• No results found

Conservatoren van de eigen identiteit. Publieksgeschiedenis en genealogie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Conservatoren van de eigen identiteit. Publieksgeschiedenis en genealogie"

Copied!
153
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Conservatoren van de

eigen identiteit

Publieksgeschiedenis en genealogie

Masterscriptie Publieksgeschiedenis, Universiteit van Amsterdam Eva Bleeker

Scriptiebegeleider: Dr. Paul Knevel Tweede lezer: Dr. Arjan Nobel Datum van inlevering: 15 januari 2016

(2)

1

Inhoudsopgave

Inleiding 2

1. Democratisering, institutionalisering en

digitalisering: een korte geschiedenis van de genealogie 8

2. Motivatie, methode en kennisdeling: de wereld van de genealoog 20

3. ‘Amateur’ en ‘professional’: is every man his own historian? 38

Conclusie 54

English abstract master thesis 60

Bijlagen 61

Afbeeldingen besloten facebookgroep voor genealogie en stamboomonderzoek 61

Grafieken naar aanleiding van de afgenomen enquête 65

Interviewcollectie 74

(3)

2

Inleiding

“You can dig deep into people’s lives and preoccupations, in search of answers to the

“whats” and “whys” of their actions. This adds an extra dimension as the searcher carves out his or her own personal slice of history.”1

Deze quote beschrijft een van de meest voorkomende historische activiteiten wereldwijd:

genealogisch onderzoek en familiegeschiedenis. Hoewel deze vorm van onderzoek veel historische kennis en vaardigheden vereist, houden vooral hobbyisten zich hier mee bezig. Uren, dagen, weken, maanden en zelfs jaren besteden genealogen aan het natrekken van hun voorouders, waarbij ieder nieuw stadium andere uitdagingen met zich meebrengt. Wie waren die voorouders? Waar kwamen ze vandaan, en wat hebben ze gedaan en meegemaakt? Waren het immigranten, of zijn ze

opgeklommen vanuit een lagere sociale klasse?

Naast een veel voorkomende historische activiteit is genealogie ook al eeuwenoud, hoewel het lange tijd niet de populaire hobby is geweest die wij vandaag de dag kennen. De vroege

genealogie was bedoeld om de hoogste lagen uit de samenleving op juridische gronden te kunnen onderscheidden van andere sociale groepen door middel van afkomst.2 Al in het Oude Oosten, de Griekse polis en het Romeinse rijk baseerden de hoogste lagen uit de samenlevingen hun toegang tot bepaalde staatsrechtelijke en maatschappelijke privileges op afstamming.3

Tot ver in de twintigste eeuw zouden stamboomonderzoek en familiegeschiedenis in Nederland voorbehouden blijven aan een kleine elitaire groep, die zich op basis van afkomst probeerde te onderscheiden van lagere klassen in de samenleving. Na afloop van de Tweede Wereldoorlog werd genealogie echter nooit meer dezelfde aristocratische vorm van onderzoek die het ooit geweest is. Er kwam onderzoek naar minder vooraanstaande geslachten en belangstelling voor families die niet tot het patriciaat behoorden.4 Tevens werden instituten als genealogische verenigingen en het Centraal Bureau voor Genealogie (vanaf hier: CBG) opgericht,5 en zagen vele genealogische cursussen, handboeken, radio- en televisieprogramma’s het levenslicht.6 Het

1

Jerome de Groot, Consuming history. Historians and heritage in contemporary popular culture (Londen en New York 2009) 76.

2 Jerome de Groot, ‘International Federation for Public History Plenary Address: On Genealogy’, The Public Historian 3 (2015) 102- 127, aldaar 107.

3

L. de Blois en R. J. van der Spek, Een kennismaking met de Oude Wereld (Bussum 2010) 61-64, 74 en 288-290.

4 Website Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht en Wapenkunde – Geschiedenis:

http://www.knggw.nl/vereniging/geschiedenis/ (geraadpleegd op 15-09-2015).

5

‘Centraal Bureau voor Genealogie. Jaarverslag 1994 in: Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie en

het Iconographisch Bureau 49 (1995) 3-9, aldaar 3. 6

(4)

3

onderzoek naar afkomst en voorouders veranderde ingrijpend, van een juridisch en aristocratisch machtsmiddel naar iets heel algemeens dat vandaag de dag door velen wordt beschouwd als hobby.

Naast de enorme groei en democratisering die genealogie doormaakte, zorgde de digitale revolutie voor grote veranderingen op het gebied van genealogie. Vanaf de vroege eenentwintigste eeuw begaven steeds meer genealogen zich op het internet. Door alle mogelijkheden die online onderzoek biedt aan genealogen, is de hobby vandaag de dag populairder dan ooit tevoren.7 Een belangrijke ontwikkeling op het gebied van online genealogie is de digitalisering van de collecties van archieven, die ervoor zorgde dat veel bronnen van huis uit te raadplegen zijn. Ook zijn veel

technieken, zoals methodes om stambomen en kwartierstaten te maken, digitaal beschikbaar.8 Hierdoor zijn de grenzen die veel mensen ervan weerhielden om genealogisch onderzoek te gaan doen, weggevallen.

In de academische wereld bleef de enorme ontwikkeling die genealogie doormaakte niet onopgemerkt. Er werden verschillende verklaringen aangedragen voor het enorme succes van stamboom- en familieonderzoek, vanuit verschillende hoeken en perspectieven. Eén van deze visies zoekt de oorzaken voor het succes van genealogie vooral in antropologische oorzaken. Zo zou een verklaringsgrond voor het doen van genealogisch onderzoek kunnen zijn dat er in de huidige

westerse samenleving geen belang wordt toegekend aan verwantschap, omdat het individu centraal is komen te staan. Er zou een emotionele onderstroming zijn die zich verzet tegen individualisering en die verwantschap belangrijk acht. Een resultaat hiervan zou zichtbaar zijn in de vele

familieverenigingen die in de laatste decennia van de twintigste eeuw zijn opgericht. Lid worden van een dergelijke vereniging en het beoefenen van genealogie geeft identificeringsmogelijkheden met verwanten.9

Yme Kuiper, hoogleraar historische, culturele en religieuze antropologie aan de

Rijksuniversiteit Groningen, wijdt zich aan genealogie in het artikel ‘Genealogie, familiebesef en afstamming. Verkenningen van een cultureel antropoloog’.10 Belangrijk is Kuipers inschatting van de betekenis van genealogie in de huidige Nederlandse maatschappij. Hij beschrijft hoe genealogie voor vroegere generaties een maatschappelijke betekenis had, en hoe het een rol speelde bij het bepalen van iemands positie in de samenleving. Afstamming is met de tijd steeds minder belangrijk

geworden, maar de populariteit van genealogie is opvallend genoeg juist toegenomen. Mogelijke redenen voor deze ontwikkeling zouden zijn dat mensen graag een aanzienlijk voorgeslacht willen en

7

Jerome de Groot, ‘International Federation for Public History Plenary Address: On Genealogy’, The Public

Historian 3 (2015) 102- 127, aldaar 116. 8 Ibidem, 115.

9

A.D. de Jonge, ‘Welke functie heeft de genealogie voor wie?’, De Maasgouw. Weekblad voor Limbugse

geschiedenis, taal- en letterkunde 107 (1988) 227-235, aldaar 227-230.

10 Yme Berend Kuiper, ‘Genealogie, familiebesef en afstamming. Verkenningen van een cultureel antropoloog’,

(5)

4

nieuwsgierig zijn naar wie hun voorouders waren. Ook zijn individualisering en bureaucratisering toegenomen in de moderne samenleving, evenals een gevoel van eenheid. Genealogie is een onderdeel én producent van dat gevoel, dat zich zou wortelen in een gezamenlijk verleden.11

Ook antropoloog Nico Plomp beschrijft in het artikel ‘Genealogie voor fijnproevers.

Verkenningen langs de grenzen van het werkterrein’, dat twintig jaar geleden verschenen is, dat er over de jaren een intensivering heeft plaatsgevonden van het aantal beoefenaars van genealogie. Plomp neemt echter ook een probleem waar: de gebrekkige onderlinge kennisoverdracht tussen genealogen, die grote invloed heeft op de kwaliteit van hun onderzoek. Genealogen kunnen wel putten uit de kennis die anderen hebben verzameld, maar dit is vooral documentatiearbeid en geen wetenschappelijke kennis, waarvoor bijvoorbeeld handleidingen en andere instructieve boeken nodig zijn. Systematische kennisoverdracht om van ‘gevorderd’ genealoog steeds meer te kunnen ontwikkelen tot fijnproever ontbreekt, en dit is juist hard nodig voor de steeds verder toenemende professionalisering van genealogie. Waar de hobby eerst vooral een bezigheid was van amateurs, heeft een steeds grotere groep actieve onderzoekers behoefte gekregen aan ondersteuning en opleiding om hun genealogisch onderzoek te kunnen verbeteren. Een samenwerking tussen archiefinstellingen, het CBG en genealogische verenigingen was hiervoor belangrijk en heeft de ontwikkelingen positief beïnvloed.12

Deze drie opvattingen weerklinken in het proefschrift Een eigentijds verleden. Alledaagse historische cultuur in Nederland, 1945-2000 van Kees Ribbens. In dit proefschrift staan de manieren waarop buiten de academische wereld vorm wordt gegeven aan het verleden centraal, bijvoorbeeld door middel van genealogie.13 Het fenomeen wordt door Ribbens vrij sec benaderd: hoe geven genealogen hun onderzoek precies vorm, waarom doen ze dat en welke factoren uit hun omgeving hebben invloed gehad op hun nasporingen? Opvallend is dat Ribbens afstand neemt van de visie dat genealogie een reactie zou zijn op de individualistische westerse cultuur. Het zou naar zijn mening te gemakkelijk zijn om te stellen dat genealogen bewust afstand nemen van het individualisme, omdat zij juist vanuit een persoonlijke interesse bezig zijn met het verleden. Gevoelens van

gemeenschappelijkheid en verwantschap met voorouders kunnen wel resultaten zijn van genealogisch onderzoek, maar dit is niet vanzelfsprekend omdat veel resultaten beperkt zullen blijven tot de studeerkamer. Ribbens zoekt de verklaring voor de populariteit van genealogie eerder

11 Ibidem.

12

Nico Plomp, ‘Genealogie voor fijnproevers. Verkenningen langs de grenzen van het werkterrein’ in: Jaarboek

van het Centraal Bureau voor Genealogie en het Iconographisch Bureau 49 (1995) 85-92.

13 Kees Ribbens, Een eigentijds verleden. Alledaagse historische cultuur in Nederland, 1945-2000 (Hilversum

(6)

5

in het grote aantal oudere volwassenen met vrije tijd, het feit dat de onderzoeker kan redeneren vanuit het persoonlijke verleden en de goede voorziening van historische genealogische bronnen.14

De Britse historica Hilda Kean heeft een compleet andere, meer sociologische en benadering van genealogie. In London Stories. Personal lives, public histories beschrijft zij hoe ze zelf begon met het uitzoeken van haar familiegeschiedenis en hoe belangrijk verschillende soorten bronnen daarbij zijn. Familiegeschiedenis vereist zoveel meer dan alleen vakjes invullen in een stamboom. Het gaat om het gebruik van bronnen die niet altijd voor de hand liggen. Juist deze bronnen kunnen het verleden wel betekenis geven, begrip en interesse creëren en het verleden naar het heden

brengen.15 Juist dit creatieve brongebruik, waar Kean niet alleen archieven onder schaart, maar ook souvenirs, foto’s, landkaarten en herinneringen, onderscheidt naar haar mening professionele historici van genealogen. Historici kunnen door hun kennis van historische bronnen een rol spelen in het proces dat ten grondslag ligt aan genealogie, door genealogen aan te moedigen en hen te helpen bij het ontwikkelen van vertrouwen in hun onderzoeksvaardigheden.16 Geschiedenis en genealogie zouden volgens Kean beschouwd moeten worden als sociale activiteiten waar iedereen, professional of amateur, aan deel kan nemen. Het doel daarbij is om gezamenlijk geschiedenis te creëren.17

Kean borduurt voor een deel voort op de ideeën van de marxistische Britse historicus Raphael Samuel. In zijn boek Theatres of memory draagt Samuel sterk het idee uit dat geschiedenis niet alleen voorbehouden is aan historici, maar een sociale vorm van kennis is, het werk van duizenden verschillende handen. Niet de individuele wetenschapper of een wetenschappelijke school met een afwijkende interpretatie zouden van belang zijn, maar het geheel van activiteiten en praktijken waarin geschiedenis wordt ingebed.18 Ook in zijn werk voor het verschijnen van Theatres of memory droeg Samuel dit idee al uit, bijvoorbeeld in zijn beroemde ‘History Workshop

conferences’, waarin enthousiastelingen over geschiedenis van zowel binnen als buiten academische instituten bij elkaar kwamen, en in de boeken, pamfletten en het History Workshop Journal die voortkwamen uit de conferenties.19

Dat genealogie en familiegeschiedenis belangrijk zijn voor het hedendaagse begrip van het verleden, toont de Britse historicus Jerome de Groot aan in zijn artikel ‘International Federation for Public History Plenary Address: On Genealogy’. In dit artikel benadert De Groot genealogie op een

14

Ibidem, 114-119.

15 Hilda Kean, London Stories. Personal lives, Public histories (Londen, Sydney en Chicago 2004) 9-11. 16

Hilda Kean, ‘People, historians and public history: Demystifying the process of history making’, The Public

Historian 3 (2010) 25-38, aldaar 37. 17 Ibidem, 26.

18

Raphael Samuel, Theatres of memory. Vol. 1: Past and present in contemporary culture (Londen en New York 1994) 8.

19 Hilda Kean, ‘People, historians and public history: Demystifying the process of history making’, The Public Historian 3 (2010) 25-38, aldaar 28.

(7)

6

cultuurfilosofische manier, en stelt hij dat de wijdverspreide interesse in genealogie en de

beschikbaarheid van grote hoeveelheden informatie online, hebben gezorgd voor veranderingen in de gevestigde historiografie en de manier waarop publieksgeschiedenis wordt gepraktiseerd. Hij beschrijft verschillende beschouwingen van genealogie en de beoefening van dit fenomeen. Ook stelt hij vast dat genealogie een onderzoeksgebied is waaraan tot nu toe veel te weinig aandacht is

besteed, terwijl het miljoenen mensen over de hele wereld voorziet van een complexe toegang tot het verleden. Genealogie wordt daarbij ondersteund door websites die de genealogen in staat stellen om historiografisch te denken en tegelijkertijd een plek in te nemen in de openbare historische ruimte.20

In zijn boek Consuming history. Historians and heritage in contemporary popular culture onderzoekt De Groot hoe de Britse samenleving geschiedenis consumeert en hoe die studie naar consumptie kan helpen bij het begrip van populaire cultuur en kwesties rond representatie. De Groot stelt in dit boek dat genealogie zo populair kon worden, omdat het mensen helpt om zichzelf te kunnen identificeren met kenmerken van hun voorouders. Aan de hand daarvan kan iets worden gezegd over wie men zelf is en waarom. Ook kan genealogie helpen om inzicht te geven in iemands leven, waarbij een algemene geschiedenis van een land of streek niet voldoende is. Aan de hand van onbekende, kleinere verhalen uit het verleden is het gemakkelijker om ‘grotere historische verhalen’ te begrijpen.21

Naar aanleiding van het artikel van Jerome de Groot, nodigde de redactie van het tijdschrift The Public Historian andere publiekshistorici uit om deel te nemen aan het debat over hoe de implicaties van de enorme interesse in genealogie kunnen worden onderzocht, getheoretiseerd en bevraagd. Vier geleerden leverden input voor een discussie. Dr. Carolina Johnson Malm stelt dat publiekshistorici een kritische discussie zouden moeten aangaan met genealogen over de implicaties van genealogie en het problematische concept geschiedenis, dat verschilt per cultuur, tijdsperiode en zelfs per persoon.22 Regina Poertner, hoogleraar geschiedenis aan de universiteit van Swansea, benoemt problemen die digitaal genealogisch onderzoek met zich mee brengt. Voorbeelden zijn de limiteringen die gestandaardiseerde digitale onderzoekstechnieken met zich meebrengen,

problemen met de duurzaamheid van digitale data en het klasse-aspect van genealogie door het

20

Jerome de Groot, ‘International Federation for Public History Plenary Address: On Genealogy’ The Public

Historian 3 (2015) 102- 127, aldaar 102.

21 Jerome de Groot, Consuming history. Historians and heritage in contemporary popular culture (Londen en

New York 2009).

22

Carolina Johnson Malm, ‘Genealogy and the problem of biological essentialism’:

http://publichistorycommons.org/genealogy-and-biological-essentialism/#more-8521 (geraadpleegd op 22-11-2015).

(8)

7

gebruik van betaalde websites en de benodigde vrije tijd.23 Dr. Sara Trevisan beschrijft de nadruk op de betrouwbaarheid van bronnen in de genealogische praktijk, en dat gebrek aan bewijs ervoor zorgt dat een stamboom niet verder ingevuld kan worden. Dit kan ervoor zorgen dat veel figuren waarvan de historiciteit wel wordt geloofd, maar die niet bewezen kan worden, verdwijnen uit stambomen.24 Dr. Paul Knevel, verbonden aan de afdeling geschiedenis van de Universiteit van Amsterdam, prijst het artikel van De Groot. Hij benadrukt echter dat de genealogen zelf opvallend afwezig zijn in het artikel, ze komen niet aan het woord om hun activiteiten te beschrijven en verder te reflecteren. Deze vogelvluchtbenadering van genealogie lijkt dominant te zijn, zo blijkt uit vele kritische reflecties en analyses die zijn verschenen over genealogie. Knevel mist een bestudering van genealogie en familiegeschiedenis waaraan de mensen die hierbij betrokken zijn zelf een bijdrage leveren.

Genealogie “van onderaf” zou een vruchtbaar uitgangspunt zijn voor een dialoog over het delen van historische informatie en kennis, en om het verleden voort te laten leven in het heden.25

Aan precies deze oproep tracht dit onderzoek gehoor te geven. Na een historiografische verkenning op het gebied van genealogie in het eerste hoofdstuk, zal vanaf het tweede hoofdstuk aan de hand van een enquête en interviews een onderzoek worden gepresenteerd om de situatie van de Nederlandse genealogen enigszins in kaart te brengen. De vorm van het onderzoek is te plaatsen in de traditie van Thelen en Rosenzweig’s The presence of the Past, waarin de persoonlijke ervaringen van Noord-Amerikanen met geschiedenis worden onderzocht door hen te onderwerpen aan vraaggesprekken.26 In het tweede hoofdstuk zal centraal staan wat de democratisering en digitalisering van genealogie hebben betekend voor de manier van onderzoeken, de omgang met bronnen en het delen van kennis. In het derde hoofdstuk komt de onderlinge hiërarchie tussen genealogen aan de orde, en hoe zij zichzelf beschouwen aan de hand van hun diverse producten en de limiteringen van instituten als archieven. Ook wordt de discussie over het grensvlak tussen ‘amateurs’, ‘gebruikers’, ‘fans’ en professionele en institutionele instanties in de wereld van de genealogie en familiegeschiedenis besproken. Tenslotte zal geconcludeerd worden of een onderzoek naar genealogie, waarin de input van de beoefenaars die dit fenomeen vooral zien als een sociale activiteit en hobby centraal staat, daadwerkelijk zo vruchtbaar is en meer oplevert dan we al weten.

23

Regina Poertner, ‘Genealogy, public history, and cyber kinship’: http://publichistorycommons.org/genealogy-public-history-and-cyber-kinship/ (geraadpleegd op 22-11-2015).

24

Sarah Trevisan, ‘History and tradition, genealogical practice before 1700’:

http://publichistorycommons.org/history-and-tradition-genealogical-practice/#more-8517 (geraadpleegd op 23-11-2015).

25

Paul Knevel, ‘Genealogy from below’: http://publichistorycommons.org/genealogy-from-below/#more-8519

(geraadpleegd op 23-11-2015).

26 David Thelen en Roy Rosenzweig, The Presence of the past. Popular uses of history in American life (New York

(9)

8

1. Democratisering, institutionalisering

en digitalisering: een korte

geschiedenis van de genealogie

Genealogie en familiegeschiedenis zijn van alle tijden. Van oudsher werd deze vorm van onderzoek naar voorouders vooral gebruikt als elitair en juridisch middel om de maatschappelijke positie van personen te bepalen of te vergroten. Al in de samenlevingen in het Oude Oosten, de bakermat van de Europese beschaving, was sprake van onderscheid tussen mensen op basis van hun afkomst, rijkdom en status, en de ambtenaren die de oud oosterse koningen bijstonden werden beloond met erfelijke landbezittingen.27 De grondbezitters die hun voorrechten baseerden op hun adellijke afstamming in de Griekse polis, de gesublimeerde aristocratische godenwereld van Homerus en de Romeinse keizers, die hun koninklijke rechten ontleenden aan hun afstamming zijn andere

voorbeelden van de elitaire status van genealogie in vroeger tijden.28 Ook in het Oude Testament, de basis van het joodse - en samen met het Nieuwe Testament van het christelijke geloof, speelt genealogie een rol. Zo wordt in Genesis een beschrijving gegeven van Adam en Eva, ‘de ouders van het mensdom’, en hun eerste afstammelingen tot aan Noach.29 De evangeliën van Lucas en Mattheüs in het Nieuwe Testament bieden verschillende interpretaties van de genealogie van Jezus Christus.30

In de middeleeuwen speelde genealogie een belangrijke rol door het erfrecht en de

primogenituur, het eerstgeboorterecht. Deze rechten ontstonden uit erfelijke lenen, giften van een adellijke heer of dame die vaak uit een landgoed bestonden. In ruil hiervoor bood een vazal de heer of dame zijn militaire diensten aan. Kastelen waren hierbij van groot belang. Deze machtsbolwerken ontwikkelden zich van houten nederzettingen tot stenen burchten, wat het karakter van de

aristocratie veranderde. De edellieden werden door hun vesting voorzien van een machtscentrum en een nieuw gevoel van familie-identiteit. De erfelijke lenen en kastelen waren het effect van het feodalisme, een politiek, militair en sociaal gebruik dat de macht van de middeleeuwse militaire elite handhaafde en gebaseerd was op het verbond tussen een heer en zijn vazal.31

Het feodalisme kwam op zijn beurt voort uit de politieke desintegratie van het West-Frankische rijk tussen achthonderd en duizend na Christus.32 In deze periode werd al gebruik gemaakt van stambomen en familiewapens. Dat gold vooral in de westerse wereld, waar het

27

L. de Blois en R.J. van der Spek, Een kennismaking met de Oude Wereld (Bussum 2010) 61-64.

28 Ibidem, 74 en 288-290. 29

Het Oude Testament, Genesis 4: 1-26.

30

Het Nieuwe Testament, Evangelie van Mattheüs, 1-17, en Evangelie van Lucas, 23-38.

31 Judith M. Bennett en C. Warren Hollister, Medieval Europe. A short history (10e ed; Boston 2006) 135 – 137. 32

(10)

9

patriarchale principe van mannelijke opvolging en de organisatiestructuur van families door middel van achternamen een belangrijke rol speelden.33 Gezien deze achtergrond is de traditionele en elitaire rol van genealogie niet zo verwonderlijk. Door de eeuwen heen deden zich echter

ontwikkelingen voor die ervoor zorgden dat het elitaire karakter van genealogie steeds meer naar de achtergrond verdween en plaatsmaakte voor een geheel nieuwe invulling van het onderzoek naar voorouders.

Een elitair fenomeen

In eerste instantie waren familie-identiteit en afkomst voornamelijk van groot belang voor de hoogste lagen uit de samenleving. Dit was ook het geval voor inwoners van de burgerlijke Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, waar patriciërs en kooplieden de dienst uitmaakten en sociale gelijkheid absoluut geen ideaal was. De ongelijkheid tussen verschillende sociale groepen in de maatschappij werd geaccepteerd als een door God gewilde ordening. Hierin verandering aanbrengen was zowel onwenselijk als onmogelijk. 34 Het bezitten van een adellijke titel werd van groot belang geacht. De adel onderscheidde zich op juridisch gebied door de toegang tot bepaalde

staatsrechtelijke en maatschappelijke privileges en bestond uit een groep die zichzelf als edel beschouwde, en door de rest van de samenleving als dusdanig werd geaccepteerd. Hiertoe behoorden vanzelfsprekend degenen die uit oude adellijke geslachten stamden.35

Veel van de patriciërs en kooplieden die snel rijk waren geworden, stamden echter niet uit deze oude geslachten. Zij streefden de edele levensstijl echter wel na om zichzelf te onderscheiden van lagere klassen in de samenleving. Ze adopteerden een aristocratische levensstijl, bezaten een familiewapen en een ridderhofstede. Een belangrijke stap in deze aristocratisering was de opname in een ridderorde en het verkrijgen van een bijbehorende adelsbrief of -diploma. 36 Omdat er in de Republiek geen soevereine vorst was, moesten de edelen in spé uitwijken naar landen als Groot-Brittannië of Frankrijk. 37 De bewijzen op basis waarvan het adeldom werd verleend aan de geridderde regenten waren lang niet altijd zuivere koffie. Met behulp van genealogen werden

33

Jerome de Groot, ‘International Federation for Public History Plenary Address: On Genealogy’, The Public

Historian 3 (2015) 102- 127, aldaar 107. 34

H.F.K. van Nierop, Van ridders tot regenten. De Hollandse adel in de zestiende en de eerste helft van de

zeventiende eeuw (Amsterdam 1990) 14 en 29. 35 Ibidem, 29-31.

36

J.C. Streng, ‘Stemme in staat’: de bestuurlijke elite in de stadsrepubliek Zwolle, 1579-1795 (Hilversum 1997) 30-31.

37 H.F.K. van Nierop, Van ridders tot regenten. De Hollandse adel in de zestiende en de eerste helft van de zeventiende eeuw (Amsterdam 1990) 31-34.

(11)

10

stambomen ‘verbeterd’ en daardoor verwierven sommige mensen ten onrechte een adellijke titel. Kortom: genealogie had ook in de Gouden Eeuw een zeer elitaire rol.38

De katholieke elite in het zeventiende-eeuwse Amsterdam, die veelal bestond uit

vooraanstaande maar ambteloze families, vormen een ander mooi voorbeeld van de elitaire rol van genealogie. De families maakten gebruik van zogenaamde vooroudergalerijen en memorietafels. Deze series van portretten van vooraanstaande voorouders waren aanvankelijk te bewonderen in de kerken die de families bezochten. Na de verdrijving van het katholieke geloof uit de Amsterdamse godshuizen verdwenen de memorietafels uit de kerken en kregen bij de families thuis een nieuwe rol. De familieportretten vervulden een sociaal onderscheidende rol, ze werden vaak voorzien van familiewapens om de ouderdom en de voornaamheid van de geslachten te onderstrepen.39

Status en legitimiteit van de relaties tussen ‘oude’ adellijke families zouden lange tijd van groot belang blijven. Sociale relaties zorgden voor een ordelijk veld waarbinnen huwelijken gesloten werden.40 Voorbeelden van de invloed die het onderlinge verbond tussen families op stand had, zijn terug te zien in de literatuur die in deze periode werd geschreven. In de roman Pride and Prejudice (1813) van Jane Austen staan vijf ongetrouwde zussen uit de Engelse middenklasse centraal. Hun moeder probeert hen allemaal te laten trouwen met welgestelde heren, omdat alleen mannen erfgenaam kunnen zijn. Als haar dochters niet trouwen, vallen de familie-eigendommen ten deel aan een verre neef.41

Een belangrijke stap op het gebied van stamboomonderzoek waar de hedendaagse genealoog nog altijd de vruchten van plukt, is de oprichting van diverse instituten om data over families en sociale structuren te bewaren. Deze ontwikkeling kreeg vorm door de eerste golf Franse revolutionairen in 1795 en later door Napoleon Bonaparte. Hij zorgde voor de centralisering van het administratieve overheidssysteem. Geboorten, huwelijken, echtscheidingen en overlijdens werden vastgelegd in de burgerlijke stand.42 Door middel van deze bureaucratisering verstevigde Napoleon de macht van de staat en maakte deze efficiënter. Een volgende stap in deze ontwikkeling was het ontstaan van een wederzijdse relatie tussen genealogie en nationale identiteit. Genealogie steunde en steunt op een nationale identiteit, omdat het zonder archieven en bureaucratie die al eeuwenlang informatie over land, bezit en familierelaties bewaren, niet mogelijk zou zijn om over genealogische

38

S.A.C. Dudok van Heel, Van Amsterdamse burgers tot Europese aristocraten, Uitgave Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde (Den Haag 2008) dl. 1, 92-98.

39

S.A.C. Dudok van Heel, Van Amsterdamse burgers tot Europese aristocraten, Uitgave Koninklijk Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde (Den Haag 2008) dl. 1, 92 – 98.

40 Jerome de Groot, ‘International Federation for Public History Plenary Address: On Genealogy’, The Public Historian 3 (2015) 102- 127, aldaar 108.

41

Ibidem en Jane Austen, Pride and Prejudice (Whitehall 1813).

42 Thomas F.X. Noble e.a., Western civilization beyond boundaries. Volume II: since 1560 (zesde editie) (Boston

(12)

11

informatie te beschikken. Tegelijkertijd ondersteunt genealogie de nationale identiteit, omdat het een vorm van rechtvaardiging is voor het bestaan van archieven en bureaucratie.43

De ontwikkeling van een bureaucratisch systeem en archieven stemde voor een groot deel overeen met de historiografische benadering waarin nauwgezette methoden werden toegepast om het verleden te beoordelen. Hierbij werd gebruik gemaakt van informatie die werd verzameld door oudheidkundigen en de staat, om het verleden te kunnen beoordelen. De associatie van de historicus met het archief en de status van het archief als waarheidsgetrouw medium, stammen uit deze tijd en vormden de basis voor de vroege professionele historiografie.44

Een andere belangrijke ontwikkeling op het gebied van genealogie die teweeg werd gebracht door de opstandelingen uit de Franse Revolutie, is de opkomst van het burgerlijk gelijkheidsideaal. De grote sociale discrepantie uit eerdere eeuwen maakte plaats voor egalité naast liberté en fraternité.45 Dit was pas de eerst stap op dit gebied. Er zouden nog vele memorabele ijkpunten volgen, zoals de komst van het algemeen kiesrecht en het vrouwenkiesrecht in de twintigste eeuw.46 Toch zorgde het er wel voor dat de maatschappelijke betekenis van genealogie afnam, en dat de elitaire inborst geleidelijk aan kracht begon in te boeten.

Toen in de negentiende eeuw vele archieven werden opengesteld, betekende dat voor de genealogen dat zij hun kennis konden uitbreiden met vondsten uit overheidsarchieven. Tot dat moment bestonden hun bronnen vooral uit oude familieaantekeningen, archiefmateriaal en handschriftgenealogieën uit particulier bezit. De nog altijd veelal aristocratische oudere heren die zich destijds bezighielden met genealogisch onderzoek konden op deze manier meer gedegen publicaties schrijven die nauwkeuriger geannoteerd werden.47

Dat genealogen zich op steeds grotere schaal konden bezighouden met bronnen uit overheidsarchieven, in plaats van kostbare portrettengalerijen, particuliere familiearchieven en geleerden die het materiaal voor een stamboom bijeenbrachten, was naast het gelijkheidsideaal een tweede belangrijke stap in de vermindering van het elitaire karakter van genealogie. Het was niet langer een luxeproduct waarvoor geld en sociale contacten nodig waren, en veranderde in een vorm van tijdverdrijf waarmee steeds meer mensen zich konden bezighouden.

De Tweede Wereldoorlog luidde een geheel nieuwe episode in, in de geschiedenis van genealogie. In deze periode werden familie- en stamboomonderzoek besmet door de

43 Jerome de Groot, ‘International Federation for Public History Plenary Address: On Genealogy’, The Public Historian 3 (2015) 102-127, aldaar 108.

44

Ibidem.

45 Thomas F.X. Noble e.a., Western civilization beyond boundaries. Volume II: since 1560 (zesde editie) (Boston

2011) 538.

46

Ibidem, 683.

47 Website Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht en Wapenkunde – Geschiedenis:

(13)

12

nationaalsocialistische ideologie en het belang van raszuivere afstamming. Vanaf 1940 werden de genealogische verenigingen die in die tijd bestonden ondergebracht in de Nederlandse Vereniging voor Sibbekunde, een naam die was afgeleid van het Duitse woord Sippenforschung, wat genealogie betekent. Hiervoor was echter nauwelijks belangstelling.48

Na de oorlog werd genealogie nooit meer dezelfde aristocratische vorm van onderzoek die het daarvoor geweest was. Er ontstonden geleidelijk aan steeds meer publicaties over minder belangrijke Nederlandse geslachten. Ook kwam er meer belangstelling voor families die niet tot de adel of het patriciaat behoorden, het buitenland en de middeleeuwse geschiedenis. Doodlopende sporen en problemen waar veel genealogen tegenaan liepen, omdat zij nog niet over genoeg volledige bronnen beschikten om hun onderzoek goed te kunnen doen, konden vanaf die tijd gemakkelijker worden opgelost met behulp van bronnenonderzoek, heraldiek en zegelkunde.49

In de jaren negentig van de twintigste eeuw nam de interesse in genealogie onder de Nederlandse bevolking steeds verder toe. Deze periode werd gekenmerkt door een zogenaamde ‘memory boom’ en de ‘cultural turn’ in de geschiedschrijving. Binnen de reeds bestaande

herdenkingscultuur kwam er meer aandacht voor het vieren van het verleden. Historische verhalen kwamen voort uit een sterke identiteitspolitiek, die ook werd uitgedragen in museums,

tentoonstellingen, televisieprogramma’s en computerprojecten. Het publiek van historici hunkerde naar voorwerpen die invulling gaven aan hun herinneringen. Deze herinneringen werden gebruikt om een persoonlijke invulling te geven aan de grotere, algemene geschiedenis.50

Genealogie veranderde ingrijpend, van een juridisch en aristocratisch middel om macht te bepalen naar iets heel algemeens dat vandaag de dag door velen wordt beschouwd als een hobby. Democratisering, voortgebracht door het burgerlijk gelijkheidsideaal en een afnemende luxepositie, was een cruciale ontwikkeling in de verdwijning van het elitaire karakter dat oorspronkelijk ten grondslag lag aan genealogie. Tegenwoordig is deze vorm van tijdverdrijf allang niet meer alleen voorbehouden aan gepensioneerde, blanke mannen en vrouwen uit de westerse wereld.51 De Britse historica Alison Light stelde zelfs:

“Everyone does family history nowadays. Genealogy used to belong only to the wealthy; once upon a time they owned the past and laid a claim to a history based on land and

48

Kees Ribbens, Een eigentijds verleden (Hilversum 2002) 114.

49 Website Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht en Wapenkunde – Geschiedenis:

http://www.knggw.nl/vereniging/geschiedenis/ (geraadpleegd op 15-09-2015).

50

Jay Winter, ‘The generation of memory: reflections on the “memory boom” in contemporary historical studies’, Bulletin of the German Historical Institute Washington 27 (2000) 3 – 33, aldaar 25.

51

(14)

13

property. Now everyone who can use a computer or go to a local records office had a stake in the past.”52

Institutionalisering: dynamiek en stagnatie

Een belangrijk gevolg van de democratisering van genealogisch onderzoek is terug te vinden in de institutionalisering die het fenomeen doormaakte vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw. Omdat steeds meer mensen zich gingen bezighouden met genealogie, ontstond de behoefte aan het bestaan van instellingen waar genealogen terecht konden om meer te leren over de bestudering van hun voorouders. De oprichting van vele verenigingen, het schrijven van boeken en de ontwikkeling van verschillende cursussen met betrekking tot genealogie, zorgden ervoor dat de kennis over geslachtkunde beter georganiseerd en toegankelijk werd.

Een grote stap in de formalisering van de genealogie was de oprichting van het Genealogisch-Heraldiek Genootschap de Nederlandsche Leeuw in 1883. De oprichters van dit genootschap, die zichzelf ook bezighielden met stamboomonderzoek, wilden de beoefening hiervan naar een meer wetenschappelijk niveau tillen en genealogie, heraldiek en daaraan verwante vakken beoefenen. Om dit te bewerkstelligen lieten de leden wekelijks een portefeuille rondgaan met daarin lectuur over genealogie, gaven zij een maandblad uit en vormden zij een bibliotheek en archief.53 Tot na de Tweede Wereldoorlog zou het gezelschap de belangrijkste organisatie op het gebied van genealogiebeoefening blijven, en vandaag de dag is het nog altijd de oudste genealogische vereniging van Nederland. Ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de vereniging in 1933 werd de naam aangepast naar Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde (KNGGW).54

De organisatie richtte zich in eerste instantie op het onderzoek naar stambomen en

familiewapens van vooraanstaande geslachten binnen de Nederlandse samenleving.55 Uit de vroege nummers van het maandblad van het genootschap, De Nederlandsche Leeuw, blijkt duidelijk dat de nadruk in eerste instantie lag op geslachten die tot de adel of het patriciaat behoorden en die hielpen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden te vestigen. Veel van de korte artikelen waar het maandblad zich door kenmerkt, hebben als onderwerpen de genealogieën van adellijke

geslachten als De Rouck, Beelaerts van Blokland, Van de Poll, Snouck, Rolandus en Dorth.56

52 Alison Light, Common People (Londen 2014) xxi. 53

‘Uittreksel uit het voorlopig reglement’, Maandblad van het Genealogisch-Heraldiek Genootschap De

Nederlandsche Leeuw 1 (1883) 1-2.

54 Website Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht en Wapenkunde – Geschiedenis:

http://www.knggw.nl/vereniging/geschiedenis/ (geraadpleegd op 15-09-2015).

55

Ibidem.

56 Maandblad van het Genealogisch-Heraldiek Genootschap De Nederlandsche Leeuw, gehele eerste jaargang

(15)

14

Kort na de bevrijding in 1945 werd het Centraal Bureau voor Genealogie opgericht. Dit was een belangrijke tweede stap in de geïnstitutionaliseerde activiteit rond genealogie. Het bureau werd opgericht door de Nederlandse overheid in samenwerking met particulieren, die boeken en

verzamelingen van genealogische informatie inbrachten, op basis waarvan een collectie werd gevormd. Het doel van het CBG was om genealogie en daaraan verwante wetenschappen te

bevorderen, waarbij het bestuur van de stichting zich vooral bekommerde om het bijeenbrengen en beheren van een bibliotheek, archieven en verzamelingen, het geven van voorlichten en het

verzorgen van publicaties over genealogie.57 Het bureau, die sinds jaar en dag gevestigd is in Den Haag, herbergt een uitgebreide documentatie rond personen en families, die kan worden geraadpleegd in studiezalen.

Een derde belangrijke organisatie, die ook in 1945 werd opgericht, was de Nederlandse Genealogische Vereniging (NGV). In december van dat jaar verscheen het allereerste nummer van Gens Nostra, dat nog altijd het tijdschrift is van de vereniging. Het bestuur schrijft in de introductie aan de lezers van het blad:

“Genealogie is voor velen geen onbekend onderwerp, maar tot nu toe werd het voornamelijk meer als particuliere liefhebberij of in meer speciale besloten kring beoefend. Onze

vereeniging wil zoo min mogelijk besloten zijn. Zij wil de beoefening van genealogie en heraldiek niet alleen in wijderen kring bekendheid geven, maar tevens de kans op vruchtbaar resultaat van zelfstudie voor talloozen, die tot nu toe op eigen gelegenheid

experimenteerden, vergrooten. Wanneer deze, op zichzelf werkende belangstellenden als leden tesamen komen, kunnen wij op deze wijze niet alleen het op dit gebied zo waardevolle contact bevorderen, maar tevens die wenschen bevredigen, die den enkeling ontzegd werden.”58

Uit dit fragment blijkt heel duidelijk dat de toenemende democratisering van genealogie een belangrijke rol speelde bij de oprichting van de NGV. Er waren immers al “talloozen” die op eigen gelegenheid hun voorouders onder de loep namen, en er bestond vraag naar een instituut waar deze onderzoekers bij elkaar konden komen. Op hun beurt zijn de NGV en Gens Nostra ook belangrijk geweest voor de democratisering die genealogie doormaakte. Dit kan worden opgemaakt uit het feit dat zij ervoor willen zorgen dat ook de “tallooze” onderzoekers die via zelfstudie en eigen

experimenten meer kennis opdoen over hun voorouders, tot een succesvol resultaat komen.

57

‘Centraal Bureau voor Genealogie. Jaarverslag 1994 in: Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie en

het Iconographisch Bureau 49 (1995) 3-9, aldaar 3.

58 ‘Bij het eerste nummer’, Gens Nostra. Maandblad van de Nederlandsche Genealogische Vereniging 1 (1945)

(16)

15

Daarnaast zijn al in de vroege nummers van Gens Nostra informatieve artikelen te lezen over burgerlijke geslachten, bijvoorbeeld de uitvinder van het lichtgas Jan Pieter Minckelers en de

eveneens niet-adellijke familie Gieben. Uit de artikelen konden de lezers informatie halen over geslachten die mogelijk gerelateerd waren aan hun eigen stamboom. Ook konden zij in de vragenrubriek aan het einde van ieder nummer van het tijdschrift vragen om hulp of informatie omtrent familienamen en personen waar zij informatie over zochten.59

Het aantal beoefenaars van genealogie groeide gestaag en de onderzoekers kregen steeds meer behoefte aan kennisuitwisseling. Daarom besloot de NGV in de jaren vijftig cursussen

genealogie aan te bieden. De belangstelling voor genealogie bleef in vergelijking met vandaag de dag vrij gering, maar de groep onderzoekers leek steeds meer divers te worden, en steeds meer ‘gewone’ burgers gingen onderzoek doen naar hun afkomst.60

In de jaren zeventig was de belangstelling voor genealogie zo groot dat er op commerciële schaal cursussen, genealogische handleidingen, televisie- en radioprogramma’s werden

aangeboden.61 Een goed voorbeeld van de populariteit van genealogie, die ook na de zeventigerjaren gestaag blijft doorgroeien, is de radio- en televisiecursus Genealogie. Van stamboom tot

familiegeschiedenis die in 1988 werd uitgebracht door de Teleac. In de cursus was aandacht voor de verschillende doelen die genealogen voor ogen konden hebben met hun onderzoek, variërend van een stamboom tot een complete familiegeschiedenis. Zowel beginners als gevorderden, zij die er veel tijd in wilden investeren of juist weinig, konden gebruik maken van de cursus. Deze behandelde verschillende soorten primaire en secundaire bronnen, en de historische context die in ogenschouw genomen moet worden bij genealogisch onderzoek.62

In de cursus werd familiegeschiedenis opgevat als het maximale resultaat van genealogisch onderzoek. Om familiegeschiedenis te kunnen schrijven, moest de genealoog zijn stamreeksen, kwartierstaten, genealogieën en parentelen aankleden met andere historische gegevens, die vaak een combinatie vormden van lokale- en familiegeschiedenis. De ‘maximale genealoog’ zou moeten proberen zich in te leven in de lokale samenleving van zijn of haar eigen voorouders en moest eigenlijk door hun ogen naar die samenleving kijken, zo stelt het leerboek.63 Volgens de schrijvers mochten vier onderwerpen echt niet ontbreken in de selectie met gegevens die gemaakt worden over voorouders: de economische -, sociale - en godsdienstige positie, en de politieke kleur.64 Negen jaar later verscheen een soortgelijke cursus bij de Teleac die thematisch was opgebouwd, genaamd

59

Ibidem.

60

Kees Ribbens, Een eigentijds verleden (Hilversum 2002) 115.

61 Ibidem. 62

Rob van Drie, Nico Plomp en Aad van der Tang, Genealogie. Van stamboom tot familiegeschiedenis (’s Gravenhage en Utrecht 1988) VII – X.

63 Ibidem, 238. 64

(17)

16

Voorouders in beeld. Stamboom en familiegeschiedenis. De cursus lichtte aan de hand van twaalf thema’s verschillende bronnen toe waarmee bijna iedere genealoog vroeg of laat te maken zou moeten krijgen, variërend van boedelinventarissen, beroepen en geloof tot onderwijs, sociale zorg en gerechtelijke geschillen.65

Het succes van de institutionalisering in de genealogie werd een halt toe geroepen in de eerste jaren van de eenentwintigste eeuw. In deze periode was bijvoorbeeld een stagnatie van het aantal leden van de NGV waarneembaar: tussen 2003 en 2013 daalde het aantal leden van 11.005 naar 8.716, terwijl de populariteit van genealogie juist ongekend leek: het televisieprogramma Verborgen Verleden over de zoektocht naar de voorouders van bekende Nederlanders werd bijvoorbeeld zeer populair en na pornografie is genealogie de meest gebruikte zoekterm online.66

Genealogie online: een digitale revolutie

Dat de ledenaantallen van genealogische verenigingen vanaf de vroege eenentwintigste eeuw afnamen, is in verband te brengen met de laatste belangrijke ontwikkeling in de geschiedenis van genealogie. Vanaf deze periode begaven steeds meer genealogen zich op het wereldwijde web. Genealogisch onderzoek maakte al deel uit van het vroegste internet, dat vooral gebaseerd was op het opbouwen van databases en de technologieën daar omheen. Pas veel later ontstond het interactieve ‘Web 2.0’, waarop gebruikers van het medium zaken konden toevoegen en niet alleen downloaden.67 Hoewel de opkomst van het internet enerzijds een verklaring vormt voor de afgenomen ledenaantallen van genealogische verenigingen, zorgde het er anderzijds voor dat de populariteit van genealogie groter werd dan ooit tevoren.

Door alle mogelijkheden op het gebied van online onderzoek zijn tal van drempels die mensen ervan weerhielden om daadwerkelijk genealogisch onderzoek te gaan uitvoeren weggevallen. In het verleden was de stap naar het archief van groot belang om kennis over voorouders te kunnen vergaren. De opkomst van internet maakte en maakt het bezoek aan archieven steeds minder essentieel. Ook onderzoeksmethodes zijn online terug te vinden en om resultaten te delen is geen fysiek contact meer nodig, waardoor de noodzaak van lidmaatschap van een genealogische vereniging is weggevallen. Het CBG zag deze ontwikkeling sterk terug in de bezoekcijfers van zijn fysieke dependance: in 1995 bezochten 26.994 onderzoekers hun studiezaal,

65 Ibidem.

66

Jerome de Groot, ‘International Federation for Public History Plenary Address: On Genealogy’, The Public

Historian 3 (2015) 102- 127, aldaar 116.

67 Tim O’Reilly, What is Web 2.0? http://www.oreilly.com/pub/a/web2/archive/what-is-web-20.html

(18)

17

tien jaar later waren dat er nog 15.260 en in 2014 slechts 6.161. De hoofdwebsite van het bureau trok daarentegen 1.829.254 unieke bezoekers.68

Een belangrijke stap in de ontwikkeling van genealogie via internet, is de digitalisering van de collecties van archieven. Ongeveer tien jaar geleden kwam de ontplooiing hiervan in een

stroomversnelling terecht. Tegenwoordig is digitaal erfgoed voor bijna iedere Nederlandse erfgoedinstelling een vast deel van zowel de collectie als de dienstverlening.69 De gedigitaliseerde collecties van verschillende archieven en culturele instellingen bieden de genealoog een basis voor stamboomonderzoek, al dan niet tegen betaling. Hoewel het digitaal toegankelijk maken van ‘the raw material’, zodat genealogisch onderzoek op steeds grotere schaal online kan plaatsvinden, een goed en noodzakelijk initiatief is, is het ook nog enigszins toekomstmuziek. Jerome de Groot schrijft in Consuming History: “often the web can create a false impression of completeness: family history websites contain only a minute proportion of what is available to the dedicated searcher”.70Fysieke dependances als centra voor genealogisch onderzoek blijven tot op heden, ondanks de digitalisering, nodig.

Onderzoek van de Stichting Digitaal Erfgoed Nederland toont inderdaad aan dat een genealogisch onderzoek op basis van alleen digitale bronnen anno 2015 nog niet volledig kan zijn: plusminus dertig procent van de totale collecties van archieven, bibliotheken en musea is

gedigitaliseerd.71 De beschrijvingen via metadata die ervoor moeten zorgen dat het erfgoed vindbaar en zichtbaar is, zijn wel in grote mate aanwezige maar nog niet volledig, en blijven steken op 75 procent. Om deze tekortkomingen te verhelpen wordt actief gewerkt aan een basisdigitalisering, vrij toegankelijke data en is er veel meer aandacht gekomen voor de maatschappelijke waarde, de gebruiker en samenwerkingsinitiatieven.72

Niet alleen de collecties van archieven zijn belangrijke digitale middelen voor genealogen. Ook genealogische websites als Ancestry.com en MyHeritage.com, waarop genealogen middelen kunnen vinden om onder meer hun eigen stamboom te bouwen, zijn erg populair. Zo zijn er op Ancestry.com ruim zestigduizend stambomen te vinden, die worden geüpload door genealogen die zich aanmelden bij de site.73 Een Nederlands voorbeeld van een soortgelijke website is wiewaswie.nl, die onderdeel uitmaakt van het CBG. Op wiewaswie.nl worden de digitale collecties van verschillende archieven en andere culturele instellingen ontsloten. Ook biedt de website ondersteuning bij de

68 Jaarverslag 2014 Centraal Bureau voor Genealogie, 1-2. 69

Gerhard Jan Nauta en Marco de Niet, De digitale feiten. Trends in digitaal erfgoed sinds 2008 (Den Haag 2015) 3.

70 Jerome de Groot, Consuming History, 76. 71

Gerhard Jan Nauta en Marco de Niet, De digitale feiten, 5.

72

Digitaal Erfgoed Nederland, Nationale strategie digitaal erfgoed (Den Haag 2015) 4-7.

73 Jerome de Groot, ‘International Federation for Public History Plenary Address: On Genealogy’, The Public Historian 3 (2015) 102-127, aldaar 115.

(19)

18

zoektocht naar voorouders en konden gebruikers tot voor kort gebruik maken van de mogelijkheid om een stamboom te bouwen en te delen.74

De technische ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan op het gebied van genealogisch onderzoek, hebben grote invloed gehad op de manier waarop genealogen omgaan met het verleden en de methodologie die zij hanteren. Anno 2015 heeft genealogie zich zo ver ontwikkeld dat er tussen genealogen onderling sprake is van een rangorde op basis van competentie, professionalisme en expertise. Ook bestaat er een standaard voor een fatsoenlijke manier voor het doen van

genealogisch onderzoek.75 Zo introduceerde het CBG op 21 maart 2015, in samenwerking met zes genealogische verenigingen en de Brancheorganisatie voor Archieven in Nederland, zeven pijlers voor het doen van genealogisch onderzoek. Deze pijlers werden voornamelijk opgesteld om de kwaliteit van het onderzoek te bevorderen. Het goed voorbereiden van onderzoek, kritisch omgaan met bronnen van informatie, bronnen verantwoorden, een solide bewijsvoering opbouwen, privacy en de persoonlijke levenssfeer respecteren, het respecteren van auteursrecht en het delen van de resultaten van het onderzoek zijn volgens de bovengenoemde samenwerkende organisaties de steunpilaren van de genealogie.76

Toch is de techniek die gebruikt wordt om genealogisch onderzoek te verrichten in grote lijnen hetzelfde gebleven. Volgens Ribbens begint de genealoog, na informatie te hebben ingewonnen bij familie en relaties, zijn of haar zoektocht in het archief. Veel genealogen zouden volgens Ribbens lid worden van een of meer genealogische verenigingen en cursussen volgen om archiefonderzoek makkelijker te maken. Daarnaast worden veel genealogen ook lid van lokale historische verenigingen, bijvoorbeeld oudheidkamers. De gevonden informatie wordt vervolgens verwerkt in een stamboom en de verzamelde gegevens worden geplaats in de context van de tijd en de plaats waar de gebeurtenissen zich hebben afgespeeld. Ongeveer de helft van de genealogen probeert zijn stamboom uit te breiden tot een complete familiegeschiedenis, stelt Ribbens.77 Op welk onderzoek hij deze gegevens baseert, laat hij achterwege.

Ook Jerome de Groot beschrijft de techniek die genealogen hanteren. Zijn uiteenzetting kent grote overeenkomsten met die van Ribbens. De Groot stelt dat genealogen archieven raadplegen, collecties bezoeken, lokale geschiedenis, monumenten en kerkhoven onderzoeken en

namenregisters doorzoeken. Kerkelijke archieven, emigratiedocumenten, belastingpapieren, kranten, testamenten en militaire informatie behoren tot de bronnen in archieven die frequent

74

Organisatie Wiewaswie: https://www.wiewaswie.nl/over-ons/organisatie-wiewaswie/ (geraadpleegd op 8-4-2015).

75

Jerome de Groot, 11.

76

‘De zeven pijlers van het genealogisch Onderzoek’:

http://www.cbg.nl/index.php/1183/Zeven+pijlers+van+het+genealogisch+onderzoek?newsid=1183

77

(20)

19

worden uitgeplozen. Om te beschikken over praktische kennis van bronnenonderzoek hebben genealogen moeten leren omgaan met technologie rond archiefonderzoek, zoals microfilms,

microfiches, online databases en het lezen van oude handschriften. Vele genealogen werken volgens De Groot samen en delen hun kennis evenals hun informatie, zoals handboeken om in archieven te leren werken en secundaire literatuur over genealogisch onderzoek.78

De beschreven beoefening van genealogie en familiegeschiedenis zijn, dankzij democratisering, institutionalisering en digitalisering, verworden tot de hobby van vele

geïnteresseerden in het verleden. De twee fenomenen zouden goedbeschouwd kunnen worden gezien als de perfecte middelen om mensen buiten de academische geschiedschrijving in aanraking te brengen met - en te interesseren voor geschiedenis. De verschuivingen en ontwikkelingen van onderzoek naar adellijke geslachten in particuliere collecties en afgesloten archieven naar onderzoek naar voorouders van de ‘gewone’ burgerman of –vrouw in een steeds verder toenemende digitale omgeving, zorgt ervoor dat geschiedenis een sociale vorm van kennis kan worden en “het werk van vele handen”, in plaats van het werk van individuele historici.79 Om te kunnen beredeneren wat publiekshistorici op dit gebied kunnen leren van de input van genealogen, die dit fenomeen vooral zien als een sociale activiteit en niet als een professionele roeping, is het tijd om de Nederlandse eenentwintigste-eeuwse genealoog aan het woord te laten.

78

Jerome de Groot, 10-11.

79 Raphael Samuel, Theatres of memory. Vol.1: Past and present in contemporary culture (Londen en New York

(21)

20

2. De wereld van de genealoog:

motivatie, methode en kennisdeling

Een Nederlandse nationaliteit, tussen de vijfenveertig en de vijfenzeventig jaar oud, een Hbo-opleiding of hoger en gemiddeld nul tot tien uur per week bezig met het onderzoeken van familiegeschiedenis. Zo zou het profiel van ‘de Nederlandse genealoog’, afgaande op de enquête, eruit kunnen zien.80 Maar, een ‘gemiddelde’ genealoog bestaat natuurlijk niet. Iedere genealoog is uniek, met een eigen identiteit en een eigen verhaal. Voor de meeste personen is genealogie een hobby, slechts enkelen maken er een beroep van. Voor iedere genealoog kan het product van zijn of haar onderzoek er weer anders uitzien. Wel zijn er patronen te ontdekken, die te koppelen zijn aan de ideeën van Kean, De Groot en Ribbens, bijvoorbeeld over de motivaties van genealogen om onderzoek te doen naar hun verleden en de persoonlijke achtergrond daarvan, hoe zij te werk gaan tijdens hun onderzoek en wat hun ervaringen zijn met de digitalisering van genealogie.

Waarom genealogie? Drijfveren en achtergronden

Volgens Kees Ribbens zijn er een aantal motivaties aan te wijzen als redenen om te beginnen met een genealogisch onderzoek. Hij benoemt verbondenheid met het verleden, verwantschap met voorgaande generaties en het ontlenen van een identiteit aan een gezamenlijk verleden als belangrijke factoren.81 Voor Mathea Schwing, die ik interviewde over haar ervaringen met genealogisch onderzoek, waren deze factoren duidelijk van belang:

“Het [genealogisch onderzoek] geeft je heel erg een gevoel van identiteit […] Je ziet soms patronen in je familie dat je denkt van, oh, misschien is dat waarom mijn moeder zo reageert of waarom mijn vader zo reageert. […] Ik doe genealogie naar mijn eigen familie, en het geeft je heel erg het gevoel van oh, dit ben ik, ik ben door de eeuwen heen gevormd tot wie ik ben, en mijn ouders [zijn] ook weer door hun ouders [gevormd], en die door hun ouders.”82

Hierin staat Mathea niet alleen. Voor veel genealogen die deelnamen aan het onderzoek zijn nieuwsgierigheid en verbondenheid met de voorouders de belangrijkste factoren die aanzetten tot

80

Uitkomsten enquête genealogisch onderzoek, zie grafieken ‘nationaliteit’, ‘leeftijd’, ‘Wat is uw hoogst genoten opleiding’ en ‘Hoeveel tijd per week bezig met genealogie?’, bijlagen, pagina 65 – 66.

81

Kees Ribbens, Een eigentijds verleden (Hilversum 2002) 117.

82

Vraaggesprek met Mathea Schwing, genealogisch onderzoeker, gehouden op 08-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 102.

(22)

21

het doen van genealogisch onderzoek. Er zitten echter ook limieten aan deze verbondenheid. Niet iedere genealoog voelt zich verenigd met de levensverhalen van zijn of haar voorouders, of alleen met een aantal lotgevallen van hun voorgeslacht. Dit is bijvoorbeeld het geval voor Henk Werk, die zijn liefde voor genealogie naar een hoger niveau tilde door het schrijven van een boek over zijn familie. In de inleiding van zijn boek, Groninger kermis. Werken op reis met gebakkramen, schrijft hij:

“In tegenstelling tot mijn reizende familie, die letterlijk en figuurlijk veel sporen naliet, heb ik een bescheiden plaats ingeruimd voor hun, en mijn, Utrechtse en Leidse voorouders. Over hen is niet alleen minder bekend, maar ook voel ik mij minder verbonden met hun

levensverhaal. Glamour en de wereld van de schone schijn prikkelen mijn verbeelding en nieuwsgierigheid meer dan het monotone bestaan van handwerkslieden.”83

De genealogen die de enquête invulden, konden meerdere antwoorden geven op deze vraag. Van de 259 genealogen geeft ongeveer 65 procent aan zich bezig te houden met genealogie omdat zij zich verbonden voelen met hun voorouders. Ongeveer 35 procent heeft het gevoel een deel van zijn of haar identiteit te ontlenen aan een gezamenlijk verleden, en bijna veertig procent geeft, door middel van een open antwoord in de categorie ‘anders’ aan dat er een andere factor is die een belangrijke rol heeft gespeeld. Ongeveer de helft van de personen geeft hierbij aan dat nieuwsgierigheid een belangrijke factor is. 84

Andere historici dan Ribbens zien een diepere reden voor de populariteit van genealogie in de moderne samenleving. Zo schrijft David Lowenthal in zijn boek The past is a foreign country (1985): “In our time, massive migration and the loss of tangible relics have stimulated interest in genealogy”.85 Daarnaast stelt Hilda Kean in London Stories dat sommige genealogen op zoek zijn naar uitgebreidere verbindingen met familietakken waarmee geen contact is.86 Een andere mogelijke reden voor de populariteit van genealogie is de versnelde vooruitgang waaraan de moderne maatschappij onderhevig is. De Duitse filosoof Hermann Lübbe stelt dat de filosofie van de vooruitgang een van de belangrijkste aanleidingen is voor de toenemende historisering, waarmee een toenemende belangstelling voor het verleden wordt bedoeld. Sinds de Verlichting is er sprake van versnelde ontwikkelingen in de westerse wereld, bijvoorbeeld op het gebied van techniek, economie en cultuur. Door deze snelle modernisering komt het verleden steeds verder bij mensen

83 Henk Werk, Groninger kermis. Werken op reis met gebakkramen 1850-1961 (Zoetermeer 2015) 7. 84

Uitkomsten enquête genealogisch onderzoek, zie grafie ‘Waarom genealogisch onderzoek?’, bijlagen, pagina 67.

85 David Lowenthal, The past is a foreign country (Cambridge 1985) 38. 86

(23)

22

vandaan te staan en verandert hun besef van historische tijd. Als deze veranderingen te snel plaatsvinden wordt een grens overschreden, en kan identiteitsverlies optreden.87

Het identiteitsverlies kan worden gecompenseerd door musealisering, waarbij conventionele en familiaire voorwerpen worden bewaard in een museale vorm. Dit maakt deel uit van de

historisering van de cultuur, die fungeert als een tegenwicht om met het hoge veranderingstempo om te kunnen gaan en hier grip op te krijgen. Met musealisering van de cultuur bedoelt Lübbe dat er in brede kringen in de samenleving waardering is voor het behoud van cultuurgoed dat zijn originele betekenis heeft verloren, waardoor het bestaan daarvan wordt bedreigd. Door dit cultuurgoed op te nemen in een museum, worden de bezoekers herinnerd aan vervlogen tijden. Het museum is echter niet de enige plaats waar dit cultuurgoed kan worden behouden, en het concept is breder te zien dan alleen in de vorm van objecten. Ook onderdelen uit de leefomgeving maken hier deel van uit. Zo worden historische landschappen en dorpsgezichten behouden. 88 Ook genealogie zou kunnen worden beschouwd als het conserveren van persoonlijk historisch cultuurgoed.Dat het fenomeen beïnvloed zou zijn door de snelle vooruitgang in de moderne samenleving, is dus geen vreemde gedachte.

Volgens Kees Ribbens is het echter helemaal niet zo vanzelfsprekend om genealogie te beschouwen als een reactie op de moderne individualistische samenleving. De resultaten van genealogisch onderzoek zouden volgens zijn theorie beperkt blijven tot de studeerkamer.89 De resultaten van de afgenomen enquête tonen echter aan dat slechts twee procent van de

ondervraagden de opgedane kennis helemaal voor zichzelf houdt. Ongeveer 85 procent gaf aan deze kennis online te delen, alleen met familieleden en geïnteresseerde vrienden of met de leden van een genealogische vereniging. Dertien procent gaf door middel van het antwoord ‘anders’ bijvoorbeeld aan dat zij hun kennis nog niet hebben gedeeld, maar dit in de toekomst wel willen gaan doen.90 Tijdens de interviews sprak ik met de zoon van een genealoog die (deels) opereerde vanuit de motivatie om nauwere verbindingen met familieleden te vinden. Hij overleed echter niet al te lang geleden. Zijn zoon, Piet van der Werf, vertelt:

“Hij was echt een familiemens, hij had nog steeds contact met allerlei neven, ver weg ook echt […] in de zin van een familieband. Volgens mij deed hij dat vooral om dat soort verbanden in stand te houden. Hij vond familiehistorie heel belangrijk en familiebanden,

87

Hermann Lübbe, Der Fortschritt und das Museum. Über den Grund unseres Vergnügens an historischen

Gegenständen (Londen 1982). 88

Ibidem.

89

Kees Ribbens, Een eigentijds verleden, 117.

90 Uitkomsten enquête genealogisch onderzoek, grafiek ‘Deelt u uw genealogische kennis met anderen?’,

(24)

23

maar ook denk ik dat hij dat deed om erachter te komen hoe links bestonden met allerlei andere families.”91

Een motivatie die aansluit op verbondenheid en contact wordt benoemd door Jerome de Groot. Hij noemt bevestiging, structuur en antwoorden op vragen die genealogen zich al hun hele leven stellen als mogelijke motivaties.92 Carin Werner beschreef een motivatie die hier sterke overeenkomsten mee heeft:

“Ik heb er weleens over nagedacht waar die behoefte dan vandaan komt, waarom ik dat dan wil weten. […] Mijn beide oma’s zijn vrij vroeg overleden, de enige die ik heb gekend is één opa, […] dat heb ik altijd als een enorm gemis ervaren, dat ik de moeders van mijn moeder en vader niet gekend heb. Dus dat misschien een beetje, dat je toch een beetje grip erop wil krijgen en begrip wil krijgen van wat voor leven die mensen leefden.”93

Hilda Kean beschrijft als mogelijke motivatie dat genealogen op zoek zijn naar een verleden en antwoorden die hen iets vertellen over het leven in een episode uit het verleden.94 Henk Werk vertelt dat hij zijn voorouders tot leven zag komen door zijn onderzoek. Hij kreeg daardoor antwoorden op vragen over bijvoorbeeld de sociaaleconomische omstandigheden waaronder familieleden in het verleden leefden, wat voor werk zij deden en wat voor bijzondere historische gebeurtenissen van invloed waren op hun leven, bijvoorbeeld oorlogen.95

Naast de zoektocht naar antwoorden uit het verleden beschrijft Kean dat genealogen een fascinatie hebben voor de illusie dat zij iets kunnen ontdekken wat niemand anders wist.96 Zo beschrijft Theo Groen dat hij erachter kwam dat de moraal tot het begin van de twintigste eeuw losser was dan hij dacht. Hij verkeerde in de veronderstelling dat zijn voorouders altijd eerst met elkaar in het huwelijk traden en daarna pas kinderen kregen, maar hij liep tegen gezinnen aan waar een aantal voorkinderen waren voordat de ouders trouwden.97 Mathea vertelde dat een belangrijke

91

Vraaggesprek met Piet van der Werf, zoon van een genealogisch onderzoeker, gehouden op 31-08-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 75

92

Jerome de Groot, ‘International Federation for Public History Plenary Address: On Genealogy’, The Public

Historian 3 (2015) 102- 127, aldaar 106.

93 Vraaggesprek met Carin Werner, genealogisch onderzoeker, gehouden op 24-09-2015, interviewcollectie van

de auteur, pagina 128.

94

Hilda Kean, London Stories, 12-13.

95 Vraaggesprek met Henk Werk, genealogisch onderzoeker, gehouden op 28-09-2015, interviewcollectie van

de auteur, pagina 139.

96

Hilda Kean, London Stories, 12-13.

97 Vraaggesprek met Theo Groen, genealogisch onderzoeker, gehouden op 02-09-2015, interviewcollectie van

(25)

24

ontdekking tijdens haar onderzoek was dat een van haar voorvaderen, Filippus van Droge, betrokken was bij de inname van Den Briel door de Watergeuzen tijdens de Spaanse overheersing.98

Tevens zouden genealogen hun hobby zien als iets waar ze veel van kunnen leren, stelt Kean.99 Het opdoen van kennis tijdens het proces dat genealogisch onderzoek inhoud, is tweeledig. Aan de ene kant leren de genealogen veel over het verleden van hun familie en geschiedenis in het algemeen. Hans Roelofs geeft in de inleiding van zijn boek bijvoorbeeld aan dat mensen lering kunnen trekken uit fouten en foute beslissingen in het verleden.100 Aan de andere kant doen genealogen kennis op die ze nodig hebben om te kunnen onderzoeken. Ruim 71 procent van de ondervraagde genealogen geeft aan dat zij hun kennis vooral hebben opgedaan door

praktijkervaring, en ongeveer een zesde deel geeft aan dat hij of zij aanvullend een cursus volgde, bijvoorbeeld paleografie of zoeken in een archief.101 Marjan Hendriks geeft in een interview aan dat ze het leuk vindt dat ze oude vaardigheden die ze heeft opgedaan tijdens haar studie Nederlands nu weer kan gebruiken.102

Een laatste en aparte motivatie die niet terugkomt in de literatuur, maar wel door Jerome de Groot wordt benoemd als een belangrijke factor in het opslaan van genealogische informatie, is de mormoonse kerk.103 Een aantal respondenten benoemden het aanhangen van de mormoonse stroming in het christelijke geloof als een motivatie voor het doen van genealogisch onderzoek.104 Ook voor Mathea is haar religieuze achtergrond een motivatie om onderzoek te doen naar haar voorouders. Mormonen kunnen met behulp van genealogische informatie vragen om het voltrekken van ceremonies als trouwen en dopen uit naam van hun overleden voorouders. Dit gebeurt in de tempels van de mormoonse kerk. Door het voltrekken van de ceremonies in de kerk, bestaan de voorouders van de mormonen voor eeuwig. Het proces werkt als een soort omgekeerde vorm van dopen of bekeren. Om die reden zoekt Mathea alle namen van haar voorouders uit: “Als je trouwt in de tempel, dan is dat niet alleen voor de tijd dat je hier op aarde bent, maar ook voor wanneer je al overleden bent.”105

98

Vraaggesprek met Mathea Schwing, genealogisch onderzoeker, gehouden op 08-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 105.

99 Hilda Kean, London Stories, 12-13. 100

J.M.M. Roelofs, Mijn stamboom van de familie Brons-Pietersen (Hoofddorp 2014) 15.

101

Uitkomsten enquête genealogisch onderzoek, zie grafiek ‘Waar heeft u kennis over genealogie opgedaan?’, bijlagen, pagina 68.

102

Vraaggesprek met Marjan Hendriks, genealogisch onderzoeker, gehouden op 28-09-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 135.

103 Jerome de Groot, ‘International Federation for Public History Plenary Address: On Genealogy’, The Public Historian 3 (2015) 102- 127, aldaar 114.

104

Uitkomsten enquête genealogisch onderzoek, kolom AU 1-268, CD-rom.

105 Vraaggesprek met Mathea Schwing, genealogisch onderzoeker, gehouden op 08-09-2015, interviewcollectie

(26)

25

De motivatie om het persoonlijke verleden te gaan onderzoeken kan uit de genealoog zelf komen, maar vaak genoeg is er sprake van een andere factor die de aanzet vormt. Sommige

genealogen zijn hiermee in aanraking gebracht door iemand uit de naaste omgeving. Een respondent schrijft dat hij of zij “besmet is door een familielid”, een ander werd enthousiast gemaakt door een vriendin. Daarnaast zijn er personen die aangeven het genealogisch onderzoek van een familielid voort te zetten.106 Dit was bijvoorbeeld het geval bij Piet van der Werf. Zijn vader, een enthousiast genealoog, hield zich lange tijd bezig met genealogisch onderzoek maar overleed niet al te lang geleden. Hij liet een zeer uitgebreid familiearchief na, dat Piet nu aan het uitsorteren is: “mijn familie had een soort ziekelijke bewaar tic, als je ziet hoeveel er bewaard is, dat is echt ongelofelijk.”107 Piet wil graag recht doen aan al het werk dat zijn vader verzet heeft. Hij vertelt:

“Ik heb verhuisdozen vol met bundels correspondentie. […] je moet nagaan, het is bijna alsof je een enorme chatgeschiedenis in dozen uitgeprint hebt staan. […] Nou ja, je kunt je

voorstellen dat dat soort pakken correspondentie niet te bewaren zijn. […] Ik als beginnend genealoog, als ik dit überhaupt ga voortzetten, [ik weet niet] of het bewaren van dat soort stukken dus ook van belang is. […] Ik vind het belangrijk dat het werk dat mijn vader verricht heeft in geconcentreerde vorm behouden blijft voor het nageslacht.”108

Tevens kunnen modes in de populaire cultuur de aanzet vormen. Zo is het goed mogelijk dat Het Pauperparadijs (2009) van Suzanna Jansen genealogen heeft aangezet tot het doen van onderzoek, of hen op zijn minst heeft geïnspireerd. In dit boek onderzoekt de schrijfster de afkomst van haar familie. Haar moeder, afkomstig uit een gezin dat onderhevig is aan alcoholmisbruik en schulden, ontleent haar laatste waardigheid aan een gerucht over een voorname afkomst en een misgelopen erfenis. Nadere research wijst echter uit dat het verleden van de voorouders van Jansen een stuk minder bedeeld was. Zij werden onder andere blootgesteld aan het heropvoedingsexperiment in de Drentse nederzetting Veenhuizen.109 Theo Groen haalde veel overeenkomsten met zijn eigen familie uit het verhaal van Jansen. Hij vertelt:

106

Uitkomsten enquête genealogisch onderzoek, kolom AU 1-268, CD-rom.

107 Vraaggesprek met Piet van der Werf, zoon van een genealogisch onderzoeker, gehouden op 31-08-2015,

interviewcollectie van de auteur, pagina 78.

108

Vraaggesprek met Piet van der Werf, zoon van een genealogisch onderzoeker, gehouden op 31-08-2015, interviewcollectie van de auteur, pagina 78.

109

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

79. ABF merkt over pagina I I van het Bestreden Besluit op dat een dertigtal polissen op verkeerd brieþapier is afgedrukt en dat [A] dit besluit heeft genomen. Uit

Stoer wilde ik mijn scooter parkeren voor het hotel, maar in plaats van dat ik remde, gaf ik volop gas.. Hierdoor knalde ik met scooter en al tegen een geparkeerde motor en vloog

Toen zijn vader en moeder voor zijn ogen werden neergeschoten zwoer de nog jonge BRUCE WAYNE dat hij wraak zou nemen.. Nu bestrijdt hij de misdaad

Indien de kosten die door de notaris in rekening gebracht worden en die ten laste van verkoper komen hoger zijn dan die algemeen en redelijk door notarissen worden berekend dan

Benoem daarbij de aspecten van de activiteit die effect kunnen hebben op het gebied (habitattypen) en aanwezige relevante soorten.Maak bij de beschrijving, indien

· De sensorkabel moet in een extra doorvoermantel worden gelegd, maar niet samen met leidingen onder netspanning.. OPGEPAST: · Beschermingsgraad IP 30 = geen bescherming

De verkoper en diens makelaar zullen aan aspirant-koper al hetgeen meedelen dat ter kennis van koper behoort te worden gebracht, met dien verstande dat inlichtingen over feiten

Voor de overdracht vindt een inspectie van de woning plaats door de verkoper, de koper en een medewerker van Van ’t Hof Makelaardij. Na de inspectie en de ondertekening van