• No results found

De omgevingsfactoren van Surinaamse tienermoeders en het effect van deze factoren op hun ouderlijk opvoedgedrag

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De omgevingsfactoren van Surinaamse tienermoeders en het effect van deze factoren op hun ouderlijk opvoedgedrag"

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Omgevingsfactoren van Surinaamse Tienermoeders en het Effect van Deze Factoren op Hun Ouderlijk Opvoedgedrag

Anne Oud

Universiteit van Amsterdam

Naam student: Anne Oud Adres: Valkhof 36 Woonplaats: Amsterdam Telefoon: 0644736340 Studentnummer: 5825180 e-mailadres: anne.oud@gmail.com Scriptiebegeleider: dr. C. Colonnesi

Tweede beoordelaar: dr. D. van der Giessen Datum: 06-12-2014

(2)

Inhoudsopgave Abstract ... 3 Samenvatting ... 3 Inleiding ... 4 Methode ... 12 Resultaten ... 16 Discussie ... 24 Referenties ... 29 Bijlagen ... 34

Bijlage 1: semi-gestructureerd interview ... 34

(3)

Abstract

In this study, the environmental factors and parenting behavior of 21 teenage mothers in Paramaribo, Suriname are investigated. The aim was to investigate which environmental factors were a risk or protection factor for parenting behavior of teenage mothers. Mothers were interviewed about the environment in which they live. In addition, the Education Tax questionnaire (opvoedingsbelasting vragenlijst, OBVL), the Family Functioning

Questionnaire (vragenlijst gezinsfunctioneren, VGFO) and Strengts and Difficulties Questionnaire (SDQ) were taken.

The teenage mothers scored high on depression, role limitation, basic care and social contacts compared to the norm group of the questionnaires. That seems to affect the parenting behaviors of the teenage mothers in a negative way. Social support (measured by the

interview) shows an important protective factor against negative parenting behaviors.

Especially the mothers of teenage mothers play an important role. Social support also appears to be effective against depression. Social support ensures fewer problems in parenting by teenage mothers in a direct way, but also through depression.

Samenvatting

In deze studie zijn de omgevingsfactoren en het opvoedgedrag van 21 Surinaamse tienermoeders in Paramaribo onderzocht. Het doel was om te onderzoeken welke

omgevingsfactoren een risico of bescherming vormden voor het opvoedgedrag van de tienermoeders. Er werd met hen een interview gehouden over de omgeving waarin zij leven. Daarnaast werden de Opvoedingsbelasting vragenlijst (OBVL), de vragenlijst

Gezinsfunctioneren (VGFO) en de Strengts and Difficulties Questionnaire (SDQ) afgenomen. De tienermoeders scoorden hoog op depressiviteit, rolbeperking, basiszorg en sociale

contacten vergeleken met de normscores van de vragenlijsten. Dit bleek van negatieve invloed te zijn op het opvoedgedrag dat zij vertonen. Sociale steun (gemeten met het interview) blijkt een belangrijke beschermende factor tegen negatief opvoedgedrag. Vooral de moeders van de tienermoeders spelen hierin een belangrijke rol. Sociale steun blijkt ook een beschermende factor te zijn tegen depressiviteit. Sociale steun kan dus rechtstreeks zorgen voor minder problemen bij de opvoeding door tienermoeders, maar ook via depressiviteit.

(4)

Inleiding

Volgens Garssen (2007), hebben in Nederland 6 op de duizend kinderen die geboren worden, een moeder die jonger is dan twintig jaar (tienermoeder). In het Verenigd

Koningkrijk ligt het geboortecijfer onder tieners vier keer zo hoog, en in de verenigde Staten zeven keer zo hoog. Door de relatief lage cijfer in Nederland, lijkt tienermoederschap

nauwelijks een maatschappelijk probleem te vormen (Garssen, 2007). Toch zijn er ook binnen Nederland groepen waarbij tienermoeders relatief veel voorkomen zoals bij meisjes met een Surinaamse of Antilliaanse achtergrond (Garssen & Harmsen, 2013). In 2005 was dit cijfer bij de eerste generatie Surinaamse meisjes, 21 op de duizend (Garssen, 2007). In Suriname zelf ligt dit cijfer nog hoger; 66 van de duizend kinderen die daar geboren worden hebben een moeder die jonger is dan twintig jaar (United Nations Fund Population (UNFPA), 2013). De meeste onderzoeken die in deze inleiding aangehaald zullen worden, zijn gedaan onder Noord-Amerikaanse of Europese tienermoeders. Ondanks de hoge cijfers in Suriname, is er nog weinig onderzoek gedaan naar tienermoeders in Zuid-Amerika. Deze studie zal zich richten op een groep tienermoeders in Suriname. Er zal gekeken worden naar de

omgevingsfactoren die bij andere doelgroepen een risico vormden om tienermoeder te worden. Ook zal er gekeken worden naar het effect van deze omgevingsfactoren op het ouderlijk opvoedgedrag van de Surinaamse tienermoeders.

Risicofactoren voor Tienerzwangerschap

Er zijn verschillende factoren die het risico op tienerzwangerschap verhogen. De dochters van tienermoeders, hebben een vergrote kans om zelf ook tienermoeder te worden (Klein, 2005; Jaffee, Caspi, Moffit, Belsky, & Silva, 2001). Ook is het van belang dat jeugdigen seksuele voorlichting hebben gehad, om de kans op een tienerzwangerschap te verkleinen (Falk, O’Stlund, Magnuson, Schollin, & Nilsson, 2006). De buurt of cultuur waarin jonge meiden zijn opgegroeid kan hun risico op tienermoederschap verhogen, bijvoorbeeld wanneer ze zijn opgegroeid in een buurt met weinig sociale voorzieningen, slechte scholen, gebrek aan recreatieve mogelijkheden en een hoge werkloosheid. Ook het opgroeien in een een-ouder gezin of in een gezin met een lage sociaaleconomische status (SES) vormen risicofactoren (Sarri & Phillips, 2004). Volgens Sarri en Phillips (2004) zou dat kunnen komen doordat binnen deze omstandigheden de verwachtingen voor jonge meiden lager liggen en zij minder hoop hebben voor hun toekomst.

Uit verschillende onderzoeken blijkt een positieve samenhang te bestaan tussen seksueel misbruik en tienermoederschap (Gerhenso et. al., 1992; Butler, & Burton, 1990;

(5)

Boyer & Fine, 1992; Kennedy, Reinholtz, & Angelini, 1997; Roosa, Tein, Reinholtz, & Angelini, 1997; Saewyc, Magee & Pettingell, 2007). Whitehead (2001) vond psychiatrische stoornissen en culturele acceptatie als risicofactoren. Tot slot kunnen; blootstelling aan gewelddadig gedrag binnen de familie, drugsgebruik, het hebben van veel broertjes en zusjes en een laag opleidingsniveau worden genoemd als factoren die het risico op

tienermoederschap verhogen (Quinlivan, Tan, Steele, & Black, 2004). Volgens Quinlivan, et al. (2004) loopt het verhoogde risico op tienermoederschap van kinderen uit een een-ouder gezin, een gezin met veel kinderen of een gewelddadig gezin via het ontbreken van ouderlijke leiding en steun. Omgevingsfactoren zoals: familie, school en cultuur lijken dus een

belangrijke rol te spelen.

Problematiek van Tienermoeders en de Gevolgen voor de Opvoeding van het Kind Tienermoeders lopen een groot risico om in een achterstandspositie terecht te komen (Garssen, 2007). Voor de jonge moeders is het een lastige opgave om zich - naast het beginnend moederschap -, te ontwikkelen als adolescent en een plaats te vinden in de maatschappij. Het feit dat de tienermoeders in de meeste gevallen een

alleenstaand-ouderschap, zonder steun en betrokkenheid van de vaders ervaren, maakt het voor hen nog lastiger (Corcoran, 1998). Vaak hebben zij een gebrek aan opleiding, werkervaring en financiële middelen (Klein, 2005). Door hun opvoedingstaak komen zij vaak niet aan een opleiding toe, komen daardoor niet aan een baan en blijven lang financieel afhankelijk van hun ouders (Zeck, Bjelic-Radisic, Haas, Tech, & Greimel, 2007). Ook is er in veel gevallen sprake van een instabiele woon- en gezins- situatie en stress (Letourneau, Stewart, &

Barnfather, 2004). Depressiviteit komt veel voor onder tienermoeders, meestal ontstaat dit in de maanden na de geboorte van hun kindje (Troutman, 1990; Sarri, 2004; Reid, & Meadows-Oliver, 2007). De populaties van de hierboven aangehaalde studies waren afkomstig uit Nederland en de Verenigde Staten. Zuid-Amerikaans onderzoek (Guijarro, et al., 1999) laat zien dat ook de tienermoeders uit een Zuid-Amerikaanse populatie meer financiële problemen en lagere opleidingen hadden dan tieners zonder kind. Ook kwamen depressieve klachten meer voor onder de tienermoeders.

Tienermoederschap kan niet alleen negatieve gevolgen hebben voor de moeder, maar ook voor het kind. De kinderen van tienermoeders raken achtergesteld doordat zij laag opgeleide ouders hebben en vaak opgroeien in een één-ouder gezin, in een arme buurt waar weinig kansen voor hen liggen (Singh et. al., 2001). Volgens Klein (2005) lopen kinderen van tienermoeders meer risico dan kinderen van volwassen ouders op: ontwikkelingsstoornissen,

(6)

leermoeilijkheden, gedragsproblemen, middelenmisbruik, vroege seksuele activiteit, depressies en het zelf krijgen van kinderen op adolescente leeftijd. Uit een longitudinaal onderzoek van Jaffee et. al. (2001) naar kinderen van tienermoeders bleek dat zij tevens risico lopen op het vroegtijdig verlaten van school, met werkloosheid tot gevolg. Problemen met het aangaan van relaties met leeftijdgenoten komen ook vaker voor onder kinderen van

tienermoeders dan onder kinderen van volwassen moeders (Latourneau, Stewart, & Barnfather., 2004). Dit is mogelijk een gevolg van de negatieve interacties tussen

tienermoeders en hun kind, tienermoeders tonen daarin minder positief affect dan volwassen moeders (Levine, Garcia Coll & Oh, 1985).

Omdat opvoeding samenhangt met de ontwikkeling en het functioneren van het kind (Bronfenbrenner, 1979), zouden de genoemde problemen gevolgen kunnen zijn van een inadequate opvoeding van de tienermoeder aan haar kind.

Opvoeding kan in kaart gebracht worden door de opvoedingsbelasting of opvoedingsstress van ouders te meten (Cooper, McLanahan, Meadows, & Brooks-Gunn, 2009).

Opvoedbelasting kan onderverdeeld worden in vijf aspecten; problemen opvoeder-kindrelatie, problemen met opvoeden, depressieve stemmingen, rolbeperking en gezondheidsklachten (Vermulst, Kroes, de Meyer, Nguyen, & Veerman, 2012).

Een positieve opvoeder-kindrelatie houdt in dat de opvoeder positieve gevoelens/gedachten heeft over het kind. Een negatieve opvoeder-kindrelatie wordt gekenmerkt als kil en afstandelijk (Vermulst, et al., 2012). Uit het literatuuroverzicht van Cocoran (1998) blijkt dat tienermoeders hun kinderen in vergelijking met volwassen moeders niet voldoende belonen en te weinig verbale interactie met hen hebben. Bij een observatie bleken de tienermoeders lager te scoren op ouder-kind interactie, educatieve ondersteuning en de fysieke status van het huis. Een studie naar ouderlijke percepties en attitudes liet zien dat oudere leeftijd van de moeder samengaat met grotere ouderlijke tevredenheid, meer tijd doorbrengen met het kind en meer positieve interacties (Culp, Appelbaum, Osofsky, & Levy, 1988). Vergeleken met oudere moeders zijn tienermoeders meer bestraffend naar hun

kinderen, minder verzorgend en ervaren ze het temperament van hun kind als moeilijker (Letourneau et. al. 2004). Uit onderzoek van Teberg, Howel en Wingert (1983) bleek dat de meeste tienermoeders uit hun onderzoeksgroep niet in staat waren om tegemoet te komen aan de emotionele behoeften van hun kind. Zij waren minder goed in het reduceren van angst en stress van het kind dan volwassen ouders. Ook maakten zij minder oogcontact, lachten minder naar hun kind en was er minder lichamelijke aanhankelijkheid. Geconcludeerd werd dat tienermoeders minder effectief waren in het aangaan van een hechtingsrelatie met hun kind

(7)

dan volwassen ouders. Hechting kan gedefinieerd worden als een duurzame en affectieve relatie tussen het kind en de opvoeder(s) (van Ijzendoorn, Tavecchio, Goossens, & Vergeer, 1985). Ook andere studies lieten zien dat tienermoeders minder sensitief waren en minder responsief reageerden op hun kind, dan volwassen moeders (Culp & Osofsky, 1991). De Wolff en van Ijzendoorn (1997) hebben gevonden dat sensitiviteit positief samenhangt met gehechtheid. Kinderen van tienermoeders lopen dus het risico om een onveilige

hechtingsrelatie met hun moeder te ontwikkelen. Volgens Jonker (2011) is de gebrekkige hechting tussen een tienermoeder en haar kind vaak het gevolg van de afwijkende

ouderschapsstijlen die tienermoeders hanteren. Zo zouden ze minder meegaand, invoelend, toegankelijk en strenger zijn.

Bij problemen met opvoeden kan er sprake zijn van inadequaat opvoedingsgedrag of heeft een ouder niet het gevoel over voldoende vaardigheden te beschikken in de opvoeding van het kind. Adequaat opvoedgedrag houdt in dat de ouder het kind kan sturen waar nodig, controle heeft over het kind en kan corrigeren. Bij een adequate opvoeding staan regels en structuur centraal (Vermulst, et al., 2012). Volgens Elster, McAnarney en Lamb (1983) hebben de tienermoeders zelf nog een te kinderlijke houding en geen kennis van de

ontwikkeling van kinderen, hierdoor zouden ze niet in staat zijn om effectief op te voeden. Letourneau et. al. (2004) noemen de moeilijkheden met het ontwikkelen van hun eigen identiteit, het minder zelfstandig zijn en het hebben van minder zelfvertrouwen bij

tienermoeders als factoren die een rol spelen bij het minder goed in staat zijn tot het opvoeden van een kind. Onderzoek onder Europese en Afrikaanse Amerikanen in de Verenigde staten (East, Matthews, & Felice, 1994) laat zien dat negatief opvoedgedrag van tienermoeders samenhangt met de psychische gesteldheid van de tienermoeders. Tienermoeders die weinig vertrouwen hebben in hun opvoedingsvaardigheden en een hoge mate van

opvoedingsbelasting ervoeren, lieten meer negatief opvoedgedrag zien. Afrikaanse

Amerikanen uit dit onderzoek hadden meer vertrouwen in hun opvoedingsvaardigheden dan Europese Amerikanen. Negatief opvoedgedrag van onder andere Afrikaans Amerikaanse tienermoeders hangt volgens Cox, et al. (2008) ook samen met depressiviteit. Dit zou mogelijk gemodereerd worden door sociale steun. Weinig sociale steun kan zorgen voor weinig vertrouwen in opvoedingsvaardigheden en depressiviteit, hetgeen zou kunnen leiden tot negatief opvoedgedrag.

Een depressieve stemming van de opvoeder kan ook leiden tot een lagere kwaliteit van de opvoeding en opvoeder-kindrelatie. Het gaat daarbij om het ervaren van neerslachtigheid, ongelukkig/onprettig voelen, nooit plezier beleven en somber zijn. Ouders met psychische

(8)

problematiek blijken vaker een inadequate opvoedingsstijl te hanteren. Zoals eerder genoemd, komen depressieve symptomen veel voor onder tienermoeders, dit staat het aangaan van een positieve hechtingsrelatie met hun kindje in de weg (Reid, 2007). Een onderzoek in Zuid-Amerika (Ecuador) door Guijarro, et al. (1999) liet zien dat tienermoeders daar hogere scores op depressiviteit haalden dan leeftijdsgenoten zonder kinderen. Tienermoeders waren ook minder gelukkig en minder tevreden over hun leven in het algemeen. Ook hadden deze Zuid-Amerikaanse tienermoeders minder contact met hun ouders en vonden minder steun voor hun problemen buiten de familie dan niet zwangere leeftijdsgenoten. Volgens de onderzoekers zou dit kunnen komen doordat er niet voldoende begeleiding is voor dit soort gezinnen, het belang van dergelijke ondersteunende organisaties niet wordt ingezien of het gezin hun problemen verbergt.

Rolbeperking houdt in dat de ouder de ouderlijke rol als inperking op zijn of haar vrijheid ziet (Vermulst, et al., 2012). Rolbeperking hangt samen met depressieve symptomen en heeft daardoor een negatieve invloed op de kwaliteit van opvoedingsvaardigheden zoals ondersteuning/structuur bieden en op de ouder-kind relatie. Gezondheidsklachten zijn ook van invloed op de opvoeding. Als ouders gezondheidsklachten hebben zoals moeheid en

lusteloosheid, hebben ze minder energie om te investeren in hun kind.

Bij kinderen die veel potentieel negatieve omgevingfactoren hebben, zoals bij kinderen van tienermoeders blijkt, kan een effectieve ouderlijke opvoeding een buffer vormen. Omgekeerd kan een disfunctionele opvoeding een negatieve invloed van genetische en andere omgevingsfactoren uitlokken of versterken (Colpin, Soenens, & Goossens, 2007). Het lijkt er dus op dat de kinderen van tienermoeders extra risico lopen doordat zij vaak negatieve omgevingsfactoren hebben en geen bescherming krijgen door positieve opvoedingskenmerken.

Beschermende Factoren voor de Opvoeding van Tienermoeders aan hun Kind. Enkele beschermende factoren voor een positieve, functionele opvoeding bij tienermoeders zijn onderzocht door DeVito , et al., 2007. De perceptie die tienermoeders hebben over de opvoeding die zij geven aan hun kind hangt positief samen met positief en effectief opvoeden. Een goede relatie tussen de tienermoeder en haar eigen ouders is van belang om een positieve perceptie op opvoeding te hebben. Ook de steun van leeftijdsgenoten is van invloed op de zelf-perceptie, dit werkt als positieve bekrachtiging waardoor de

tienermoeders meer zelfvertrouwen krijgen. Een andere belangrijke factor die de zelf-perceptie op opvoeding -en daarmee de effectiviteit en positiviteit van de opvoeding- kan

(9)

verbeteren is het opleidingsniveau van de tienermoeder. Tienermoeders die toekomstdoelen stellen en van plan zijn om een opleiding af te ronden hanteren een effectievere

opvoedingsstijl. Ook de leeftijd van de tienermoeder hangt positief samen met een betere perceptie van de opvoeding (Letourneau, 2004). Sociale steun is niet alleen belangrijk voor een positieve zelf-perceptie op de opvoeding maar dient ook als begeleiding, sociale bekrachtiging, assistentie bij de opvoeding, kinderopvang en het bevorderen van de

psychosociale ontwikkeling van de tienermoeder (DeVito, 2007). Sociale steun kan worden gedefinieerd als interactie met familie, vrienden, collega’s en zorginstellingen die informatie geven en waaruit waardering, steun en begrip blijkt (Letourneau, 2004). Sociale steun kan ook gegeven worden in een materiële vorm, zoals financiële middelen, levensmiddelen,

kinderopvang of in de vorm van kennisoverdracht (bijvoorbeeld kennis van

opvoedingsvaardigheden). Onder een doelgroep van Afrikaanse Amerikanen in de Verenigde Staten, wordt de moeder van de tienermoeder gezien als de belangrijkste persoon voor sociale steun die de meeste invloed kan uitoefenen op de opvoeding die de tienermoeder aan haar kindje geeft. Omdat tienermoeders vaak wegens financiële beperkingen in hun ouderlijk huis wonen, is hun moeder gemakkelijk bereikbaar (Gee & Rhodes, 2003; Rentschler, 2003). Tienermoeders ervaren over het algemeen minder sociale steun dan volwassen moeders (Culp et al., 1988) en ze hebben minder vaak contact met zorginstellingen zoals

consultatiebureaus (Sarri, et al., 2004). Vaak worden ze niet gesteund door de vader van hun kind (Culp, et al., 1900), hoewel dat – na de moeder- de tweede belangrijkste persoon is voor sociale steun (Letourneau, 2004). Het is voor tienermoeders moeilijk om sociale contacten te onderhouden met hun leeftijdsgenoten omdat, ze vaak niet meer naar school gaan. Hierdoor ontvangen zij minder sociale steun van leeftijdsgenoten dan volwassen moeders (Whitehead, 2001).

Huidige studie

Deze studie zal zich richten op jonge Marron-vrouwen uit Suriname.

Uit het onderzoeksrapport van Suriname door de United Nations Fund Population (UNFPA, 2013) blijkt dat tienerzwangerschappen in Suriname sterk gerelateerd zijn aan etnisch-culturele groepen. De onderzoekscijfers wijzen aan dat Marrons het hoogst scoren. De Marrons vormen een etnische groep binnen Suriname. Oorspronkelijk zijn de Marrons gevluchte West-Afrikaanse slaven die in het binnenland van Suriname woonden. Inmiddels zijn zij een geïntegreerd onderdeel van de stadsgemeenschap in Paramaribo. De specifieke cultuurelementen die zij in het binnenland hebben ontwikkeld, worden in de stad wel

(10)

aangepast maar zijn nog steeds dominant. Binnen de marroncultuur gelden duidelijke gender rollen en verwachtingen. De vrouw zorgt voor het nageslacht, als zij volwassen is moet zij uitkijken naar een partner die haar financieel ondersteund. De rol van de mannen is werken buiten het huis en op die manier zorg dragen voor het gezin. Deze rollen zijn in Paramaribo minder strikt, het is meer geaccepteerd dat zowel man als vrouw een baan heeft. Anders dan in het binnenland is de sociale controle in de stad op buurtniveau minimaal (Laurens & Najoe,2014).

De jonge Marron vrouwen die aan deze studie zullen deelnemen, zijn allen woonachtig in Paramaribo. Zij nemen ten tijde van deze studie deel aan een begeleidingsproject van stichting COCON. Om de begeleiding van de tienermoeders te optimaliseren is het voor de stichting belangrijk om te weten welke factoren een rol spelen en welke gevolgen deze hebben voor moeder en kind. Deze studie zal zich daarom richten op het ouderlijk opvoedgedrag van Surinaamse tienermoeders en hun omgevingsfactoren (en die van hun kind). Gekeken zal worden welke omgevingsfactoren samengaan met hogere of juist lagere scores op opvoedingsvragenlijsten, de nadruk zal daarbij liggen op sociale steun als

omgevingsfactor.

De vraagstelling die in dit onderzoek centraal staat is welke omgevingsfactoren van Surinaamse tienermoeders risicofactoren of beschermende factoren kunnen vormen voor hun opvoedingsomgeving en hun opvoedgedrag. Ook zal worden nagegaan of de

omgevingsfactoren die onder eerder onderzochte doelgroepen een risico bleken te vormen op tienermoederschap, onder de huidige doelgroep van Surinaamse tienermoeders ook aanwezig zijn.

Verwachtingen en hypotheses

In deze studie zal onderzocht worden welke samenhang er bestaat tussen: sociale steun, depressiviteit en leeftijd, met positief opvoedgedrag van Surinaamse tienermoeders. Op basis van de resultaten van DeVito (2007) en Cox, et al. (2008), wordt verwacht dat sociale steun positief samenhangt met positief opvoedgedrag van de tienermoeder. Op basis van de resultaten van Cox, et al. (2008), Guijjarro, et al. (1999), Sarri et al. (2004), Reid, et al. (2007), wordt verwacht dat depressiviteit negatief samenhangt met positief opvoedgedrag van de tienermoeder. Op basis van de resultaten van Culp et al. (1988), en Letourneau et al. (2004) wordt verwacht dat de leeftijd van de tienermoeder positief samenhangt met positief opvoedgedrag.

(11)

Daarnaast zal worden onderzocht of bepaalde risicofactoren op tienermoederschap onder deze doelgroep voorkomen. Verwacht wordt dat de volgende risicofactoren om tienermoeder te worden onder deze doelgroep veelvuldig voorkomen: hun moeder is zelf tienermoeder geweest (Jaffee, et al., 2001;Klein., 2005), ze zijn opgegroeid in en lage sociaaleconomische status (Sarri & Phillips, 2004), ze zijn opgegroeid met veel broers en zussen (Quinlivan, et al., 2004), hebben ervaringen met geweld en seksueel misbruik (Butler & Burton, 1990; Gerhenso et. al., 1992; Boyer & Fine, 1992; Kennedy, et al.,1997; Roosa, et al., 1997; Saewyc, et al., 2007; Whitehead, 2001), zijn opgegroeid in een één-ouder gezin (Sarri & Phillips, 2004), en hebben geen seksuele voorlichting gehad (Falk, et al., 2006).

(12)

Methode Deelnemers

Aan dit onderzoek hebben 21 Surinaamse tienermoeders deelgenomen. De leeftijd van de deelnemers lag tussen de 16 en de 24 jaar (M = 20.67, SD = 2.71 , range = 16-24), zij zijn allen voor hun twintigste jaar moeder geworden. De deelnemers woonden in Paramaribo en namen ten tijde van het onderzoek sinds twee maanden deel aan een begeleidingsproject van Stichting Cocon. De deelnemers hadden voornamelijk Marron ouders en een enkeling had een Creoolse ouder. De meeste deelnemers voedden hun kind(eren) zelf op (zie Tabel 1).

Deelname aan dit onderzoek was geen onderdeel van het begeleidingsprogramma van

stichting Cocon en was voor de deelnemers niet verplicht. Deelname was geheel vrijwillig, er werd geen beloning toegekend.

Tabel 1. Beschrijvende Statistieken van de Deelnemers (n = 21) Omgevingsfactoren

% f

Wat is de etniciteit van jouw vader Marron Creool 71.4 28.0 15 06 Wat is de etniciteit van jouw moeder

Marron Creool Anders 71.4 23.8 04.8 15 05 01 Wat is jouw religie

Christelijk Geen 66.7 33.3 14 07 Wat is jouw burgerlijke staat

Alleenstaand

Relatie met de vader van mijn 1e kind Relatie met andere man

19.0 28.6 52.4 04 06 11 Hoeveel uren per dag ben je bij je 1e kind

0-4 12-16 20-24 09.5 04.8 85.7 02 01 18 M SD (Min-Max)

Wat is jouw huidige leeftijd 20.67 2.71 16-24

Hoeveel kinderen heb je 01.71 1.10 1-4

Wat is de huidige leeftijd van je 1e kind 03.67 3.04 0-10 Wat was jouw leeftijd bij de geboorte van je 1e kind 16.40 1.96 13-19 Wat is de huidige leeftijd van de vader van je 1e kind 25.90 3.90 18-36 Materialen

Semi-gestructureerd interview. De omgevingsfactoren zijn gemeten door middel van een semi-gestructureerd interview dat is ontworpen door W. Roodenburg en A. Oud. Het

(13)

interview bestond uit zes subcategorieën; demografische gegevens (15 items), kind gegevens (9 items), opvoedsituatie (9 items), woon- en thuissituatie (10 items), ervaringen rondom het tienermoederschap (11 items) en financiële situatie (5 items). Voor het volledige interview verwijs ik u naar Bijlage 1. De items zijn gebaseerd op risico- en beschermende factoren voor het worden van een tienermoeder en voor het vertonen van negatief opvoedgedrag, zoals is gebleken uit het eerder beschreven literatuuronderzoek. In het interview komen zowel open als gesloten vragen voor.

De Strengths and Difficulties Questionnaires (SDQ). De SDQ (Goedhart, Treffers & Widenfelt, 2003) meet psychische/psychosociale problematiek en vaardigheden bij kinderen en adolescenten. In dit onderzoek werd de SDQ afgenomen om psychosociale problemen van de tienermoeders in kaart te brengen. De vragenlijst bestaat uit 25 items die onder te verdelen zijn in vijf subschalen; hyperactiviteit/aandachtstekort (5 items), emotionele problemen (5 items), problemen met leeftijdsgenoten (5 items), gedragsproblemen (5 items) en pro-sociaal gedrag (5 items). De betrouwbaarheid van de SDQ is in 2007 door de COTAN1 als voldoende beoordeeld. De interne consistentie voor de totale probleemschaal is goed (α > .80), de interne consistenties van de subschalen variëren tussen de α = .59 tot .80 (Aachenbach et al. (2008).

De vragenlijsten gezin en opvoeding (VG&O). De VG&O (Vermulst, Kroes, de Meyer, Nguyen, & Veerman, 2012) bestaat oorspronkelijk uit drie vragenlijsten; de opvoedbelasting vragenlijst (OBVL), de vragenlijst gezinsfunctioneren (VGFO) en de vragenlijst meegemaakte gebeurtenissen (VMG). Voor deze studie is gekozen om alleen de OBVL (34 items) en de VGFO (28 items) af te nemen. Dit is besloten, omdat er veel overlap bestond tussen de VMG en het semi-gestructureerd interview.

De OBVL is opgebouwd uit 5 subschalen; problemen opvoeder-kindrelatie (6 items), problemen met opvoeden (7 items), depressieve stemmingen (7 items), rolbeperking (6 items) en gezondheidsklachten (8 items). De interne consistentie van zowel de totale schaal

opvoedingsbelasting (α > .80) als die van de subschalen (α .74 tot .87) worden door Vermulst (2012) als goed beoordeeld.

De VGFO (Veerman et al., 2012) is opgebouwd uit 5 subschalen; basiszorg (7 items), opvoeding (7 items), sociale contacten (5 items), jeugdbeleving (4 items) en partnerrelatie (5 items). De interne consistentie van zowel de totale schaal gezinsfunctioneren (α > .80) als die van de subschalen (α .70 tot .90) worden door Veerman (2012) als goed beoordeeld.

1

(14)

Procedure

Op een bijeenkomst van de stichting waarbij alle jongeren aanwezig waren, hebben de onderzoekers zich aan de doelgroep voorgesteld en uitleg gegeven over het doel en verloop van de studie. Vervolgens werden de tienermoeders telefonisch benaderd door de

onderzoekers en werd hen gevraagd of ze bereid waren deel te nemen. Indien dit het geval was, werd er een individuele afspraak gemaakt.

De individuele afspraken vonden plaats in een klaslokaal van het Stichting Suriname Hospitality and Tourism Training Centre (SHTTC) in Paramaribo. Op deze locatie volgden de tienermoeders ten tijde van het onderzoek een cursus in: koken, catering en schoonmaken. De afspraken met de tienermoeders vonden plaats na afloop van deze lessen.

Bij aanvang van de afspraak kregen de deelnemers eerst de informatiebrochure uitgereikt. Deze werd door de onderzoeker samen met de deelnemer doorgenomen en enkele punten zoals: vrijwilligheid en anonimiteit, werden benadrukt. Ook werd uitgelegd dat er audio opnames gemaakt zouden worden met behulp van een videocamera die hen niet in beeld zou brengen. Vervolgens werd de toestemmingsverklaring doorgenomen en, indien akkoord, ondertekend. Er werd begonnen met het semi-gestructureerde interview dat mondeling werd afgenomen in ±30 minuten. De vragen werden op verschillende manieren gesteld en er werd doorgevraagd als het antwoord onduidelijk was.

Op het scoringsformulier (Bijlage 1) konden de gesloten vragen direct worden gescoord door een 0 (nee) of een 1 (ja) te omcirkelen. Op het scoreformulier stonden enkele antwoordmogelijkheden op de openvragen met bijbehorende cijfercodes. In de meeste gevallen kon de scoring van de openvragen hierdoor ook direct tijdens het interview plaatsvinden. Indien een deelnemer een antwoord gaf dat nog niet op het scoringsformulier stond, werd dit antwoord toegevoegd en werd er een cijfercode aan dit antwoord toegekend. Indien het scoringsformulier tijdens een interview niet volledig kon worden ingevuld, werd dit achteraf gedaan met behulp van de geluidsopnames.

Na het interview werd het boekje met daarin de drie vragenlijsten (SDQ, OBVL en VGFO) aan de deelnemer getoond. Er werd uitgelegd hoe de vragenlijsten ingevuld moesten worden en waar de scores 1 t/m 4 voor stonden. Ook werd het voorbeelditem behandeld en was er gelegenheid voor de deelnemer om vragen te stellen. De deelnemer mocht tijdens het invullen van de vragenlijsten hulp vragen van de onderzoeker als er onduidelijkheden waren of als de taal niet begrepen werd. Ook mocht de deelnemer er voor kiezen om de vragen voor te laten lezen door de onderzoeker.

(15)

Deze procedure is op 24 februari 2014 goedgekeurd door de Commissie Ethiek van de Universiteit van Amsterdam (n. 2014-CDE-3442).

Analysemethoden

De data zijn geanalyseerd en het opvoedgedrag van verschillende groepen is met elkaar vergeleken. Op basis van uitkomsten uit het interview en de vragenlijsten is de totale onderzoeksgroep steeds in twee groepen met verschillende omgevingsfactoren verdeeld. Tienermoeders die zich wel sociaal gesteund voelden versus tienermoeders die zich niet sociaal gesteund voelden en tienermoeders die geen kenmerken van depressiviteit vertoonden versus tienermoeders die wel kenmerken van depressiviteit vertoonden.

Het opvoedgedrag is gemeten door middel van: de totaalscore van de OBVL, de vijf schaalscores van de OBVL, en de schaal opvoeding (VGFO). Deze scores volgen bij

benadering een normale verdeling (Tabel 2), met uitzondering van schaal 4 van de OBVL. De gemiddelde scores van de groepen zijn met elkaar vergeleken met behulp van een t-toets. Daarnaast zijn de correlaties berekend tussen de schalen voor depressiviteit en opvoeding met behulp van de Pearson-correlatiecoëfficient. Hierbij gold een 95% betrouwbaarheidsinterval, de p waarden zijn berekend (p < 0.05 werd als significant beschouwd).

Verder is met behulp van correlaties, gekeken of de scores op opvoedgedrag samenhangen met de leeftijd van de tienermoeders.

Tabel 2. (Normaal)Verdeling voor de Scores op Afhankelijke Variabele Opvoeding Scheefheid /SE

(0.50) Spitsheid

/SE (0.97) Problemen opvoeder-kindrelatie (OBVL schaal 1) 1.44 2.88 1.20 1.24 Problemen met opvoeden (OBVL schaal 2) 0.58 1.66 0.75 0.77 Depressieve klachten (OBVL schaal 3) -0.55 -1.10 -0.77 -0.79

Rolbeperking (OBVL schaal 4) -1.77 -3.54 2.65 2.73

Gezondheidsklachten (OBVL schaal 5) 0.54 1.08 -1.12 -1.15

Totaalscore OBVL 0.44 0.88 0.75 0.77

(16)

Resultaten Data

Het semi-gestructureerde interview is compleet afgenomen bij alle 21 deelnemers. Bij de vragenlijsten kwamen ontbrekende items voor. In deze gevallen is voor het missende item, de gemiddelde score van de betreffende schaal genomen. Voorwaarde hiervoor was dat er maximaal één score per subschaal mocht ontbreken. Aan deze voorwaarde werd in alle gevallen voldaan. Zie Tabel 3 voor de gemiddelde scores van de deelnemers op de vragenlijsten. De gemiddelde score op de OBVL (63.24) wordt geclassificeerd als milde problematiek (Vermulst, 2012). Van de onderzoeksgroep hadden 11 tienermoeders (52.4%) een gemiddelde score hoger dan 70, welke geclassificeerd wordt als ernstige tot zeer ernstige problematiek. De hoogste scores werden gehaald op de schaal depressieve stemmingen en rolbeperking.

De gemiddelde score van de tienermoeders op de VGFO (32.95) wordt geclassificeerd als ernstige problematiek (Veerman, 2012). Van de onderzoeksgroep hadden 12

tienermoeders (57.1%) een gemiddelde score lager dan 33, welke geclassificeerd wordt als ernstige tot zeer ernstige problematiek. De laagste scores werden gehaald op de schaal basiszorg en sociale contacten.

De gemiddelde score van de tienermoeders op de SDQ (14.52), wordt geclassificeerd als grensgeval (Goedhart, 2003). Van de onderzoeksgroep hadden 7 tienermoeders (33.3%) een score van 17 of hoger, welke als klinisch wordt geclassificeerd. De hoogste scores werden gehaald op de schaal emotionele problemen, hierop haalden 12 tienermoeders (57.1%) een klinische score.

Tabel 3. Beschrijvende statistieken van de vragenlijsten OBVL, VGFO en SDQ

M SD Cronbachs α Schaalscores OBVL2 Opvoeder-kind relatie 53.67 09.29 .78 Opvoedingscompetentie 50.62 11.03 .70 Depressieve stemmingen 64.29 07.45 .78 Rolbeperking 69.81 12.78 .49 Gezondheidsklachten 60.00 11.12 .89 Totaalscore OBVL 63.24 09.42 .83 Schaalscores VGFO3 2

Interpretatie scoreOBVL: <60 geen problemen, 60-63 milde problemen, 64-66 aanzienlijke problemen, 67-70 ernstige problemen, >70 zeer ernstige problemen (Vermulst, 2012).

(17)

Basiszorg 34.95 13.35 .59 Opvoeding 44.91 16.10 .85 Sociale contacten 31.19 06.74 .08 Jeugdbeleving 42.76 12.03 .80 Partnerrelatie 47.09 11.00 .63 Totaalscore VGFO 32.95 09.09 .79 Schaalscores SDQ4 Emotionele problemen 05.71 02.63 .67 Externaliserende problemen 02.67 02.20 .51 Hyperactiviteit 02.19 02.04 .55 Sociale problemen 03.95 01.86 .26 Pro-sociaal gedrag 08.71 01.82 .67 Totaalscore SDQ 14.52 05.89 .51

Verschillende factoren die het risico op het worden van een tienermoeder vergroten, komen onder de onderzoeksgroep voor (Tabel 4). Bij 71.4% van de deelnemers komt tienermoederschap vaker voor in de familie. In de meeste gevallen waren de tienermoeders dan zelf kind van een tienermoeder. Van de deelnemers geeft 81% aan dat zij in hun jeugd financiële problemen en relationele problemen tussen hun ouders hebben ervaren. Op dit moment heeft 90.5% van de deelnemers geen baan en krijgt 95.2% van de deelnemers financiële ondersteuning. Door 92.2% van de deelnemers wordt momenteel financiële problematiek ervaren. In 61.9% van de gevallen hebben de deelnemers minimaal één werkende ouder. Gemiddeld delen de tienermoeders hun huis met 8.3 personen (SD = 4.05, range = 0-16). Over het algemeen groeiden de tienermoeders dus op in een lage

sociaaleconomische status en leven zij daar nu nog steeds in.

Gemiddeld hebben de tienermoeders 2.5 broers (SD=1.60, min-max=0-7) en 2.57 zussen (SD=2.06, range=0-7). Van de tienermoeders is 28% opgegroeid in een twee-ouder gezin. De andere 71.4% is opgegroeid in een één-oudergezin, of bij grootouders. Van de tienermoeders geeft 38.1% aan ervaring te hebben met geweld en/of seksueel misbruik. Van de tienermoeders geeft 69.9% aan seksuele voorlichting te hebben gehad voor zij zwanger werden. Over tienermoederschap heeft 42.9% van de tienermoeders voorlichting gehad.

3 Interpretatie score VGFO: > 40 geen problemen, 37-40 milde problemen, 34-36 aanzienlijke problemen, 30-33

ernstige problemen, <30 zeer ernstige problemen (Veerman, 2012).

(18)

Tabel 4. Risicofactoren op Tienerzwangerschap

% f

Komt tienermoederschap voor binnen familie Ja Nee 71.4 28.6 15 06 Waren er tijdens jouw jeugd relationele en/of financiële

problemen thuis Ja nee 81.0 19.0 17 04 Heb je momenteel een baan

Ja Nee 09.5 90.5 02 19 Ontvang je financiële ondersteuning

Nee

Ja, van de vader van mijn 1e kind

Ja, van de ouders van de vader van mijn 1e kind Ja, van mijn ouders

Ja, van mijn nieuwe vriend

Ja, van mijn nieuwe vriend en van mijn familie Sociale steun overheid

04.8 09.5 04.8 14.3 33.3 23.8 09.5 01 02 01 03 07 05 02 Ervaar je financiële problemen

Ja nee 95.2 04.8 20 01 Heb je minimaal één werkende ouder?

Ja Nee 61.9 38.1 13 08 Ben jij door je beide ouders opgevoed

Ja, ze waren bij elkaar

Ja, maar ze waren niet bij elkaar Nee, alleen door moeder

Nee, door opa en oma

28.6 04.8 57.1 09.5 06 01 12 02 Heb je ervaring met seksueel misbruik en/of geweld

Ja Nee 38.1 61.9 08 13 Heb je seksuele voorlichting gehad voor je zwangerschap?

Ja Nee 61.9 38.1 13 08 Heb je voorlichting gehad over tienermoederschap?

Ja Nee 42.9 57.1 09 11 M SD (min-max) Met hoeveel personen deel je een huishouden 08.30 4.05 0-16

Hoeveel broers heb je 02.50 1.60 0-7

Hoeveel zussen heb je 02.57 2.06 0-7

Groepen

Onderzocht is of de gemiddelde scores op de vragenlijsten significant van elkaar verschillen als de onderzoeksgroep in twee groepen wordt verdeeld op basis van

(19)

zijn de gemiddelde scores op de vragenlijsten vergeleken tussen: tienermoeders die zich gesteund voelen door hun ouders (n = 12) versus tienermoeders die zich niet gesteund voelen door hun ouders ( n=9 ), tienermoeders die zich wel gesteund voelen door hun familie (n = 9) versus tienermoeders die zich niet gesteund voelen door hun familie (n = 12). Tienermoeders die momenteel contact hebben met hun moeder (n = 14) versus tienermoeders die momenteel geen contact hebben met hun moeder (n = 7). Deze groepen zijn gemaakt op basis van de antwoorden die de tienermoeders gaven op de volgende items uit het interview: Ik voel mij gesteund door: ouders (ja/nee), familie (ja/nee) en ik heb momenteel contact met mijn eigen moeder (ja/nee).

Op basis van de scores op de schaal sociale contacten van de VGFO (M = 31.19, SD = 6.74), zijn de tienermoeders ook in twee groepen te verdelen. Een score van 33 of lager, houdt in dat er ernstige tot zeer ernstige problemen zijn met sociale contacten (Veerman, 2012). Er zijn twee groepen gemaakt: tienermoeders die geen ernstige problemen hebben met sociale contacten (n = 9) en tienermoeders die wel ernstige tot zeer ernstige problemen hebben met sociale contacten (n = 12).

Om te onderzoeken of depressiviteit van invloed is op het opvoedgedrag, zijn de gemiddelde scores op de vragenlijsten vergeleken tussen: tienermoeders die een klinische scoren halen op de schaal depressiviteit van de OBVL (score ≥ 67, n = 10) versus

tienermoeders die geen klinische scoren halen op de schaal depressiviteit van de OBVL (score < 67, n = 11). Ook is er een vergelijking gemaakt tussen tienermoeders die een klinische score halen op de schaal emotionele problemen van de SDQ (score ≥ 6, n = 10) versus

tienermoeders die geen klinische scoren halen op de schaal emotionele problemen van de SDQ (score < 6, n = 11).

Samenhang tussen sociale steun en positief opvoedgedrag

De scores op positief opvoedgedrag van tienermoeders die zich wel gesteund voelden zijn vergeleken met de scores van tienermoeders die zich niet gesteund voelden met behulp van een t-toets (Tabel 5). Positief opvoedgedrag, is gemeten met de totaalscore van de OBVL, de vijf schaalscores van de OBVL, en de schaal opvoeding van de VGFO.

Uit de resultaten blijkt dat vooral steun van ouders van invloed is op positief opvoedgedrag. Tienermoeders die zich wel gesteund voelen door hun ouders, scoren

significant lager op depressieve stemmingen, rolbeperking, gezondheidsklachten en de totale opvoedingsbelasting. Dit resultaat is ook terug te zien als de groep tienermoeders die

(20)

momenteel geen contact hebben met hun eigen moeders.

Tabel 5. Descriptieven en resultaten van de t-toetsen m.b.t. sociale steun en positief opvoedgedrag.

Schaal: M (SD)

Wel gesteund door ouders (n = 12)

Niet gesteund door ouders (n = 9)

t

Problemen opvoeder-kindrelatie 54.42 (07.66) 52.67 (11.53) -0.42 Problemen met opvoeden 49.67 (10.79) 51.89 (11.88) 0.45 Depressieve stemmingen 60.42 (06.84) 69.44 (04.69) 3.58*** Rolbeperking 65.33 (15.14) 75.78 (04.79) 2.24* Gezondheidsklachten 55.75 (08.01) 65.67 (12.56) 2.07* Totale opvoedingsbelasting 58.92 (08.15) 69.00 (08.06) 2.82** Opvoeding 46.17 (18.52) 43.22(13.07) -0.41 Schaal: M (SD)

Wel gesteund door familie (n = 9)

Niet gesteund door familie (n = 12)

t Problemen opvoeder-kindrelatie 55.44 (12.07) 52.33 (06.80) -0.75 Problemen met opvoeden 54.89 (13.33) 47.42 (08.13) -1.49 Depressieve stemmingen 64.11 (07.13) 64.42 (07.99) 0.09 Rolbeperking 73.56 (07.11) 67.00 (15.50) -1.17 Gezondheidsklachten 62.78 (11.09) 57.92 (11.15) -0.99 Totale opvoedingsbelasting 66.22 (09.23) 61.00 (09.30) -1.28 Opvoeding 42.56 (19.61) 46.67 (13.55) 0.54 Schaal: M (SD)

Wel contact met eigen moeder (n = 14)

Geen contact met eigen moeder (n = 7)

t Problemen opvoeder-kindrelatie 53.86 (07.61) 53.29 (12.71) -0.130 Problemen met opvoeden 47.71 (09.62) 56.43 (12.09) 1.799* Depressieve stemmingen 61.36 (06.78) 70.14 (05.05) 3.021** Rolbeperking 66.50 (14.32) 76.43 (04.86) 1.765* Gezondheidsklachten 56.43 (09.66) 67.14 (10.99) 2.292* Totale opvoedingsbelasting 59.43 (08.78) 70.86 (05.21) 3.154** Opvoeding 47.50 (17.83) 39.71 (11.32) -1.047 Schaal: M (SD)

Geen sociale problemen (n = 9)

Wel sociale problemen (n = 12)

t Problemen opvoeder-kindrelatie 57.78 (10.99) 50.58 (06.69) 1.862* Problemen met opvoeden 54.00 (12.04) 48.08 (09.98) 1.232 Depressieve stemmingen 65.33 (06.16) 63.50 (08.47) 0.548 Rolbeperking 70.89 (13.35) 69.00 (12.88) 0.328 Gezondheidsklachten 60.44 (12.24) 59.67 (10.76) 0.155 Totale opvoedingsbelasting 65.56 (08.88) 61.50 (09.94) 0.975 Opvoeding 43.44 (18.12) 46.00 (15.15) -0.352 *p < .05. **p < .01. ***p < .001.

(21)

Samenhang Tussen Depressiviteit en Positief Opvoedgedrag

De scores op positief opvoedgedrag van tienermoeders die geen klinische score op depressiviteit haalden zijn vergeleken met de scores van tienermoeders die wel een klinische score op depressiviteit haalden met behulp van een t-toets (Tabel 6). De resultaten laten zien dat tienermoeders die een klinische score op depressiviteit haalden, meer problemen

ondervonden in de totale opvoedingsbelasting dan tienermoeders die geen klinische score haalden op depressiviteit. De totale opvoedingsbelasting correleert sterk positief met de schalen voor depressiviteit (depressieve stemmingen uit de OBVL en emotionele problemen uit de SDQ).

Tabel 6. Descriptieven en resultaten van de t-toetsen en correlaties m.b.t. depressiviteit en positief opvoedgedrag. Schaal M (SD) Correlatie met schaal depressieve stemmingen OBVL Geen depressiviteit volgens OBVL (n = 11)

Wel depressiviteit volgens OBVL (n = 10)

t r

Problemen opvoeder-kindrelatie

52.64 (08.10) 54.80 (10.77) 0.52 .09

Problemen met opvoeden 48.09 (10.52) 53.40 (11.45) 1.101 .32

Rolbeperking 65.09 (15.08) 75.00 (07.29) 1.88* .35 Gezondheidsklachten 58.46 (10.45) 61.70 (12.14) 0.66 .40 Totale opvoedingsbelasting 58.36 (09.41) 68.60 (06.13) 2.98** .72** Opvoeding 49.64 (18.49) 39.70 (11.78) -1.45 .39 Schaal M (SD) Correlatie met schaal emotionele problemen SDQ Geen depressiviteit volgens

SDQ(n = 11) Wel depressiviteit volgens SDQ (n = 10) t r Problemen opvoeder-kindrelatie 53.55(08.64) 53.80 (10.42) 0.06 .15

Problemen met opvoeden 46.00 (08.80) 55.70 (11.39) 2.20* .52*

Rolbeperking 65.27 (15.47) 74.80 (06.66) 1.86* .37

Gezondheidsklachten 58.64 (11.18) 61.50 (11.45) 0.58 .35

Totale opvoedingsbelasting 59.37 (08.24) 67.50 (09.12) 2.15* .55**

Opvoeding 49.27 (15.28) 40.10 (16.35) -1.33 .39

(22)

Samenhang Tussen Depressiviteit en Sociale Steun

De scores op de schaal depressieve stemmingen uit de OBVL en de scores op de schaal emotionele problemen uit de SDQ zijn vergeleken tussen tienermoeders die wel of geen sociale steun ervaarden. De scores zijn vergeleken met behulp van een t-toets (Tabel 7). Gekeken is naar het ervaren van sociale steun van ouders en het wel of geen contact hebben met de eigen moeder. De resultaten laten zien dat tienermoeders die geen sociale steun ervaarden, significant hoger scoorden op depressiviteit dan tienermoeders die wel sociale steun ervaarden.

Tabel 7. Descriptieven en resultaten van de t-toetsen m.b.t. sociale steun en depressiviteit

Schaal: M (SD)

Wel gesteund door ouders (n = 12)

Niet gesteund door ouders (n = 9)

t

Depressieve stemmingen (OBVL) 60.42 (06.84) 69.44 (04.69) 3.40** Emotionele problemen (SDQ) 04.83 (02.21) 06.89 (02.80) 1.88 *

Schaal: M (SD)

Wel contact met eigen moeder (n = 14)

Geen contact met eigen moeder (n = 7)

t Depressieve stemmingen (OBVL) 61.36 (06.78) 70.14 (05.05) 3.02 ** Emotionele problemen (SDQ) 04.50 (02.03) 08.14 (01.95) 3.93*** *p < .05. **p < .01. ***p < .001.

Samenhang Tussen de Leeftijd van de Tienermoeders en Positief Opvoedgedrag.

Met behulp van correlaties is onderzocht of er een samenhang bestaat tussen de leeftijd van de tienermoeders en de scores op de schalen voor opvoeding (Tabel 8). De resultaten laten zien dat er zeer lage tot lage positieve correlaties bestaan tussen de huidige leeftijd van de tienermoeders en de scores op de schalen voor opvoeding. Als er wordt gecorrigeerd voor de huidige leeftijd van het kind, bestaat er een middelmatige negatieve samenhang tussen problemen in de opvoeder-kind relatie en de leeftijd van de tienermoeder. Een middelmatige negatieve correlatie is gevonden tussen de schaal problemen in de opvoeder-kindrelatie en de leeftijd waarop de tienermoeders voor het eerst moeder zijn geworden.

(23)

Tabel 8. Correlaties Tussen Leeftijd van de Tienermoeders en de Schalen voor Positief Opvoedgedrag Schaal Correlatie met Huidige Leeftijd r Correlatie met Huidige Leeftijd, Gecorrigeerd voor Huidige Leeftijd van het Kind

r

Correlatie met Leeftijd Waarop de Tienermoeders voor het

Eerst Moeder zijn Geworden r Problemen opvoeder-kindrelatie .32 .06 .32 .32 .39 .29 .03 -.66** -.57**

Problemen met opvoeden Depressieve stemmingen -.36 -.03 .41 .14 Rolbeperking -.32 .04 Gezondheidsklachten .17 .31 Totale opvoedingsbelasting -.01 .12 Opvoeding .22 .25 *p < .05. **p < .01. ***p < .001.

(24)

Discussie

De vraagstelling die in deze studie centraal stond was: welke omgevingsfactoren van Surinaamse tienermoeders risicofactoren of beschermende factoren kunnen vormen voor hun opvoedgedrag. Ook werd nagegaan of de omgevingsfactoren die onder eerder onderzochte doelgroepen een risico bleken te vormen op tienermoederschap, onder de huidige doelgroep van Surinaamse tienermoeders ook aanwezig waren.

Gemiddeld blijken de tienermoeders milde problemen te hebben met de algemene opvoedingsbelasting. De hoogste probleemscores halen zij op depressieve stemmingen (aanzienlijke problemen) en rolbeperking (ernstige problemen). Depressieve stemmingen verwijst naar de mate waarin de tienermoeders ongelukkig zijn met zichzelf en hun levensomstandigheden. Dit resultaat is ook terug te zien in de gemiddelde score van de tienermoeders op de schaal emotionele problemen van de SDQ. Op deze schaal werd onder deze doelgroep gemiddeld een subklinsiche score gemeten (Goedhart, 2003). Rolbeperking verwijst naar de mate waarin de ouderlijke rol als inperking op de eigen vrijheid wordt ervaren, en van frustratie op pogingen om de eigen identiteit te handhaven (Vermulst, 2012). Deze uitkomsten komen overeen met eerdere onderzoeken waaruit bleek dat depressiviteit veel voorkomt onder tienermoeders (Troutman, 1990; Sarri, 2004; Reid, & Meadows-Oliver, 2007) en dat tienermoeders moeite hebben met het opvoeden van een kind enerzijds en het ontwikkelen van een eigen identiteit anderzijds (Letourneau et al., 2004).

Op de vragenlijst gezinsfunctioneren scoren de tienermoeders gemiddeld een score die niet als problematisch gezien wordt. Als er wordt ingezoomd op de schaalscores dan blijken de tienermoeders aanzienlijke problemen te hebben met de basiszorg en ernstige problemen met sociale contacten. Basiszorg verwijst naar de mate waarin de tienermoeders in staat zijn het huishouden en de financiën te beheren, contacten met school te onderhouden en in de dagelijkse zorg voor hun kind te voorzien. Sociale contacten verwijst naar de mate waarin de tienermoeders contact hebben met buren, familie en vrienden en of zij bij hen terecht kunnen voor steun (Veerman, 2012). Dat tienermoeders minder sociale steun ontvangen dan

volwassen moeders is ook gebleken uit het literatuuronderzoek (Culp et al., 1988; Sarri, et al., 2004). Ook bleek uit de literatuur dat tienermoeders minder contact hebben met hun

leeftijdsgenoten dan tieners zonder kind (Whitehead, 2001). Dit zou samen kunne hangen met de rolbeperking die de tienermoeders ervaren. Doordat zij de zorg voor een kind hebben, hebben zij minder mogelijkheden en vrijheid om contact te hebben met hun leeftijdsgenoten.

In deze studie gaf 85,7% van de tienermoeders aan dat hun moederschap invloed heeft op hun studie. Deze tienermoeders gaven in het interview aan dat zij wegens hun

(25)

moederschap gestopt zijn met hun school. Dit kan ook een reden zijn waarom er minder contact is met hun leeftijdsgenoten.

Onderzocht is of het wel of niet ontvangen van sociale steun van invloed is op het positief opvoedgedrag van de tienermoeder. Invloed van steun van ouders en familie zijn los van elkaar onderzocht evenals het hebben van sociale problemen in het algemeen en het wel of niet hebben van contact met de eigen moeder. Gebleken is dat steun van ouders

samenhangt met minder problemen op de totale opvoedingsbelasting en met name minder problemen met depressieve stemmingen, rolbeperking en gezondheidsklachten. Ook steun van andere familieleden dan de ouders had een lichte daling in de gemiddelde probleemscores tot gevolg, maar dit effect was niet significant. De grootste samenhang werd gevonden voor steun van de moeder van de tienermoeder. Dit is in overeenstemming met andere onderzoeken waaruit de moeder van de tienermoeder de belangrijkste figuur blijkt te zijn voor sociale steun en voor het positief beïnvloeden van het opvoedgedrag (Gee & Rhodes, 2003; Rentschler, 2003). Het wel of niet hebben van sociale problemen blijkt niet van invloed te zijn op het opvoedgedrag van de tienermoeders. Dit kan komen doordat sociale problemen gemeten zijn met items die zich richten op steun van buren, familieleden en vrienden. Terwijl ouders de belangrijkste bron van sociale steun lijken te zijn. Er is geen significante samenhang gevonden tussen sociale steun en de mate waarin de tienermoeders in staat zijn een prettige sfeer te creëren met voldoende ruimte en aandacht voor het kind. Een sfeer waarin de ouder goed gedrag van het kind beloont en de regels in de opvoeding op flexibele wijze toe kan passen indien nodig (schaal opvoeding,VGFO). Gebleken is dat sociale steun in verschillende vormen kan plaatsvinden. Dit resultaat zou er op kunnen wijzen dat de sociale steun die de tienermoeders in deze doelgroep ervaren, te omschrijven is als materiële steun of steun in de psychosociale ontwikkeling van de tienermoeder zelf (DeVito, 2007). En in mindere mate als steun middels kennisoverdracht, zoals kennis van opvoedingsvaardigheden (Letourneau, 2004). Dat de sociale steun die deze tienermoeders ervaren bijdraagt aan hun psychosociale ontwikkeling, wordt ook bevestigd door de significante negatieve samenhang tussen

depressiviteit en sociale steun (Tabel 7).

Depressiviteit blijkt binnen deze doelgroep ook samen te hangen met de

opvoedingsbelasting. Tienermoeders die kenmerken van depressiviteit vertonen, hebben meer problemen met de opvoedingsbelasting, met name met rolbeperking en problemen met

opvoeden. Dit is in overeenstemming met wat uit andere onderzoeken gebleken is, namelijk dat negatief opvoedgedrag van tienermoeders samenhangt met de psychische gesteldheid

(26)

(East et al., 1994). Depressieve ouders hanteren vaker een inadequate opvoedingsstijl (Reid, 2007).

Verwacht werd dat de leeftijd van de tienermoeder ook een rol zou spelen in het positief opvoedgedrag. Uit correlatieonderzoek bleek binnen deze populatie geen samenhang te bestaan tussen de huidige leeftijd van de tienermoeders en hun opvoedgedrag. Echter: als er wordt gecorrigeerd voor de huidige leeftijd van het kind, blijkt er een negatieve samenhang te bestaan tussen de huidige leeftijd van de tienermoeder en problemen die zij ervaren in de opvoeder-kind relatie. De samenhang tussen de ouder-kind relatie en de huidige leeftijd van de moeder wordt dus beïnvloed door de huidige leeftijd van het kind. Het is goed voor te stellen dat de ouder-kind relatie verbetert naarmate moeder en kind beide ouder worden. Hoe ouder het kind, hoe meer ervaring de moeder heeft met opvoeden. Hoe ouder het kind, hoe meer tijd moeder en kind samen hebben gehad om een sterke ouder-kind relatie op te bouwen. De negatieve samenhang tussen problemen in de opvoeder-kind relatie en de leeftijd waarop de tienermoeders voor het eerst moeder zijn geworden, lijkt bovendien te bevestigen dat een oudere leeftijd van de tienermoeder samengaat met meer positief opvoedgedrag. Deze resultaten zijn in overeenstemming met wat gevonden werd in onderzoek van Culp et al. (1988), en Letourneau et al. (2004).

Tot slot is gekeken of bepaalde omgevingsfactoren die het risico op

tienerzwangerschap verhogen, onder deze populatie voorkomen. Het lijkt erop dat deze factoren ook bij deze populatie voor een verhoogd risico hebben gezorgd. De

omgevingsfactoren komen bij een groot deel van de tienermoeders voor, zo bleek uit de interviews. In de meeste gevallen komt tienermoederschap binnen de familie voor. Vaak noemden de tienermoeders hun eigen moeders, zussen en tantes als voorbeelden. De tienermoeders zijn opgegroeid met een lage sociaaleconomische status. De tienermoeders gaven aan dat zij het zelf niet zo zeer als een probleem zien, omdat ze er aan gewend zijn. “Wij zijn zo opgevoed, soms is er wat en soms is er niks.” Ook had een aantal tienermoeders hun basisschool niet afgemaakt omdat hun ouders het busgeld niet konden betalen. Van de deelnemers krijgt 95.2% financiële ondersteuning maar dit was in geen van de gevallen regelmatig. De meesten zijn financieel afhankelijk van hun partner of ouders. De meeste partners en ouders hadden geen vast beroep maar ‘hosselden’, dit houdt in dat ze op zoek gaan naar klusjes wanneer het geld op is. Dat de meesten geen vast beroep uitoefenen, komt

doordat ze geen opleidingen hebben. Ook bleek er sprake te zijn van discriminatie. De Marrons komen oorspronkelijk uit het binnenland en niet uit de stad. Het blijkt voor hen moeilijker te zijn om een baan te vinden in de stad.

(27)

Andere risicofactoren die voorkomen onder de doelgroep zijn: niet opgegroeid in een twee-ouder gezin (72%), ervaring met geweld en/of seksueel misbruik (38.1%) en geen seksuele voorlichting gehad (69.9%).

Samenvattend kan gesteld worden dat de kinderen van tienermoeders vaak opgroeien in een omgeving met veel negatieve omgevingsfactoren. Effectief ouderlijk opvoedgedrag is daarom extra belangrijk om een buffer te vormen tegen de negatieve omgevingsfactoren. Helaas blijkt dat tienermoeders problemen ervaren in de opvoeding. De depressieve gevoelens die veel voorkomen onder tienermoeders, hebben hier een negatief effect op. Aan de andere kant heeft sociale steun, vooral steun van de moeder van de tienermoeder, een positieve invloed op het opvoedgedrag. Omdat sociale steun samen blijkt te hangen met minder depressieve klachten, lijkt erop dat het positieve effect van sociale steun op opvoeding voor een deel verloopt via verminderde mate van depressiviteit. De leeftijd van de tienermoeder en de leeftijd van het kind lijken ook positief samen te hangen met positief opvoedgedrag.

Figuur 1. Mogelijk moderatie-effect van depressie

Beperkingen en aanbevelingen

Op basis van dit onderzoek kan niet gesteld worden of de depressiviteit onder deze tienermoeders een gevolg is van hun tienermoederschap, of dat depressiviteit juist een oorzaak is geweest van het tienermoederschap. Mogelijk zijn de depressieve gevoelens een gevolg van de rolbeperkingen, de verminderde sociale contacten en de verminderde kansen op een opleiding en baan die tienermoeders ervaren doordat zij de zorg dragen voor een kind. Aan de andere kant is het ook mogelijk dat de tienermoeders al voor hun tienerzwangerschap depressieve gevoelens ervaarden, en de verwachting hadden dat het krijgen van een kindje deze gevoelens zouden verminderen. Dit zou verder onderzoek uit moeten wijzen.

Het lijkt erop dat de risicofactoren zoals die uit eerder onderzoek gebleken zijn, ook bij de jonge Marron vrouwen een rol spelen bij het worden van een tienermoeder. Verder onderzoek is nodig om hier causale uitspraken over te doen. Door een vergelijking te maken

Depressie -

Opvoeding + Sociale steun +

(28)

tussen deze groep van Marron tienermoeders die in de stad leven, en de Marron tienermoeders die nog in de Marron dorpen leven, kan inzichtelijk worden gemaakt of deze tienermoeders tegen meer problemen aanlopen door het leven in de stad. Mogelijk is er in de dorpen meer sociale steun door een collectivistische levensstijl.

(29)

Referenties

Achenbach, T. M., Becker, A., Döpfner, M., Heiervang, E., Roessner, V., Steinhausen, H., & Rothenberger, A. (2008). Multicultural assessment of child and adolescent

psychopathology with ASEBA and SDQ instruments: Research findings, applications, and future directions. Child Psychology and Psychiatry, 49, 251-275.

DOI:10.5167/uzh-6524

Boyer, D., & Fine, D. (1992). Sexual abuse as a factor in adolescent pregnancy and child maltreatment. Family planning perspectives, 24. DOI:10.2307/2135718

Bronfenbrenner, U. (1979). The Ecology of Human Development: Experiments by Nature and Design. Cambridge, MA: Harvard University Press.

Brooks-Gunn, J., Furstenberg, F.F. (1986). The children of adolescent mothers- physical, academic, and psychological outcomes. Developmental review, 6, 224-251. DOI: 10.1016/0273-2297(86)90013-4

Butler, J. R., & Burton, L. M. (1990). Rethinking teenage childbearing: Is sexual abuse a missing link. Family Relations, 39, 73-80. DOI: 10.2307/584952

Colpin, H., Soenens, B. & L. Goossens (2007). Opvoedingsfactoren en gezinsfunctioneren. In K. Verschueren & H. Koomen (Red.), Handboek diagnostiek in de

leerlingenbegeleiding (p. 199). Antwerpen-Apeldoorn: Garant

Cooper, C., McLanahan, S., Meadows, S., & Brooks-Gunn, J. (2009). Family structure, transitions and maternal stress. Journal of Marriage and Family, 3, 558-574. DOI: 10.1111/j.1741-3737.2009.00619.x

Cororan, J. (1998). Consequences of adolescent pregnancy/parenting. Social work in health care, 27, 49-67. DOI: 10.1300/J010v27n02_03

Cox, J. E., Buman, M., Valenzuela, J., Joseph, N. P., Mitchell, A., & Woods, E. R. (2008). Depression, parenting attributes, and social support among adolescent mothers attending a teen tot program. Journal of pediatric and adolescent gynecology, 21(5), 275-281.

Culp, R. E., Appelbaum, M. I., Osofsky, J. D., & Levy, J. A. (1988). Adolescent and older mothers: Comparison between prenatal maternal variables and newborn interaction measures. Infant behavior and Development, 11, 353-362. DOI:

10.1016/0163-6383(88)90019-7

Culp, R. E., Culp, A. M., Osofsky, J. D., & Osofsky, H. J. (1991). Adolescent and older mothers’ interaction patterns with their six-month-old infants. Journal of Adolescence,

(30)

14, 195-200. DOI:10.1016/0140-1971(91)90031-L

Devito, J. (2007). Self-perceptions of parenting among adolescent mothers. The

Journal of perinatal education, 16, 16-23. DOI: 10.1624/105812407X170680

East, P. L., Matthews, K. L., & Felice, M. E. (1994). Qualities of adolescent mothers' parenting. Journal of Adolescent Health, 15(2), 163-168.

Eldering van den, L. (2006). Eldering, Cultuur en opvoeding, 4e dr.(nw. Lemniscaat Publishers.

Elster, A. B., McAnarney, E. R., & Lamb, M. E. (1983). Parental behavior of adolescent mothers. Pediatrics, 71(4), 494-503.

Falk, G., Östlund, I., Magnuson, A., Schollin, J., & Nilsson, K. (2006). Teenage mothers—a high-risk group for new unintended pregnancies. Contraception,74, 471-475.DOI:

10.1016/j.contraception.2006.07.014

Garssen, J. (2004). Tienermoeders, recente trends en mogelijke verklaringen.

Bevolkingstrends: Statistisch Kwartaalblad over de Demografie van Nederland, 52, 13-22. Verkregen van: http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/BAD03E15-5CA9-4898-B075-87DCF7E6341D/0/b150401.pdf

Garssen, J. (2007), De Nederlandse demografie in zeven tegenstellingen. Bevolkingstrends, 4e kwartaal 2007. Bevolkingstrends: Statistisch Kwartaalblad over de Demografie van Nederland, 55, 13-18. Verkregen van:

www.cbs.nl/NR/rdonlyres/3309C401-C674.../0/2007k4b15pub.pdf

Garssen, J. & C. Harmsen. (2013). Nooit eerder zo weinig tienermoeders, webmagazineCBS. Verkregen van:

http://www.cbs.nl/nlNL/menu/themas/bevolking/publicaties/artikelen/archief/2013/20 13-3883-wm.htm

Gee, C. B., & Rhodes, J. E. (2003). Adolescent mothers' relationship with their children's biological fathers: Social support, social strain and relationship continuity. Journal of Family Psychology, 17, 370

Geronimus, A. T. (2003). Damned if you do: Culture, identity, privilege, and teenage childbearing in the United States. Social science & medicine, 57(5), 881-893. DOI:

10.1016/S02779536(02)00456-2

Gershenson, H. P., Musick, J. S., Ruch-Ross, H. S., Magee, V., Rubino, K. K., & Rosenberg, D. (1989). The prevalence of coercive sexual experience among teenage

mothers. Journal of Interpersonal Violence, 4, 204-219

(31)

Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ). Verkregen van:

http://www.sdqinfo.org/

Guijarro, S., Naranjo, J., Padilla, M., Gutierez, R., Lammers, C. & Blum, R.W. (1999). Family risk factors associated with adolescent pregnancy: Study of a group of adolescent girls and their families in Ecuador. Journal of adolescent health, 25, 166-172. DOI: 10.1016/S1054-139X(99)00020-8

van IJzendoorn, M. H., Tavecchio, L. W. C., Goossens, F. A., & Vergeer, M. M. (1985). Opvoeden in geborgenheid: een kritische analyse van Bowlby's

attachmenttheorie. Van Loghum Slaterus.

Jaffee, S., Caspi, A., Moffitt, T. E., Belsky, J., & Silva, P. (2001). Why are children born to teenage mothers at risk for adverse outcomes in young adulthood? Results from a 20-year longitudinal study. Development and Psychopathology, 13, 377-397.

DOI:10.1017/S0954579401002103

Jonker, E. (2011). Eervol jong moederschap. Een studie naar de leefwereld van adolescente moeders. Journal of Social Intervention: Theory and Practice, 20, 89-94.ISSN: 1876-8830

Kenney, J. W., Reinholtz, C., & Angelini, P. J. (1997). Ethnic differences in childhood and adolescent sexual abuse and teenage pregnancy. Journal of adolescent health, 21, 3 10. DOI: 10.1016/S1054-139X(97)00035-9

Killen, M., & Wainryb, C. (2000). Independence and interdependence in diverse cultural contexts. In S. Harkness, C. Raeff & C.M. Super (Eds.), Variability in the social construction of The child.New Directions for Child and Adolescent Development, 87, 5-21

Klein, J. D. (2005). Adolescent pregnancy: current trends and issues. Pediatrics, 116, 281- 286. DOI: 10.1542/peds.2005-0999

Laurens, S., Najoe, Y., (2014). Situatieanalyse en actieplan kwetsbare jonge (marron)

vrouwen in groot-Paramaribo.Onderzoek en Adviesbureau SoSpecial in opdracht van Stg. Cocon. Opgevraagd bij Stg. Cocon.

Letourneau, R.N., Stewart, M.J. & Barnfather, A.K. (2004). Adolescent Mothers: Support Needs, Resources, and Support-Education Interventions. Journal of adolescent health, 35, 509-525. DOI: 10.1016/j.jadohealth.2004.01.00

Levine, L., Coll, C. T. G., & Oh, W. (1985). Determinants of mother-infant interaction in adolescent mothers. Pediatrics, 75(1), 23-29.

(32)

Gorcum.

Quinlivan, J. A., Tan, L. H., Steele, A., & Black, K. (2004). Impact of demographic factors, early family relationships and depressive symptomatology in teenage

pregnancy. Australian and New Zealand Journal of Psychiatry, 38, 197-203. DOI:

10.1111/j.1440-1614.2004.01336.x

Reid, V., & Meadows-Oliver, M. (2007). Postpartum depression in adolescent mothers: an integrative review of the literature. Journal of Pediatric Health Care,21(5), 289-298.

DOI:10.1016/j.pedhc.2006.05.010

Rentschler, D. D. (2003). Pregnant adolescents’ perspectives of pregnancy.MCN: The

American Journal of Maternal/Child Nursing, 28(6), 377-383.

Roosa, M. W., Tein, J. Y., Reinholtz, C., & Angelini, P. J. (1997). The relationship of

childhood sexual abuse to teenage pregnancy. Journal of Marriage and the Family 59, 119-130. DOI: 10.2307/353666

Sarri, R., & Phillips, A. (2004). Health and social services for pregnant and parenting high risk teens. Children and Youth Services Review, 26, 537-560. DOI:

10.1016/j.childyouth.2004.02.010

Saewyc, E. M., Magee, L. L., & Pettingell, S. E. (2004). Teenage pregnancy and associated risk behaviors among sexually abused adolescents.Perspectives on Sexual and

Reproductive Health, 36, 98-105. DOI: 10.1111/j.1931-2393.2004.tb00197.x

Singh, S., Darroch, J. E., Frost, J. (2001) Socio-economic disadvantage

and adolescent women’s sexual and reproductive behaviour: The case of five developed countries. Family Planning Perspectives, 33, 251–289.

Teberg, A.J., Howel, V.V. & W.A. Wingert (1983). Attachment interaction behavior between young teenage mothers and their infants. Journal of adolescent health care, 4, 61-66. DOI: 10.1016/S0197-0070(83)80232-0

Troutman, B. R., & Cutrona, C. E. (1990). Nonpsychotic postpartum depression among adolescent mothers. Journal of abnormal psychology, 99, 380-388.

DOI:10.1016/j.jadohealth.2007.05.012

United Nations Fund Population, 2013. State of world population 2013. Motherhood in childhood: Facing the challenge of adolescent pregnancy. Verkregen van:

http://www.unfpa.org/webdav/site/global/shared/swp2013/EN-SWOP2013-final.pdf Veerman, J.W., Janssen, J., Kroes, G., de Meyer, R.,Nguyen, L. & Vermulst, A. (2012).

Vragenlijst Gezinsfunctioneren volgens Ouders (VGFO) Handleiding. Verkregen van: http://praktikon.nl/media/11778/vgfo_def_7-5-2012.pdf

(33)

Vermulst, A., Kroes, G., de Meyer, R., Nguyen, L. & Veerman, J. (2012). Opvoedingsbelastingvragenlijst (OBVL) Handleiding. Verkregen van: http://praktikon.nl/media/8363/obvl_def_7-5-2012.pdf

Ward, M.J. & Carlson, E.A. (1995).Associations among Adult Attachment Representations, Maternal Sensitivity, and Infant-Mother Attachment in a Sample of Adolescent Mothers. Child development, 66, 69-79. DOI: 10.1111/j.1467-8624.1995.tb00856.x

Whitehead, E. (2001). Teenage pregnancy: on the road to social death.International journal of

nursing studies, 38, 437-446. DOI: 10.1016/S0020-7489(00)00086-9

Wood, P.L. (2012) Teenage sexuality in different cultures. Journal of pediatric and adolescent gynecology, 25, 228-232. DOI: 10.1016/j.jpag.2011.05.003

Wolff, M.S., de & M.H. van Ijzendoorn (1997). Sensitivity and attachment: A meta-analysis on parental antecedents of infant attachment. Child development, 68, 571-591. DOI: 10.2307/1132107

Zeck, W., Bjelic-Radisic, V., Haas, J., & Greimel, E. (2007). Impact of adolescent pregnancy on the future life of young mothers in terms of social, familial, and educational changes. Journal of Adolescent health, 41, 380-388. DOI:

(34)

Bijlage 1: semi-gestructureerd interview

Code deelnmer: Onderzoeker:

Demografische gegevens:

Datum interview: Opmerking:

Geboortedatum:

Sinds hoe lang bij COCON

Geboortelocatie: Land: Stad: Dorp: Wijk: Huidige woonplaats: Aantal kinderen Nu in verwachting  Nee  ja Gezondheidsklachten  Nee  ja

Etniciteit van ouders Moeder

1 Hindoestaan 2 Creool 3 Marron 4 Javaan 5 Anders: Vader 1 Hindoestaan 2 Creool 3 Marron 4 Javaan 5 Anders:

Religie vader 1 Christendom

2 Hindoeïsme 3 Islam 4 Geen 5 Anders:

Religie moeder 1 Christendom

2 Hindoeïsme 3 Islam

(35)

4 Geen 5 Anders:

Zelf religieus 1 Christendom

2 Hindoeïsme 3 Islam 4 Geen 5 Anders: Religie vader van kind 1 Christendom

2 Hindoeïsme 3 Islam 4 Geen 5 Anders:

Burgerlijke staat 1 Alleenstaand

2 Relatie met vader van kind (1e

, 2e, 3e, 4e?) 3 Relatie met andere man

4 Getrouwd 5 Anders:

Gebruik je drugs 0 Nee

1 Ja

Rook je? 0 nee

1 ja Kind gegevens 1e kind:

Geboortedatum Opmerkingen:

Geboortelocatie Land: Stad: Dorp: Wijk:

Huidige woonplaats  Paramaribo  Anders:

Geslacht  Jongen

 Meisje Leeftijd vader

(36)

1 Gepland Relatie van moeder met

vader:

0 geen contact 1 wel contact 2 vader niet bekend Relatie van vader met kind 1 Kennen elkaar niet

2 Vader ziet kind zelden 3 Vader ziet kind regelmatig 4 Vader ziet kind nooit 5 Vader is niet bekend

Abortus overwogen 1 Ja 0 Nee

Reactie van ouders 0 afwijzing 1 acceptatie

2 afwijzing + acceptatie

Opvoedsituatie 1e kind:

Hoeveel uur per dag ben je samen met je kind 1 0-4 2 4-8 3 8-12 4 12-16 5 16-20 6 20-24 Opmerkingen:

Hoeveel dagen/nachten in de week ben je bij je kind Dagen 1 2 3 4 5 6 7 Nachten 1 2 3 4 5 6 7 Hoeveel dagen/nachten in de week is de vader

bij zijn kind

Dagen 0 1 2 Nachten 0 1 2

(37)

3 4 5 6 7 3 4 5 6 7 Wie geeft je kind overdag eten

Wie geeft je kind ‘s nachts eten

1 Moeder 2 Vader 3 Oma 4 Verzorger 1 Moeder 2 Vader 3 Oma 4 Verzorger

Wie verschoont je kind 1 Moeder

2 Vader 3 Oma 4 Verzorger In geval van afwezigheid overdag of ‘s nachts,

wie zorgt er dan voor je kind?

1 Moeder van moeder 2 Vader van moeder 3 Neven/nichten 4 Vader zelf 5 Familie van vader 6 nvt

Hoe ervaar je het zorgen voor je kind

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ter hoogte van het plangebied binnen het domein van het OPZ Rekem werden geen relevante archeologische bodemsporen aangetroffen.. 4.2 Beantwoording onderzoeksvragen

(A) Micrograph of a pure population of epithelial PDAC cells, as obtained via contrast phase light microscopy (Original magnification 20×, scale bar = 50 μm).. (B) Micrographs of

De hoofdvraag van dit onder- zoek is: door welke relaties binnen het bedrijf laten werknemers zich het meest leiden in hun keuze om wel of niet te gaan

An expansionary monetary policy may result in increased wages and lower unemployment, increasing inequality on the lower end of the distribution, as transfer income does not tend

Scholars such as David Commins show a different approach when studying Islam in the region. Through studying the specific branch of Islam in Saudi Arabia he displays Islam

The empirical research has shown that there are insufficient financial capabilities to meet the demand for infrastructure projects in the existing

laughter and audible breath sounds, which could play a role in dialogue. Our aim in this paper is to shed some light on the variability of NVVs. The descriptive aims of study

Uit longitudinaal onderzoek blijkt dat adolescenten die weinig psychologische controle door vaders en moeders rapporteren op het eerste meetmoment, twee jaar later minder depressieve