• No results found

Bewust online : een kwalitatief onderzoek naar de relatie tussen online sociale druk en de competentiebeleving van ouders

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bewust online : een kwalitatief onderzoek naar de relatie tussen online sociale druk en de competentiebeleving van ouders"

Copied!
60
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Bewust Online

'Een kwalitatief onderzoek naar de relatie tussen online sociale druk en de competentiebeleving van ouders.'

Bachelorscriptie Algemene Sociale Wetenschappen Universiteit van Amsterdam

Student: Lisalot Holleman Studentnummer 5776783 Begeleider: Roosmarijn Bakker

Tweede lezer: Hylke de Vries Datum: 29-01-2017 Aantal woorden: 19.649

(2)

2 Inhoudsopgave: Voorwoord p.4 Samenvatting p.5 1. Inleiding p.6 2. Theoretisch kader p.7

2.1. Offline sociale druk p.8

2.1.1 Normatieve en informatieve sociale invloed. p.9

2.1.2. Conformisme p.9

2.1.3. Effectiviteit van sociale druk p.10

2.1.4. Sociale vergelijkingen p.11

2.1.5. Relatie tussen offline sociale druk en competentiebeleving p.12

2.2. Online sociale druk p.13

2.2.1. Online groepskenmerken p.13

2.2.2. Normatieve en informatieve online sociale invloed p.14

2.2.3. Online Sociale Druk via Social Media p.15

2.3. Gevolgen van Online Sociale Vergelijkingen op het Emotioneel Welzijn p.15

2.4. Competentiebeleving en Zelfvertrouwen p.16

2.4.1. Gevolgen van Competentiebeleving p.18

2.4.2. Sociale Druk en Competentiebeleving p.18

3. Probleemstelling p.19 3.1. Doelstelling p.19 3.2. Onderzoeksvraag p.20 3.3. Deelvragen p.20 3.4. Interdisciplinariteit p.22 3.5. Relevantie p.23 4. Methode p.24 4.1. Onderzoeksstrategie p.24 4.2. Onderzoeksdesign p.24 4.3. Populatie en sampling p.25 4.4. Ethische verantwoording p.26

4.5. Gebruikte methode en analyse p.26

(3)

3

5. Resultaten p.28

5.1. Social Mediagebruik p.28

5.2. Welke factoren zijn van invloed op offline sociale druk? p.30 5.2.1. Groepskenmerken van invloed op offline sociale druk p.30 5.2.2. Interpersoonlijke kenmerken van invloed op offline sociale druk p.32 5.3. Welke factoren zijn van invloed op online sociale druk? p.35 5.3.1. Groepskenmerken van invloed op online sociale druk p.35 5.3.2. Interpersoonlijke kenmerken van invloed op online sociale druk p.37

5.4. Sociale vergelijkingen p.40

5.5. Welke verschillen ervaren ouders in offline sociale druk en online

sociale druk? p.41

5.6. Welke factoren zijn van invloed op de competentiebeleving? p.42 5.6.1. Ervaren waardering en acceptatie vanuit de omgeving p.43

5.6.2. Het behalen of falen van gestelde doelen p.43

5.7. Factoren van invloed op zowel online sociale druk als competentiebeleving p.44 5.7.1. Sterkte van de groep en ervaren waardering vanuit de omgeving p.44 5.7.2. Interpersoonlijke kenmerken en ervaren waardering vanuit de omgeving p.44 5.7.3. Sociale vergelijkingen en het gevoel gestelde doelen te behalen p.45

6. Conclusie p.47

7. Discussie en aanbevelingen p.49

8. Reflectie p.51

9. Literatuurlijst p.52

Bijlage 1: operationaliseringsschema p.56

Bijlage 2: Schematisch overzicht competentiebeleving respondenten p.58

(4)

4 Voorwoord

Met trots en blijdschap presenteer ik u mijn bachelor scriptie voor de studie Algemene Sociale

Wetenschappen. Het schrijven van een scriptie en het verrichten van onderzoek was een zeer leerzame ervaring. Het je voor langere tijd verdiepen in één onderwerp geeft inzichten, problemen en

leermomenten zoals ik die in mijn studie tot nu toe nog niet ben tegengekomen.

“The only true wisdom is in knowing you know nothing” -Socrates-

Graag wil ik Roosmarijn Bakker bedanken voor haar ondersteuning, adviezen en wijze woorden de afgelopen maanden. Ook Hylke de Vries wil ik graag bedanken voor zijn inspirerende en

geïnteresseerde vragen en feedback.

Natuurlijk had dit hele onderzoek niet plaats kunnen vinden zonder de respondenten die zo vriendelijk zijn geweest om tijd vrij te maken in hun agenda’s.

Als laatste wil ik erg graag mijn lieve familie en vrienden bedanken voor hun geduld en steun de laatste tijd.

Ik wens u veel plezier met het lezen van deze scriptie.

(5)

5 Samenvatting

In dit onderzoek stond de vraag centraal wat de relatie is tussen online sociale druk en de hoogte van de competentiebeleving van ouders. Om deze vraag te onderzoeken zijn er vijftien semi-gestructureerde interviews afgenomen met ouders van één kind onder de vier jaar. Uit de resultaten blijkt dat ouders offline met name sociale druk ervaren vanuit relevante sociale groepen en personen met kennis over opvoeding en verzorging, bijvoorbeeld door ervaring. Online ervaren ouders geen sociale druk vanuit relevante sociale groepen. Opvallend is dat er bij online sociale druk niet méér waarde wordt gehecht aan meningen van personen met ervaring, terwijl dat bij offline sociale druk wel het geval is. Er wordt in veel gevallen online alleen waarde gehecht aan meningen van personen die zij kennen. De uitzondering is sociale druk die wordt ervaren vanuit personen waarvan zij denken dat zij over informatie omtrent opvoeding en verzorging van kinderen beschikken waar zij van kunnen leren. Er is een relatie gevonden tussen zelfvertrouwen, online informatieve invloed en de hoogte van de ervaren waardering vanuit de omgeving. Ook is er een relatie gevonden tussen het maken van online opwaartse sociale vergelijkingen, het stellen van doelen en de hoogte van de competentiebeleving. Er lijkt ook een relatie te zijn tussen de bestaande neiging tot conformisme, de effectiviteit van online sociale druk en de vorming van de competentiebeleving, en tussen de mate waarin iemand dichtbij de ouder staat, de effectiviteit van de uitgeoefende online sociale druk en de impact van uitgesproken waardering op de hoogte van de competentiebeleving van de ouder. Er zal vervolgonderzoek gedaan moeten worden naar de invloed van opleidingsniveau, leeftijd en één- of tweeoudergezinnen op deze relaties.

(6)

6 1. Inleiding

Uit de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) uit 2016 omtrent het internetgebruik onder Nederlanders blijkt dat het gebruik van sociale media sinds 2012 met ruim 30 procent is toegenomen. De term social media is een overkoepelende term die verwijst naar alle online platformen waarbij gebruikers met elkaar interacteren en de inhoud bepalen en verzorgen (Cabral, 2011). Hieronder vallen onder andere social netwerksites zoals Facebook, Instagram en Twitter, videosites zoals YouTube, gamingsites, fora en blogs (O'Keeffe & Clark-Pearson, 2011). In 2012 was 61,5 procent van alle Nederlanders actief op sociale media en in 2016 is dat gestegen naar 80,1 procent. Van de 25-45 jarigen is zelfs 95,4 procent actief op social media (bron: CBS).

Deze toename in het gebruik van social media is al het onderwerp geweest in vele studies en onderzoeken. Er is echter nog geen onderzoek gedaan naar de invloed van social media op ouders zelf, en hoe ouders hier mee om zouden kunnen gaan. Ouders van jonge kinderen bevinden zich vaak in een fase van hun leven waarin zij veel onzekerheden hebben (Ruchala & James, 1997). Zij zijn wellicht net als adolescenten een groep die in deze fase van hun leven beïnvloedbaar zijn en het is van belang te weten welke invloeden social media hebben op het emotionele welzijn van deze groep. In dit onderzoek zal er één aspect van het gebruik van social media door ouders onderzocht worden, namelijk welke invloed de sociale druk die ouders online ervaren kan hebben op hun gevoel als ouder competent te zijn. Er is gekozen voor een onderzoek naar de invloed van sociale druk via social media om een inkadering te maken binnen het enorme domein van 'online'. De social media platformen zijn voor dit onderzoek naar sociale druk het meest relevant. Dit is de hoofdvraag die in dit onderzoek centraal zal staan:

'Wat is de relatie tussen online sociale druk en de competentiebeleving van ouders?' In dit onderzoek zal in kaart worden gebracht in welke mate en op welke manier ouders online sociale druk ervaren via social media. Ook zal er gekeken worden naar de relatie tussen deze ervaren online sociale druk en de hoogte van de competentiebeleving van ouders. Wat gebeurt er met ouders als zij online geconfronteerd worden met een afwijkende mening? Hoe waarderen ouders online meningen, hoe bepalen zij welke mening waarde heeft en van welke mening zij zich niets aantrekken? Heeft deze vorm van sociale druk als effect dat ouders gaan twijfelen aan hun eigen keuzes en vaardigheden?

Bestaand wetenschappelijk onderzoek heeft zich voornamelijk gericht op het de invloed van sociale druk op conformisme. In onderstaand theoretisch overzicht volgt een weergave van de bestaande literatuur en tot nu toe uitgevoerde onderzoeken met betrekking tot sociale druk, conformisme en competentiebeleving.

(7)

7 2. Theoretisch Kader

Sociale druk is al vele malen het onderwerp geweest van onderzoekers. Jenness (1932) was de eerste psycholoog die sociale druk en conformisme onderzocht. Hij onderzocht dit aan de hand van een experiment waarbij de deelnemers eerst individueel een inschatting moesten maken van het aantal bonen in een glazen fles, daarna als groep een inschatting moesten maken, om vervolgens de mogelijkheid te krijgen om hun eerste individuele inschatting aan te passen. Nagenoeg alle

deelnemers aan het experiment veranderden hun individuele antwoord naar een antwoord wat dichter bij de inschatting van de groep lag (Jenness, 1932). Sociaal psycholoog Sherif (1938) deed onderzoek naar conformeren aan een groep aan de hand van een experiment waarbij er drie

deelnemers tegelijkertijd in een donkere kamer werden gezet en vervolgens moesten rapporteren hoeveel een witte stip op de muur had bewogen. Deze stip bewoog niet, maar door het

autokinetische effect van een donkere kamer met maar één lichtpuntje wordt er toch beweging waargenomen door de hersenen. De hoeveelheid beweging die wordt waargenomen is voor elk individu verschillend. Toch werden de drie groepsleden het telkens snel eens over de hoeveelheid beweging, er ontstond per groep een 'sociale norm'. Wanneer hen op een later tijdstip opnieuw gevraagd werd de hoeveelheid beweging te rapporteren, dit keer individueel, gaven zij veelal een antwoord wat dichtbij het 'groepsantwoord' lag, of zelfs identiek was hieraan. De norm die de groep had vastgesteld bleef dus ook op een later moment en tijdens een individuele setting nog van

invloed (Sherif, 1938). Een van de meest bekende onderzoeken naar sociale druk is die van sociaal psycholoog Asch (1955). In zijn experimenten moesten de deelnemers hardop zeggen welke twee lijnen van dezelfde lengte waren. Alle groepsleden behalve één waren op de hoogte van het experiment en er was dus per groep één proefpersoon. De groepsleden gaven op afgesproken

momenten unaniem een verkeerd antwoord en er werd gekeken naar de mate van conformisme door de proefpersoon in deze situatie. Uit dit onderzoek bleek dat de meeste proefpersonen hun antwoord aanpasten aan die van de groep wanneer er sprake was van een meerderheid van vier of meer

personen met een tegengestelde mening. Wanneer deze meerderheid unaniem was steeg de effectiviteit van de sociale druk ook aanzienlijk (Asch, 1955). Ook sociaal psycholoog Milgram (1968) deed onderzoek naar de invloed van sociale druk. Hij onderzocht wat de invloed was van sociale druk die werd uitgeoefend door een autoriteitspersoon. Deze autoriteitspersoon gaf

instructies tot het toedienen van elektrische schokken aan een ander. Uit dit onderzoek is gebleken dat alle participanten bereid waren vrij hoge schokken toe te dienen en 65% zelfs schokken met een dodelijk voltage toedienden. De zichtbare aanwezigheid van de autoriteitspersoon was van hoge invloed op de gehoorzaamheid, wanneer de instructies telefonisch gegeven werden daalde het aantal gehoorzame participanten naar 20% (Milgram, 1968).

(8)

8 In dit onderzoek zal er een onderscheid gemaakt worden tussen offline sociale druk en online

sociale druk. Met offline sociale druk wordt de sociale invloed bedoeld die in het dagelijks leven tijdens 'face-to-face' contact ervaren kan worden een individu. Met online sociale druk wordt de invloed bedoeld die tijdens online contact of interactie via social media platformen kan worden ervaren door een individu. Zowel offline sociale druk als online sociale druk kan uitgeoefend worden door een groep of een individu, en deze uitoefening kan bewust of onbewust plaatsvinden. Een voorbeeld van uitoefenen van bewuste sociale is de sociale druk die door de voetbalsupporters werd uitgeoefend op de scheidsrechters in het onderzoek van Pettersson-lidbom en priks (2011). Bij deze bewuste vorm van sociale druk wordt er actief door een groep of individu getracht het gedrag of de attitude van een ander te veranderen, bijvoorbeeld de supporters die de scheidsrechters beïnvloeden door te schreeuwen dat ze het er niet mee eens zijn. Een persoon of groep kan ook onbewust sociale druk uitoefenen, een voorbeeld hiervan is de sociale druk die een individu kan ervaren wanneer hij een sociale vergelijking maakt met een ander (Festinger, 1954). De sociale druk die het individu mogelijk ervaart na het maken van de sociale vergelijking wordt niet bewust door de ander uitgeoefend. In onderstaand literatuuroverzicht zullen de voor dit onderzoek relevante concepten 'offline sociale druk', 'online sociale druk', 'conformisme' en 'competentiebeleving' duidelijk worden uitgelegd.

2.1. Offline Sociale Druk

Uit verschillende onderzoeken naar sociale invloed kan geconcludeerd worden dat de meningen, opvattingen of gedragingen van anderen van invloed kunnen zijn op onze eigen attitudes en gedrag, Asch (1955) stelde zelfs dat al onze gedragingen, oordelen en overtuigingen worden gevormd door sociale invloeden. Sociale invloed, of sociale druk, is het proces waarbij er invloed wordt

uitgeoefend vanuit een groep of persoon op de gedragingen of attitudes van een andere groep of persoon (Asch, 1955).

Gehoorzaamheid kan een gevolg zijn van sociale druk, zoals bijvoorbeeld het uitvoeren van een handeling naar aanleiding van een direct bevel van een autoriteitspersoon (Milgram, 1968). Sociale invloed kan ook als gevolg hebben dat een individu zich conformeert aan de heersende mening of gedrag binnen een groep (Asch, 1955; Jenness, 1932; Sherif, 1938; Gerber et al., 2008). Conformisme kan veroorzaakt worden door twee verschillende vormen van sociale invloed: normatieve sociale invloed en informatieve sociale invloed (Deutsch & Gerard, 1955). Deze vormen van sociale invloed zullen hieronder verder worden toegelicht.

(9)

9 2.1.1. Normatieve en Informatieve Sociale Invloed

Deutsch en Gerard (1955) maken een onderscheid in verschillende vormen van sociale invloed. Zij stellen dat er twee vormen van sociale druk bestaan, namelijk normatieve en informatieve sociale invloed. Normatieve sociale invloed vindt plaats wanneer een persoon zich conformeert met als doel geaccepteerd te worden door de groep. De sociale invloed wordt geaccepteerd omdat het individu bang is om afgewezen of uitgesloten te worden door de groep (Deutsch & Gerard, 1955). Volgens Schultz, Tabanico en Rendón (2008) treedt normatieve invloed op wanneer een individu die tot een bepaalde groep behoort er wat om geeft wat deze groep van hem of haar vindt. De effectiviteit van normatieve sociale invloed neemt dus toe wanneer deze wordt uitgeoefend door een groep waar het individu graag bij wil horen en door geaccepteerd wil worden (Schultz et al., 2008).

Informatieve sociale invloed vindt plaats wanneer een individu zich laat leiden door de groep in de veronderstelling dat de groep 'meer' weet dan hij. De sociale invloed wordt

geaccepteerd en de mening, opvatting of gedraging wordt aangepast omdat er gedacht wordt door het individu dat de groep hem informatie kan verschaffen die hij nog niet bezat (Deutsch & Gerard, 1955). De moeilijkheidsgraad van de kwestie kan van invloed zijn op de neiging om te conformeren aan informatieve sociale invloed. Bij een taak, vraag of kwestie die door een individu als lastig of moeilijk wordt ervaren neemt de mate conformisme toe ten opzichte van taken, vragen of kwesties die het individu als relatief makkelijk beschouwt (Baron, Vandello & Brunsman, 1996). De

informatieve sociale invloed wordt dus bij een moeilijke taak meer geaccepteerd dan bij een

makkelijke taak, omdat een persoon dan in de veronderstelling is dat de groep iets weet wat hij nog niet weet.

2.1.2. Conformisme

Wanneer een individu sociale druk ervaart, normatief of informatief, kan dit dus conformisme als gevolg hebben. Kelman (1958) stelt dat conformeren aan de groep betekent dat het individu de sociale druk 'accepteert'. Wanneer een persoon zich conformeert aan de groep kan dit volgens Kelman (1958) vanuit drie beweegredenen plaatsvinden. De eerste beweegreden is de angst om uitgesloten te worden. Een persoon kan bang zijn voor sociale afwijzing wanneer hij aan de

afwijkende mening of gedrag vasthoudt en om sociale uitsluiting te voorkomen zal hij de mening of het gedrag veranderen wanneer dit zichtbaar is voor de groep of anderen, met de beloning van sociale acceptatie als gevolg. Er is geen daadwerkelijke verandering in attitude. Bij deze vorm van conformisme spreken we van compliance (Kelman, 1958). Deze beweegreden tot conformeren wordt vaak veroorzaakt door normatieve sociale invloed (Schultz et al., 2008).

(10)

10 De tweede beweegreden tot conformeren berust voornamelijk op 'identificatie'. Deze vorm vindt plaats wanneer de sociale druk wordt uitgeoefend door een persoon waar het individu respect of bewondering voor heeft, zoals een beroemd persoon. Hier wordt bijvoorbeeld tijdens reclames veelvuldig gebruik van gemaakt. Deze vorm wordt ook wel identification genoemd.

De derde beweegreden tot conformeren komt voort uit de wens van het individu om te veranderen. Deze vorm wordt internalization genoemd en houdt in dat de nieuwe mening, overtuiging of gedraging volledig door het individu wordt geaccepteerd en geïnternaliseerd in de eigen opvattingen en gedragingen, zowel privé als publiek (Kelman, 1958). Deze vorm van conformisme wordt vaak veroorzaakt door informatieve sociale invloed: het individu is niet zeker van de situatie of heeft hier niet genoeg kennis over en kijkt naar anderen in de hoop daar het antwoord te vinden, zoals in het experiment met de fles met bonen van Jenness (1938). In dit experiment was de mening van de groep over het aantal bonen ook later in een individuele setting nog van invloed op de inschatting van de participanten. Informatieve sociale invloed leidt dus vaak tot een daadwerkelijke verandering in gedrag of attitude, tot internalisering (Deutsch & Gerard, 1955; Kelman, 1958).

2.1.3. Effectiviteit van Sociale Druk

Hierboven werd al genoemd dat de moeilijkheidsgraad van de kwestie van invloed kan zijn op de effectiviteit van informatieve sociale invloed (Baron et al., 1996), en de mate waarin een individu graag geaccepteerd wil worden door een groep van invloed kan zijn op de effectiviteit van

normatieve sociale invloed (Schultz et al., 2008). Hieronder zal een overzicht gegeven worden van de andere factoren die van invloed kunnen zijn op de effectiviteit van sociale druk.

Wanneer een individu sociale druk ervaart ontstaat er een intern conflict (Epley & Gilovich, 1999). Het individu wordt geconfronteerd een afwijkende mening of gedrag en staat voor de keuze om het gedrag of de mening aan te passen aan de groep, of om aan de eigen mening of het gedrag vast te houden. Het aanpassen van de mening of het gedrag zal acceptatie door de groep als gevolg hebben, terwijl het vasthouden aan een afwijkende mening of gedraging mogelijk sociale uitsluiting of afwijzing tot gevolg kan hebben (Epley & Gilovich, 1999). Er zijn verschillende factoren die van invloed zijn op de keuze van het individu om wel of niet 'toe te geven' aan de sociale druk,

bestaande uit groepsfactoren en interpersoonlijke factoren.

Er zijn verschillende groepsfactoren die van invloed kunnen zijn op de effectiviteit van sociale druk. Uit de onderzoeken van Asch (1955) en Milgram (1968) bleek dat een meerderheid met een tegengestelde mening van vier personen of meer en unanimiteit binnen de groep van invloed zijn op de effectiviteit van sociale druk (Asch, 1955; Milgram, 1968). Latané (1981)

(11)

11 ontwikkelde de social impact theory. In deze theorie stelt hij dat de kans dat een individu de sociale druk van een groep accepteert afhankelijk is van drie factoren: de sterkte van de groep, nabijheid van de groep en de grootte van de groep. De sterkte van de groep geeft weer hoe belangrijk de groep is voor het individu, of het bijvoorbeeld een groep is waar het individu naar op kijkt. De nabijheid van de groep slaat op de afstand tussen het individu en de groep. Is het een groep waar dagelijks of wekelijks contact mee is, is het een groep in dezelfde stad of in een ander land? Latané (1981) stelt net als Asch (1955) en Milgram (1968) dat het effect van de groepsgrootte op de sociale invloed het grootst is bij groepen van 4 of meer (Latané, 1981).

Het sociologisch benaderen van de effectiviteit van sociale druk, namelijk door puur te kijken naar groepsfactoren, zal niet voldoende zijn om de effectiviteit van sociale druk te kunnen begrijpen. De mate van sociale druk die door een groep wordt uitgeoefend zal namelijk niet bij elk individu ook in die mate ervaren worden. Er zijn een aantal interpersoonlijke kenmerken en factoren die meespelen in de mate waarin een individu sociale druk ervaart en zich hier aan zal conformeren. Om de effectiviteit van sociale druk volledig te kunnen begrijpen zal er dus een interdisciplinaire benadering van dit concept nodig zijn waarin zowel de sociologische factoren (groepskenmerken) als de psychologische factoren (persoonskenmerken) worden meegenomen.

Gevoelens van incompetentie en onzekerheid die al aanwezig zijn bij het individu kunnen bijdragen aan de mate waarin er sociale druk wordt ervaren en de mate waarin het individu zal conformeren (Milgram, 1968). Cialdini en Goldstein (2004) stellen dat de effectiviteit van sociale druk ook kan worden beïnvloed door de in het individu al bestaande wens om door de omgeving geaccepteerd te worden en de interpersoonlijke neiging om te conformeren aan anderen. Daar staat tegenover dat de drang om 'anders' te zijn kan leiden tot minder conformisme, evenals de wens om in controle te zijn over het eigen handelen (Cialdini & Goldstein, 2004).

2.1.4. Sociale Vergelijkingen

Gevoelens van incompetentie en onzekerheid kunnen bijdragen aan de mate waarin er sociale druk wordt ervaren en er conformisme plaatsvindt (Milgram, 1968). Dit lijkt in het bijzonder waar te zijn voor sociale druk die wordt ervaren bij het maken van sociale vergelijkingen. In 1954 ontwikkelde Festinger de social comparison theorie. Hierin stelt Festinger (1954) dat mensen zich continu met anderen vergelijken. Deze vergelijkingen kunnen opwaarts of neerwaarts zijn. Bij een opwaartse vergelijking wordt er een vergelijking gemaakt met een persoon die in de ogen van de persoon die de vergelijking maakt beter af is. Deze persoon fungeert dan als ideaalbeeld of rolmodel. Het maken van deze sociale vergelijking kan een lager zelfvertrouwen als gevolg hebben, met name wanneer het contrast met de persoon die het beter doet groot is (Festinger, 1954). Uit onderzoek blijkt dat het

(12)

12 maken van opwaartse vergelijkingen, dus jezelf als inferieur zien aan een ander, geassocieerd wordt met meer symptomen van depressie, lager zelfvertrouwen en een negatief zelfbeeld (Allan & Gilbert, 1995). Bij een neerwaartse vergelijking wordt de vergelijking gemaakt met iemand die in de ogen van de persoon die de vergelijking maakt slechter af is (Festinger, 1954). Het maken van deze vergelijkingen, dus jezelf zien als superieur aan een ander, wordt geassocieerd met een hoger zelfvertrouwen, een positiever zelfbeeld en minder gevoelens van angst (Allan & Gilbert, 1995). Ook Buunk, Taylor, Dakof, Collins en Van Yperen (1990) stellen dat zelfvertrouwen van invloed kan zijn op het wel of niet ervaren van negatieve gevoelens na een sociale vergelijking. Personen met een hoog zelfvertrouwen vergelijken zichzelf bijvoorbeeld minder vaak met anderen en ervaren na een sociale vergelijking minder vaak negatieve emoties dan personen met een laag

zelfvertrouwen (Buunk et al., 1990).

2.1.5. Relatie tussen offline sociale druk en competentiebeleving

Sociale druk wordt ervaren wanneer een individu geconfronteerd wordt met een tegengestelde mening of afwijkend gedrag (Asch, 1955). Een individu of groep kan bewust sociale druk

uitoefenen, bijvoorbeeld door persuasie of overtuiging, met als doel de attitude of het gedrag van een individu te beïnvloeden (Pettersson-lidbom & Priks, 2010) . Maar er kan ook sprake zijn van onbewuste sociale druk, bijvoorbeeld wanneer er sociale vergelijkingen worden gemaakt door een individu (Festinger, 1954). De sociale druk wordt dan niet bewust uitgeoefend door de ander, maar het individu ervaart het wel. Het ervaren van sociale druk kan leiden tot gehoorzaamheid of

conformisme (Asch, 1955; Milgram, 1968). Conformeren aan de heersende mening binnen een groep met als reden niet door deze groep afgewezen te willen worden wordt veroorzaakt door normatieve sociale invloed en wordt compliance genoemd. (Schultz et al., 2008; Kelman, 1958). Conformeren aan de heersende mening of gedrag binnen een groep met als reden niet te beschikken over de juiste informatie om een mening te vormen of het juiste gedrag te weten wordt veroorzaakt door informatieve sociale druk en wordt internalisation genoemd (Baron et al., 1996; Kelman, 1958). De effectiviteit van sociale druk is afhankelijk van enkele groepskenmerken, zoals groepsgrootte, sterkte en nabijheid (Asch, 1955; Milgram, 1968; Latané, 1981), maar ook van interpersoonlijke factoren zoals neiging tot conformisme (Cialdini, 2009) en gevoelens van competentie (Milgram, 1968).

De mate waarin sociale druk van invloed kan zijn op de competentiebeleving zal dus samenhangen met de effectiviteit van de sociale druk, welke bepaald wordt door groepskenmerken en

(13)

13 persoon het gevoel heeft competent te zijn, kan van invloed zijn op de mate waarin een persoon sociale druk ervaart. Mogelijk is een al bestaande lage competentiebeleving van invloed op de mate waarin een persoon sociale druk ervaart, vervolgens zou de mate waarin een persoon sociale druk ervaart van invloed kunnen zijn op de hoogte van de competentiebeleving van deze persoon. In dit onderzoek zal getracht worden te achterhalen wat de invloed is van de mate waarin een persoon online sociale druk ervaart op de hoogte van de competentiebeleving. Hieronder zal het concept online sociale druk verder worden uitgediept.

2.2. Online Sociale Druk

Ook online kan het gebeuren dat een individu tijdens een bezoek aan een forum, Facebook of andere social mediawebsite geconfronteerd wordt met een tegengestelde mening. Hij staat voor de keuze om deze tegengestelde mening of opvatting van een persoon of groep te negeren of over te nemen, er ontstaat een intern conflict (Epley & Gilovich, 1999). Bij offline sociale druk zagen we dat de effectiviteit van sociale druk bepaald wordt door groepskenmerken en interpersoonlijke kenmerken. Hoe wordt online de effectiviteit van sociale druk beïnvloed? Kan er door het oneindige bereik van het internet online wel gesproken worden van een 'groep'? En zo ja, waar liggen de grenzen van een groep? Kan er bij online groepen wel gesproken worden van 'nabijheid'? Hieronder volgt een analyse van de groepskenmerken die voor offline sociale druk de effectiviteit

beïnvloeden, en hoe deze kenmerken stand houden wanneer er wordt gekeken naar online groepen. 2.2.1. Online Groepskenmerken

De groepskenmerken die van invloed kunnen zijn op de effectiviteit van offline sociale druk zijn: groepsgrootte, namelijk een groep van vier of meer (Asch, 1955; Milgram, 1968; Latané, 1981), unanimiteit binnen de groep (Asch, 1955), sterkte van de groep: is er sprake van bewondering voor de groep (Latané, 1981) en nabijheid van de groep: is er veel of weinig contact, is er een grote of kleine fysieke afstand met de groep (Latané, 1981). Het is aannemelijk dat niet alle

groepskenmerken voor offline groepen ook gelden voor online groepen. Zo is te betwijfelen of groepsgrootte er online nog wat toe doet. Het aanbod en de verscheidenheid van meningen is online vele malen groter dan offline (Buffardi & Campbell, 2011). Ook het effect van unanimiteit zal hoogstwaarschijnlijk komen te vervallen, als er door het grote aanbod en de verscheidenheid online überhaupt wel eens sprake zal zijn van unanimiteit. De reikwijdte van het internet stelt ook de factor 'nabijheid van de groep' op de proef. Hoewel er online wel sprake kan zijn van frequent contact zal er in veel gevallen niet echt gesproken kunnen worden van een kleine fysieke afstand. Een groep waar het individu bewondering voor heeft zal waarschijnlijk ook online zorgen voor een hogere effectiviteit van sociale druk, aangezien het individu belang hecht aan de mening van deze groep

(14)

14 (Latané, 1981), maar de mate waarin wordt toegegeven aan deze normatieve sociale invloed zal mogelijk afnemen. De controleerbaarheid van het gedrag verhoogt de mate van conformisme aan sociale druk (Posner & Rasmusen, 1999) en de anonimiteit van veel vormen van online contact zorgt ervoor dat veel gedrag online niet te controleren is. Dit wordt ook wel het 'surveillance effect' genoemd (Cialdini & Goldstein, 2004).

2.2.2. Normatieve en Informatieve Online Sociale Invloed

Eerder hebben we kunnen lezen dat sociale druk uit normatieve sociale invloed en informatieve sociale invloed bestaat (Deutsch & Gerard, 1955). Zoals net al genoemd werd, zal de bewondering die een individu heeft voor een groep mogelijk ook online nog meespelen in de effectiviteit van de normatieve sociale invloed. Echter, normatieve sociale invloed leidt vaak tot compliance, een kortstondige verandering van attitude of gedrag, met als doel door de groep geaccepteerd te worden (Schultz et al., 2008; Kelman, 1958). Wat gebeurt er echter met de effectiviteit van normatieve sociale invloed wanneer de verandering in gedrag of attitude niet waarneembaar is door de groep, namelijk tijdens online interactie? Schultz (1999) concludeerde dat openbaarheid van gedrag leidt tot een toename van compliance aan sociale invloed. Gedrag is online echter niet of nauwelijks openbaar en er zal online dan ook mogelijk weinig sprake zijn van compliance. In dit onderzoek zal dan ook getracht worden te achterhalen of er bij de respondenten sprake is van compliance naar aanleiding van online sociale druk.

De effectiviteit van informatieve sociale invloed wordt met name beïnvloed door de

moeilijkheidsgraad van de kwestie of vraag (Baron et al., 1996). Het is aannemelijk dat deze factor ook van invloed is op de effectiviteit van online informatieve sociale invloed. Conformisme naar aanleiding van informatieve sociale invloed leidt tot internalisering van het gedrag of de attitude (Baron et al., 1996; Kelman, 1958) en er zal sprake zijn van een blijvende verandering. Tenzij er sprake is van een hechte online community, de persoon veel waarde aan hecht aan de acceptatie en waardering van deze community en het gedrag ook controleerbaar is, zal de motivatie voor

verandering van de mening of het gedrag toch voornamelijk voortkomen uit informatieve online sociale invloed, en zal de verandering vaker geïnternaliseerd worden en blijvend zijn.

Groepskenmerken en de invloed hiervan op de effectiviteit van sociale druk komen dus als het om online sociale druk gaat gedeeltelijk te vervallen. Ook de kans op compliance naar

aanleiding van normatieve sociale invloed lijkt online af te nemen. Internalisation naar aanleiding van informatieve sociale invloed zal via online interactie mogelijk wel voorkomen.

(15)

15 2.2.3. Online Sociale Druk via Social Media

Cialdini (2009) stelt dat individuen online vaak beïnvloed worden door de sociale normen die het meest opvallend zijn en door de grootste meerderheid worden ondersteund. Mensen kijken vaak naar het gedrag van anderen om zo hun eigen houding of gedrag te bepalen. Het is aannemelijk dat ook interpersoonlijke kenmerken, zoals gevoelens van competentie en zelfvertrouwen van invloed kunnen zijn op de effectiviteit van online sociale druk, bijvoorbeeld op het maken van sociale vergelijkingen (Cialdini, 2009). Sociale druk kan via social media op verschillende manieren worden uitgeoefend. Via social netwerksites of fora kan er actieve overtuiging of overhalen plaatsvinden, maar groot deel van de online sociale druk vindt plaats via vergelijkingen (Boyd & Ellison, 2007). Dit komt doordat de komst van social media zichtbaarheid van anderen heeft

verhoogd. Dit heeft te maken met het feit dat via social media platformen mensen in contact kunnen komen met anderen waarmee ze doorgaans niet in contact waren gekomen (Boyd & Ellison, 2007). Het aanbod van personen om je mee te vergelijken is dus door de komst van social media

toegenomen. Daarbij is de informatie die online gedeeld wordt door mensen over het algemeen zo positief mogelijk, wat het aantal opwaartse vergelijkingen, waarbij iemand zich vergelijkt met een ander die in zijn ogen beter af is online toeneemt (Buffardi & Campbell, 2011). Individuen delen op Facebook bijvoorbeeld bijna alleen maar positieve ontwikkelingen uit hun leven, en bijna geen negatief nieuws of dagelijkse zorgen, om zo begeerlijker over te komen (Zhao, Grasmuck, & Martin, 2008). Het aantal mensen waarmee een persoon zich kan vergelijken is dus sinds de komst van social media flink toegenomen en deze groep mensen presenteert zich ook nog eens op de best mogelijke manier. Gross en Acquisti (2005) stellen ook dat het besteden van veel tijd op de social netwerksite Facebook positief gerelateerd is aan de mate waarin iemand zichzelf online met een ander vergelijkt, en hoe meer tijd er op Facebook wordt doorgebracht, hoe meer deze online sociale vergelijkingen plaatsvinden.

2.3. Gevolgen van Online Sociale Vergelijkingen op het Emotioneel Welzijn

White, Langer, Yariv en Welch (2006) stellen dat het frequent maken van sociale vergelijkingen negatief van invloed kan zijn op het emotioneel welzijn op lange termijn, ongeacht de richting van de vergelijking (White et al., 2006). Het regelmatig bekijken van de onrealistisch positieve

Facebook-pagina's kan de negatieve cognities van de persoon die ze bekijkt vergroten (Jordan et al., 2011) en voordelen verkregen door sociale vergelijkingen zijn mogelijk tijdelijk, terwijl het

veelvuldig sociaal vergelijken op de lange termijn een negatief effect kan hebben op het algemeen welzijn, onder andere op de hoogte van het zelfvertrouwen (White et al., 2006).

(16)

16 Het ervaren van online sociale druk kan dus net als offline sociale druk mogelijk gevolgen hebben voor de mate waarin iemand het gevoel heeft door de (online) omgeving geaccepteerd en

gewaardeerd te worden. Lage gevoelens van waardering vanuit de online omgeving kunnen

mogelijk een effect hebben op de competentiebeleving. De ervaren waardering vanuit de omgeving is namelijk volgens White (1959) een van de componenten die de hoogte van de

competentiebeleving bepalen. Hieronder zal het concept competentiebeleving verder worden uitgelegd.

2.4. Competentiebeleving en Zelfvertrouwen

White (1959) stelt in zijn definitie van competentiebeleving dat het gevoel competent te zijn

verwijst naar de gevoelens van een individu met betrekking tot hoe competent zij zelf denken dat ze zijn, en niet noodzakelijk tot hoe competent zij daadwerkelijk zijn. Het is een construct opgebouwd uit subjectieve gevoelens over ons eigen functioneren en is een reflectie van de toegekende

waardering van anderen. Deze subjectieve gevoelens van waardering en functioneren worden geïntegreerd in het overkoepelende psychologische functioneren van het individu en zijn vervolgens ook weer van invloed op de daadwerkelijke mate van competent gedrag (White, 1959).

Tafarodi en Swann (1995) stellen dat competentiebeleving (self-competence) slaat op het algemene gevoel van een individu competent te zijn en ontstaat wanneer gestelde doelen behaald worden. Het is het resultaat van de wisselwerking tussen onze intenties (dat wat we willen) en de uitkomsten van onze inspanningen. Het is een dimensie van het algehele zelfvertrouwen en samen met self-liking bepaalt het de hoogte van ons zelfvertrouwen (Tafarodi & Swann, 1995).

Tafarodi en Swann (1995) benaderen het concept competentiebeleving vanuit een

psychologische invalshoek en stellen dat het voornamelijk wordt gevormd door behaalde doelen die ons het gevoel geven competent te zijn. White (1959) ziet competentiebeleving meer als een sociaal psychologisch construct dat gevormd wordt door subjectieve gevoelens die een reflectie zijn van de waardering van anderen die wij ervaren over onze competenties en functioneren. Leary, Tambor, Terdal en Downs (1995) stellen ook dat het zelfvertrouwen, en dus de ook de competentiebeleving, wordt gevormd door het gevoel door anderen gewaardeerd en geaccepteerd te worden. Zij stellen dat het zelfvertrouwen fungeert als een sociometer om uitsluiting of afwijzing te voorkomen. Ze zien gevoelens van zelfvertrouwen als een systeem dat in de gaten houdt in welke mate een individu geaccepteerd wordt door anderen. Dit 'systeem' grijpt in wanneer er sprake is van gedrag dat

waarschijnlijk tot afwijzing en uitsluiting zal leiden. Dit gebeurt door het individu lage gevoelens van zelfvertrouwen te laten ervaren, om zo het individu te motiveren gedrag te vertonen wat deze kans op afwijzing minimaliseert (Leary et al., 1995).

(17)

17 In dit onderzoek zal een definitie van competentiebeleving gehanteerd worden die voor een groot gedeelte overeen komt met de omschrijving van White (1959) en Leary et al. (1995). De verwachting is namelijk dat het gevoel als ouder competent te zijn niet alleen afhankelijk is van gestelde doelen die behaald worden, en dus een puur psychologisch construct is, maar ook afhankelijk is van het gevoel door (relevante) anderen als competent gezien te worden.

Competentiebeleving zal om deze reden interdisciplinair benaderd moeten worden vanuit zowel de psychologische factor 'het behalen van gestelde doelen en het toewijzen van deze successen aan de eigen competenties' en de sociaalpsychologische factor 'ervaren waardering voor competenties en functioneren vanuit de omgeving'. Cooley (1902) stelde lang geleden al vast dat gevoelens die mensen over henzelf hebben zeer gevoelig zijn voor hoe men denkt dat zij gezien worden door anderen en Harter (1993) toonde aan dat hoe meer steun en goedkeuring men ontvangt vanuit de omgeving, hoe hoger doorgaans het zelfvertrouwen is. Dit verklaart ook waarom mensen met een laag zelfvertrouwen over het algemeen gevoeliger zijn voor relevante sociale 'cues' dan mensen met een hoog zelfvertrouwen. Voor personen die zich al geaccepteerd en gewaardeerd voelen door anderen is 'erbij horen' een stuk minder belangrijk dan voor personen die dit niet zo ervaren (Brockner, 1983).

Als we in dit onderzoek de invloed van online sociale druk op de competentiebeleving willen onderzoeken is er een interdisciplinaire definitie van competentiebeleving nodig die aanneemt dat het gevoel competent te zijn ook beïnvloed kan worden door anderen en niet alleen door het individu zelf. Het is echter ook aannemelijk dat het gevoel competent te zijn voor een gedeelte wordt ondersteund door behaalde resultaten en successen. Voor dit onderzoek is er een

interdisciplinaire definitie geformuleerd van competentiebeleving die de psychologische en sociaalpsychologische aspecten integreert. De definitie van competentiebeleving die in dit onderzoek gehanteerd zal worden luidt als volgt: 'Competentiebeleving is een subjectieve

beoordeling van de eigen competenties en functioneren. Deze beoordeling wordt gevormd door het gevoel door anderen als competent gezien te worden en door het behalen van gestelde doelen'. Nu is er besproken wat sociale druk inhoudt, zowel offline als online, wat de factoren zijn die bijdragen aan de effectiviteit van sociale druk en wat de mogelijke gevolgen zijn van het ervaren van sociale druk. Mogelijk heeft het ervaren van sociale druk invloed op de hoogte van de

competentiebeleving van een persoon. Maar wat zijn dan de gevolgen van een lage competentiebeleving?

(18)

18 2.4.1. Gevolgen van Competentiebeleving

Het ervaren van veel sociale druk kan dus mogelijk een lagere competentiebeleving tot gevolg hebben. Maar wat zijn de gevolgen van een lage competentiebeleving voor ouders? Bornstein en Lamb (2002) stellen dat het gevoel competent te zijn één van de vier componenten is van succesvol ouderschap. Hoe ouders hun eigen opvoedvaardigheden beoordelen, en waarom zij bepaalde keuzes maken kan namelijk zowel direct als indirect van invloed zijn op de ontwikkeling van het kind (Bornstein & Lamb, 2002). Ook Wood en Bandura (1989) benadrukken het belang van de

competentiebeleving van ouders bij het kiezen van effectieve opvoedstrategieën. Zo stellen Wood en Bandura (1989) bijvoorbeeld dat volwassenen die zichzelf als competent beschouwen en een goed begrip hebben van de gevolgen van hun acties, als ouders een grotere kans hebben om op constructieve wijze bij te dragen aan de ontwikkeling van hun kind. Het gevoel competent te zijn is van invloed op gedragskeuzes en draagt bij aan de mate van tijd, moeite en energie die ouders steken in de opvoeding, en hoe lang zij volhouden (Wood & Bandura, 1989). Johnston en Patenaude (1994) stellen dat ouders met een lagere competentiebeleving vaker negatief reageren op

problematische gedragingen van hun kinderen. Volgens Bandura (1977) zullen competente ouders vaker bijdragen aan positieve gedragingen van kinderen, omdat zij vaker op een warme, gevoelige en responsieve manier met hun kind om zullen gaan. Deze positieve gedragingen van kinderen kunnen op hun beurt ook weer bijdragen aan de competentiebeleving van deze ouders (Bandura, 1977).

2.4.2. Sociale Druk en Competentiebeleving

Het gevoel dat anderen je als een competent persoon zien vormt samen met het behalen van

gestelde doelen de hoogte van de competentiebeleving (Tafarodi & Swann, 1995; White, 1959). De hoogte van de competentiebeleving bepaalt vervolgens onder andere de effectiviteit van sociale druk (Milgram, 1968). De ervaren waardering vanuit de omgeving, dus in welke mate een persoon het gevoel heeft dat anderen hem als competent zien, kan veroorzaakt worden door de mate waarin een persoon het gevoel heeft 'erbij te horen' of de mate waarin een persoon graag geaccepteerd wil worden door zijn relevante omgeving (Leary et al., 1995). Deze waardering of acceptatie kan veroorzaakt worden door conformisme (compliance) als gevolg van normatieve sociale invloed (Tafarodi & Swann, 1995). Normatieve sociale invloed kan dus conformisme als gevolg hebben. Het doel van deze vorm van conformisme, namelijk compliance is om door de sociale omgeving geaccepteerd te worden en kan sociale acceptatie en insluiting als beloning tot gevolg hebben (Tafarodi & Swann, 1995). Een verhoging in deze waargenomen waardering en acceptatie vanuit de omgeving kan een hogere competentiebeleving tot gevolg hebben (White, 1959). Echter, wanneer er

(19)

19 geen conformisme plaatsvindt, er een hoge mate van intern conflict is en er uitsluiting of afwijzing dreigt kan er een lager gevoel van zelfvertrouwen en competentiebeleving ontstaan (Leary et al., 1995). Informatieve sociale invloed leidt tot een aanpassing in attitude of gedrag die veelal volledig geïnternaliseerd wordt in de bestaande attitudes en gedragingen van een persoon (Kelman, 1958). Conformeren aan informatieve sociale invloed heeft sociale acceptatie als gevolg (Deutsch & Gerard, 1955), wat kan leiden tot een hogere competentiebeleving (White, 1959). Niet conformeren aan de informatieve sociale invloed kan leiden tot sociaal afwijkend gedrag en tot een daling in de ervaren waardering vanuit de omgeving, wat kan leiden tot een lagere competentiebeleving (White, 1959).

Wanneer een individu zich niet conformeert aan de uitgeoefende normatieve of informatieve sociale invloed kan er vervolgens sprake zijn van een vermindering in de ervaren waardering of acceptatie vanuit de omgeving. Deze afname in ervaren waardering kan mogelijk leiden tot een lagere competentiebeleving. Ook het maken van opwaartse sociale vergelijkingen kan leiden tot een lager zelfvertrouwen en een lagere competentiebeleving (Festinger, 1954; White et al., 2006). 3. Probleemstelling

3.1. Doelstelling

Het doel van dit onderzoek is in beeld brengen of ouders online sociale druk ervaren via social media platformen en wat de relatie is tussen deze ervaren sociale druk en hun gevoel als ouder competent te zijn. Uit cijfers van het CBS blijkt dat het gebruik van social media onder

nederlanders de afgelopen vijf jaar met ruim 30% is toegenomen. Deze toename in het gebruik van social media is al het onderwerp geweest in vele studies en onderzoeken. Zo deden Aldrich, Gibson, Cantijoch en Konitzer (2015) onderzoek naar het gebruik van social media tijdens verkiezingen en de invloed hiervan op de stemgewoontes van kiezers. Ook zijn er meerdere onderzoeken uitgevoerd naar de invloed van social media op het welzijn van adolescenten, onder andere door Boyd (2014) en Madden, Lenhart, Cortesi en Gasser (2013). Adolescenten zijn een beïnvloedbare groep vanwege de levensfase waar zij zich in bevinden en kennis over de invloed van social media op de

ontwikkeling van hun sociale leven en identiteitsvorming is van groot belang (Madden et al., 2013). Ouders van jonge kinderen bevinden zich echter vaak in een fase van hun leven waarin zij veel onzekerheden hebben en zijn hierdoor ook mogelijk vatbaarder voor sociale beïnvloeding (Ruchala & James, 1997). Onderzoeken naar sociale druk hebben zich tot nu toe voornamelijk gericht op de invloed van sociale druk op conformisme (Asch, 1955; Jenness, 1932; Sherif, 1938; Schultz, 1999) en op de invloed van sociale druk op stemgedrag (Aldrich et al., 2015; Gerber et al., 2008). Er is nog geen onderzoek gedaan naar de invloed van sociale druk op de

(20)

20 competentiebeleving van ouders.

Kennis over de invloed die sociale druk kan hebben op de competentiebeleving van ouders is van belang aangezien de hoogte van de competentiebeleving van ouders kan van invloed zijn op het kiezen van effectieve opvoedstrategieën. Ouders die zichzelf als competent beschouwen hebben een grotere kans om op constructieve wijze bij te dragen aan de ontwikkeling van hun kind (Wood & Bandura, 1989). Ouders met een lagere competentiebeleving zullen vaker negatief reageren op problematische gedragingen van hun kinderen (Johnston en Patenaude, 1994) en volgens Bandura (1977) zullen competente ouders vaker bijdragen aan positieve gedragingen van kinderen, omdat zij vaker op een warme, gevoelige en responsieve manier met hun kind om zullen gaan.

Dit onderzoek zal zich richten op ouders van één kind in de leeftijd van 0 tot 4 jaar. Er is gekozen voor ouders van 1 kind omdat de periode na het krijgen van een eerste kind vaak als het meest moeilijk en onzeker wordt ervaren en een eerste kind de meeste vragen en onzekerheden omtrent de opvoeding met zich mee brengt (Ruchala & James, 1997). Vervolgens is er gekozen voor ouders van een kind van de leeftijd van 0-4 jaar oud omdat er bij kinderen ouder dan vier in veel gevallen sprake zal zijn van een broertje of zusje en deze ouders dus niet slechts 1 kind hebben. De ervaren sociale druk kan beïnvloed worden wanneer ouders meer dan één kind hebben omdat zij al de ervaring bezitten van het eerste kind en zich door deze ervaring mogelijk zelfverzekerder zullen voelen en wellicht minder gevoelig zullen zijn voor sociale druk (Ruchala & James, 1977; Leary et al., 1995). Er is ook gekozen voor ouders van één kind met een leeftijd van 0-4 jaar omdat er bij ouders van een ouder kind mogelijk al sprake is meer ervaring en zelfverzekerdheid als ouder. Dit kan het effect van sociale druk op de competentiebeleving mogelijk beïnvloeden. Om dit

verschil in ervaren online sociale druk binnen dit onderzoek te voorkomen en een duidelijk beeld te kunnen vormen van de invloed van online sociale druk op de competentiebeleving is om deze reden gekozen voor respondenten die vader of moeder zijn van één kind in de leeftijd van 0-4 jaar. 3.2. Onderzoeksvraag

De volgende hoofdvraag is geformuleerd:

'Wat is de relatie tussen online sociale druk en de competentiebeleving van ouders?'

3.3. Deelvragen

Om de centrale onderzoeksvraag goed te kunnen beantwoorden zijn de volgende deelvragen geformuleerd:

(21)

21 In deze deelvraag zal besproken worden op welke verschillende manieren ouders sociale druk ervaren. Tijdens de interviews zal er gevraagd worden naar hoe ouders sociale druk ervaren in hun dagelijks leven, en via welke weg deze sociale druk ervaren wordt. Er zal gevraagd worden naar hoe zij meningen offline waarderen en waarom. Op deze manier zal er ook getracht worden te verifiëren in hoeverre de groepskenmerken die in het theoretisch kader naar voren zijn gekomen een rol spelen in dit beoordelingsproces.

2: ' Welke factoren zijn van invloed op online sociale druk?’

In deze deelvraag zal er dieper ingegaan worden op de ervaren online sociale druk. Wordt er door de ouders online sociale druk ervaren? Zo ja, op welke manier? Is de ervaren online sociale druk het grootst via social media als Facebook en Instagram, of juist via fora en blogs? Is er een verschil in de sociale druk die ervaren wordt tussen deze verschillende social media? Dit zal getracht worden te achterhalen via open vragen omtrent het gebruik van social media en de sociale druk die ervaren wordt tijdens het gebruik hiervan. Het is van belang om van iedere respondent een goed overzicht te verkrijgen van de mate waarin zij social media gebruiken en raadplegen, en in welke mate zij sociale druk ervaren via deze social media. Dit is van belang om te kunnen bepalen in hoeverre deze online sociale druk van invloed is op hun competentiebeleving.

Ook zal er gevraagd worden hoe zij online meningen waarderen. Welke factoren spelen mee in dit proces? In hoeverre zijn de groepskenmerken uit het theoretisch kader ook van invloed op de effectiviteit van online sociale invloed? Nu is er een overzicht van hoe ouders online sociale druk ervaren. Het is nu duidelijk via welke platforms online sociale druk wordt ervaren en wanneer deze sociale druk het hoogst is. Nu is het van belang om te bekijken of er een verband is tussen de mate van online participatie van de ouder en de ervaren online sociale druk. Ervaren ouders die zelf online actief zijn op Facebook en online fora meer of minder online sociale druk? En wat is de rede hier van? Hoeveel sociale vergelijkingen maken zij bijvoorbeeld, en als zij sociale vergelijkingen maken zijn dit dan opwaartse of neerwaartse sociale vergelijkingen?

3: 'Welke verschillen ervaren ouders in offline sociale druk en online sociale druk?

In deze deelvraag zullen de verschillen tussen offline en online sociale druk die ouders benoemen in kaart worden gebracht. Is er online meer sprake van sociale druk, of juist minder? En waar ligt dat dan aan? Wordt er online meer normatieve sociale druk ervaren dan offline, of juist minder? En hoe werkt dit voor informatieve sociale druk? Komt dit offline meer voor of juist online?

4: ‘Welke factoren zijn van invloed op de competentiebeleving?’

In deze deelvraag zal besproken worden welke verschillende factoren van invloed zijn op de competentiebeleving. Dit zal gedeeltelijk plaatsvinden aan de hand van de theorie en literatuur omtrent dit onderwerp, maar zal ook aangevuld worden met de resultaten en bevindingen uit de interviews. Welke factoren een rol spelen in de vorming van competentiebeleving en de grootte van

(22)

22 dit aandeel zijn van belang om te weten, aangezien het effect van online sociale druk op de

competentiebeleving niet aangeduid kan worden als er geen kennis is van de andere factoren die van invloed zijn op de competentiebeleving. Uit het theoretisch kader is gebleken dat

competentiebeleving gevormd wordt door de mate waarin waardering vanuit de omgeving wordt ervaren en de mate waarin gestelde doelen behaald worden. In deze deelvraag zullen de resultaten van de vragen over deze twee componenten van competentiebeleving besproken worden.

5: ‘Welke factoren zijn van invloed op zowel online sociale druk als competentiebeleving?

In deze deelvraag zullen de verschillende factoren besproken worden die van invloed zijn op beide concepten. Hoe zijn zij van invloed op de concepten en waar ligt de relatie tussen deze concepten?

3.4. Interdisciplinariteit

In dit onderzoek is sociale druk een centraal concept. Uit de literatuur over dit concept is gebleken dat er verschillende groepskenmerken zijn die van invloed zijn op de effectiviteit van sociale druk, zoals groepsgrootte, sterkte van de groep en nabijheid van de groep (Asch, 1955; Milgram, 1968; Latané, 1981). Echter het sociologisch benaderen van de effectiviteit van sociale druk, namelijk door puur te kijken naar groepsfactoren, zal niet voldoende zijn om de effectiviteit van sociale druk te kunnen begrijpen. De mate van sociale druk die door een groep wordt uitgeoefend zal namelijk niet bij elk individu ook in die mate ervaren worden. Dit heeft te maken met de interpersoonlijke kenmerken en factoren die van invloed zijn op de mate waarin een individu sociale druk ervaart en zich hier aan zal conformeren. Een lager zelfvertrouwen en weinig gevoelens van competentie kunnen ervoor zorgen dat een individu meer sociale druk ervaart (White et al., 2006; Milgram, 1968). Om de effectiviteit van sociale druk volledig te kunnen begrijpen zal er dus een

interdisciplinaire benadering van dit concept nodig zijn waarin zowel de sociologische factoren (groepskenmerken) als de psychologische factoren (persoonskenmerken) worden meegenomen.

Een van de andere centrale concepten is de competentiebeleving van ouders. Uit de literatuur bleek dat er verschillende definities van competentiebeleving bestaan. De definitie van White (1959) benaderd competentiebeleving vanuit een sociaalpsychologische invalshoek en ziet waargenomen waardering vanuit anderen als een component van competentiebeleving. Tafarodi en Swann (1995) stellen dat competentiebeleving een resultaat is van gestelde doelen die behaald worden en waarvan we de successen toeschrijven aan onze eigen competenties. Voor dit onderzoek is er een interdisciplinaire definitie van competentiebeleving geformuleerd die aanneemt dat het gevoel competent te zijn beïnvloed kan worden door anderen (sociaalpsychologisch) en niet alleen door het individu zelf (psychologisch) en die deze psychologische en sociaalpsychologische aspecten integreert.

(23)

23 3.5. Relevantie

Een goed inzicht in het effect van de specifieke factor online sociale druk op de vorming van competentiebeleving bij ouders is van groot maatschappelijk belang. De competentiebeleving van ouders kan directe en indirecte gevolgen hebben op de ontwikkeling van kinderen. Ouders met een hoge competentiebeleving hanteren bijvoorbeeld vaker een responsieve en warme opvoedstijl, wat kan resulteren in hogere academische en psychosociale competenties van hun kinderen (Belsky, 1984). Wanneer er een goed inzicht is de gevolgen van de ervaren online sociale druk op de

competentiebeleving van ouders, kunnen professionals hierop inspelen wanneer er iets mis dreigt te gaan in de opvoeding, om zo problemen bij de ontwikkeling van het kind en op latere leeftijd te minimaliseren. De invloed van ervaren sociale druk via sociale media is met betrekking tot ouders en hun competentiebeleving nog niet eerder onderzocht. Een goed inzicht in de factoren die van invloed zijn op de ontwikkeling van zelfvertrouwen en competentiebeleving van ouders kan gebruikt worden door professionals in de begeleiding van ouders tijdens de opvoeding van hun kinderen en zo nodig bij de heropbouw van het zelfvertrouwen.

Dit onderzoek zal een waardevolle bijdrage leveren aan het huidige academische debat omtrent sociale druk en competentiebeleving. Er is nog weinig onderzoek gedaan naar het ervaren van sociale druk door zowel moeders als vaders, vele onderzoeken richten zich met name op moeders. Ook is er nog geen onderzoek gedaan naar het ervaren van online sociale druk door ouders, en op het effect hiervan op de competentiebeleving, eerdere onderzoeken richtten zich met name op de invloed van sociale druk op conformisme en stemgedrag. Kennis over het effect van ervaren sociale druk via social media platformen, met name toegespitst op de groep van 'nieuwe' ouders zal een toevoeging zijn voor het huidig academisch debat omtrent de gevolgen van social mediagebruik. Het mogelijke verband tussen ervaren online sociale druk en de hoogte van de competentiebeleving zal inzicht geven in de vorming van competentiebeleving en de wisselwerking tussen deze twee concepten.

(24)

24 4. Methode

Methode van onderzoek 4.1. Onderzoeksstrategie

Voor het onderzoek is er gekozen voor een kwalitatieve onderzoeksstrategie. Er is hiervoor gekozen om meer inzicht te kunnen verkrijgen in hoe de respondenten sociale druk ervaren. Wat het met ze doet als ze een sociale vergelijking maken bijvoorbeeld. Door een kwalitatieve onderzoeksstrategie te gebruiken kunnen de achterliggende redenen voor bepaalde gedachten, gevoelens of emoties van de respondenten worden achterhaald. Het zorgt voor inzicht en begrip, waardoor problemen of opmerkelijke resultaten beter in kaart gebracht kunnen worden. Dit inzicht zal uiteindelijk leiden tot beantwoording van de open onderzoeksvraag. De epistemologie is interpretivistisch van aard, omdat de nadruk ligt op de subjectieve ervaring van de respondenten. De ontologie is

constructivistisch, gezien het gaat om betekenisgeving aan een sociaal fenomeen (Bryman, 2008). Dit onderzoek heeft zowel een inductief als een deductief element. Uit de literatuur blijkt dat de wens om geaccepteerd te worden zowel op de effectiviteit van uitgeoefende sociale druk als de hoogte van de competentiebeleving invloed kan hebben. Er wordt getracht deze relatie te toetsen, dit is een deductieve manier. Ook zal er vanuit de visies en beleving van respondenten gegenereerde nieuwe kennis gepresenteerd worden, dit is inductief (Bryman, 2008). Het voorgaande duidt op een kwalitatieve onderzoeksstrategie. Zowel de epistemologie als de ontologie sluiten namelijk het meest aan bij kwalitatieve onderzoeksmethoden, waarbij de data bestaat uit woorden en zinnen die geïnterpreteerd dienen te worden (Bryman, 2008).

4.2. Onderzoeksdesign

Het onderzoeksdesign dat van toepassing is in dit onderzoek is de case study. Er wordt één

onderwerp intensief bestudeerd, namelijk hoe ouders online sociale druk ervaren en wat de invloed hiervan is op hun competentiebeleving. Het gaat om de beleving en ervaring van respondenten over een onderwerp en hun visie op de eventuele relatie tussen verschillende variabelen binnen het onderwerp. Er wordt dus in zekere mate een relatie onderzocht tussen verschillende variabelen, maar omdat er geen causaal verband wordt bekeken is er geen sprake van een experiment (Bryman, 2008). Om hiernaar onderzoek te kunnen doen zal er gebruik gemaakt worden van ten minste 15 respondenten.

(25)

25 4.3. Populatie en sampling

Zoals al eerder genoemd bestaan de respondenten uit ouders van jonge kinderen. Voor dit onderzoek zullen respondenten geïnterviewd worden die ouder zijn van 1 kind tussen de 0 en 4 jaar. Zowel vaders als moeders zullen worden geïnterviewd. Om te voorkomen dat de respondenten veel te verschillend zijn om een vergelijking te kunnen maken zal er geselecteerd worden aan de hand van een typologie van social media-gebruikers van Brandtzaeg & Heim (2011). Binnen deze typologie zijn vijf categorieën gemaakt:

1. de sporadische bezoeker (19%). Deze bezoeker maakt niet frequent gebruik van social media, slechts af en toe en gebruikt het dan om te kijken of iemand nog iets naar ze heeft gestuurd of om informatie op te zoeken

2. 'Lurkers' (27%). Dit is de grootste groep. Deze groep kenmerkt zich door een hoog gehalte van observeren en een laag gehalte van participeren. Ze gebruiken social media voor vermaak, om de tijd te doden en sporadisch om contact te onderhouden.

3. Socialisers (25%). Dit is na de Lurkers de grootste groep. Deze groep kenmerkt zich door een redelijk hoge mate van participatie. Het gebruik is vooral recreatief, zij reageren vaak op berichten van anderen en delen af en toe informatie of foto's van henzelf.

4. Debaters (11%). Dit is de kleinste groep. Deze groep bevindt zich vooral op social media om zich actief in discussies te mengen. Het gebruik van social media is vooral

informatie-zoeken.

5. Actives (18%). Deze groep is zeer actief op social media en gebruikt social netwerksites om actief te interacteren met vrienden en nieuwe mensen. Zij delen veel van zichzelf online en zijn actief in reageren op anderen.

Voor het selecteren van de geschikte respondenten zal er gezocht worden naar respondenten die in categorie 2 t/m 5 vallen. Alleen de sporadische gebruikers zullen dus voor dit onderzoek niet worden meegenomen. Dit is omdat de verwachting is dat bij zeer minimale deelname aan social media en ook zeer minimale sociale druk ervaren kan worden. Voor dit onderzoek is het ervaren van online sociale druk een hoofdconcept dus deze respondenten zullen afvallen. Om te selecteren zal er aan de respondenten gevraagd worden of zij dagelijks of wekelijks gebruik maken van social media, en of zij dagelijks of wekelijks minimaal één keer ook actief zijn (dit kan betekenen reageren op de foto van een ander, of zelf iets posten, iets opzoeken, etc.). Zo zal geprobeerd worden te voorkomen dat er een interview gepland wordt met een sporadische gebruiker.

(26)

26 zoals mijn eigen sociale netwerk zal een deel van de respondenten gevonden kunnen worden, en via-via zullen zij weer nieuwe respondenten kunnen aanleveren (Bryman, 2008). Een vorm van convenience-sampling zal ook van toepassing zijn. Door het ophangen van briefjes in een kinderdagverblijf en consultatiebureau in Amsterdam noord zullen ook respondenten worden geworven. Het streefaantal respondenten voor de diepte-interviews is vijftien personen. 4.4. Ethische verantwoording

Het thema van zelfvertrouwen en competentiebeleving kan gevoelig of omstreden zijn voor sommige respondenten, hier zal ik mij bewust van zijn tijdens het afnemen van de interviews. Als onderzoeker en interviewer is het van belang dat er bewustzijn is van de mogelijke invloed die je kan hebben op je respondenten. Zo zou er bij een respondent met een lage competentiebeleving een risico kunnen zijn om een negatieve (of positieve) invloed op de competentiebeleving uit te oefenen wanneer er per ongeluk een onderwerp wordt aangesneden waar de respondent onzeker van wordt. Ook zouden er gevoelens van schaamte en falen kunnen ontstaan bij het vertellen over de

competentiebeleving. Enige voorzichtigheid is dus geboden als deze onderwerpen worden

behandeld, of naar voren komen. De respondenten blijven in het onderzoek anoniem en ik zal ook aan hen duidelijk maken dat citaten anoniem gepubliceerd worden, zodat zij vanuit een angst om eventueel herkend te worden tijdens de interviews niet bepaalde informatie voor zichzelf zullen houden, in plaats van deze te delen.

4.5. Gebruikte methode en analyse

Er zal gebruik worden gemaakt van semi-gestructureerde interviews welke individueel zullen worden afgenomen. Voorafgaand aan afname van de interviews zal er aan de hand van de in het theoretisch kader omschreven theorieën en literatuur een aantal vragen worden opgesteld. Deze vragen zullen fungeren als pilaren tijdens het interview, en de rest van de tijd zal er ruimte zijn om individualistisch te werk te gaan. De vooropgestelde vragen zullen gerelateerd zijn aan de

concepten (online) sociale druk en competentiebeleving en zullen ingaan op de mate waarin de ouders deelnemen aan social media, de mate waarin zij offline sociale druk ervaren, de mate waarin zij online sociale druk ervaren, hoe zij waarde hechten aan bepaalde meningen, hoe zij deze

beoordelen en er zullen vragen gesteld worden over hun zelfvertrouwen en competentiebeleving. Na afname van de interviews zullen alle opgenomen gesprekken worden getranscribeerd, gecodeerd en geanalyseerd. In eerste plaats zal er analyse plaatsvinden van de getranscribeerde interviews, zonder gebruik van de vooraf gemaakte lijst met dimensies en indicatoren. Bij dit proces zal

getracht worden veelgebruikte woorden en zinsneden te identificeren en noteren. Na het maken van een 'objectieve' lijst zullen de transcripties aan de hand van de vooraf gemaakte lijst ook

(27)

27 antwoord op de hoofd- en deelvragen worden geformuleerd.

4.6. Operationalisering

Voor het analyseren van de data zullen de concepten '(online) sociale druk', 'conformisme' en 'competentiebeleving' in dimensies en indicatoren opgedeeld worden. Dit is van belang om uit de verkregen data de informatie te kunnen halen die nodig is om de hoofdvraag te kunnen

beantwoorden (zie bijlage 1). Het concept sociale druk wordt in twee dimensies opgedeeld: de sociologische groepskenmerken en psychologische interpersoonlijke kenmerken. Deze twee

dimensies zijn beide van invloed op de effectiviteit van sociale druk. Binnen deze dimensies zijn de indicatoren de factoren die van invloed zijn op de effectiviteit van sociale druk. Voor

groepskenmerken zijn dit: sterkte van de groep, nabijheid van de groep en grootte van de groep. Voor interpersoonlijke kenmerken zijn dit: gevoelens van incompetentie en de bestaande neiging tot conformeren aan anderen.

Het concept conformisme is opgedeeld in de dimensies 'normatieve sociale invloed', 'informatieve sociale invloed' en 'beweegredenen voor conformeren'. Sociale druk kan leiden tot conformisme. Conformisme wordt door de twee vormen van sociale druk veroorzaakt, normatieve en informatieve sociale invloed. De indicatoren van normatieve sociale invloed zijn: sociale invloed vanuit een groep waar bewondering voor is, overeenstemmen omdat hij/zij er graag bij wilde horen, overeenstemmen vanuit angst om afgewezen te worden. De indicatoren van informatieve sociale invloed zijn: wanneer er wordt toegegeven aan sociale druk omdat hij/zij zelf niet zeker was van het antwoord/het een moeilijke taak was en toegeven aan sociale druk omdat hij/zij het graag goed wilde doen. De derde dimensie van conformisme is beweegreden voor conformeren. Deze dimensie bestaat uit twee indicatoren, namelijk de twee vormen van conformisme die voortvloeien uit

normatieve en informatieve sociale invloed: compliance en internalisation. Was er bijvoorbeeld sprake van een kortstondige verandering in attitude of een blijvende verandering?

Het laatste concept, competentiebeleving, bestaat uit twee dimensies: acceptatie en

waardering vanuit de omgeving en overeenkomst tussen intenties (gestelde doelen) en uitkomsten (gestelde doelen worden behaald). De dimensie acceptatie en waardering vanuit de omgeving bestaat uit de volgende indicatoren: heeft hij./zij het gevoel door de omgeving

gewaardeerd/geaccepteerd te worden? hoeveel waarde hij/zij hecht aan acceptatie en waardering door de omgeving, of er sprake is van positieve feedback vanuit de omgeving, of juist negatieve. De dimensie overeenstemming tussen intenties en uitkomsten bestaat uit twee indicatoren: in hoeverre de gestelde doelen behaald worden en of deze successen door de persoon aan zijn/haar competenties worden toegeschreven.

(28)

28 5. Resultaten

In dit onderzoek is onderzocht wat de relatie is tussen online sociale druk en de hoogte van de competentiebeleving van ouders. Voor dit onderzoek zijn er 15 semi-gestructureerde interviews afgenomen met ouders van één kind onder de 4 jaar. Tijdens deze interviews is er een lijst van topics en vragen aangehouden, welke allen in elk interview behandeld zijn. Het verloop en de volgorde van deze topics tijdens de interviews verschilde echter per respondent. De respondentenwerving verliep soepel, het vinden van geschikte respondenten leverde geen problemen op. Een aantal van de respondenten zijn bekenden van de onderzoeker, een aantal respondenten zijn benaderd via een kinderdagverblijf in Amsterdam noord en met een aantal respondenten is contact tot stand gekomen via vrienden of kennissen van de onderzoeker. De respondenten zijn tussen de 22 en 41 jaar oud. De leeftijd van de kinderen van de respondenten ligt tussen de 4 maanden en 3.5 jaar. Het

opleidingsniveau van de respondenten is overwegend Hbo of Wo, slechts één respondent is Mbo-opgeleide en twee respondenten zijn nog niet begonnen aan een vervolgopleiding na hun

Havodiploma.

De interviews duurden tussen de 45 minuten en 75 minuten en vonden voornamelijk plaats bij de respondenten thuis, een enkele keer vond het interview plaats in het huis van de onderzoeker. Er vonden tijdens de interviews geen noemenswaardige verstoringen voor, wel gebeurde het soms dat er even kort onderbroken moest worden om een kind te sussen of te verzorgen.

De respondenten zullen in de resultaten genoemd worden met een nummer en een leeftijd,

bijvoorbeeld: (R1, 41). Zie bijlage 3 voor een uitgebreid overzicht. Na het afnemen van de interviews zijn de interviews getranscribeerd en gecodeerd aan de hand van het operationaliseringsschema. Na het coderen van de interviews zijn deze geanalyseerd. In onderstaand overzicht zullen de resultaten van deze analyse worden besproken. Er zal begonnen worden met een weergave van het social mediagebruik van de respondenten. Vervolgens zal er beschreven worden welke factoren van invloed zijn online sociale druk, welke factoren van invloed zijn op de competentiebeleving. Vervolgens zal er beschreven worden welke factoren zowel van invloed zijn op online sociale druk, als de

competentiebeleving.

5.1. Social mediagebruik

Aan het begin van elk afgenomen interview zijn er een aantal vragen gesteld aan de ouders over hun social mediagebruik. Hoeveel uren per dag of week besteden zij aan het bezoeken van social

mediaplatformen? Van welke social mediaplatformen maken zij gebruik? Zijn zij een actief, participerend lid of een observerend lid? Welke informatie zoeken zij online en waar? Delen zij informatie over zichzelf of hun kind online? Aan de hand van de antwoorden die zij gaven zijn de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Verder blijkt uit de literatuur dat mensen op positieve feedback reageren met positief affect en op negatieve feedback met negatief affect, en dat dit effect versterkt wordt door

Serra* a Bulk ionic and electronic transport properties and the rate of oxygen surface exchange of Tb-doped ceria have been evaluated as a function of Tb concentration, aiming to

However, on the other hand there is also a view that under leveraging helps the business maintaining strong business practices and a long-term orientation,

Even though the difference between the two methods is this small, it is able to change the results of the lasso estimator with regards to the ridge regression quite drastically,

Taking the results of the quantitative research performed into account, the research question can be answered: entrepreneurial role models do not have a significantly larger

Concluderend kan als antwoord op de onderzoeksvraag van dit onderzoek, ‘In hoeverre verschilt het effect van Creative Media Advertising (CMA) versus Traditional Media

efforts to encourage behavior change for a sustainable energy transition will be more effective when they target important individual and contextual factors of relevant behaviors and

DEFINITIEF | Budget impact analyse eltrombopag (Revolade®) bij de behandeling van chronische idiopathische trombocytopenische purpura | 14 oktober 2016. 2016107501 Pagina 12