• No results found

Wingene-Rozendalestraat (Sportpark) Rapportage van het archeologisch proefsleuvenonderzoek 25 tot 31 januari 2011

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wingene-Rozendalestraat (Sportpark) Rapportage van het archeologisch proefsleuvenonderzoek 25 tot 31 januari 2011"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ghent Archaeological Team bvba Dorpsstraat 73 8450 Bredene www.gatearchaeology.be

Rozendalestraat

(Sportpark)

Rapportage van het

archeologisch

proefsleuvenonderzoek –

25 tot 31 januari 2011

Pieter LALOO & Jasper DECONYNCK

(2)

2

Project :

Wingene-Rozendalestraat (Sportpark) : archeologisch proefsleuvenonderzoek

Opdrachtgever :

Autonoom Gemeentebedrijf Wingene Oude Bruggestraat 13

8750 Wingene

Uitvoerder :

GHENT ARCHAOLOGICAL TEAM bvba Pieter Laloo, Jasper Deconynck D/2011/16

ISSN 2033-8678

c 2011 - GHENT ARCHAEOLOGICAL TEAM bvba

Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd of aangepast worden, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt worden onder enige vorm of wijze ook, elektronisch, mechanisch, door fotokopie, zonder toestemming Ghent Archaeological Team bvba.

(3)

3

INHOUDSOPGAVE

Voorwoord

p.5

Technische fiche

p.5

1. Inleiding

p.6

2. Aanleiding en doel van het onderzoek

p.6

3. Geografische en bodemkundige situering

p.6

4. Archeologische voorkennis

p.8

5. Verloop van het onderzoek

p.8

6. Methodologie

p.9

7. Resultaten

p.9

8. Conclusies en aanbevelingen

p.16

9. Bibliografie

p.17

BIJLAGE 1 : bewerkt grondplan proefsleuvenonderzoek met aanbevelingen

BIJLAGE 2 : inventaris sleuven

BIJLAGE 3 : inventaris sporen

BIJLAGE 4 : inventaris vondsten

BIJLAGE 5 : inventaris profielen

(4)
(5)

5

Voorwoord

Van 25 tot 31 januari 2011 vond te Wingene „Sportpark‟ een preventief archeologisch vooronderzoek d.m.v. proefsleuven plaats op een ca. 7 ha groot terrein waar het Autonoom Gemeentebedrijf Wingene de bestaande sportinfrastructuur (voetbalterreinen en sportcentrum) uitbreid met een nieuw voetbalterrein, tennisterreinen en omgevingswerken. Dit rapport vormt een eerste schriftelijke neerslag van het verloop van het proefsleuvenonderzoek en de resultaten van het project.

Hierbij willen de auteurs de opdrachtgever, het Autonoom Gemeentebedrijf Wingene, meer specifiek contactpersoon Alex Kerckaert bedanken voor de samenwerking. Ook landmeter-expert Jan Maes verdient een woord van dank voor het meetwerk dat werd verricht. Daarnaast willen we ook Sam De Decker, van het Agentschap Ruimte en Erfgoed, bedanken voor de administratieve begeleiding. Dr. Joris Sergant en Prof. Dr. Philippe Crombé, beiden verbonden aan de Vakgroep Archeologie van de Universiteit Gent willen we eveneens bedanken voor hun advies en hulp bij de determinatie van de vuurstenen vondsten. Gunther Noens (GATE) stond in voor de beschrijving en het tekenen van de vuurstenen vondsten. Technische Fiche

Site: Wingene – Rozendalestraat (Sportpark)

Ligging: Wingene langs de Rozendalestraat en de Leenmolenstraat Provincie West-Vlaanderen

Lambert72-coordinaten: X= Y= Kadaster: 1ste afdeling Sectie B;

Percelen: 800D, 802A (partim), 822G, 822M (partim), 827B, 828S, 830B, 830C, 823G Onderzoek: Vooronderzoek / prospectie met ingreep in de bodem/proefsleuvenonderzoek Opdrachtgever: Stad Wingene

Uitvoerder: Ghent Archaeological Team bvba Vergunning: 2011/007

Vergunninghouder: Pieter Laloo

Vergunning metaaldetectie : 2011/007 (2) Vergunninghouder : Pieter Laloo

Projectarcheologen: Pieter Laloo & Jasper Deconynck

Bewaarplaats archief : Vakgroep Archeologie, Universiteit Gent Grootte projectgebied: 7 ha

Grootte onderzocht gebied : ca. 5 ha Termijn: 25 - 31 januari 2011

Resultaten:

- podzol, silex, steentijden

(6)

6

1. Inleiding

Van 25 tot 31 januari 2011 werd te Wingene „Sportpark‟ een archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Het projectgebied was 7 ha groot hiervan kon ca. 5ha worden onderzocht.

In dit verslag zullen in een aantal hoofdstukken het verloop en de resultaten van het onderzoek toegelicht worden. Vooreerst komen de aanleiding en het doel van dit onderzoek aan bod, gevolgd door een geografische en bodemkundige situering; een situering binnen het archeologisch kader en een situering in tijd. In een volgend hoofdstuk wordt de gevolgde methodologie toegelicht, waarna de resultaten worden voorgesteld. Tot slot volgen de conclusie en daaraan de gekoppelde aanbevelingen. In de bijlage op CD-Rom bevinden zich de digitale opmetings- en bewerkte grondplannen, een selectie uit het digitaal archief en een aantal lijsten.

2. Aanleiding en doel van het onderzoek

Het Autonoom Gemeentebedrijf Wingene wil de bestaande sportinfrastructuur (voetbalterreinen en sportcentrum) uitbreiden met een nieuw voetbalterrein, tennisterreinen en andere sport- en recreatiefaciliteiten. Omdat de aanleg en de herinrichting van deze zone zal gepaard gaan met bodemverstorende activiteiten werd door het Agentschap Ruimte en Erfgoed van de Vlaamse Gemeenschap een archeologisch vooronderzoek voorgeschreven om na te gaan wat het archeologisch potentieel van de site is.

3. Geografische en bodemkundige situering

Het projectgebied is gelegen in Wingene, in de provincie West-Vlaanderen. De te onderzoeken percelen bevinden zich tussen de Rozendalestraat en de Leenmolenstraat (fig.1 en 2).

(7)

7

Fig. 2 : Lokalisatie van het projectgebied (bron : www.agiv.be)

Fig. 3 : Lokalisatie van het projectgebied op de bodemkaart (bron : http://geo-vlaanderen.agiv.be). Op de bodemkaart zijn de twee beekvalleien (Veldbeek en Ringbeek; lichtgroen) duidelijk zichtbaar alsook de ligging van Wingene op de overgang van de zand- (roze

(8)

8

Bodemkundig gezien is Wingene gelegen in de overgangszone van Zandig naar Zandlemig-Vlaanderen. Het kenmerkt zich door een betrekkelijk heuvelachtig landschap. Het projectgebied bestaat uit postpodzolgronden met matig droge (Zch) zandgronden met verbrokkelde humus en/of ijzer B-Horizont en sterk gleyige licht zandleem (Pep(o)) gronden. Aan weerszijden van het projectgebied stroomt er een beek, de Veldbeek en de Ringbeek die beiden uitmonden in de Rivierbeek (fig. 3)(Amerykx et al. 1995 ; http://geovlaanderen.agiv.be).

4. Archeologische voorkennis

In de onmiddellijke omgeving van de site zijn uitgezonderd enkele omwalde sites (o.a. Kozijnenhoek, CAI-nr. 74016), die ook op de Ferraris-kaart (eind 18de eeuw) staan, geen archeologische sites gekend of opgenomen in de Centraal Archeologische Inventaris (bron CAI) (fig. 4). Eind jaren 1990 vond in de onmiddellijke nabijheid (ca. 400m ten zuidoosten) van het projectgebied wel een vooronderzoek door het IAP plaats, gevolgd door een opgraving van de Heemkundige Kring van Wingene (Ons Wingene) ter hoogte van het 17de eeuwse Hof (of kasteel) van Wingene. Onder meer twee hoektorens en de toegangsbrug van deze voormalige heerlijkheid van de heren van Wingene werden bloot gelegd (Lams & Patteeuw 1999, 20 - 37).

Fig.4 : uittreksel uit de CAI van de regio rond de dorpskern van Wingene; het merendeel van de sites zijn nog bestaande of verdwenen sites met walgracht (bron: CAI-AGIV)

Een kleine kilometer ten oosten van het projectgebied zijn door middel van luchtfotografische prospectie van de Vakgroep Archeologie van de Universiteit Gent ter hoogte van de Steenbeek en de Ringbeek twee grafvelden gekend uit de bronstijd. Deze kenmerken zich door het voorkomen van meerdere cirkelvormige grachtstructuren/monumenten (Bourgeois et al. 1996, 97-98).

Op meer regionaal niveau ligt het gebied in een archeologisch zeer rijke zone. Meerdere opgravingen en luchtfotografische en veldprospecties onder meer te Hertsberge, Waardamme, Oostkamp, Ruiselede, Beernem, Aalter en Tielt tonen een rijk verleden van de streek gaande van de prehistorie tot de middeleeuwen.

(9)

9

5. Verloop van het onderzoek

Op dinsdag 25 januari 2011 ging het proefsleuvenonderzoek van start. Maandag 31 januari werd het terreinwerk beëindigd. Aansluitend hierop werd gestart met de verwerking van de opgravingsgegevens. Het inmeten van de sleuven vond plaats op 27 januari en 1 februari.

6. Methodologie

De proefsleuven werden machinaal gegraven met behulp van een tandenloze kraanbak van 18 ton. De sleuven werden ingeplant met een tussenafstand van maximaal 15m (midden tot midden) over een gebied van 7 ha groot. Hiervan was zo‟n 5ha toegankelijk voor het onderzoek. In totaal werden 24 proefsleuven gegraven, goed voor 2801,3 lopende meter. Dit is goed voor een dekking van 5182,4m² en een dekkingsgraad van 10,4% van het toegankelijke gebied. Er werden drie kijkvensters (sleuf 013 KV1 (20m²) + sleuf 016 KV 1 (15 m²) + sleuf 007 KV 1 (3,75m²)) aangelegd met een oppervlakte van 38,75 m².

De sporen werden manueel ingemeten en ingetekend op sleuffiches. De contouren en de dieptes van de sleuven alsook de meest relevante sporen en vondsten werden opgemeten door een landmeter-expert.

Per sleuf werden de sporen en vondsten doorlopend genummerd. In elke sleuf werden een aantal bodemkundige profielen gemaakt en geregistreerd op foto en op de sleuffiches.

Één spoor (SL013 S001) werd gecoupeerd, opgeschoond, gefotografeerd en opgetekend op schaal 1/20e. Elk spoor kreeg een nummer dat bestond uit het sleufnummer en het spoornummer (vb. S001 S1 = sleuf 1, spoor 1). Vondsten werden per spoor verzameld en zo geregistreerd. Vlakvondsten (VL) werden aangeduid, genummerd en ingemeten. Als code voor de vondsten en het fotobordje werd gebruik gemaakt van “WINGENE SPORT 11” (= Wingene Sportveld 2011).

7. Resultaten 7.1 Bodemkundig

Bodemkundige observaties gebeurden zowel tijdens het graven van de proefsleuven als tijdens de registratie van de bodemprofielen. Deze profielen werden op regelmatige basis aangelegd en nauwkeurig beschreven en gefotografeerd.

Bij het graven van de sleuven werden verspreid over het terrein meerdere bodemvormingsprocessen herkend. Over het algemeen hangen de bodemkundige verschillen en fenomenen samen met de topografie van het projectgebied. Het terrein helt immers af van de hoger gelegen percelen in het westen van het gebied naar de lager gelegen gedeeltes in het oosten en noordoosten.

Gezien dit uitgesproken reliëf werden de sleuven zoveel mogelijk dwars op de helling aangelegd. Deze lieten bijgevolg toe om de overgang van de kop naar de zandrug naar de lager gelegen gronden nauwkeurig te bekijken. In sleuven 1 t.e.m. 5 en in sleuf 15 werd duidelijk dat op de kop van de zandrug de moederbodem (C-horizont : geel zand) direct onder de ploeglaag stak. Op de flanken van de zandrug was de ijzerrijke B-horizont nog bewaard en in veel sleuven werd in deze zone ook een goed bewaarde podzolbodem aangetroffen. Dergelijke podzolbodems zijn in feite bodems waarbij de originele bodemopbouw bewaard is gebleven. Ze bestaan uit een humusrijke A-horizont, met daaronder een uitlogingshorizont (= E-horizont). Onder deze witte, uitgeloogde laag bevindt zich dan de aanrijkingshorizont die zich kenmerkt door haar bruinige kleur. Hieronder liggen dan nog de B-horizont (oranjebruin) en de moederbodem. Deze podzolbodems zijn van belang voor de bewaring en ook de detectie van eventuele steentijdsites. Indien er nog zo‟n podzol aanwezig is op een terrein betekent dit dat als er ooit steentijdbewoning is geweest in het gebied, deze vind- of kampplaatsen niet of in mindere mate verstoord zouden zijn geraakt door het ploegen. Dergelijke vindplaatsen kenmerken zich immers niet als grondsporen, maar wel als concentraties aan

(10)

10

hoofdzakelijk vuursteenartefacten. Indien zo‟n tijdelijke kampplaats in de loop der jaren wordt afgedekt door bodemvormingsprocessen en deze afdekking in recentere tijden niet werd aangetast dan kan dit voor een in situ-bewaring gezorgd hebben van de vindplaats.

Ook in sleuven 10 t.e.m. 12 werd een dergelijke podzol waargenomen.

Op de lager gelegen zones in het noordoosten van het projectgebied, bestond de ondergrond eerder licht lemig zand. Op enkele plaatsen was de fractie leem/klei hoog en bevond deze zich net onder de ploeglaag. De moederbodem bevond zich dan op 50/60 cm diepte. Mogelijk is deze klei in een recent verleden aangevoerd als ophoging of opvulling van nattere plekken in deze lager gelegen zone.

Fig.5 : Profiel 1 sleuf 18 : lemigere ondergrond in de lager gelegen zone in het noordoosten van het projectgebied

In sleuf 13 werd een vermoedelijke konijnen- of dassenburcht aangesneden. In de vulling van dit natuurlijk spoor werden enkele wandfragmenten protohistorisch aardewerk en een verbrand silexfragment aangetroffen die waarschijnlijk door het vergraven in dit spoor zijn terecht gekomen. Aanvankelijk werd gedacht dat het om een antropogeen spoor ging dat in de loop der jaren was verstoord door dierlijke activiteiten. Daarom werd het kijvenster rondom dit „spoor‟ ca. 10 à 15cm verdiept. Op dit tweede niveau bleek het duidelijk om een natuurlijk spoor te gaan (fig.).

(11)

11

Fig.6 : Natuurlijk spoor (konijnen- of dassenburcht) in sleuf 13

7.2 Archeologisch 7.2.1 Algemeen

In het projectgebied werden op meerdere mogelijke postmiddeleeuwse tot subrecente en recente sporen na geen archeologisch relevante sporen aangetroffen. Wel is over een groot deel van het terrein een podzolbodem bewaard die bij het schaven meerdere vuurstenen artefacten en fragmenten prehistorisch aardewerk heeft opgeleverd.

7.2.2 De podzol

In sleuven 1, 2, 3, 5, 8, 10, 11, 12, 15 en 16 werden restanten aangetroffen van een bewaarde podzolbodem. Vooral in sleuven 1, 2 en 3 en in sleuven 11 en 12 was de podzol zeer goed bewaard. De A-horizont was er ca. 15cm dik en de onderliggende E-horizont ca. 5cm. Naar de kop van de zandrug toe (westen van het projectgebied) en in de andere genoemde sleuven was enkel de uitlogingshorizont (E) en/of de aanrijking bewaard gebleven.

In de sleuven werden tien vuurstenen artefacten, twee fragmenten prehistorisch aardewerk en enkele fragmenten natuursteen aangetroffen in de podzol. Wat de vuurstenen artefacten betreft, gaat het om twee trapezia (SL3 V2, SL11 V1), twee grote (SL1 V5, SL12 V1) en een kleine schrabber (SL3 V3) en enkele afslagen. De trapezia wijzen in de richting van een laatmesolithische datering (ca. 6000-4000 voor Christus), ze werden gebruikt als pijlbewapening. De schrabbers kunnen jonger (neolithisch) zijn, maar een datering in het laat-mesolithicum behoort ook tot de mogelijkheden. Ook werden enkele fragmenten kwartsietische zandsteen aangetroffen. Recent onderzoek te Hertsberge-Papenvijvers 3 toonde aan dat dergelijke zandsteen, die van nature voorkomt in de regio, ook werd bewerkt en gebruikt als grondstof voor de aanmaak van artefacten in het neolithicum (Sergant et al. 2009, Sergant 2010, 81-85).

(12)

12

Fig.7 : Profiel 2 sleuf 1 : podzol

Fig.8 : Profiel 2 sleuf 2 : E-horizont (witte laag) met daaronder de aanrijking (bruin) en de B-horizont (oranjebruin)

De twee aardewerkfragmenten zijn beide handgemaakte wandfragmenten in prehistorische techniek. Op één van de fragmenten is nog versiering waarneembaar. Het gaat om een groef met daarboven enkel nagelindrukken. Mogelijk gaat om een wandfragment van een klokbeker. Dit type aardewerk is typisch voor het finaal-neolithicum (ca. 2500 – 2000 voor Christus) en wordt slechts sporadisch aangetroffen in Vlaanderen. De voorbije jaren werd te Hansbeke (Hoorne et al. 2009, 81-85) en te Sint-Denijs-Westrem (Hoorne et al. 2008, 101-108) nog finaalneolithisch aardewerk aangetroffen in (geïsoleerde) kuilcontexten. Ook de oudere vondsten binnen Zandig Vlaanderen van dit type aardewerk beperken zich tot vlakvondsten of enkele kuilen. Duidelijke nederzettingssporen uit het finaal-neolithicum in Zandig Vlaanderen zijn uiterst schaars tot onbestaande. In de nabijheid van het projectgebied werd in 2005 te Waardamme-Vijvers wel een finaalneolithische huisplattegrond ontdekt tijdens een archeologisch onderzoek (Demeyere et al. 2006). Omdat tijdens het huidige proefsleuvenonderzoek de podzol niet verdiept werd, valt het niet uit te sluiten dat er in of onder de podzol nog (neolithische of metaaltijd-)nederzettingssporen aanwezig zijn.

(13)

13

Machinale prospectie door middel van proefsleuven is niet de meest geschikte methode om steentijdvindplaatsen te detecteren. Deze (uitgezonderd neolithische sites) worden immers niet gekenmerkt door grondsporen, maar eerder door concentraties aan hoofdzakelijk lithische artefacten, die klein (1mm) kunnen zijn. De artefacten geven onomstotelijk aan dat er menselijke aanwezigheid was te Wingene Sportpark in de prehistorie. Indien zich bewoningssporen (zoals bv. latente structuren) in de intact bewaarde podzol bevinden, is de kans groot dat deze goed geconserveerd zijn.

Fig.9 & 10 : tekening en foto klokbekerscherf

In Oost-Vlaanderen werden in 2010 vergelijkbare observaties gedaan. Op de site Evergem-Nest werd een podzol aangetroffen in de proefsleuvenfase; bij het opschaven van de podzol werden slechts enkele vuurstenen artefacten aangetroffen. Na een archeologisch booronderzoek werd besloten om bepaalde delen van die podzol te onderwerpen aan verder onderzoek. Enkele mesolithische concentraties en een finaalpaleolithische vindplaats werden op deze manier ontdekt en onderzocht (Devriendt et al. 2010, 23-28). In West-Vlaanderen zijn het aantal opgegraven steentijdvindplaatsen zeldzaam. De meeste vondsten zijn gekend door middel van veldprospectie en dus afkomstig van vindplaatsen die waarschijnlijk grotendeels zijn verploegd. Bovendien zijn de opgegraven steentijdsites (i.e. Waardamme-Vijvers, Hertsberge-Papenvijvers 3) in de regio van het projectgebied gedateerd op het einde van de steentijden (i.e. finaal-neolithicum), de periode waarin de mens reeds sedentair leefde. Een aantal vondsten aan het Sportpark te Wingene wijzen in de richting van een oudere datering, i.e. de periode van de jagers-verzamelaars.

(14)

14

Fig.11 : Aangetroffen vuurstenen schrabbers (SL3 V3, SL1 V5 en SL12 V1), trapezia (SL3 V2 en SL11 V1) en afslag (SL5 V2) (tekeningen : Gunther Noens (GATE))

(15)

15

Fig.12 : Lithisch (vuursteen en kwarsietische zandsteen) materiaal aangetroffen tijdens het proefsleuvenonderzoek (foto : Gunther Noens (GATE))

7.2.3 Greppels en grachten van postmiddeleeuwse of recentere oorsprong

In elke sleuf werden ook één of meerdere greppelfragmenten aangesneden. Deze waren voornamelijk afkomstig van oude perceelsindelingen of dienden als drainagegreppels op de meeste drassige stukken.

(16)

16

Fig.13 : Kruispunt van diverse greppelfragmenten in sleuf 16

8 Conclusies en aanbevelingen

Het proefsleuvenonderzoek ter hoogte van het Sportpark te Wingene bracht naast diverse greppelfragmenten uit recentere periodes ook een goed bewaarde podzol met steentijdvondsten aan het licht. Diverse vuurstenen artefacten en enkele aardewerkfragmenten in prehistorische techniek werden aangetroffen bij het opschaven van deze podzol. Deze vaststellingen wijzen hoogstwaarschijnlijk op de aanwezigheid van één of meerdere steentijdvindplaatsen binnen het gebied.

Om deze vindplaatsen beter te kunnen lokaliseren en hun mate van bewaring na te gaan, adviseren wij om bepaalde zones van het projectgebied te onderwerpen aan een archeologisch booronderzoek. Gezien het feit dat er zonder enige twijfel menselijke aanwezigheid was tijdens de prehistorie en het feit dat jagers-verzamelaarskampementen gemiddeld slechts enkele tientallen m² beslaan, stellen wij voor om gebruik te maken van een verspringend 5m-boorgrid. Jarenlang onderzoek binnen de onderzoekseenheid prehistorie van de Vakgroep Archeologie van de Universiteit Gent toont aan dat de meest efficiënte boormethode deze is waarbij geboord wordt met een megaboor met diameter 12cm. De monstername dient te starten direct onder de ploeglaag en tot twee boorkoppen in het pleistoceen (geel) zand (C-horizont). Vervolgens dienen de boorstalen nat te worden uitgezeefd op een zeef met een maaswijdte van maximaal 1mm (De Clercq et al. 2011, 73-89; doctoraatsonderzoek Machteld Bats - UGENT). Op deze manier kunnen ook de kleinste afslagen worden gevat. Deze wijzen immers op vuursteendebitage ter plekke. Op basis van de resultaten van het booronderzoek kunnen dan verspreidingskaarten worden aangemaakt die toelaten om de eventuele concentraties te lokaliseren en gerichter te gaan onderzoeken door middel van testvakken (verspringend om de 2m). Uit het booronderzoek zal ook blijken hoe goed de vindplaatsen bewaard zijn gebleven.

(17)

17

Het gebied dat ons inziens dient afgeboord te worden, valt uiteen in twee zones. Het gaat enerzijds om een noordelijke zone (SL 1 t.e.m. 5 + SL15) van ca. 1,2ha en anderzijds om een zuidwestelijke zone van ca. 0,6ha (SL9 t.e.m. 13) (zie BIJLAGE 1).

9 Bibliografie

http://geovlaanderen.agiv.be

Ameryckx J.B., Verheye W., Vermeire R., 1995, Bodemkunde, Gent.

Bourgeois J., Meganck M. & Semey J., 1996, Cirkels in het land. Een inventaris van cirkelvormige structuren in de provincies Oost- en West-Vlaanderen II, Archeologische Inventaris Vlaanderen. Buitengewone Reeks, 5

Demeyere F., Bourgeois J. & Crombé P., 2004, Plan d‟une maison du groupe Dêule-Escaut à Waardamme (Oostkamp, Flandre occidentale), Notae Praehistoricae, 24, 167-173. Devriendt I., Messiaen L., Bats M., Laloo P., Sergant J. & Crombé P., 2010, Evergem-Nest, Mesolithic habitation in the harbour of Ghent: a preliminary report, Notae Praehistorica, 30, 23-28.

Hoorne J., Sergant J., Bartholomieux B., Boudin M., De Mulder G. & Van Strydonck M., 2008, Een klokbekergraf te Sint-Denijs-Westrem – Flanders Expo (Gent, Oost-Vlaanderen), Notae Praehistorica, 28, 101-108.

Hoorne J., Sergant J., Boudin M., Taelman E., Vanhee D. & Van Strydonk M., 2009, Een finaalneolithisch potbeker op het Aquafintracé te Hansbeke – Voordestraat (gemeente Nevele, provincie Oost-Vlaanderen), Notae Praehistorica, 29, 81-85.

Lams L. & Patteeuw R., 1999, ‟t Hof en Kasteel van Wingene, Ons Wingene 1999/2, 20-37 Sergant J., Van De Vijver M., Blanchaert H., Vandendriessche H., Langohr R., Lombaert L., Van Strydonck M., Boudin M. & De Wulf A., 2009, Een tweede vindplaats van de Dêule-Escaut groep in de Vlaamse Zandstreek. De site Hertsberge-Papenvijvers 3 (gem. Oostkamp, West-Vlaanderen, België), Notae Praehistoricae, 29, 93-99

Sergant J., 2010, De finaalneolithische (?) vindplaats van Hertsberge „Papenvijvers 3‟ (West-Vlaanderen, België) : opgravingscampagne 2010, Notae Praehistorica, 30, 81-85.

(18)

18

(19)

19

BIJLAGE 2: inventaris sleuven

Sleufnummer

Datum

Lengte (m)

Sporen

SL001 25/jan 211 S001-010 SL002 25/jan 223 S001 SL003 26/jan 235 S001-005 SL004 26/jan 167 S001 SL005 26+27 jan 260 S001-003 SL006 27/jan 71 S001-005 SL007 27/jan 50 S001-002 SL008 27/jan 127 S001-003 SL009 27/jan 90 S001-003 SL010 27/jan 128,8 S001-003 SL011 27/jan 125 S001-004 SL012 27/jan 100 S001-002 SL013 28/jan 48 S001-004 SL014 28/jan 100 S001-006 SL015 28/jan 85 * SL016 28/jan 130 S001-005 SL017 28/jan 117,5 S001-002 SL018 31/jan 109 S001-003 SL019 31/jan 102 * SL020 31/jan 97 S001-002 SL021 31/jan 83 S001-002 SL022 31/jan 73 S001-002 SL023 31/jan 39 S001 SL024 31/jan 30 * 2801,3 m

(20)

20

BIJLAGE 3 : inventaris sporen

Sporen

Sleufnr Spoornr Beschrijving sporen Lengte

(m) Breedte(m) Datering Vondsten vondstnummer SL001 S001 windval? 0,85 min 0,3 ? *

S002 windval? 1,8 min 0,35 ? *

S003 paalkuil; HetLGrZw 0,35 0,31 ? *

S004 gracht; DGrZw 1,8 min 1,1 mog post-ME/rec *

S005 kuil 1,4 min 0,85 recent *

S006 gracht 1,8 min 3,5 subrecent *

S007 gracht 27 min 1,5 recent *

S008 drainagegreppel 35 min 0,3 subrecent/rec *

S009 kuil 2,5 0,85 subrecent/rec *

S010 drainagegreppel 32 min 0,3 subrecent/rec *

SL002 S001 greppel; HetLBrGr 2 min 0,85 post-ME *

SL003 S001 paalkuil; HetLGr 0,38 0,32 ? *

S002 gracht 1,8 min 1,5 subrecent/rec *

S003 gracht 1,8 min 2,75 subrecent/rec *

S004 kuil 2 min 0,85 subrecent/rec *

S005 gracht 1,8 min 3, 10 subrecent/rec *

SL004 S001 greppel; HetLBrGr 1 0,8 mog post-ME *

SL005 S001 greppel; HetLGr 1,8 min 1 post-ME? *

S002 greppel; HetDGrZw 1,8 min 0,35 post-ME? *

S003 greppel; HetLGr 1,8 min 0,45 post-ME? *

SL006 S001 greppel; HetLZwGr 2 min 58 post-ME? *

S002 greppel; HetLZwGr 2 min 52 post-ME? *

S003 greppel; HetDBr 2,10 min 0,95 post-ME? *

S004 greppel?; HetLGr 1,15 min 0,68 post-ME? *

S005 greppel 1,9 min 1,5 recent *

SL007 S001 (zie SL6 Sp 2) greppel; HetLZwGr 2 min 54 post-ME? *

S002 kuil; HetLGrZw 1,45 1,42 ? *

SL008 S001 greppel; HetDGr 1,9 min 0,6 post-ME? *

S002 gracht+kuilen 1,8 min 18 min recent *

S003 kuil 19 min 0,8 min recent *

SL009 S001 greppel 1,9 0,65 recent *

S002 gracht; HetDZw 2,4 min 1/1,8 post-ME? *

S003 gracht; humeus DZw 1,8 min 1 post-ME? *

SL010 S001 greppel; 4,5 min 0,8 post-ME? *

S002 gracht sterk Het. 1,8 min 8,1 recent *

S003 gracht 2 min 3,15 recent *

SL011 S001 greppel; HetDZwGr 2 min 0,85 post-ME? *

(21)

21

S003 gracht 2 min 3,5 min recent *

S004 gracht 1,8 min 5 min recent *

SL012 S001 gracht 2 min 3,5 recent *

S002 gracht 1,8 min 0,95 recent *

SL013 S001 kuil/natuurlijk? 4 min 1,8 min

?

*

S002 gracht 1,8 min 1,95 post-ME? *

S003 gracht 1,8 min 2,05 post-ME? SL13 S3

S004 natuurlijk 8 min 3 min SL13 KV

SL014 S001 greppel 1,8 min 0,4 recent *

S002 greppel 1,8 min 0,45 recent *

S003 greppel 1,8 min 0,4 recent *

S004 greppel 1,8 min 0,46 recent *

S005 gracht 1,8 min 2 recent *

S006 greppel 1,8 min 1 recent *

SL015 * * * * * *

SL016 S001 greppel; HetDZwGr 1,8 min 0,58 ? *

S002 greppel; HetDGr 20,15 min 0,55 ? *

S003 greppel; HetDBrGr 2,45 min 0,41 ? *

S004 greppel 1,8 min 0,52 recent *

S005 greppel 1,8 min 2,35 recent *

SL017 S001 greppel 1,8 min 0,51 sub/recent? *

S002 gracht 1,8 min 4,12 recent *

SL018 S001 greppel; HetDZwGr 1,8 min 0,65 post-ME? *

S002 greppel; HetDZwGr 2,45 min 0,45 post-ME? *

S003 greppels/Kuilen 17 min 1,8 min post-ME? *

SL019 * * * * * *

SL020 S001 greppel 1,8 min 0,35 sub/recent? *

S002 greppel 1,8 min 0,75 sub/recent? *

SL021 S001 gracht 2,15 min 0,95 recent *

S002 greppel 2,1 min 0,72 sub/recent? *

SL022 S001 gracht 1,8 min 1 sub/recent? *

S002 greppel 1,94 min 0,55 sub/recent? *

SL023 S001 gracht 1,8 min 1,08 sub/recent? *

(22)

22

BIJLAGE 4: inventaris vondsten

Vondsten

Vondstnr

. Sleuf Spoor Beschrijving Datering

SL1 V1 1 VL keifragment met resten beton recent

SL1 V2 1 podzol vuursteenfragment

SL1 V3 1 podzol klein wandfragment (gedraaid; chamotteverschraling) ?

SL1 V4 1 podzol baksteenfragment PME tot recent

SL1 V4 1 podzol wandfragment; prehistorische techniek neolithisch of

protohistorisch

SL1 V5 1 podzol afslagschrabber; vuursteen steentijd

SL10 V1 10 podzol groot fragment zand/veldsteen nvt

SL11 V1 11 depressie impactkenmerken geassocieerd met distale afknotting trapezium (symmetrisch); vuursteen; mogelijke mesolithicum

SL12 V1 12 podzol schrabberfragment; vuursteen; proximaal deel weg

geretoucheerd steentijd

SL13 KV 13 dassenburcht 4 besmeten wandfragmenten; 2 passende fragmenten

met overgang naar bodem verm. protohistorisch

SL13 S3 13 3 wandfragment; paarsbruine glazuur LME-PME

SL13 V1 13 VL groot fragment zandsteen nvt

SL13 V2 13 dassenburcht afslag; vuursteen; zwaar verbrand; onregelmatige

retouches op beide laterale boorden steentijd

SL15 V1 15 podzol proximaal afhakingsfragment; vuursteen; licht verbrand steentijd

SL15 V2 15 VL fragment zand/veldsteen (natuurlijk) nvt

SL2 V1 2 podzol fragment natuursteen

SL2 V2 2 podzol fragment kwartsiet? (of kwartsietische zandsteen?)

SL2 V3 2 podzol klein wandfragment handgemaakt aardewerk

SL2 V4 2 podzol ventraal vlak wordt volledig ingenomen door negatief mediaal afhakingsfragment; vuursteen; siretbreuk;

van (grote) splinter

steentijd

SL3 V1 3 VL brok vuursteen; antropogeen?

SL3 V2 3 depressie

trapezium (rhombisch); vuursteen; ventrale retouches langsheen de distale afknotting;

Mogelijke impactkenmerken geassocieerd met proximale afknotting.

mesolithicum

SL3 V3 3 podzol afslagschrabber; vuursteen steentijd

SL3 V3 (aw) 3 podzol wandfragment met klokbeker- of wikkeldraadversiering finaal-neolithisch -

vroeg bronstijd

SL5 V1 5 depressie fragment kwartsiet? (of kwartsietische zandsteen?)

(23)

23

BIJLAGE 5 : inventaris sleufprofielen

PROFIELEN

sleuf profiel stratigrafie beschrijving lagen S001

P1 0-44 Ap

44-.. C

P2 0-42 Ap

42-.. C

P3 zie foto (in podzol) podzol

P4 0-43 Ap 43-.. C S002 P1 0-50 Ap 50-.. C P2 0-35 Ap 35-50 E 50-55 Bir 55-… C P3 0-30 Ap

30-62 homogeen donker pakket

(depressie-natuurlijk-podzol??)

62-.. C

P4 zie foto (in podzol)

P5

0-44 Ap

44-60

lemig zand (depressie)

60-.. C

S003

P1

0-35 Ap

35-44 homogeen donker pakket

(depressie-natuurlijk-podzol??) 44-.. C P2 0-33 Ap 33-55 windval 55-.. C P3 0-36 Ap 36-50 DGR zand/kleiig pakket 50-.. lemig zand P4 0-36 Ap 36-.. C S004 P1 0-52 Ap+verstoring 52-.. C P2 0-38 Ap 38-.. C

(24)

24 P3 0-36 Ap 36-.. C S005 P1 0-36 Ap 36-44 verstoring 44-.. C P2 0-33 Ap 33-48

kleiig pakket met wat verstoring 48-.. C P3 0-45 Ap 45-55 E+B 55-.. C P4 0-46 Ap 46-62 E+B 62-.. C P5 0-35 Ap 35-.. C S006 P1 0-52 Ap 52-.. C P2 0-34 Ap 34-.. C S007 * * * S008 P1 0-42 Ap 42-.. C P2 0-42 Ap 42-54 Bir 54-.. C S009 P1 0-20 Ap 20-.. C S010 P1 0-48 Ap 48-.. C P2 0-45 Ap 45-70 A 70-90 E+Bir 90-.. C P3 0-42 Ap 42-.. C S011 P1 0-66 Ap 66-.. C P2 0-55 Ap 55-66 A 66-74 E 74-100 Bir 100 C P3 0-38 Ap 38-.. C S012 P1 0-38 Ap 38-48 A 48-70 Bir 70-.. C

(25)

25 P2 0-38 Ap 38-.. C S013 P1 0-30 Ap 30-.. Bir P2 0-40 Ap 40-.. Bir S014 P1 0-10 Ap 10-.. Bir+C P2 0-50 Ap 50-.. Bir S015 P1 0-35 Ap 35-40 Bir 40-.. C P2 0-56 Ap 56-66 A 66-72 E 72-85 Bir 85-.. C S016 P1 0-32 Ap 32-40 verstoring 40-.. C P2 0-40 Ap 40-55 A 55-70 E+Bir 70-.. C S017 * * * S018 P1 0-40 Ap 40-55 Klei (opgevuld?) 55-75 Klei+C vermengd S019 P1 0-35 Ap 35-.. C S020 P1 0-21 Ap 21-.. C S021 P1 0-40 Ap 40-60 windval 60-.. C S022 P1 0-16 Ap 16-.. C S023 P1 0-64 Ap + verstoring 64-.. C S024 * * *

(26)
(27)

Ho og te pa alt je: +2 2.3 3m dic ht tijd en s v oet bal d raa ic irke l b randw ee rwag en 78 ,-M . % %C4 00 Ï1È 15 ,-M . % %C 40 0 Ï1È X C B A GSM mast C X B A x a b c x:+19.58 a:+19.58 +21.29 G109 21.25 AKKER AKKER AKKER AKKER AKKE R AKKE R GRAS GRAS GRAS GRAS GRAS GRAS GRAS GRAS GRAS GRAS GRAS GRAS GRAS GRAS GRAS GRAS ZAND ZAND SPEE LTUIG SPEELTU IG SPEELTU IG SP EEL TUIG SP EELTUIG Lood s TD Trib une Cont aine rpar k Kleedk amer s Klee dkam ers Fr og gy BOK : 18 .89 m BOK : 18 .86 m <-% % C 600 BOK : 19 .83 m %%C20 0 PV C BOK : 17 .84 m WA TER PE IL D D. 07/ 1 1/ 08 :18. 03 m AKKE R AKKE R AKKE R AKKER AKKER AKKER c:+20.16 b:+19.81 a:+20.09 +21.92G05 x:+19.81 x:+20.38 a:+20.37 +22.01G09 800 D 828 L 826 G 822 E 833 S 828 F 833 R 828 P 826 D 832 G 830 B 829 D 815 L 828 K 815 M 828 S 828 N 802 A 828 H 813 M 832 F 826 E 828 R 830 C 813 L 827 A 26 28 31 40 42 44 AKKE R AKKER AKKE R BOS TENNIS VELD VIJVER SERR E TREURWIL G T.P.2 80 ,-M. DRA IN % %C120 1,5 È-> 11 0, -M. DR AIN % %C 60 < -1, HOOF DVEL D. 10 8, -M. DR AIN % %C 60 < -1, T.P.3 T.P.1 62 ,-M. DRA IN %% C120 1,5 È-> 27 ,-M. %% C80 0 1ÈÉ VOO RLO PIG EAF SLU ITIN G. REFERENTIEPEIL : DEURDORPEL FROGGY +20,620 TAW. A B C GRACHTJE TE DEMPEN W at er pe il 1 9. 80 W at er pe il 1 9. 20 Sp ee lp le in 6 -1 2j 8m ²M 1 0 1*< 6 0 Bas ic6012 6m²* 90 5 m²* 100 M 5 7 10 2 8 m²M101* <60 Basic900 19/22m²*120 28m²*<60 C lu bh ui s te nn is Sp ee lp le in 1 -6 j x:+19.71 b:+19.71 a:+19.75 +21.56 G04 a b x x:+19.68 b:+19.70 a:+20.24 +21.40G03 a b x x:+20.46 a:+20.46 +21.74G13 +21.95 G14 x:+ a:+ +21.12 G02 VIJVER 1 VIJVER 2 VELD 3 VELD 2 VELD 4 PAD C PAD A PAD B PAD B PAD A PAD E PAD D HOOF DPAD 2 HOOF DPAD 1 HOOF DPAD 3 PAD F PAD F 35,-M . %%C200 É F A A A A A D D LM4 LM1 LM2 LM3 SPROEIWATERPUT 20.000 L.

LOT 1.

LOT 2.

GEPLANDE DWA-LEIDING.

BEST. TE BEHOUDEN ALS DWA-LEIDING.

BEST. TE BEHOUDEN ALS RWA-LEIDING. GEPLANDE RWA-LEIDING. VELD 1 BESTAANDE HERAS-AFSLUITING IN FASE 2 TE VERPLAATSEN IN FASE 2 TE VERPLAATSEN INFOBORD glooiing watervogels glooiing watervogels glooiing watervogels glooiing watervogels glooiing watervogels D1 D2 Ø2 50 67 ,-m 5.0 0 D3 Ø250 52 ,-m 5.0 0 R1 R2 Ø700 24,-m 0.50 R3 Ø7 00 83 ,-m 0 .5 0 R4 Ø700 76,-m 0 .50 R19 R20 R7 R8 Ø60 0 76,-m 0.50 G01 G02 Ø800 G03 Ø700 G04 Ø700 Ø600 G13 Ø500 Ø500 G17 G18 Ø6 00 G19 Ø600 G20 R9 R10 Ø500 14 ,-m -0. 00 G22 G23 Ø500 D4 Ø250 27 ,-m 5 .00 4 5 6 7 14 15 16 17 18 19 23 24 25 26 27 9 11 12 13 R12 Ø400 80 ,-m 0 .50 Ø20 0 12,-m 1 .20 R14 R15 Ø500 12,-m 1.00 R22 Ø3 00 105, -m 5.0 0 18.10 R15 18.89 18.89 18.11 R14 19.37 19.37 17.60 R22 17.20 17.20 18.90 R12 19.32 19.32 18.98 18.98 G18 20.49 20.49 18.98 R19 20.34 20.34 19.05 R20 20.73 20.73 18.94 R7 20.17 20.17 19.50 R1 20.57 20.57 19.51 19.51 R2 20.91 20.91 19.32 19.32 D2 22.23 22.23 19.56 19.55 R3 22.26 22.26 19.59 R4 21.61 21.61 18.99 18.99 D1 21.69 21.69 19.58 D3 21.63 21.63 D4 21.56 21.56 18.85 22.00 22 .1 0 22.3 0 22.6 0 22 .70 22 .70 22.50 21 .60 21 .70 22 .30 21.70 21 .10 21 .00 20.90 20 .70 20 .70 20 .40 19.4 0 19 .50 19.9 0 20 .00 20 .1 0 20 .2 0 20.30 20.6 0 20.70 20.8 0 20.9 0 21.00 20.90 2 1.1 0 21 .20 21 .30 21 .30 21.4 0 2 1.5 0 21.6 0 21 .2 0 19 .00 19.1 0 19.2 0 19 .30 19 .40 19 .5 0 19.6 0 19 .50 19.4 0 19.7 0 19.8 0 19.9 0 20 .50 20 .6021 .00 20 .70 20 .80 20 .90 20 .50 21 .10 21 .40 20.4 0 20.30 20 .4 0 20 .3 0 20 .50 1 9.4 0 19 .8 0 20.40 20.3 0 20 .20 20.1 0 20.0 0 22 .20 22 .50 22.60 22.50 21.80 21.50 21.40 21 .0 0 20.8 0 20.9 0 20 .8 0 19.4 0 19.5 0 19.6 0 19 .7 0 19 .8 0 19 .90 19 19.00 .20 19 .40 19.40 19.50 19.6 0 19.70 19.80 19.90 20.0019.90 20.00 20.10 20.10 20.20 21.0 020 .7020.702020.9 0.8 0 21.1 0 21.2 0 21.1 0 21.2 0 21.3 0 21.4 0 21.5 0 21.6 0 21.7 0 23.0 022.8 022.9 0 23.1 0 23.2 0 23.0 023.1 0 22.5 0 22.6 022.7 022.8 0 22.0 0 2222.1 0.0 022.2 0 20 .8 0 20.7 0 20.5 0 20 .40 20 .6 0 20.70 21 .00 20 .90 20.80 20 .70 20.60 21.70 21.60 21.70 21 .50 21.1 0 22.0 0 21.9 0 20.8 0 20 .70 20 .80 22.0 0 21.50 21.60 21.7 0 21.80 21.90 21.40 21 .50 21 .60 21 .70 21.30 21.40 21.50 21.10 21 .20 21.30 R23 G24 G25 Ø800 Ø800 Ø300 Ø800 Ø400 92,-m 0.50 19.00 19.00 R23 20.47 20.47 Ø4 00 45 ,-m 0 .50 18.97 18.94 18.94 19.28

0 10 20 30 40

5

Meters

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Binnen dit project worden voor vier welzijnsprincipes (n.m. voeding, huisvesting, gezondheid en gedrag) voor zowel omgevingskenmerken en dierkenmerken parameters ontwikkeld

Gronden met dit grondwaterstandsverloop komen in geringe oppervlak (ca. 37 ha) voor ten westen van Nieuw-Schoonebeek. Het betreft hier voornamelijk relatief hooggelegen

Dit alles is voor paardenstallen in Nederland niet onderzocht, maar wel is algemeen bekend dat paarden met SME die binnen worden gehouden (d.w.z. in gesloten stallen) na enkele

een open brainstorm over deze veranderingen, zijn ze vervolgens door alle deelnemers met stickers op prioriteitsvolgorde gezet voor zowel de korte (0,3 jaar) als de langere

These patients experienced very few complications, but bleeding seems to be associated with cervicitis and with the IUCD. We therefore advocate specific treatment before laser

Barium studies are indicated for the confirmation of the pres- ence of the gastric ulcer, and in order to provide additional information on such factors as mobility and motility of

Die implementering van die gebalanseerde benadering word saamgevat in wat Villaume &amp; Bradham (2003) die groot uitdaging noem, naamlik die vassteling van hoe

Behalve door een voor- en nastudie van de ongevallencijfers in de onderzoekstad Utrecht, is de relatie die er bestaat tussen het gebruik van stads- of dimlichten en het