• No results found

Hoe kan God mijn herder zijn? : de invloed van mortality salience en controlegebrek op het beeld van God

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hoe kan God mijn herder zijn? : de invloed van mortality salience en controlegebrek op het beeld van God"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Hoe kan God mijn herder zijn?

De Invloed van Mortality Salience en Controlegebrek op het Beeld van God.

Masterthese sociale psychologie

Naam: Rick Lucas

Studentnummer: 5960789

Begeleider: Frenk van Harreveld

(2)

2 Inhoudsopgave Abstract...3 Inleiding ... 4 Controlegebrek ... 4 Mortality Salience ... 6 Godsbeelden ... 8 Methode ... 8 Resultaten...12 Discussie...15 Literatuurlijst...18 Bijlage ... 20

(3)

3

Abstract:

De invloed van de vormen van onzekerheid mortality salience en controlegebrek op het beeld van God werd onderzocht bij 77 gelovigen. De deelnemers werden over vier condities verdeeld, weinig en veel controle, en wel of geen mortality salience. Vervolgens werd het beeld van God gemeten aan de hand van de God Image Inventory. Lage controle verschilde niet van hoge controle in het beeld dat zij van God genereerden. Wel bleek er een verband tussen ervaren controle en God zien als controlerend. Mortality salience leidde wel tot een verschillend beeld van God vergeleken met geen mortality salience. Uit de resultaten bleek dat verschillende onzekerheden leiden tot verschillende beelden van God.

(4)

4

Inleiding

In de huidige samenleving hebben mensen om te gaan met allerlei risico’s, bijvoorbeeld in relatie tot de economische crisis, klimaatverandering en terrorisme. Dergelijke risico’s kunnen leiden tot verschillende vormen van psychologische onzekerheid. Twee voorbeelden hiervan zijn het ervaren van een gebrek aan controle en het denken aan de eigen sterfelijkheid. Het nadenken over het mogelijk werkloos raken als gevolg van een reorganisatie kan bijvoorbeeld leiden tot het ervaren van een gebrek aan controle. Een terroristische dreiging kan leiden tot het nadenken over de eigen sterfelijkheid, wat, net als controlegebrek, als onprettig wordt ervaren. Deze onprettige gevoelens van onzekerheid wekken bij de mens aversieve arousal op die het liefst zo snel mogelijk wordt opgelost (Proulx, Inzlicht & Harmon-Jones, 2012).

Een manier om om te gaan met onzekerheid is door te compenseren. Als wij zelf

bijvoorbeeld geen controle ervaren over een situatie kunnen wij hiervoor compenseren met het idee dat iets of iemand de zaak wél onder controle heeft (Kay, Gaucher, McGregor & Nash, 2010). Bij denken aan de eigen sterfelijkheid compenseert men op een andere manier, namelijk door een soort symbolische onsterfelijkheid te bereiken via de cultuur waartoe men behoort. Mensen stellen zichzelf, na het denken aan de eigen sterfelijkheid, gerust door te bedenken dat zij goed binnen hun cultuur passen en middels hun cultuur verder kunnen leven na de dood (Cohen, Pierce, Chambers, Maede, Gorvine & Koenig, 2005). Een vaak gebruikte manier om te

compenseren voor beide vormen van onzekerheid (controlegebrek en sterfelijkheid) is het geloof in God. Bij controlegebrek kan God de functie vervullen van een systeem dat de zaak onder controle heeft (Kay, Gaucher, Napier, Callan & Laurin, 2008). Bij denken aan de eigen

(5)

5

Hansen, 2006). Zo heeft religie dus verschillende functies in het licht van verschillende soorten onzekerheid. Dat God verschillende functies heeft in het licht van verschillende dreigingen zou ook gereflecteerd moeten worden in verschillende beelden van God die ontstaan als gevolg van de twee verschillende vormen van onzekerheid. Het huidige onderzoek gaat na of twee veel onderzochte vormen van onzekerheid, denken aan de eigen sterfelijkheid en controlegebrek, leiden tot verschillende Godsbeelden. Hierna zullen eerst de hier onderzochte dreigingen controlegebrek en denken aan de eigen sterfelijkheid en hun effecten op het beeld van God verder worden uitgewerkt.

Controlegebrek

Een primaire behoefte van de mens is om controle te ervaren over het leven. Een laag gevoel van controle wekt aversieve arousal op (Kay et al., 2010) en uit onderzoek van Rodin en Langer (1977) bleek dat ouderen die in een verpleeghuis wonen langer en gezonder leven

wanneer zij controle ervoeren, vergeleken met ouderen die weinig controle ervoeren. Een gebrek aan controle is dus onprettig en ongezond en kan ertoe leiden dat men gaat compenseren. Het compensatory control model (CCM) van Kay et al. (2008) stelt dat men bij een gebrek aan controle gaat geloven in iets of iemand die wél de controle heeft. Als het zo is dat men zelf geen controle heeft is het in ieder geval geruststellend dat iets of iemand de boel wél onder controle heeft. Een voorbeeld van een systeem dat secundaire controle biedt is de overheid, maar ook religie kan als secundaire bron van controle worden gebruikt. Wanneer de perceptie van

persoonlijke controle laag is kan men vertrouwen op een externe bron van controle, dit biedt het geruststellende gevoel dat dingen onder controle zijn en vermindert de onzekerheid van leven in een wereld vol willekeur en chaos.

Uit recent onderzoek van Kay et al. (2010) is gebleken dat de onderliggende behoefte om de wereld als een ordelijke plek te zien ten grondslag ligt aan deze compensatie. Ook onderzoek

(6)

6

van Whitson en Galinsky (2008) ondersteunt dit idee. In dit onderzoek leidde controleverlies bij deelnemers ertoe dat zij, vaker dan deelnemers met een hoog gevoel van controle, objecten dachten te zien in ruis. Kennelijk leidt een gebrek aan controle ertoe dat mensen patronen waarnemen die er eigenlijk niet zijn, om zo structuur aan te brengen in hun wereld. Uit een ander experiment van Kay et al. (2008) bleek dat een laag gevoel van persoonlijke controle een

bedreiging vormde bij deelnemers voor hun overkoepelende gevoel van orde en structuur en dat zij daardoor meer gingen geloven in een controlerende God, om zo een gevoel van orde in hun wereld te scheppen. Deze deelnemers compenseerden hun gevoel van lage controle dus met het geloven in een extern systeem dat orde in de chaotische wereld schept, in dit geval een

controlerende God. In dit onderzoek werd ook gekeken naar het beeld van een creërende God die de aarde geschapen heeft maar daarna geen invloed meer uitoefent. Het geloof in een

creërende God werd niet groter wanneer deelnemers een gebrek aan controle ervoeren. Het lijkt er dus op dat het niet zo is dat controlegebrek per se leidt tot geloof in God, maar alleen als deze God controlerend is en daardoor de gezochte orde en structuur biedt. Onderzoek van Rutjens, van der Pligt en van Harreveld (2010) versterkt het idee dat controlegebrek leidt tot de behoefte aan orde en structuur. Zij toonden aan dat gebrek aan controle leidde tot een voorkeur voor theorieën over het leven die willekeur verminderen, zoals de evolutie-theorie als voorspelbaar en orderlijk proces of God als intelligente ontwerper.

Mortality Salience

Bij denken aan de eigen sterfelijkheid vervult religie een andere functie dan bij gebrek aan controle. Binnen de terror management theory (TMT; Pyszczynski, Greenberg & Solomon, 1999) wordt het bewustzijn van de eigen dood “mortality salience” genoemd. Mortality salience (MS) leidt (evenals controlegebrek) tot aversieve arousal die men wil reduceren (Rosenblatt, Greenberg, Solomon, Pyszczynski & Lyon, 1989). Een manier om deze arousal te verminderen is door de

(7)

7

band met de in-group, bijvoorbeeld de eigen cultuur, te versterken. Dit dient als een betekenisvol afweersysteem tegen existentiële angst. Volgens de TMT kunnen culturen symbolische

onsterfelijkheid bieden. Volgens de TMT zijn culturen symbolische systemen die het leven van betekenis en waarde kunnen voorzien, denk hierbij aan nationale identiteit, religie, en geloof in het hiernamaals. Men krijgt, door zich te identificeren met zijn of haar cultuur, het idee dat zij kunnen voortleven na het overlijden. Culturen zullen immers veel langer voortbestaan dan het individu zelf. Door een exemplarisch lid te zijn van de eigen cultuur krijgt men het gevoel dat men bijdraagt aan iets dat betekenisvol is (Pyszczynski et al., 1999).

Verschillende studies wijzen erop dat denken aan de eigen sterfelijkheid religieuze overtuigingen doet toenemen (Norenzayan & Hansen, 2006; Vail, Arndt & Abdollahi, 2012). Mensen die zich bewust zijn van hun eigen sterfelijkheid ontlenen aan het geloof in God een groter gevoel van subjectieve veiligheid, kracht, betekenis, en zelfs een gevoel van onsterfelijkheid (Jonas & Fischer, 2006, Norenzayan & Hansen, 2006). Mensen kunnen zich binnen een religie veilig voelen omdat zij in de veronderstelling zijn dat ze in een bepaalde vorm door kunnen leven nadat zij zijn overleden. In tijden van existentiële angst, zoals het bewustzijn van de eigen

sterfelijkheid, kan religie dus als een beschermende structuur dienen door deze angst te verminderen (Norenzayan & Hansen, 2006).

Religie vervult bij de onzekerheden controlegebrek en denken aan de eigen sterfelijkheid dus verschillende functies. Binnen het CCM biedt God orde en structuur in de wereld door als een extern systeem van controle op te treden. Binnen de TMT dient God de functie betekenis te geven, ook biedt het mensen zelfs een gevoel van onsterfelijkheid. Dit suggereert dat deze verschillende onzekerheden verschillende beelden van God zouden kunnen genereren. Bij mortality salience vooral het beeld van God als zingever en bij controlegebrek het beeld van God als schepper van orde. Het doel van dit onderzoek is toetsen of de behandelde onzekerheden inderdaad verschillende beelden van God genereren.

(8)

8

Godsbeelden

In de literatuur over religie worden veel verschillende beelden van God onderscheiden die mensen erop na kunnen houden. Zo maken Shariff en Norenzayan (2011) het onderscheid tussen een liefhebbende en een straffende God. Door anderen wordt het beeld van God onderverdeeld in aan de ene kant een rechtvaardige God, en aan de andere kant een oneerlijke God (Pargament, Ensing, Falgout, Olsen, Reilly, van Haitsma & Warren, 1990). Een voor de huidige studie

belangrijk onderscheid tussen verschillende beelden van God wordt gemaakt door Lawrence (1997), die een onderscheid maakt tussen God als ordeschepper God als zingever. De God Image Inventory (GII) van Lawrence (1997) maakt als het gaat om het beeld van God een onderscheid tussen de dimensies: ‘toebehoren’, ‘goedaardigheid’ en ‘controle’. Elk van deze dimensies bevat weer twee meetbare subdimensies van het beeld van God. Bij toebehoren zijn dit aanwezigheid en uitdaging. De goedaardigheid dimensie is ook verdeeld in twee subdimensies: acceptatie en medeleven. Dan is er nog de controle dimensie met de subdimensies invloed en

vooruitziendheid. De verwachting is dat deelnemers met controlegebrek hoger scoren op de vooruitziendheid en aanwezigheid dimensies vergeleken met deelnemers met hoge controle, omdat deze dimensies een vorm van compensatoire controle bieden. Deelnemers die een gebrek aan controle ervaren zullen een God die aanwezig is en controlerende eigenschappen heeft als extern systeem willen inzetten om zo orde in hun leven te kunnen scheppen.

Deelnemers met mortality salience zullen naar verwachting hoger scoren op de invloed, acceptatie, en medeleven dimensies vergeleken met deelnemers buiten de mortality salience conditie. Bij denken aan de eigen sterfelijkheid wordt naar symbolische onsterfelijkheid gezocht, de verwachting is dat een medelevende God, die de mens accepteert zoals hij is, en zijn of haar

(9)

9

gebeden beantwoordt, hier steun kan bieden. Acceptatie van God kan voor mensen zingeving bieden door de cultuur, deze dimensie behandelt de vraag “Ben ik goed genoeg voor God om mij lief te hebben?”. Verder zal een God met medeleven ook zingeving bieden door middel van de cultuur te bevestigen, de centrale vraag bij deze dimensie is “Is God het soort persoon dat mij lief wil hebben?”. Men zal steun halen uit het feit dat zij voor God een goed persoon willen zijn. De dimensie invloed heeft betrekking op de vraag hoeveel controle men over God heeft. Ook hier kan God zingeving bieden, wanneer men namelijk invloed kan uitoefenen op God kan een gevoel van zingeving ontstaan waarbij men God op de juiste manier moet benaderen om zo zelf een krachtiger persoon te worden.

Methode Deelnemers en Design

Voor dit onderzoek naar het beeld van God waren deelnemers nodig die ook

daadwerkelijk in een God geloven. Deze data werd verkregen door een vragenlijst te maken in het programma Qualtrics. Op verschillende religieuze fora en Facebook-pagina’s zijn posts gemaakt met de vraag om deel te nemen aan een onderzoek naar het beeld van God. Er werd leden van het betreffende online medium verteld dat de gegevens volledig anoniem verwerkt werden. Als beloning voor deelname aan het onderzoek maakten de deelnemers kans op een Bol.com waardebon ter waarde van 50€. Daarnaast zijn voor de werving van deelnemers verschillende religieuze organisaties via de e-mail, of in de praktijk benaderd, zoals kerkgemeenschappen, religieuze middelbare scholen, religieuze studentenverenigingen en pastoors. In totaal zijn 263 mensen begonnen aan het onderzoek en daarvan hebben 77

deelnemers het onderzoek afgemaakt waarvan 42 mannen en 35 vrouwen. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers was 54,27 (SD=17,52) jaar met een minimum van 15 en een maximum van 79.Onder de deelnemers waren 72 Nederlanders en vijf Belgen. 50 deelnemers waren protestant, vijf katholiek, een moslim, een boeddhist, en 20 hingen een andere religie aan. Deelnemers

(10)

10

werden door Qualtrics willekeurig toegewezen aan een van de vier condities: van de 77 deelnemers zaten er 19 in de weinig controle conditie, 12 in de veel controle conditie, 20 in de mortality salience conditie en 26 in de controleconditie van mortality salience.

Materialen

Controle manipulatie. Deelnemers in de weinig controle conditie werd gevraagd een situatie in

herinnering te roepen uit de laatste maanden of jaren waar zij absoluut geen controle over hadden. Deelnemers in de veel controle conditie werd gevraagd een situatie te herinneren waarin zij de veel controle hadden over de situatie. Vervolgens werd in beide gevallen gevraagd aan de deelnemers of zij deze situatie wilden beschrijven in 50-100 woorden op basis van hoe zij zich toen voelden en wat er was gebeurd. Deze zelfde controle manipulatie werd eerder gebruikt in het onderzoek van Kay et al. (2008). De manipulatiecheck bestond uit de vragen “Hoe veel controle had u in deze situatie?”, “Hoe vervelend vond u de situatie op dat moment?”, “Bent u de acteur in, of de regisseur van uw eigen leven?”, en “In hoeverre heeft u controle over wat er gebeurt in uw leven”. Antwoorden op deze vragen konden variëren van 0 (helemaal niet) tot 100 (helemaal wel). De vragen “Hoe vervelend vond u de situatie op dat moment?” en “Hoe veel controle had u in deze situatie?” bleken de betrouwbaarheid van de schalen niet ten goede te komen. Deze vragen zijn verwijderd met als gevolg een Cronbach’s alpha van .99 in de weinig controle conditie en .82 in de veel controle conditie.

Mortality salience manipulatie. Deelnemers in de mortality salience conditie werd gevraagd na

te denken over de eigen sterfelijkheid aan de hand van twee open vragen (Rosenblatt, Greenberg, Solomon, Pyszczynski & Lyon, 1989): “Wil je, zo kort mogelijk, de emoties beschrijven die bij je opkomen wanneer je denkt aan je eigen dood?”, en “Wil je, zo specifiek mogelijk, opschrijven wat je denkt dat er fysiek met je gebeurt wanneer jij doodgaat en wanneer je eenmaal fysiek dood bent?”. In de controle conditie werd deelnemers gevraagd : “Wil je, zo goed mogelijk, de emoties beschrijven die bij je opkomen wanneer je denkt aan een pijnlijke tandartsbehandeling?” en “Wil

(11)

11

je, zo specifiek mogelijk, opschrijven wat je denkt dat er fysiek met je gebeurt wanneer je

behandeld wordt door de tandarts?”. De deelnemers in deze conditie werd dus gevraagd om na te denken over een tandartsbezoek in plaats van de eigen dood. Dit is de standaard methode voor onderzoek naar mortality salience (Norenzayan & Hansen, 2006, Vail, et al., 2012).

De manipulatiecheck van mortality salience had de vorm van een woordtaak. In deze taak was het de bedoeling dat de deelnemers met behulp van slechts één letter een bestaand Nederlands woord maakten van bepaalde woordfragmenten. Bij deze taak wordt de

toegankelijkheid van doodsgedachten gemeten, dit is de standaard manipulatiecheck in

onderzoek naar mortality salience (Norenzayan & Hansen, 2006, Vail, et al., 2012). Binnen deze woordfragmenten bevinden zich 5 neutrale woorden en 11 potentiële doodswoorden. De woorden kunnen op verschillende manieren worden afgemaakt. Deelnemers dienen in te vullen wat het eerste bij hen opkomt. De toegankelijkheid van doodgedachten wordt

geoperationaliseerd aan de hand van hoeveel woorden als doodswoorden worden afgemaakt. Bijvoorbeeld ster... kan worden afgemaakt als sterk of sterf, en doo... kan worden afgemaakt als dood of door.

Beeld van God. Om het beeld van God te meten werd de God Image Inventory (GII) van

Lawrence (1997) gebruikt. Deze vragenlijst is vertaald naar het Nederlands. De GII is een vragenlijst met 72 items die aan de hand van 3 dimensies, elk bestaande uit 2 subdimensies, het beeld van God meten. Deze dimensies met bijbehorende subdimensies zijn: Toebehoren, met de subschalen aanwezigheid en uitdaging, de Cronbach’s alpha voor deze schalen was respectievelijk .89 en .78. Goedaardigheid met de subschalen acceptatie en medelevendheid, met een Cronbach’s alpha van respectievelijk .86 en .82. Als laatst de dimensie Controle met de subschalen invloed en vooruitziendheid, met een Cronbach’s alpha van respectievelijk .85 en .82. Elke subdimensie bestaat uit 12 vragen die te scoren zijn van 0 (helemaal mee oneens) tot 100 (helemaal mee eens). Voorbeeldvragen zijn: “Als ik de regels van God gehoorzaam, zorgt hij dat mij goede dingen

(12)

12

overkomen.” voor de invloed dimensie, “Ik stel mij God voor als redelijk formeel, bijna

afstandelijk.” voor de medelevendheid dimensie, “Soms ben ik bang dat God niet meer van mij houdt.” voor de acceptatie dimensie, “De stem van God vertelt mij wat ik moet doen.” voor de vooruitziendheid dimensie, “God daagt mij nooit uit.” voor de uitdaging dimensie en “Ik kan tegen God praten op een persoonlijke manier.” voor de aanwezigheid dimensie. Zie de bijlage voor de complete Nederlandstalige God Image Inventory met de bijbehorende dimensies en eventuele omgescoorde items (R).

Demografische gegevens. Nadat deelnemers de GII hadden ingevuld werd hen gevraagd hun

geslacht, geboortejaar, en nationaliteit in te vullen. Ook werden er drie vragen over de religieuze achtergrond gesteld: “Beschouwt u uzelf als religieus?” waarop ja of nee kon worden

beantwoord en de vraag “Gelooft u in God of een hogere macht?” kon worden gescoord van 0 tot 100 waarbij 0 staat voor helemaal niet en 100 voor helemaal wel. Tot slot werd hen gevraagd in te vullen tot welke religie zij zichzelf rekenden. De keuzemogelijkheden waren: geen, katholiek, protestant, islam, hindoeïsme, boeddhisme, jodendom, natuurreligie of anders. Aan het einde van de vragenlijst konden de deelnemers hun e-mail adres invullen om kans te maken op de Bol.com waardebon t.w.v 50€.

Procedure

Allereerst werd aan alle deelnemers het informed consent aangeboden waar zij mee in moesten stemmen om te kunnen deelnemen aan het onderzoek. Deelnemers in de veel/weinig controle condities beschreven vervolgens een situatie waarin zij veel/weinig controle ervoeren. Nadat de deelnemers de situatie hadden beschreven waarin zij veel/weinig controle ervoeren werd hen gevraagd de manipulatie check van controle in te vullen. Vervolgens werd hen gevraagd de GII in te vullen, gevolgd door de demografische gegevens. Deelnemers in de wel/geen mortality salience condities werd allereerst de mortality/tandarts manipulatie aangeboden.

(13)

13

Vervolgens vulden zij de manipulatie check van mortality salience in. Gevolgd door de GII en demografische gegevens.

Resultaten Controle

Om te toetsen of de manipulatie van controle is geslaagd, is een independent samples t-test uitgevoerd om de score op de vier controle manipulatiecheck vragen tussen de weinig- en veel controle condities te vergelijken. De vragen zijn apart getoetst omdat zij niet sterk met elkaar samenhangen. Op de vraag “Hoe veel controle had u op dat moment?” scoorde de weinig

controle conditie (M=16,3, SD=23,4) significant lager dan de veel controle conditie (M=75,7,

SD=22,3), t(29)=-7,01, p=<.001. Voor de vraag “Hoe vervelend vond u de situatie op dat

moment?” werd geen significant verschil gevonden, t(29)=-0,58, p=.567. Dit gold ook voor “Bent u de acteur in, of de regisseur van uw eigen leven?”, t(29)=-1,38, p=.178, en voor de vraag “In hoeverre heeft u controle over wat er gebeurt in uw leven?”, t(29)=-0,53, p=.603. Uit deze resultaten blijkt dat de manipulatie van controle niet geslaagd is, er was geen significant verschil op alle vier de vragen tussen de condities.

Om te testen of deelnemers met een laag gevoel van controle hoger scoren op de dimensies vooruitziendheid en aanwezigheid van de GII dan deelnemers met een hoog gevoel van controle is een independent samples t-test uitgevoerd. Uit de analyse kwam geen significant verschil naar voren tussen de weinig- en veel controle condities op zowel de vooruitziendheid dimensie, t(29)=0,54, p=.590, als de aanwezighieid dimensie, t(29)=0,21, p=.834. Exploratief is naar een verschil op de overige dimensies gekeken, hier werd ook geen significant verschil gevonden tussen de weinig- en veel controle condities. Mensen met weinig en veel ervaring van

(14)

14

controle verschillen niet in het Godsbeeld dat zij genereren. Een verklaring hiervoor zou

natuurlijk kunnen zijn dat deze manipulatie niet geslaagd was, zeker omdat er ook weinig effecten op de manipulatiechecks waren. Daarom is er ook gekeken naar het verband tussen ervaren controle (zoals vastgesteld met deze manipulatiechecks) en de score op de GII. Hieruit kwam naar voren dat de vraag “Bent u de acteur in, of de regisseur van uw eigen leven?” negatief correleerde met de dimensie vooruitziendheid, r(29)=-.47, p=.008 De vraag “In hoeverre heeft u controle over wat er gebeurt in uw leven?” correleerde negatief met de dimensies aanwezigheid,

r(29)=-.36, p=.045, en vooruitziendheid, r(29)=-.53, p=.002. In overeenstemming met de

verwachtingen zagen deelnemers met een laag gevoel van controle God als aanwezig en met controlerende eigenschappen. God werd als extern systeem van controle ingezet om het gevoel van controlegebrek te compenseren.

Voor beide condities werd de gemiddelde score en bijbehorende standaarddeviaties

berekend op de zes subdimensies van de God Image Inventory, zie Tabel 1.

Tabel 1.

Gemiddelden en Standaarddeviaties op de Subdimensies van de God Image Inventory voor de verschillende condities.

Conditie Invloed Medelevendheid Acceptatie Aanwezigheid Vooruitziendheid Uitdaging

Weinig controle M SD 46,2 22 60,5 19,6 61,7 25,1 62,4 22,1 22,3 49 18,9 57 Veel controle M SD 44,8 24,5 69,1 28,3 62,2 31,9 60,5 28,8 44,4 23,1 17,6 50 Mortality Salience

(15)

15

Uit een independent samples t-test blijkt dat deelnemers in de mortality salience conditie significant meer woorden afmaakten als doodswoorden (M=3,45, SD=1,57) dan deelnemers in de controleconditie (M=2,50, SD=1,30), t(44)=2,240, p=.030. De manipulatie van mortality salience bleek geslaagd.

Om te testen of deelnemers in de mortality salience conditie hoger scoren op de dimensies acceptatie, medelevendheid, en invloed van de GII dan deelnemers in de controle conditie is een independent samples t-test uitgevoerd. Het effect van mortality salience neigt naar significantie op de dimensie invloed, t(44)=1,981, p=0.054, en acceptatie, t(44)=1,917, p=0.062. De score op deze twee dimensies was hoger in de mortality salience conditie dan in de controle conditie. Op de dimensie medelevendheid is geen significant verschil gevonden.

Exploratief is gekeken naar een verschil op de overige dimensies tussen de mortality salience en controle conditie. Hieruit bleek een significant verschil op de dimensie

vooruitziendheid, t(44)=2,225, p=.031, de score op deze dimensie was hoger in de mortality salience conditie dan in de controle conditie. Op de overige dimensies werd geen significant verschil gevonden. Voor beide condities werd de gemiddelde score en bijbehorende

standaarddeviaties berekend op de zes subdimensies van de God Image Inventory, zie Tabel 2.

Tabel 2.

Gemiddelden en Standaarddeviaties op de Subdimensies van de God Image Inventory voor de verschillende condities.

Conditie Invloed Medelevendheid Acceptatie Aanwezigheid Vooruitziendheid Uitdaging

Mortality Salience

M

(16)

16 Mortality Salience controle M SD 47,5 20,5 64,7 26,6 62,8 24,6 62,3 26,7 46,2 20,1 53,8 23,2 Discussie

In dit onderzoek werd gekeken of de vormen van onzekerheid denken aan de eigen sterfelijkheid en controlegebrek leiden tot verschillende Godsbeelden. Allereerst werd gekeken of het ervaren van controlegebrek leidde tot een beeld van God als controlerend. De verwachting was dat men God als controlerend ziet na het ervaren van controlegebrek met als doel God in te zetten als extern systeem van controle dat orde schept in de chaotische wereld. Controlegebrek genereerde tegen de verwachting in geen beeld van God als vooruitziend en aanwezig. Hieruit blijkt dat mensen met een gebrek aan controle God niet inzetten als controlerend extern systeem dat orde in de wereld kan scheppen. Er werd geen compensatoire controle ontleend door het geloven in een God met controlerende eigenschappen. Exploratief is gekeken naar de correlatie tussen de manipulatiecheck vragen van controle. Hieruit blijkt dat er wel een verband bestaat tussen een laag gevoel van controle en het beeld van God als controlerend. Tussen de condities is dus geen significant verschil gevonden, maar er bestaat wel een negatief verband tussen ervaren controle en het beeld van God als controlerend. Dit resultaat zou verklaard kunnen worden door het feit dat de manipulatie van controle niet volledig geslaagd is, waardoor de condities niet verschilden in de mate van ervaren controle. Een mogelijke verklaring voor het niet slagen van de manipulatie van controle zou kunnen liggen in het feit dat gelovige mensen helemaal geen

(17)

17

kunnen zijn dat zij een gebrek aan controle helemaal niet kennen, omdat zij denken dat God toch wel de controle heeft.

Ten tweede werd onderzocht of denken aan de eigen sterfelijkheid leidt tot het beeld van God als invloedrijk, accepterend en medelevend. Naar verwachting blijkt dat mensen die denken aan de eigen sterfelijkheid God zien als accepterend. Wanneer men aan de eigen dood denkt is het goed voor te stellen dat er een beeld van God wordt opgeroepen als accepterend. Een accepterende God houdt namelijk onvoorwaardelijk van de mens en zal niet snel een oordeel hebben. Wanneer je onzeker bent over de eigen dood kan het een geruststellende gedachte zijn dat er iemand is die van je houdt, ongeacht wie je bent of wat je doet. Op deze manier kan een soort symbolische onsterfelijkheid worden bereikt, je leeft voort in de gedachte dat er altijd iemand is die van jou houdt. Mortality salience leidt er ook toe dat je denkt invloed uit te kunnen oefenen op God. Door te bidden in tijden van onzekerheid kan je het idee krijgen dat je invloed op God uit kunnen oefenen. Angst voor de dood kan worden opgelost door God om hulp te vragen in gebeden en zo zingeving aan het leven te geven. God om hulp vragen kan als heilzaam worden beschouwd en heeft als doel de eigen sterfelijkheid te overstijgen. Mortality salience leidde niet tot het zien van God als medelevend. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat religieuze mensen God altijd als medelevend zien. God wordt vaak beschreven als de belichaming van goedheid en liefde, hierdoor zal het meerendeel van de religieuze mensen God zien als medelevend en goedaardig en is er geen verschil te ontdekken. Mortality salience leidde in dit onderzoek ook tot een beeld van God als vooruitziend. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat mensen met existentiële angst baat hebben bij een God die veel controle uitoefent op de wereld. Deze God heeft immers de macht om invloed uit te oefenen op de wereld en om te beslissen over het hiernamaals, op deze manier kan God een vorm van symbolische

(18)

18

Er bleek in dit onderzoek tegen de verwachting in geen verschil tussen de weinig- en veel controle condities op verschillende Godsbeelden. Dit zou verklaard kunnen worden door het feit dat de manipulatie van controle niet geslaagd is. Daarnaast zijn de gevonden effecten niet

allemaal zuiver significant, hoewel er wel een duidelijke trend te ontdekken is. Dit zou verklaard kunnen worden door het feit dat de deelnemers ongelijk zijn verdeeld over de condities waardoor de resultaten vertekend kunnen zijn. Daarnaast heeft niet het gewenste aantal deelnemers

meegedaan aan het onderzoek. Deelnemers aan de online-vragenlijst bleken snel af te haken na het zien van de 72 items lange GII. In vervolgonderzoek is het daarom noodzakelijk om de GII in te korten door bijvoorbeeld van elke subdimensie vier vragen weg te laten om zo de motivatie van de deelnemers om de vragenlijst af te maken te verhogen.

Al met al blijkt dat de vormen van onzekerheid controlegebrek en mortality salience verschillende Godsbeelden oproepen. Bij controlegebrek zoekt men naar een extern systeem van orde en structuur in een chaotische wereld. Er bleek een verband te bestaan tussen de ervaren controle en het beeld van God als vooruitziend. Bij mortality salience werd God ook als vooruitziend gezien, maar daarnaast werd ook een beeld gegenereerd van een God die de mens accepteert zoals hij is, en een beeld van God als iets of iemand waar men invloed op kan

uitoefenen. Hieruit blijkt dat de mens niet op dezelfde manier met deze vormen van onzekerheid omgaat. Controlegebrek en mortality salience zijn aparte vormen van onzekerheid die een

(19)

19

Literatuurlijst

Cohen, A.B., Pierce, J.D., Chambers, J., Meade, R., Gorvine, B.J., & Koenig H.G. (2005) Intrinsic

and extrinsic religiosity, belief in the afterlife, death anxiety, and life satisfaction in young

C Catholics and Protestants. Journal of Research in Personality, 39, 307-324.

Jonas, E., & Fischer, P. (2006). Terror management and religion—Evidence that intrinsic religiousness mitigates worldview defense following mortality salience. Journal of Personality a and Social Psychology, 1, 553-567.

Kay, A. C., Gaucher, D., Napier, J. L., Callan, M. J., & Laurin, K. (2008). God and the government: Testing a compensatory control mechanism for the support of external

s systems. Journal of Personality and Social Psychology, 95, 18–35.

Kay, A. C., Gaucher, D., McGregor, I., & Nash, K. (2010). Religious Belief as Compensatory Control. Personality and Social Psychology Review, 14, 37 –48.

(20)

20

Lawrence, R. T. (1997). Measuring the Image of God: the God Image Inventory and the God Image Scales. Journal of Psychology and Theology, 25, 214-226.

Norenzayan, A., & Hansen, I. G. (2006). Belief in supernatural agents in the face of death.

Personality and Social Psychology Bulletin, 32, 174–187.

Pargament, K.I., Ensing, D.S., Falgout, K., Olsen, H., Reill,y B., Van Haitsma, K., & Warren, R. (1990) God help me: Religious coping efforts as predictors of the outcomes to significant negative life events. American Journal of Community Psychology, 18, 793–823.

Proulx, T., Inzlicht, M., & Harmon-Jones, E. (2012). Understanding all inconsistency compensation asa palliative response to violated expectations. Trends in Cognitive

Sciences, 16, 285-291.

Pyszczynski, T., Greenberg, J., & Solomon, S. (1999). A dual-process model of defense against conscious and unconscious death-related thoughts: An extension of terror management theory. Psychological Review, 106, 835–845.

Rodin, J., & Langer, E. J. (1977). Long-term effects of a control-relevant intervention with

the institutionalized aged. Journal of Personality and Social Psychology, 35, 897-902

Rosenblatt, A., Greenberg, J., Solomon, S., Pyszczynski, T., & Lyon, D. (1989). Evidence for terror management theory: I. The effects of mortality salience on reactions to those who violate or uphold cultural values. Journal of Personality and Social Psychology, 57, 681–690.

(21)

21

Rutjens, B.T., van der Pligt, J., & van Harreveld, F. (2010). Deus or Darwin: Randomness and belief in theories about the origin of life. Journal of Experimental Social Psychology, 46, 1078– 1080

Shariff, A. F., & Norenzayan, A. (2011) Mean Gods Make Good People: Different Views of God Predict Cheating Behavior, International Journal for the Psychology of Religion, 21:2, 85-96.

Shepherd, S., Kay, A. C., Landau, M. J., & Keefer, L. A. (2011). Evidence for the specificity of control motivations in worldview defense: Distinguishing compensatory control from uncertainty management and terror management processes. Journal of Experimental Social

Psychology, 47(5), 949-958.

Vail, K. E., Rothschild, Z.K., Weise, D.R., Solomon, S., Pyszczynski, T., & Greenberg, J.(2010). A Terror Management Analysis of the Psychological Functions of Religion. Personality and

Social Psychology Review, 14, 84 –94.

Whitson, J.A., & Galinsky, A.D. (2008). Lacking control increases illusory pattern perception.

Science, 322, 115-117.

Bijlage

Vertaalde God Image Inventory met bijbehorende dimensies en omgescoorde items (R):

1-INFL Als ik de regels van God gehoorzaam, zorgt Hij dat mij goede dingen overkomen. 2-BENE Ik stel mij God voor als redelijk formeel, bijna afstandelijk. R

3-ACCE Soms ben ik bang dat God niet meer van mij houdt. R 4- INFL God om hulp vragen helpt mij meestal niet. R

(22)

22

6- PRES God antwoordt niet als ik hem roep. R

7- ACCE Ik weet dat ik niet perfect ben, maar God houdt toch van mij. 8- PROV De stem van God vertelt mij wat ik moet doen.

9-ACCE Ik heb ooit gevoeld dat ik een onvergeeflijke zonde heb gepleegd. R 10- PROV Zelfs als ik dingen verpruts, weet ik dat God ze op zal lossen. 11- CHAL God daagt mij nooit uit. R

12- CHAL Te veel nadenken kan een bedreiging zijn voor mijn geloof. R 13- BENE Ik zie God meer als medelevend dan als eisend.

14- INFL Ik krijg waar ik voor bid. 15- PRES Ik voel God in mij.

16- ACCE God zijn liefde is voor mij is onvoorwaardelijk. 17- PRES God voelt als onpersoonlijk voor mij. R

18-INFL Hoe hard ik ook bid, het helpt mij niet. R

19- ACCE Al doe ik slechte dingen, ik weet dat God van mij houdt. 20-PRES Ik kan tegen God praten op een persoonlijke manier.

21- PROV Wat er in mijn leven gebeurt, is vooral het gevolg van de beslissingen die ik maak. R 22- BENE Ik denk dat God zelfs van atheïsten houdt.

23- PRES God zorgt voor mij.

24- PRES Ik ervaar geen gevoel van nabijheid van God, zelfs niet bij bidden. R 25- ACCE God houdt alleen van mij als ik perfect presteer. R

26- ACCE God houdt onvoorwaardelijk van mij. 27- CHAL God haalt voldoening uit mijn prestaties.

28- BENE Ik kan mij niemand voorstellen waar God niet van kan houden. 29- CHAL God vraagt mij altijd harder mijn best te doen.

30- PRES God is er altijd voor mij.

31- INFL Ik krijg geen hulp van God, zelfs niet als ik er voor bid. R

(23)

23

33- BENE God kan makkelijk geprovoceerd worden door ongehoorzaamheid. R 34- ACCE Ik maak mij vaak zorgen of God wel van mij kan houden. R

35- PROV God heeft de controle over mijn leven.

36- CHAL God will dat ik alles bereik wat ik kan bereiken in mijn leven. 37- INFL Ik ben een erg krachtig persoon door God.

38- PROV God zal mij altijd onderhouden.

39- PROV Ik denk dat God meestal mensen vrij laat. R

40- INFL Als God naar gebeden luistert, dan blijkt dat niet bij mij. R 41- BENE God zoekt een kans om wraak op mij te nemen. R 42- BENE God zijn genade is voor iedereen.

43- ACCE God zijn liefde voor mij is onvoorwaardelijk.

44- INFL Ik weet wat ik moet doen om God naar mij te laten luisteren. 45- CHAL God vraagt mij om te blijven groeien als persoon.

46- BENE Ik denk dat God alleen van bepaalde mensen houdt. R 47- INFL God beantwoordt mijn gebeden bijna altijd.

48- CHAL God wil niet dat ik teveel vragen stel. R

49- PROV God doet weinig om de uitkomst van mijn leven te bepalen. R 50- PROV God laat de wereld op zijn beloop. R

51- BENE Zelfs als mijn ideeën over God niet juist zouden zijn, zou Hij nog steeds van mij houden.

52- ACCE Ik ben niet goed genoeg voor de liefde van God. 53- BENE God’s compassie kent geen religieuze grenzen. 54- PRES Soms voel ik mij alsof God mij in zijn armen wiegt. 55- CHAL God heeft mij nooit gevraagd moeilijke dingen te doen. R

56-BENE De wereld leiden is belangrijker voor God dan om de mensheid geven. R 57- PROV Ik voel vaak dat ik in de handen van God ben.

58- INFL Ik geloof niet dat mijn geloof mij enige speciale invloed op God geeft. R 59-PROV Meestal moet ik voor mijzelf zorgen. R

(24)

24

60- PROV Ik voel mij vooral aangetrokken tot het beeld van God als herder. 61-PRES God voelt ver weg voor mij. R

62-CHAL Ik denk dat God geniet van de prestaties van de mens. 63-PRES Ik denk bijna nooit dat God bij mij is. R

64-PRES Ik voel warmte in mij als ik bid.

65-PROV Ik ben voor het grootste deel verantwoordelijk voor mijn eigen leven. R 66-INFL God geeft mij bijna nooit datgene waar ik om vraag. R

67- BENE Ik denk dat God ervan geniet om wraak te nemen als wij dat verdienen. R 68-CHAL God moedigt mij aan om voorwaarts te gaan in de reis van het leven. 69- INFL God grijpt soms in als ik daarom vraag.

70-PRES God reikt mij nooit Zijn hand. R

71-CHAL Het maakt God niet uit als ik weinig groei. R

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De voor onderzoek aanbevolen doseringen bedragen bij toepassing vóór de op- komst van peen 9 à, 12 kg geformuleerd produkt per hectare en bij aanwending over het gewas 6 à 9 kg«

* Helder water: daarom werd specifiek geadviseerd om alle bomen en struiken rond het ven te verwijderen, het plagsel te verwijderen en in de slootjes en grotere sloten eerst

A study of typical sound paths and their time intervals indicates that a transition time point may exist between early reflected sound and late reflected sound

Toelichting van begrippen • Arbeidsopbrengst ondernemer = de vergoeding voor de arbeid die de ondernemer levert inclusief leidinggeven en het door hem gedragen ondernemersrisico in

With this article the author intends to fill one of these gaps in the narrative of social history and focuses specifically on the experiences of teachers who taught

The aim of this research was to analyse the profile of nutrition interventions for combating micronutrient deficiency with particular focus on food fortification reported in

Lise Rijnierse, programmaleider van ZZ-GGZ benadrukte dat dit het moment was om argumenten voor deze signalen aan te scherpen of te komen met argumenten voor alternatieve

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of