• No results found

De rol van depressie en verlegenheid bij problematisch internetgebruik

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De rol van depressie en verlegenheid bij problematisch internetgebruik"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De rol van depressie en verlegenheid

bij problematisch internetgebruik

Naam: Brenda Doeleman Studentnummer: 10208526 Begeleider: Inna Arnaudova

(2)

Inhoudsopgave

Abstract 3

Inleiding 4

Social skill model of problematic internet use 7

De rol van depressie bij mensen met problematisch internetgebruik 10 De rol van depressie en verlegenheid bij het ontstaan van problematisch 12 internet gebruik

Discussie 16

Literatuurlijst 21

(3)

Abstract

In dit literatuuroverzicht wordt een antwoord gezocht op de vraag wat de rol van verlegenheid en depressie is bij problematisch internetgebruik. Een model dat hierop van toepassing is is het social skill model of problematic internet use, de vraag is of dit model emprisch ondersteunt wordt. Daarbij wordt er onderzocht of depressie een oorzaak of een gevolg is van problematisch internetgebruik en of er sprake is van factoren die aanwezig zijn bij zowel depressieve- als verlegen personen die bijdragen aan de ontwikkeling van

problematisch internetgebruik. Uit de onderzoeksresultaten bleek dat het social skill model of

problematic internet use empirisch ondersteunt wordt, depressie kan zowel een aanleiding tot

als een gevolg van problematisch internetgebruik zijn. Tot slot zijn er gemeenschappelijke factoren aanwezig bij depressieve- en verlegen mensen die samenhangen met de ontwikkeling van problematisch internetgebruik.

(4)

Inleiding

Het internet speelt een belangrijke rol in het dagelijks leven. Daar waar de meeste mensen op een gewone manier met het internet om kunnen gaan, is er een kleine groep voor wie het internetgebruik problematisch wordt. Problematisch internetgebruik bedraagt compulsief internetgebruik dat bijdraagt aan persoonlijke distress, of sociale, aan werk

gerelateerde, legale of financiële consequenties (Black, Belsare & Schlosser, 1999). Het is een multidimensionaal syndroom met zowel cognitieve als gedragsmatige symptomen (Caplan, 2006). In dit literatuuronderzoek wordt een antwoord gezocht op de vraag wat de rol van verlegenheid en depressie is bij problematisch internetgebruik. Allereerst wordt gericht op de relatie tussen verlegenheid en problematisch internetgebruik, en of verlegen zijn een

aanleiding kan zijn voor het ontwikkelen van problematisch internetgebruik. Vervolgens zal depressie aan bod komen; is depressie een oorzaak of gevolg van problematisch

internetgebruik?

De prevalentie van problematisch internetgebruik verschilt over verschillende delen van de wereld. In Europa werd er een prevalentie van 4.4% gevonden (Durkee et al., 2012). In China voldeed 6% aan de criteria voor problematisch internetgebruik (Jie, Yizhen & Yukai, 2014). In een andere studie werd echter een prevalentie van 37.9% gevonden (Leung, 2004). Ook de prevalenties in de US verschillen tussen de uitgevoerde onderzoeken, van 0.3%-0.7% (Aboujaoude, Koran & Gamel, 2006) tot 8.1% (Morahan-Martin & Schumacher, 2000). Een mogelijke verklaring hiervoor is dat in de onderzoeken naar dit onderwerp verschillende definities gebruikt worden voor het fenomeen, voorbeelden zijn problematisch

internetgebruik, compulsief internetgebruik of internetverslaving. In dit literatuuronderzoek zal de term problematisch internetgebruik gebruikt worden, omdat dit een overkoepelende term is die veel van de andere omschrijvingen omvat. Er zal echter wel worden aangegeven

(5)

wanneer er in een onderzoek wordt gekeken naar problematisch gamegedrag, omdat dit belangrijk is voor de interpretatie van sommige resultaten. Problematisch gamegedrag wordt daarentegen vooralsnog gezien als een onderdeel van problematisch internetgebruik in het algemeen.

Problematische internetgebruikers hebben verschillende doeleinden voor hun internetgebruik. Het vier factoren model van problematisch internetgebruik noemt vier factoren voor het gebruik van internet, waarvan één het gebruik van het internet voor sociale doeleinden is (Pratarelli, Browne & Johnson, 1999). Binnen deze groep internetgebruikers bevinden zich veel verlegen en introverte mensen. Verlegenheid is een preoccupatie met iemands gedachten en reacties die zorgen voor ongemak in interpersoonlijke situaties (Henderson & Zimbardo, 1998). Verlegen mensen hebben minder zelfvertrouwen en negatievere kijk op hun eigen sociale vaardigheden in vergelijking met mensen die niet verlegen zijn (Millers, 1995).

Het social skill model of problematic internet use (Caplan, 2005) beschrijft de relatie tussen sociale vaardigheden en problematisch internetgebruik. Volgens dit model hebben mensen met een negatieve kijk op hun sociale vaardigheden een grotere voorkeur voor online communicatie en minder voor face-to-face communicatie. Deze voorkeur voor online

communicatie wordt omschreven als een cognitief construct, dat gekarakteriseerd wordt door het idee dat iemand veiliger, efficiënter, comfortabeler en met meer zelfvertrouwen is tijdens online interacties en relaties, dan tijdens face-to-face interacties en relaties (Caplan, 2003). Deze groep mensen met een voorkeur voor online communicatie zullen vervolgens meer tijd op het internet spenderen, wat mogelijk leidt tot problematisch internetgebruik. Dit

problematische internetgebruik heeft vervolgens negatieve uitkomst voor deze persoon, zoals eenzaamheid. Zie figuur 1 voor een weergave van het social skill model of problematic

internet use.

(6)

Figuur 1.

Het social skill account model of problematic internetuse.

Eén van de mogelijke negatieve uitkomsten voor personen met problematisch

internetgebruik is depressie. Indien dit het geval is, speelt problematisch internetgebruik een mediërende rol. Doordat verlegen mensen het internet problematisch gebruiken, ontstaat er een grotere kans op het ontwikkelen van een depressie.

Depressie kan echter ook bijdragen aan het ontstaan van problematisch

internetgebruik. Er zijn verschillende manier denkbaar waarop dit kan. Zo willen depressieve mensen vaak ontsnappen aan de werkelijkheid, en is het internet een manier om dit te doen (King, Delfabbro & Zwaans, 2013).

Indien blijkt dat zowel depressie als verlegenheid bijdragen aan de ontwikkeling van problematisch internetgebruik, is er mogelijke sprake van een onderliggend mechanisme dat ervoor zorgt dat deze groep mensen kwetsbaarder is voor de ontwikkeling van problematisch internetgebruik. Een voorbeeld van zo’n mechanisme is een negatieve kijk op eigen sociale competentie. Het social skill model of problematic internet use stelt dat dit bijdraagt aan de ontwikkeling van problematisch internetgebruik bij verlegen mensen. Mogelijk speelt dit echter ook bij depressie een rol.

In dit literatuuroverzicht zal een antwoord worden gezocht op de vraag wat de relatie is tussen verlegenheid en depressie bij problematisch internetgebruik. Er zal hierbij gericht worden op het social skill model of problematic internet use, in hoeverre wordt dit model

(7)

empirisch ondersteund? Daarbij wordt er onderzocht of depressie een oorzaak, gevolg of zowel een oorzaak als een gevolg is van problematisch internetgebruik. Ten slotte wordt er gekeken of er sprake is van één of meerdere onderliggende mechanismen die bij zowel depressieve- als verlegen mensen bijdraagt aan de ontwikkeling van problematisch internetgebruik Door deze vragen te beantwoorden, ontstaat er meer duidelijkheid over problematische internetgebruik en de achterliggende mechanismen en gevolgen voor gebruiker.

Social skill model of problematic internet use

Het social skill model of problematic internet use stelt dat mensen met een negatieve kijk op hun eigen sociale vaardigheden, waaronder verlegen mensen, een voorkeur hebben voor online internetgebruik, wat kan leiden tot problematisch internetgebruik met negatieve uitkomsten als gevolg voor de persoon. Wordt dit model echter empirisch ondersteunt?

Ten eerste stelt het social skill model of problematic internet use dat mensen met een negatieve kijk op hun eigen sociale vaardigheden een voorkeur zouden hebben voor online communicatie. Verlegen mensen hadden een negatievere kijk op hun eigen sociale

vaardigheden in vergelijking met niet verlegen mensen (Millers, 1995), en zouden dus een voorkeur hebben voor online communicatie. Gebleken is dat problematisch internetgebruikers een negatievere kijk op de eigen sociale vaardigheden hadden in vergelijking met

niet-problematische internetgebruikers (Ghassemzadeh, Shahraray & Moradi, 2007). Daarbij hadden mensen met deze negatieve kijk op de eigen sociale vaardigheden een voorkeur voor online communicatie in plaats van face-to-face communicatie (Caplan, 2005 en Kim, LaRose & Peng, 2009), en zorgde deze voorkeur voor meer online communicatie voor meer

vermijding van face-to-face communicatie (Lee & Stapinski, 2012). Er zijn verschillende 7

(8)

verklaringen voor de voorkeur van verlegen mensen voor online communicatie. Zo zijn verlegen mensen bang voor negatieve evaluatie van anderen over zichzelf (Millers, 1995), en ondervonden zij een afname in het risico op negatieve evaluatie tijdens online communicatie en meer gevoel van controle (Lee & Stapinski, 2012). Aan de hand van deze resultaten kan dus geconcludeerd worden dat mensen met een negatieve kijk op hun eigen sociale

vaardigheden, zoals verlegen mensen, een voorkeur hebben voor online communicatie. Deze resultaten ondersteunen het social skill model of problematic internet use, de negatieve kijk op de eigen sociale competentie hangt samen met een grotere voorkeur voor online

communicatie.

Vervolgens stelt het social skill model of problematic internet use dat de voorkeur voor online communicatie kan leiden tot ontwikkeling van problematisch internetgebruik. Dit zou betekenen dat verlegen mensen eerder problematisch internetgebruik ontwikkelen dan niet verlegen mensen, aangezien verlegen mensen een voorkeur voor online communicatie hebben.

Uit de resultaten van verscheidene onderzoeken kwam dit verband naar voren. Zo bleek er een positieve samenhang te zijn tussen de mate van verlegenheid en de mate van problematisch internetgebruik (Odaci & Çelik, 2013). Daarbij was er ook een positieve samenhang tussen de voorkeur voor online communicatie en problematisch internetgebruik (Kim, LaRose & Peng, 2009), en voorspelde de voorkeur voor online communicatie de mate van problematisch internetgebruik (Caplan, 2005). Er was sprake van een hogere mate van problematisch internetnetgebruik bij mensen met een grote voorkeur voor online

communicatie, in vergelijking met mensen met een minder grote voorkeur voor online communicatie. Er waren meer problematische internetgebruikers onder de mensen die het internet gebruikten voor sociale doeleinden in vergelijking met informatief gebruik (Ceyhan, 2011). Tot slot voorspelde verlegenheid de mate van problematisch gebruik van het online

(9)

communicatiemiddel Instant Messengers (IM) (Huang & Leung, 2009). Daarbij was

verlegenheid een discriminator tussen de wel- en niet problematische gebruikers van IM. Aan de hand van de bovenstaande resultaten kan dus geconcludeerd worden dat onder de mensen met een voorkeur voor online communicatie, waaronder verlegen mensen, een hogere mate van problematisch internetgebruik aanwezig is dan onder de mensen zonder deze voorkeur voor online communicatie. Dit uit zich bijvoorbeeld in meer problematisch gebruik van online communicatiemiddelen zoals IM.

Ten slotte stelt het social skill model of problematic internet use dat het problematische internetgebruik negatieve uitkomsten meebrengt voor desbetreffende persoon, zoals slechtere schoolprestaties en minder sociale betrokkenheid buiten de online wereld.

Uit onderzoek bleek dat problematisch internetgebruik inderdaad samengaat met negatieve uitkomsten voor de desbetreffende persoon (Kim, LaRose & Peng, 2009 en

Caplan, 2005). Bij problematische gamers zorgde het gamegedrag voor negatieve uitkomsten op het gebied van fysieke problematiek, problemen in het privéleven en academische en/of professionele problematiek (Lui & Peng, 2009) Daarbij kan problematisch gebruik van sociale interactie via Facebook zorgen voor een communication overload, wat vervolgens zorgt voor een vermindering in zelfvertrouwen en daarmee psychisch leed. Communication

overload treedt op wanneer een persoon zich overbelast voelt door de grote hoeveelheid, snel

opeenvolgende communicatie input afkomstig uit verschillende bronnen (Chen & Lee, 2013). Deze resultaten laten zien dat problematisch internetgebruik kan zorgen voor negatieve uitkomsten voor de desbetreffende persoon. Mogelijke negatieve gevolgen zijn onder andere academische problemen of communication overload.

Al met al blijkt uit de bovenstaande onderzoeken dat het social skill model of 9

(10)

problematic internet use empirisch ondersteunt wordt. Verlegen mensen met een negatieve

kijk op de eigen sociale competentie hadden een voorkeur voor online communicatie. Deze voorkeur hing samen met een hogere mate van problematisch internetgebruik, wat negatieve uitkomsten had voor de desbetreffende persoon. In het volgende deel van dit

literatuuronderzoek wordt ingegaan op de rol van depressie bij problematisch internetgebruik. Het is aannemelijk dat depressie ook een negatieve uitkomst kan van problematisch

internetgebruik, zo zorgt langdurig problematisch internetgebruik voor een toename in eenzaamheidsgevoelens (Yao & Zhong, 2014), en gaat eenzaamheid vaak samen met

depressie (Weeks, Michela, Peplau & Bragg, 1980). Het is echter ook mogelijk dat depressie bijdraagt aan de ontwikkeling van problematisch internetgebruik. In de volgende

deelparagraaf zal hier dieper op ingegaan worden.

De rol van depressie bij mensen met problematisch internetgebruik

Eerder is gebleken dat problematisch internetgebruik negatieve uitkomsten heeft voor de persoon. In deze deelparagraaf zal gekeken worden naar depressie als negatieve uitkomst van problematisch internetgebruik. Indien dit uit de resultaten naar voren komt, speelt problematisch internetgebruik mogelijk een mediating rol. Er is dan een relatie tussen verlegenheid en depressie, en problematisch internetgebruik geeft een verklaring voor deze relatie. Daarbij zal er gericht worden op de rol van depressie bij de ontwikkeling van

problematisch internetgebruik. Mogelijk is er sprake van een factor aanwezig bij depressieve mensen die deze groep mensen kwetsbaar maakt voor ontwikkeling van problematisch internetgebruik. Er kan echter ook sprake zijn van een onderliggend mechanisme dat zowel bij depressieve als bij verlegen mensen aanwezig is, dat bijdraagt aan de ontwikkeling van

(11)

problematisch internetgebruik bij deze groep mensen. In deze deelparagraaf wordt gekeken of er sprake is van zo’n factor.

Ten eerste zal er gekeken worden naar depressie als gevolg van problematisch internetgebruik, en dus de mediating rol van problematisch internetgebruik. Er was een

samenhang tussen depressie en problematisch internetgebruik (Tsitsika et al., 2011 en Tonioni et al., 2012). Er was sprake van een hogere mate van depressie bij mensen die het internet problematisch gebruikten in vergelijking met mensen zonder problematisch internetgebruik. Daarbij waren er mensen die voorheen geen psychische klachten hadden, maar na het ontwikkelen van problematisch internetgebruik depressieve klachten kregen (Lam & Peng, 2010). Wanneer de psychisch gezonde deelnemers problematisch gebruik maakten van het internet hadden zij 2,5 keer zoveel kans op het ontwikkelen van een depressie in vergelijking met de deelnemers die geen problematisch internetgebruik ontwikkelden. Bovendien was er bij problematische internetgebruikers wel sprake van een depressieve toestand, maar niet van een depressieve trek (Huang, Chen, Wang & Wang, 2014). Volgens de onderzoekers

impliceert dit dat problematisch internetgebruik bijdraagt aan het ontwikkelen van een depressieve toestand. Ten slotte nam de mate van depressie af indien de problematische gebruiker stopte met het problematisch internetgebruik, in dit geval gamegedrag (Gentile et al., 2011). Aan de hand van dit twee jaar durende onderzoek lieten de deelnemers die op het eerste meetmoment geen problematisch gamegedrag vertoonden, na het ontwikkelen hiervan een toename in depressiescores te laten zien. Indien deze deelnemers stopten me

problematisch gamen, nam de depressiescore ook af. Dit suggereert dat de het problematische gamegedrag bijdroeg aan het ontstaan van een depressie.

Deze resultaten uit de bovenstaande onderzoeken komen overeen met het social skill

account model of problematic internet use, en laten de mediating rol van problematisch

internetgebruik zien. Zo blijkt dat problematisch internetgebruik negatieve uitkomsten heeft 11

(12)

voor de desbetreffende persoon, waaronder depressie. Bovendien suggereren de data dat het problematisch internetgebruik hierbij een mediating rol speelt. Er is een samenhang tussen verlegenheid en depressie (Alfano, Joiner & Perry, 1994 en Lorant, Henderson & Zimbardo, 2000). Het problematische internetgebruik vormt een verklaring voor deze relatie, en is een mechanisme dat zorgt voor de toename in depressie bij verlegen mensen. Als verlegen mensen problematisch gebruik maken van het internet, kan dit leiden tot ontwikkeling van depressie. Problematisch internetgebruik is hier dus een mediator en vormt een mogelijke verklaring voor de relatie tussen verlegenheid en depressie.

In de bovenstaande onderzoeken komt naar voren dat depressie een mogelijke

negatieve uitkomst is van problematisch internetgebruik. Het zou echter ook mogelijk kunnen zijn dat het hebben van een depressie bijdraagt aan het ontwikkelen van problematisch

internetgebruik. Depressie is dan naast een gevolg, ook een factor die bijdraagt aan het ontstaan van problematisch internetgebruik.

Het hebben van een depressie was een voorspeller van het later ontwikkelen van problematisch internetgebruik (Lan & Lee, 2013 en Ko, Yen, Chen, Yeh & Yen,

2009).Tevens was depressie een risicofactor voor het ontwikkelen van problematisch internetgebruik (Yang, Sato, Yamawaki & Miyata, 2013). Daarbij bleek dat wanneer een jongen op acht jarige leeftijd depressieve symptomen liet zien, hij een grotere kans had op het ontwikkelen van problematisch internetgebruik in de adolescentie (Cho, Sung & Shin, 2013). In dit onderzoek werd alleen gebruik gemaakt van jongens. Er zijn echter meer mannen die problematisch gebruik maken van internet dan vrouwen (Odaci &Cikrikci, 2014), waardoor deze steekproef een groot deel van de populatie representeert. Ten slotte hadden eerstejaars studenten die kampten met een depressie, meer kans om een binnen één tot drie jaar daarna problematisch internetgebruik te ontwikkelen in vergelijking met eerstejaars die geen depressie hadden (Yao, Han, Zeng & Guo, 2013).

(13)

Uit de bovenstaande onderzoeken blijkt dus dat het hebben van een depressie een aanleiding kan zijn tot het ontwikkelen van problematisch internetgebruik. Aan de hand van deze resultaten kunnen echter geen conclusies getrokken worden met betrekking tot een causaal verband tussen depressie en problematisch internetgebruik. Mogelijk is er een ander factor die bijdraagt aan de ontwikkeling van problematisch internetgebruik bij depressieve mensen.

Een mogelijke reden voor depressieve mensen om problematisch internetgebruik te ontwikkelen is het feit dat zij willen ontvluchten aan de werkelijkheid, oftewel escapisme. Het ontsnappen aan de realiteit bleek één van de redenen te zijn voor depressieve personen om gebruik te maken van het internet (King, Delfabbro & Zwaans, 2013). Bovendien bleek dat escapisme een mediator was met betrekking tot de relatie tussen depressie en problematisch internetgebruik (Li, Liau & Khoo, 2011). Een voorbeeld van een manier om aan de

werkelijkheid te ontsnappen is aan de hand van massively multiplayer online role-playing

games (MMORPGs). Spelers die deze games problematisch speelden hadden meer last van

depressiviteit en hadden vaker het ontsnappen aan de realiteit als reden om te spelen in vergelijking met spelers van andere games (Stetina, Kothgassner, Lehenbauer & Kryspin-Exner, 2011). Het internetgebruik kan dus als coping strategie gebruikt worden door depressieve mensen, om aan de realiteit te ontsnappen.

Al met al suggereren de bovenstaande onderzoeken dat depressie zowel een negatieve uitkomst van problematisch internetgebruik, als een aanleiding tot ontwikkeling van

problematisch internetgebruik kan zijn. Dit ondersteunt het social skill model of problematic

internet use, waarbij depressie een negatieve uitkomst is van het problematische

internetgebruik. Mogelijk speelt het problematische internetgebruik een mediating rol in de relatie tussen verlegenheid en depressie. Depressie kan ook aanleiding geven tot ontwikkeling van problematisch internetgebruik, onder andere door escapisme dat een mediating rol speelt

(14)

in deze relatie. Het internet biedt depressieve mensen een manier om aan de realiteit te ontsnappen. Er kunnen echter geen uitspraken gedaan worden over een eventuele causale relatie tussen depressie en problematisch internetgebruik, omdat er vooral sprake is van correlationele onderzoeken.

De rol van depressie en verlegenheid bij het ontstaan van problematisch internetgebruik

Uit de bovenstaande onderzoeken bleek dat er een samenhang was tussen verlegenheid en depressie met de ontwikkeling van problematisch internetgebruik. In deze deelparagraaf wordt er dieper ingegaan op factoren die bij zowel depressieve- als verlegen mensen aanwezig zijn en mogelijk bijdragen aan de ontwikkeling van problematisch internetgebruik.

Een voorbeeld van zo’n factor is eenzaamheid. Bij depressieve mensen was er vaak sprake van eenzaamheid (Weeks, Michela, Peplau & Bragg, 1980 en Cacioppo, Hughes & Waite, 2006). Ook verlegenheid ging vaak samen met eenzaamheid (Jackson, Fritch, Nagasaka & Gunderson, 2002). Uit onderzoek is gebleken dat er een associatie is tussen eenzaamheid en problematisch internetgebruik. Hoe eenzamer een persoon is, hoe hoger de mate van problematisch internetgebruik (Esen, Aktas & Tuncer, 2013 en Odaci & Kalkan, 2010). Daarbij voorspelde eenzaamheid problematisch internetgebruik (Isiklar, 2012) en problematisch online gamegedrag (Schmit, Chauchard, Chabrol & Sejourne, 2011). Deze resultaten suggereren dat eenzaamheid een mechanisme is dat bij zowel depressieve als verlegen mensen aanwezig is en bijdraagt aan de ontwikkeling van problematisch internetgebruik bij deze groep mensen.

Een ander mechanisme dat mogelijk bijdraagt aan de ontwikkeling van problematisch internetgebruik bij verlegen- en depressieve mensen is zelfvertrouwen. Depressieve- en verlegen mensen hadden minder zelfvertrouwen dan niet depressieve- of verlegen mensen

(15)

(Kernis, Grannemann & Mathis, 1991 en Lazarus, 1982). Mensen met minder zelfvertrouwen hadden meer kans op het ontwikkelen van problematisch internetgebruik (Yang & Tung, 2007). Daarbij hing een laag zelfvertrouwen samen met meer pathologisch gamegedrag (Lecardeur, 2013). Ten slotte speelde de voorkeur voor online communicatie een mediating rol tussen zelfvertrouwen en problematisch internetgebruik (Fioravanti. Dettore & Casale, 2012). Deze bovenstaande resultaten suggereren dat depressie en verlegenheid geassocieerd zijn met zelfvertrouwen, en dat zelfvertrouwen samenhangt met problematisch

internetgebruik. Zelfvertrouwen kan dus ook gezien worden als een mechanisme aanwezig bij depressieve- en verlegen mensen dat bijdraagt aan de ontwikkeling van problematisch

internetgebruik.

Tot slot is een negatieve kijk op de eigen sociale vaardigheden een mogelijke factor die bijdraagt aan de ontwikkeling van problematisch internetgebruik bij depressieve- en verlegen mensen. Uit voorgaande onderzoeken bleek al dat de negatieve kijk van verlegen mensen op de eigen sociale vaardigheden samenhing met de mate van problematisch

internetgebruik (Kim, LaRose & Peng, 2009). Uit resultaten van meerdere onderzoeken bleek echter dat er ook een samenhang was tussen depressie en de kijk op eigen sociale

vaardigheden. Een hoge mate van depressie hing samen met een negatievere kijk op de eigen sociale vaardigheden (Cole, Lazarick & Howard, 1987 en Youngren & Lewinsohn, 1980). Eerder is al gebleken dat een negatieve kijk op de eigen sociale vaardigheden samenhing met de ontwikkeling van problematisch internetgebruik (Caplan, 2005). De bovenstaande

resultaten suggereren dus dat een negatieve kijk op de eigen sociale vaardigheden een aanwezige factor is bij zowel depressieve- als bij verlegen mensen, en dat deze samenhangt met de ontwikkeling van problematisch internetgebruik bij deze groep mensen.

Al met al blijkt uit de bovenstaande onderzoeken dat zowel depressie als verlegenheid vooraf kunnen gaan aan problematisch internetgebruik, en dat het hebben van deze

(16)

problematiek mogelijk aanleiding geeft tot het ontwikkelen van problematisch

internetgebruik. Daarbij lijkt er sprake te zijn van factoren die zowel bij depressieve- als verlegen mensen aanwezig zijn en die samenhangen met de ontwikkeling van problematisch internetgebruik. Deze factoren zijn een hoge mate van eenzaamheid, een laag zelfvertrouwen en een negatieve kijk op de eigen sociale vaardigheden. De aanwezigheid van deze factoren verklaard mogelijk waarom er een samenhang is tussen verlegenheid en depressie met problematisch internetgebruik. Wellicht spelen zelfvertrouwen, eenzaamheid en kijk op sociale vaardigheden een mediating rol met betrekking tot de relatie tussen depressie en verlegenheid met problematisch internetgebruik. Er kunnen echter aan de hand van de

onderzoeksresultaten geen uitspraken gedaan worden over een eventuele causale relatie of de

mediating rol van deze factoren bij depressieve- en verlegen personen met problematisch

internetgebruik.

Discussie

In dit literatuuroverzicht werd een antwoord gezocht op de vraag wat de rol van verlegenheid en depressie is bij het ontstaan van problematisch internetgebruik. Een model dat bij deze vraag aansluit is het social skill model of problematic internet use (Caplan, 2005). Dit model stelt dat mensen met minder goede sociale vaardigheden een voorkeur hebben voor online communicatie. Deze voorkeur kan aanleiding geven tot ontwikkeling van

problematisch internetgebruik, met negatieve uitkomsten voor de persoon als gevolg. In dit literatuuroverzicht werd gekeken of het social skill model of problematic internet use

empirisch werd ondersteund. Daarbij werd gekeken of depressie een negatieve uitkomst is van problematisch internetgebruik, en of depressie bijdraagt aan het ontstaan van deze

problematiek. Tot slot werd gekeken wat de rol van zelfvertrouwen, eenzaamheid en negatieve kijk op sociale vaardigheden was bij depressieve- en verlegen mensen met betrekking tot ontwikkeling van problematisch internetgebruik.

(17)

Om te beginnen stelde het social skill account model of problematic internet use dat mensen met minder goede sociale vaardigheden de voorkeur gaven aan online communicatie over face-to-face communicatie In het bijzonder werd gericht op verlegen mensen, omdat zij een negatieve kijk op hun eigen sociale vaardigheden hebben (Millers, 1995). Uit de

resultaten bleek dat mensen die deze negatieve kijk op de eigen sociale vaardigheden hadden een voorkeur hadden voor online communicatie (Kim, LaRose & Peng, 2009).

Vervolgens stelde het social skill model of problematic internet use dat mensen met een voorkeur voor online communicatie een grotere kans hebben op het ontwikkelen van problematisch internetgebruik. Ook dit kwam naar voren uit de resultaten, er was een positieve samenhang tussen de voorkeur voor online communicatie en problematisch internetgebruik (Caplan, 2005).

Tot slot stelde het social skill model of problematic internet use dat mensen die problematisch gebruik maken van het internet, een grotere kans hadden op negatieve uitkomsten geassocieerd met dit internetgebruik. Uit de resultaten kwam naar voren dat problematisch internetgebruik inderdaad negatieve gevolgen had voor de desbetreffende persoon, zoals problemen op academisch- of professioneel gebied (Lui & Peng, 2009). Al met al kan aan de hand van deze onderzoeken geconcludeerd worden dat het social skill model of

problematic internet use empirisch ondersteund wordt.

Vervolgens werd gekeken of depressie een mogelijke negatieve uitkomst is van problematisch internetgebruik. De onderzoeksresultaten suggereren dat depressie het gevolg kan zijn van problematisch internetgebruik. Zo kwam bijvoorbeeld uit het onderzoek van Lam en Peng (2010) naar voren dat psychisch gezonde mensen na het ontwikkelen van

problematisch internetgebruik, een 2,5 keer grotere kans hadden op het ontwikkelen van een depressie in vergelijking met mensen die geen problematisch gebruik maken van het internet. Daarbij suggereren deze resultaten dat problematisch internetgebruik een mediating rol speelt

(18)

met betrekking tot de relatie tussen verlegenheid en depressie. Vervolgonderzoek zal hier echter meer duidelijkheid over moeten brengen.

Depressie kan daarentegen ook vooraf gaan aan problematisch internetgebruik en bijdragen aan het ontstaan van deze problematiek. Zo bleek dat wanneer iemand als kind depressieve symptomen liet zien, zij een grotere kans hadden op het ontwikkelen van

problematisch internetgebruik op volwassen leeftijd (Cho, Sung & Shin, 2013). Het is echter moeilijk om conclusies te trekken over eventuele causale verbanden en hoe deze precies in elkaar steken aan de hand van de gevonden onderzoeksresultaten, aangezien er sprake is van een grote hoeveelheid factoren die bijdragen aan het ontstaan van problematisch

internetgebruik die niet zijn meegenomen in de onderzoeken. Een voorbeeld daarvan in het kader van depressie is escapisme, Li, Liau en Khoo (2011) vonden dat escapisme een

mediating rol speelde in de relatie tussen depressie en problematisch internetgebruik. Daarbij

bleek dat eenzaamheid, een laag zelfvertrouwen en een negatieve kijk op de sociale

vaardigheden, allen geassocieerd met zowel depressie als verlegenheid, van invloed zijn op de ontwikkeling van problematisch internetgebruik. Eenzaamheid, zelfvertrouwen en een

negatieve kijk op de eigen sociale vaardigheden zijn mogelijk mediators met betrekking tot de relatie tussen problematisch internetgebruik met depressie en verlegenheid. Deze suggesties zullen echter aan de hand van onderzoeken empirisch ondersteund moeten worden. Daarbij is het ook interessant om te kijken naar de rol van depressie als mediator of moderator is met betrekking tot de relatie tussen verlegenheid en problematisch internetgebruik. Deze resultaten zullen voor meer duidelijkheid zorgen over de onderliggende mechanismen betreffende problematisch internetgebruik.

Er zijn enige kritiekpunten aan te merken op de bovenstaande onderzoeken. Ten eerste werd in de verschillende onderzoeken gebruik gemaakt van verschillende definities voor problematisch internetgebruik, zoals internetverslaving (Tsitsika et al., 2011) of pathologisch

(19)

internetgebruik (Durkee et al., 2012). Doordat er geen eenduidige definitie is voor wat

problematisch internetgebruik precies inhoudt, hanteren onderzoekers hun eigen definitie. Dit heeft gevolgen voor de onderzoeksresultaten, en maakt het moeilijker om verschillende onderzoeken en resultaten met elkaar te vergelijken en om een goed beeld te krijgen van de prevalenties. Door vervolgonderzoek kan er meer duidelijkheid komen over problematisch internetgebruik en kan er een universele definitie gevormd worden, waardoor er meer samenhang komt tussen de verschillende onderzoeken.

Daarbij zijn veel van de onderzoeken uitgevoerd in Aziatische landen, waardoor de resultaten moeilijker te generaliseren zijn naar westerse landen. De gevonden prevalentie van problematisch internetgebruik is in Aziatische landen ook hoger in vergelijking met andere delen van de wereld (Leung, 2004 en Durkee et al., 2012). Mogelijk hebben mensen in deze landen een andere visie op wat problematisch internetgebruik is en wat niet problematisch internetgebruik is. Daarbij is het ook mogelijk dat er andere factoren zijn, zoals normen en waarden, die zorgen voor een grotere kans op problematisch internetgebruik in Aziatische landen in vergelijking met andere delen van de wereld. In verder onderzoek kunnen er mogelijk verklaringen worden gevonden voor deze bevindingen, en komt er meer duidelijkheid over de factoren die bijdragen aan het ontwikkelen van problematisch internetgebruik.

Daarnaast zijn veel van de onderzoeker correlationele onderzoeken. Ondanks dat deze onderzoeken zeer informatief zijn en voor meer informatie zorgen met betrekking tot

problematisch internetgebruik, is het niet mogelijk om uitspraken te doen over eventuele causale verbanden. Het is echter lastig om experimenteel onderzoek te doen naar dit onderwerp.

Tot slot is er een gebrek aan onderzoeken waarbij gekeken wordt wat de relatie tussen depressie en sociale angst is met betrekking tot problematisch internet, en wat de

(20)

mechanismen zijn waardoor deze groep mensen eerder het internet problematisch gebruiken. Door te kijken naar zowel depressieve als sociaal angstige mensen kan er meer duidelijkheid komen over waarom deze groepen problematiek met betrekking tot internet ontwikkelen, en of er sprake is van overeenkomsten of verschillen in de manier waarop deze groepen dit problematische internetgebruik ontwikkelen. Hierdoor komt er meer duidelijkheid over het ontstaan van problematisch internetgebruik, en kan er gericht worden op gerichte preventie binnen deze aparte doelgroepen

Al met al kan geconcludeerd worden dat depressie en verlegenheid samenhangen met problematisch internetgebruik. Door uitgebreider onderzoek naar dit onderwerp kan er

gekeken worden welke factoren bijdragen aan het ontstaan van dit probleem. Hierdoor kan er gericht worden op preventie van dit probleem, of kunnen er manieren worden ontdekt waarop internet op een positieve functionele manier kan worden gebruikt voor depressieve en

verlegen mensen.

(21)

Literatuurlijst

Aboujaoude, E., Koran, L. M. & Gamol, N. (2006). Potentional markers for problematic internet use: A telephone survey of 2513 adults. CNS Spectrum, 11, 10, 750-755. Alfano, M. S., Joiner, T. E. & Perry, M. (1994). Attributional style: A mediator of the

shyness-depression relationship? Journal of Research in Psychology, 28, 287-300. Black, D. W., Belsare, G. & Schlosser, S. (1999). Clinical features, psychiatric comorbidity,

and health-related quality of life in persons reporting compulsive computer use behavior. Journal of Clinical Psychiatry, 60, 839-843.

Cacioppo, J. T., Hughes, M. E. & Waite, L. J. (2006). Loneliness as a specific risk factor for depressive symptoms: Cross-sectional and longitudinal analyses. Psychology and

Aging, 21, 1, 140-155.

Caplan, S. E. (2005). A social skill account of problematic internet use. Journal of

Communication, 55, 4, 721-736.

Caplan, S. E. (2003). Preference for online social interaction: A theory of problematic

internet use and psychosocial well-being. Communication Research, 30, 6, 625 -648. Ceyhan, A. A. (2011). University students’ problematic internet use and communication skills according to the internet use purposes. Educational Sciences: Theory and Practice, 11,

1, 69-77.

Chen, W. & Lee, K. H. (2013). Sharing, liking, commenting and distressed? The pathway between Facebook interaction and psychological distress. Cyberpsychology Behavior

and Social Networking, 16, 10, 728-734.

Chih Wei Huang, A., Chen, H., Wang, Y. C. & Wang, L. M. (2014). Internet abusers associate with a depressive state but not a depressive trait. Psychiatry and Clinical

Neurosciences, 68, 197-205.

Cho, S. M., Sung, M. J., Shin, K. M., Lim, K. Y. & Shin, Y. M. (2013). Does

psychopathology in childhood predict internet addiction in adolescents? Child

Psychiatry & Human Development, 44, 4, 549-555.

Cole, D. A., Lazarick, D. L., & Howard, G. S. (1987). Construct validity and the relation between depression and social skill. Journal of Counseling Psychology,34, 3, 315. Davis, R. A. (2001). A cognitive-behavioral model of pathological internet use. Computers in

Human Behavior, 17, 187-195.

Durak, M. & Senol-Durak, E. (2013). Associations of social anxiety and depression with cognitions related to problematic internet use in youths. Education and Science, 38,

169, 19-29.

Durkee, T., Kaess, M., Carli, V., Parzer, P., Wasserman, C., Floderus, B., Apter, A., Balazs, J., Barzilay, S., Bobes, J., Brunner, R., Corcoran, P., Cosman, D., Cotter, P.,

Despalins, R., Graber, N., Guillemin, F., Haring, C., Kahn, J.P., Mandelli, L., Marusic, D., Mészáros, G., Musa, G. J., Postuvan, V., Resch, F., Saiz, P. A., Sisask, M., Varnik, A., Sarchiapone, M., Hoven, C. W. & Wasserman, D. (2012). Prevalence of

(22)

pathological internet use among adolescents in Europe: Demographic and social factors. Addiction, 107, 2210-2222.

Esen, B. K., Aktas, E. & Tuncer, I. (2013). An analysis of university students’ internet use in relation to loneliness and social self-efficacy. Procedia Social and Behavioral

Sciences, 84, 1504-1508.

Fioravanti, G., Dettore, D. & Casale, S. (2012). Adolescent internet addiction: Testing the association between self-esteem, the preception of internet attributes, and preference for online social interactions. Cyberpsychology Behavior and Social Networking, 15, 6. 318-323.

Ghassemzadeh, L., Shahraray, M. & Moradi, A. (2008). Prevalence of internet addiction and comparison of internet addicts and non-addicts in iranian high schools.

CyberPsychology & Behavior, 11, 6, 731-733.

Gentile, D. A., Choo, H., Liau, A., Sim, T., Li, D., Fung, D. & Khoo, A. (2011). Pathological video game use among youths: A two-year longitudinal study. Pediatrics, 127, 2, 319-329.

Huang, H. & Leung, L. (2009). Instant Messaging addiction among teenagers in China: Shyness, alienation, and academic performance decrement. CyberPsychology &

Behavior, 12, 6, 675-679.

Isiklar, A. (2012). Examination of the variables predicting internet addiction in adolescence.

Energy Education Science and Technology Part B- Social and Educational Studies, 4, 3, 1417-1424.

Jackson, T., Fritch, A., Nagasaka, T. & Gunderson, J. (2002). Toward explaining the association between shyness and loneliness: A path analysis with American college students. Social Behavior and Personality, 30, 3, 263-270.

Jie, T., Yizhen, Y. & Yukai, D. (2014). Prevalence of internet addiction and its association with stressful life events and psychological symptoms among adolescent internet users. Addictive Behavior, 39, 3, 744-745.

Kernis, M. H., Grannemann, B. D. & Mathis, L. C. (1991). Stability of self-esteem as a moderator of the relation between leven of self-esteem and depression. Journal of

Personality and Social Psychology, 61, 1, 80-84.

Kim, J., LaRose, R. & Peng, W. (2009). Loneliness as the cause and the effect of problematic internet use: The relationship between internet use and psychological well-Being.

CyberPsychology & Behavior, 12, 4, 451-455.

King, D. L., Delfabbro, P. H. & Zwaans, T. (2013). Clinical features and axis I comorbidity of Australian adolescent pathological internet and videogame users. Australian and New

Zealand Journal of Psychiatry, 47, 11, 1058-1067.

Ko, C. H., Yen, J. Y., Chen, C. S., Yeh, Y. C. & Yen, C. F. (2009). Predictive values of psychiatric symptoms for internet addiction in adolescents. Archives of Pediatrics &

Adolescent Medicine, 163, 10, 937-943.

Lam, L. T. & Peng, Z.W. (2010). Effect of pathological use of the internet on adolescent mental health. Archives of Pediatrics & Adolescent Medicine, 164, 10, 901-906.

(23)

Lan, C. M. & Lee, Y. H. (2013). The predictors of internet addiction behaviors for Taiwanese elementary school students. School Psychology Internnational, 34, 6, 648-657. Lazarus, P. J. (1982). Correlation of shyness and self-esteem for elementary school children.

Perceptual and Motor Skills, 55, 8-10.

Lecardeur, L. (2013). Psychopathology of multiplayer online game. Anales

Medico-Psychologiques, 171, 8, 579-586.

Lee, B. W. & Stapinski, L. A. (2012). Seeking safety on the internet: Relationship between social anxiety and problematic internet use. Journal of Anxiety Disorders, 26, 197-205.

Leung, L. (2004). Net-generation attributes and seductive properties of the internet as predictors of online activities and internet addiction. Cyberpsychology and Behavior,

7, 3, 333-348.

Li, D., Liau, A. & Khoo, A. (2011). Examining the influene on actual-ideal

self-descrepancies, depression and escapism, on pathological gaming among massively multiplayer online adolescent gamers. Cyberpsychology Behavior and Social

Networking, 14, 9, 535-539.

Lui, M. & Peng, W. (2009). Cognitive and psychological predictors of the negative outcomes associated with MMOGs (Massively Multiplayer Online Games). Computers in

Human Behavior, 25, 6, 1306-1311.

Morahan-Martin, J. & Schumacher, P. (2000). Incidence and correlates of pathological internet use among college students. Computer in Human Behavior, 16, 1, 13-29. Millers, R. S. (1995). On the nature of embarrassability: Shyness, social evaluation and social

skill. Journal of Personality, 63, 2, 315-339.

Odaci, H. & Çelik, Ç. B. (2013). Who are problematic internet users? An investigation of the correlations between problematic internet use and shyness, loneliness, narcissism, aggresion and self-perception. Computers in Human Behavior, 29, 2382-2387. Odaci, H. & Cikrikci, O. (2014). Problematic internet use in terms of gender, attachment

styles and subjective well-being in university students. Computers in Human

Behavior, 32, 61-66.

Odaci, H. & Kalkman, M. (2010). Problematic internet use, loneliness and dating anxiety among young adult university students. Computers and Education, 55, 3, 1091-1097. Peng, W. & Liu, M. (2010). Online gaming dependency: A preliminary study in China.

Cyberpsychology, Behavior and Social Networking, 13, 3, 329-333.

Shaw, M. & Black, D. W. (2008) Internet addiction: Definiction, assessment, epidemiology and clinical management. CNS Drug, 22, 5, 353-365.

Schmit, S., Chauchard, E. , Chabrol, H. & Sejourne, N. (2011). Evaluation of the characteristics of addiction to online video games among adolescents and young adults. Encephale-Revue de Psychiatrie Clinique Biologique et Therapeutique, 37, 3, 217-223.

(24)

Stetina, B. U., Kothgassner, O. D., Lehenbauer, M. & Kryspin-Exner, U. (2011). Beyond the fascination of online-games: Probing addictive behavior and depression in the world of online gaming. Computers in Human Behavior, 27, 1, 473-479.

St. Lorant, T. A., Henderson, L. & Zimbardo, P. G. (2000). Comorbidity in chronic shyness.

Depression and Anxiety, 12, 232-237.

Tonioni, F., D’Alessandris, L., Lai, C., Martinelli, D., Corvino, S., Vasale, M., Fanella F., Aceto, P. & Bria, P. (2012). Internet addiction: Hours spent online, behaviors and psychological symptoms. General Hospital Psychiatry, 34, 80-87.

Tsitsika, A., Critselis, E., Louizou, A., Janikian, M., Freskou, A., Marangou, E., Kormas, G. & Kafetzis, D. A. (2011). Determinants of internet addiction among adolescents: A case-control study. Child Health & Human Developmant, 11, 866-874.

Weeks, D. G., Michela, J. L., Peplau, L. A. & Bragg, M. E. (1988). Relation between loneliness and depression: A structural equation analysis. Journal of Personality and

Social Psychology, 39, 6, 1238-1244.

Whang, L. S., Lee, S. & Chang, G. (2003). Internet over-users’ psychological profiles: A behavior sampling analysis on internet addiction. Cyberpsychology and Behavior, 6, 143-150.

Yang, C. Y., Sate, T., Yamawaki, N & Miyata, M., (2013). Prevalence and riskfactors of problematic internet use: A cross-national comparison of Japanese and Chinese university students. Transcultural Psychiatry, 50, 2, 263-279.

Yang, S. C. & Tung, C. J. (2007). Comparison of internet addicts and non-addicts in Taiwanese high school. Computers in Human Behavior, 23, 1, 79-96.

Yao, B., Han, W., Zeng, L. & Guo, X. (2013). Freshman year mental health symptoms and level of adaptation as predictors of internet addiction: A retrospective nested case-control study of male Chinese college students. Psychiatry Research, 210, 2, 541-547. Yoa, M. & Zhong, Z. (2014). Loneliness, social contacts and internet addiction: A

cross-legged panel study. Computers in Human Behavior, 30, 164-170.

Youngren, M. A., & Lewinsohn, P. M. (1980). The functional relation between depression and problematic interpersonal behavior. Journal of Abnormal Psychology, 89(3), 333.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In plaats van deze overkoepelende definitie introduce- ren zij twee definities: één voor het kennis- en handelingsgebied van de social worker, namelijk: ‘social work als kennis-

Terugkomend op de onderzoeksvraag van dit onderzoek: ‘Hoe beoordelen patiënten met een depressieve stoornis de gebruikersvriendelijkheid van een online

Schematische weergave van de determinanten die van invloed zijn op de eigen- effectiviteitsverwachting Eigen- effectiviteitsverwachting Omgevingsfactoren Familie Stimuleren

Tevens worden de taalmaten van de spontane taal en de score op de Scenario Test op de twee momenten vergeleken om te kijken welke ontwikkeling de participanten op het

In de tabel zie je dat er in deze twee jaren in totaal 9726 namen waren die elk één keer aan een jongen zijn gegeven.. Van alle jongens geboren in 1996 en 1997 zijn er 19 988

This paper empirically investigates the impact of the ETS on industrial performance by estimating the effects on the production volume and the employment in German industrial

Finally, the respondents indicated that travel time is by far the most important route choice factors for them, closely followed by traffic density.. Of lesser

Mijn overtuiging dat mensen toch beter zijn uitge- rust om hun eigen lot te bepalen dan de politiek, is niet bepaald door de ideale uitkomst – door het geloof dat alle mensen