• No results found

Risicogedrag als mechanisme voor het behoud van het optimale spanningsniveau : gewilligheid om risico’s te nemen tijdens het ervaren van dreiging versus verveling

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Risicogedrag als mechanisme voor het behoud van het optimale spanningsniveau : gewilligheid om risico’s te nemen tijdens het ervaren van dreiging versus verveling"

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Risicogedrag als mechanisme voor het behoud van het optimale

spanningsniveau

Gewilligheid om risico’s te nemen tijdens het ervaren van dreiging versus verveling

Laurens Nooren

18-05-2015

Studentnummer: 10315209 Opleiding: Psychologie Universiteit van Amsterdam Begeleider: B. Rutjens

(2)

Abstract

Eerder onderzoek suggereert dat mensen een mechanisme hebben waardoor zij de ervaren hoeveelheid spanning door middel van risicogedrag controleren. In dit onderzoek is er gekeken naar de gewilligheid om risicogedrag uit te veren in een saaie, bedreigende en neutrale situatie in een quasi experimentele setting. Er werd zowel gekeken naar intentie als naar gedrag. In de saaie situatie werd er een effect gevonden van situatie op risicogedrag. Spanning had in deze situatie het omgekeerde effect aan de hand van de theorie. In de saaie, de dreiging en de neutrale situatie werd er een samenhang gevonden tussen situatie en de intentie om te gokken. De richting van het effect was omgekeerd van wat er verwacht werd aan de hand van de theorie. In de dreiging en de neutrale situatie werden er geen effecten op risicogedrag gevonden. Een mogelijke verklaring is dat het ontwerp van het meetinstrument het omgekeerde effect uitlokte. Ook zou een gebrek aan power door het geringe deelnemersaantal een grote invloed kunnen zijn geweest op de resultaten.

(3)

Inleiding

Volgens de socioloog Barbalet (1999) is verveling een negatieve en onprettige, ervaring die wordt veroorzaak door afwezigheid van betekenis in ons handelen. Hij stelt dat verveelde mensen betekenis gaan zoeken in schijnbaar betekenisloze handelingen. In zijn onderzoek noemt hij voorbeelden als gokken, het aangaan van intergroepsconflict en ander risicogedrag zoals het beoefenen van extreme sporten.

De relatie tussen gevoeligheid voor verveling (Boredom proneness en Boredom susceptibillity) en risicogedrag is meerdere malen onderzocht (Furnham, 1993, Dahlen, 2005, Fink, 2006). Er bleek een relatie te zijn tussen gevoeligheid voor verveling en risicogedrag. Naarmate iemand gevoeliger is voor verveling is hij of zij meer geneigd om risicogedrag te vertonen.

In onderzoek van Gordon en Caltabiano (1996) is er gekeken naar situaties waarin men verveling ervoer en het effect op hun gewilligheid om risicogedrag te vertonen. De onderzoekers vergeleken groepen adolescenten op het platteland en adolescenten in stedelijke gebieden. Zij vonden een relatie tussen verveling en drugsgebruik.

Onderzoek naar de motieven achter risicogedrag ondersteunde deze conclusie (Lee, et al, 2007; Carlson et al 2010 ). Lee en collega’s (2007) onderzochten de motieven achter marihuana gebruik bij jongeren en vonden dat verveling vaak de reden was om marihuana te gebruiken. Carlson en collega’s overmatig drankgebruik (binge drinking) bij studenten en vonden dat verveling ook hier een van de achterliggende motieven was.

Eerder onderzoek suggereert dat mensen door verveling op zoek gaan naar risicovolle ervaringen. Hierdoor wordt verveling geassocieerd met drugsgebruik, gevaarlijk rijgedrag en drankmisbruik, wat jaarlijks veel levens kost (http://www.cdc.gov/nchs/fastats/deaths.htm). Een theoretisch kader waaruit betrouwbare voorspellingen over risicogedrag voort kunnen komen zou een positief effect op de volksgezondheid kunnen hebben. Door een groter begrip te krijgen van de omstandigheden die risicogedrag uitlokken zou men preventief actie kunnen ondernemen om risicogedrag te voorkomen.

(4)

Een mogelijke verklaring voor de relatie tussen verveling en risico gedrag komt uit het Proces

Model of Ego-Depletion (Inzlicht & Schmeichel, 2012). Dit model stelt dat wanneer mensen zich in een

situatie verkeren waarin de primaire reactie geïnhibeerd moet worden er twee mechanismen in gang worden gezet. De eerste is een verandering in zelf-controle. Als iemand begint aan een taak is er nog veel motivatie om op de taak gericht te blijven waardoor men makkelijk zelfcontrole uitoefenend. Vaak gaat dit gepaard met een lange termijn doel, bijvoorbeeld het doel om een X aantal hoofdstukken uit een boek te lezen in een bepaalde tijd. De motivatie om dit lange termijn doel te volbrengen wordt tegengewerkt door de motivatie om impulsief te handelen. Er treedt Ego-depletion op, dit is uitputting van de interne bronnen die nodig zijn om de focus op een lange termijn doel vast te houden en het eigen gedrag te blijven bijsturen. Naarmate Ego-depletion optreedt wordt de motivatie om impulsief te handelen steeds groter. Het tweede mechanisme dat plaatsvindt, is een verandering in aandacht. In eerste instantie ligt de focus meer op impulsen die een gevoel van controle over het eigen gedrag bevestigen. Naarmate

Ego-Depletion optreedt verandert deze focus naar mogelijkheden voor directe beloning.

In dit onderzoek wordt er veronderstelt dat er bij verveling ook Ego-Depletion optreedt. Iemand die zich verveeld bevindt zich in sub-optimale staat. De primaire reacties, bijvoorbeeld uit de situatie gaan om iets anders te gaan doen, moeten tijdens verveling vaak onderdrukt worden. Dit veroorzaakt

Ego-depletion waardoor mensen zich impulsiever gaan gedragen. Omdat impulsiviteit gerelateerd is aan een

breed scala van risicogedrag zoals, agressie, drank- en drugsgebruik en gevaarlijk rijgedrag (Stanford et al, 1996) zou het Proces Model van Ego-Depletion de relatie tussen verveling en risicogedrag kunnen verklaren.

Eerder onderzoek heeft aangetoond dat mensen ook een mechanisme bezitten waardoor men in bedreigende situaties juist minder geneigd zijn om risico’s te nemen. Higgins (1997) onderzocht hoe

Regulatory focus samenhangt met het omgaan met risicovolle situaties. In zijn theorie stelt Higgins dat er

twee soorten Regulatory focus onderscheiden kunnen worden, Promotion focus en Prevention focus. Wanneer mensen het risico lopen op ongewenste uitkomsten komen zij in een Prevention focus. Een

(5)

Prevention focus hangt samen met het voorkomen van negatieve uitkomsten (Bryant et al, 2008; Mogilner

et al, 2008) en het behouden van veiligheid en zekerheid (Gino et al, 2010; Higgins, 1997).

Eerder onderzoek van Bryant en Dunford (2008) heeft aangetoond dat Regulatory focus van invloed is op de bereidheid om risico’s te nemen (risk aversion). De onderzoekers concludeerde dat mensen in een Promotion focus meer geneigd waren om risico’s te nemen dan mensen in een Prevention

focus. Mensen wiens risicogedrag in het verleden onsuccesvol was geweest kregen een Prevention focus

en risicoaversie, waardoor zij risico’s gingen vermeden.

Eerder onderzoek laat zien dat mensen mechanismen bezitten die er voor zorgen dat saaie

situaties risico gedrag oproepen en dat bedreigende situaties zorgen voor het vermeiden van risico’s. Deze samenhang suggereert dat mensen, bewust of onbewust, de wens hebben om een bepaalde hoeveelheid spanning te ervaren. Door zich impulsiever te gedragen als men zich verveelt en door risico’s te ontwijken als men dreiging ervaart, sturen mensen de hoeveelheid spanning die zij ervaren. In dit onderzoek wordt er gekeken naar een theoretisch kader waarbinnen deze premisse past, wat meer inzicht geeft in dit optimale spanningsniveau.

Randels en collega’s (2010) onderzochten wat er met mensen gebeurd als de verwachtingen die zij hebben op niet overeenkomen met hun ervaring. Hun model heet het Meaning Maintanance Model en in dit model gaan zij er van uit dat mensen zichzelf en de wereld om hen heen proberen te begrijpen door middel van schema’s. Als een ervaring niet overeenkomt met het bijbehorende schema ervaart men dit als bedreigend en past men schema’s aan om ze weer kloppend te maken met de externe wereld. Een bekend voorbeeld is cognitieve dissonantie (Festinger 1957, aangehaald in Randals et al, 2010). Dit is het effect dat optreedt als iemand zich bewust wordt van een inconsistentie tussen iemands overtuigingen en gedrag. Er ontstaat een onprettig gevoel waardoor mensen hun overtuigingen aanpassen zodat dit weer klopt met gedrag. Dit proces van het aanpassen van interne schema’s heet in het Meaning Maintanance Model

threat compensation en heeft als doel om de ervaren dreiging te verminderen.

In dit onderzoek wordt er gekeken of mensen die zich vervelen meer gemotiveerd raken om risico’s te nemen, zoals verwacht wordt aan de hand van het Proces Model of Ego-Depletion, en of

(6)

mensen die dreiging ervaren risico aversie ontwikkelen, zoals de literatuur over Regulatory focus suggereert. Om een compleet beeld te krijgen zal er zowel gekeken worden naar iemands interne overtuigingen als naar concreet gedrag.

Methode

Achtendertig derdejaars psychologie studenten van de specialisatie Arbeids- en

Organisatiepsychologie (9 man, 29 vrouw, Mage = 21.8 jaar, age range: 20-26 jaar) zijn gerekruteerd voor aanvang van een statistiek college. De deelnemers deden automatisch mee aan een loterij met als

hoofdprijs €50,- euro.

Alle deelnemers vulde op drie momenten een vragenlijst in die bestond uit vier onderdelen. Het eerste deel ging over hun deelname aan de loterij en bevatten de risicogedrag-maat. De deelnemers kregen de kans om het aantal lootjes waarmee zij speelden in de loterij te vergroten door te kiezen uit een

riskante of een veilige optie. De veilige optie leverde deelnemers met zekerheid één lootje op, de risicovolle optie gaf 50% kans op een twee lootjes en 50% kans op geen enkel lootje.

In het tweede onderdeel werd gok-intentie gemeten door middel van vier hypothetische stellingen met steeds een zekere en een risicovolle optie, zoals gebruikt door Kouchaki, en collega’s (2014). Een voorbeeld stelling is: “Wilt u liever €300,- euro met zekerheid of 50% kans op €800,-?”. Het geld bedrag van de zekere optie (€300,- in het voorbeeld) liep op van €100,- tot €400,- euro. Aan de hand van de stellingen werd er een score berekend tussen de 0 tot 4, de score correspondeerde met het aantal keer dat een deelnemer de risicovolle optie koos (€50% kans op 800, in het voorbeeld).

Hierna werd gedrags-intentie gemeten aan de hand van recreatie subschaal van de Dospert (Weber et al, 2002). Deze bestond uit zes stellingen met betrekking tot risicovolle recreatie-activiteiten waarbij deelnemers door middel van een slider aangaven hoe groot zij de kans achtten dat zij die

activiteiten ooit zouden doen. Om de taak zo intuïtief mogelijk te maken werd er geen raster weergegeven bij de slider, enkel een horizontale lijn met aan de linkerkant “Zeer onwaarschijnlijk” en aan de

(7)

rechterkant “Zeer waarschijnlijk”, zonder cijfers of andere indicatoren van grootte. De meting begon met de vraag “Hoe waarschijnlijk is het dat je dit gedrag zou vertonen of deze activiteit zou uitvoeren, indien de kans zich zou voordoen?”. Er werd onder anderen gevraagd naar de volgende activiteiten: Parachute springen, Bungee jumpen en een klein vliegtuig besturen. De betrouwbaarheid van deze subschaal van de Dospert was hoog bij meting één (Cronbach’s α = .87), meting twee (Cronbach’s α = .86) en meting drie. (Cronbach’s α = .87).

Tot slot werd er gevraagd in hoe verveeld deelnemers zich voelde, in hoe verre zij gespannen waren hoe positief of negatief zij zich voelde. Dit konden deelnemers aangeven door middel van sliders. Verveling stond op een unipolaire schaal met aan de ene kant “Helemaal niet verveeld” en aan de andere kant “Heel erg verveeld”. Er werden bipolaire schalen gebuikt voor spanning, ontspannen versus

gespannen, en voor affect, negatief versus positief. Deze vragen diende als manipulatiecheck, om te kijken of de situaties invloed hadden op spanning, verveling en valentie. Een voorbeeld vraag was: “Geef met behulp van de slider aan hoe negatief of positief je je op dit moment voelt.”. De vragenlijst werd afgesloten met vragen over sekse, leeftijd en studentnummer en vervolgens werden de deelnemers bedankt voor hun bijdrage.

De vragenlijst werd bij alle deelnemers tegelijkertijd afgenomen. Zij kregen op voorgeschreven momenten een link naar hun telefoon toegestuurd die hun toegang verschafte tot de vragenlijst. Deze diende zo snel mogelijk ingevuld te worden. Het eerste meetmoment vond plaats tijdens een statistiek college, dit was de verveling situatie. Het tweede moment was voor een statistiek tentamen, de dreiging situatie. Het derde meetmoment was in een neutrale setting namelijk tijdens de lunch.

Er werd verwacht dat deelnemers in de verveling situatie hoog zouden scoren op verveling, negatieve valentie zouden ervaren en meer bereid zouden zijn om risico’s te nemen. In de dreiging situatie werd er verwacht dat deelnemers negatieve valentie zouden ervaren, zich niet zouden vervelen, veel spanning zouden ervaren en minder bereid zijn om risico’s te nemen. In de neutrale situatie werd er verwacht dat deelnemers positieve valentie zouden ervaren, meer verveling zouden voelen als in de dreiging situatie maar minder dan in de verveling situatie, zich niet gespannen zouden voelen en minder

(8)

bereid zijn om risico’s te nemen dan in de verveling situatie maar meer dan in de dreiging situatie. Ook werd er verwacht dat deelnemers in de verveling situatie hoog zouden scoren op de gedragsmaat, gok-intentie en op gedrags-intentie. In de dreiging conditie werd er verwacht dat deelnemers laag zouden scoren op de gedragsmaat, gok-intentie en gedrags-intentie en in de neutrale conditie werd er verwacht dat deelnemers op de gedragsmaat, gok-intentie en gedrags-intentie minder hoog zouden scoren dan in de verveling conditie maar hoger dan in de dreiging conditie.

Resultaten

Allereerst werd er gekeken of de data aan alle assumpties voldeed voor verdere analyse. Hieruit bleek dat de data bij gok-intentie en spanning niet normaal verdeeld was bij de dreiging situatie en de neutrale situatie. Hiermee is rekening gehouden in de verdere analyse. Vervolgens werd er door middel van een RM ANOVA een manipulatiecheck uitgevoerd waarmee er gekeken werd of situatie effect had op spanning, verveling en valentie. De gemiddelden staan weergegeven in Tabel 1.

Binnen de verveling situatie werd er niet aan de assumptie van sphericity voldaan, x^2 (2) = 6.14,

p = .046. Hiermee is rekening mee gehouden in de verdere analyse door een Huynh-Fieldt correctie toe te

passen. Er bleek geen significant effect te zijn van situatie op verveling F(1.69, 35.47) = 1.66, p = .207. Er was een significant effect van situatie op spanning F(2,42) = 16.68 p < .001. In de verveling situatie ervoeren de deelnemers minder spanning dan in de dreiging situatie.In de neutrale situatie werd er het minste spanning ervaren. Uit de Post-Hoc toets blijkt er een verschil te zijn tussen de verveling situatie en de dreiging situatie (Mean difference = -25.50, p < .001), en tussen de dreiging situatie en de neutrale situatie (Mean difference = -33.86, p < .001). Tussen de verveling situatie en de neutrale situatie was er geen significant verschil.

Er was een significant effect van situatie op valentie F(2,42) = 6.05, p = .005. In de verveling situatie voelen deelnemers zich minder positief dan in de neutrale situatie. In de dreiging situatie voelen zij zich het minst positief. De Post-Hoc toets liet zien dat er een significant verschil was tussen de

(9)

verveling situatie en de dreiging situatie (Mean difference = 10.73, p = .05) en tussen de dreiging en de neutrale situatie (Mean difference = -15.86, p = .02). Het verschil tussen de verveling situatie en de neutrale situatie was niet significant.

Opmerking. M = Gemiddelde, SD = Standaard deviatie. Scores lagen tussen de 0 en 100. Het effect van

situatie op verveling was niet significant.

Om het effect van situatie op risicogedrag te meten is er een RM ANOVA uitgevoerd met als onafhankelijke variabele situatie en als afhankelijke variabelen gedrag, gok-intentie, gedrags-intentie en ordeperceptie. Aan de assumptie van sphericity is niet voldaan voor de gedragsmaat, hiermee is rekening gehouden door middel van de Greenhouse-Geisser correctie.

Uit de resultaten bleek dat er geen significante relatie was tussen situatie en gedrag en, situatie en gedrags-intentie. Wel bleek situatie een significant effect op gok-intenties te hebben F(2,42) = 10.92, p < .001. In de verveling situatie was gok intentie het laagst, in de dreiging situatie gemiddeld en in de neutrale situatie was de gok-intentie het hoogst. De Post-Hoc test liet een significant verschil tussen de verveling en de dreiging situatie zien (Mean difference = 0.86, p < .001) het verschil tussen de verveling en de neutrale situatie was een trend (Mean difference = 0.46, p = .09). Tussen de dreiging en de neutrale situatie was er geen significant verschil.

Tabel 1

Het effect van situatie op spanning, valentie en verveling

Spanning Valentie Verveling

Situatie M SD M SD M SD

Verveling 38.82 6.10 55.59 3.68 54.46 4.86 Dreiging 64.32 5.10 44.82 4.01 40.09 5.95 Neutraal 30.46 5.96 60.68 4.22 47.63 6.26

(10)

Tot slot zijn de correlaties tussen de verschillende gebruikte maten opgevraagd, deze staan per situatie weergegeven in tabel 3,4 en 5. In de verveling situatie was er een positieve relatie tussen gedrag en spanning, en tussen gedrags-intentie en gok-intentie.

Tabel 3

Correlatiematrix van gedrag, gok-intentie, gedrags-intentie, spanning, verveling en valentie in de verveling-situatie Variabele 1. 2. 3. 4. 5. 1. Gedrag 2. Gok-intentie .28 3. Gedrags-intentie .27 .44* 4. Spanning .55** .28 -.15 5. Verveling .26 -.26 -.06 .23 6. Valentie .02 -.23 .09 -.23 -.33 Tabel 2

Het effect van situatie op gok-intentie, gedrags-intentie en risicogedrag

Gok-intentie Gedrags-intentie Risico-gedrag

Situatie M SD M SD M SD

Verveling 1.00 0.21 48.66 6.01 1.86 .08 Dreiging 1.36 0,22 50.48 5.37 1.82 .08 Neutraal 1,55 0,23 54.30 5.48 1.86 .08

Opmerking. M = Gemiddelde, SD = Standaard deviatie. Situatie had geen significant effect op

(11)

Opmerking. N = 22. * p < .05.

** p < .00.

In tabel 4 staan de correlaties van de metingen tijdens de dreiging situatie. Hieruit bleek een negatieve relatie tussen valentie en spanning.

Tabel 4

Correlatiematrix van gedrag, gok-intentie, gedrags-intentie, spanning, verveling en valentie in de dreiging situatie Variabele 1. 2. 3. 4. 5. 1. Gedrag 2. Gok-intentie .29 3. Gedrags-intentie .10 .28 4. Spanning .38 -.09 .04 5. Verveling -.11 .05 .27 -.01 6. Valentie -.12 .15 -.07 -.52* -.27 Opmerking. N = 22. * p < .05. ** p < .001.

In tabel 5 staan de correlaties van de metingen in de neutrale situatie. Hieruit bleek een negatieve relatie tussen valentie en spanning.

(12)

Discussie

In dit onderzoek is gekeken of er een optimaal spanningsniveau bestaat dat mensen controleren door middel van risicogedrag. Er werd onderzocht of verveling en dreiging samenhangen met de bereidheid om risico’s te nemen. Er werd verwacht dat spanning risico-aversie zou oproepen waardoor mensen minder risicogedrag zouden laten zien. Bij verveling zou Ego-depletion mensen impulsiever maker waardoor zij meer risico’s gaan nemen.

Er werd verwacht dat mensen in een bedreigende situatie minder bereid zouden zijn om risicogedrag uit te voeren. Er werd echter geen effect gevonden van spanning op risicogedrag in de bedreigende situatie. In de vervelingsituatie was er samenhang tussen spanning en risicogedrag. Dit effect Tabel 5

Correlaties tussen gedrag, gok-intentie, gedrags-intentie, spanning, verveling en valentie in de neutrale-situatie Variabele 1. 2. 3. 4. 5. 1. Gedrag 2. Gok-intentie .18 3. Gedrags-intentie -.23 -.06 4. Spanning .09 -.04 -.10 5. Verveling -.18 -.23 -.17 -.17 6. Valentie .19 .04 .10 -.43* -.11 Opmerking. N = 22. * p < .05. ** p < .001.

(13)

had de tegenovergestelde richting van wat er verwacht werd. Er was ook een effect van situatie op gok-intentie gevonden wat de omgekeerde richting had van wat er verwacht werd. Mensen die veel spanning ervoeren bleken meer geneigd te zijn om risicogedrag te vertonen. In de verveling situatie was er samenhang tussen gok-intentie en gedrags-intentie. Dit werd niet gevonden in de andere twee situaties.

Er werd verwacht dat verveling samen een negatief effect zou hebben op risicogedrag. Hier werd geen ondersteuning voor gevonden. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de situatie die gekozen was om verveling te induceren geen verveling opriep

Een alternatieve verklaring voor de resultaten is dat het effect van een prevention focus op risicogedrag mogelijk alleen optreedt als iemand iets te verliezen heeft. In dit onderzoek is er gemeten met hypothetische stellingen en de mogelijkheid om je kans om €50,- te winnen te vergroten. Wellicht dat de kans om iets te winnen mensen juist in een promotion focus zetten, iets wat samenhangt met het zien van mogelijkheden en nieuwe dingen proberen (Inzlicht, 2012). In vervolgonderzoek zou er een opzet gekozen kunnen worden waarin mensen eerst iets krijgen en vervolgens het risico lopen om dit te verliezen.

Een ander mogelijke verklaring is dat er 22 deelnemers waren. Het gebrek aan power kan er voor zorgen dat relaties tussen variabelen die met meer deelnemers significant zouden zijn dat hierdoor nu niet waren. Wellicht dat meer deelnemers een beter beeld geven van de onderzochte effecten.

Uit de manipulatiechecks bleek dat de gekozen situaties niet het verwachte effect hadden op de deelnemers. Het statistiek college, de verveling situatie, wordt vaak als een saaie gezien. Echter vond de meting een week voor het tentamen plaats. Wellicht dat de studenten gemotiveerder waren tijdens het college, waardoor ze zich minder verveelde. In vervolgonderzoek zou men hiervoor kunnen controleren door een voormeting te doen waarin de deelnemers in de verschillende situaties aangeven hoe verveeld zij zijn.

De neutrale situatie in dit onderzoek heeft niet onder specifieke omstandigheden plaatsgevonden. De plek waar de vragenlijst werd ingevuld varieerde en op de vraag “Wat ga je zo doen?” kwamen uiteenlopende antwoorden. Sommige studenten gaven aan na de lunch iets een college te gaan volgen

(14)

terwijl anderen bijvoorbeeld gingen werken in de horeca. Dit zou van invloed kunnen zijn op het spanningsniveau van de deelnemers.

Een mogelijke oplossing hiervoor is een groep deelnemers te meten die allemaal na de lunch een college hebben. Zo hebben alle deelnemers de zelfde activiteit in het verschiet liggen, waardoor de scores mogelijk homogener worden. Een andere oplossing zou zijn om te controleren voor deze activiteiten door middel van vragen. Een dergelijke vraag zou zijn “Hoe spannend vind u de activiteit die u zo gaat doen?”. Tot slot zou er in vervolgonderzoek meer demografische gegevens gemeten kunnen worden. Dit zou helpen om heterogeniteit van de deelnemersgroep te identificeren. Wellicht dat bepaalde persoonlijke kenmerken zoals persoonlijkheid een rol spelen bij de manier waarop mensen met spanning omgaan. Dit zou dan invloed kunnen hebben op spanning en op risicogedrag.

In dit onderzoek is er gekeken of resultaten uit experimenteel onderzoek gereproduceerd konden worden in een quasi-experimenteel onderzoek. De hoeveelheid ruis in het dagelijks leven bleek het erg uitdagend te maken om deelnemers op de onafhankelijke variabelen te beïnvloeden. Ook bleek dat algemeen geaccepteerde aannames, zoals dat studenten zich vervelen tijdens een statistiek college niet altijd kloppen. Daarmee is een belangrijke conclusie van dit onderzoek dat men altijd voorzichtig moet zijn met het generaliseren van onderzoeksresultaten uit experimenteel onderzoek naar de echter wereld.

Literatuurlijst

Barbalet, J. M. (1999). Boredom and social meaning. The British journal of sociology, 50(4), 631-646.

Bryant, P., & Dunford, R. (2008). The Influence of Regulatory Focus on Risky Decision‐Making. Applied Psychology, 57(2), 335-359.

Carlson, S. R., Johnson, S. C., & Jacobs, P. C. (2010). Disinhibited characteristics and binge drinking among university student drinkers. Addictive behaviors, 35(3), 242-251.

(15)

Crowe, E., & Higgins, E. T. (1997). Regulatory focus and strategic inclinations: Promotion and

prevention in decision-making. Organizational behavior and human decision processes, 69(2), 117-132.

Dahlen, E. R., Martin, R. C., Ragan, K., & Kuhlman, M. M. (2005). Driving anger, sensation seeking, impulsiveness, and boredom proneness in the prediction of unsafe driving. Accident Analysis &

Prevention, 37(2), 341-348.

Fink, B., Neave, N., Laughton, K., & Manning, J. T. (2006). Second to fourth digit ratio and sensation seeking. Personality and Individual Differences, 41(7), 1253-1262.

Furnham, A., & Saipe, J. (1993). Personality correlates of convicted drivers. Personality and individual

differences, 14(2), 329-336.

Gino, F., & Margolis, J. D. (2011). Bringing ethics into focus: How regulatory focus and risk preferences (un)ethical behavior. Organizational Behavior and Human Decision

Processes, 115(2), 145-156.

Gordon, W. R., & Caltabiano, M. L. (1996). Urban-rural differences in adolescent self-esteem, leisure boredom, and sensation seeking as predictors of leisure-time usage and satisfaction. Adolescence. Griskevicius, V., Tybur, J. M., Delton, A. W., & Robertson, T. E. (2011). The influence of mortality

and socioeconomic status on risk and delayed rewards: A life history theory approach. Journal of Personality and Social Psychology, 100, 1015–1026.

Hsee, C. K., Yang, A. X., & Wang, L. (2010). Idleness aversion and the need for justifiable busyness. Psychological Science, 21(7), 926-930.

Inzlicht, M., & Schmeichel, B. J. (2012). What is ego depletion? Toward a mechanistic revision of the resource model of self-control. Perspectives on Psychological Science, 7(5), 450-463.

(16)

Kahneman, D., & Tversky, A. (1979). Prospect theory: An analysis of decision under risk.

Econometrica: Journal of the Econometric Society, 263-291.

Kouchaki, M., Oveis, C., & Gino, F. (2014). Guilt enhances the sense of control and drives risky judgments. Journal of experimental psychology: general, 143(6), 2103.

Lee, C. M., Neighbors, C., & Woods, B. A. (2007). Marijuana motives: Young adults' reasons for using marijuana. Addictive behaviors, 32(7), 1384-1394.

Leong, F. T., & Schneller, G. R. (1993). Boredom proneness: Temperamental and cognitive components. Personality and individual differences, 14(1), 233-239.

Loewenstein, G. (1994). The psychology of curiosity: A review and reinterpretation. Psychological Bulletin, 116, 75–98.

Mogilner, C., Aaker, J. L., & Pennington, G. L. (2008). Time will tell: The distant appeal of promotion

and imminent appeal of prevention. Journal of Consumer Research, 34(5), 670-681. Randles, D., Proulx, T., & Heine, S. J. (2011). Turn-frogs and careful-sweaters: Non-conscious

perception of incongruous word pairings provokes fluid compensation. Journal of Experimental Social Psychology, 47(1), 246-249.

Stanford, M.S., Greve, K.W., Boudreanx, J.K., Mathias, C.W., Brumbelow, J.L., 1996. Impulsiveness and risk-taking behavior: comparison of high-school and college students using the Barratt

impulsiveness Scale. Personal. Indiv. Differ. 21, 1075–1973

Van Tilburg, W. A., & Igou, E. R. (2012). On boredom: Lack of challenge and meaning as distinct boredom experiences. Motivation and Emotion, 36(2), 181-194.

Weber, E. U., Blais, A. R., & Betz, N. E. (2002). A domain‐specific risk‐attitude scale: Measuring risk perceptions and risk behaviors. Journal of behavioral decision making, 15(4), 263-290.

(17)

Wilson, T. D., Reinhard, D. A., Westgate, E. C., Gilbert, D. T., Ellerbeck, N., Hahn, C., & Shaked, A. (2014). Just think: The challenges of the disengaged mind. Science, 345(6192), 75-77. Whitson, J. A., & Galinsky, A. D. (2008). Lacking control increases illusory pattern

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Er zijn in totaal elf experts op het gebied van ruimtelijke planning geïnterviewd, waarbij er gevraagd werd naar het gebruik van nudging, de ervaringen hiermee en de

Rom Molemaker en Tanja de Jonge hebben inmiddels een behoorlijk oeuvre opgebouwd en ze zijn flink door de wol geverfd als het gaat om het schrij- ven van spannende,

Niet alleen moet Perry wennen aan de nieuwe situatie, hij komt er ook achter dat deze openbaar aanklager bepaald geen haast heeft met het behandelen van de voorwaardelijke

This is contrary to the guiding principles of the UN Convention on the Rights of the Child, the essence of which is the recognition of children and young people as a group of

Op dat moment schakelt de piloot de motoren weer op vol vermogen en is de toestand van gewichtloosheid voorbij. Om zinvol te kunnen trainen is het belangrijk dat de toestand van

[r]

eens ontbreekt) over de gevm·en van commercialisering van cultuurmedia zou dan wellicht een concreet reliëf !hebben ge- kregen. Bovendien 2lOU het rapport door

Mr. Oud verdedigde nog eens uitdrukkelijk waarom hij het liefst een kabinet zou zien met vijf katholieke ministers, vijf socialistische en vijf ministers van de