van een

meidenorganisatie informatie gekregen over de denkbeelden van een groep Marokkaanse meiden over huwelijk en partnerkeuze. Hieruit blijkt dat het probleem echtscheiding ook onder meiden voorkomt, met name onder spijtoptanten die terugkomen op een te snelle beslissing met een Marokkaanse 'vakantieliefde' te trouwen, of jonge vrouwen wiens huwelijk met een jongen uit Marokko geen stand houdt.

Uiteindelijk heb ik acht vrouwen gevonden die bereid waren iets over hun ervaringen te vertellen. Twee vrouwen heb ik via een huisarts ontmoet, één via een maatschappelijk

werkster, twee via een buurthuis, één via een contactpersoon op een universiteit en een in een openbare gelegenheid. Ondanks het feit dat een aantal van hen kennissen of vrouwelijke familieleden hadden die ook met echtscheiding te maken hadden, lukte het niet om via de 'sneeuwbalmethode' meerdere respondenten te vinden.

Ik heb gesprekken gevoerd met drie vrouwen die in het kader van gezinsvorming naar Nederland zijn geëmigreerd. Een van deze vrouwen was al eerder met dezelfde man getrouwd geweest, maar omdat haar huidige verblijf gebaseerd is op een huwelijk dat gesloten is nadat de man zich in Nederland had gevestigd, heb ik haar bij deze groep ingedeeld. Daarnaast heb ik gesproken met vier vrouwen uit de tussengeneratie en één vrouw uit de tweede generatie. 2

Voor meer informatie over de specifieke problemen van deze groep vrouwen zie o.a. Snelders (1999) en Blokland en de Vries (1992).

(20)

Met deze vrouwen heb ik 'topica! life history' interviews gehouden variërend van één tot twee en een half uur die ik, op één na, op band mocht opnemen.

1.5. Opbouw scriptie

In dit inleidende hoofdstuk heb ik de motivatie, verantwoording en opzet van mijn onderzoek weergegeven. In het volgende hoofdstuk ga ik uitgebreider in op de juridische context, met name de verschillende rechtstelsels waar Marokkaanse vrouwen die in Nederland verblijven mee te maken hebben en de gevolgen van een keuze voor het Nederlandse respectievelijk het Marokkaanse recht. In hoofdstuk drie geef ik enige achtergrondinformatie over het

Marokkaanse familierecht en over de theorie en praktijk met betrekking tot echtscheiding. De informatie in deze twee hoofdstukken is mijns inziens nodig om meer inzicht te krijgen in de problemen die voor verschillende partijen rond dit onderwerp spelen, maar vooral om te onderzoeken waar mogelijke oplossingen zouden kunnen liggen. Hoofdstuk vier beschrijft de strategieën die mijn respondenten hebben gevolgd bij het aanvragen van echtscheiding en de verschillende factoren die hierbij een rol hebben gespeeld. In hoofdstuk vijf presenteer ik de conclusies van mijn onderzoek en ga ik in op een aantal deelgebieden dat naar aanleiding van het onderzoek naar voren is gekomen en waarop mogelijk verbetering van de rechtspositie van Marokkaanse vrouwen in Nederland met betrekking tot echtscheiding te bereiken is.

(21)

HOOFDSTUK 2: JURIDISCHE CONTEXT

2.1. De juridische mogelijkheden voor vrouwen van Marokkaanse afkomst om in Nederland echtscheiding aan te vragen: het Nederlandse Internationaal Privaat Recht

Als een lid van een echtpaar waarvan een of beide partijen (mede) een andere dan de Nederlandse nationaliteit heeft een echtscheidingsverzoek aan de Nederlandse rechter

voorlegt, zal deze als eerste onderzoeken of hij/zij bevoegd is in een specifieke zaak uitspraak te doen. Volgens de Rechtspraak vreemdelingenrecht is de Nederlandse rechter hiertoe bevoegd als zowel de man als de vrouw ten tijde van de indiening van het verzoek de Nederlandse nationaliteit heeft. Als slechts een van hen de Nederlandse nationaliteit heeft moet deze persoon minimaal zes maanden in Nederland wonen. Hebben geen van beide de Nederlandse nationaliteit dan moet één van hen minstens twaalf maanden in Nederland wonen (Jordens 2000: 207). Een Marokkaanse vrouw kan dus in Nederland echtscheiding aanvragen als zij naast de Marokkaanse ook de Nederlandse nationaliteit heeft of als haar man de

Nederlandse nationaliteit heeft en de laatste zes maanden in Nederland heeft gewoond of als één van hen minimaal eenjaar in Nederland woont.

Als de rechter zich bevoegd acht uitspraak te doen zal hij/zij vervolgens onderzoeken welk recht op de zaak van toepassing dient te zijn. Dit gebeurt aan de hand van een aantal regels zoals vastgelegd in artikel 1 van de Wet Conflictenrecht Echtscheiding (WCE) uit 1981. Deze wet is tot stand gekomen naar aanleiding van een aantal internationale verdragen dat

Nederland heeft ondertekend en is onderdeel van het Nederlandse Internationaal Privaat Recht. In eerste instantie kijkt de rechter naar de nationaliteit van betrokkenen. Hebben beide partijen een gemeenschappelijke niet-Nederlandse nationaliteit dan valt het verzoek in

principe onder de wetgeving van het land van die gemeenschappelijke nationaliteit. Als zij ieder een andere nationaliteit hebben anders dan de Nederlandse, wordt het recht van de verblijfplaats toegepast. Als zij geen gemeenschappelijke verblijfplaats hebben wordt het Nederlandse recht toegepast (Mostermans 1999: 21 ).

Als zowel de man als de vrouw alleen de Marokkaanse nationaliteit heeft zou de rechter dus in principe het Marokkaanse familierecht op de zaak moeten toepassen. De Nederlandse rechter moet dan op basis van zijn/haar kennis van de Marokkaanse wetgeving een uitspraak doen. Deze bepaling kan echter omzeild worden door het tweede lid van het betreffende artikel. Deze bepaalt dat in het geval een werkelijke maatschappelijke band met het land der

(22)

gemeenschappelijke nationaliteit ontbreekt, het Nederlandse recht toegepast kan worden. Men spreekt hierbij van de zogenaamde realiteitstoets. Alleen als er een gezamenlijke of

onweersproken verzoek wordt gedaan het recht van de gemeenschappelijke nationaliteit toe te passen, dient de rechter dit te honoreren (Strikwerda 1992: 8).

Dit betekent dat als een Marokkaanse vrouw met alleen de Marokkaanse nationaliteit met een partner die ook alleen de Marokkaanse nationaliteit heeft, al langere tijd in Nederland woont en kan aantonen dat haar leven zich voornamelijk hier afspeelt en niet meer in

Marokko, zij de Nederlandse rechter kan vragen het Nederlandse recht op haar echtscheiding toe te passen. Als de man hier bezwaar tegen maakt zal de rechter zijn/haar eigen mening vormen over de sterkte van de banden met Nederland en Marokko en aan de hand daarvan een beslissing nemen. Als man en vrouw willen dat het Marokkaanse recht op hun echtscheiding wordt toegepast, of een van hen wil dit en de ander spreekt dit niet tegen, dan dient de rechter het Marokkaanse recht toe te passen.

Als de man of vrouw naast de Marokkaanse ook de Nederlandse nationaliteit heeft wordt hetzelfde principe toegepast, alleen spreekt men dan van de effectiviteitstoets (Strikwerda 1992: 9). Er wordt gekeken naar het land waar betrokkenen de sterkste maatschappelijke banden mee hebben om te bepalen welk recht moet worden toegepast. In het algemeen wordt het hebben van de Nederlandse nationaliteit gelijkgesteld met het ontbreken van een band met Marokko waardoor in de meeste gevallen waarbij hier sprake van is, het Nederlandse recht zal worden toegepast.

Naast deze regels kunnen in alle gevallen de man en vrouw gezamenlijk of apart een verzoek indienen Nederlands recht op de zaak toe te laten passen. 3

De keuze voor het toepasselijk recht is van belang omdat het bepaalt óf en op welke gronden echtscheiding kan worden gevorderd. Als de man of vrouw kan aantonen dat het huwelijk naar zijn/haar mening duurzaam is ontwricht, is dit binnen de huidige Nederlandse

familiewetgeving voldoende om echtscheiding aan te vragen. Volgens het Marokkaanse familierecht moet de vrouw een van de vijf in de wet genoemde gronden kunnen aantonen wil zij kunnen scheiden. Kan zij dit niet of kan zij de rechter niet van de aanwezigheid van een van deze gronden overtuigen, dan zal deze haar verzoek afwijzen. Het Nederlandse IPR is gebaseerd op de zogenaamde favor divortii, het begunstigen van de echtscheiding. Door de keuzevrijheid van betrokkenen voor het toepasselijk recht zo groot mogelijk te maken kunnen

3

Voor meer informatie over het Nederlandse IPR zie Strikwerda (1992). Voor de precieze tekst van artikel 1 van het WCE zie Mostermans (1999).

(23)

personen die in Nederland wonen maar wiens nationaal recht minder of geen mogelijkheden biedt om te scheiden, dit toch doen door gebruik te maken van de ruimere regels binnen de Nederlandse wetgeving.

2.2. De gevolgen van een keuze voor Nederlands recht

Op basis van de genoemde favor divortii zal de Nederlandse rechter in veel

echtscheidingszaken waarbij een vrouw van Marokkaanse afkomst is betrokken de WCE zodanig interpreteren dat het Nederlandse recht kan worden toegepast. Volgens Strikwerda (1992: 9) wordt in de praktijk alleen dan buitenlands recht toegepast als man en vrouw beide alleen een niet-Nederlandse nationaliteit hebben en een uitgesproken gezamenlijke of

onweersproken keuze hiervoor doen. Toch kan de Nederlandse rechter ook in gevallen waarbij er door partijen geen rechtskeuze is gedaan, op basis van het eerste lid van artikel 1 WCE besluiten buitenlands recht toe te passen.

Volgens Rutten ( 1998: 150) laat de jurisprudentie zien dat toepassing van het islamitische familierecht in Nederland steeds minder vaak voorkomt. Zij geeft als verklaring dat het islamitisch recht verschillende elementen bevat die op andere principes zijn gebaseerd dan het Nederlandse recht, bijvoorbeeld op het gebied van de rechten en plichten van de echtgenoten, echtscheiding en het erfrecht. Een aantal van deze elementen wordt door Nederlandse juristen als discriminerend beschouwd omdat de rechten van mannen en vrouwen hierbij grote

verschillen kunnen vertonen en wordt daarom als strijdig met de Nederlandse openbare orde bevonden. Ook in de internationale wetgeving is een duidelijke tendens te zien de rechten van mannen en vrouwen gelijk te trekken door het gelijkheidsbeginsel vaker tot uitgangspunt te nemen zoals in het VN-Vrouwenverdrag en het Europese Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Om een openlijke

waardeoordeel te omzeilen gebeurt het niet toepasselijk verklaren van het islamitisch en daarmee het Marokkaanse recht meestal niet op basis van strijdigheid met Nederlandse openbare orde, maar op grond van het ontbreken bij betrokkenen van een werkelijke

maatschappelijke band met Marokko op basis van bovengenoemde wetsartikel. Rutten (1988: 47) wijst hierbij op de wijze waarop banden met Nederland centraal worden gesteld. Als hier maar enigszins sprake van is wordt dit als bewijs gezien voor het ontbreken van een

maatschappelijke band met Marokko waardoor Nederlands recht voor toepassing in aanmerking komt.

(24)

Een ander aandachtspunt bij de toepassing van Marokkaans recht door de Nederlandse rechter is het verschil in achtergrond tussen het Nederlandse en het Marokkaanse familierecht. Zoals in het volgende hoofdstuk zal blijken, is het Marokkaanse personen-, familie- en erfrecht, bekend als de

Mudawwana;

een codificatie van het islamitische Malekitische recht dat tot 1958 in Marokko in familierechtelijke zaken werd toegepast. De artikelen in

deMudawwana

dekken echter niet alle denkbare situaties en een gedegen kennis van de theorie en praktijk van het islamitisch en met name het Malekitische recht wordt als bekend verondersteld om met deze codificatie te kunnen werken. Nederlandse juristen werken met een vertaling van de

Mudawwana.

Volgens Buskens (1999: 64) kan de wettekst zonder genoemde

achtergrondkennis misleidend zijn en is alleen een vertaling van de

Mudawwana

niet voldoende om deze wet op juiste wijze toe te kunnen passen.

Over het algemeen kiezen ook advocaten waar mogelijk voor toepassing van het Nederlandse recht. Volgens Jordens (2000: 209) zijn zij met name om :financiële redenen niet altijd

gemotiveerd om zich te verdiepen in buitenlands recht. De meeste Marokkaanse vrouwen die een advocaat inschakelen zijn aangewezen op rechtsbijstand waardoor de extra tijd en energie die de advocaat in het bestuderen van het Marokkaanse familierecht zou moeten steken niet voldoende wordt beloond. In een gesprek gaf een advocaat die zich bezighoudt met de toepassing van het Marokkaanse familierecht aan dat niet alle advocaten op de hoogte zijn van het Nederlandse IPR en de daarin opgenomen keuzemogelijkheid. Als ze dat wel zijn, zijn zij niet altijd even gewillig om hier gebruik van te maken door de negatieve

beeldvorming over het Marokkaanse recht. Het staat bekend als complex en discriminerend waardoor zij er bij voorbaat van uitgaan dat het de vrouw toch niet zal lukken om met gebruikmaking van dit recht echtscheiding te bewerkstelligen. Volgens Jordens (2000: 209) en genoemde advocaat heeft dit tot gevolg dat veel Marokkaanse vrouwen niet over de keuzemogelijkheid in de wet worden geïnformeerd en er van uitgaan dat het Nederlandse recht altijd van toepassing is waardoor een mogelijkheid onbenut wordt gelaten om ook naar Marokkaans recht te scheiden.

Volgens een medewerkster van de Marokkaanse Vrouwen Vereniging Nederland (MVVN) kiezen veel Marokkaanse vrouwen echter ook bewust voor toepassing van Nederlands recht in hun echtscheidingszaak. De belangrijkste reden hiervoor is dat zij op basis van de grond 'duurzame ontwrichting van het huwelijk' vrijwel altijd echtscheiding kunnen vorderen. Bovendien kunnen zij de rechter vragen de man een alimentatieplicht op te leggen omdat deze voorziening volgens het Nederlandse IPR wordt bepaald door het recht dat op de

(25)

echtscheiding zelf is toegepast. Ook is de kans groter dat de vrouw bij toepassing van het Nederlandse recht de voogdij over haar kinderen krijgt toegewezen. Volgens het

Marokkaanse familierecht komt na echtscheiding de voogdij van de kinderen altijd aan de man toe terwijl de (tijdelijke) verzorging (hadana) in eerste instantie het recht van de vrouw is4. Ondanks het feit dat onder dit verzorgingrecht een groot aantal taken en bevoegdheden valt, blijft de juridische bevoegdheid ten aanzien van de kinderen altijd bij de vader. De Nederlandse rechter hoeft zich bij toepassing van het Marokkaanse recht echter niet aan deze regel te houden omdat hij/zij zich kan beroepen op internationale verdragen waarbij het recht van de verblijfplaats van het kind de regelingen met betrekking tot voogdij bepaalt waardoor het Nederlandse recht kan worden toegepast.

Na een vonnis naar Nederlands recht zien vrouwen zich echter met het feit geconfronteerd dat dit niet door Marokko wordt erkend en zij volgens de Marokkaanse autoriteiten nog steeds zijn getrouwd. Dit heeft te maken met de strikte toepassing van het nationaliteitsbeginsel in het Marokkaanse IPR. In Marokko worden familierechtelijke zaken van personen met een niet-Marokkaanse nationaliteit gevoerd met toepassing van het recht van die nationaliteit en men verwacht dat hetzelfde wordt gedaan in familierechtelijke zaken van Marokkanen in het buitenland. Marokkanen in Nederland dienen naar de mening van de Marokkaanse

autoriteiten dan ook onder het Marokkaanse familierecht te vallen. Een uitspraak op basis van het Nederlandse recht wordt daarom niet als rechtsgeldig beschouwd.

Dit heeft voor de vrouw van Marokkaanse afkomst die in Nederland woont en die alleen naar Nederlands recht is gescheiden verschillende nadelige gevolgen. Omdat zij nog steeds naar Marokkaans recht is getrouwd kan haar man zijn echtelijke gezag over haar blijven uitoefenen. In Nederland zal hij dit niet juridisch kunnen laten gelden, 5 maar als zij naar Marokko afreist kan hij de rechter verzoeken haar te gebieden naar de echtelijke woning terug te keren. Als hij hiervoor een adres in Marokko opgeeft kan zij bij de grens worden

tegengehouden naar Nederland terug te keren. Als zij inmiddels omgang heeft met een andere man kan haar echtgenoot haar in Marokko laten veroordelen wegens overspel waarvoor zij een boete of een gevangenisstraf kan oplopen. Als zij samen met haar kinderen naar Marokko reist kan hij als hoofd van het gezin de kinderen bij zijn familie aldaar onderbrengen. Zowel de vrouw als de Nederlandse rechter hebben in dat geval weinig juridische mogelijkheden de

4

Voor de volgorde van de personen die na de moeder in aanmerking komen voor de verzorging van een kind na echtscheiding zie Berger en Kaldenhoven (1997: 77)

5

Voor meer informatie over de rechten en plichten van de echtgenoten binnen het Marokkaanse familierecht en de Nederlandse rechtspraktijk zie Jordens (2000: 305-306).

(26)

kinderen terug te krijgen. Vrouwen zijn om deze redenen vaak bang om naar Marokko te reizen waardoor het moeilijk voor hen wordt om banden te blijven onderhouden met familie en vrienden aldaar. Vaak gaat het om dreigementen van de man en zal hij deze in de praktijk niet altijd waarmaken. Het feit dat hij hier juridisch gezien wel de mogelijkheid toe heeft is voor veel vrouwen echter voldoende om niet naar Marokko te durven reizen. Jordens (2000: 218) noemt een aantal gevallen waarbij veroordeling inderdaad is voorgekomen.

Naast deze angst voor de echtelijke macht van de man noemt Jordens (ibid.) nog een aantal andere redenen waarom het feit dat een uitspraak naar Nederlands recht niet door de

Marokkaanse autoriteiten wordt erkend, voor de vrouw van Marokkaanse afkomst in Nederland problemen oplevert. Omdat zij nog steeds als getrouwd wordt beschouwd kan zij niet opnieuw naar islamitisch recht trouwen zonder voor de Marokkaanse wet bigamie te plegen. Omdat blijkt dat veel vrouwen opnieuw met een Marokkaanse man willen trouwen vormt dit voor hen een groot probleem. Als zij alleen naar Nederlands recht een tweede huwelijk aangaan zijn eventuele kinderen uit een dergelijk huwelijk volgens Marokkaans recht niet wettig omdat een Nederlands burgerlijk huwelijk ook niet door Marokko wordt erkend. Bovendien wordt een huwelijk of echtscheiding naar Nederlandse recht niet altijd door de omgeving van de vrouw geaccepteerd. Men hecht vaak grote waarde aan een huwelijk naar Marokkaans recht en mocht het zover komen dan dient deze ook naar Marokkaans recht te worden ontbonden. Omdat veel vrouwen persoonlijke, sociale en economische banden onderhouden met Marokkaanse familieleden en vrienden zowel in Nederland als in Marokko is het voor hen van belang om ook naar Marokkaans recht gescheiden te zijn.

2.3.

Marokkaans recht een alternatief?

Zoals uit het voorgaande is gebleken is het in sommige gevallen mogelijk de Nederlandse rechter te verzoeken Marokkaans recht toe te passen in een echtscheidingszaak. V eigens de al eerder genoemde advocaat zou dit een goede strategie zijn omdat de vrouw dan direct voor het Marokkaanse recht is gescheiden. In dit kader pleit hij ook voor de mogelijkheid om de man toe te staan in Nederland naar Marokkaans recht te scheiden. Dit zou volgens hem gerechtvaardigd zijn omdat sinds de hervormingen van 1993 de toestemming van de Marokkaanse rechter verkregen moet worden wil de man van zijn vrouw kunnen scheiden.

Volgens Buskens (1999: 524) levert dit echter ook niet het gewenste resultaat op. Omdat de Nederlandse rechter geen moslim is en daardoor niet bevoegd wordt geacht islamitisch recht toe te passen, wordt een uitspraak naar Marokkaans recht ook niet zondermeer door de

(27)

Marokkaanse autoriteiten erkend. Volgens Jordens (2000: 202) is de huidige Marokkaanse wetgeving hier niet geheel duidelijk over maar overheerst over het algemeen de mening dat alleen een moslim rechter bevoegd is uitspraak te doen in familierechtelijke zaken waar moslims bij betrokken zijn. In internationale gevallen is dit echter moeilijk vol te houden aangezien veel Marokkanen in niet-islamitische landen wonen. Het feit dat niet-moslim

rechters beslissingen nemen over moslims wordt volgens haar daarom als een onontkoombaar feit beschouwd en met tegenzin aanvaard.

Een belangrijke overweging bij de erkenning van buitenlandse vonnissen in Marokko is de vraag of de uitspraak niet in strijd is met de Marokkaanse openbare orde. De betekenis hiervan moet volgens Jordens (2000: 201) gezocht worden in de Marokkaanse grondwet. Hierin wordt islam tot staatsreligie verklaard en mag de Marokkaanse openbare orde daarom gelijkgesteld worden met het tonen van respect voor de in Marokko geldende islamitische principes. Om deze reden is de kans op erkenning van een uitspraak van de Nederlandse rechter volgens haar groter als het Marokkaanse recht is toegepast. Ondanks de bezwaren tegen een niet-moslim rechter gaat men er in dat geval van uit dat het islamitische karakter van de uitspraak is gewaarborgd. In het geval de vrouw echtscheiding aanvraagt betekent dit vooral dat de verplichte verzoeningspoging heeft plaatsgevonden en de aanwezigheid van een van de vijf in de

Mudawwana

genoemde gronden is aangetoond.

In een bijdrage aan een door Groen Links georganiseerde symposium in 1999 stelt een afgevaardigde van het Nederlandse Ministerie van Justitie dat in 1993 al afspraken met Marokko zijn gemaakt over erkenning van in Nederland uitgesproken echtscheidingen

waarbij een uitspraak naar Marokkaans recht zonder verdere beoordeling van de inhoud wordt erkend en dat uitspraken naar Nederlands recht erkend kunnen worden als de feiten waarop de rechter tot zijn beslissing is gekomen in het vonnis zijn vermeld en deze ook naar Marokkaans recht een huwelijksontbinding rechtvaardigen. 6

Het liefst wil Marokko een bilateraal verdrag met Nederland waarin de wederzijdse erkenning van familierechtelijke zaken wordt geregeld. Een soortgelijk verdrag heeft zij met Frankrijk en België reeds afgesloten. Uitgangspunt van een dergelijk verdrag zou zijn dat het Marokkaanse recht moet worden toegepast op alle familierechtelijke zaken van personen in Nederland met de Marokkaanse nationaliteit. Omdat Marokkaanse staatsburgers vrijwel niet de mogelijkheid hebben afstand te doen van de Marokkaanse nationaliteit (Buskens 1999:

6

Deze informatie is afkomstig van een verslag van de bijdrage van mr. F.J.A. van der Velden, raadsadviseur bij het Nederlandse Ministerie van Justitie, aan een door Groen Links georganiseerde symposium over de positie van de vrouw in het Nederlandse en Marokkaanse recht in 1999.

(28)

542) verkrijgen zij bij naturalisatie tot Nederlander een bipatride status. Marokko blijft hen echter nog altijd als Marokkaanse onderdanen beschouwen en wil dat het Marokkaanse familierecht op hen van toepassing is.

Nederland is om verschillende redenen tegen een bilateraal verdrag. In de al eerder genoemde bijeenkomst noemde de afgevaardigde van het Ministerie van Justitie er drie. Nederland is partij bij verschillende internationale verdragen die internationaal

familierechtelijke aangelegenheden regelen en de Nederlandse overheid vindt dat Marokko hier ook aan deel moet nemen. Bovendien zouden deze verdragen verbieden dat lidstaten aparte verdragen met niet-lidstaten afsluiten met een andere inhoud. Nederland zou bovendien geen "praktische behoefte" hebben aan een alomvattend verdrag. Wel zou zij openstaan voor afspraken over deelgebieden als aanvulling op internationale verdragen. Als belangrijkste, echter, werd de discriminatie genoemd die als gevolg van de invoering van een bilateraal verdrag in Nederland zou ontstaan, met name tussen mannen en vrouwen en tussen

Nederlanders van Marokkaanse afkomst en andere Nederlanders. Nederland wil vasthouden aan de keuzevrijheid binnen het IPR zodat partijen die willen trouwen of scheiden zo weinig mogelijk in de weg wordt gelegd om dit te doen. 7

Marokko heeft problemen met het ondertekenen van internationale verdragen omdat zij vindt dat zij het islamitische karakter van het Marokkaanse familierecht niet voldoende respecteren. Volgens Buskens (1999: 546) zijn er ook nog andere redenen waarom de

Marokkaanse regering graag een bilateraal verdrag met Nederland wil. De toepassing van het Marokkaanse familierecht in Nederland zou passen in haar taak als beschermer van de islam en haar bewind legitimeren. Het zou bovendien haar economische en politieke greep op in Nederland wonende Marokkanen versterken. Overmakingen van migranten zijn een belangrijke geldbron voor Marokko en het is bovendien van belang dat zij geen onafhankelijke denkbeelden gaan ontwikkelen over islam en politiek die het bewind in Marokko kunnen ondermijnen.

Omdat men niet tot overeenstemming kon komen over een bilateraal verdrag is in 1995 een commissie opgericht van Nederlandse en Marokkaanse ambtenaren die zich over de

problemen rond de wederzijdse erkenning van familierechtelijke zaken buigt en moet proberen tot afspraken te komen die voor beide partijen acceptabel zijn, de zogenaamde

7

(29)

'commission mixte'. Hieruit is de afspraak voortgekomen dat na echtscheiding voor de Nederlandse rechter de man en vrouw samen naar het consulaat kunnen gaan om daar door middel van een verstoting8 naar Marokkaans recht te scheiden zodat zij niet naar Marokko hoeven om voor de Marokkaanse rechter een erkenningsprocedure in te stellen. Deze afspraak is bijzonder omdat consulaire verstotingen sinds 1986 door de Nederlandse wet zijn verboden. De Nederlandse rechter is de enige die in Nederland bevoegd wordt geacht rechterlijke

beslissingen te nemen. In de Marokkaanse rechtspraak wordt een onderscheid gemaakt tussen de civiele rechter zoals wij die in Nederland kennen en de adoulaire rechter die met name is belast met de homologatie, oftewel bekrachtiging, van aktes aangaande familierechtelijke zaken die door beroepsgetuigen, de 'udul, worden opgemaakt9. Als de vrouw een rechterlijke

echtscheiding aanvraagt moet zij dit voor de eerstgenoemde rechter doen. Ook de

erkenningsprocedure moet voor deze rechter worden gevoerd. Verstotingsaktes worden door de adoulaire rechter bekrachtigd. Omdat de adoulaire rechter volgens Jordens (2000: 21) geen deel uitmaakt van de rechterlijke macht zijn verstotingen extrajudiciële procedures waardoor zij, volgens de Marokkaanse wet, op het consulaat kunnen worden uitgevoerd door de juridische attaché, die in Nederland de functie van adoulaire rechter vervult.10 Volgens een

medewerker van het Marokkaanse consulaat wordt bij deze verstotingen het Nederlandse echtscheidingsvonnis vertaald en overgenomen. Omdat beide partijen het met elkaar eens zijn gebeurt dit zonder inhoudelijke toetsing waardoor het onnodig zou zijn om gronden hierin op te nemen die vertaald kunnen worden naar het Marokkaanse recht. Als er geen

overeenstemming tussen partijen bestaat moet er echter alsnog een erkenningsprocedure voor de rechter in Marokko worden gevoerd waardoor het wel van belang is dat dergelijke gronden in een Nederlandse echtscheidingsvonnis staan vermeld.

Vrouwen wiens man niet aan een consulaire verstoting mee wil werken moeten dus voor een rechtszaak naar Marokko. Om vrouwen in deze situatie toch nog enigszins van dienst te

8

De term verstoting heeft in het Nederlands een negatieve connotatie. Het wordt vaak geassocieerd met een verouderde en vrouwonvriendelijke praktijk waarbij de vrouw pas op het moment dat zij uit huis wordt gezet van de verstoting op de hoogte wordt gesteld en zonder financiële middelen wordt weggestuurd of achtergelaten. Los van het feit of de hervormingen van 1993 hier veranderingen in hebben gebracht of niet, is het in Marokko in principe de enige manier waarop een man van zijn vrouw kan scheiden. Om die reden en omdat deze term tevens in de vertaling van de Mudawwana wordt gebruikt, hanteer ik zelf ook deze vertaling.

9

De veelal gebruikte vertaling notaris wekt volgens Buskens (1999) verwarring omdat de 'udul een andere functie vervullen dan de door de Fransen geïntroduceerde notarissen. De ook wel gebruikte termen notariële of homologerende rechter zouden bovendien geen recht doen aan de centrale rol die de adoulaire rechter speelt bij familierechtelijke zaken in Marokko. Voor meer informatie over de rol van 'udul en adoulaire rechter zie Buskens (1999).

10

Als de term rechter hierna wordt gebruikt wordt de eerstgenoemde rechter bedoeld, waar het om de adoulaire rechter gaat, wordt dit erbij vermeld.

(30)

kunnen zijn is het huidige beleid van het consulaat om de man drie keer op te roepen om hem zodoende onder druk te zetten zijn medewerking te verlenen. Als hij deze blijft weigeren kan de juridische attaché een formulier invullen met informatie over de omstandigheden die tot echtscheiding hebben geleid en de sociale en financiële positie van de vrouw. Van de vrouw wordt wel verwacht dat zij deze omstandigheden kan bewijzen door middel van

getuigenverklaringen of documenten. Dit formulier krijgt de vrouw mee om aan de rechter in Marokko te geven en moet volgens Jordens (2000: 204) als een positief advies worden beschouwd om mee te werken aan de erkenningsprocedure.

Wellicht door de tegenzin van Marokkaanse rechters een uitspraak van de Nederlandse rechter te erkennen en hun eigen onervarenheid met de procedure, adviseren veel

Marokkaanse advocaten volgens Jordens (2000:203) vrouwen regelmatig om een nieuwe echtscheidingsprocedure te beginnen in plaats van een erkenningsprocedure te voeren. In dit geval kan de Nederlandse uitspraak, en een eventuele formulier van het consulaat, als bewijs worden gebruikt. Ook hier weer is het van belang dat, als het Nederlandse recht is toegepast, gronden in de uitspraak worden genoemd die vertaald kunnen worden naar de Marokkaanse wet.

Ondanks de bereidheid van het Marokkaanse Ministerie van Justitie om onder de genoemde voorwaarden uitspraken naar Nederlands recht te erkennen zijn dergelijke erkenningen in de praktijk volgens Jordens (2000: 203) nog uitzonderingen. Dit wijt zij met name aan het ontbreken van duidelijke richtlijnen van dit Ministerie waardoor de discrepantie tussen officieel beleid en denkbeelden van individuele rechters gehandhaafd blijft. Voorlopig moet de toepassing van Marokkaans recht daardoor volgens haar als voorwaarde worden beschouwd voor de erkenning van een Nederlandse uitspraak door de Marokkaanse rechter. Door de al eerder genoemde redenen zullen de gelegenheden waarbij de Nederlandse rechter het Marokkaanse recht toepast in de praktijk echter steeds verder afuemen. Met name het feit dat steeds meer vrouwen van Marokkaanse afkomst tevens de Nederlandse nationaliteit hebben speelt hierbij een rol.

Uit het voorafgaande is duidelijk geworden dat het voor het merendeel van de vrouwen van Marokkaanse afkomst in Nederland van belang is om, naast een uitspraak van de Nederlandse rechter, een echtscheiding te verkrijgen die ook naar de maatstaven van de Marokkaanse autoriteiten rechtsgeldig is. Hiervoor hebben zij drie mogelijkheden. Zij kunnen met hun man een verstotingsprocedure overeenkomen, in Marokko of na een Nederlandse echtscheiding op het Marokkaanse consulaat, zij kunnen proberen de Nederlandse uitspraak te laten erkennen

(31)

door de rechter in Marokko of zij kunnen bij de Marokkaanse rechter een nieuwe echtscheidingsprocedure beginnen.

Om de keuzes van mijn respondenten beter te kunnen begrijpen alsmede de conflicten tussen Nederland en Marokko op familierechtelijk terrein, wil ik in het volgende hoofdstuk enige achtergrondinformatie geven over het Marokkaanse familierecht, met name op het gebied van echtscheiding.

(32)

HOOFDSTUK 3: HET MAROKKAANSE FAMILIERECHT: ONTSTAAN, UITGANGSPUNTEN EN PRAKTIJK

3.1.

Ontstaan en oriëntatie van het Marokkaanse familierecht

De wetsartikelen met betrekking tot het Marokkaanse personen-, familie- en erfrecht zijn met name te vinden in het Wetboek van het Personeel Statuut de Mudawwanat al-ahwal ash-shakhsiyya, kortweg de Mudawwana genoemd, en zijn gebaseerd op het islamitisch recht, de shah 'a. De shari 'a is anders dan het westerse recht in die zin dat het niet uit een verzameling wetten bestaat die gegroepeerd zijn naar onderwerp en onderverdeeld in

hoofdstukken en artikelen, maar uit het geheel aan rechtsgeleerde literatuur en rechtspraktijk dat in de loop der tijd gevormd is door de interpretatie van de Koran en de hadith, de

zogenaamde fiqh.

De Koran wordt door de meeste moslims beschouwd als het woord van God zoals geopenbaard aan de profeet Mohammed omstreeks het begin van de zevende eeuw na Christus. Tijdens het leven van de Profeet was hij het zelf die regels en gedragsvoorschriften uit deze heilige woorden afleidde. Na zijn dood moesten anderen dit overnemen maar door veranderende sociale omstandigheden en de confrontatie met diverse samenlevingen door de expansie van het islamitische rijk, ontstond al snel het besef dat de heilige openbaringen alleen, hier niet altijd voldoende grond voor boden. In dergelijke gevallen moest het leven van de Profeet als voorbeeld dienen. Verhalen over zijn leven, uitspraken en de wijze waarop hij zich gedroeg (hadith) werden, in eerste instantie door degenen die hem van dichtbij hadden meegemaakt, mondeling overgedragen en later verzameld en op schrift gesteld en vormen tezamen de sunna.

De Koran en hadith werden door rechtsgeleerden geïnterpreteerd op basis van het principe van interpretatie door eigen intellectuele arbeid (ijtihad). Andere manieren om de heilige boodschap in regels om te zetten waren het principe van consensus onder rechtsgeleerden (ijma ') en het principe van de analogische redenering (qiyas). Daarnaast deden rechters uitspraken op basis van de al bestaande rechtspraktijk ('amai) waarbij het centraal stellen van het algemeen belang (maslaha 'ama), veelal op basis van locale gewoonten ('urj), een belangrijke plaats innam. Deze interpretatiemethoden leidden binnen de sunnitische richting van de islam, in samenhang met historische en geografische factoren, tot de vorming van verschillende rechtsscholen die veelal slechts in detailles van elkaar verschilden. Omstreeks 900 AD vonden spirituele leiders dat de grenzen van de eigen interpretatie waren bereikt en

(33)

werden de ideeën van de vier belangrijkste rechtsscholen, te weten de Hanafitische, de Malekitische, de Chafeitische en de Hanbalitische, vastgelegd. Vanaf dat moment werden rechtsgeleerden geacht hun toepassing van het recht te baseren op de bestaande interpretaties. Ondanks de beperkingen die dit met zich meebracht betekende dit niet een gehele verstarring van de islamitische rechtspraak. Volgens Moors (1999: 144) gingen juristen in feite gewoon door met ijtihad door de werken van de belangrijkste rechtsgeleerden van commentaren te voorzien. Bovendien bleef de rechtspraktijk gekenmerkt door het opnemen van locale

gewoonten zolang deze niet in strijd waren met islam, en het centraal stellen van het algemeen belang waardoor een grote mate van flexibiliteit mogelijk bleef Ook 'leenden' zij regels van andere rechtsscholen als dit voor betrokkenen een betere oplossing mogelijk maa1..1:e waardoor zij, weliswaar binnen de grenzen van de genderverschillen in de wet, regels die in het

voordeel van vrouwen werkten konden benadrukken (Moors 1999: 145-146).

Tot de negentiende eeuw waren het voornamelijk rechtsgeleerden die zich toelegden op de interpretatie en ontwikkeling van het islamitisch recht. Met de toename van de inmenging van het Westen in islamitische gebieden ging de politiek zich steeds meer met de wetgeving bemoeien en werd een groot deel hiervan geseculariseerd en gecodificeerd. Wetten waren niet meer op religieuze bronnen gebaseerd en werden ingedeeld naar westers model. Het

familierecht behield echter bijna overal haar islamitische karakter. Moors (1999: 150-151) geeft hier een aantal redenen voor. Ten eerste hadden Westerse koloniale machten en leiders van de zich moderniserende islamitische landen het meeste belang bij het hervormen van wetten op economisch terrein. Familierelaties werden bij de privé-sfeer ingedeeld en de familiewetgeving werd daarom als minder belangrijk beschouwd voor het

moderniseringsproces. Ten tweede benadrukte het in stand houden van het religieuze karakter van de familiewetgeving de islamitische identiteit van moslimlanden die zich afzetten tegen Westerse imperialistische invloeden. Het islamitische familierecht heeft hierdoor een sterk politiek symbolisme gekregen waardoor afschaffing of hervorming hiervan tot hevige politieke conflicten kan leiden.

Ondanks het feit dat in de meeste islamitische landen de familiewetgeving nog altijd op de islam is georiënteerd, is deze bijna overal gecodificeerd en zijn hervormingen doorgevoerd. Afhankelijk van een aantal sociaal-historische, politieke en culturele factoren verschillen deze per land, maar zij kunnen overal als instrument worden gezien bij het proces van

natievorming. Door codificatie van de wetgeving en een groter toezicht op de rechtspraak kreeg de staat meer invloed op het juridische apparaat en daarmee op de burgers. In deze

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

òçïÉä= îêçìïÉå= ~äë= ã~ååÉå= î~å= qìêâëÉ= Éå= j~êçââ~~åëÉ= ÜÉêâçãëí= ÇáÉ= ìáí= ÇÉ= ÉÅÜí==. ÖÉëÅÜÉáÇÉå= òáàå= çÑ= ~~å= ÜÉí= ëÅÜÉáÇÉå= òáàåK=

Gescheiden ouders die hun kin- deren ondersteunen tijdens de opvoeding (leuke dingen doen samen, luisteren naar de problemen van het kind,…) en weinig tot geen ruzie maken over

Uit de SiV-gegevens blijkt dat kinderen een hogere levens- tevredenheid hebben wanneer ouders samen spreken over de kinderen en weinig of geen ruzie maken. Uit de SiV-gegevens van

Bij kleine kinderen uit zich dat in angst dat hun ouders hen zullen achterlaten, terwijl oudere kinderen vooral bang zijn dat hun ouders er niet zullen zijn

van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid komt naar voren dat in deze fase veelal ook heel veel praktische en financiële zaken voor de ouders spelen – over de

Als wij den toestand van land en volk nagaan, dan gevoelen wij het, op zulk een land, op zulk een vulk, dat den God zijner vaderen zoo schandelijk vergeet, door te doen wat kwaad

Net als Bömer ziet hij als het grootste pro- bleem niet de uitgestelde onverenigbaarheid, maar het gevaar dat een kweker – al dan niet gedreven door slechte prijzen –

Niet alleen dus bij Rosaceaeën, hoewel het wel bar gesteld is met het aantal gevoeligheden voor narigheid van deze familie, inclusief het geslacht Malus.. De bovenstaande tabel