• No results found

'The Criterion' als Europese ruimte

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "'The Criterion' als Europese ruimte"

Copied!
93
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

The Criterion als Europese ruimte

Masterscriptie Europese Studies Graduate School of Humanities

Universiteit van Amsterdam

Auteur: Hannah Hoogenbos Studentnummer: 5947839

Eerste lezer: Marleen Rensen Tweede lezer: Marjet Brolsma

(2)

Inhoud

Inleiding 2

1. T.S. Eliot, van Amerikaan naar Europeaan

1.1 Saint Louis 7

1.2 Harvard 10

1.3 Parijs 15

1.4 Engeland 19

2. The Criterion en de crisis van de Europese beschaving

2.1 De crisis van de Europese beschaving 25

2.2 T.S. Eliot en de crisis van de Europese beschaving 28 2.3 Cultureel internationalisme tijdens het interbellum 32 2.4 Tijdschriften als vorm van cultureel internationalisme 35

2.5 The Criterions Europese streven 37

3. Het oprichten van een Europees tijdschrift

3.1 De oprichting van The Criterion 45

3.2 The Criterion in navolging van de NRF 50

3.3 Het Europese netwerk rondom The Criterion 53

4. De veranderende Europese dimensie van The Criterion

4.1 De Europese dimensie in The Criterion in de jaren twintig 60

4.2 De veranderende Criterion in de jaren dertig 67

Conclusie 80

(3)

Inleiding

De meeste mensen kennen de Amerikaanse dichter, toneelschrijver en criticus T.S. Eliot (1888-1965) vooral als de auteur van het gedicht ‘The Waste Land’ en als winnaar van de Nobelprijs van de Literatuur in 1948. Eliot wordt beschouwd als een van de belangrijkste Engelstalige dichters van de twintigste eeuw en

literatuurwetenschappers hebben zeer veel aandacht besteed aan zijn poëzie. Ook is Eliot redelijk bekend als schrijver van verschillende maatschappijkritische en cultuurfilosofische essays. Minder bekend is dat Eliot in 1922 een literair tijdschrift getiteld The Criterion oprichtte, waarvan hij ruim zestien jaar lang - tot hij de publicatie van het tijdschrift in 1939 beëindigde - de redactie voerde. Het was Eliots doel via The Criterion bij te dragen aan het herstel van de eendracht binnen Europa, die door de Eerste Wereldoorlog zwaar aangetast was. Hij geloofde dat alle west-Europese landen een gemeenschappelijke geschiedenis en cultuur deelden en dat een gevoel van eenheid bereikt kon worden als mensen zich daarvan bewust werden.

In deze scriptie wordt geprobeerd antwoord te geven op de vraag: Op welke manieren trachtte T.S. Eliot met The Criterion bij te dragen aan het herstel van de eenheid binnen Europa? Bij het beantwoorden van deze vraag wordt het concept ‘Europese ruimte’ gebruikt. Het concept ‘Europese ruimte’ komt voort uit het concept ‘Öffentlichkeit’, dat in 1962 werd geïntroduceerd door de Duitse socioloog Jürgen Habermas. Habermas gebruikte de term ‘Öffentlichkeit’ (in het Engels vertaald als ‘public sphere’) om de ruimte te beschrijven waarbinnen communicatie tussen burgers over publieke zaken plaatsvindt ten overstaan van een publiek. Sinds het begin van de jaren negentig van de twintigste eeuw wordt de term ‘European public sphere’ veel gebruikt door sociale wetenschappers en historici. Slavko Splichal wijst erop dat over de aard van de ‘European public sphere’ weinig consensus bestaat. Het concept wordt door wetenschappers op verschillende manieren geïnterpreteerd en gebruikt.1 Een van de manieren waarop de ‘European public sphere’ geïnterpreteerd kan worden, is als een communicatieruimte waar over Europa gesproken wordt en waar ideeën over Europa ontwikkeld worden.2 In deze scriptie wordt The Criterion op deze manier 1 Slavko Splichal, ‘In Search of a Strong European Public Sphere: Some Critical

Observations on Conceptualizations of Publicness and the (European) Public Sphere’, Media, Culture & Society, nr. 5 (2006), p. 695.

2 Hagen Schulz-Forberg en Bo Stråth, ‘Soft and Strong European Public Spheres’, in: Robert Frank, Hartmut Kaelble, Marie-Françoise Lévy en Luisa Passerini eds., Building a European

(4)

bekeken.

Carlos Reijnen wijst erop dat er niet een algemene Europese openbare ruimte bestaat, maar heel veel verschillende. Elke Europese ruimte heeft een bepaald bereik, communiceert in een bepaalde taal en bereikt een bepaald publiek. Verschillende Europese ruimtes bestaan vaak geheel of gedeeltelijk langs elkaar heen, ook als zij een vergelijkbare vorm of vergelijkbare doelen of ideeën hebben. De regels en normen binnen de Europese ruimtes en de overlappingen tussen de verschillende ruimtes bepalen de ontwikkeling van ideeën over Europa.3 Ook wijst Reijnen erop dat Europese ruimtes vaak ontstaan als reactie op politieke crisismomenten zoals

oorlogen en revoluties.4

Door een tijdschrift te bekijken als een Europese ruimte kunnen ten eerste de verschillende functies die tijdschriften hebben, in kaart worden gebracht. Historicus Remieg Aerts constateert dat een tijdschrift tegelijkertijd een informatiedrager, een discussiepodium en een opiniemaker is.5 Door internationale uitwisseling een podium te bieden en door als verzamelplaats van teksten te fungeren, kunnen tijdschriften bijdragen aan het verspreiden van ideeën over Europa. Een tijdschrift is echter geen passief of neutraal podium waar uitwisseling plaatsvindt en ideeën over Europa worden uitgedrukt, tijdschriften zijn ook van invloed op die ideeën over Europa en zijn daarom ook producenten van cultuur.

Het toepassen het van ruimtebegrip op The Criterion maakt het verder mogelijk naast de inhoud van de ideeën over Europa die in het tijdschrift werden uitgedrukt, ook de fysieke hoedanigheid van het tijdschrift te benadrukken. De ideeën over Europa die in The Criterion tot uitdrukking werden gebracht, werden immers vanuit een materiële basis verspreid. Rondom The Criterion ontstond een groot netwerk van tijdschriften, intellectuelen, schrijvers, bemiddelaars en vertalers. Vooral tijdens de jaren twintig, een periode waarin sprake was van veel internationale intellectuele uitwisseling, schreven veel van de intellectuelen uit het netwerk rondom The Criterion elkaar brieven, zij ontmoetten elkaar persoonlijk en zij vertaalden of

recenseerden elkaars werk. Deze intellectuele uitwisseling speelde een belangrijke rol Public Sphere. From the 1950s to the Present, Brussel: P.I.E. Peter Lang 2010, p. 58-59. 3 Carlos Reijnen, ‘De grenzen van het woord: over tijdschriften, dissidenten en de Europese culturele ruimte’, Tijdschrift voor Tijdschriftstudies, nr. 30 (2011), p. 74.

4 Idem, p. 73.

5 Remieg Aerts, ‘Het tijdschrift als culturele factor en als historische bron’, Historisch Tijdschrift Groniek, nr. 4 (1996), p. 172.

(5)

bij het creëren van de nummers van The Criterion.

Het toepassen van het ruimtedenken zet dus aan tot onderzoek naar de werking van en de uitwisseling binnen het netwerk rondom The Criterion, en daarnaast ook naar de manier waarop Eliot de redactie van zijn tijdschrift voerde. Hiermee wordt aangesloten bij een recente omslag in het onderzoek naar het denken over Europa. Voorheen werd vooral aandacht besteed aan de inhoud van ideeën over Europa, maar sinds kort richt het onderzoek naar het denken over Europa zich ook op “de

‘praktijken’ waarmee, en het ‘toneel’ waarop het denken over Europa gestalte krijgt.”6 Een tijdschrift kan niet alleen gezien worden als een fysieke ruimte, maar ook als een mentale ruimte, waarin hiërarchie aanwezig is en sprake is van processen van in- en uitsluiting.7 Europees georiënteerde tijdschriften of tijdschriften waarin over Europa wordt gesproken, hebben altijd een bepaald beeld van Europa voor ogen. De grenzen van Europa worden ergens gelegd, soms expliciet en specifiek en soms impliciet. Sommige landen of regio’s worden daardoor wel tot Europa gerekend en andere gebieden niet. Ook worden bepaalde delen van Europa vaak als belangrijker beschouwd dan andere.8 Door The Criterion te zien als Europese ruimte kan bekeken worden waar de grenzen lagen van het Europa dat in Eliots tijdschrift gepromoot werd.

In deze scriptie wordt het concept ‘Europese ruimte’ toegepast op The Criterion, zodat deze verschillende aspecten van het tijdschrift onderzocht kunnen worden bij het beantwoorden van de vraag op welke manieren Eliot met The Criterion probeerde bij te dragen aan het verwezenlijken van zijn Europese idealen. De inhoud van The Criterion wordt besproken, evenals de praktische zaken die kwamen kijken bij het opzetten en besturen van een Europees georiënteerd tijdschrift. Ook het internationale netwerk van tijdschriften en intellectuelen dat rondom The Criterion ontstond, wordt behandeld. Bovendien wordt aandacht besteed aan de historische context waarin The Criterion ontstond en opereerde.

The Criterion is door historici nog niet vaak op deze manier bestudeerd. Tot Jason Harding in 2002 een boek schreef over het Britse journalistieke netwerk 6 Marjet Brolsma en Lies Wijnterp, ‘Editing Europe. Het tijdschrift als Europese ruimte’, Tijdschrift voor Tijdschriftstudies, nr. 30 (2011), p. 67.

7 Carlos Reijnen, ‘De grenzen van het woord’, Tijdschrift voor Tijdschriftstudies, p. 73. 8 Ulrike von Hirschhausen en Kiran Klaus Patel, ‘Europeanization in History: An

Introduction’, in: Martin Conway en Kiran Klaus Patel eds., Europeanization in the Twentieth

(6)

rondom The Criterion was vrijwel al het onderzoek naar het tijdschrift gericht op Eliot. The Criterion werd gebruikt om de ontwikkeling van Eliots denken na te gaan of als achtergrondinformatie bij het analyseren van Eliots poëzie. Harding vindt dat The Criterion niet alleen moet worden bestudeerd als bron voor onderzoek naar Eliot, maar dat meer onderzoek zou moeten worden verricht naar het tijdschrift op zichzelf en naar de historische en journalistieke context waarin The Criterion ontstond en opereerde. In zijn boek onderzoekt hij The Criterion in de context van het Britse journalistieke circuit.9

In 2007 verscheen een boek van cultuurfilosoof Jeroen Vanheste over de Europese instelling van The Criterion en haar Europese netwerk van tijdschriften en intellectuelen.10 Vanheste besteedt in dit boek ook vrij veel aandacht aan de praktijk rondom The Criterion en aan de historische omstandigheden waarin het tijdschrift werd opgericht. Recensent Wessel Krul wijst er echter op dat Vanheste’s werk geen wetenschappelijke tijdschriftstudie is, maar een verdediging van het humanistische gedachtegoed. Vanheste ziet Eliot en een aantal andere intellectuelen uit het

Criterion-netwerk als voorvechters van het humanisme en probeert zijn lezers ervan te overtuigen dat het humanistische denken direct relevant is voor de hedendaagse cultuur.11

Deze scriptie behandelt T.S. Eliots vroege leven, de doelen die hij voor ogen had toen hij The Criterion oprichtte, het internationale netwerk rondom The Criterion en de Europese inhoud van het tijdschrift. Omdat The Criterion echt T.S. Eliots tijdschrift was - hij voerde de redactie vanaf het begin tot het eind alleen - is het belangrijk het verloop van Eliots vroege leven en de ontwikkeling van zijn denken te bespreken. In het eerste hoofdstuk van deze scriptie wordt bekeken hoe Eliot zich van een Amerikaan ontwikkelde tot een Europeaan en voorvechter van Europese eenheid. In het tweede hoofdstuk worden de doelen besproken die Eliot voor ogen had toen hij zijn tijdschrift oprichtte en in een breder kader geplaatst van het denken in Europa na de Eerste Wereldoorlog. Vervolgens worden in het derde hoofdstuk de oprichting van The Criterion, de opzet van het tijdschrift en het Europese netwerk besproken. In het 9 Jason Harding, The Criterion. Cultural Politics and Periodical Networks in Inter-War Britain, Oxford: Oxford University Press 2002, pp. 1-2.

10 Jeroen Vanheste, Guardians of the Humanist Legacy. The Classicism of T.S. Eliot’s Criterion Network and its Relevance to our Postmodern World, Leiden: Brill 2007. 11 Wessel Krul, recensie van Jeroen Vanheste’s Guardians of the Humanist Legacy, Tijdschrift voor Tijdschriftstudies, nr. 22 (2007), pp. 50-51.

(7)

laatste hoofdstuk wordt bekeken hoe Eliots Europese idealen tot uiting kwamen in The Criterion.

1. T.S. Eliot, van Amerikaan naar Europeaan 1.1 Saint Louis

(8)

Dichter, toneelschrijver, en criticus T.S. (Thomas Stearns) Eliot werd in 1888 geboren in de Amerikaanse staat Missouri, in de stad Saint Louis. Eliots voorouders waren in 1669 naar Amerika geëmigreerd en zijn familie was al ruim twee eeuwen lang een prominente familie in Amerika. Toen Eliot zeventien jaar oud was, vertrok bij uit Saint Louis om te gaan studeren in de regio New England. Daar woonde hij, met uitzondering van een jaar in Parijs, tot 1914. Toen verhuisde Eliot, die toen vijfentwintig jaar oud was, naar Engeland. In het jaar 1927 besloot hij zijn

Amerikaanse nationaliteit op te geven en zich te laten naturaliseren tot Brits burger. Hij bleef tot zijn dood in 1965 in Engeland wonen.

In het wetenschappelijke onderzoek naar Eliots leven en werk werd lange tijd weinig aandacht geschonken aan de vijfentwintig jaar die Eliot in Amerika

doorbracht. In de jaren negentig vond een omslag plaats in het onderzoek naar de dichter. Een aantal wetenschappers ging zich richten op Eliots vroege jaren in Amerika.12 In veel van dit onderzoek wordt gesuggereerd dat verschillende aspecten van Eliots jeugd in Amerika van grote invloed zijn geweest op zijn verdere leven en werk.

Ten eerste wijzen verschillende historici op het feit dat Eliot in zijn vroege jeugd door zijn ouders werd aangemoedigd zich te verdiepen in literatuur, kunst en cultuur.13 Eliots moeder, die vrouwenrechtenactiviste was en gedichten en essays schreef, spoorde haar zoon aan veel te lezen. De vader van Eliot, een succesvol zakenman, was geïnteresseerd in kunst en muziek. Hij verzamelde schilderijen, hij was actief bij twee muzikale verenigingen en hij zat in het bestuur van de universiteit van Washington. Als kind las Eliot veel en toen hij op de middelbare school zat, schreef hij zijn eerste gedichten en korte verhalen, waarvan er in 1905 een aantal werd gepubliceerd in het tijdschrift van zijn school.

Een ander aspect van zijn jeugd in Amerika dat volgens verschillende

wetenschappers van invloed is geweest op T.S. Eliot, is het geloof van zijn familie. Eliots familie is een van de belangrijkste families uit de geschiedenis van het 12 Bijvoorbeeld Manju Jain, T.S. Eliot and American Philosophy: The Harvard Years, Cambridge: Cambridge University Press 1992, James E. Miller jr., T.S. Eliot. The Making of an American Poet, 1888-1922, University Park: The Pennsylvania State University Press 2005, Eric Sigg, ‘Eliot as a product of America’ in: A. David Moody ed., The Cambridge Companion to T. S. Eliot, Cambridge: Cambridge University Press 1994, pp. 14-30.

13 Roger Kojecky, T.S. Eliot’s Social Criticism, New York: Farrar, Straus and Giroux 1971, p. 35,

(9)

Amerikaanse ‘unitarisme’. Het unitarisme is een liberale christelijke geloofsstroming die in de tweede helft van de achttiende eeuw opkwam in de Verenigde Staten. Het unitarisme onderscheidt zich op verschillende vlakken van andere christelijke stromingen. Het meest opvallende kenmerk is het feit dat unitariërs het idee van de heilige drie-eenheid afwijzen. Zij geloven dat god een op zichzelf staande entiteit is, in plaats van een drie-eenheid bestaande uit de vader, de zoon en de heilige geest. Het unitarisme richt zich daarom niet op de goddelijkheid van Jezus, maar op zijn morele autoriteit. Unitariërs verwerpen de ideeën van erfzonde en voorbeschikking en zij geloven dat de mens van nature goed is. Een groot aantal familieleden van T.S. Eliot was actief binnen de unitarische kerk. Zijn grootvader, William Greenleaf Eliot, was de eerste dominee van de unitarische ‘Church of the Messiah’ kerk in Saint Louis. Onder zijn leiding groeide de unitarische kerk in Missouri enorm. In de voetsporen van William Greenleaf Eliot namen de meeste van zijn zoons en kleinzoons ook een rol aan binnen de unitarische kerk.

T.S. Eliot nam het unitarische geloof van zijn familie niet over. In 1914 verhuisde hij naar Engeland en in 1927 werd hij Brits burger. In datzelfde jaar bekeerde hij zich ook officieel tot het anglo-katholicisme, een vertakking van het anglicanisme. Wetenschapper Earl K. Holt zegt dat Eliot het geloof van zijn familie liet vallen, maar dat het unitarische geloof wel een spiritueel en moreel stempel op hem heeft gedrukt. Zijn bekering tot het anglo-katholicisme was volgens Holt geen afwijzing van het unitarisme, maar eerder een continuering van het christelijke geloof van zijn familie: “In important respects, Eliot’s baptism was less a repudiation of his religious past than a rebaptism and reconfirmation into the Christian heritage of his St Louis Unitarian family.”14

Wetenschapper Lyndall Gordon zegt in haar werk Eliot’s Early Years juist dat Eliots keuze toe te treden tot het anglo-katholicisme voortkwam uit verzet tegen het unitarisme van zijn familie. Het unitarisme was grotendeels gericht op morele correctheid, en niet zozeer op theologie en doctrine. In Eliots familie werden vooral waarden als integriteit, sociaal bewustzijn en zelfbeheersing uitgedragen. Eliot kon zich niet vinden in deze ideeën, en volgens Gordon had hij zich tegen de tijd dat hij ging studeren aan Harvard compleet afgekeerd van het unitarisme.15 Hij vond het 14 Earl K. Holt III, ‘St Louis’, in: Jason Harding ed., T.S. Eliot in Context, Cambridge: Cambridge University Press 2011, p. 12.

(10)

unitarisme te liberaal en te optimistisch, en hij gaf in 1948 aan een afkeer te hebben van “the intellectual en puritanical rationalism” van het unitarisme.16 Daarom wendde hij zich tot het meer traditionele en gedisciplineerde anglo-katholicisme.

Hoewel Eliot dus al snel afstand deed van het geloof van zijn familie, vond hij dat zijn unitarische opvoeding wel degelijk ook positieve effecten op hem had gehad. Tijdens een lezing die hij in 1953 gaf aan ‘Washington University’ in Saint Louis, zei Eliot namelijk dat zijn opvoeding hem sterk bewust had gemaakt van wat hij de “law of Public Service” van zijn grootvader noemde:

[…] it is no doubt owing to the impress of this law upon my infant mind that, like other members of my family, I have felt, ever since I passed beyond my early

irresponsible years, an uncomfortable and very inconvenient obligation to serve upon committees. […] I think it is a very good beginning for any child […] to be taught that personal and selfish aims should be subordinated to the general good […]17 Eliots grootvader overleed een jaar voordat Eliot geboren werd, maar was toch een prominente aanwezigheid tijdens Eliots jeugd: ”But I was brought up to be very much aware of him: so much so, that as a child I thought of him as still the head of the family.”18 Hij instrueerde zijn kinderen en kleinkinderen over het belang van het bijdragen aan ‘public service’. Wetenschapper Roger Kojecky zegt dat dit

maatschappelijke bewustzijn dat Eliot van zijn grootvader meekreeg ertoe heeft geleid dat hij zich tijdens een groot deel van zijn latere leven bezig heeft gehouden met een verscheidenheid aan sociale vraagstukken.19

1.2 Harvard

T.S. Eliot rondde in het jaar 1905 zijn middelbare school af en verhuisde toen naar de staat Massachusetts om daar te studeren. Hij studeerde eerst een jaar aan Milton Academy, ter voorbereiding van Harvard University, waar hij in 1906 begon 16 T.S. Eliot, ‘A Sermon’, uitgesproken in 1948 in Cambridge, p. 5, aangehaald door Lyndall Gordon, Eliot’s Early Years, p. 12.

17 T.S. Eliot, To Criticize the Critic and other Writings, Londen: Faber & Faber 1965, p. 44. 18 Idem.

(11)

aan zijn studie. Tot 1914 bleef hij aan Harvard studeren, met uitzondering van een jaar in Parijs in 1910 en 1911. Aan Harvard volgde hij vooral vakken over moderne talen en literatuur, filosofie en Griekse- en Latijnse literatuur. Het behalen van een bachelorgraad duurde normaal gesproken vier jaar, maar Eliot werkte hard en rondde deze in drie jaar af. Vervolgens volgde hij een jaar lang vakken van de master Engels. Na een jaar filosofie te hebben gestudeerd in Parijs, keerde Eliot in 1911 terug naar Harvard. Daar volgde hij toen vakken Sanskriet en doctorale vakken filosofie.

Over zijn leven als student aan Harvard is niet veel bekend van de hand van Eliot zelf, omdat hij in 1947 na de dood van zijn broer alle briefcorrespondenties uit zijn vroege leven heeft vernietigd. Ook heeft Eliot later vrijwel nooit geschreven of gesproken over het sociale leven aan de universiteit. Historici hebben daarom vooral gebruik gemaakt van gedocumenteerde herinneringen van Eliots vrienden en

kennissen uit zijn Harvard tijd. Uit dat onderzoekt blijkt dat Eliot een rustige, hard werkende student was, die er altijd onberispelijk uitzag: “he cultivated the persona, or style, of the leisured gentleman.”20

Historici zijn het niet helemaal eens over de invloed die Eliots jaren aan

Harvard op zijn verdere leven en werk hebben gehad. Lyndall Gordon zegt: “Harvard itself barely touched him.”21 Gordon stelt dat Eliots bezoeken aan de dichtstbijzijnde grote stad, Boston, meer invloed op hem hebben gehad. Eliot ging daar regelmatig naartoe en hij bezocht dan vooral de armere wijken. Tijdens zijn studie in Parijs, en later in Londen, deed hij hetzelfde. Tijdens het bezoeken van achterbuurten van steden deed hij inspiratie op voor zijn gedichten.22

Herbert Howarth zegt dat zijn tijd aan Harvard Eliot wel degelijk heeft beïnvloed: “I like to believe that his debt to Harvard was considerable: that the university supplied a reservoir of ideas on which he has drawn for fifty years.”23 Howarth merkt op dat Eliot later, tijdens zijn journalistieke carrière in Londen, regelmatig teruggreep op zijn colleges aan Harvard. James E. Miller zegt dat de auteurs en teksten die Eliot aan Harvard las een vormende rol hebben gespeeld voor Eliots gedichten.24

20 Roger Kojecky, T.S. Eliot’s Social Criticism, p. 38. 21 Lyndall Gordon, Eliot’s Early Years, p. 19.

22 Eric Sigg, ‘New England’, in: T.S. Eliot in Context, p. 18.

23 Herbert Howarth, Notes on some Figures behind T.S. Eliot, Londen: Chatto & Windus 1965, p. 65.

(12)

In ieder geval heeft Eliot aan Harvard zijn eerste ervaringen opgedaan met tijdschriften. Hij was als student lid van twee literaire verenigingen‚ genaamd ‘The Signet’ en ‘The Stylus Club’. Deze verenigingen hadden nauwe banden met de verschillende studententijdschriften. Veel leden van ‘The Signet’ en ‘The Stylus Club’ schreven voor, of zaten in de redactie van de grotendeels literaire tijdschriften de Harvard Advocate en de Harvard Monthly. Eliot zat in de redactie van de Harvard Advocate en in dit tijdschrift verscheen ook een aantal van zijn gedichten.

Naast deze twee literaire verenigingen was Eliot ook lid van een sociëteit genaamd ‘Digamma’ en van de onofficiële ‘The Southern Club’, een vereniging die alleen mensen uit de zuidelijke Verenigde Staten toeliet. Volgens Kojecky is Eliots lidmaatschap van deze besloten verenigingen een vroeg voorbeeld van het belang dat Eliot hechtte aan het horen bij exclusieve groepen.25 Daarmee was het ook een vroeg voorbeeld van Eliots elitistische instelling. Gedurende zijn hele leven bleef Eliot het concept van klasse verdedigen. Hoewel in de twintigste eeuw het democratisch en egalitaristisch denken heerste, wilde Eliot dat de klassenmaatschappij behouden werd. Hij geloofde dat de macht moest liggen bij een kleine groep capabele mensen en dat de zeggenschap van de massa beperkt moest blijven: “the forces of deterioration are a large crawling mass, and the forces of development half a dozen men.”26

In zijn werk Notes towards the Definition of Culture (1948)27 verdedigt Eliot het concept van klasse en het bestaan van een klassenmaatschappij. In dit werk zegt hij dat een “graded society” nodig is voor het voortbestaan van cultuur, omdat cultuur in stand wordt gehouden door een samenspel tussen de verschillende sociale klassen. Cultuur begint volgens Eliot bij de sociale elite. Hiermee bedoelt hij niet de sociaal dominante klasse, ofwel de ‘upper class’. Hij maakt duidelijk dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen de ‘upper class’ elite, een klasse die in stand wordt gehouden doordat rijkdom en macht via vererving worden doorgegeven, en de sociale elite. Sociale elites bestaan uit intelligente, talentvolle mensen. Mensen kunnen een plaats in deze elite niet erven. Zij verdienen deze plaats door intellectuele en morele kwaliteiten te tonen. Eliot zegt dat de sociale elite ideeën, wetenschap en kunst produceert, en dat de ‘upper class’ de producten van de sociale elite tot zich neemt en vervolgens als cultuur doorgeeft aan de rest van de maatschappij. Het is volgens Eliot 25 Roger Kojecky, T.S. Eliot’s Social Criticism, p. 39.

26 T.S. Eliot, ‘Observations’, The Egoist, mei (1918), p. 69, aangehaald door David Bradshaw, ‘Politics’, in: T.S. Eliot in Context, p. 265.

(13)

belangrijk dat de traditionele positie van de ‘upper class’ blijft staan, omdat dat ervoor zorgt dat deze klasse cultuur kan blijven doorgeven. Eliot vond dus dat een

klassensysteem nodig was om een volwaardige cultuur in stand te houden. Hij was een tegenstander van democratie en egalitarisme en vond dat sociale hervormingen een cultuur beschadigden.

James E. Miller wijst erop dat dit conservatieve en elitistische denken waarschijnlijk gedeeltelijk zijn oorsprong had in de prominente sociale en economische positie van Eliots familie.28 Ook is Eliots Harvard professor Irving Babbitt van invloed geweest op Eliots conservatieve denken. Irving Babbitt gaf college over literatuurkritiek in Frankrijk, maar in de praktijk waren zijn colleges veel breder georiënteerd. Als “lover of Europe”29 besteedde hij niet alleen aandacht aan de Franse literatuur, maar ook aan schrijvers uit de klassieke oudheid, aan Europese filosofen en aan eigentijdse Europese politiek. Later in zijn leven heeft Eliot een aantal keer gezegd dat Babbitts colleges een blijvende indruk op hem hebben gemaakt:

If one has once had that relationship with Babbitt, he remains permanently an active influence (…) Even in the convictions one may feel, the views one may hold, that seem to contradict most important convictions of Babbitt’s own, one is aware that he himself was very largely the cause of them.30

Babbitt heeft vijf boeken geschreven waarin hij ingaat op het humanisme, en de humanistische ideeën die hij ook tijdens zijn colleges uitte, heeft Eliot gedeeltelijk overgenomen. Het humanisme is geen vaststaande ideologie, maar heeft zich

gedurende de geschiedenis in verschillende vormen gemanifesteerd. Alle vormen van humanisme hebben vergelijkbare ideeën over de mens en over cultuur. Humanisten hechten veel belang aan culturele traditie en historisch gevoel. Daarnaast zien zij de rede als het belangrijkste vermogen van de mens. Babbitt vond dat de mens de rede moest gebruiken om zijn wil en zijn emoties in toom te houden. De mens moest de 28 James E. Miller jr., T.S. Eliot. The Making of an American Poet, pp. 81-82.

29 Herbert Howarth, Notes on some Figures behind T.S. Eliot, p. 127.

30 T.S. Eliot, in: Frederick Manchester en Odell Shepard eds., Irving Babbitt, Man and Teacher, New York: G.P. Putnam’s Sons 1941, p. 104, aangehaald door Russell Kirk, Eliot and his Age: T.S. Eliot’s Moral Imagination in the Twentieth Century, New York: Random House 1971, p. 27.

(14)

rede niet alleen binnen zijn eigen intellect zoeken, maar moest ook de wijsheid van eerdere generaties aanwenden.31

Babbitts humanisme was antidemocratisch: “If our definition of humanism has any value, what is needed is not democracy alone, nor again an unmixed aristocracy, but a blending of the two - an aristocratic and selective democracy.”32 Eliot heeft Babbitts antidemocratische ideeën overgenomen. Hij geloofde niet dat een liberale democratie mogelijk was en bekritiseerde het idee van democratie herhaaldelijk. In een artikel dat hij in 1928 voor The Criterion schreef, noemde hij democratie een “silly idea” en zei hij dat het niet meer was dan een façade voor “government by an invisible oligarchy instead of government by a visible one.” Ook volgens Eliot was een beperkte democratie de enige houdbare vorm van democratie: “A real democracy is always a restricted democracy, and can only flourish with some limitation by hereditary rights and responsibilities.”33

Ook Babbitts idee dat de rede de mens in toom moet houden, heeft Eliot

overgenomen. In het essay ‘The Humanism of Irving Babbitt’ (1928) combineert Eliot dit idee met zijn voorkeur voor een klassenmaatschappij: “As forms of government become more democratic, as the outer restraints of kingship, aristocracy, and class disappear, so it becomes more and more necessary that the individual no longer controlled by authority or habitual respect should control himself.”34 Verder is het belang dat Babbitts humanisme hechtte aan culturele traditie en aan de klassieke oudheid terug te zien in Eliots denken.

Babbitts colleges over Franse literatuur en over Europa maakten Eliot

enthousiast over Europa.35 Ook de rest van Eliots studie was grotendeels gericht op Europese cultuur en literatuur. Tijdens zijn studie las hij onder andere werken uit de klassieke oudheid, werken van John Donne, Jean Racine, Victor Hugo, Dante, en van Franse symbolistische dichters zoals Jules Laforgue, Tristan Corbière en Arthur Rimbaud. Eliot raakte zo geïnteresseerd in de Europese cultuur en literatuur dat hij besloot naar Parijs te gaan om daar een jaar te studeren.

31 Jeroen Vanheste, Guardians of the Humanist Legacy, p. 120-121.

32 Irving Babbitt, Literature and the American College. Essays in Defense of the Humanities, Boston: Houghton Mifflin 1908, p. 113, aangehaald door James E. Miller jr., T.S. Eliot. The Making of an American Poet, p. 81.

33 T.S. Eliot, ‘The Literature of Fascism’, The Criterion, nr. 31 (1928), p. 287.

34 T.S. Eliot, ‘The Humanism of Irving Babbitt’, Selected Essays, New York: Harcourt, Brace and Company 1932, p. 387.

(15)

Het feit dat Eliot ervoor koos naar Europa te verhuizen - hij ging eerst voor een jaar naar Parijs, en vanaf 1914 vestigde hij zich permanent in Engeland - was rond de eeuwwisseling niet ongebruikelijk voor Amerikaanse schrijvers. Bijvoorbeeld Henry James, Edith Wharton en Gertrude Stein deden dit ook. Historicus Eric Sigg merkt op dat Eliot in 1918 in een essay schreef dat het werk van Henry James beter was

geworden doordat hij naar Europa was verhuisd en dat Eliot ongetwijfeld hoopte dat zijn verhuizing naar Europa zijn eigen werk ook beter zou maken.36

Eliot wilde ook naar Europa gaan omdat hij niet tevreden was over het intellectuele milieu in Amerika, dat hij achteraf beschreef als een “intellectual desert.”37 Hij schreef: “There were no American poets at all,”38 en: “I cannot

remember the name of a single poet whose work I read […] the only recourse was to poetry of another age and to poetry of another language”39 Dat in die tijd geen enkele belangrijke Engelstalige dichter bestond, is echter niet waar. Bijvoorbeeld de

Amerikaanse dichter Walt Whitman (1819-1892) was aan het eind van de negentiende eeuw erg invloedrijk en gerenommeerd, juist ook in Europa.

Eliot koos voor Parijs omdat hij de Franse poëzie bewonderde. In 1944 schreef hij in een artikel voor het Franse tijdschrift France Libre: “Mais ce n’est pas un accident qui m’avait conduit à Paris. Depuis plusieurs années, la France représentait surtout, à mes yeux, la poésie.”40 Later zei hij ook: “The kind of poetry that I needed, to teach me the use of my own voice, did not exist in English at all; it was only to be found in French.”41 Daarnaast was Parijs in die tijd het culturele en intellectuele centrum van de wereld en Eliot wilde de atmosfeer in Parijs meemaken.

1.3 Parijs

In 1910 verhuisde Eliot naar Parijs om daar filosofie te studeren aan de Sorbonne. De belangrijkste reden om naar Parijs te gaan was echter de Franse literatuur. Het literaire klimaat in Parijs aan het begin van de twintigste eeuw was 36 Eric Sigg, ‘New England’, p. 23.

37 T.S. Eliot, ‘A Commentary’ The Criterion, nr. 52 (1934), p. 451. 38 T.S. Eliot, aangehaald door Eric Sigg, ‘New England’, p. 23.

39 T.S. Eliot, ‘Ezra Pound’, Poetry, september (1946), p. 337, aangehaald door Eric Sigg, ‘New England’, p. 23.

40 T.S. Eliot, ‘What France Means to You’, La France Libre, nr. 44 (1944), p. 94, aangehaald door William Marx, ‘Paris’, in: T.S. Eliot in Context, p. 27.

(16)

enorm levendig. In 1944 beschreef Eliot het Parijs van 1910 als een ‘présent parfait’: “Tantôt Paris était tout le passé; tantôt tout l’avenir: et ces deux aspects se

combinaient en un présent parfait.”42 In 1934 zei hij in een redactioneel commentaar voor The Criterion:

The predominance of Paris was incontestable. […] there was a most exciting variety of ideas. Anatole France and Remy de Gourmont still exhibited their learning, and provided types of scepticism for younger men to be attracted to and to repudiate; Barrès was at the height of his influence, and of his rather transient reputation. Péguy, more or less Bergsonian and Catholic and Socialist, had just become important, and the young were further distracted by Gide and Claudel.43

Aan het begin van zijn jaar in Parijs was Eliot van plan daar permanent te gaan wonen, Frans te leren en uiteindelijk te gaan dichten in het Frans.44 Het lukte Eliot echter niet om te aarden in Parijs en hij was vrij eenzaam. Hij maakte weinig vrienden en kende vrijwel niemand in het literaire milieu van Parijs.45 Historicus William Marx zegt dat de verschillen tussen de Franse cultuur en de Angelsaksische cultuur hier een belangrijke reden voor waren.46 Na een jaar in Parijs zag Eliot af van het idee om een Franstalig dichter te worden.

Hoewel Eliot maar een jaar in Parijs woonde, zijn de meeste historici het erover eens dat zijn tijd in Frankrijk cruciaal is geweest voor zijn ontwikkeling. Een

historicus die het daar niet mee eens is, is Lyndall Gordon. Zij zegt dat het jaar in Parijs niet veel met Eliot heeft gedaan. De argumentatie waarmee ze deze stelling verdedigt is echter niet sterk. Ze zegt dat uit Eliots gedichten uit die tijd blijkt dat hij erg eenzaam was in Parijs en daaruit maakt ze op dat Parijs weinig invloed heeft gehad op Eliot.47 Gordon gebruikt Eliots poëzie dus als enige bewijsvoering. Maar het 42 T.S. Eliot, ‘What France Means to You’, La France Libre, nr. 44 (1944), p. 94,

aangehaald door Nancy D. Hargrove, ‘“Un Présent Parfait”: Eliot and La Vie Parisienne, 1910-1911’, in:

Marianne Thormählen ed., T.S. Eliot at the Turn of the Century, Lund: Lund University Press 1994, p. 34.

43 T.S. Eliot, ‘A Commentary’, The Criterion, nr. 52 (1934), p. 451.

44 T.S. Eliot, ‘The Art of Poetry No. 1’, The Paris Review, nr. 21 (1959), online

geraadpleegd op 18 december 2014 op: http://www.theparisreview.org/interviews/4738/the-art-of-poetry-no-1-t-s-eliot.

45 Lyndall Gordon, Eliot’s Early Years, p. 37.

46 William Marx, ‘Paris’, in: T.S. Eliot in Context, p. 25. 47 Lyndall Gordon, Eliot’s Early Years, p. 37.

(17)

fictieve werk van een schrijver weerspiegelt natuurlijk lang niet altijd precies de meningen en gedachten van de schrijver.

Veel andere historici, zoals bijvoorbeeld William Marx, James E. Miller en Nancy D. Hargrove, tonen aan dat een aantal van zijn ervaringen in Parijs wel een grote en blijvende invloed hebben gehad op Eliot. Ten eerste kwam Eliot in Parijs voor het eerst in aanraking met het Franse literaire tijdschrift La Nouvelle Revue Française. Eliot kwam met de NRF in aanraking via de schrijver Alain-Fournier, van wie hij Franse les kreeg. Alain-Fournier introduceerde Eliot bij zijn zwager, Jacques Rivière, die in 1910 als medewerker werkte bij de NRF en in 1919 hoofdredacteur werd van het tijdschrift, wat hij bleef tot aan zijn dood in 1925. Eliot bewonderde het tijdschrift enorm, en de modern classicistische houding die de NRF uitdroeg, heeft Eliot in grote mate beïnvloed. Toen Eliot in 1911 terugging naar Amerika, nam hij een abonnement op de NRF, zodat hij het tijdschrift kon blijven lezen. Hij las in de NRF het werk van schrijvers en dichters als Paul Valéry, André Gide, Paul Claudel, Saint-John Perse, Julien Benda, Jacques Maritain en Charles Péguy. Een aantal van deze schrijvers werd later gepubliceerd of besproken in The Criterion. De NRF diende in 1922 als voorbeeld voor The Criterion. Van 1922 tot 1927 ging Eliot ook als Engelse correspondent schrijven voor het Franse tijdschrift, en de NRF werd een belangrijk tijdschrift binnen het Europese netwerk van The Criterion.

Tijdens zijn verblijf in Parijs bezocht Eliot verder enkele colleges van de Franse filosoof Henri Bergson, die op dat moment erg populair was in Frankrijk. Hij gaf openbare colleges over de aard van persoonlijkheid, en Eliot was hier in eerste

instantie erg in geïnteresseerd. Bergsons denken overtuigde Eliot uiteindelijk niet. Het gedachtegoed van Bergson werd van verschillende kanten aangevallen, en Eliot vond deze discussie interessant. Ten eerste werd Bergson bekritiseerd door Julien Benda, een Franse schrijver en filosoof die net als Eliot internationalistisch ingesteld was. Ook ontving Bergson kritiek van rechtse denkers als Henri Massis en Pierre Lasserre. Later trok Eliot zowel Benda als Massis aan als auteurs voor The Criterion, ondanks hun verschillende opvattingen.

Ten slotte kwam Eliot in Parijs in aanraking met Charles Maurras en de ‘Action Française’. De Action Française was een rechtse politieke beweging, grotendeels gebaseerd op het gedachtegoed van Maurras, die al snel na de oprichting in 1889 de leider van de beweging werd. Maurras en de Action Française waren monarchistisch, katholiek, classicistisch, nationalistisch en antisemitisch gezind. Eliot bewonderde de

(18)

literaire stijl van Charles Maurras en kon zich goed vinden in Maurras’ gedachtegoed. Eliots bewondering voor Maurras blijkt uit het feit dat hij het gedachtegoed van de Franse auteur verschillende keren prees en verdedigde in The Criterion.48 In 1928 vertaalde en publiceerde Eliot ook werk van Maurras in zijn tijdschrift en in 1929 droeg hij zijn boek Dante op aan Maurras. In 1948 wees Eliot opnieuw op Maurras’ invloed: “his conceptions of the monarchy, and of hierarchy […][are] kin to my own, as they are to English conservatives, for whom these ideas remain intact despite the modern world.”49

In 1928 beschreef Eliot zichzelf in het voorwoord van zijn essaybundel For Lancelot Andrewes als: “classicist in literature, royalist in politics, and anglo-catholic in religion.”50 Met die uitspraak verwees hij duidelijk naar de manier waarop de doctrine van Charles Maurras in 1913 in de Nouvelle Revue Française werd

beschreven, namelijk als: “classique, catholique, monarchique”51 Met deze verklaring impliceerde Eliot dat Maurras van grote invloed is geweest op zijn ideeën. Ook Eliots denkwijze was monarchistisch, classicistisch en (anglo-)katholiek. Daarnaast deelde hij ook Maurras’ afkeuring van het romanticisme en zelfs Maurras’ antisemitisme instelling enigszins. Op een punt wijken Eliots ideeën echter radicaal af van die van Maurras. Waar Maurras een nationalist was, was Eliot een kosmopoliet. Hij verzette zich zijn leven lang tegen nationalistisch denken en was een voorvechter van

Europese eenheid.

Eliots verklaring een classicist, een royalist en een anglo-katholiek te zijn veroorzaakte veel controverse, omdat mensen vonden dat hij zichzelf op deze manier neerzette als een extreme reactionair. In 1927 had hij zich ook al bekeerd tot het anglo-katholieke geloof en ook dat shockeerde veel mensen. Hoewel de kiem van deze ideeën al jaren eerder was geplant - onder andere dus door denkers als Maurras en Babbitt - kan het jaar 1927 worden gezien als een bepalend keerpunt in Eliots denken en in de manier waarop hij werd ontvangen door het publiek. Veel mensen die 48 T.S. Eliot, ‘The Idea of a Literary Review’, The Criterion, nr. 1 (1926), p. 5 en T.S. Eliot, ‘The Action Française, M. Maurras and Mr. Ward’, The Criterion, nr. 3 (1928), pp. 197-202. 49 T.S. Eliot, ‘L’Hommage de l’étranger’, Aspects de la France et du Monde, nr. 2 (1948), p. 6, aangehaald door Kenneth Asher, ‘T.S. Eliot and Charles Maurras’, ANQ: A Quarterly Journal of Short Articles, Notes and Reviews, nr. 3 (1998), p. 27.

50 T.S. Eliot, For Lancelot Andrewes, Londen: Faber & Gwyer 1928, p. ix.

51 Albert Thibaudet, ‘L’Esthétique des trois traditions’, La Nouvelle Revue Française, nr. 51

(1913), p. 355, aangehaald door William Marx, ‘Eliot and Maurras on Classicism’, in: Benjamin G. Lockerd ed., T. S. Eliot and Christian Tradition, Madison: Fairleigh Dickinson University Press 2014, p. 85.

(19)

voorheen geïnteresseerd waren geweest in Eliots werk, haakten rond 1927 af. De ontwikkeling van Eliots ideeën werd duidelijk weerspiegeld in The Criterion. Het tijdschrift was in de eerste jaren vooral gericht op literatuur, en vanaf het eind van de jaren twintig ging de nadruk steeds meer liggen op politieke en sociale kwesties. Ook werd religie een steeds prominenter thema. De lezers van The Criterion waren over het algemeen minder ontvankelijk voor de politieke, sociale en theologische inhoud dan voor de literaire artikelen.52

Aan het eind van zijn leven zei Eliot in het essay ‘To Criticize the Critic’ dat hij had moeten voorzien dat zijn verklaring een classicist, een royalist en een ango-katholiek te zijn een grote uitwerking zou hebben, en dat hij het nu niet meer op die manier zou verwoorden: “I ought to have foreseen that so quotable a sentence would follow me through life […] even if my statement of belief needed no qualification at all after the passage of the years, I should not be inclined to express it in quite this way.”53 Hij was het echter nog wel grotendeels eens met zijn uitspraak. Alleen over zijn classicistische ideeën was hij echt van mening veranderd: “Well, my religious beliefs are unchanged, and I am strongly in favour of the maintenance of the monarchy in all countries which have a monarchy; as for Classicism and

Romanticism, I find that the terms have no longer the importance to me that they once had.”54

Nadat hij een jaar in Parijs had gewoond, ging Eliot in 1911 terug naar Harvard, om daar filosofie en Sanskriet te studeren. In 1914 besloot Eliot toen om zich

permanent in Europa te vestigen. Hij kreeg een beurs om te gaan studeren in Oxford en verhuisde naar Engeland.

1.4 Engeland

Toen Eliot in 1914 naar Engeland verhuisde, was de Eerste Wereldoorlog net begonnen. De Eerste Wereldoorlog richtte enorme verwoestingen aan en liet Europa in 1918 verdeeld achter. Om de vrede in Europa te beschermen, werd in 1919 de Volkenbond opgericht. In de Volkenbond werkte een groot deel van de Europese landen samen om het uitbreken van een nieuwe oorlog te voorkomen. Volgens Eliot 52 Peter White, ‘Literary Journalism’, in: T.S. Eliot in Context, p. 100-101.

53 T.S. Eliot, To Criticize the Critic, p. 15. 54 Idem.

(20)

was de oprichting van de Volkenbond niet genoeg om eenheid binnen Europa tot stand te brengen en te behouden. Eliot dacht dat Europeanen zich bewust moesten worden van het feit dat zij een cultuur en een geschiedenis - een ‘Europese traditie’ - deelden:

At the end of the last war, the idea of peace was associated with the idea of

independence and freedom: it was thought that if each nation managed all its own affairs at home, and transacted its foreign political affairs through a League of Nations, peace would be perpetually assured. It was an idea which disregarded the unity of European culture.55

Eliot dacht dat de eenheid binnen Europa hersteld kon worden, als de Europese traditie in leven zou worden gehouden. Al in 1919 deed hij in het essay ‘Tradition and the Individual Talent’ een beroep op “the mind of Europe.”56 Hij bleef het bestaan van een gedeelde Europese cultuur vervolgens zijn leven lang

benadrukken. De gemeenschappelijke Europese cultuur had volgens Eliot zijn oorsprong in de klassieke oudheid, en vooral de Grieks-Latijnse en de Christelijke tradities hadden Europa gevormd. In 1927 schreef Eliot voor The Criterion een redactioneel commentaar getiteld ‘The European Idea’. In dit stuk verheugt hij zich over het feit dat een kleine groep intellectuelen uit die tijd zich bezighield met ‘The European Idea.’ Hiermee bedoelt Eliot de notie dat de ideeën en de belangen van de verschillende Europese landen met elkaar in overeenstemming moesten worden gebracht. Daarvoor was bewustwording van de Europese traditie nodig:

It is a hopeful sign that a small number of intelligent persons are aware of the

necessity to harmonize the interests, and therefore to harmonize first the ideas, of the civilized countries of Western Europe. We are beginning to hear mention of the reaffirmation of the European tradition. It will be helpful, certainly, if people will begin by believing that there is a European tradition; for they may then proceed to analyse its constituents in the various nations of Europe; and proceed finally to the

55 T.S. Eliot, ‘The Man of Letters and the Future of Europe’, The Sewanee Review, nr. 3 (1945), p. 336.

56 T.S. Eliot, ‘Tradition and the Individual Talent’, The Sacred Wood. Essays on Poetry and Criticism, New York: Alfred A. Knopf 1921, p. 46.

(21)

further formation of such a tradition.57

Omdat de eenheid binnen Europa volgens Eliot moest worden bewerkstelligd door het in leven houden van de Europese culturele traditie, vond hij dat de

verantwoordelijkheid voor het in stand houden van de Europese eenheid lag bij intellectuelen, en niet bij politici: “[it] is neither politics nor work for politicians. It is work for all those who are concerned with the general ideas of art, literature and philosophy, as well as the social sciences.”58 Hij gebruikte The Criterion daarom als medium voor het promoten van het Europese idee en de Europese traditie.

Eliots Europese idee stond in nauw verband met het classicisme. In 1916 verdedigde hij de idealen van het classicisme, die hij beschreef als “form and restraint in art, discipline and authority in religion, centralization in government.”59 In 1926 schreef hij in The Criterion dat veel intellectuelen uit die tijd een mentaliteit hadden die Eliot classicistisch noemde, en hij vond dat een positieve tendens:

I believe that the modern tendency is toward something which, for want of a better name, we may call classicism […] there is a tendency - discernible even in art - toward a higher and clearer conception of Reason, and a more severe and serene control of the emotions by Reason. If this approaches or even suggests the Greek ideal, so much the better: but it must inevitably be very different.60

Eliots classicistische gedachtegoed, waarmee hij het Europese idee promootte, is dus niet per se verbonden aan de klassieke oudheid, hoewel hij de Griekse en Latijnse cultuur en literatuur wel bewonderde. Eliots classicisme is gebaseerd op de rede en hecht belang aan traditie, autoriteit en orde. Zijn classicisme is daarnaast uitgesproken religieus en normatief van aard. De kunsten en de mens moeten volgens zijn classicisme altijd getoetst worden aan vaststaande intellectuele, morele en

esthetische standaarden, die de subjectiviteit van het individu overstijgen. Tot die standaarden moet gekomen worden door het toepassen van de rede en door de erfenis 57 T.S. Eliot, ‘A Commentary’, The Criterion, nr. 2 (1927), p. 98.

58 Idem, p. 99.

59 T.S. Eliot, Syllabus of a Course of Six Lectures on Modern French Literature, aangehaald door Kenneth Asher, T.S. Eliot and Ideology, Cambridge: Cambridge University Press 1995, p. 38.

(22)

van de Europese traditie in acht te nemen. Zo gaat Eliots classicisme op het gebied van de literatuur uit van een canon van literaire meesterwerken – die begint bij klassieke auteurs zoals Homerus en die via Dante doorloopt tot eigentijdse auteurs zoals Marcel Proust. Nieuw literair werk moet volgens Eliot altijd getoetst worden aan die canon - die overigens door elke generatie opnieuw geïnterpreteerd en geëvalueerd moet worden.

Met The Criterion wilde Eliot bijdragen aan het in stand houden en toepassen van de intellectuele, morele en esthetische standaarden waarvan het classicisme uitgaat. Eliots classicistische gedachtegoed was vergelijkbaar met het gedachtegoed van andere intellectuelen uit het netwerk dat bestond rondom The Criterion. Mensen zoals Hugo von Hofmannsthal, Ernst Robert Curtius en José Ortega y Gasset deelden Eliots overtuiging van het belang van het in stand houden van de Europese culturele traditie, en ook zij hechtten veel waarde aan de rede en aan traditie en orde. Historicus Jeroen Vanheste zegt dat het classicisme van Eliot en van de andere intellectuelen uit het Criterion-netwerk kan worden gezien als een vorm van Europees humanisme. Hoewel het humanisme verschillende vormen heeft aangenomen gedurende de geschiedenis, delen alle vormen van het humanisme het idee dat de mens beschikt over een vrije wil, waardoor hij de rede kan aanwenden. Ook is het humanisme over het algemeen kosmopolitisch van aard en hecht het belang aan culturele continuïteit en aan opvoeding en onderwijs. Eliot kan daarom volgens Vanheste worden gezien als een (christelijke) humanist.61

Historici hebben vaak de nadruk gelegd op de conservatieve en elitaire aspecten van Eliots gedachtegoed. Veel historici schenken weinig of geen aandacht aan Eliots kosmopolitische denken en aan het feit dat hij een voorvechter van Europese eenheid was. Bijvoorbeeld Jeroen Vanheste, José Harris en A. David Moody hebben zich daar wel op gericht. Zij benadrukken het feit dat Eliot

nationalistisch denken geheel afwees en dat hij zich zijn leven lang heeft ingezet voor Europa.62

Het kan verrassend lijken dat Eliot een kosmopoliet was die zich inzette voor Europese eenheid, omdat hij tegelijkertijd ook erg conservatief was. Tijdgenoten van 61 Jeroen Vanheste, ‘The Idea of Europe’, in: T.S. Eliot in Context, p. 56.

62 Jeroen Vanheste, Guardians of the Humanist Legacy, José Harris, ‘‘A Struggle for European Civilization’: T.S. Eliot and British Conceptions of Europe during and after the Second World War’, in: Europeanization in the Twentieth Century, A. David Moody, ‘The Mind of Europe in T.S. Eliot’, in: T.S. Eliot at the Turn of the Century.

(23)

Eliot verbaasden zich hier soms ook over. Vooral toen Eliot zich in de jaren veertig opnieuw uitsprak voor Europese eenheid, waren sommige tijdgenoten verbaasd, of zelfs geshockeerd.63 In die periode werd namelijk een aantal gedichten van Eliot gepubliceerd, waarin hij de Engelse nationale cultuur prees. José Harris zegt dat deze gedichten - die in 1945 in de dichtbundel Four Quartets werden gebundeld: “seemed to encapsulate the passionate feeling for small-scale, localized ‘Englishness’ that was such a pervasive feature of British insular and domestic culture during the Second World War.”64

Eliots waardering van de Engelse cultuur is echter niet strijdig met zijn pro-Europese denkbeelden. Het ideaalbeeld dat hij voor ogen had was namelijk niet de Europese cultuur als een transnationale, homogene entiteit, bevolkt door abstracte Europeanen. Als conservatief denker had Eliot een Europa voor ogen dat bestond uit verschillende, met elkaar samenwerkende, lokale culturen: “[…] a European culture— a culture with several sub-divisions, other than national boundaries, within it, and with various crossing threads of relationship between countries, but still a recognizable universal European culture.”65 De herleving van de Europese traditie was volgens Eliot nodig voor het behoud van zowel de gedeelde Europese cultuur, als de lokale culturen binnen die Europese cultuur. Eliot was dus een conservatieve kosmopoliet, die een verenigd Europa nastreefde, bestaande uit organisch gegroeide lokale gemeenschappen. Eenheid binnen Europa kon volgens Eliot niet bereikt worden via sociale planning, maar door het benadrukken van traditie en het in acht nemen van de intellectuele, religieuze en morele standaarden die uit die traditie konden worden opgemaakt.

Het feit dat Eliot zich als Amerikaan vrijwel meteen na zijn aankomst in Europa gedreven inzette voor Europese eenheid, lijkt misschien merkwaardig. Historicus A. David Moody zegt echter dat Eliot zich in zekere zin al zijn leven lang Europeaan voelde. Omdat Amerika oorspronkelijk een kolonie was van Engeland, maakt Amerika namelijk deel uit van de Europese culturele traditie, ondanks de onafhankelijkheidsverklaring in 1776. Tijdens zijn jeugd was Eliot zich bewust geworden van de diepgaande culturele banden tussen Amerika en Europa. Eliots opleiding aan Harvard was daarnaast grotendeels gericht op Europa. Zo was Eliot al 63 José Harris, ‘‘A Struggle for European Civilization’’, in: Europeanization in the

Twentieth Century, p. 53. 64 Idem.

(24)

vanaf zijn jeugd bekend geraakt met de Europese cultuur.66

Eliot geloofde dat nationaliteit een keuze was. Voordat hij in 1910 naar Parijs verhuisde, was hij van plan om Frans te worden. Hij zag hier al snel weer vanaf en koos er vervolgens voor om Engels te worden. Hij ging daarom in Engeland wonen, hij trouwde in 1915 met een Engelse vrouw en hij nam langzaamaan Engelse

gewoonten en een Engels accent aan. In 1927 liet hij zich officieel naturaliseren tot Brits burger en nam hij het geloof van de Church of England aan. Moody wijst erop dat Eliot de Britse Empire - die in die tijd door de meeste Britten als van groter belang werd geacht dan Europa – negeerde. Eliot richtte zich op Europa, en hij zag Engeland vanwege de taal simpelweg als een natuurlijk toegangspunt tot Europa voor een Amerikaan.67

In een essay dat Eliot in 1918 schreef over Henry James zei hij dat het voor een Amerikaan het ultieme doel was om Europeaan te worden: “It is the final perfection, the consummation of the American to become, not an Englishman, but a European - something which no born European, no person of any European

nationality can become.”68 Eliot zei dus dat hij als Amerikaan in zekere zin meer Europees kon worden dan Europeanen zelf, omdat hij Europa van buitenaf had leren kennen en niet vastzat aan een bepaalde Europese nationaliteit. Hij geloofde daarnaast dus dat niet-Europeanen Europees konden worden als zij daarvoor kozen. Historicus Simon Grimble wijst daarnaast aan dat Eliots Amerikaanse achtergrond hem in zijn werk als sociaal criticus in een bijzondere positie plaatste. Het feit dat hij

oorspronkelijk niet Europees was, stelde Eliot in staat Europese zaken vanuit een afstandelijker perspectief te beschouwen. Eliot had volgens Grimble “the authority of the outsider.”69

66 A. David Moody, ‘The Mind of Europe in T.S. Eliot’, in: T.S. Eliot at the Turn of the Century, p. 15.

67 Idem.

68 T.S. Eliot, ‘In Memory of Henry James’, The Egoist, januari (1918), p. 1, aangehaald door Simon Grimble, ‘Englishness’, in: T.S. Eliot in Context, p. 47.

(25)

2. The Criterion en de crisis van de Europese beschaving 2.1 De crisis van de Europese beschaving

De Eerste Wereldoorlog had een enorme verwoesting, lijden en miljoenen doden met zich mee gebracht. Het feit dat dat had kunnen gebeuren in Europa, shockeerde de meeste mensen diep. In het intellectuele debat van na de oorlog waren veel mensen het erover eens dat Europa in een ernstige crisis verkeerde. Het idee dat de crisis niet alleen politiek en economisch van aard was, maar dat ook de Europese cultuur was gestagneerd, was wijdverbreid. Veel mensen vonden dat Europa decadent was geworden en dat de Europese beschaving in verval was geraakt. Er werd

veelvuldig gesproken van een crisis van de Europese beschaving.70

Gerelateerd aan het debat over de vermeende Europese culturele crisis was de angst dat Europa haar superieure positie in de wereld zou verliezen aan opkomende 70 Jan Ifversen, ‘The Crisis of European Civilization After 1918’, in: Menno Spiering

en

Michael Wintle eds., Ideas of Europe since 1914. The Legacy of the First World War, Basingstoke: Palgrave Macmillan 2002, p. 14.

(26)

mogendheden zoals de Verenigde Staten, de Sovjet Unie en Japan. Op het

wereldtoneel was Europa lange tijd oppermachtig geweest, en het zelfvertrouwen van Europeanen was groot geweest. De oorlog had ervoor gezorgd dat dat zelfvertrouwen afnam. De economie in heel Europa was door de oorlog ernstig ontwricht en de verzwakte Europese economie vergrootte de kans dat Europa haar superieure positie zou verliezen aan andere wereldmachten.71

Tijdens de oorlog uitten verschillende intellectuelen hun ongerustheid over de conditie van de Europese cultuur. In 1916 gaf bijvoorbeeld de Duitse filosoof en socioloog Georg Simmel een lezing getiteld ‘Die Krisis der Kultur’, waarin hij zich afvroeg of het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog het uitbreken van een

cultuurcrisis met zich mee had gebracht.72 Een jaar later zei hij dat de oorlog de Europese waarden inderdaad kapot had gemaakt en dat het Europese zelfbeeld verwoest was: “das geistige Einheitsgebilde, das wir “Europa” nannten, ist zerschlagen und sein Wiederaufbau ist nicht abzusehen.”73

Na de oorlog barstte het debat over de culturele crisis en de toekomst van Europa echt los. Er verschenen vele boeken, essays en artikelen waarin de crisissituatie waarin Europa verkeerde werd besproken. Dit Europese

cultuurpessimisme was echter niet nieuw. In ieder geval sinds het laatste kwart van de negentiende eeuw hadden verschillende mensen een achteruitgang geconstateerd in de Europese cultuur.74Tijdens het fin de siècle’ was het crisisdenken echter meer gericht geweest op naties en samenlevingen, terwijl de crisis na de oorlog over het algemeen als Europees werd beschouwd. De ervaring van de Eerste Wereldoorlog had ervoor gezorgd dat het gevoel van crisis in Europa sterker was dan het voorheen was geweest. Het redden van de Europese cultuur werd na de oorlog over het algemeen gezien als zeer noodzakelijk en urgent. Intellectuelen gingen nadenken over de aard van de Europese cultuur en er ontstond een internationaal debat over het Europese systeem van natiestaten en over de toekomst van Europa.

71 Carl H. Pegg, Evolution of the European Idea, 1914-1932, Chapel Hill: The University of North Carolina Press 1983, p. 14.

72 Georg Simmel, Der Krieg und die geistigen Entscheidungen. Grundfragen der Soziologie. Vom Wesen des historischen Verstehens. Der Konflikt der modernen Kultur

Lebensanschauung, Frankfurt am Main: Suhrkamp 1999, p. 39. 73 Idem, p. 55.

74 Carlos Reijnen en Marleen Rensen, ‘Introduction: European Encounters. Intellectual Exchange and the Rethinking of Europe (1914-1945)’, European Studies: A Journal of European Culture, History and Politics, nr. 32 (2014), p. 15.

(27)

Over de aard en de oorzaken van de crisis van de Europese beschaving

verschilden de meningen. Een van de bekendste en meest invloedrijke bijdragen aan het crisisdebat kwam van de Duitse historicus en cultuurcriticus Oswald Spengler. Van zijn hand verscheen in 1918 het invloedrijke boek Der Untergang des

Abendlandes (in het Engels vertaald als The Decline of the West). In dat werk zegt Spengler dat culturen, net als organismen, maar een beperkte levensduur hebben. De levensloop van de Europese cultuur was volgens Spengler bijna ten einde en de ondergang van de Europese cultuur was volgens hem dus dichtbij. Der Untergang des Abendlandes werd een bestseller en het idee dat de Europese cultuur haar einde naderde, was na de Eerste Wereldoorlog een veelvoorkomend idee in Europa.75

De moderniteit was volgens Spengler de oorzaak van de achteruitgang van de Europese cultuur. De moderniteit - waarvan doorgaans wordt gezegd dat die aan het eind van de achttiende eeuw begon - had onder andere industrialisatie, kapitalisme, mechanisatie en de moderne natiestaat met zich meegebracht. Sinds de aanvang van de moderniteit werden allerlei vormen van kritiek geuit op de producten van de moderniteit. In Der Untergang des Abendlandes verzamelde Spengler op systematische wijze de meeste van deze anti-modernistische sentimenten. De

Europese beschaving in die tijd werd volgens Spengler onder andere gekarakteriseerd door materialisme, wetenschap, kosmopolitisme, democratie, individualisme,

imperialisme en massacultuur. Spengler stelt dat deze volgens hem vernietigende krachten van de moderniteit hadden gezorgd voor de neergang van cultuur en voor het begin van een decadente beschaving.

De moderne grote stad was volgens Spengler de plek waar de decadentie en spirituele leegte die de Europese beschaving beheersten, het meest tot uiting kwamen. Hij draaide de traditionele tegenstelling van het beschaafde stadsleven tegenover het primitieve leven op het platteland om, en zei dat tegenwoordig in de stad moderne barbaren en intellectuele nomaden leefden.76

Het anti-modernistische denken dat naar voren komt in Spenglers werk was na de Eerste Wereldoorlog wijdverbreid in Europa. De moderniteit werd in het

crisisdebat meestal gezien als de oorzaak van de crisis van de Europese beschaving. Bijvoorbeeld ook de Franse dichter en filsoof Paul Valéry - die regelmatig in The 75 Jason Harding, The Criterion. Cultural Politics and Periodical Networks in Inter-War Britain, p. 210.

(28)

Criterion publiceerde - vond dat de Europese beschaving na de oorlog in crisis

verkeerde, en ook hij wees de moderniteit aan als oorzaak. In 1919 publiceerde Valéry in het Engelse literaire tijdschrift Athenaeum twee artikelen waarin hij de intellectuele crisis waarin Europa volgens hem verkeerde, beschreef. Waar Spengler geloofde dat de Europese cultuur aan het uitsterven was, dacht Valéry juist dat het probleem was dat de Europese cultuur zich steeds verder verspreidde. Hij zei dat de rest van de wereld de Europese cultuur opslokte en dat de “European mind” daardoor versnipperd werd.77De kenmerken van de moderniteit waren hier volgens Valéry de oorzaak van. Technische ontwikkelingen hadden globalisatie - en de daarbij komende diffusie van de Europese cultuur - namelijk mogelijk gemaakt.

Paul Valéry dacht, anders dan Spengler, niet dat het vergaan van de Europese cultuur onvermijdelijk was. De oorlog had ervoor gezorgd dat men zich ervan bewust was geworden dat Europa niet onaantastbaar was, maar Europa kon volgens Valéry herstellen. Hij zei: “Everything has not been lost, but everything has sensed that it might perish.”78Veel mensen waren het met Valéry eens en geloofden dat Europa sterker uit de crisis kon komen als de juiste maatregelen zouden worden getroffen.79 De crisis werd veelal gezien als een kans om de aftakeling van de Europese cultuur te beëindigen en om de huidige stand van zaken in Europa te heroverwegen. Ook hoopten sommigen dat de crisis Europeanen ervan zou overtuigen dat het huidige systeem van natiestaten niet goed werkte en dat een Europese federatie, een

‘Verenigde Staten van Europa’, noodzakelijk was. Bijvoorbeeld de Spaanse filosoof José Ortega y Gasset – een andere intellectueel uit het Criterion-netwerk - schreef in zijn in 1932 verschenen boek La rebelión de las masas (naar het Engels vertaald als The Revolt of the Masses):

Is it as certain as people say that Europe is in decadence; that it is resigning its command; abdicating? May not this apparent decadence be a beneficial crisis which will enable Europe to be really, literally Europe. The evident decadence of the nations of Europe, was not this a priori necessary if there was to be one day possible 77 Paul Valéry, ‘Crisis of the Mind’, Athenaeum, april en mei (1919), online geraadpleegd op 10 september 2014 op: http://www.historyguide.org/europe/valery.html.

78 Idem.

79 Matthew D’Auria en Mark Hewitson, ‘Introduction: Europe during the Forty Years’ Crisis’, in: Matthew D’Auria en Mark Hewitson eds., Europe in Crisis. Intellectuals and the European Idea, 1917-1957, New York: Berghahn Books 2012, p. 1.

(29)

a United States of Europe, the plurality of Europe substituted by its formal unity?80 2.2 T.S. Eliot en de crisis van de Europese beschaving

Hoewel hij het later ontkende, zijn veel critici ervan overtuigd dat T.S. Eliot in zijn gedicht ‘The Waste Land’, in ieder geval in zekere mate, de culturele crisis beschreef waarin Europa na de Eerste Wereldoorlog verkeerde.81 Eliot publiceerde ‘The Waste Land’ in oktober 1922 in het eerste nummer van The Criterion. Het gedicht wordt door velen beschouwd als een van de meest beroemde en invloedrijke modernistische werken geschreven in de twintigste eeuw. Qua vorm was ‘The Waste Land’ vernieuwend, Eliot brak met veel van de regels waar een dichter zich

traditioneel aan moest houden. Maar in het gedicht uitte Eliot zijn classicistische ideeën.

Sinds de publicatie is ‘The Waste Land’ onderwerp geweest van veel onderzoek en debat. Het gedicht is op uiteenlopende manieren geïnterpreteerd en wetenschappers zijn het nooit eens geworden over de betekenis van het gedicht. De meest

voorkomende interpretatie - zowel tijdens het interbellum als tegenwoordig - is dat Eliot in ‘The Waste Land’ de mentaliteit in het naoorlogse Europa en de

ontgoocheling over de conditie van de westerse cultuur beschrijft. Volgens historicus Aleid Fokkema impliceert Eliot in ‘The Waste Land’ dat Europa het eind van een historisch proces van achteruitgang had bereikt.82 Eliot beschrijft de Europese cultuur van na de oorlog als decadent, materialistisch en als spiritueel leeg. Net als Oswald Spengler schildert hij de moderne stad af als het summum van decadentie en spirituele leegte. Zo beschrijft hij in de volgende passage een menigte mensen in Londen die wezenloos op weg zijn naar hun werk:

Unreal City

Under the brown fog of a winter dawn,

80 José Ortega y Gasset, The Revolt of the Masses, New York: The New American Library of World Literature 1932, p. 102.

81 Bijvoorbeeld Russell Kirk, Eliot and his Age, p. 74, Jeroen Vanheste, Guardians of the Humanist Legacy, p. 323 en Jason Harding, The Criterion. Cultural Politics and Periodical Networks in Inter-War Britain, p. 202.

82 Aleid Fokkema, ‘‘And Down We Went’: Fragments of Interwar Europe Seen from the

(30)

A crowd flowed over London Bridge, so many, I had not thought death had undone so many. Sighs, short and infrequent, were exhaled, And each man fixed his eyes before his feet.83

Eliot lijkt ‘The Waste Land’ snel achter zich te willen hebben gelaten. Een maand na de publicatie beschreef hij het gedicht al als “a thing of the past.”84 In 1931 ontkende Eliot in een brief aan de Ierse dichter Thomas MacGreevy dat ‘The Waste Land’ over de crisis in Europa ging. Eliot schreef ‘The Waste Land’ terwijl hij in Zwitserland aan het herstellen was van een zenuwinzinking, en hij zei tegen MacGreevy dat hij in het gedicht slechts zijn persoonlijke situatie beschreef.85 De thematiek in ‘The Waste Land’ vertoont echter evidente paralellen met de debatten over de cultuurcrisis en decadentie in het naoorlogse Europa en daarom is het aannemelijk dat Eliot in het gedicht tevens schreef over de toestand waarin de Europese cultuur zich na de oorlog bevond.

Net als Spengler, Valéry en veel anderen in die tijd, dacht Eliot dat aspecten van de moderniteit de Europese cultuur in gevaar brachten. Hij vond bijvoorbeeld dat industrialisatie een destructieve uitwerking had op cultuur. In 1944 gaf hij in het essay ‘The Man of Letters and the Future of Europe’ de moderne industrialisatie nog steeds de schuld van de vernietiging van de Europese cultuur:

But the cause of that disease, which destroys the very soil in which culture has its roots, is not so much extreme ideas, and the fanaticism which they stimulate, as the relentless pressure of modern industrialism, setting the problems which the extreme ideas attempt to solve. Not least of the effects of industrialism is that we become mechanized in mind, and consequently attempt to provide solutions in terms of engineering, for problems which are essentially problems of life.86

Terwijl veel mensen het begin van de Europese culturele crisis rond het laatste 83 T.S. Eliot, ‘The Waste Land’, in: Lawrence Rainey ed., The Annotated Waste Land with Eliot’s Contemporary Prose, New Haven: Yale University Press 2005, p. 59.

84 T.S. Eliot in een brief naar Richard Aldington, The Letters of T.S. Eliot. Volume I, p. 596. 85 T.S. Eliot in een brief naar Thomas MacGreevy, aangehaald door Jason Harding, The Criterion. Cultural Politics and Periodical Networks in Inter-War Britain, p. 203.

(31)

kwart van de negentiende eeuw of aan het begin van de Eerste Wereldoorlog

dateerden, dacht Eliot dat de Europese cultuur al veel langer in verval was, namelijk sinds de late Middeleeuwen. Eliot vond dat de tijd waarin de Italiaanse dichter Dante Alighieri leefde - Dante leefde van ongeveer 1265 tot 1321 - een periode was geweest waarin Europa op cultureel gebied veel meer verenigd was dan in zijn eigen tijd. Hij zag de tijd van Dante als een ideale periode van Europese culturele eenheid en eensgezindheid. Eliot bewonderde het werk van Dante enorm. Hij schreef in verschillende essays over Dante, en verwees in zijn gedichten regelmatig naar het werk van de Italiaanse dichter (zo verwijst de eerder geciteerde passage uit ‘The Waste Land’ naar Dante’s bekendste werk Divina Commedia). In 1929 schreef Eliot een essay getiteld ‘Dante’, waarin hij de Italiaanse auteur afspiegelt als de

belichaming van die ideale periode uit de Europese geschiedenis, waarin Europa volgens Eliot op cultureel gebied sterk verenigd was. In zijn essay over Dante zegt Eliot:

Dante, none the less an Italian and a patriot, is first a European. […] The culture of Dante was not of one European country but of Europe. […] in Dante’s time Europe, with all its dissensions and dirtiness, was mentally more united than we can now conceive.87

De desintegratie van de Europese cultuur was volgens Eliot niet lang na Dante’s tijd ingetreden. De moderne staten waren toen namelijk opgekomen in Europa en Eliot zei dat de moderne staten tijdens de late Middeleeuwen al nationalisme met zich mee hadden gebracht. Nationalisme was volgens Eliot de belangrijkste oorzaak van het verval van de Europese cultuur. In zijn essay over Dante schreef Eliot: “It is not particularly the Treaty of Versailles that has separated nation from nation; nationalism was born long before; and the process of disintegration which for our generation culminates in that treaty began soon after Dante’s time.”88 Dat Eliot de Eerste Wereldoorlog niet als keerpunt beschouwde, zoals veel anderen dat deden, is misschien te wijten aan het feit dat hij tijdens de oorlog in het onbezette Engeland had gewoond, niet had gevochten en de oorlog dus niet heel direct had meegemaakt.

87 T.S. Eliot, ‘Dante’, Selected Essays, Londen: Faber & Faber 1932, pp. 239-240. 88 Idem, p. 240.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Therefore, this research elucidates the characteristics of existing sprawl-like neighborhoods, shows the main barriers and opportunities for change, presents

Echter, niet alle varkens zijn makkelijk in Duitsland te plaatsen door de vraag naar zwaardere, meer vleestypische varkens.. Een vraag die ook nog eens per slach,

Het vastleggen van het bodemfosfaat door het toevoegen aan de bodem van materialen die fosfaat binden, immobiliseren genoemd, is mogelijk een alternatief voor afgraven of

aardewerksoort herkomst aardewerkgroep/oorsprong korrelgrootte hardheid 30A Grijs lokaal Gedraaid Fijn Grijs fijn zacht 30B Grijs lokaal Gedraaid Fijn Grijs fijn zacht 31 Grijs

Zijn zij een indicatie voor een oudere donjon in dit type steen, waarvan de blokken werden herbruikt bij de bouw van het poortgebouw voor de nieuwe Gobertange- donjon.. -

‘The role of ritual in shaping the life of the members of the Corinthian Church of South Africa at Phepheni, near Kokstad: from the perspective of social capital,’ a paper

Die woord “makarios” (Matt. 16:17) kan ook ’n verband met die triomferende kerk (Matt. Petrus en die dissipels is geseënd omdat God Jesus as die Messias aan hulle geopenbaar het.

Figure 7-15: Mass flow rate of the different channels of the total blockage simulation ...99 Figure 7-16: The temperature variation of the fuel and coolant in the total