• No results found

Nieuwe ronde nieuwe kansen : een experimenteel onderzoek naar de effecten van winst- en verliesframes op de attitude en intentie om orgaandonor te blijven met de nieuwe donorwet en de rol die reactantie en modaliteit da

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nieuwe ronde nieuwe kansen : een experimenteel onderzoek naar de effecten van winst- en verliesframes op de attitude en intentie om orgaandonor te blijven met de nieuwe donorwet en de rol die reactantie en modaliteit da"

Copied!
65
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nieuwe ronde nieuwe kansen

Een experimenteel onderzoek naar de effecten van winst- en verliesframes op de attitude en intentie om orgaandonor te blijven met de nieuwe donorwet en de rol die reactantie en

modaliteit daarbij speelt.

Charlotte Buts

10593829

Master Thesis

Graduate School of Communication

Persuasive Communication

Dr. Saar Mollen

(2)

2 Abstract

Door het tekort aan orgaandonoren gaat Nederland vanaf 2020 over op een opt-out systeem waarbij iedereen vanaf 18 jaar, die nog niet geregistreerd staat als orgaandonor, automatisch als ‘geen bezwaar’ geregistreerd komt te staan. Het doel van de huidige studie was om te onderzoeken of framing (een winst- of verliesframe) gemedieerd werd door reactantie en een effect had op de attitude en intentie om orgaandonor te blijven na invoering van de nieuwe donorwet. Ook werd er gekeken of dit gemodereerd werd door het type modaliteit (afbeelding met tekst of alleen tekst) in een bericht. Er werd verwacht dat een winstframe zou leiden tot minder reactantie vergeleken met een verliesframe en minder reactantie zou leiden tot een positievere attitude en hogere intentie om orgaandonor te blijven. Ook werd er verwacht dat een winstframe samen met een afbeelding en tekst zou leiden tot minder reactantie, dan alleen tekst en een verliesframe samen met een afbeelding en tekst zou leiden tot meer reactantie, dan alleen tekst.Er werd een online experiment uitgevoerd onder 185 niet-geregistreerde orgaandonoren tussen de 18 en 28 jaar. Op basis van het experiment werd een significant mediatie effect gevonden waaruit bleek dat een winstframe leidde tot minder reactantie dan een verliesframe en een lagere reactantie leidde vervolgens tot een positievere attitude en hogere intentie om orgaandonor te blijven. Er werd geen significant modererend mediatie effect gevonden. Dit betekend dat wanneer modaliteit (afbeelding met tekst vs alleen tekst) geen significant effect had op het mediatie effect. Framing samen met modaliteit had geen sterkere invloed op de reactantie. Aan de hand van de resultaten zijn aanbevelingen voor verder onderzoek gedaan.

(3)

3 Inleiding

Om het aantal orgaandonoren in Nederland te verhogen heeft de Eerste Kamer op 13 februari 2018 een nieuwe donorwet aangenomen. Dit houdt in dat Nederland vanaf 2020 overgaat van een opt-in systeem naar een opt-out systeem. Een opt-out systeem zorgt ervoor dat men automatisch geregistreerd komt te staan als orgaandonor, mits ze dit zelf nog niet hebben vastgelegd terwijl bij een opt-in systeem alleen mensen geregistreerd staan die

daadwerkelijk actief zich hebben ingeschreven (Rithalia et al., 2009). Het blijkt dat maar 1 op de 10.000 geschikt is als orgaandonor en slechts 3,6 miljoen Nederlanders geven op dit moment actief toestemming waardoor er nog steeds een tekort is aan donoren (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2017; Nederlandse Transplantatie Stichting, 2018). Een opt-out systeem zou ervoor moeten zorgen dat de wachtlijst minder lang is doordat er meer mensen geregistreerd zullen staan als orgaandonor (Abadie & Gay, 2006; Rithalia et al., 2009).

Met de nieuwe donorwet staan mensen voor een keuze, wel of niet orgaandonor blijven. Zo’n keuze kan beïnvloed worden door de manier hoe een bericht gepresenteerd, oftewel geframed wordt (Rothman, Martino, Bedell, Detweiler, & Salovey, 1999). De framing theorie bestaat uit een winstframe en een verliesframe, waarin de positieve of negatieve

gevolgen van het uitvoeren of het niet uitvoeren van het gedrag worden benadrukt (Rothman & Salovey, 1997). In Nederland maakt de overheid over het algemeen geen gebruik van framing in campagnes (Renes & van de Putte, 2011). Het is echter misschien wel verstandig om framing te gebruiken. Het onderzoek van Hansen, Eisner, Pfaller en Schicktanz (2017) vergelijkt orgaandonatiecampagneposters in Duitsland over de jaren heen. Het blijkt dat de attitude en intentie tot orgaandonatie positiever is wanneer de voordelen worden benadrukt in plaats van de nadelen (Hansen et al., 2017).

Orgaandonatie gaat uit van altruïstisch gedrag, het helpen van een ander (Bar-tal, 1986). Orgaandonorpatiënten zijn afhankelijk van potentiële orgaandonoren. Een winstframe

(4)

4

benadrukt hoe jouw (donatie)gedrag een ander ten goede kan komen als je ingeschreven blijft staan als orgaandonor terwijl een verliesframe benadrukt hoe het uitschrijven als orgaandonor een ander kan benadelen. Bij orgaandonatie wordt er gekeken naar twee appeals die

vergelijkbaar zijn met winst- en verliesframes, het altruïstisch appeal en het schuld appeal (Reinhart, Marshall, Feeley & Tutzauer, 2007). Altruïstische appeals worden gezien als een winstframe en veroorzaken positieve emoties zoals geluk en trotsheid bij de ontvanger (Reinhart et al., 2007). Schuld appeals worden gezien als een verliesframe en veroorzaken emoties zoals van schuld en boosheid (Reinhart et al.,2007).

Emoties die worden ervaren als gevolg van de twee frames hebben invloed op de attitude en intentie om een bepaald gedrag uit te voeren (van 't Riet, Ruiter, Werrij, Candel & de Vries, 2010). Zowel positieve als negatieve emoties kunnen mensen motiveren om in actie te komen. Wanneer de winsten van orgaandonatieregistratie worden benadrukt, ervaren mensen geluk en trots doordat je iemand helpt en dit kan mensen ertoe zetten om het gedrag uit te voeren (Renes & van de Putte, 2011). Verliezen kunnen ook motiverend werken, wanneer de nadelen van het niet registreren als donor worden benadrukt. Men kan

schuldgevoel ervaren en om hiervan af te komen kunnen ze het voorgestelde gedrag gaan uitvoeren maar er is ook een mogelijkheid dat ze het tegenovergesteld gedrag gaan uitvoeren, oftewel dat het boemerangeffect optreedt (Brehm & Brehm, 1981; O’Keefe, 2002).

Het boemerangeffect maakt deel uit van de psychologische reactantie theorie (Brehm & Brehm, 1981).Psychologische reactantie kan ervaren worden tegenover een persuasieve boodschap. Deze reactantie ontstaat doordat men het gevoel heeft dat hun vrijheid wordt afgenomen (Brehm & Brehm, 1981). Het opt-out systeem roept bij mensen meer negatieve emoties en reactantie op dan een opt-in systeem (Abadie & Gay, 2006). Het lijkt erop dat er al een boemerangeffect heeft plaatsgevonden als gevolg van het aannemen van de nieuwe donorwet. Kort nadat het bekend werd dat de nieuwe donorwet was aangenomen, hebben

(5)

5

tienduizenden Nederlanders zich uitgeschreven als donor of zich als niet-donor geregistreerd (Porfírio, 2018).

Niet alleen het nieuwe systeem maar ook type frame kan reactantie oproepen (Abadie & Gay, 2006, Reinhart et al., 2007). Een winstframe wekt positieve emoties op waardoor er geen bedreiging van de vrijheid plaatsvindt (Quick, Kam, Morgan, Montero Liberona, & Smith, 2015). Een verliesframe wekt negatieve emoties op en deze negatieve emoties kunnen reactantie versterken (Dillard & Shen, 2005). Doordat gezondheidsboodschappen regelmatig gebruik maken van afbeeldingen om de impact van een bericht te vergroten, is het belangrijk om te kijken wat een afbeelding doet met deze emoties (Cameron & Chan, 2008).

Afbeeldingen zijn in staat om emoties op te roepen en te versterken en emoties hebben weer invloed op de reactantie (Chang, 2013; Dillard & Shen, 2005). Campagnes maken vaak gebruik van een combinatie van afbeeldingen en teksten, dit wordt ook wel modaliteit genoemd (Moreno & Mayer, 1999). In overheidscampagnes (e.g. rijden onder invloed, stoppen met roken, overmatig drugsgebruik) wordt vaak een combinatie van afbeeldingen en teksten gebruikt zodat er een negatieve attitude en intentie ontstaat tegenover het ongewenste gedrag (Ruiter, Kessels, Peters, & Kok, 2014). Bij orgaandonatie is het juist van belang dat er een positieve attitude en intentie ontstaat tegenover het gewenste gedrag. Frames zijn in staat om negatieve of positieve emoties op te roepen en een afbeelding heeft weer de kracht om deze emoties te versterken.

Het onderzoek van Quick en anderen (2015) stelt dat eventuele moderatoren of

mediatoren als een verhelderende functie kunnen dienen om meer duidelijkheid te geven welk frame het meest effectief is bij gezondheidsboodschappen. In deze studie zal gekeken worden naar de mediator reactantie en de moderator modaliteit in een opt-out systeem, wat nog niet eerder onderzocht is. De nieuwe wet brengt veel teweeg in Nederland. Er is geen garantie dat men daadwerkelijk geregistreerd blijft staan als orgaandonor met de nieuwe wet door onder

(6)

6

andere de verhoogde kans op reactantie (Coppen, Friele, Marquet & Gevers, 2005; Moseley & Stoker, 2015). Daarom zal de volgende onderzoeksvraag centraal staan in deze studie:

RQ| Wat is het effect van framing op de attitude en intentie om donor te blijven, wordt dit effect gemodereerd door modaliteit en kan dit verklaard worden door reactantie?

Theoretisch kader Message framing

De prospect theorie benadrukt hoe een frame invloed kan hebben op iemands

gedragskeuze en maakt een onderscheidt tussen twee niveaus van framing, een verliesframe en een winstframe (Kahneman & Tversky, 1979). Men is eerder bereid risico’s te nemen als de nadruk wordt gelegd op de verliezen (e.g. percentage kans om een weddenschap te verliezen) terwijl men juist risicomijdend wordt als de nadruk wordt gelegd op de winsten (e.g. percentage kans om dezelfde weddenschap te winnen) (Kahneman & Tversky, 1979).

Bij donorregistratie zijn de gevolgen van het gedrag niet voor de persoon zelf maar voor een onbekende die het orgaan wel of niet zal ontvangen. De theorie van Kahneman en

Tversky (1979) kijkt naar risico’s op economisch gebied. Rothman en Salovey (1997) hebben in hun framing theorie de prospect theorie vertaald naar gezondheidsboodschappen en kijken welk frame het meest persuasief is bij welk gezondheidsgedrag. De theorie voorspelt dat een verliesframe het meest effectief is wanneer men een gezondheidsprobleem kan detecteren door bepaald gedrag uit te voeren (e.g. een mammogram laten maken) terwijl een winstframe het meest effectief is wanneer men een gezondheidsprobleem kan voorkomen door het gedrag uit te voeren (e.g. gebruik van zonnebrand) (Rothman, Bartels, Wlaschin, & Salovey, 2006). Toch blijkt dat deze vuistregel niet altijd juist is en zelfs na vele onderzoeken kan er nog niet met zekerheid worden gezegd welk frame het meest effectief is bij welk type gedrag (O’Keefe & Jensen, 2009). Het is niet mogelijk om orgaandonatie in de categorie van preventie of

(7)

7

detectie te plaatsen omdat je orgaandonor wordt om een ander te helpen en niet om bepaald gedrag bij jezelf te detecteren of te voorkomen. Toch kan er ook bij

orgaandonatieboodschappen gebruik worden gemaakt van framing. In onderzoek naar het bevorderen van orgaandonatie is dan ook meerdere malen gekeken naar de effectiviteit van een winst- of een verliesframe (McGregor, Ferguson, & O’Carroll, 2011; Quick et al., 2015; Reinhart et al., 2007).

Bij orgaandonatie is er sprake van altruïstisch gedrag. Altruïstisch gedrag wordt gedefinieerd als sociaal gedrag dat alleen maar positieve uitkomsten heeft voor een ander (Bar-tal, 1986). Bij het bevorderen van altruïstisch gedrag kan gebruik worden gemaakt van twee appeals die parallel staan aan een winst- en een verliesframe (Reinhart et al., 2007). Een altruïstische appeal, vergelijkbaar met een winstframe benadrukt hoe jouw (donatie)gedrag een ander ten goede kan komen. Een schuld appeal benadrukt hoe jouw (donatie)gedrag een ander kan benadelen en wordt gezien als een verliesframe (Quick et al., 2015; Reinhart et al., 2007).

Positieve emoties komen vaker tot stand bij een winstframe dan een verliesframe doordat de nadruk wordt gelegd op de positieve gevolgen van jouw gedrag (Reinhart et al., 2007). Het altruïstische appeal werkt erg persuasief doordat altruïsme bestaat uit de motivatie om een ander te helpen, de verwachting van elkaar om een ander te helpen en het geloof dat iedereen de wil heeft anderen te helpen (Guttman, Siegal, Appel, & Bar-On, 2016; Reinhart et al., 2007). Zowel altruïsme als altruïstische appeals zijn in staat positieve emoties op te roepen (LaVail et al., 2010). Het onderzoek van Quick en anderen (2015) beaamt dat een winstframe het beste werkt bij orgaandonatie doordat positieve emoties zoals geluk worden opgeroepen. De invloed van positieve emoties op attitude en intentie wordt minder vaak onderzocht vergeleken met negatieve emoties op attitude en intentie (Quick et al., 2015). In traditionele advertenties wordt regelmatig gebruik gemaakt van een positieve emotionele toon omdat dit

(8)

8

leidt tot een positievere attitude tegenover het bericht dan wanneer er een negatieve

emotionele toon wordt gebruikt (Eckler & Bolls, 2011). Positieve emoties hebben een positief effect op de acceptatie van een gezondheidsbericht en op de attitude (O’Keefe, 2002).

Een verliesframe benadrukt de negatieve gevolgen als iemand niet het voorgestelde gedrag uitvoert. Deze gevolgen roepen negatieve emoties op zoals schuld, boosheid of walging en worden als onprettig ervaren (Lindsey, Yun, & Hill, 2007; Reinhart et al., 2007; Wang, 2011). Deze negatieve emoties kunnen mensen motiveren het voorgestelde gedrag uit te voeren zodat ze zich minder schuldig voelen (Lindsey et al., 2007; Xu & Guo, 2017). Toch zijn er meerdere empirische studies die juist voorspellen dat schuldgevoel niet motiverend werkt (Lee & Cameron, 2017; Reinhart et al., 2007). In het onderzoek van Reinhart en anderen (2007) is er gekeken naar het effect van schuld appeals bij orgaandonatie. De nadruk wordt gelegd op het feit dat orgaandonorpatiënten onnodig komen te overlijden wanneer iemand zich niet registreert als orgaandonor, waardoor schuldgevoel ontstaat. Schuldgevoel is in staat negatieve affecten op te roepen zoals irritatie, boosheid en haat waardoor men een negatieve attitude en intentie ontwikkelt tegenover het voorgestelde gedrag (Lee & Cameron, 2017). Een gevolg van deze negatieve emoties kan zijn dat men het gedrag gaat vermijden of juist het tegenovergestelde gedrag gaat uitvoeren, oftewel het boemerangeffect (Brehm & Brehm, 1981). Dit is een onderdeel van de psychologische reactantie.

Reactantie

Psychologische reactantie komt vaak voor in reactie op persuasieve

gezondheidsboodschappen en wordt ervaren wanneer iemands vrijheid wordt bedreigd (Brehm & Brehm, 1981; Cho & Sands, 2011). Men ervaart de bedreiging van zijn of haar vrijheid, waarbij negatieve gevoelens ontstaan, en men komt in actie om deze vrijheid weer te herstellen (Brehm & Brehm, 1981). Er is al vaker empirisch onderzoek uitgevoerd naar reactantie bij orgaandonatie, maar dan bij een opt-in systeem (Quick, Scott, & Ledbetter,

(9)

9

2011; Reinhart et al., 2007). Niet alleen het systeem is in staat reactantie op te roepen maar ook het type frame (Abadie & Gay, 2006, Reinhart et al., 2007).

Er zijn verschillende redenen waarom een verliesframe in staat is om meer reactantie op te roepen dan een winstframe. Een verliesframe wordt gezien als een bevel of een

dreigement waardoor men het gevoel heeft dat ze zelf geen keuze mogen maken, dit wordt gezien als vrijheidsbedreigend (Cho & Sands, 2011). Een andere reden waarom een verliesframe meer reactantie oproept is doordat negatieve emoties die ontstaan bij een

verliesframe worden gezien als manipulatief en verhogen de kans op reactantie in vergelijking met positieve emoties (Dillard & Shen, 2005; Quick et al., 2015; Witte, 1992). Ondanks het feit dat het onderzoek van Cho en Sands (2011) concludeert dat reactantie geen directe invloed heeft op de overredingskracht, waardoor een verliesframe nog steeds persuasief kan zijn, concluderen meerdere onderzoekers het tegenovergestelde (Dillard & Shen, 2005; Rains & Turner, 2007; Reinhart et al., 2007; Renes & van de Putte, 2011). Zij stellen dat reactantie een negatieve invloed heeft op de effectiviteit van een bericht en op de attitude en intentie van mensen om zich te registreren als orgaandonor. Wanneer reactantie optreedt zal men er alles aan doen om hun vrijheid weer te herstellen. Dit kunnen zij doen door attitudes, overtuigingen en intenties, tegenovergesteld van het persuasieve bericht te vormen en dit wordt ook wel het boemerangeffect genoemd (Brehm & Brehm, 1981). Mensen zullen het tegenovergestelde gedrag uitvoeren, namelijk zich uitschrijven als orgaandonor.

Er wordt vaker gekeken naar het effect van negatieve emoties op reactantie dan naar positieve emoties (Quick et al., 2015; Witte & Allen, 2000). Een winstframe wordt gezien als een suggesties en komt minder bedreigend en controlerend over (Cho & Sands, 2011). Ook wekt het meer geluk en trots op dan een verliesframe, vooral bij mensen die nog niet geregistreerd staan als orgaandonor, doordat ze het gevoel hebben dat ze iemand kunnen helpen (Quick et al., 2015). Deze positieve emoties leiden tot minder reactantie en geen

(10)

10

boemerangeffect (Quick et al., 2015), waardoor een positievere attitude en intentie ontstaat tegenover het blijven van orgaandonor (Lee & Cameron, 2017; Quick & Bates, 2010; Reinhart et al., 2007). Tevens blijkt dat een campagne vanuit de overheid persuasiever is wanneer positieve punten van orgaandonatie worden benadrukt dan wanneer de nadruk wordt gelegd op het schuldgevoel van iemand (LaVail et al., 2010). Dit leidt tot de volgende

hypothese:

H1| Een winstframe leidt tot minder reactantie dan een verliesframe wat vervolgens leidt tot een positievere attitude en hogere intentie om orgaandonor te blijven.

Modaliteit

Een gezondheidsboodschap kan op meerdere manieren worden gepresenteerd. De tekst in een boodschap kan geschreven of gesproken worden of de afbeeldingen kunnen stilstaan of bewegen. Modaliteit gaat ervanuit dat wanneer er gebruik wordt gemaakt van multimedia (twee communicatievormen) het beste gebruik gemaakt kan worden van afbeeldingen samen met gesproken tekst (Moreno & Mayer, 1999). Een combinatie van audio en visueel materiaal is in staat om de boodschap eerder terug te roepen vanuit het geheugen (Moreno & Mayer, 1999; Meppelink, van Weert, Haven, & Smit, 2015). In de communicatie over gezondheid zijn afbeeldingen in combinatie met geprinte teksten een significante rol gaan spelen

(Thompson, 2012). Gezondheidsboodschappen maken regelmatig gebruik van afbeeldingen om zo de impact van het bericht en de motivatie tot het uitvoeren van het gedrag te vergroten (Cameron & Chan, 2008). In het geval van orgaandonatie is een afbeelding van belang omdat het voor mensen lastig is om zich voor te stellen wat een ziekte met iemand doet, zoals bij donorpatiënten (Chang, 2013). In deze studie is het van belang dat de afbeeldingen in staat zijn om emoties op te roepen om zo het gewenste effect te veroorzaken, ingeschreven blijven als orgaandonor (Chang, 2013).

(11)

11

Empirische onderzoeken die gezondheidscampagnes met afbeeldingen en teksten vergelijken met gezondheidscampagnes die alleen maar teksten gebruiken, zijn in de context van orgaandonatie schaars. Dit terwijl afbeeldingen met teksten overtuigender kunnen zijn dan alleen tekst (Chang, 2013). De verschillende onderzoeken die wel deze vergelijking maken kijken voornamelijk naar campagnes om mensen te laten stoppen met roken (Noar et al., 2015; Hammond, Fong, McDonald, Brown, & Cameron, 2004). Onderzoeken naar

gezondheidscommunicatie gericht op stoppen met roken, laten zien dat wanneer afbeeldingen van de gevolgen van roken worden toegevoegd aan een sigarettenverpakking er meer emoties worden opgeroepen. Deze angstaanjagende afbeeldingen op sigarettenverpakkingen wekken onder andere de emoties angst en schuldgevoel op, een verliesframe, doordat de negatieve uitkomsten voor jezelf, maar ook voor andere worden benadrukt (Noar et al., 2015). De negatieve emoties die worden opgewekt door de angstaanjagende afbeeldingen roepen meer reactantie op dan alleen tekst en hebben een negatieve invloed op de attitude en intentie ten opzichte van roken (Hammond et al., 2004; Noar et al., 2015). Er is een mogelijkheid dat dit ook zal gelden bij orgaandonatiecampagnes. Wanneer orgaandonatieberichten gebruik maken van een verliesframe, negatieve emoties, in combinatie met een afbeelding en tekst, zou dat kunnen leiden tot meer reactantie en uiteindelijk een negatievere attitude en intentie tegenover het blijven van orgaandonor.

Negatieve emoties zoals schuldgevoel of angst worden gezien als een verliesframe. Afbeeldingen laten een visueel beeld zien van de gevolgen van bijvoorbeeld een ziekte, waardoor mensen emoties sterker ervaren doordat ze een betere voorstelling kunnen maken van deze gevolgen (Chang, 2013). Angst appeals worden net als schuld appeals ingezet om mensen te motiveren om in actie te komen (Ruiter et al., 2014; Xu & Guo, 2017).

Afbeeldingen worden vaak gebruikt om angsten op te roepen bij gezondheidscampagnes zodat de gevolgen van bepaald gedrag duidelijk wordt (e.g. rijden onder invloed) waardoor

(12)

12

een bedreiging ontstaat, zodat men gemotiveerd raakt om het gedrag te vermijden of zich te verzetten (Brehm & Brehm, 1981; Ruiter et al., 2014). Wanneer men zich gaat verzetten tegen het gedrag zal dat in deze studie betekenen dat ze zich zullen uitschrijven als orgaandonor. Xu en Guo (2017) hebben een meta-analyse uitgevoerd. Zij kijken naar

gezondheidsboodschappen waar teksten met of zonder afbeelding worden gebruikt en waarbij schuldgevoel centraal staat. Het blijkt dat wanneer er een schuld appeal wordt gebruikt, oftewel een verliesframe, dat afbeeldingen samen met teksten leiden tot meer reactantie dan alleen tekst door de negatieve emoties die worden opgeroepen (Noar et al., 2015; Xu & Guo, 2017). Ook uit het onderzoek van Lee en Cameron (2017) blijkt dat wanneer een verliesframe gebruik maakt van alleen tekst, er meer sprake is van reactantie dan wanneer er afbeeldingen met gesproken tekst worden gebruikt.

Positieve emoties zoals geluk of trots worden gezien als een winstframe. Zowel winstframes als visueel materiaal zijn in staat reactantie te verminderen (Lee & Cameron, 2017; Quick et al., 2015). Het gebruik van afbeeldingen samen met tekst is in staat om de geloofwaardigheid en medeleven te verhogen waardoor het bericht eerder geaccepteerd wordt (Lee, Cameron, Wünsche, & Stevens, 2011). Een afbeelding versterkt emoties en in het geval van een winstframe zullen dus positieve emoties worden versterkt (Hansen et al., 2017). Het onderzoek van Lee en Cameron (2017) kijkt naar framing in het domein gewichtscontrole. Een winstframe in combinatie met audiovisueel materiaal leidt tot minder reactantie wat vervolgens leidt tot een positievere attitude en intentie dan een verliesframe met audiovisueel materiaal (Lee & Cameron, 2017). Meer bewijs voor het feit dat het toevoegen van beelden aan winstframes boodschappen over orgaandonatie een positief effect heeft komt uit het onderzoek van Hansen en anderen (2017). Zij kijken naar verschillende

orgaandonatiecampagneposters in Duitsland. De posters in de Duitse campagnes maken gebruik van zowel afbeeldingen als teksten en richten zich voornamelijk op de winsten die

(13)

13

behaald kunnen worden wanneer iemand zich registreert als orgaandonor. Extreme negatieve uitkomsten, zoals de dood, worden niet benoemd. Uit hun onderzoek blijkt dat een afbeelding in staat is om de emoties te versterken die worden opgeroepen door een winstframe. Deze positieve emoties leiden tot een positieve attitude en intentie tot donorregistratie. Dit leidt tot de volgende hypothese:

H2| Een verliesframe leidt tot meer reactantie wanneer er gebruik wordt gemaakt van zowel een afbeelding als tekst, dan alleen tekst. Een winstframe leidt tot minder reactantie wanneer er gebruik wordt gemaakt van zowel een afbeelding als tekst, dan alleen tekst. Een sterker gevoel van reactantie leidt tot een negatievere attitude en lagere intentie om

orgaandonor te blijven.

Een schematische weergave van de Hypotheses is weergegeven in Figuur 1.

Figuur 1. Conceptueel model

Methode Participanten

De doelgroep van dit onderzoek bestond uit deelnemers tussen de 18 en 28 jaar. Mensen in deze leeftijdscategorie denken niet vaak na over de dood en hebben verkeerde opvattingen over orgaandonatie waardoor zij zich over het algemeen niet registreren terwijl ze

(14)

14

wel geschikt zijn als orgaandonoren (Smits, van den Borne, Dijker, & Ryckman, 2005). Doordat ze geschikt zijn als orgaandonoren is het belangrijk dat ze ook daadwerkelijk donor blijven. Er werd gebruik gemaakt van een gelegenheidssteekproef en de participanten werden door middel van Facebook benaderd. Het wervingsbericht beschreef dat het onderzoek ging over de communicatie vanuit de overheid over nieuw beleid en vermeldde dat het onderzoek deel uitmaakte van een Master scriptie aan de Universiteit van Amsterdam.

In totaal waren 387 participanten gestart met het experiment. De participanten die het experiment niet hadden afgerond (n = 22) of niet voldeden aan de eisen, niet-geregistreerde (n = 171) en niet behorende tot de leeftijdscategorie 18 - 28 jaar (n = 9), werden verwijderd. Uiteindelijk bleven er 185 participanten over. De gemiddelde leeftijd was 22,96 jaar (SD = 2,12). Er deden 144 vrouwen en 41 mannen mee aan het onderzoek. Van de 185 participanten had de meerderheid aangegeven een WO-opleiding (60,5%) te hebben gevolgd of afgerond. Het merendeel van de participanten gaf als nationaliteit Nederlands (97,8%) aan en vier gaven anders aan, namelijk twee Duits, één Bulgaars en één Belgisch. De meerderheid gaf aan niet-religieus (n = 151) te zijn vergeleken met wel-religieuze (n = 34).

Aan het einde van het onderzoek werd de participanten gevraagd wat het doel van het onderzoek was. In totaal waren er 8 participanten die beschreven dat het onderzoek ging over de manier hoe een bericht geframed was. Er is gekozen om deze participanten niet te

verwijderen, omdat er geen verschil werd gevonden in de resultaten1.

Experimenteel design

Het design van het onderzoek was een 2 (modaliteit: afbeelding met tekst versus alleen tekst) x 2 (framing: winstframe versus verliesframe) tussen proefpersonen experiment met

1

De 8 participanten die het doel van het onderzoek door hadden zijn aan de hand van select cases tijdelijk uit het experiment verwijderd om te kijken of er een verschil plaats vond in de resultaten. Dit bleek niet het geval te zijn. Deze participanten zijn niet verwijderd uit het experiment. Er werden geen verschillen gevonden in de significantie van de onafhankelijke variabele, de afhankelijke variabelen, de mediator en moderator.

(15)

15

reactantie als mediator en attitude en intentie als afhankelijke variabelen. Hieruit volgde vier verschillende experimentele condities. Elke deelnemer werd willekeurig aan een van de condities toegewezen. Het onderzoeksdesign is in Tabel 1 schematisch weergegeven.

Tabel 1

Schematische weergave van het onderzoeksdesign.

Framing

Modaliteit Winstframe Verliesframe

Afbeelding met tekst n = 48 n = 46

Alleen tekst n = 45 n = 46

Procedure

Participanten konden deelnemen aan het onderzoek door middel van een link die werd gedeeld via Facebook. Allereerst kregen de participanten een informed consent formulier te lezen, waarin werd uitgelegd dat het onderzoek ging over de communicatie vanuit de overheid over een nieuw beleid. Ze werden geïnformeerd dat de informatie en afbeeldingen eventueel als emotioneel shockerend en/of aanstootgevend ervaren kon worden. Er werd ook duidelijk gemaakt dat hun anonimiteit gewaarborgd werd en dat ze zonder reden deelname konden weigeren of vroegtijdig afbreken. Indien zij toestemming gaven, werden hen enkele vragen gesteld. Aan de hand van deze vragen werden participanten aan het onderzoek geselecteerd. Dit gebeurde wanneer zij tussen de 18 en 28 jaar waren en wanneer ze niet geregistreerd stonden als orgaandonor. Vervolgens konden de participanten beginnen aan het experiment. Er werd gebruik gemaakt van een coverstory, dat het experiment ging over communicatie vanuit de overheid en niet specifiek over orgaandonatie, om te voorkomen dat participanten het doel van het onderzoek door zouden hebben en zich daardoor zouden laten beïnvloeden.

(16)

16

Als eerste kregen alle participanten een informatieve tekst te lezen van de overheid over een nieuw beleid, de donorwet (zie Bijlage I). De participanten kregen deze tekst te lezen zodat ze op de hoogte waren van de verandering als gevolg van de nieuwe wet en dat ze begrepen wat de nieuwe wet voor hen specifiek zou betekenen. Vervolgens werden er vragen gesteld over de opbouw en de inhoud van het bericht, zodat de coverstory geloofwaardig was.

Vervolgens werden de participanten willekeurig toegewezen aan een van de vier condities. Ze kregen een donorformulier te zien met daarin ofwel een winst- of een verliesframe, met of zonder afbeelding (zie Bijlage II). Eerst werden wederom algemene vragen gesteld over de opbouw en de inhoud van het bericht. Vervolgens werden vragen gesteld met betrekking tot de mediator reactantie, de afhankelijke variabelen attitude en intentie en manipulatiecheckvragen voor de frames. Aan het einde van het onderzoek kregen de participanten een debriefing te lezen. Hierin werd uitgelegd wat het doel van het onderzoek was en dat er sprake was van misleiding. Er werd uitgelegd dat het communicatiebericht niet een officieel bericht vanuit de overheid was maar gebaseerd was op informatie verkregen van de publieke site van de overheid over orgaandonatie. Ook werd er uitgelegd dat het

orgaandonatieformulier een manipulatie was waarin de participanten ofwel een winst- of een verliesframe te zien kregen en ofwel een afbeelding met tekst, of alleen tekst te zien kregen (Bijlage III). Vervolgens werden deelnemers bedankt voor hun deelname aan het onderzoek.

Manipulaties

Frame. De teksten in het manipulatiemateriaal zijn gebaseerd op eerder onderzoek van Cohen (2010). Het winstframe benadrukte wat er zou gebeuren als de participant

ingeschreven zou blijven staan als orgaandonor met de volgende tekst: ‘Ik kijk uit naar het leven. Met de hulp van nieuwe longen die ik zo hard nodig heb, kan ik mijn leven weer volop leven. Ervoor kiezen om jezelf ingeschreven te laten staan en orgaandonor te blijven kan levens redden!’ Het verliesframe benadrukte wat er zou gebeuren als de participant zich zou

(17)

17

uitschrijven als orgaandonor met de volgende tekst: ‘Ik wacht op de dood. Zonder de hulp van nieuwe longen die ik zo hard nodig heb, zal mijn leven snel eindigen. Ervoor kiezen jezelf uit te schrijven en geen orgaandonor te zijn kan levens kosten!’

Modaliteit. Het stimulusmateriaal bestond uit een afbeelding met tekst of alleen tekst. De afbeelding liet een meisje zien rond de 20 jaar in een ziekenhuisbed dat zuurstof

toegediend kreeg. Er werd gekozen voor een afbeelding van een meisje die dezelfde leeftijd had als de participanten zodat ze zich meer konden identificeren (Davis, Shoveller, Oliffe, & Gilbert, 2012). In beide framing condities werd er gebruik gemaakt van dezelfde afbeelding, om de manipulatie zo consistent mogelijk te houden. De stimuli zoals gebruikt in de vier condities zijn terug te zien in Bijlage II.

Metingen

Reactantie. Reactantie is gemeten aan de hand van de items in het artikel van Dillard en Shen (2005). Zij hebben reactantie in twee componenten onderverdeeld; cognitieve en affectieve componenten. In de eerste stellingen werd de cognitieve component gemeten: ‘Tijdens het lezen van het bericht in het groene donorformulier voelde ik mij…’ ‘… bedreigd in mijn keuzevrijheid’ en ‘het bericht in het groene donorformulier...’ ‘…probeert een keuze voor mij te maken’; '…probeert mij te manipuleren’; '…probeert mij te dwingen’. De

participanten werden gevraagd aan te geven in hoeverre zij het eens waren met de stellingen, (1) helemaal mee oneens tot (7) helemaal mee eens.

Vervolgens werd het affectieve component van reactantie gemeten. Oorspronkelijk bestond deze uit vier items, maar vertaald naar het Nederlands leken twee items te veel op elkaar, waardoor er in dit onderzoek gebruik is gemaakt van de volgende drie items: ‘Tijdens het lezen van het bericht in het groene donorformulier voelde ik mij…’ ‘geïrriteerd / boos /

(18)

18 geërgerd’. Deze items werden gemeten op een 7-punts Likertschaal die liep van (1) helemaal mee oneens tot (7) helemaal mee eens.

Net als in het onderzoek van Lindsey (zoals in Dillard & Shen, 2012) werden de twee componenten samengevoegd. Er werd een principale componenten analyse (PCA) uitgevoerd met de zeven items die reactantie maten. De zeven items vormden samen een

eendimensionale schaal (EV = 5,03, R² = 0,72, M = 3,96, SD = 1,50) en was zeer betrouwbaar (α = .93).

Attitude. De afhankelijke variabele attitude ten opzichte van het blijven van

orgaandonor werd gemeten aan de hand van vijf items gebaseerd op items in het artikel van Keer, van den Putte en Neijens (2010). De stelling ‘Ik vind het zijn van orgaandonor…’ werd beantwoord met de volgende woordparen: (1) heel slecht – (7) heel goed; (1) heel ongunstig – (7) heel gunstig; (1) heel negatief – (7) heel positief; (1) heel onnodig – (7) heel nodig; (1) heel nadelig – (7) heel voordelig. Er werd een principale componenten analyse (PCA) uitgevoerd met de vijf items die samen attitude maten. Ze vormden samen een

eendimensionale schaal (EV = 3,34, R² = 0,69, M = 5,56, SD = 0,95) en was betrouwbaar (α = .88).

Intentie. Intentie om ingeschreven te blijven staan als orgaandonor, werd gemeten gebaseerd op het onderzoek van Shen en Dillard (2007), waarbij ze de volgende stellingen konden beantwoorden met (1) helemaal mee oneens tot (7) helemaal mee eens: ‘Na de invoer van de nieuwe wet...’ ‘...ben ik van plan geregistreerd te blijven staan als orgaandonor.’; ‘…is het waarschijnlijk dat ik geregistreerd blijf staan als orgaandonor.’; ‘…laat ik mijzelf geregistreerd staan als orgaandonor.’ Er werd een principale componenten analyse (PCA) uitgevoerd met de drie items die intentie maten. Ze vormden samen een eendimensionale schaal (EV = 2,86, R² = 0,95, M = 4,99, SD = 1,64) en bleek zeer betrouwbaar (α = .98).

(19)

19 Controlevariabelen en manipulatiechecks

Controlevariabelen. Aan het begin van het experiment beantwoordden de

participanten een aantal demografische vragen zoals geslacht, leeftijd, opleiding, nationaliteit en religie. Uit het artikel van Hoffer en Zwart (1998) is gebleken dat religie eventueel een factor kon zijn waarom iemand wel of niet orgaandonor wil worden of blijven. Ook is er gekeken naar geslacht aan de hand van het artikel Joshi en Stevens (2017) waaruit bleek dat geslacht invloed kan hebben op attitude en intentie om te registreren als orgaandonor.

Manipulatiecheck. Om te checken of de manipulatie geslaagd was werden vier concepten gemeten. Het eerste concept was ‘toon’ gebaseerd op het onderzoek van Cohen (2010) met de vraag: ‘De toon van het groene donorformulier was…’ en antwoord opties (1) heel negatief tot (7) heel positief (M = 3,70, SD = 1,73).

Het tweede concept was ‘valentie’ met de vraag: ‘De emoties die ik ervaarde tijdens het lezen van het groene donorformulier waren...’ en antwoord opties (1) heel negatief, (4) neutraal, (7) heel positief (M = 4,04, SD = 1,81).

Het laatste item ‘emoties’ was gebaseerd op het onderzoek van Dillard en Peck (2001). De emoties gelukkig; trots; tevreden; schuldig; verdrietig; angstig konden beantwoord

worden met de vraag: ‘Na het lezen van het groene donorformulier voel ik mij…’ en antwoord opties (1) helemaal mee oneens tot (7) helemaal mee eens. Alle emoties zijn samengevoegd in een principale componenten analyse (PCA). Ze vormden samen een tweedimensionale schaal (EV = 3,47, R² = 0,58, EV = 1,46, R² = 0,24). Uit de analyse bleek dat de items gelukkig, trots en tevreden, oftewel positieve emoties samen hoog laden (M = 3,44, SD = 1,29) en hetzelfde gold voor de items schuldig, verdrietig en angstig, oftewel negatieve emoties (M = 3,85, SD = 1,40). Zowel de schaal voor positieve emoties (α = .92) als negatieve emoties (α = .87) bleek zeer betrouwbaar te zijn.

(20)

20

Daarnaast werd er gevraagd of het bericht in het groene donorformulier de nadruk legde op het (1) uitschrijven als orgaandonor of (2) ingeschreven blijven als orgaandonor, ook wel het item ‘registratie’. De participanten die werden blootgesteld aan het verliesframe antwoordde over het algemeen de vraag goed, door de optie ‘uitschrijven als orgaandonor’ te kiezen (90,2%). Participanten die werden blootgesteld aan het winstframe beantwoordde deze vraag ook over het algemeen goed, door de optie ‘ingeschreven blijven als orgaandonor’ te kiezen (77,6%). Er is ervoor gekozen om de participanten die niet het juiste antwoord gaven, wel in het experiment te laten omdat er geen verschil werd gevonden in de resultaten2.

Analyseplan

Voordat Hypothese 1 en 2 getoetst werden is er gekeken naar het directe effect van de onafhankelijke variabele framing op de afhankelijke variabelen attitude en intentie aan de hand van ANOVA’s. Vervolgens werd het programma PROCESS van Hayes (2013) gebruikt om eerst het mediatie effect te toetsen en vervolgens het gemodereerde mediatie effect. Hiermee werden indirecte conditionele effecten onderzocht van de onafhankelijke variabele framing (winst- en verliesframe) op de afhankelijke variabelen attitude en intentie, met de verwachte mediator reactantie (H1) en de verwachte moderator modaliteit (afbeelding met tekst en alleen tekst) (H2). Er werd gebruik gemaakt van het modererende mediatie model 7 van Hayes (2013). Tijdens de analyse kon er maar één afhankelijke variabele tegelijkertijd getoetst worden, waardoor er twee keer een PROCESS-analyse werd uitgevoerd, met eerst attitude en daarna intentie als afhankelijke variabele. Er werd gebruik gemaakt van 5.000 bootstraps om de ‘bias-corrected bootstrap confidence intervals’ (BCBCI) te berekenen. De variabele framing en modaliteit waren als dummyvariabele gecodeerd (framing: verliesframe = 0, winstframe = 1 en modaliteit: afbeeldingen met tekst = 0, alleen tekst = 1).

2

De 35 participanten die niet het juiste antwoord gaven op de registratie vraag zijn aan de hand van select cases tijdelijk verwijderd om te kijken of deze groep invloed had op de resultaten. Er werd geen verschil in de resultaten gevonden en daarom is ervoor gekozen om deze participanten in het onderzoek te laten.

(21)

21 Resultaten

Randomisatiecheck

Er was een randomisatiecheck uitgevoerd om te kijken of de participanten wat betreft geslacht, religie, opleiding en leeftijd evenredig verdeeld waren over de vier condities (winst- en verliesframes en afbeelding met tekst en alleen tekst). Uit een Chikwadraattoets met als onafhankelijke variabele de conditie en als afhankelijke variabelen geslacht (χ² (3) = 2,32, p = 0,508), religie (χ² (3) = 2,72, p = 0,437), opleidingsniveau (χ² (15) = 17,62, p = 0,283), werd geen significant effect gevonden. Ook bleek dat uit een eenwegs-variantieanalyse er geen significant verschil werd gevonden tussen de onafhankelijke variabele conditie en de afhankelijke variabele leeftijd, (F (3) = 0,73, p = 0,537). Aan de hand van de

randomisatiecheck kon ervan uit gegaan worden dat er een succesvolle randomisatie had plaatsgevonden voor alle condities (winst- en verliesframes en afbeelding met tekst en alleen tekst) op geslacht, religie, opleiding en leeftijd.

Controle variabelen

Er was gekeken of geslacht en religie niet correleerden met attitude en intentie. Aan de hand van een correlatieanalyse bleek dat er geen significante correlatie bestond tussen

geslacht en attitude (r = 0,12, p = 0,116), en geslacht en intentie (r = 0,03, p = 0,663). Uit de toets bleek dat er een significante correlatie bestond tussen religie en attitude (r = -0,17, p = 0,024), maar geen significante correlatie tussen religie en intentie (r = -0,11, p = 0,131). De correlatie tussen religie en attitude was negatief en zwak. Mensen die religieus waren hadden een negatievere attitude tegenover het blijven van orgaandonor dan mensen die niet religieus waren. Religie zal meegenomen worden als controlevariabelen bij de analyses.

(22)

22

Er werd een manipulatiecheck uitgevoerd om te kijken of de manipulaties inderdaad het beoogde effect hadden. Om te kijken of participanten het bericht nauwkeurig hadden gelezen werd de vraag gesteld over ‘registratie’. Uit de Chikwadraattoets werd een significant effect gevonden (χ² (1) = 88,48, p < 0,001).

De items ‘toon’ en ‘valentie’ werden getoetst aan de hand van een onafhankelijke t-toets en bleken beide significant te zijn. De toon van het bericht werd zoals verwacht in het winstframe gemiddeld positiever (M = 4,73, SD = 1,46) ervaren dan in het verliesframe (M = 2,65, SD = 1,31), t (183) = -10,18, p < 0,001, 95% CI = [-2,48, -1,68]. Tevens werd de valentie van het bericht als positiever ervaren in het winstframe (M = 4,89, SD = 1,79) dan in het verliesframe (M = 3,18, SD = 1,39), t (183) = -7,24, p < 0,001, 95% CI = [-2,17, -1,24].

Er werd nagegaan of modaliteit en framing invloed hadden op de emoties die de participanten ervaarde, aan de hand van een tweewegs-variantieanalyse. Er werd geen

significant effect gevonden van modaliteit op positieve emoties, F (1,181) = 3,697, p = 0,056. Afbeeldingen met tekst riepen niet significant meer positieve emoties op dan alleen tekst. Voor framing op positieve emoties werd wel een significant effect gevonden, F (1,181) = 66,61, p < 0,001, eta² = 0,027. Het bleek dat positieve emoties significant meer werden ervaren in een winstframe (M = 4,06, SD = 1,06) dan in een verliesframe (M = 2,85, SD = 1,20), zoals verwacht. Voor het interactie-effect van modaliteit en framing op positieve emoties werd geen significant effect gevonden, F (1,181) = 0,02, p = 0,895.

Vervolgens werd er gekeken naar de negatieve emoties. Er werd geen significant effect gevonden van modaliteit op negatieve emoties, F (1,181) = 0,88, p = 0,350.

Afbeeldingen met tekst riepen niet significant meer negatieve emoties op dan alleen tekst. Voor framing op negatieve emoties werd wel een significant effect gevonden, F (1,181) = 1,00, p = 0,009, eta² = 0,007. Negatieve emoties werden significant meer ervaren in een verliesframe (M = 4,14, SD = 1,36) dan in een winstframe (M = 3,61, SD = 1,38). Voor het

(23)

23

interactie-effect van modaliteit en framing op negatieve emoties werd geen significant effect gevonden, F (1,181) = 0,33, p = 0,565. Op basis van deze resultaten kan geconcludeerd worden dat de manipulatie succesvol was.

Hypothese toetsing Direct effecten

Allereerst werden de directe effecten van de onafhankelijke variabele framing op de afhankelijke variabelen attitude en intentie gemeten aan de hand van ANOVA’s zoals eerder vermeld in het analyseplan. Religie werd meegenomen als controlevariabele bij de

afhankelijke variabele attitude.

Attitude. Uit de analyse bleek, in tegenstelling tot de verwachting, dat er geen

significant hoofdeffect was van framing op attitude F (1, 180) = 1,64, p = 0,203, eta² = 0,012. Participanten blootgesteld aan een winstframe (M = 5,68, SD = 0,95) hadden geen significant positievere attitude tegenover het blijven van orgaandonor dan participanten in een

verliesframe (M = 5,48, SD = 0,90). Ook werd er geen significant hoofdeffect gevonden van modaliteit op attitude (F (1, 180) = 0,02, p = 0,884). Er was dus geen significant verschil gevonden tussen participanten in de conditie afbeelding met tekst (M = 5,58, SD = 0,94) en participanten in de conditie alleen tekst (M = 5,58, SD = 0,93) op attitude t.o.v. het blijven van orgaandonor.Ook was er geen significant interactie-effect gevonden tussen framing en

modaliteit op de attitude t.o.v. het blijven van orgaandonor, F (1, 180) = 0,60 p = 0,440, zie Tabel 2 voor een overzicht van de gemiddelden per conditie.

Intentie. Naar verwachting werd er een significant, klein effect gevonden van framing op intentie, F (1, 181) = 4,25, p = 0,041, eta² = 0,002. Participanten blootgesteld aan een winstframe (M = 5,26, SD = 1,69) hadden een significant hogere intentie om orgaandonor te blijven dan participanten blootgesteld aan een verliesframe (M = 4,77, SD = 1,58). Verder

(24)

24

werd er gekeken naar het hoofdeffect van modaliteit op intentie. Er werd geen significant hoofdeffect gevonden van modaliteit op intentie (F (1, 181) = 1,51, p = 0,221). Participanten in de conditie afbeelding met tekst (M = 5,16, SD = 1,52) hadden geen significant hogere intentie om orgaandonor te blijven dan participanten in de conditie teksten (M = 4,87, SD = 1,71).Ook werd er geen significant interactie-effect gevonden tussen framing en modaliteit op intentie t.o.v. het blijven van orgaandonor, F (1, 181) = 0,19 p = 0,667. Hieruit kan geconcludeerd worden dat een winstframe leidde tot een hogere intentie om orgaandonor te blijven dan een verliesframe, maar dat er geen sprake was van een significant effect van modaliteit op intentie en van modaliteit en framing op intentie, zie Tabel 2 voor een overzicht van de gemiddelden per conditie.

Tabel 2

Gemiddelden en standaarddeviaties van het interactie-effect framing en modaliteit op de afhankelijke variabelen attitude en intentie.

Framing Modaliteit Attitude M SD n Verliesframe Afbeelding 5,43 0,96 46 Tekst 5,52 0,85 46 Winstframe Afbeelding 5,71 0,91 48 Tekst 5,64 1,01 45 Intentie M SD n Verliesframe Afbeelding 4,86 1,49 46 Tekst 4,67 1,55 46 Winstframe Afbeelding 5,45 1,51 48 Tekst 5,06 1,86 45

(25)

25

Er werd verwacht dat een winstframe leidde tot minder reactantie dan een verliesframe en dat dit vervolgens leidde tot een positievere attitude en hogere intentie om orgaandonor te blijven (H1). Tevens werd er verwacht dat een verliesframe zou leidde tot meer reactantie wanneer er gebruik werd gemaakt van een afbeelding met tekst, dan alleen tekst. Een

winstframe leidde tot minder reactantie wanneer er gebruik werd gemaakt van een afbeelding met tekst, dan alleen tekst (H2). Voor beide hypotheses werd religie meegenomen als

controlevariabelen. De resultaten zullen per afhankelijke variabele worden besproken.

Figuur 2. Statistisch diagram van Model 7 in PROCESS

Attitude. Om te achterhalen of er een mediërend effect was (H1) van de onafhankelijke variabele framing (winstframe of verliesframe) op de afhankelijke variabele attitude om orgaandonor te blijven, met reactantie als mediërende variabel en religie als controlevariabele, werd er een PROCESS-analyse uitgevoerd. Het model (c’, zie Figuur 2) waarbij de

(26)

26

onafhankelijke variabele framing en de afhankelijke variabele attitude gold, bleek niet

significant, t (181) = -0,59, 95% CI [-0,35, 0,19], dit was in lijn met de eerder gepresenteerde variantieanalyse (B = -0,08). Het mediërende effect van de onafhankelijke variabele framing op de afhankelijke variabele attitude met reactantie als mediator bleek wel significant, F (3, 181) = 11,56, p < 0,001, R² = 0,16. Het bleek dat 16 procent van de verschillen in attitude verklaard kon worden door het frame en de reactantie. Als er gekeken werd naar het effect van framing op reactantie (a₁ᵢ, zie Figuur 2), werd er een significant effect gevonden, F (3, 181) = 16,60, p < 0,001, R² = 0,17. Om precies te zijn leidde een verliesframe tot meer reactantie, dan een winstframe (B = -1,25). Er werd tevens een significant effect gevonden van reactantie op attitude (bᵢ, zie Figuur 2), t (181) = -5,18, 95% CI [-0,35, -0,15]. Meer reactantie had een negatieve invloed op de attitude (B = - 0,24, zie Figuur 3), hoe hoger de reactantie hoe lager de attitude werd t.o.v. het blijven van orgaandonor. Hypothese 1 werd ondersteund. Er is ook nog gekeken naar het effect van religie op reactantie, waaruit is gebleken dat religie een significant effect had op reactantie, t (180) = 0,26, 95% CI [0,12, 1,14]. Iemand die niet religieus was ervaarde minder reactantie dan iemand die wel religieus was (B = 0,63).

Figuur 3. Resultaten gemodereerde mediatie met afhankelijke variabele attitude

(27)

27

Er mag gesproken worden over een mediërend effect van framing op attitude met reactantie als mediator aan de hand van het artikel van MacKinnon, Lockwood, Hoffman, West en Sheets (2002). Als er sprake is van een significant effect van de onafhankelijke variabele op de mediator en vervolgens een significant effect tussen de mediator op de

afhankelijke variabele, hoeft er geen direct effect te zijn van de onafhankelijke variabele op de afhankelijke variabele, om te spreken over een mediërend effect. In dit geval was er een significant effect gevonden van framing op reactantie. Om precies te zijn, een winstframe leidde tot minder reactantie dan een verliesframe. Vervolgens was er een significant effect van reactantie op attitude. Om precies te zijn, minder reactantie leidde tot een positievere attitude. Het effect van framing op attitude bleef uit.

Het gemodereerde mediatie effect (a₃ᵢ, zie Figuur 2) (H2) met als onafhankelijke variabele framing, mediator reactantie, moderator modaliteit en voor zowel de afhankelijke variabele attitude als intentie bleek niet significant, t (180) = 1,00, 95% CI [-0,39, 1,19]. Uit de manipulatiecheck was al gebleken dat modaliteit geen significant effect had op emoties. Een afbeelding met tekst was niet in staat meer emoties op te roepen dan alleen tekst. Er werd ook geen significant effect gevonden van modaliteit op reactantie, t (180) = 0,97, 95% CI [-0,29, 0,83]. Wanneer er gekeken werd naar de conditionele indirecte effecten van frame op attitude met reactantie als mediator voor verschillende modaliteiten, was er sprake van een significant indirect effect voor zowel afbeelding met tekst als alleen tekst; beide

betrouwbaarheidsintervallen bevatten geen nul (afbeelding met tekst: B = 0,30, 95% CI [0,17, 0,52] en alleen tekst: B = 0,21, 95% CI [0,06, 0,40]). Zoals in lijn met de verwachting had een afbeelding met tekst meer effect op het mediatie effect dan alleen tekst, dit is alleen niet significant zoals hierboven werd beschreven. Uit de resultaten van de PROCESS-analyse bleek dat framing en modaliteit op reactantie geen significant effect hadden, waardoor er geen

(28)

28

sprake is van een modererende mediatie effect. Hieruit kan geconcludeerd worden dat Hypothese 2 verworpen wordt. De volledige regressieresultaten zijn zichtbaar in Tabel 3.

Tabel 3

Regressieresultaten voor het gemodereerde mediatiemodel van framing op de attitude en intentie via reactantie met modaliteit als moderator.

Voorspeller R MSE F df1 df2 p Reactantie 0,44 0,20 1,84 10,89 4 180 0,000 Attitude 0,40 0,16 0,74 11,56 3 181 0,000 Intentie 0,45 0,20 2,14 14,94 3 181 0,000 B SE t p LLCI ULCI Reactantie Constante 4,24 0,21 20,71 0,000 3,84 4,65 Framing -1,25 0,28 -4,49 0,000 -1,81 -0,70 Modaliteit 0,27 0,28 0,97 0,334 -0,28 0,83 Interactie 0,40 0,40 1,00 0,389 -0,39 1,19 Religie 0,63 0,26 2,43 0,016 0,12 1,14 Attitude Constante 6,61 0,23 29,40 0,000 6,17 7,05 Reactantie -0,24 0,05 -5,18 0,000 -0,33 -0,15 Framing -0,08 0,14 -0,59 0,559 -0,35 0,19 Religie -0,23 0,17 -1,36 0,176 -0,55 0,10 Intentie Constante 6,97 0,38 18,22 0,000 6,22 7,73 Reactantie -0,48 0,08 -6,11 0,000 -0,64 -0,33 Framing -0,05 0,23 -0,21 0,836 -0,51 0,41 Religie -0,12 0,28 -0,38 0,704 -0,67 0,45

(29)

29

Direct effect van soort framing op attitude t.o.v. blijven van orgaandonor

Effect SE t p LLCI ULCI

-0,08 0,14 -0,59 0,589 -0,35 0,19

Conditionele indirecte effecten van framing op attitude met de waardes van de moderator

Mediator Modaliteit Effect Boot SE BootLLCI BootULCI

Afbeelding 0,000 0,30 0,09 0,17 0,52

Alleen tekst 1,000 0,21 0,09 0,06 0,40

Index moderator mediatie

Index SE

(boot)

BootLLCI BootULCI

Reactantie -0,10 0,10 -0,33 0,08

Directe en indirecte effecten op intentie

Direct effect van soort framing op intentie t.o.v. blijven van orgaandonor

Effect SE t p LLCI ULCI

-0,05 0,23 -0,21 0,836 -0,51 0,41

Conditionele indirecte effecten van framing op intentie met de waardes van de moderator

Mediator Modaliteit Effect Boot SE BootLLCI BootULCI

Afbeelding 0,000 0,61 0,17 0,32 0,99

Alleen tekst 1,000 0,41 0,17 0,12 0,79

Index moderator mediatie

Index SE

(boot)

BootLLCI BootULCI

Reactantie -0,19 0,20 -0,64 0,17

Intentie. Om te achterhalen of er een mediërend effect was (H1) van framing

(30)

30

mediërende variabele gold en religie meegenomen werd als controlevariabele, werd gebruik gemaakt van de PROCESS-analyse. Het model (c’, zie Figuur 2) waarbij de onafhankelijke variabele framing en de afhankelijke variabele intentie toegepast werd, bleek niet significant, t (181) = -0,21, CI [-0,51, 0,41]. Dit was niet in lijn met de eerder gepresenteerde

variantieanalyse. Dit verschil zou verklaard kunnen worden aan de hand van de vier stappen uit het artikel vanBaron en Kenny (1986). (1) Wanneer er sprake is van een significant effect van framing (X) op intentie (Y), (2) wanneer er sprake is van een significant effect van framing (X) op reactantie (M), (3) wanneer er sprake is van een significant effect van reactantie (M) op intentie (Y) en vervolgens (4) wanneer het mediatie effect tussen framing (X) en intentie (Y) nul is (niet significant) doordat het effect nu via reactantie (M) verloopt. Hiervan was sprake in dit experiment. Het mediërende effect van de onafhankelijke variabele framing op de afhankelijke variabele intentie met reactantie als mediator bleek significant, F (3, 181) = 14,94, p < 0,001, R² = 0,20. Het bleek dat 20 procent van de verschillen in intentie verklaard kon worden door het frame en de reactantie. Als er gekeken werd naar het effect van framing op reactantie (a₁ᵢ, zie Figuur 2), werd er een significant effect gevonden, t (180) = -4,49, 95% CI [-1,81, -0,70]. Om precies te zijn leidde een verliesframe tot meer reactantie, dan een winstframe (B = -1,25, zie Figuur 4). Er werd tevens een significant effect gevonden van reactantie op intentie (bᵢ, zie Figuur 2), t (181) = -6,11, 95% CI [-0,64, -0,33]. Reactantie had een negatief invloed op de intentie (B = -0,48). Hoe lager de reactantie hoe hoger de intentie t.o.v. het blijven van orgaandonor. Hypothese 1 werd ondersteund.

Ook bij intentie werd er een significante conditionele indirecte effecten gevonden voor zowel afbeelding met tekst als alleen tekst; beide betrouwbaarheidsintervallen bevatten geen nul (afbeelding met tekst: B = 0,61, 95% CI [0,32; 0,99] en alleen tekst: B = 0,41, 95% CI [0,12; 0,79]). Zoals in lijn met de verwachting had afbeelding met tekst meer effect op het mediatie effect dan alleen tekst, dit was alleen niet significant. Aangezien, zoals vermeld bij

(31)

31

attitude, er geen significant effect werd gevonden voor de gemodereerde mediatie op zowel attitude als intentie, werd Hypothese 2 verworpen.

Figuur 4. Resultaten gemodereerde mediatie van afhankelijke variabele intentie

Discussie

Het doel van het huidige online experiment was om te onderzoeken of framing (d.w.z. winst- of verliesframe) gemedieerd werd door reactantie, wat vervolgens een effect had op de attitude en intentie om orgaandonor te blijven na invoering van de nieuwe donorwet en of dit gemodereerd werd door de modaliteit van een bericht (d.w.z. afbeelding met tekst of alleen tekst).

Allereerst werd het directe effect van framing op attitude en intentie gemeten. Er werd geen significant effect gevonden van framing op attitude maar wel van framing op intentie. Meer specifiek bleek dat een winstframe tot een hogere intentie leidde dan een verliesframe. Dit resultaat was in lijn met de resultaten van verschillende onderzoeken (Lee & Cameron, 2017; Quick et al., 2015; Reinhart et al., 2007). Het onderzoek van Reinhart en anderen (2007) keek specifiek naar orgaandonatie. Zij concludeerde dat een winstframe positievere emoties opriep dan een verliesframe, doordat de focus lag bij het altruïsme van orgaandonatie. Uit de manipulatiecheck van dit experiment bleek ook dat een winstframe significant meer

(32)

32

positieve emoties opriep dan een verliesframe en een verliesframe significant meer negatieve emoties opriep dan een winstframe. Toch verschillen de resultaten tussen het onderzoek van Reinhart en anderen (2007) en dit experiment als er gekeken werd naar de attitude. In dit experiment werd er geen significant effect gevonden van framing op attitude. Dat er geen significant effect werd gevonden op attitude en wel op intentie zou verklaard kunnen worden doordat intentie niet verklaard werd door attitude, maar eventueel door een andere factor. Zowel attitude als subjectieve norm zijn in staat de mate van intentie om bepaald gedrag uit te voeren, te verklaren (Sheeran, Norman, & Orbell, 1999). Het onderzoek van Sheeren en anderen (1999) concludeerde dat attitude een betere voorspelling geeft voor intentie dan subjectieve norm. Toch kan de subjectieve norm invloed hebben gehad omdat het een belangrijke factor speelt bij orgaandonatie (LaVail et al., 2010). Orgaandonatie is een onderwerp waarbij de mening van dierbaren een belangrijke rol speelt. Voor

vervolgonderzoek zou er gekeken kunnen worden of de subjectieve norm invloed heeft op de intentie om orgaandonor te blijven.

De gevonden resultaten in de huidige studie waren in lijn met de verwachtingen voor Hypothese 1. Een winstframe leidde tot minder reactantie dan een verliesframe en lagere reactantie leidde tot een positievere attitude en hogere intentie om orgaandonor te blijven. Dit werd verwacht aan de hand van de emoties die elk frame zou oproepen. Een verliesframe was in staat om negatieve emoties op te roepen zoals schuld, boosheid, irritatie en deze emoties zijn doorgaans goede voorspellers voor het ervaren van reactantie (Dillard & Shen, 2005; Quick et al., 2015). Er werd verwacht dat een winstframe zou leiden tot minder reactantie doordat een winstframe positieve emoties opriep tegenover het bericht en dat wordt niet gezien als vrijheidsbedreigend (Quick et al., 2015). Beide verwachtingen voor de frames en emoties kwamen overeen met de resultaten uit de manipulatiecheck. Hypothese 1 werd dan ook ondersteund voor zowel attitude als intentie. Volgens MacKinnon en anderen (2002) is

(33)

33

een mediatie mogelijk ook al is er geen direct effect van framing op attitude. Wanneer er sprake is van de volgende twee effecten kan er gesproken worden van een mediatie effect: (1) als er een significant effect gevonden wordt van framing op reactantie, en (2) een significant effect van reactantie op attitude. Beide effecten werden gevonden in dit experiment.

De gevonden resultaten voor de gemodereerde mediatie analyse zijn niet in lijn met de verwachtingen. Er werd verwacht dat een verliesframe zou leiden tot meer reactantie wanneer er gebruik werd gemaakt van zowel een afbeelding als tekst, dan alleen tekst. Een winstframe zou leiden tot minder reactantie wanneer er gebruik werd gemaakt van zowel een afbeelding als tekst, dan alleen tekst. Een sterker gevoel van reactantie zou leiden tot een negatievere attitude en lagere intentie om orgaandonor te blijven (H2). Uit de PROCESS-analyses werd geen significant gemodereerd mediatie effect gevonden met de onafhankelijke variabele framing, moderator modaliteit, mediator reactantie en afhankelijke variabelen attitude en intentie. Dit betekend dat een winst- of een verliesframe samen met modaliteit geen effect had op reactantie. Hypothese 2 werd verworpen. Een verklaring voor het feit dat in dit experiment geen significant interactie-effect werd gevonden tussen framing en modaliteit op reactantie en in het onderzoek van Lee en Cameron (2017) wel, kan zijn doordat ze gebruik maakten van een andere vorm van modaliteit. Zij gebruikten audiovisueel materiaal terwijl in dit

experiment geschreven tekst werd gebruikt. Bij audiovisueel materiaal werd de tekst gesproken waardoor het mogelijk is dat de emoties sterker werden ervaren en de motivatie hoger lag om het gedrag uit te voeren (Lee & Cameron, 2017). Ook is volgens Moreno en Mayer (1999) modaliteit het meest effectief wanneer zowel visueel als audiomateriaal wordt gebruikt omdat het materiaal verloopt via twee kanalen, je oren en je ogen. Voor

vervolgonderzoek zou het interessant kunnen zijn om audiovisueel materiaal te gebruiken, ook doordat de manipulatiecheck liet zien dat afbeelding met tekst niet significant meer emoties opriep dan alleen tekst.

(34)

34 Limitaties

Hoewel dit onderzoek inzicht gaf over de rol van framing (winstframe of verliesframe) en reactantie op attitude en intentie om orgaandonor te blijven, en of dit gemodereerd werd door modaliteit (afbeelding met tekst of alleen tekst), zijn er een aantal kanttekeningen te plaatsen.

In dit experiment werden de attitude en intentie om orgaandonor te blijven gemeten als afhankelijke variabelen. Participanten ervaarden in een winstframe niet significant een

positievere attitude t.o.v. het blijven van orgaandonor dan in een verliesframe. Bij intentie ervaarden de participanten in een winstframe wel een hogere mate van intentie om

orgaandonor te blijven dan in een verliesframe. Of attitude en intentie het daadwerkelijke gedrag kunnen voorspellen kan niet met zekerheid gezegd worden doordat er nog een gat bestaat tussen de attitude, intentie en het daadwerkelijke gedrag. Een positieve attitude en intentie betekent niet dat mensen ook daadwerkelijk ingeschreven blijven als orgaandonor (Siegel et al., 2010). Voor een vervolgonderzoek zou het relevant kunnen zijn om te kijken, wanneer de nieuwe donorwet officieel is ingegaan, of het daadwerkelijk gedrag ook beïnvloed wordt door framing en reactantie.

In dit experiment werd er gekeken naar mensen tussen 18 en 28 jaar. Er was geen sprake van een hoge generaliseerbaarheid doordat deze leeftijdscategorie verschild met de rest van de bevolking (Chang, 2013). Toch was het interessant om naar deze groep te kijken omdat ze niet vaak nadenken over de dood en dus minder betrokken zijn bij orgaandonatie terwijl ze wel een geschikte doelgroep zijn om donor te zijn en over het algemeen een positieve attitude hebben tegenover orgaandonatie (Reinhart et al., 2007; Smits et al., 2005). Voor vervolgonderzoek zou het interessant kunnen zijn om naar de gehele bevolking te kijken, omdat de nieuwe donorwet niet alleen ingaat voor de mensen tussen 18 en 28 jaar, maar voor iedereen in Nederland die niet geregistreerd staat als orgaandonor. Er blijkt een

(35)

35

effect te bestaan van leeftijd op attitude om orgaandonor te worden (Horton & Horton, 1991). Hoe jonger iemand is hoe positiever de attitude tegenover orgaandonatie zal zijn doordat mortaliteit verder weg staat (Horton & Horton, 1991), zoals is gebleken uit dit onderzoek waarbij de attitude hoog lag voor zowel een winstframe (M = 5,68, SD = 0,95) als een verliesframe (M = 5,48, SD = 0,90). Dit kan betekenen dat als er gekeken wordt naar de gehele bevolking er negatievere attitude tegenover het blijven van orgaandonor gevonden kan worden bij ouderen dan bij jongeren.

Conclusie

Het was van belang dat dit onderzoek werd uitgevoerd omdat Nederland in 2020 overgaat op een nieuwe donorwet. Dit onderzoek biedt waardevolle informatie voor de overheidsinstantie die zich zal gaan bezighouden met de communicatie over de nieuwe donorwet en heeft een bijdrage kunnen leveren aan de huidige wetenschappelijke literatuur. Ondanks de bovengenoemde limitaties is meer duidelijkheid ontstaan over de rol van framing en reactantie op de attitude en intentie om orgaandonor te blijven. Er kan geconcludeerd worden dat een winstframe meer positieve emoties opriep en vervolgens leidde tot minder reactantie dan een verliesframe. Een lagere reactantie leidde vervolgens tot een positievere attitude en een hogere intentie om orgaandonor te blijven. Uit de resultaten bleek dat

modaliteit geen modererend effect had op de mediatie. Het bleek dat afbeelding met tekst een groter effect had op het mediatie effect dan alleen tekst, maar dit verschil was niet significant. Aan de hand van eerdere studies (Noar et al., 2015; Xu & Guo, 2017) kan echter wel

geadviseerd worden wanneer een gezondheidsboodschap twijfelt over het gebruik van een afbeelding, om bij een verliesframe gebruik te maken van alleen tekst, doordat afbeeldingen met tekst naar verwachting meer negatieve emoties oproepen en zullen leiden tot meer reactantie.

(36)

36 Referenties

Abadie, A., & Gay, S. (2006). The Impact of Presumed Consent Legislation on Cadaveric Organ Donation: A Cross-country Study. Journal of Health Economics, 25(4), 599-620. doi:10.1016/j.jhealeco.2006.01.003

Baron, R. M., & Kenny, D. A. (1986). The Moderator-Mediator Variable Distinction in Social Psychological Research: Conceptual, Strategic and Statistical Considerations. Journal of Personality and Social Psychology, 51(6), 1173-1182.

doi:10.1037/0022-3514.51.6.1173

Bar-tal, D. (1986). Altruistic Motivation to Help: Definition, Utility and

Operationalization. Humboldt Journal of Social Relations, 13(1), 3-14. Geraadpleegd op http://www.jstor.org/stable/23262656

Brehm, S. S., & Brehm, J. W. (1981). Psychological Reactance: A Theory of Freedom and Control. Academic Press.

Cameron, L. D., & Chan, C. K. Y. (2008). Designing Health Communications: Harnessing the Power of Affect, Imagery, and Self-Regulation. Social and Personality Psychology Compass, 2(1), 262-282. doi:10.1111/j.1751-9004.2007.00057.x

Centraal Bureau voor de Statistiek (2017). Ontwikkeling donorregistraties 2016. [online] Available at: https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2017/30/ontwikkeling-donorregistraties-2016 [Accessed 31 Mar. 2018].

Chang, C. (2013). Seeing Is Believing: The Direct and Contingent Influence of Pictures in Health Promotion Advertising. Health Communication, 28(8), 822-834.

(37)

37

Cho, H., & Sands, L. (2011). Gain- and Loss-Frame Sun Safety Messages and Psychological Reactance of Adolescents. Communication Research Reports, 28(4), 308-317.

Cohen, E. (2010). The Role of Message Frame, Perceived Risk, and Ambivalence in Individuals' Decisions to Become Organ Donors. Health Communication, 25(8), 758-769. doi:10.1080/10410236.2010.521923

Coppen, R., Friele, R. D., Marquet, R. L., & Gevers, S. K. M. (2005). Opting-out Systems: No Guarantee for Higher Donation Rates. Transplant International, 18(11),

1275-1279. doi:10.1111/j.1432-2277.2005.00202.x

Davis, W. D., Shoveller, J. A., Oliffe, J. L., & Gilbert, M. (2012). Young People’s Perspectives on the Use of Reverse Discourse in Web-based Sexual-health Interventions. Culture, Health & Sexuality, 14(9), 1065-1079.

doi:10.1080/13691058.2012.714800

Dillard, J. P., & Peck, E. (2001). Persuasion and the Structure of Affect Dual Systems and Discrete Emotions as Complementary Models. Human Communication Research, 27(1), 38-68. doi:10.1111/j.1468-2958.2001.tb00775.x

Dillard, J. P., & Shen, L. (2005). On the Nature of Reactance and its Role in Persuasive Health Communication. Communication Monographs, 72(2), 144-168.

doi:10.1080/03637750500111815

Dillard, J. P., & Shen, L. (Eds.). (2012). The SAGE Handbook of Persuasion: Developments in Theory and Practice (2nd ed.). Thousand Oaks, CA: Sage.

Eckler, P., & Bolls, P. (2011) Spreading the Virus. Journal of Interactive Advertising, 11(2), 1-11. doi:10.1080/15252019.2011.10722180

(38)

38

Guttman, N., Siegal, G., Appel, N., & Bar-On, G. (2016). Should Altruism, Solidarity, or Reciprocity be Used as Prosocial Appeals? Contrasting Conceptions of Members of the General Public and Medical Professionals Regarding Promoting Organ

Donation. Journal of Communication, 66(6), 909-936. doi:10.1111/jcom.12267

Hammond, D., Fong, G. T., McDonald, P. W., Brown, S., & Cameron, R. (2004). Graphic Canadian Cigarette Warning Labels and Adverse Outcomes: Evidence from Canadian Smokers. American Journal of Public Health, 94(8), 1442-1445.

doi:10.2105/AJPH.94.8.1442

Hansen, S. L., Eisner, M. I., Pfaller, L., & Schicktanz, S. (2017). “Are You In or Are You Out?!” Moral Appeals to the Public in Organ Donation Poster Campaigns: A Multimodal and Ethical Analysis. Health Communication, 33(8), 1022-1034. doi:10.1080/10410236.2017.1331187

Hayes, A. F. (2013). Introduction to Mediation, Moderation and Conditional Process analysis. A Regression-based Approach. New York: The Guilford Press

Hoffer, C., & Zwart, H. (1998). Orgaandonatie en de Betekenis van Levensbeschouwelijke Opvattingen. Medische Antropologie, 10(2), 239-259.

Horton, R. L., & Horton, P. J. (1991). A Model of Willingness to Become a Potential Organ Donor. Social Science and Medicine, 33(9), 1037-1051.

doi:10.1016/0277-9536(91)90009-2

Joshi, M. S., & Stevens, C. (2017). Implicit Attitudes to Organ Donor Registration: Altruism and Distaste. Health Psychology and Behavioral Medicine, 5(1), 14-28.

(39)

39

Kahneman, D., & Tversky, A. (1979). Prospect Theory: An Analysis of Decision under Risk. Econometrica, 47(2), 263-292.

Keer, M., van den Putte, B., & Neijens, P. (2010). The Role of Affect and Cognition in Health Decision Making. British Journal of Social Psychology, 49(1), 143-153.

doi:10.1348/014466609X425337

LaVail, K. H., Anker, A. E., Reinhart, A., & Feeley, T. H. (2010). The Persuasive Effects of Audiovisual PSAs to Promote Organ Donation: The Mediating Role of Psychological Reactance. Communication Studies, 61(1), 46-69. doi:10.1080/10510970903400337

Lee, H., & Cameron, G. T. (2017). Utilizing Audio Visual and Gain-Framed Messages to Attenuate Psychological Reactance Toward Weight Management Health

Messages. Health Communication, 32(1), 72-81. doi:10.1080/10410236.2015.1099506

Lee, T. L., Cameron, L. D., Wünsche, B., & Stevens, C. (2011). A Randomized Trial of Computer-based Communications Using Imagery and Text Information to Alter Representations of Heart Disease Risk and Motivate Protective Behaviour. British Journal of Health Psychology, 16, 72-91. doi:10.1348/135910710X511709

Lindsey, L. L. M., Yun, K. A., & Hill, J. B. (2007). Anticipated Guilt as Motivation to Help Unknown Others: An Examination of Empathy as a Moderator. Communication Research, 34(4), 468-480. doi:10.1177/0093650207302789

MacKinnon, D. P., Lockwood, C. M., Hoffman, J. M., West, S. G., & Sheets, V. (2002). A Comparison of Methods to Test Mediation and Other Intervening Variable Effects. Psychological Methods, 7(1), 83-104.doi:10.1037//1082-989X.7.1.83

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Instead, higher participation levels seem to occur in neighborhoods located near the outer edges of the city, even though the total number of requests filed in those areas

As a result of the review process, 2 papers were accepted for inclusion in the ISPRS Annals and 4 in the ISPRS Archives, while remaining contributions were either rejected

The ‘good’ was an extrinsic property for Qohelet and he denied the reality of intrinsic and instrumental goodness that could constitute any absolute value. The metaphysics

Theoretically, one would expect a relation between the outcome of the overlap described here, on the one hand, and the concept of C OMPETITIVE vs C OOPERATIVE described earlier, on

Door deze richtlijnen te vergelijken met de knelpunten en dit geheel te ‘analyseren’ zal antwoord gegeven worden op de deelvraag ‘Worden alle knelpunten die door de invoering van

Hoewel voor de ontsmetting met het proefmiddel het aantal KVE in 16 dagen toenam tot 5,l KVE (toename met een factor 4), was deze waarde nog steeds niet hoger dan het

To motivate that the Daoist aesthetic ideal creates meaning and a moral horizon will be the task of this final section, bringing to a close the critique of modernity outlined

temperatuurverschillen, maar die spelen zich af tussen dag en nacht. Deze klimatologische verschillen met andere delen van de wereld hebben ook gevolgen voor de gletsjers.