• No results found

Het effect van positieve feedback op motivatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het effect van positieve feedback op motivatie"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het Effect van Positieve Feedback op Motivatie.

Iris Gravemaker

Studentnummer: 10530770 Universiteit van Amsterdam Begeleider: Nils Jostmann Aantal woorden: 4850 woorden

(2)

Abstract

In dit onderzoek werd het effect van timing en framing van positieve feedback op motivatie onderzocht. Het onderzoek werd uitgevoerd op middelbare scholen bij leerlingen uit de onderbouw van de niveaus mavo, havo en vwo. Deelnemers deden een aantal

prestatietaken en kregen daarover directe positieve feedback, vertraagde positieve feedback of geen feedback afhankelijk van de conditie waar ze in zaten. Deelnemers werden willekeurig over de condities verdeeld. Er werd een MANOVA uitgevoerd en er werd geen verschil in prestatie gevonden tussen de verschillende condities. Er werd geen effect gevonden van positieve feedback op motivatie, wat mogelijk verklaard kan worden door te weinig variatie in de data.

(3)

Inleiding

Nederland heeft meer top-presterende 15-jarige leerlingen dan de meeste andere Europese landen (OECD, 2016). Vooral op het gebied van basisvaardigheden blinken

Nederlandse leerlingen uit. Er blijft echter een prestatie verschil bestaan tussen Nederland en Aziatische landen, want er zijn veel leerlingen in Nederland die meer potentie in zich hebben dan datgene wat daadwerkelijk wordt bereikt. De OECD verklaart het verschil in prestatie aan de hand van de lage motivatie bij hoog presterende leerlingen. Er zijn namelijk veel leerlingen in Nederland die niet gemotiveerd zijn. Het Nederlandse schoolsysteem beloont excellentie niet en Nederlandse ouders zijn weinig betrokken met de schoolprestaties van hun kinderen (OECD, 2016). Om ervoor te zorgen dat hoog presterende leerlingen hun volledige potentie behalen, adviseert de OECD docenten om het gebruik van bekrachtiging te stimuleren door middel van track promotion, het belonen van leerlingen wanneer ze een subdoel binnen een leerweg hebben behaald.

Wanneer een leraar een leerling een compliment geeft over hoe de leerling heeft gepresteerd, geeft de leraar hiermee informatie aan de leerling over zijn of haar prestatie (Hattie & Timperley, 2007). Deze informatie kan worden gegeven door een leraar,

medescholier, ouder of door de leerling zelf. Volgens Kluger en DeNisi (1996) heeft kennis over hoe iemand heeft gepresteerd een positief effect op motivatie. Als een scholier meer motivatie heeft, dan zal deze op toekomstige taken beter presteren. Het motiveren van scholieren is voor scholen dan ook een dagelijkse bezigheid om op deze manier prestatie van leerlingen te verbeteren.

Feedback geeft niet alleen informatie over hoe de leerling heeft gepresteerd, maar wanneer feedback positief is kan het ook een manier zijn waarop de leraar zijn of haar waardering toont (Hattie & Timperley, 2007). Positieve feedback is informatie die gegeven wordt over een prestatie die een positieve evaluatieve waarde heeft, een voorbeeld hiervan is

(4)

“Dat heb je goed gedaan!”. Positieve feedback kan bij leerlingen er echter ook voor zorgen dat ze druk voelen om te presteren en hierdoor juist minder gemotiveerd raken (Henderlong & Lepper, 2002). Aangezien de effecten van positieve feedback op motivatie uiteenlopen, is het van belang te onderzoeken wat de consequenties van positieve feedback op de motivatie van kinderen zijn (Henderlong & Lepper, 2002).

Onderzoek naar de effectiviteit van positieve feedback kan ook een economische waarde hebben. Interventietechnieken worden geproduceerd met het achterliggende idee dat het geven van feedback een positief effect heeft op prestatie (Kluger & DeNisi, 1996). In een onderzoek van Van Dijk en Kluger (aangehaald in Hattie & Timperley, 2007) kwam naar voren dat positieve feedback in vergelijking met negatieve feedback een positief effect (op prestatie) heeft voor een taak die de deelnemers ‘wilden’ doen, dit gold niet voor een taak die de deelnemers niet ‘wilden’ doen. Als dit soort wetenschappelijke bevindingen over feedback niet op de juiste manier worden verwerkt bij het maken van een nieuwe interventietechniek, dan wordt er overmatig geld uitgegeven aan interventietechnieken die niet effectief zijn. Het is voornamelijk van belang om de effectiviteit van positieve feedback te onderzoeken, omdat dit een veelgebruikte manier van feedback geven is.

Feedback

De Feedback Intervention Theory is een theorie die uitlegt wanneer feedback het meeste effect heeft op prestatie (FIT; Kluger & DeNisi, 1996). Prestatie is hierbij een consequentie van motivatie. Volgens FIT zijn er drie variabelen die het effect van een

Feedback Intervention (FI) op prestatie bepalen. Een FI is een actie die door een leraar, ouder of andere buitenstaander wordt ondernomen en welke informatie geeft over bepaalde aspecten van de prestatie. Ten eerste heeft de inhoud van de boodschap die de feedback over brengt een effect op prestatie. Deze inhoud bepaalt aan welk gedeelte van de feedback de ontvanger

(5)

de meeste aandacht geeft. Op deze manier beïnvloedt de inhoud van de boodschap ook

toekomstig handelen van de ontvanger van de feedback. In een eerder onderzoek van Cimpian en collega’s (2007) wordt dit bevestigd. Deze onderzoekers vroegen vierjarige kinderen om verschillende scenario’s uit te beelden met een handpop. De kinderen hadden een eigen handpop en de proefleider had een handpop die de leraar was. In elk scenario vroeg de leraar-handpop de kind-leraar-handpop een bepaald object te tekenen. Het was een net-alsof opdracht, dus kinderen tekenden niet echt. In de eerste vier scenario’s wist de kind-handpop de objecten goed te tekenen en werd deze of met een generiek compliment (“Jij bent een slimme

jongen!”) of met een niet-generiek compliment (“Je hebt een goede manier gevonden om die taak uit te voeren!”) bekrachtigd. In het scenario daarna maakte het kind een fout, waar de leraar-handpop in beide condities identiek op reageerde. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat kinderen die een generiek compliment kregen, bij tegenslag emotioneel reageerden en minder hard hun best gingen doen. Dit in tegenstelling tot kinderen die een niet-generiek compliment kregen. Deze kinderen reageerden minder emotioneel op tegenslagen en namen betere strategieën aan om eerdere fouten te verbeteren. Het geven van positieve feedback op een eerdere taak kan er dus voor zorgen dat kinderen betere strategieën toepassen in een volgende taak, zo kan positieve feedback toekomstig handelen beïnvloeden.

Naast de inhoud van de boodschap wordt het effect op prestatie ook bepaald door de aard van de uitgevoerde taak. De aard van de taak geeft namelijk een indicatie van hoe waarschijnlijk het is dat de aandacht van de taak af raakt. Bij een taak waar een hoge

concentratie voor nodig is, zal de aandacht sneller van de taak af raken dan wanneer een taak een lage concentratie vereist. Aandacht zorgt voor focus op de taak en daardoor verbetert prestatie. Wanneer er een taak lastig is en daardoor hoge concentratie vereist, zal de focus op de taak minder zijn en daardoor prestatie afnemen.

(6)

Als laatste wordt het effect op prestatie bepaald door situationele en persoonlijke variabelen. Deze variabelen bepalen hoe de ontvanger van de feedback omgaat met de discrepantie tussen de taakstandaard en de prestatie waar de feedback over gaat. Wanneer feedback wordt gegeven, wordt een FI door de ontvanger vergeleken met de taakstandaard. Als de feedback die de ontvanger krijgt in vergelijking met de taakstandaard negatief is, dan zet de ontvanger zich in de toekomst meer in. Als de feedback in vergelijking met de

taakstandaard positief is, dan wordt in de toekomst de inzet verlaagd of constant gehouden. Zo wordt de prestatiestandaard verhoogt en in de toekomst beter gepresteerd (Kluger & DeNisi, 1996).

Timing

Een andere factor die effect heeft op prestatie is de timing van de positieve feedback. Een theorie die het effect van timing van positieve feedback op prestatie in kaart brengt is de Perseveration-interference Theory (Kulhavy & Anderson, 1972). Deze theorie gaat ervanuit dat wanneer de feedback over de prestatie op een moeilijke taak wordt uitgesteld (of

vertraagd), dit ervoor zal zorgen dat de prestatie verbetert wanneer de taak later nogmaals uitgevoerd wordt. Dit komt doordat eerdere verkeerd gegeven antwoorden dan vergeten zijn tijdens de tijdsspanne waarin de feedback werd uitgesteld. Er is in dit geval minder

interferentie tijdens het feedback moment wanneer de juiste antwoorden worden gegeven. Dit is wat de onderzoekers Clariana, Wagner en Murphy (2000) vonden. Zij kwamen erachter dat vertraagde feedback alleen effectief was wanneer gecontroleerd werd voor de

moeilijkheidsgraad van de taak. Vertraagde feedback was effectief wanneer de taak een hoge moeilijkheidsgraad had. Deelnemers die vertraagde feedback kregen, kregen meer

mogelijkheid om de informatie van de moeilijke items te verwerken dan deelnemers die direct feedback kregen. Deze deelnemers presteerden dan ook beter wanneer ze de taak hierna

(7)

nogmaals moesten uitvoeren. Ook Kulhavy en Anderson (1972) vonden dat deelnemers waarbij de feedback direct na de taak werd gegeven een grotere kans hadden om dezelfde fouten nogmaals te maken vergeleken met deelnemers in de vertraagde feedback conditie. Deze uitkomst is in overeenstemming met de theorie over de timing van feedback.

Framing

Op basis van de eerder besproken inzichten kan worden verwacht dat wanneer positieve feedback vertraagd wordt gegeven dit een positief effect heeft op prestatie. In dit onderzoek is dit getoetst door deelnemers twee op elkaar volgende taken te laten maken en de positieve feedback op twee verschillende manieren te geven. De feedback wordt ofwel direct na de eerste taak gegeven, de post-prestatie conditie, ofwel vertraagd voor de tweede taak gegeven, de pre-prestatie conditie. Volgens de Perseveration-interference Theory (Kulhavy & Anderson, 1972) zullen deelnemers in de pre-prestatie conditie beter presteren, omdat ze meer tijd hebben om na te kunnen denken over de eerdere taak en zich voor te bereiden op de volgende taak. Daarnaast zou in deze conditie een effect van framing kunnen optreden. Framing is het uit elkaar trekken van de taak en de voorbereiding. Deelnemers die in de pre-prestatie conditie zitten krijgen eerst een taak, vervolgens bereiden ze zich voor op de volgende taak, maar voordat ze beginnen met de tweede taak wordt positieve feedback (“Je hebt de eerste ronde goed gedaan!”) gegeven over de eerste taak. Dit kan tot interferentie leiden en op deze manier prestatie op de tweede taak verlagen. Een ander mogelijk effect is dat de positieve feedback als een motiverende factor werkt en op deze manier prestatie op de tweede taak verhoogt. Aan de hand van de Perseveration-interference Theory en eerder onderzoek van Clariana en collega’s (2000) is het waarschijnlijker dat er in deze conditie interferentie optreedt en dat de timing van de positieve feedback op deze wijze prestatie verlaagt.

(8)

Het is van belang om onderzoek te doen naar de invloed van framing van de positieve feedback op prestatie, omdat hier nog weinig eenduidigs over bekend is. Framing is een fenomeen wat zelden eerder is onderzocht en is daarom volledig nieuw in de

onderzoekswereld. Theoretisch gezien is het voor de hand liggend dat er een effect van

framing op zou kunnen treden, maar empirisch gezien is het van belang hier verder onderzoek naar te doen.

Het onderzoek

In dit onderzoek kijken we naar het effect van framing en timing van de valentie van feedback op motivatie bij middelbare scholieren. Prestatie werd gebruikt als maat om motivatie te meten. Om prestatie te meten hebben we deelnemers een aantal denkopgaves laten maken. De verschilscore tussen de twee rondes werd als maatstaf van prestatie gebruikt. We hebben scholen benaderd en gevraagd of ze mee wilden doen aan het onderzoek. De scholen kozen zelf hoeveel en welke klassen meededen aan het onderzoek, klassen moesten uit de onderbouw komen en konden het niveau mavo, havo of vwo hebben. Aan de gehele klas werd een toestemmingsformulier uitgedeeld wat door de ouders van de deelnemers moest worden ondertekend, zonder toestemming geen deelname. Deelnemers met toestemming werden vervolgens random onderverdeeld in een van de drie condities; (1) directe positieve feedback, (2) vertraagde positieve feedback, (3) geen feedback.

Er wordt een positief effect van positieve feedback op prestatie verwacht vergeleken met geen feedback. Daarnaast wordt een effect van framing op motivatie verwacht, waarbij directe positieve feedback een positiever effect heeft op prestatie dan vertraagde positieve feedback.

(9)

Methoden Deelnemers

Voor het onderzoek waren 180 leerlingen van drie middelbare scholen in de provincies Noord-Holland en Utrecht gevraagd om deel te nemen. Alle leerlingen kwamen uit de

onderbouw van de middelbare school. Er deden twee tweedejaars mavo-klassen, twee eerstejaars havo/vwo-klassen, een tweedejaars havo-klas, een tweedejaars atheneumklas en een tweedejaars gymnasiumklas.

Uiteindelijk heeft 77% van de leerlingen na toestemming van de ouders deelgenomen aan het onderzoek, dit waren 138 leerlingen. Deelnemers kregen geen beloning voor

deelname aan het onderzoek. Er deden 63 jongens en 71 meisjes mee aan het onderzoek met een gemiddelde leeftijd van 13 jaar (SD = 0,61).

Materialen

Toestemmingsverklaringen. Aangezien we te maken hebben met minderjarigen,

hebben wij voorafgaand aan het onderzoek toestemmingsverklaringen uitgedeeld aan de kinderen. Deze leverden de kinderen uiterlijk de dag van het van het onderzoek ondertekend door de ouders in. Zonder deze toestemmingsverklaring konden de kinderen niet meedoen aan het onderzoek. In de bijlage is een voorbeeld van deze toestemmingsverklaring te vinden.

Klassikale afname. Tijdens de klassikale afname hebben we een papieren vragenlijst

gebruikt die prestatiemotivatie meet bij de deelnemers. In deze vragenlijst zaten zes items van de Operant Motive Test, deze items meten impliciete prestatiemotivatie. Daarnaast bevatte de vragenlijst twintig items van de Motive Enactment Test, deze items meten expliciete

prestatiemotivatie bij kinderen. Als laatste bevatte de vragenlijst veertien items van de Action Control Scale voor kinderen (Kuhl & Henseler, 2003). Voor dit onderzoek is de klassikale vragenlijst niet relevant en daarom zal hier verder niet op in worden gegaan.

(10)

Individuele afname. Voor de individuele sessies hebben we in Qualtrics een taak

geprogrammeerd. De taak bestaat uit een instructieblok, oefenronde, eerste ronde, tweede ronde en een blok algemene vragen. Tijdens het instructieblok worden de getal-zoektaken en de woord-zoektaken geïntroduceerd die in de oefenronde, eerste ronde en de tweede ronde door de deelnemers worden gemaakt.

In de getal-zoekopgaves wordt een reeks getallen gepresenteerd, waaruit de deelnemer de juiste twee getallen bij elkaar moet zoeken die tot het doelgetal leiden (Mazar, Ami & Ariely, 2008). Zie voor een voorbeeld van een getal-zoekopgave Figuur 1. Het juiste antwoord van deze opgave is 6,7 + 1,3 = 8. De antwoordopties en het doelgetal verschillen per opgave. Het doelgetal kan 8, 10 of 12 zijn.

‘Zoek  twee  getallen  die  samen  optellen  tot  precies  8.’  

6,7         1,3  

6,5         3,4  

5,3         6,8  

4,3         4,7  

Figuur 1. Voorbeeldopgave van de getal-zoektaak.

De woord-zoekopgaves bestaan uit een matrix van 4 keer 4 blokken met letters daarin, zie Figuur 2. In de matrix zit een Nederlands vierletterwoord verstopt dat de deelnemer moet vinden. Het woord kan zowel vooruit als achteruit als horizontaal als verticaal als schuin staan. Hieronder een voorbeeld van een woord-zoekopgave. Het juiste antwoord is in dit geval: ‘auto’.

(11)

‘Welk  woord  zit  hier  verstopt?’  

     

Figuur 2. Voorbeeldopgave van de woord-zoektaak.

Voordat deelnemers aan de eerste ronde beginnen, krijgen zij gedurende zeven seconden ‘Een ogenblik geduld…’ te zien op het computerscherm. Hierna krijgen de deelnemers de mogelijkheid zich voor te bereiden op de eerste ronde. Tijdens deze voorbereiding zien de deelnemers in welke volgorde de opgaves gerangschikt zijn. De voorbereiding gaat als volgt, ‘In de volgende ronde doe je eerst 3 getal-zoekopgaves en daarna 3 woord-zoekopgaves.’. Deze zin om deelnemers voor te bereiden verschilt per deelnemer en is afhankelijk van de volgorde waarin ze de opgaves zullen maken. Na deze tekst krijgt de deelnemer nogmaals zeven seconden ‘Een ogenblik geduld…’ op het

computerscherm te zien. Dit proces wordt vóór de eerste en vóór de tweede ronde herhaald, maar de tweede ronde is de volgorde van de taken omgedraaid. Wanneer de deelnemer net eerst drie getal-zoekopgaves en daarna drie woord-zoekopgaves heeft gemaakt, krijgt de deelnemer in de tweede ronde eerst drie woord-zoekopgaves en daarna drie

getal-zoekopgaves.

Manipulatie. Er zijn drie mogelijke condities waarin de deelnemers terecht kunnen

komen; (1) onmiddellijke positieve feedback, (2) vertraagde positieve feedback en (3) geen feedback. De manipulatie wordt uitgevoerd na de eerste ronde en voor de tweede ronde. In de eerste conditie, de onmiddellijke positieve feedback conditie, wordt “Je hebt het eerste deel

N   Y   M   U  

N   C   K   O  

O   T   U   A  

(12)

goed gedaan!” gezegd tijdens de zeven seconden dat deelnemer aan het wachten is op de voorbereiding op ronde twee. In de tweede conditie, de vertraagde positieve feedback

conditie, wordt “Je hebt het eerste deel goed gedaan!” gezegd tijdens de zeven seconden na de voorbereiding op ronde twee. In de derde conditie, de geen feedback conditie, wordt niks tussen ronde een en ronde twee gezegd.

Manipulatiecheck. Om te kijken of de positieve feedback aan is gekomen, krijgt de

deelnemer na de tweede ronde een aantal algemene vragen waaronder twee

manipulatievragen. De eerste vraag laat de deelnemer terugdenken aan de eerste ronde en evalueren hoe ze vonden dat deze ronde verliep, ‘Denk even terug aan RONDE 1. Ronde 1 deed je direct na de oefenronde. Wat vind je zelf: Hoe goed heb je RONDE 1 gedaan?’. Deelnemers beantwoorden deze vraag op een vijfpuntschaal die loopt van ‘heel goed’ naar ‘heel slecht’. De tweede vraag laat de deelnemer evalueren hoe goed de deelnemer denkt dat de proefleider de prestatie van de deelnemer vond, ‘Wat denk je dat de proefleider vond: Hoe goed vond de proefleider dat je RONDE 1 hebt gedaan?’. Deze kon ook beantwoord worden op een vijfpuntschaal lopend van ‘heel goed’ naar ‘heel slecht’.

Scoren zoektaak. De zoektaak wordt als volgt gescoord. Bij de

woord-zoekopgaves wordt per ronde geteld hoeveel woorden de deelnemers correct hebben

gevonden. Sommige kinderen schrijven de woorden in hoofdletters, andere kinderen in kleine letters, dit verschil maakt niet uit en wordt hetzelfde gescoord. Als er spelfouten uit

slordigheid zijn gemaakt worden deze meegeteld, maar als er een ander woord wordt bedoeld dan wordt deze als fout gerekend.

Scoren zoektaak. De zoektaak wordt als volgt gescoord. Bij de

getal-zoekopgaves wordt eerst voor beide rondes gescoord in hoeverre de deelnemer de twee juiste getallen heeft aangekruist. Als een deelnemer bij een opgave de juiste twee getallen bij elkaar heeft gevonden, wordt deze opgave met 1 gescoord. Wanneer de deelnemer niet de juiste

(13)

getallen bij elkaar heeft gevonden, wordt de opgave met 0 gescoord. In totaal zijn er zo zes punten voor de getal-zoekopgaves te behalen per deelnemer. Na beide rondes gescoord te hebben, worden voor beide rondes apart de hoeveelheid correct opgeloste getal-zoekopgaves gescoord.

Procedure

Toestemmingsverklaringen. De toestemmingsverklaringen hebben we bij elke

school een week voordat we de eerste onderzoeksdag hadden staan uitgedeeld. Bij het uitdelen van de formulieren hebben we de kinderen duidelijk gemaakt dat het inleveren van het formulier van groot belang is, want zonder toestemmingsformulier kunnen de kinderen niet deelnemen. We vroegen de kinderen om de formulieren voor het einde van de week in te leveren bij de receptie of administratie, afhankelijk van de afspraak die we hadden gemaakt met de school.

Individuele afname. Voordat de deelnemer uit de klas wordt gehaald, is in de

onderzoekskamer de onderzoeksopstelling al klaargezet. Dit betekent dat in de kamer een tafel staat met daarop een laptop waarop de deelnemer de denkopgaves kan maken. Schuin achter de deelnemer staat nog een tafel waaraan de onderzoeker zit. De onderzoeker kan op deze manier over de schouder van de deelnemer meekijken wat er op het laptopscherm gebeurd. Op de tafel van de onderzoeker liggen logboeken en conditiebriefjes klaar. Bij iedere deelnemer wordt tijdens het onderzoek door de onderzoeker bijgehouden in welke conditie de deelnemer zat, of er dingen anders dan verwacht zijn verlopen, of het onderzoek voortijdig is afgebroken en of de participant serieus werkte. In welke conditie de deelnemer zit weet de onderzoeker niet van tevoren en is door middel van randomisatie bepaald (zie protocol in Appendix voor verdere toelichting). Wanneer de deelnemer de oefenrondes van het onderzoek heeft afgerond en is begonnen aan de eerste ronde kijkt de onderzoeker in

(14)

welke conditie de deelnemer zit. De proefleider schrijft in het logboek (zie Appendix) op in welke conditie de deelnemer zit. Aan de hand van deze informatie geeft de onderzoeker de positieve feedback direct na de eerste ronde, vertraagd voor de tweede ronde of geeft de onderzoeker geen feedback.

Afronding. Nadat de deelnemer de positieve feedback wel of niet heeft ontvangen

begint deze aan ronde twee. Ondertussen schrijft de onderzoeker in het logboek op in welke conditie de deelnemer zit. Na de tweede ronde beantwoordt de deelnemer de algemene vragen. Wanneer deze vragen zijn ingevuld geeft de onderzoeker een korte debriefing en kan de deelnemer terug naar de klas om de volgende leerling naar de onderzoekskamer te leiden. Mocht de deelnemer vragen stellen of zich vervelend voelen tijdens het onderzoek, dan staat in het protocol (zie Appendix) verdere toelichting over hoe moet worden gehandeld in dit soort gevallen.

Debriefing. Alle deelnemers kregen na afloop van de individuele afname een korte

debriefing waarin de deelnemer werd bedankt voor de deelname aan het onderzoek en eventuele vragen werden beantwoord. Mocht een deelnemer tijdens de individuele afname aan hebben gegeven zich vervelend te voelen, dan werd de uitgebreide debriefing bij deze deelnemer gedaan. In de uitgebreide debriefing werd een gesprek aangegaan met de

deelnemer over de taak en werd de deelnemer gerustgesteld. Wanneer bij alle deelnemers de individuele afname is geweest en de dataverzameling is gestopt, gaan we terug naar de school voor een uitgebreide debriefing. Tijdens de debriefing delen we een brief uit waarin het daadwerkelijke doel van het onderzoek uitgelegd wordt, zodat de deelnemers weten aan wat voor onderzoek ze mee hebben gedaan.

(15)

Resultaten

Van de 138 deelnemers zijn vijf mensen uitgesloten, twee vanwege technische

problemen en drie aangezien ze geraden hadden waar het onderzoek over ging. Van hen zaten er twee deelnemers in de onmiddellijke feedback conditie, een in de vertraagde feedback conditie en twee in de geen feedback conditie. De gegevens van deze deelnemers zijn niet meegenomen in verdere dataverwerking.

De overgebleven gegevens zijn gebruikt in de analyses. Een variantieanalyse (ANOVA) is uitgevoerd om te controleren of de manipulatie effectief was. Hiervoor is ten eerste gekeken naar of de deelnemer zichzelf in de eerste ronde beter beoordeelde dan in de tweede ronde, zie Tabel 1 voor de gemiddelden en standaarddeviaties. Een hogere score betekent dat de deelnemer vond dat deze minder goed presteerde. Het effect was significant, F(2, 133) = 4,14, p = 0,018. Deelnemers in de directe en vertraagde positieve feedback conditie beoordeelden zichzelf significant als beter presterend dan de geen feedback conditie. Daarnaast is ook gekeken naar hoe de deelnemer dacht dat de proefleider vond hoe de eerste ronde was verlopen, zie Tabel 1 voor de gemiddelden en standaarddeviaties. Ook hier betekende een hogere score dat de deelnemer dacht dat de proefleider de prestatie minder goed zou vinden. Het effect was ook bij deze vraag significant, F(2, 133) = 6,82, p = 0,002. Deelnemers in de directe en vertraagde positieve feedback conditie beoordeelden dat de proefleider ze beter vond presteren dan de deelnemers in de geen feedback conditie.

(16)

Tabel 1

Gemiddelde per conditie voor zowel de zelf-beoordelingsvraag als de proefleider-beoordelingsvraag, met bijbehorende Standaarddeviaties (tussen Haakjes).

Conditie Zelf Proefleider

Directe positieve feedback 1,96 (0,67) 1,96 (0,56)

Vertraagde positieve feedback 2,32 (0,69) 2,05 (0,64)

Geen feedback 2,34 (0,79) 2,40 (0,65)

In de onmiddellijke positieve feedback conditie zaten 46 deelnemers, in de vertraagde positieve feedback conditie zaten 40 deelnemers en in de geen feedback conditie zaten 47 deelnemers. Voor iedere conditie werd de gemiddelde score per ronde per taak met bijbehorende standaardafwijkingen berekend, zie Tabel 2. Een hogere score betekent een hoger aantal opgaves correct beantwoord. Daarnaast werd de verschilscore per onderdeel met de bijbehorende standaardafwijkingen berekend, zie Tabel 2. De verschilscore werd berekend door de totale score in de eerste ronde af te trekken van de totale score in de tweede ronde. Een hogere score betekent in dit geval dat deelnemers in de tweede ronde een hoger aantal opgaves correct hebben beantwoord vergeleken met de eerste ronde.

(17)

Tabel 2

Gemiddelde score per ronde en de verschilscore voor de Getal-zoektaken en de Woord-zoektaken per conditie, met bijbehorende Standaarddeviaties (tussen Haakjes).

Conditie Score ronde 1 Score ronde 2 Verschilscore

Woord-zoektaak

Directe positieve feedback 2,65 (0,10) 2,67 (0,09) -0,02 (0,68) Vertraagde positieve feedback 2,63 (0,12) 2,53 (0,12) 0,10 (0,78)

Geen feedback 2,55 (0,12) 2,72 (0,08) -0,17 (0,76)

Getal-zoektaak

Directe positieve feedback 2,93 (0,04) 2,91 (0,04) 0,02 (0,39) Vertraagde positieve feedback 2,87 (0,05) 2,97 (0,03) -0,10 (0,38)

Geen feedback 2,87 (0,06) 2,81 (0,07) 0,06 (0,57)

Noot. Verschilscore = score ronde 2 – score ronde 1.

Een meervoudige variantieanalyse (MANOVA) is uitgevoerd op deze gemiddelden met twee afhankelijke variabelen (getal-zoektaak en woord-zoektaak) en een onafhankelijke variabele (conditie). Het effect van conditie was niet significant, F(4, 260) = 1,21, p = 0,308, het maakte niet uit of deelnemers onmiddellijke, vertraagde of geen feedback kregen. Het effect van conditie was zowel op de getal-zoektaken niet significant, F(2, 132)=1,45, p = 0,237, als op de woord-zoektaken, F(2, 132)=1,46, p = 0,237.

(18)

Discussie

In dit onderzoek werd het effect van positieve feedback op motivatie onderzocht. Dit werd onderzocht door middelbare scholieren prestatietaken te laten doen en hier directe, vertraagde of geen feedback op te geven. Ten eerste werd verwacht dat er een positief effect zou zijn van positieve feedback op prestatie vergeleken met geen feedback. Daarnaast werd verwacht dat deelnemers in de directe feedback conditie beter zouden presteren op de taken dan deelnemers in de vertraagde feedback en geen feedback conditie.

Ondanks dat de opzet van de methode goed was en de uitvoering daarvan geslaagd was, werd er geen effect gevonden van positieve feedback op prestatie. Deelnemers in de directe feedback of vertraagde feedback conditie presteerden niet beter op denkopgaves dan deelnemers in de geen feedback conditie. De manipulatie daarentegen was wel geslaagd, want deelnemers die onmiddellijke of vertraagde feedback kregen gaven tijdens de evaluatie aan dat de proefleider vond dat ze de denkopgaves beter hadden gedaan dan deelnemers die geen feedback kregen. Met deze uitkomsten zijn de verwachtingen niet bevestigd.

Er zijn een aantal mogelijke verklaringen waarom er geen effect van positieve

feedback op prestatie werd gevonden. Ten eerste was er bijna geen variatie tussen deelnemers in de hoeveelheid opgaves die ze correct hadden opgelost. De meeste deelnemers hadden alle opgaven juist. Dit zou kunnen komen doordat de opgaven te makkelijk waren. Als iedereen alle denkopgaven goed heeft, kan er niet hoger worden gescoord en hebben we daardoor te maken met het plafondeffect (Mook, 2001). Bij het plafondeffect kunnen deelnemers in de onmiddellijke en vertraagde condities niet anders presteren dan in de geen feedback conditie, waardoor er geen variatie ontstaat. Op deze manier kan er ook geen effect worden gevonden tussen de verschillende condities, ook als deze wel bestaat. De moeilijkheidsgraad van de denkopgaves kan dus verklaren waarom er in ons onderzoek geen effect van positieve feedback op motivatie is gevonden.

(19)

En tweede mogelijke verklaring is dat de taken zo waren opgebouwd dat het goede antwoord te detecteren was in de vraag. Het correcte antwoord zat al in de taak en kon gevonden worden, aangezien de deelnemers het antwoord niet zelf hoefden te genereren. Als deelnemers geen tijdsdruk voelen, dan kunnen ze oneindig veel tijd nemen om het juiste antwoord te vinden. Dit zal ook het geval zijn geweest, want er zat geen tijdsslot op de opgaves. Op deze manier is er geen variatie te vinden in de hoeveelheid opgaves die deelnemers correct oplossen. Zo kan daar waar misschien wel een effect ligt, geen effect worden gevonden vanwege de oneindige hoeveelheid tijd die per opgave gebruikt kan worden.

Een derde mogelijke verklaring is dat de rondes relatief kort waren. Per ronde kregen deelnemers drie getal-zoektaken en drie woord-zoektaken. De oefenronde bestond uit precies dezelfde opbouw. Het is mogelijk dat deelnemers tijdens de oefenronde al zo geoefend

werden in de opgaves dat ze tijdens de ‘echte’ rondes alle opgaven correct maakten. Dit is een mogelijk effect wat hand in hand werkt met de moeilijkheidsgraad van de opgaves en kan wederom voor minder variatie zorgen.

Een vierde mogelijke verklaring is gebaseerd op een aantal incidentele observaties bij de deelnemers van de mavo. De opgaves leken uitdagend voor de mavodeelnemers, dit was te merken aan de hoeveelheid moeite die ze met de opgaves hadden en de tijd die ze namen om de opgaves te maken. Aangezien de taken zo ontwikkeld zijn dat de onderbouwscholieren van alle niveaus de denkopgaves kunnen maken, kan het zo zijn dat de opgaves voor

mavoscholieren uitdagend zijn terwijl ze voor vwo-scholieren wellicht te makkelijk waren. De taak kan op deze manier op een te brede doelgroep zijn gebaseerd. De denkopgaves zijn in dit geval niet goed toegespitst op de leerlingen die de opgaves maken, omdat alle niveaus in staat moeten zijn om ze op te lossen.

(20)

Als laatste verschilde de onderzoeksopzet per school. Bij de ene school zat de

onderzoekskamer aan een rustige gang waar nauwelijks geluiden vandaan kwamen. Waar bij de andere school de onderzoekskamer aan de aula grensde waar regelmatig scholieren luidruchtig waren terwijl ze daar hun tussenuren doorbrachten. Het kan zijn dat wanneer een kamer grensde aan een rumoerige ruimte, dat kinderen minder gefocust waren op de positieve feedback die werd gegeven en daardoor het effect van de positieve feedback afnam.

Aanbevelingen

Toekomstig onderzoek kan gebruik maken van de huidige opstelling van dit

onderzoek, maar de denkopgaves moeilijker maken. Dit kan bijvoorbeeld door een grotere woord-zoektaak toe te voegen waarin meerdere woorden verstopt zitten. De deelnemers krijgen dan de opdracht om binnen een bepaalde tijd zoveel mogelijk woorden in de

woordzoeker te vinden. Er zijn dan meer antwoordopties binnen eenzelfde denkopgave en er kan meer variatie ontstaan in de hoeveelheid vragen die deelnemers correct hebben

beantwoord. Als er meer variatie is, zal het plafondeffect afnemen en op deze manier kan er een mogelijk effect van positieve feedback naar voren komen.

Daarnaast zou het een goede toevoeging zijn om de rondes langer te maken of meer rondes toe te voegen. Door meer vragen of rondes toe te voegen kunnen er meer verschillen in score ontstaan tussen deelnemers en dan zal de data meer variëren. Wederom zou in dit geval een effect van positieve feedback kunnen worden gevonden.

Conclusie

Met dit onderzoek hebben we onze verwachtingen niet kunnen bevestigen. We hebben niets kunnen zeggen over prestatiemotivatie. Daarentegen hebben we wel een aantal

(21)

geven. Deze onderzoekers moeten nog eens een blik op het effect van positieve feedback op motivatie werpen, aangezien het belangrijk is dat het effect van positieve feedback kan worden benut om de motivatie van middelbare scholieren te verhogen.

(22)

Literatuur

Cimpian, A., Arce, H. C., Markman, E. M., & Dweck, C. S. (2007). Subtle linguistic cues affect Children’s motivation. Psychological Science, 18(4), 314-316.

Clariana, R. B., Wagner, D., & Murphy, L. C. R. (2000). Applying a connectionist description of feedback timing. Springer, 48(3), 5-21.

Hattie, J., & Timperley, H. (2007). The power of feedback. Review of Educational Research, 77(1), 81-112.

Henderlong, J., & Lepper, M. R. (2002). The effects of praise on children's intrinsic motivation: A review and synthesis. Psychological Bulletin, 128(5), 774-795.

Kluger, A. N., & DeNisi, A. (1996). The effects of feedback interventions on performance: A historical review, a meta-analysis, and a preliminary feedback intervention theory. Psychological Bulletin, 119(2), 254-284.

Kuhl, J., & Henseler, W. (2003). Entwicklungsorientiertes Scanning (EOS). Handbook of competence measurement, 428–453.

Kulhavy, R. W., & Anderson, R. C. (1972). Delay-retention effect with multiple-choice tests. Journal of Educational Psychology, 68(5), 505-512.

Mazar, N., Amir, O. & Ariely, D. (2008). The Dishonesty of Honest People: A Theory of Self-Concept Maintenance. Journal of Marketing Research, XLV, 633-644.

Mook, D. G. (2001). Psychological research: The ideas behind the methods (1e ed.). United States of America, New York: W. W. Norton & Company.

OECD (2016). Netherlands 2016: Foundations for the Future, Reviews of National Policies for Education. OECD Publishing, 79-89.

Rijksoverheid. (Onbekend). Leerplicht en kwalificatieplicht. Gevonden 10 juli 2016 op https://www.rijksoverheid.nl/

(23)

Appendix A

PROTOCOL  ONDERZOEK  FEEDBACK  GEVEN  

Versie  07  november  2016  

 

Nils  Jostmann,  N.B.Jostmann@uva.nl    

Inhoudsopgave:  

2     Protocol  klassikale  afname  

a.   Algemene  aandachtspunten   b.   Benodigdheden  

c.   Procedure  

d.   Mogelijk  voorkomende  vragen  en  situaties   8     Protocol  individuele  afname  

a.   Algemene  aandachtspunten   b.   Benodigdheden  

c.   Procedure   d.   MANIPULATIE  

e.   Mogelijk  voorkomende  vragen  en  situaties   14     Protocol  debriefing  

15     Bijlage  A:  randomisatie  

16     Bijlage  B:  proefpersoon  nummers  

 

(24)

Protocol  klassikale  afname  

 

a.  Algemene  aandachtspunten  

 

•   Als  je  acute  vragen  hebt,  neem  dan  contact  op  met  Nils:  0619220362.  Als  het   geen  haast  heeft,  mail  me  dan  op  n.b.jostmann@uva.nl  

•   Het  is  essentieel  dat  je  aan  alle  leerlingen  dezelfde  informatie  geeft.  Blijf  dus   steeds  zo  dicht  mogelijk  bij  de  oorspronkelijke  instructies.  

•   Vertel  niet  aan  leerlingen  waar  het  onderzoek  over  gaat.  Als  je  hier  vragen   over  krijgt  vanuit  de  klas,  kun  je  alleen  zeggen  dat  je  onderzoek  doet  naar  hoe   leerlingen  denkopgaven  doen.  

•   Draag  nette  kleding    

•   Neem  de  tijd  om  ervoor  te  zorgen  dat  iedereen  de  instructie  begrijpt.  Als  

bepaalde  kinderen  de  instructie  hebben  gemist  (omdat  ze  praatten,  met  de  rug   naar  je  toe  zaten,  enzovoorts),  vraag  dan  om  hun  aandacht  en  herhaal  de   instructie.  

•   Als  je  ziet  dat  iemand  al  is  begonnen  voordat  je  instructie  hebt  gegeven,  zeg   dan  tegen  de  klas  “Nog  niet  beginnen  met  de  volgende  vragen.  Ik  geef  zo   meteen  eerst  een  uitleg.”  

•   Zet  je  telefoon  op  stil  voordat  je  de  klas  in  gaat.  

•   Vertel  de  leerkracht  dat  je  een  paar  vragenlijsten  zult  afnemen,  wat  ongeveer   40  minuten  zal  duren.  Dit  is  een  ruime  schatting.  

•   Bespreek  van  te  voren  met  de  leerkracht  wat  te  doen  met  leerlingen  die  geen   toestemming  hebben,  en  wat  kinderen  kunnen  doen  als  ze  klaar  zijn.  Wellicht   kunnen  kinderen  zonder  toestemming  en  kinderen  die  klaar  zijn  verder  werken   met  schoolwerk  of  iets  voor  zichzelf  gaan  doen.  Het  is  belangrijk  dat  ze  rustig   werken,  en  deelnemende  kinderen  dus  niet  storen.    

•   Vraag  de  leerkracht  of  er  leerlingen  afwezig  zijn.  Zo  ja,  noteer  hun  namen,   zodat  je  weet  bij  wie  geen  vragenlijsten  zijn  afgenomen.  Denk  na  over   manieren  om  de  vragenlijsten  alsnog  af  te  nemen  voordat  je  individuele   sessies  met  deze  kinderen  doet.  

•   Als  iemand  niet  serieus  heeft  gewerkt,  schrijf  dit  dan  na  afloop  op  de  voorkant   van  de  vragenlijst  van  deze  participant:  beschrijf  hoe  de  participant  zich   precies  gedroeg.  

•   Let  op  dat  je  geen  kinderen  test  die  geen  toestemming  hebben  gekregen  (ook   niet  als  ze  zeggen  dat  hun  ouders  het  toch  wel  goed  vinden).  Kinderen  

moeten  actieve  toestemming  hebben  gekregen;;  als  ouders  het  

toestemmingsformulier  niet  hebben  geretourneerd,  kan  het  betreffende  kind   niet  meedoen.  

•   Zorg  dat  het  stil  is  in  de  klas  tijdens  de  afname,  ook  als  de  meeste  leerlingen   al  klaar  zijn.  Laat  de  leraar  je  helpen  om  de  rust  in  de  klas  te  bewaren.  Als   kinderen  onrustig  zijn,  leg  dan  uit  waarom  het  belangrijk  is  dat  ze  stil  zijn:  

(25)

bijvoorbeeld  “Probeer  stil  te  zijn  tot  iedereen  klaar  is,  zodat  leerlingen  die  nog   bezig  zijn  zich  goed  kunnen  concentreren.”  

•   Laat  tafels  zo  ver  mogelijk  uit  elkaar  zetten  (in  een  toets-­opstelling)  en  zorg   dat  kinderen  niet  met  elkaar  praten.  Als  kinderen  het  idee  hebben  dat  ze  niet   anoniem/ongestoord  de  vragen  kunnen  beantwoorden  kan  dit  grote  invloed   hebben!  

•   Geef  kinderen  geen  complimenten  of  kritiek,  en  stel  ze  niet  gerust  over  het   onderzoek,  ook  niet  tijdens  de  klassikale  sessie,  want  het  zijn  dezelfde   kinderen  waarmee  je  later  de  individuele  afname  doet.  

 

b.  Benodigdheden    

*Voldoende  vragenlijsten.  

*Namenlijsten  voor  elke  klas  (hieronder:  klassenlijst),  met  daarop  aangegeven  wie   wel  en  wie  geen  toestemming  heeft.  

*Een  lege  doos  waarin  je  ingevulde  vragenlijsten  kunt  bewaren.  

*Pennen  voor  jezelf.  Leerlingen  kunnen  hun  eigen  pen  (geen  potlood)  gebruiken  voor   de  klassikale  afname.  

*Hou  back-­up-­pennen  bij  de  hand,  voor  het  geval  kinderen  zelf  geen  pen  hebben.   Zwarte  of  donkerblauwe  pennen  zijn  het  best.  Pennen  kun  je  afhalen  bij  één  van  de   secretaresses  van  sociale  psychologie,  mevrouw  Ho  Jung  Mulder  of  mevrouw   Annemiek  Hoffer,  in  kamer  G2.15.  

 

c.  Procedure    

Hallo  allemaal,  ik  ben  X,  en  ik  studeer  aan  de  Universiteit  van  Amsterdam.  We   doen  onderzoek  naar  de  hoe  leerlingen  denkopgaven  doen.  Dit  onderzoek   wordt  in  jullie  klas  uitgevoerd.  Vandaag  is  het  eerste  deel  van  het  onderzoek,   waarvoor  jullie  een  aantal  vragenlijsten  invullen.  In  het  volgend  deel  doen  jullie   een  soort  denkopgavespel.  Dit  komt  een  volgende  keer,  maar  daar  vertel  ik   straks  meer  over.  

 

Let  op:  het  onderzoek  is  geen  toets,  en  je  krijgt  er  dus  geen  cijfer  voor.      

Voordat  we  beginnen,  wil  ik  jullie  vragen  om  jullie  tafels  zo  ver  mogelijk  uit   elkaar  te  zetten.  Kijk  even  of  je  echt  zo  ver  mogelijk  bij  je  buurman  of   buurvrouw  vandaan  zit.  

 

Jullie  ouders  een  brief  gekregen.  Om  mee  te  doen  heb  je  toestemming  van  je   ouders  nodig.  Er  zijn  een  paar  leerlingen  die  geen  toestemming  hebben   gekregen  van  hun  ouders.  Jullie  leerkracht  zal  zo  meteen  bij  deze  leerlingen   langskomen  om  te  vertellen  wat  ze  ondertussen  kunnen  doen.  [Als  de  leerkracht  

(26)

 

De  kinderen  die  WEL  toestemming  hebben  gekregen  geef  ik  zo  de  vragenlijst.   Als  je  de  vragenlijst  hebt  gekregen,  begin  dan  nog  niet.  Ik  geef  jullie  zo  meteen   eerst  een  uitleg.  

 

Heeft  iedereen  een  vragenlijst?  Kijk  even  mee  op  de  voorkant  van  de   vragenlijst.  Lees  voor  jezelf  wat  daar  staat.  

 

Op  de  voorkant  staat  ook:  Jouw  antwoorden  zijn  privé.  Niemand  krijgt  jouw   antwoorden  te  zien:  je  ouders  niet,  je  docenten  niet  en  je  klasgenoten  niet.  Om   ervoor  te  zorgen  dat  jouw  antwoorden  ook  echt  privé  blijven  spreken  we  het   volgende  af.  

1.   Werk  voor  jezelf  en  probeer  stil  te  zijn.  Ga  niet  met  andere   leerlingen  praten,  of  bij  andere  leerlingen  meekijken.  

2.   Vertel  -­als  we  zo  dadelijk  klaar  zijn-­  niet  aan  andere  leerlingen  wat   jouw  antwoorden  waren.  Sommigen  vinden  het  prima  om  daarover   te  vertellen  maar  anderen  vinden  dat  niet  fijn,  en  dat  kan  vervelend   zijn.  Het  beste  is  dus  als  niemand  daar  iets  over  zegt.  

Zo  weten  we  zeker  dat  jouw  antwoorden  privé  blijven.  Je  kunt  dus  steeds   eerlijk  jouw  eigen  mening  geven.  

 

Oké,  neem  de  voorkant  van  de  vragenlijst  voor  je  [Houd  de  eerste  bladzijde  

omhoog  zodat  iedereen  kan  zie  wat  je  bedoelt].  Deze  bladzijde  mag  je  gaan  

maken,  dus  je  naam  en  andere  gegevens  invullen.  Wacht  nog  even  met   bladzijde  2,  daarbij  geef  ik  zo  uitleg.  Als  je  vragen  hebt,  steek  dan  even  je   vinger  op.  

 

Is  iedereen  klaar  met  bladzijde  1?  Dan  gaan  we  nu  naar  bladzijde  2  en  3.  Er   staan  instructies  die  ik  met  jullie  samen  wil  doornemen.    

 

Op  de  volgende  bladzijdes  zie  je  straks  een  aantal  plaatjes.  Op  elk  plaatje  staat   een  situatie  afgebeeld.  Bekijk  ieder  plaatje  eventjes  en  bedenk  dan  een  kort   verhaaltje  dat  past  bij  het  plaatje.    

 

Het  maakt  echt  niet  uit  wat  voor  verhaal  je  bedenkt.  Kijk  maar  wat  er  spontaan   in  je  opkomt.  Alles  mag.  Denk  er  vooral  niet  te  lang  over  na.    

 

Je  hoeft  het  verhaaltje  niet  op  te  schrijven.  Het  is  wel  de  bedoeling  dat  je  de   drie  vragen  die  naast  het  plaatje  staan,  beantwoordt.    

 

Als  je  klaar  bent  met  plaatje  1  mag  je  meteen  doorgaan  naar  het  volgende   plaatje  totdat  je  ze  allemaal  hebt  gehad.  Ga  alle  plaatjes  één  voor  één  langs  in   de  juiste  volgorde.  Sla  geen  vragen  over.    

(27)

Is  alles  duidelijk?  Dan  mag  je  beginnen  met  het  eerste  plaatje.      

[In  totaal  staan  voor  dit  deel  van  de  klassikale  vragenlijst  ongeveer  15-­20  minuten.   Als  je  merkt  dat  sommige  leerlingen  veel  langzamer  zijn  dan  anderen,  kan  je   ongeveer  halverwege  herhalen  dat  ze  er  niet  te  lang  over  hoeven  te  doen:  “Wat  je  

opschrijft  hoeft  niet  lang  te  zijn.  Het  is  prima  als  je  bij  iedere  vraag  één  korte   zin  opschrijft”.  Zorg  ervoor  dat  leerlingen  die  klaar  zijn  met  dit  deel,  rustig  op  hun  

plek  blijven  zitten  en  de  leerlingen  die  nog  bezig  zijn  niet  storen.  Als  je  merkt  dat  de   grote  meerderheid  klaar  is  maar  enkele  leerlingen  nog  niet  zeg  dan:  “Ik  zie  dat  de  

meesten  klaar  zijn  met  de  plaatjes.  Willen  jullie  even  allemaal  stoppen.  Ik  ga   jullie  nu  uitleggen  hoe  het  nu  verder  gaat.  Diegenen  die  de  plaatjes  nog  niet   helemaal  afhebben,  mogen  na  mijn  uitleg  verder  gaan.    

 

Kijk  nu  op  bladzijde  8  de  vragenlijst.  De  vragen  gaan  over  hoe  je  over  jezelf   denkt  en  wat  voor  persoon  je  bent.    

 

[Houd  het  formulier  duidelijk  omhoog  zodat  de  kinderen  kunnen  zien  waar  je  naar   verwijst;;  draai  rond  zodat  iedereen  het  kan  zien]  Kijk  naar  het  voorbeeld:  “Ik  vind  

het  leuk  om  naar  school  te  gaan”.  Jij  moet  aangeven  in  hoeverre  deze  zin  klopt   VOOR  HOE  JIJ  BENT.  Als  het  helemaal  niet  klopt  dat  je  het  leuk  vindt  om  naar   school  te  gaan,  dan  zet  je  een  kruisje  helemaal  links.  Als  het  een  beetje  klopt   dat  je  het  leuk  vindt  om  naar  school  te  gaan,  dan  zet  je  een  kruisje  op  de   tweede  plek  van  links.  Als  het  meestal  klopt  dat  je  het  leuk  vindt  om  naar   school  te  gaan,  dan  zet  je  een  kruisje  de  tweede  plek  van  rechts.  En  als  het   altijd  klopt  dat  je  het  leuk  vindt  om  naar  school  te  gaan,  dan  zet  je  een  kruisje   op  de  meest  rechter  plek.  Zet  per  zin  één  kruisje.    

 

Is  alles  duidelijk?  Dan  mogen  diegenen  die  met  de  plaatjes  klaar  zijn,  beginnen   en  de  vragenlijst  maken  tot  en  met  vraag  20.  Diegenen  die  nog  niet  klaar  zijn   met  de  plaatjes,  mogen  nu  alsnog  eerst  de  plaatjes  afmaken  en  daarna  meteen   doorgaan  met  de  vragenlijst.      

 

Als  kinderen  bezig  zijn,  zeg  dan:  Het  is  soms  moeilijk  om  te  kiezen  tussen    

antwoorden,  maar  probeer  toch  altijd  één  antwoord  te  kiezen.  Je  kunt  niet  twee   antwoorden  kiezen.  Als  je  een  antwoord  wilt  veranderen,  kun  je  het  

doorkrassen,  en  dan  een  kruisje  op  de  goede  plek  zetten.    

Als  je  al  bij  het  stopteken  op  bladzijde  9  bent,  controleer  dan  even  of  je  overal   antwoord  hebt  gegeven.  

 

Op  bladzijde  10  en  11  staan  allemaal  gebeurtenissen,    zoals  de  eerste:  “Je  hebt   veel  huiswerk  te  doen  voor  school  maar  je  hebt  er  helemaal  geen  zin  in.  Maar   het  moet  toch  wel  echt  nu  gebeuren.”  Bij  elke  gebeurtenis  is  de  vraag  hoe  jij  

(28)

echt  niet  waar  ik  moet  beginnen  en  (b)  dan  ga  ik  er  meteen  mee  aan  de  slag.   Kies  de  reactie  die  het  best  bij  jou  past,  ook  als  deze  niet  perfect  past,  en   omcirkel  de  letter  a  of  b.  

 

Zijn  er  nog  vragen?  Je  mag  de  vragenlijst  nu  helemaal  afmaken.    

 

[Zorg  ervoor  dat  leerlingen  die  klaar  rustig  op  hun  plek  blijven  zitten  en  de  leerlingen   die  nog  bezig  zijn  niet  storen.  Vertel  ze  wat  ze  kunnen  doen  totdat  iedereen  klaar  is.]  

 

Als  je  helemaal  klaar  bent,  controleer  dan  of  je  je  naam  hebt  opgeschreven,  en   of  je  overal  antwoord  hebt  gegeven  en  niet  per  ongeluk  ergens  een  dubbel   antwoord  hebt  gegeven.  

 

Is  er  nog  iemand  bezig?  [Haal  de  vragenlijsten  op.  Als  er  leerlingen  zijn  die  niet  

serieus  hebben  gewerkt  waarvan  je  de  naam  niet  weet,  zet  een  onopvallend  kruisje   op  de  vragenlijst  en  schrijf  na  afloop  op  de  voorkant  van  de  vragenlijst  van  deze   participant  hoe  de  participant  zich  precies  gedroeg.]  

 

Ik  kom  de  vragenlijsten  nu  ophalen,  maar  ik  ga  zo  nog  iets  uitleggen.    

Volgende  week  [of  een  ander  moment,  als  dat  zo  is]  gaan  we  beginnen  met  het   andere  deel  van  het  onderzoek.  Dan  halen  we  jullie  individueel,  dus  om  de   beurt,  uit  de  klas  om  denkopgaven  te  maken.  Als  je  aan  de  beurt  bent  zal  ik   precies  vertellen  wat  de  bedoeling  is.  [Stel  leerlingen  niet  gerust,  en  vertel  ze  niet  

wat  ze  precies  gaan  doen.]  

 

Dankjewel  allemaal!    

Als  iedereen  de  vragenlijst  heeft  ingeleverd,  controleer  dan  z.s.m.  (liefst  buiten  zicht   van  de  leerlingen)  of  de  voor-­  en  achternaam  van  de  leerlingen  leesbaar  zijn.  Als  er   tijd  over  is,  controleer  dan  eveneens  of  leerlingen  alle  vragen  hebben  beantwoord  en   niet  meer  dan  één  antwoord  hebben  gegeven  per  vraag.  Als  er  dubbele  antwoorden   zijn  ingevuld,  iets  is  overgeslagen  of  iets  onleesbaar  is,  ga  dan  terug  om  het  te  laten   corrigeren,  maar  alleen  als  de  situatie  daarvoor  geschikt  is  (e.g.,  als  leerlingen  nog   tijd  en  zin  hebben).    

 

Leg  alle  gecontroleerde  vragenlijsten  in  de  aparte  doos  voor  ingevulde  vragenlijsten.    

d.  Mogelijk  voorkomende  vragen  en  situaties    

(29)

dag  de  klassikale  vragenlijst  alsnog  bij  het  kind  af  te  nemen,  bijvoorbeeld  1-­ op-­1  op  de  gang,  of  door  het  kind  ergens  individueel  te  laten  werken  en  dat  je   vooraf  instructies  geeft.  Plan  dit  sowieso  voor  de  individuele  afname.  Als  dit   echt  niet  kan,  sla  dan  de  klassikale  afname  voor  dit  specifieke  kind  over,  en   doe  alleen  de  individuele  afname.  

•   Als  een  kind  zegt:  “Het  is  zo  saai!”  Dan  kun  je  simpelweg  zeggen  hoelang   het  nog  duurt  (e.g.,  “Het  duurt  nog  15  minuten,  nog  even  dus”).  

•   Wat  doen  jullie  met  de  gegevens?  “We  doen  onderzoek  met  deze   gegevens.  School  krijgt  de  gegevens  niet  te  zien.”  

•   Wat  gaan  we  de  volgende  keer  doen?  Als  je  het  nog  niet  klassikaal  hebt   besproken:  “Dat  ga  ik  zo  meteen  klassikaal  uitleggen.”  Als  je  al  wel  klassikaal   hebt  besproken:  “Jullie  gaan  denkopgaven  doen.  Ik  vertel  er  de  volgende  keer   meer  over.”  Stel  kinderen  niet  gerust,  want  dit  gaat  ten  koste  van  de  

manipulatie.  Zegt  dus  NIET  dat  het  best  meevalt  of  dat  het  heel  leuk  is  om  te   doen.    

•   Waarom  moet  ik  mijn  naam  opschrijven?  Zijn  mijn  antwoorden  wel  

anoniem?  “Jouw  antwoorden  zijn  privé;;  dus  alleen  de  onderzoekers  krijgen  

jouw  antwoorden  te  zien—je  klasgenoten  niet,  je  ouders  niet  en  je  

leerkrachten  niet.”  Alleen  als  je  er  specifiek  naar  wordt  gevraagd:  “Je  moet  je   naam  opschrijven  zodat  we  weten  welke  vragenlijsten  bij  welke  leerling  horen.   Maar  jouw  gegevens  worden  straks  wel  losgekoppeld  van  jouw  naam,  dus  het   is  wel  anoniem.”  

•   “Ik  twijfel  tussen  twee  antwoorden.  Mag  ik  ze  allebei  omcirkelen?”  à  

“Probeer  per  vraag  één  antwoord  te  kiezen.  Als  geen  enkel  antwoord  precies   past,  kies  dan  het  antwoord  dat  het  best  past”.  

•   “Als  ik  een  vraag  niet  wil  invullen,  mag  ik  die  dan  overslaan?”  à  “Probeer  

alle  vragen  te  beantwoorden”.  Als  het  kind  zegt  de  vraag  niet  te  willen  

beantwoorden,  kun  je  naar  hem/haar  toegaan  en  zeggen:  “Als  je  deze  niet  wilt   beantwoorden,  dan  mag  je  die  overslaan”.  

•   “Ik  begrijp  deze  vraag  niet,  wat  bedoelen  jullie  ermee?”  Ga  naar  de  

leerling  toe,  en  herhaal  de  vraag.  Als  de  vraag  dan  nog  niet  duidelijk  is,   herhaal  de  vraag  in  simpelere  bewoording.      

(30)

Protocol  individuele  afname    

a.  Algemene  aandachtspunten    

•   Dit  is  een  experimenteel  onderzoek.  In  dit  onderzoek  is  het  cruciaal  dat  je  alle   kinderen  precies  dezelfde  instructie  geeft  en  op  precies  dezelfde  manier   behandelt.  Het  enige  dat  mag  verschillen  tussen  kinderen  is  de  inhoud  van  de   envelop  met  de  feedback.    

•   Je  mag  als  proefleider  niet  vooraf  weten  welke  feedback  een  kind  krijgt.  Dit   voorkomt  dat  je  kinderen  “uitkiest”  voor  een  bepaalde  conditie.  Pas  tijdens  het   experiment  kom  je  erachter  in  welke  conditie  het  kind  zit  (dus  welke  feedback   je  geeft).  

•   Stel  je  tijdens  het  experiment  altijd  neutraal  op  tegenover  kinderen.  Dus  

probeer  kinderen  niet  gerust  te  stellen,  op  hun  gemak  te  stellen,  spanning  weg   te  nemen,  et  cetera.    

•   Geef  kinderen  geen  complimenten  of  kritiek.  Dit  is  cruciaal,  want  een  

compliment  of  kritiek  zou  direct  interfereren  met  de  experimentele  manipulatie.   De  ervaring  leert  dat  dit  erg  lastig  is.  Complimenten  als  ‘wat  heb  je  een  leuke   trui  aan’  ‘ik  vind  je  tas  zo  stoer’  zijn  erg  snel  gegeven  maar  probeer  dit  te  allen   tijde  te  voorkomen.  Als  je  per  ongeluk  toch  een  compliment  of  kritiek  geeft,  noteer  dit  dan  direct  op   het  logformulier.  Dan  kunnen  we  hier  rekening  mee  houden  in  de  analyses.  

•   Sommige  kinderen  zijn  heel  stil  terwijl  andere  kinderen  heel  extravert  zijn.  Het  kan  moeilijk  zijn  om  stille   en  extraverte  kinderen  precies  op  dezelfde  manier  te  bejegenen  omdat  extraverte  kinderen  vaak  een   gesprek  met  je  proberen  aan  te  gaan  en  omdat  je  introverte  kinderen  misschien  gerust  wilt  stellen.   Probeer  alle  kinderen  precies  gelijk  te  behandelen.      

•   Zorg  dat  op  alle  documenten  van  een  kind  zijn/haar  proefpersoon  nummer   komt  te  staan.  Zo  weet  je  achteraf  met  zekerheid  welke  documenten  bij  elkaar   horen.  

•   Draag  nette  kleding  

•   Zorg  dat  je  tijdens  het  onderzoek  altijd  een  mobiele  telefoon  bij  je  hebt  met   mijn  nummer  erin,  zodat  je  me  kunt  bellen  in  noodgevallen.  Zorg  dat  je   telefoon  op  stil  staat  (dus  trilfunctie  ook  uit).  Kinderen  mogen  geen  piepje   horen.  

•   Zorg  ervoor  dat  je  een  stabiele  internetverbinding  hebt  voor  de  laptop  in  de   kamer  waar  je  de  individuele  sessie  afneemt.  Een  verbinding  met  kabel  is   vaak  stabieler  dan  WIFI.  

•   Zorg  dat  de  laptop  aangesloten  is  op  het  stroomnetwerk  (de  accu’s  zijn  vaak   onbetrouwbaar),  dat  de  computer  muis  goed  werkt  en  dat  je  een  fatsoenlijke   ondergrond  (mousepad)  hebt  voor  de  muis.  Test  dit  van  tevoren.  Zorg  er  ook   voor  dat  Windows  geen  updates  kan  uitvoeren  tijdens  de  afname.  Je  kunt  de   laptop  ook  ca.  één  uur  vóór  de  test  alvast  aanzetten,  dan  zijn  de  updates   klaar.      

•   Zorg  dat  het  kind  goed  kan  zien  wat  er  op  het  scherm  staat  (vraag  het  even   van  tevoren  en  ga  desnoods  de  helderheid  instellen  en/of  de  hoek  van  het  

(31)

 

b.  Benodigdheden    

•   Laptop  met  stroom-­  en  internetaansluiting  +  muis  en  mousepad  (test  van   tevoren  de  werking  van  alles)  

•   Papieren:  

1.   Dit  protocol  

2.   Het  logboek  (met  het  juiste  proefpersoon  nummer)    

3.   Stapel  briefjes  met  experimentele  manipulatie  (zie  Bijlage  A  voor  hoe  te   randomiseren)  

•   Schrijfspullen:  pennen  voor  jezelf  

•   Klassenlijst  (met  daarop  aangeven  wie  wel/geen  toestemming  heeft)    

c.  Procedure    

[Zet  het  programma  klaar  en  vul  het  juiste  proefpersoon  nummer  in  qualtrics  in.  Maak   oogcontact  met  het  kind]  

 

Hallo,  ik  ben  X,  en  ik  studeer  aan  de  Universiteit  van  Amsterdam.  We  doen   vandaag  het  individuele  deel  van  het  onderzoek.  [Geen  small  talk  voordat  

kinderen  helemaal  klaar  zijn.]  Je  gaat  zo  denkopgaven  doen.  Dat  gebeurt  

allemaal  op  deze  laptop.      

Lees  de  instructies  altijd  goed  door.  Alles  wijst  zich  vanzelf.  Als  je  toch  een   vraag  hebt  mag  je  die  aan  mij  gaan  stellen.  Je  mag  nu  eerst  je  voor-­  en   achternaam  en  de  naam  van  je  school  invullen.    

 

Je  mag  nu  naar  het  volgende  scherm  gaan.  Ik  ga  ondertussen  hier  zitten.      

[Neem  schuin  achter  het  kind  plaats.  Het  kind  moet  zich  niet  ongemakkelijk  voelen   door  jouw  aanwezigheid  maar  mag  wel  merken  dat  je  meekijkt.  Houd  dus  voldoende   afstand.  Let  op  tekens  van  ongemak  en  ga  in  een  dergelijk  geval  iets  verder  weg   zitten.  Als  het  kind  vraagt  waarom  je  meekijkt  zeg  dan:  “Ik  ga  een  tijdje  meekijken  

of  alles  duidelijk  is”.  In  principe  werkt  het  kind  nu  zelfstandig.  Houd  in  de  gaten  of  

het  kind  de  oefenopgaven  goed  doet.  Soms  kunnen  kinderen  een  tijdje  niets  meer   doen.  Als  je  het  gevoel  hebt  dat  een  kind  dichtslaat  of  niet  weet  wat  het  moet  doen,   zeg  dan:  “Ik  zie  dat  je  hier  niet  verder  gaat.  Heb  je  misschien  uitleg  nodig?”   Herhaal  vervolgens  de  instructies  in  een  simpele  bewoording.  Vraag  het  kind  of  het   nu  duidelijk  is  en  of  het  nu  verder  wil  gaan?  Vermijd  complimenten!  Probeer  

geruststellende  woorden  in  eerste  instantie  te  vermijden  maar  voorkom  dat  het  kind   zich  vervelend  gaat  voelen.  Als  je  het  gevoel  hebt  dat  het  kind  echt  emotionele  steun   nodig  heeft,  moet  je  die  natuurlijk  geven.  Noteer  in  ieder  geval  duidelijk  in  het  

(32)

analyses.  Hetzelfde  geldt  als  een  kind  het  emotioneel  moeilijk  heeft  tijdens  de  echte   rekentaak]    

 

[Houd  in  de  gaten  of  het  kind  bij  iedere  oefenopgave  twee  getallen  aanklikt  (in  plaats   van  0,  1,  of  meer  dan  2.  Zeg  indien  nodig:  Ik  zie  dat  je  maar  1  getal/meer  dan  2  

getallen  aan  vinkt.  Je  moet  precies  2  getallen  zoeken  en  aanvinken]    

[terwijl  het  kind  nog  bezig  is  met  het  de  oefenopgaven,  pak  je  de  bovenste  brief  van   de  conditie  stapel  en  kijk  je  in  welke  conditie  het  kind  zit]  

 

d.  MANIPULATIE  

 

[Na  de  oefenopgaven  volgt  de  echte  test.  Deze  bestaat  uit  twee  rondes.  Tijdens   iedere  ronde  moeten  de  kinderen  3  getal-­zoekopgaves  en  3  woord-­zoekopgaves   doen.  Er  zijn  twee  condities:  sommige  kinderen  gaan  in  RONDE  1  eerst  de  getal-­ zoekopgaves  doen  en  daarna  de  woord-­zoekopgaves.  In  RONDE  2  draait  de   volgorde  om.  Bij  andere  kinderen  is  het  precies  omgekeerd:  ze  doen  in  RONDE  1   eerst  de  woord-­zoekopgaves  en  daarna  de  getal-­zoekopgaves.  In  RONDE  2  draait   de  volgorde  om.  Jij  hoeft  hier  niets  mee  te  doen  –  de  computer  bepaalt  de  volgorde   condities.    

 

Na  RONDE  1  (na  de  6e  opgave)  verschijnt  op  het  scherm  gedurende  7  secondes   “een  ogenblik  geduld…”  Daarna  verandert  het  scherm  en  staat  er  informatie  over  de   volgorde  van  de  volgende  ronde,  bijvoorbeeld  “In  de  volgende  ronde  doe  je  eerst  3   woord-­zoekopgaves  en  daarna  3  getal-­zoekopgaves”.  Na  7  secondes  kan  het  kind   het  scherm  verlaten  door  op  “volgende”  te  klikken.  Dan  staat  er  weer  gedurende  7   secondes  “een  ogenblik  geduld…”.  Daarna  begint  vanzelf  RONDE  2.    

 

[Tijdens  deze  gebeurtenissen  volgt  de  manipulatie.  Lees  de  manipulatie  niet  voor   vanaf  het  papier,  maar  zeg  het  zo  natuurlijk  mogelijk  tegen  het  kind.  Zorg  dat  je  elke   conditie  met  dezelfde  neutrale  lichaamshouding  en  intonatie  uitspreekt.  Spreek  rustig   en  duidelijk  zodat  het  kind  alles  goed  kan  verstaan.]  

 

Conditie  1:  onmiddellijke  positieve  feedback      

•  

Op  het  scherm  verschijnt  gedurende  7  secondes  “een  ogenblik  geduld…”.   Tijdens  deze  7  secondes  zeg  jij:  

“Het eerste deel heb je goed

gedaan!”

 

 

 

Conditie  2:  vertraagde  positieve  feedback      

•  

Op  het  scherm  verschijnt  gedurende  7  secondes  “een  ogenblik  geduld…”.  Het   scherm  verandert  automatisch  naar  “In  de  volgende  ronde  doe  je  eerst  

(33)

3…opgaves  en  daarna  3…opgaves”.  Het  kind  kan  na  7  secondes  zelf  verder   klikken.  Daarna  verschijnt  wederom  gedurende  7  secondes  “een  ogenblik   geduld…”.  Tijdens  deze  7  secondes  zeg  jij:    

“Het eerste deel heb

je goed gedaan!”

 

           

Conditie  3:  geen  feedback      

•   Op  het  scherm  verschijnt  gedurende  7  secondes  “een  ogenblik  geduld…”.  Het   scherm  verandert  automatisch  naar  “In  de  volgende  ronde  doe  je  eerst  3…  en   daarna  3…”.  Het  kind  kan  na  7  secondes  zelf  verder  klikken.  Daarna  

verschijnt  gedurende  7  secondes  “een  ogenblik  geduld…”.      

 

àPak  ondertussen  het  conditie  briefje  en  kijk  in  welke  conditie  het  kind  zat,  en  

schrijf  dit  op  het  logformulier.  Dit  is  de  enige  manier  waarop  je  achteraf  kunt   achterhalen  in  welke  conditie  het  kind  zat,  dus  werk  zorgvuldig.ß  

 

[Het  kind  werkt  verder  aan  RONDE  2.  Jij  blijft  gewoon  zitten]    

[Het  kind  gaat  als  eerste  invullen  of  het  zich  goed  of  slecht  voelt  nu  nadat  het  de   opgaves  van  RONDE  2  heeft  gemaakt.  Zorg  dat  je  meekrijgt  of  het  kind  aangeeft  dat   het  zich  “een  beetje  van  allebei”;;  “best  slecht”  of  “heel  slecht”  invult.  Als  dat  zo  is   moet  je  na  afloop  hierover  een  gesprek  beginnen  –  zie  onder;;  Na  deze  vraag  ga  je   niet  meer  meekijken  wat  het  kind  invult;;  sta  op  en  ga  ergens  anders  in  de  kamer   zitten]    

 

[Het  kind  zal  zelf  aangeven  wanneer  het  klaar  is  met  het  computer  gedeelte.]        

Nu  ben  je  klaar  met  het  onderzoek.  Dankjewel  voor  het  meedoen!  Vond  je  het   leuk?    

 

Controleer  of  het  eindscherm  van  qualtrics  verschijnt.    

 

Doe  nu  de  beknopte  debriefing  (zie  Protocol  debriefing).  

 

[Vul  na  de  debriefing,  als  het  kind  weg  is,  het  logformulier  in]    

(34)

 

•   Het  kind  zoekt  contact  met  je  tijdens  de  afname  (e.g.,  zoekt  oogcontact,  

denkt  hardop).  Ga  hier  niet  in  mee,  zwijg  als  het  kan.  Je  hoeft  geen  

oogcontact  te  maken  als  het  kind  werkt.  Alleen  als  het  kind  letterlijk  iets  

vraagt,  moet  je  antwoorden,  en  kun  je  beschrijvend  antwoorden.  Bijvoorbeeld:   als  het  kind  vraagt  of  het  zojuist  het  goede  antwoord  hebt  gegeven,  zeg  je  dat   je  dat  niet  kunt  zeggen.  

•   Het  kind  moet  naar  de  WC.  Als  dit  plaatsvindt  voordat  het  kind  begint,  laat   het  kind  dan  naar  de  WC  gaat.  Als  dit  plaatsvindt  als  je  al  bent  begonnen,   vraag  dan  of  het  kind  het  een  kwartier  kan  ophouden.  Als  het  dat  echt  niet   kan,  laat  het  kind  dan  naar  de  WC  gaan,  en  noteer  op  het  logformulier  dat  dit   gebeurde  en  op  welk  punt  in  het  experiment  dit  precies  gebeurde.  

•   Het  kind  begint  te  huilen.  Stel  het  kind  gerust  [dit  kun  je  uiteraard  alleen   doen  als  je  weet  dat  je  het  onderzoek  moet  afbreken,  en  de  data  van  het  kind   dus  niet  kunt  gebruiken].  Vraag  waarom  het  huilt.  Noteer  dit  op  het  

logformulier  (wat  er  gebeurde  en  vooral  op  welk  punt  in  de  procedure).  Breek   het  onderzoek  af  en  breng  het  kind  terug  naar  de  klas.  Je  mag  het  kind  

natuurlijk  ook  het  onderzoek  laten  afmaken  als  het  kind  dat  graag  wil  (maar  wij   zullen  niets  aan  de  data  hebben,  dus  het  is  belangrijk  dat  je  alles  goed  

noteert).  Doe  alleen  een  debriefing  als  de  manipulatie  al  is  geweest.  Als  de   manipulatie  nog  niet  is  geweest,  heeft  de  debriefing  weinig  zin.  

•   Het  kind  wil  stoppen.  Geef  aan  hoe  lang  het  onderzoek  ongeveer  nog  duurt.   Als  het  kind  echt  wil  stoppen,  doe  de  debriefing  (indien  het  kind  na  de  

manipulatie  wil  stoppen),  en  laat  het  kind  daarna  terug  gaan  naar  de  klas.   Noteer  dit  alles  op  het  logformulier  (wat  er  gebeurde  en  vooral  op  welk  punt  in   de  procedure).  

•   Het  kind  werkt  enorm  traag.  Als  dit  geldt  voor  het  invullen  van  de  vragen  aan   het  eind,  zeg  dan:  “Het  gaat  om  jouw  mening,  dus  je  hoeft  niet  lang  te  twijfelen   over  vragen.”  Let  op:  voorkom  dat  je  kinderen  gerust  gaat  stellen;;  zeg  

bijvoorbeeld  niet:  “Er  zijn  geen  goede  of  foute  antwoorden,  dus  maak  je  geen   zorgen”  (dit  kan  ongewenste  invloed  hebben  op  onze  interventie).  

•   “Wat  moet  ik  opschrijven”  (als  de  participant  de  open  vragen  aan  het  

invullen  is).  “Vul  in  wat  jouw  mening  is.  De  vragen  gaan  over  jouw  mening.  

Als  je  niets  wilt  invullen  mag  dat  ook”  

•   “Ik  weet  het  niet  meer”  (als  de  participant  de  vragenlijst  aan  het  invullen  

is).  “Vul  het  antwoord  in  dat  jij  het  beste  vindt  passen.  De  vragen  gaan  over  

jouw  mening.”    

 

Protocol  beknopte  debriefing    

Bedankt  dat  je  hebt  deelgenomen  aan  het  onderzoek.  Wat  vond  je  ervan  om   deel  te  nemen?  [Laat  het  kind  vertellen.]  

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The national Act on Higher Education and Scientific Research (WHW article 7.3c) allows higher education institutions to establish joint degree programmes, both with Dutch

Current-phase relation in the absence of interface Rashba spin-orbit interaction (λR) for (a) the chiral p wave (Eu) in the single- band model, (b) the chiral p wave (E u ) in

In the Personal Infor- mation Security Assistant (PISA) project 1 , we aim to reduce security risks and enhance the privacy of users by persuading them to change their attitudes

These adaptation methods are a product of the This article examines adaptation measures used to sustain indigenous practices and the use of indigenous knowledge systems (IKS) to

Cryo-EM analysis has indicated that the structural integrity of non-loaded encapsu- lins is better than that of encapsulins loaded with their natural cargo (DyP) or

Overall, 14 C characteristics of iso- and brGDGTs and the inferred turnover times that are far longer than those of dis- crete POM (free light density fraction) and signature lipids

In the age of “mediacracy,” government has sought to make policy communication more coherent, relying on the existing instrument of the National Information

De oplossing en zeer veel andere werkbladen om gratis te