• No results found

Mindful met je peuter : het effect op mindfulness, mindful ouderschap, opvoedstress en psychopathologie bij moeders en peuters

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Mindful met je peuter : het effect op mindfulness, mindful ouderschap, opvoedstress en psychopathologie bij moeders en peuters"

Copied!
43
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

U

NIVERSITEIT VAN

A

MSTERDAM

F

ACULTEIT DER

M

AATSCHAPPIJ

-

EN

G

EDRAGSWETENSCHAPPEN Graduate School of Childhood Development and Education

Mindful met je Peuter:

Het effect op Mindfulness, Mindful Ouderschap,

Opvoedstress en Psychopathologie bij Moeders en Peuters

Masterscriptie Orthopedagogiek Jonna van Dam

Begeleider en eerste beoordelaar: dr. Daniëlle van der Giessen Tweede beoordelaar: dr. Mirjana Majdandžić

Externe begeleider: dr. Eva Potharst

(2)

Mindful with your toddler: The effects on Mindfulness, Mindful Parenting, Parenting Stress and Mothers’ and Toddlers’ Psychopathology

Abstract

The recently developed mindful with your toddler (MMJP) training, where mothers practice with their toddlers, aims to reduce mothers’ parenting stress and mothers’ and toddlers’ psychopathology by increasing mothers’ mindfulness and mindful parenting skills. The effect of this training on mindfulness, mindful parenting, parenting stress and mothers’ and toddlers’ psychopathology was investigated. This research also investigated if an increase in

mindfulness predicts a decline in mothers’ psychopathology and if an increase in mindful parenting predicts a decline in toddlers’ psychopathology. The mothers (N = 22, Mage = 37.34) completed questionnaires about themselves and their toddlers (15 boys, 7 girls, Mage = 2.39) at five measurement moments. Directly, two and eight months after the training a significant improvement was seen in mindfulness, mindful parenting and mothers’ and toddlers’

psychopathology. Two and eight months after the training the mothers experienced significant less parenting stress. Finally, the increase in mindfulness was a predictor for the decline of mothers’ psychopathology, but the increase in mindful parenting was not a predictor for the decline of toddlers’ psychopathology. In conclusion, the MMJP training seems promising for reducing mothers’ parenting stress and mothers’ and toddlers’ psychopathology.

Keywords: mindfulness, mindful parenting, parenting stress, psychopathology,

(3)

Mindful met je Peuter: Het effect op Mindfulness, Mindful Ouderschap, Opvoedstress en Psychopathologie bij Moeders en Peuters

Samenvatting

De recent ontwikkelde mindful met je peuter (MMJP) training, waarin moeders met peuters oefenen, stelt zich ten doel om opvoedstress bij moeders en psychopathologie bij moeders en peuters te verminderen door een toename in mindfulness en mindful ouderschap bij moeders. In huidig onderzoek is het effect van de training onderzocht op mindfulness, mindful

ouderschap, opvoedstress en psychopathologie bij moeders en peuters. Ook is onderzocht of een toename in mindfulness een afname in psychopathologie bij moeders voorspelt en of een toename in mindful ouderschap een afname van psychopathologie bij peuters voorspelt. De moeders vulden op vijf meetmomenten vragenlijsten in over zichzelf (N = 22, Mleeftijd = 37.34) en hun peuter (15 jongens, 7 meisjes, Mleeftijd = 2.39). Direct, twee en acht maanden na de training rapporteerden de moeders significant meer mindfulness en mindful ouderschap en significant minder psychopathologie bij zichzelf en bij hun peuter. Twee en acht maanden na de training ervaarden de moeders significant minder opvoedstress. De toename in mindfulness voorspelde de afname van psychopathologie bij moeders, de toename in mindful ouderschap voorspelde niet de afname van psychopathologie bij peuters. Concluderend lijkt de MMJP training veelbelovend voor het verminderen van opvoedstress en psychopathologie bij moeders en peuters.

Sleutelwoorden: mindfulness, mindful ouderschap, opvoedstress, psychopathologie,

mindful met je peuter.

(4)

Mindful met je Peuter: Het effect op Mindfulness, Mindful Ouderschap, Opvoedstress en Psychopathologie bij Moeders en Peuters

Doordat het ouderschap grote verantwoordelijkheden met zich meebrengt kan de opvoeding als zwaar en stressvol worden ervaren (Cohen, Kessler, & Gordon, 1997; Crnic & Low, 2002; Mackler et al., 2015). Ouders ervaren opvoedstress wanneer zij naar hun idee niet kunnen voldoen aan de eisen die zij stellen aan het ouderschap (Abidin, 1995; Mackler et al., 2015). De opvoedstress lijkt bij ouders vooral hoog wanneer hun kind tussen de twee en vier jaar is (Crnic & Low, 2002; Deckard, 2004; Mulsow, Caldera, Pursley, Reifman, & Huston, 2004). In die periode, die ook wel wordt aangeduid als de peutertijd, exploreren peuters de omgeving, ontdekken zij dat hun gedrag invloed heeft op de omgeving en ontwikkelen zij een eigen wil (Scaramella & Leve, 2004). Deze ontwikkeling naar autonomie gaat geregeld samen met driftbuien en opstandig gedrag (Wellens, 2017). De ouders moeten dan leren omgaan met het opstandige gedrag van hun peuter. Zij zijn genoodzaakt om voor het eerst grenzen te stellen aan dit gedrag en bovendien moeten zij hun peuter sociale omgangsregels bijbrengen (Bechtel-Kuehne, Strodthoff, & Pauen, 2016). Deze nieuwe ervaringen, die bij ouders gevoelens van hulpeloosheid en verwarring teweeg kunnen brengen, leiden soms tot opvoedstress.

Opvoedstress kan negatieve gevolgen hebben voor kinderen en ouders (Deater-Deckard, 2004; Hellemans, 2011). Ook lijkt opvoedstress gerelateerd aan psychopathologie bij kinderen en ouders (Anastopoulos, Guevremont, Shelton, & DuPaul, 1992; Neece, Green & Baker, 2012). Om deze negatieve gevolgen van opvoedstress te voorkomen is een

interventie nodig die opvoedstress bij ouders en psychopathologie bij kinderen en ouders vermindert.Een training die gericht is op mindfulness en mindful ouderschap is een interventie die opvoedstress bij ouders en psychopathologie bij kinderen en ouders kan verminderen (Bögels, Hellemans, Van Deursen, Romer & Van der Meulen, 2013; Meppelink et al., 2016). Bovendien zijn er aanwijzingen dat een toename in mindfulness een afname in psychopathologie bij ouders voorspelt, en dat een toename in mindful ouderschap een afname in psychopathologie bij kinderen voorspelt (Meppelink et al., 2016). Specifiek voor moeders met opvoedstress in de opvoeding van haar peuter is recent de Mindful met je Peuter (MMJP) training ontwikkeld. Gedurende negen weken leren moeders, in het bijzijn van hun peuter, mindfulness en mindful ouderschap. In dit onderzoek wordt onderzocht welk effect de MMJP training heeft op mindfulness, mindful ouderschap, opvoedstress en op psychopathologie bij moeders en peuters. Bovendien wordt onderzocht of een toename in mindfulness een afname

(5)

in psychopathologie bij moeders voorspelt en of een toename in mindful ouderschap een afname van psychopathologie bij peuters voorspelt.

Opvoedstress

Opvoedstress is de stress die voortvloeit uit de pogingen om te voldoen aan de eisen van het ouderschap (Deater-Deckard, 2004). Ouders dragen een grote verantwoordelijkheid in de opvoeding van hun kind. Wanneer ouders het idee hebben dat de opvoedingsmethodes waarover zij beschikken niet voldoen aan de eisen die zij stellen aan goed ouderschap, kan dit leiden tot opvoedstress (Mackler et al., 2015). Verschillende factoren lijken van invloed op deze stress, namelijk persoonlijkheidstrekken, de emotionele betrokkenheid bij het kind, zelfvertrouwen als ouder en de investering in de opvoeding (Abidin, 1995). Zo zullen

perfectionistische ouders met een gering vermogen zich te verplaatsen in de belevingswereld van het kind, weinig zelfvertrouwen en een overvolle agenda veel spanning ervaren en het idee hebben dat zij ernstig tekort schieten als ouders. Dit kan tot opvoedstress leiden.

Daarnaast lijkt ook de huidige maatschappij van invloed op de mate van opvoedstress. Daarin is een idealistisch beeld geschapen van het ouderschap (Bögels & Restifo, 2013). Dit

idealistische beeld van de perfecte ouder kan tot gevolg hebben dat ouders hoge eisen stellen aan het ouderschap. Als ouders naar hun idee niet voldoen aan dit idealistische beeld kan dit onzekerheid en opvoedstress bij hen teweeg brengen (Bögels & Restifo, 2013). Bovendien is de huidige maatschappij in toenemende mate gericht op het individu. Ouders kunnen daardoor de gedachte hebben dat steunbronnen ontbreken en zij er alleen voor staan (Bögels & Restifo, 2013). Deze gedachte kan ertoe leiden dat zij naar hun idee niet voldoende kunnen voldoen aan het ouderschap. Dit kan leiden tot opvoedstress of de opvoedstress verhogen. Kortom, verschillende factoren lijken van invloed op opvoedstress. Hetzelfde geldt voor de gevolgen daarvan.

Zo kan opvoedstress leiden tot psychologische en fysiologische reacties bij ouders (Deater-Deckard, 2004) en tot inadequaat ouderschap (Hellemans, 2011). (Opvoed)stress kan een nadelige invloed hebben op het cognitief functioneren omdat het de cognitieve functies kan aantasten (Lupien, McEwen, Gunnar, & Heim, 2009). Op de korte termijn kan dit leiden tot een verminderd concentratievermogen en op de lange termijn tot algehele cognitieve achteruitgang (Scott, 2015). Als (opvoed)stress vaak voorkomt kan chronische stress ontstaan, die vervolgens kan leiden tot psychische klachten. Deze psychische klachten uiten zich

voornamelijk in angst- of depressieve symptomen van ouders (Lupien et al., 2009). Bij een hoge mate van stress kan men niet meer bewust en strategisch nadenken. Men schiet dan in één van de automatische stressreacties, namelijk vechten, vluchten en bevriezen (Bögels &

(6)

Restifo, 2013). Deze reacties verlopen onbewust en zijn moeilijk te veranderen omdat het gaandeweg vertrouwde patronen zijn geworden (Hellemans, 2011). Bovendien kunnen ouders door stress sneller geïrriteerd raken en minder op hun kind gericht zijn (Leerkes, Jinni,

Calkins, Supple, & O’Brien, 2016). Kortom, opvoedstress kan op de korte en lange termijn negatieve gevolgen hebben voor ouders en de relatie tussen ouders en hun kind. Een interventie gericht op vermindering van opvoedstress is dan ook zeer wenselijk.

Opvoedstress bij ouders en psychopathologie bij kinderen

Ouders die een kind met psychopathologie opvoeden lijken meer opvoedstress te ervaren in vergelijking met ouders van kinderen zonder psychopathologie (Baker et al., 2003; Neece, 2014; Neece et al., 2012). Grofweg kan er een onderscheid gemaakt worden tussen externaliserende en internaliserende psychopathologie. Externaliserende psychopathologie betreft naar buiten gericht gedrag en komt meer op sociaal vlak tot uiting. Internaliserende psychopathologie betreft naar binnen gericht gedrag en gedachtes, en komt meer op emotioneel vlak tot uiting (Kievit, Tak & Bosch, 2008). Indien er sprake is van een

wederzijdse relatie tussen opvoedstress bij ouders en psychopathologie bij kinderen, kan een interventie die gericht is op de vermindering van opvoedstress ook helpend zijn bij de vermindering van psychopathologie bij kinderen. Empirisch bewijs voor de theorie dat opvoedstress bij ouders en psychopathologie bij kinderen aan elkaar gerelateerd zijn wordt onder andere ondersteund door de longitudinale onderzoeken naar de relatie tussen

opvoedstress bij ouders en gedragsproblemen (externaliserende psychopathologie) bij het kind (Baker et al., 2003; Neece et al., 2012).

Baker et al. (2003) onderzochten de relatie tussen gedragsproblemen bij kinderen en opvoedstress bij ouders. Indien ze een relatie vonden, onderzochten ze vervolgens middels hiërarchische multipele regressie analyses of de gedragsproblemen van kinderen leidt tot een verhoogde mate van opvoedstress en/of andersom. De onderzoeksgroep bestond uit 205 ouders met driejarige kinderen, die wel en geen ontwikkelingsachterstanden vertoonden. Uit de resultaten bleek een relatie tussen opvoedstress bij ouders en gedragsproblemen bij

kinderen. De auteurs vonden vervolgens aanwijzingen dat gedragsproblemen bij kinderen (36 maanden oud) en de veranderingen in die gedragsproblemen over een periode van een jaar een verhoogde opvoedstress voorspelt. Ook bleek dat opvoedstress bij ouders met een kind van 36 maanden en de veranderingen in opvoedstress over een periode van een jaar een verergering van gedragsproblemen van het kind voorspelt. Het onderzoek van Baker et al. (2003) geeft aanwijzingen voor een wederzijdse relatie tussen opvoedstress bij ouders en gedragsproblemen bij kinderen van 36 maanden. Ze geven hiervoor als mogelijke verklaring

(7)

dat enerzijds de opvoeding van invloed is op kind karakteristieken, in dit geval

gedragsproblemen. Anderzijds hebben gedragsproblemen van het kind invloed op de wijze van opvoeden.

Neece et al. (2012) onderzochten de relatie tussen opvoedstress bij ouders en externaliserende psychopathologie bij kinderen. De onderzoeksgroep bestond uit 237

gezinnen waarvan 144 ouders met kinderen met een normale ontwikkeling en 93 ouders met kinderen met een ontwikkelingsachterstand. Het eerste onderzoeksmoment vond plaats toen de kinderen drie jaar oud waren. De onderzoeksmomenten, waarop ouders onder andere vragenlijsten invulden, werden jaarlijks herhaald en eindigden toen het kind negen jaar was. Uit de resultaten bleek dat een hoge mate van opvoedstress bij ouders gerelateerd was aan een hoge mate van gedragsproblemen vertoond door het kind, en dat een lage mate van

opvoedstress bij ouders gerelateerd was aan een lage mate van gedragsproblemen vertoond door het kind (Neece et al., 2012). Bovendien onderzochten ze, middels cross-laged panel

analysis, de richting van de relatie. De resultaten gaven aanwijzingen voor een wederzijdse

relatie tussen opvoedstress bij ouders en externaliserende psychopathologie bij kinderen. De onderzoekers geven hiervoor als mogelijke verklaring dat (opvoed)stress bij ouders kan ontstaan door een externe gebeurtenis, zoals gedragsproblemen van het kind. Anderzijds, de toename van psychopathologie bij kinderen door opvoedstress, wordt beschreven als een minder direct effect (Neece et al., 2012). Zij veronderstellen dat opvoedgedrag een mediërende factor is tussen (opvoed)stress en gedragsproblemen van het kind. Wanneer ouders een hoge mate van opvoedstress ervaren, kunnen zij minder responsief reageren, zijn ze meer autoritair in de opvoeding en vertonen ze meer nalatig opvoedgedrag. Dit kan resulteren in minder ontwikkelingsmogelijkheden voor het kind waardoor het kind meer symptomen van psychopathologie kan gaan vertonen (Neece et al., 2012). Aan de hand van de gevonden resultaten beschrijven de onderzoekers dat een interventie die effectief is in het verminderen van opvoedstress, ook kan leiden tot een vermindering in externaliserende psychopathologie bij kinderen (Neece et al., 2012).

De onderzoeken van Baker et al. (2003) en Neece et al. (2012) geven aanwijzingen voor een relatie, en zelfs mogelijk een wederzijdse relatie, tussen opvoedstress bij ouders en (externaliserende) psychopathologie bij kinderen. Voor huidig onderzoek betekent deze relatie dat wanneer ouders een interventie volgen die leidt tot vermindering van opvoedstress, dit mogelijk ook kan leiden tot een afname van psychopathologie bij kinderen.

(8)

Wanneer niet de kinderen, maar (één van) de ouders psychopathologie hebben, lijkt dit nadelig voor de ontwikkeling van het kind en de relatie tussen ouder en kind (Stein et al., 2009). Ook lijkt psychopathologie bij (één van de) ouders gerelateerd te zijn aan meer opvoedstress (Anastopoulos et al., 1992; Gelfand, Teti, & Fox, 1992). Psychopathologie bij de ouders kan de ontwikkeling van het kind op twee manieren belemmeren, namelijk op genetische wijze en in de wijze van opvoeden. In de eerste plaats kan de genetische aard van vele soorten psychopathologie nadelig zijn omdat psychopathologie van ouder op kind doorgegeven kan worden (Suveg, Shaffer, Morelen & Thomassin, 2011; Vostanis et al., 2006). Daarnaast lijkt de centrale rol die aandacht speelt in de wijze waarop ouders met psychopathologie hun kinderen opvoeden, van invloed te zijn op de ontwikkeling van het kind en de relatie tussen ouder en kind (Bögels et al., 2013; Stein et al., 2009). Deze ouderlijke aandacht kan selectief zijn en interfereren met goed ouderschap (Bögels et al., 2013).

Specifiek bij ouders met internaliserende psychopathologie, zoals een depressie, komt dit tot uiting in een negatief gefocuste aandacht. Deze negatief gefocuste aandacht kan ertoe leiden dat ouders met internaliserende psychopathologie in vergelijking met ouders zonder deze psychopathologie meer aandacht hebben voor negatief gedrag van het kind. Bovendien zijn ouders met internaliserende psychopathologie eerder geneigd signalen en behoeften van het kind te missen in vergelijking met ouders zonder internaliserende psychopathologie. De negatief gefocuste aandacht kan leiden tot een minder sensitieve relatie tussen ouder en kind (Stein et al., 2009). Ouders met externaliserende psychopathologie, zoals ADHD, zijn

mogelijk minder consequent met betrekking tot het hanteren van regels (Ellis & Nigg, 2009). Behalve wanneer het kind opstandig gedrag vertoond, lijken ouders met externaliserende psychopathologie minder aandacht voor hun kind in het algemeen te hebben (Bögels et al., 2013). Het opstandige gedrag van het kind wordt in dit geval beloond met aandacht. Een gevolg hiervan kan zijn dat het opstandige gedrag van het kind versterkt wordt. Kortom, meerdere onderzoeken laten zien dat psychopathologie bij ouders een nadelige invloed kan hebben op de ontwikkeling van het kind en op de interactie tussen ouder en kind.

Zoals reeds beschreven kan psychopathologie bij ouders en opvoedstress bij ouders een nadelige invloed hebben op de ontwikkeling van het kind en de interactie tussen ouder en kind. Enkele onderzoeken beschrijven dat deze twee factoren – psychopathologie bij ouders en opvoedstress bij ouders – ook samen kunnen voorkomen en het lijkt zelfs dat ouders met psychopathologie meer opvoedstress ervaren dan ouders zonder psychopathologie

(Anastopoulos et al., 1992; Gelfand et al., 1992). Zo onderzochten Anastopoulos et al. (1992) onder andere of de gezondheid van moeders, psychopathologie bij moeders of specifiek een

(9)

depressie bij moeders gerelateerd is aan opvoedstress bij moeders. Ook is onderzocht of de leeftijd van de moeders, de hoeveelheid onderwijsjaren die moeders hebben genuttigd en de huidige werksituatie van moeders gerelateerd is aan opvoedstress bij moeders. In deze studie participeerden 104 moeders met hun kinderen met ADHD. Middels multipele regressies bleken twee kenmerken significant gerelateerd aan een verhoogde mate van opvoedstress, namelijk psychopathologie bij moeders en moeders die thuis werken. Anastopoulos et al. (1992) geven geen mogelijke verklaring voor de gevonden relatie tussen thuiswerkende moeders en opvoedstress, maar wel voor moeders met psychopathologie en opvoedstress: Moeders met psychopathologie zijn meer tijd en energie kwijt zijn aan hun eigen

psychopathologische- of gezondheidsproblemen in vergelijking met moeders zonder

psychopathologie, waardoor zij minder tijd over hebben voor de opvoeding. Hierdoor kunnen zij opvoedstress ervaren omdat zij dan niet kunnen voldoen aan de eisen die zij stellen aan het ouderschap. Ook lijken deze moeders eerder geneigd tot overreageren wanneer het kind negatief gedrag vertoond en lijken zij minder aandacht te hebben voor positief gedrag van hun kind. Omdat het negatieve gedrag van het kind als het ware wordt beloond met aandacht, kan dit leiden tot meer opstandig gedrag van het kind, meer negatieve situaties en dus meer opvoedstress bij de ouders (Anastopoulos et al., 1992). Vanwege het correlationele onderzoeksdesign kunnen er geen uitspraken gedaan worden over de causaliteit.

De onderzoeksresultaten van Gelfand, Teti, en Fox (1992) laten ook zien dat er mogelijk een relatie is tussen psychopathologie bij ouders en opvoedstress. Zij vergeleken 71 depressieve moeders (internaliserende psychopathologie) met 53 niet-depressieve moeders. De moeders uit beide groepen hebben een kind tussen de drie en 10 maanden oud. In dit onderzoek ervaarden de depressieve moeders meer opvoedstress in vergelijking met de niet-depressieve moeders. De hoogste mate van opvoedstress werd gevonden onder de niet-depressieve moeders met kinderen die veel opstandig gedrag vertonen (Gelfand et al., 1992). De auteurs geven als mogelijke verklaring dat depressieve moeders meer opvoedstress ervaren omdat ze zich meer alleen voelen, onzeker zijn in de opvoeding en zich minder gewaardeerd voelen als ouder. Bovendien beschrijven ze dat de stress en negativiteit van depressieve moeders van invloed is op de ouder-kind relatie en dat het, indirect of direct, kan leiden tot

aanpassingsproblemen van het kind (Gelfand et al., 1992). Of het direct of indirect kan leiden tot aanpassingsproblemen van het kind is door de auteurs niet onderzocht. Omdat ook deze data correlationeel van aard zijn, kunnen er geen uitspraken gedaan worden over de richting van de relatie tussen opvoedstress en psychopathologie bij ouders.

(10)

Kortom, de onderzoeken van Anastopoulus et al. (1992) en Gelfand et al. (1992) beschrijven een relatie tussen opvoedstress en psychopathologie bij ouders waarbij ouders met psychopathologie meer opvoedstress ervaren in vergelijking met ouders zonder psychopathologie. Deze conclusie dient met voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden vanwege de gedateerd van deze bronnen en omdat in beide onderzoeken niet de richting van deze relatie is onderzocht. Voor huidig onderzoek betekent dit dat een interventie die gericht is op de vermindering van opvoedstress niet persé leidt tot een vermindering van

psychopathologie bij ouders. Vanwege de nadelige invloed van psychopathologie van ouders op de ontwikkeling van het kind en de relatie tussen ouder en kind lijkt een interventie gericht op de vermindering van psychopathologie bij ouders noodzakelijk.

Mindfulness

Om opvoedstress bij ouders en psychopathologie bij kinderen en ouders te verminderen is een gerichte interventie nodig. De mindful parenting (MP) training is een recent ontwikkelde toepassing binnen de mindfulness en is specifiek gericht op ouders met opvoedstress, ouders van kinderen met psychopathologie en ouders met psychopathologie (Bögels et al., 2013). Mindfulness is een van oorsprong boeddhistische therapie, die

gebaseerd is op meditatietechnieken. Kabat-Zinn, de grondlegger van de mindfulness training in 1979, omschrijft mindfulness als het bewust aandacht geven op een niet oordelende manier, gericht op het hier en nu (Kabat-Zinn, 1994). De MP training is afgeleid van de op

mindfulness gebaseerde stress reductie training (Mindfulness Based Stress Reduction, MBSR) (Kabat-Zinn, 1982) en de op mindfulness gebaseerde cognitieve therapie training

(Mindfulness Based Cognitive Therapy, MBCT) (Segal, Williams, & Teasdale, 2004). In de MP training leren ouders algemene mindfulness technieken, zoals in de MBSR en de MBCT. Ze leren een meer accepterende en niet-oordelende houding aan te nemen. Ook worden er specifieke mindful ouderschap oefeningen geboden, waardoor de ouders leren om te gaan met ouderlijke stress. Dit leren ze door emoties en gevoelens die gepaard gaan met stress te

herkennen en vervolgens te accepteren (Hellemans, 2011). Ook leren ouders emoties eerder op te merken en bewust te reageren. Dit voorkomt de automatische piloot reactie van ouders waardoor zij sensitiever op hun kind kunnen reageren (Duncan, Coatswordt, & Greenberg, 2009; Hellemans, 2011). Middels de MP training oefenen ouders met open aandacht en compassie naar zichzelf, hun kind en de ouder-kind interactie te kijken (Van der Meulen, Hellemans, & Bögels, 2012). Hierdoor leert de ouder de behoeften van zichzelf en het kind beter (her)kennen en kunnen ouders beter reageren op ongewenst gedrag van hun kind.

(11)

Empirisch bewijs voor de theorie dat een MP training een positief effect heeft op opvoedstress bij ouders is gevonden door Bögels et al. (2013). Zij vonden dat ouders na de MP training minder opvoedstress ervaren, zich meer bewust zijn van de manier waarop ze omgaan met stress en wat dit voor een effect heeft op hunzelf en de omgeving (Bögels et al., 2013). Dit blijkt uit onderzoek onder 86 ouders, waarvan 76 moeders, die een MP training volgden omdat zij stress ervaarden in de opvoeding. De ouders waren gemiddeld 45 jaar en de kinderen 9.9 jaar. De ouders vulden onder andere de competentieschaal in van de Nijmeegse Ouderlijke Stress Index (NOSI) om de opvoedstress te meten. Middels t-toetsen is direct na de training en acht weken na de training een significante afname van opvoedstress gevonden in vergelijking met vlak voor de training (Bögels et al., 2013). Deze onderzoeksresultaten laten zien dat een MP training bijdraagt aan de vermindering van opvoedstress van ouders.

Empirisch bewijs voor de theorie dat een MP training een positief effect heeft op de vermindering van psychopathologie bij ouders en kinderen is gevonden door Meppelink, De Bruin, Wanders-Mulder, Vennik, en Bögels (2016). De onderzochte doelgroep bestond uit 70 ouders met hun kinderen die vanwege psychopathologie was aangemeld bij een

hulpverleningsinstelling. De kinderen hadden een gemiddelde leeftijd van 8.7 jaar. De drie meest voorkomende stoornissen onder de kinderen waren een autisme spectrum stoornis, ADHD en een ouder-kind interactie probleem. Twee kinderen hadden geen diagnose, maar hun ouders werden behandeld voor een aanpassingsstoornis. De deelnemende ouders, waarvan 65 moeders, vulden vragenlijsten in voor de training (voormeting), na de training (nameting) en acht weken na de training (follow-up). De acht wekelijkse training was alleen voor de ouders. Middels een quasi-experimenteel onderzoeksdesign werd het effect van de training onderzocht en de invloed van mindfulness en mindful ouderschap op

psychopathologie bij ouders en kinderen. De onderzoeksresultaten tonen direct na afloop en acht weken na de training een vermindering van psychopathologie bij ouders en kinderen en een toename in mindfulness bij ouders en mindful ouderschap, ten opzichte van voor de training. Na verdere analyses vonden de onderzoekers dat de toename in mindfulness, en niet mindful ouderschap, een voorspeller is voor de afname van psychopathologie bij ouders. Daarnaast vonden zij dat de toename van mindful ouderschap, en niet mindfulness, een voorspeller is voor de afname van psychopathologie bij kinderen. Meppelink et al. (2016) beschrijven twee mogelijke verklaringen. Ten eerste verklaren zij dat mindfulness een manier is voor ouders zodat zij beter om kunnen gaan met persoonlijke moeilijkheden, met als gevolg dat de psychopathologie bij ouders afneemt. Ten tweede geven ze als mogelijke verklaring dat mindful ouderschap een manier is voor ouders om beter om te kunnen gaan met (moeilijke)

(12)

opvoedsituaties waardoor psychopathologie bij kinderen afneemt. Concluderend lijkt de MP training een positief effect te hebben op de vermindering van opvoedstress en

psychopathologie bij ouders en kinderen. Voor huidig onderzoek betekent dit dat een interventie gericht op mindfulness en mindful ouderschap, zoals de MP training, lijkt bij te dragen aan de vermindering van opvoedstress en psychopathologie bij ouders en kinderen.

Mindful met je peuter

Voor ouders met opvoedstress in de opvoeding van een peuter is recent de mindful met je peuter (MMJP) training ontwikkeld. Het protocol van deze training is gebaseerd op de MP training (Bögels & Restifo, 2013). De MMJP training is aangepast om zo goed mogelijk aan te sluiten bij moeders in de opvoeding van hun peuter. De training is enkel voor moeders, in tegenstelling tot beide ouders in de MP training. Bovendien zijn bij de MMJP training, in tegenstelling tot de MP training, de peuters grotendeels aanwezig. De aanpassing uit zich ook onder andere in de wekelijkse thema’s. Zo is het thema ‘Gewoontes en Patronen’ in de MP training aangepast tot het thema ‘Opvoedingspatronen’ in de MMJP training. In Tabel 1 is een schematische weergave van de wekelijkse thema’s van de MMJP training. Ook uit de

aanpassing zich inhoudelijk. De moeders oefenen mindful ouderschap in de MMJP training middels onder andere de ‘kijkmeditatie met aandacht voor de peuter’. Deze oefening bestaat niet in de MP training omdat in die training de kinderen niet mee worden genomen. Tijdens deze oefening kijken de moeders naar hun peuter en mediteren tegelijkertijd. De moeders leren met open aandacht en compassie naar hun peuter te kijken, perspectief van hun peuter in te nemen en emoties bij zichzelf te herkennen. Het doel hiervan is om de behoeften van hun peuter en zichzelf beter te leren (her)kennen.

De MMJP training bestaat uit negen wekelijkse bijeenkomsten van elk twee uur. Negen weken na de training volgt een terugkom (follow-up) bijeenkomst. De eerste vier bijeenkomsten en de follow-up bijeenkomst zijn alleen voor de moeders. Bijeenkomsten vijf tot en met negen zijn voor de moeders en peuters. Het voordeel van de aanwezigheid van de peuters is dat de moeders in een veilige omgeving, namelijk de trainingsomgeving,

mindfulness en mindful ouderschap kunnen oefenen, zich bewust worden van eigen

ervaringen en een open aandacht op hun peuter richten. Bovendien biedt de veilige omgeving de kans om te oefenen met stressvolle situaties waardoor de generalisatie naar de thuissituatie vergemakkelijkt wordt (Potharst et al., 2017). Daarbij kunnen de trainers ondersteuning bieden wanneer zij problemen signaleren tussen moeder en kind.

Er is slechts één keer eerder onderzoek gedaan naar de MMJP training. Rutten (2017) onderzocht de invloed van de MMJP training, op basis van voor- en nameting, op onder

(13)

andere mindfulness, mindful ouderschap, opvoedstress bij moeders en psychopathologie bij peuters. Dit werd onderzocht onder twaalf moeders en hun peuters. De gemiddelde leeftijd van de moeders was 36.5 jaar en die van de peuters was 2.5 jaar. De resultaten tonen bij de moeders een toename in mindfulness en mindful ouderschap (Rutten, 2017). Er werd echter geen significante afname in opvoedstress bij de moeders en psychopathologie bij de peuters gevonden. Volgens Rutten (2017) werd er geen afname gemeten op psychopathologie bij de peuters omdat er sprake was van een floor-effect aangezien er al voor de training een niet-klinische of subniet-klinische score gerapporteerd werd op psychopathologie bij de peuters. Bovendien was het onderzoek beperkt doordat er geen lange termijn effecten middels een follow-up meting is onderzocht (Rutten, 2017). De resultaten van deze studie dienen met voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden omdat er met een kleine steekproef (N = 12) werd gewerkt en het onderzoek daardoor een lage power had. Desondanks levert het onderzoek van Rutten (2017) eerste aanwijzingen dat de mindfulness- en mindful ouderschapsvaardigheden van moeders direct na een MMJP training toenemen. Onbekend is of dit op de lange termijn beklijft. Ook de vraag of opvoedstress en psychopathologie bij moeders en peuters op de korte en lange termijn vermindert, resteert. Hierop kon Rutten (2017) geen antwoord geven omdat er sprake was van een floor-effect en een lage power en omdat er geen lange termijn effecten zijn onderzocht. Voor huidig onderzoek betekent dit dat de vragen met betrekking tot opvoedstress, psychopathologie en de lange termijn effecten van de MMJP training,

waaronder ook mindfulness en mindful ouderschap, resteren voordat de effectiviteit van de MMJP training onderschreven kan worden.

Naast de MMJP training bestaat er voor moeders die opvoedstress ervaren in de opvoeding van hun baby en eventueel daardoor gezondheidszorgproblemen ervaren, de mindful met je baby (MMJB) training. De MMJP en MMJB trainingen zijn beiden een aanpassing van de MP training en grotendeels hetzelfde, ondanks het baby/peuter verschil. Beide trainingen hebben een toename in mindfulness en mindful ouderschap als doel en bieden moeders, middels meditatie technieken, handvatten om opvoedstress te verminderen en om eigen moeilijkheden en moeilijkheden in de opvoeding van hun peuter/baby beter te hanteren. Potharst et al. (2017) onderzocht het effect van de MMJB training bij 44 moeders met opvoedstress in de opvoeding van hun baby (0-18 maanden). De moeders hadden een gemiddelde leeftijd van 33.6 jaar en de baby’s 10.3 maanden. Middels multilevel analyses is de effectiviteit van de MMJB training gemeten. Hieruit bleek dat de moeders twee maanden en een jaar na de training significant minder last hadden van opvoedstress. Ook rapporteerden de moeders direct, twee maanden en een jaar na de training een vermindering van

(14)

psychopathologie bij zichzelf en een toename van mindfulness en mindful ouderschap. Vanwege deze positieve resultaten lijkt de MMJB training een veelbelovende training voor moeders met stress in de opvoeding van hun baby en die eventueel ook

gezondheidszorgproblemen ervaren (Potharst et al., 2017). Omdat de MMJB en MMJP trainingen grotendeels hetzelfde zijn, worden gelijke effecten verwacht van de MMJP training.

Huidig onderzoek

In huidig onderzoek wordt onderzocht welk effect de MMJP training heeft op mindfulness, mindful ouderschap, opvoedstress en op psychopathologie bij moeders en peuters. Bovendien wordt onderzocht of een toename in mindfulness een afname in

psychopathologie bij moeders voorspelt en of een toename in mindful ouderschap een afname van psychopathologie bij peuters voorspelt. In huidig onderzoek wordt gebruik gemaakt van het databestand dat Rutten (2017) gebruikte, echter zijn er momenteel meer

onderzoeksdeelnemers geïncludeerd (N = 22). Sinds het onderzoek van Rutten (2017) zijn er meer MMJP trainingen gegeven en dus meer onderzoeksdeelnemers geworven. De data is verkregen middels vragenlijsten op vijf meetmomenten. De vijf meetmomenten zijn als volgt: Ten minste vijf weken voor de eerste bijeenkomst van de training vond de wachtlijstmeting plaats. De voormeting vond vlak voor de eerste bijeenkomst van de training plaats en de nameting vlak na de training. Dan volgden er nog twee follow-up momenten: De eerste vond twee maanden na de laatste bijeenkomst van de training plaats en de tweede acht maanden na de laatste bijeenkomst van de training. In SPSS wordt gebruik gemaakt van multilevel

analyses. Voordelig aan deze analyse is de mogelijkheid tot includeren van alle beschikbare data. De effecten van de training worden in kaart gebracht door de wachtlijstperiode

(wachtlijstmeting tot voormeting) te vergelijken met de eventuele veranderingen gedurende de trainingsperiode (voormeting tot nameting). Ook worden langere termijn effecten van de training onderzocht middels de follow-up metingen die twee en acht maanden na de training plaatsvinden.

Vanwege een powerverbetering is het interessant om voor een tweede keer onderzoek te doen naar de MMJP training. Omdat de training zich ten doel stelt de opvoedstress van de ouders te verminderen, kan effectiviteitsonderzoek inzicht geven in de werkzame effecten en aandachtspunten van een training. Dit draagt bij aan de ontwikkeling van de recent

ontwikkelde MMJP training. Ook draagt dit onderzoek bij aan de wetenschappelijke kennisontwikkeling op het gebied van mindfulness gerelateerde trainingen. Positieve bevindingen, zoals de vermindering van opvoedstress en psychopathologie bij moeders en

(15)

peuters, geven eerste aanwijzingen voor een succesvolle MMJP training die het algemeen welzijn van moeders en peuters kan verbeteren. Op de lange termijn valt te verwachten dat er minder medische consumptie nodig zal zijn en minder uitval van studie en werk.

Allereerst wordt in huidig onderzoek een toename van mindfulness en mindful ouderschap verwacht. Deze verwachting is gebaseerd op eerder onderzoek naar de MMJP (Rutten, 2017), MP (Bögels et al., 2013; Meppelink et al., 2016) en MMJB training (Potharst et al., 2017). Uit deze onderzoeken bleek een significante toename van mindfulness en mindful ouderschap na de training. Net als tijdens de MP en MMJB trainingen investeren de moeders gedurende de MMJP training veel tijd in het leren van mindfulness en mindful ouderschap. Dit leren ze gedurende 10 bijeenkomsten (inclusief follow-up bijeenkomst), maar ook middels het dagelijkse huiswerk. Dit zal bijdragen aan een toename van mindfulness en mindful ouderschap na de MMJP training waardoor hierin een significante toename na de training wordt verwacht.

Ten tweede wordt in huidig onderzoek een afname van opvoedstress verwacht na de MMJP training. Hoewel eerder onderzoek naar de MMJP training geen afname van

opvoedstress direct na de training vond (Rutten, 2017), werd er wel een significante afname in opvoedstress gerapporteerd twee en acht maanden na de bijna identieke MMJB training (Potharst et al., 2017). De verwachte afname van opvoedstress in huidig onderzoek is ook gebaseerd op de resultaten van het onderzoek naar de MP training (Bögels et al., 2013). Daarin werd direct na de training en acht weken na de training een significante afname van opvoedstress gevonden. Aangezien de MMJB en MMJP trainingen vanuit de MP training ontwikkeld zijn, in huidig onderzoek sprake is van een powerverbetering en de lange termijn effecten worden onderzocht middels de follow-up momenten wordt in huidig onderzoek een significante afname van opvoedstress verwacht na de training.

Ten derde wordt een afname van psychopathologie bij moeders en peuters verwacht. Ook deze verwachtingen zijn gebaseerd op eerdere onderzoeken naar de effecten van de MP en MMJB trainingen. Daaruit bleken significante afnames van psychopathologie bij ouders (MP training) bij moeders (MMJB training) en bij kinderen (Bögels et al., 2013; Meppelink et al., 2016; Potharst et al., 2017). Omdat de MMJP training ontwikkeld is op basis van de MP training en grotendeels hetzelfde is als de MMJB training, wordt in huidig onderzoek een afname van psychopathologie bij de moeders verwacht. Omdat in eerder onderzoek geen sprake was van een afname van psychopathologie bij peuters, maar dit mogelijk te wijden was aan het floor-effect, wordt in huidig onderzoek wel een afname van psychopathologie bij de peuters verwacht.

(16)

Ten slotte wordt in huidig onderzoek verwacht dat de toename in mindfulness een afname in psychopathologie bij moeders voorspelt, en dat de toename van mindful ouderschap een afname in psychopathologie bij peuters voorspelt. Deze verwachting is gebaseerd op eerder onderzoek naar de MP training (Meppelink et al., 2016). In de MMJP training leren moeders mindfulness en mindful ouderschap waardoor de verwachting luidt dat de toename in mindfulness en mindful ouderschap de afname in psychopathologie bij

moeders en peuters zal voorspellen.

Methode Participanten

Aan dit onderzoek participeerden 22 moeders (Mleeftijd = 37.34 jaar, SD = 3.93, range = 29.77-44.02 jaar) met hun peuters (15 jongens, 7 meisjes, Mleeftijd = 2.39 jaar, SD = 0.62, range = 1.51-3.61 jaar). Op verwijzing van de huisarts zijn deze moeders aangemeld bij instellingen die preventieve behandelingen bieden, curatieve behandeling in de basis GGZ of curatieve behandeling in de specialistische GGZ. Tijdens een hulpverleningsgesprek zijn deze moeders, door een orthopedagoog/psycholoog, geadviseerd om de MMJP training te volgen vanwege de opvoedstress. Tevens geldt als inclusiecriterium dat bij moeder en/of kind een

psychiatrische diagnose (DSM diagnose) is gesteld.

Voor aanvang van de training is een vragenlijst naar de moeders verstuurd waarin werd gevraagd naar demografische gegevens. Eén moeder (4.5%) heeft deze vragen niet ingevuld waardoor dit onbekend is. Van de overige 21 moeders zijn 12 (54%) van Nederlandse afkomst zijn en van negen moeders (40.5%) is de nationaliteit anders dan Nederlands, Antilliaans, Surinaams, Turks of Marokkaans. De meeste moeders hebben wetenschappelijk onderwijs genuttigd (N = 11, 40.5%), zes moeders hebben hoger

beroepsonderwijs als hoogst voltooide opleiding (22.5%), één moeder middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (4.5%) en één moeder lager beroepsonderwijs (4.5%). Van totaal twee moeders is onbekend welke hoogst voltooide opleiding ze hebben (9%). Bij de start van de training werken zeven moeders parttime (31.5%) en één moeder werkt fulltime (4.5%). De overige moeders werken niet: Hiervan vermelden zeven moeders huisvrouw te zijn (31.5%), vijf moeders zijn werkloos of hebben ziekteverlof (22.5%), en één moeder werkt niet

vanwege zwangerschapsverlof (4.5%). Ten slotte is bekend dat er bij 14 moeders sprake is van psychopathologie (63%): Vijf moeders kampen met een depressie (22.5%), vijf moeders hebben een angststoornis (22.5%), en vier moeders hebben een posttraumatische

(17)

Van de deelnemende peuters zijn 16 van Nederlandse afkomst (72%) en één van Bulgaarse afkomst (4.5%). Van de vier overige kinderen is de nationaliteit anders dan Nederlands, Antilliaans, Surinaams, Turks of Marokkaans. Tevens is van de peuters bekend dat 14 enig kind is (63%), vijf peuters hebben één broer of zus (brus) (225%), één peuter heeft twee brussen (4.5%) en één peuter heeft drie brussen (4.5%). Ten slotte is bekend dat er bij negen peuters sprake is van separatie angst (40.5%), vier peuters last hebben van

slaapproblemen (18%), drie peuters hebben problemen met eten (13.5%) en drie peuters huilen overmatig (13.5%).

Procedure

Nadat de moeders het advies accepteerde om deel te nemen aan de training, werden de moeders gevraagd deel te nemen aan wetenschappelijk onderzoek. De moeders konden ook deelnemen aan de training zonder deel te nemen aan het onderzoek. Alle moeders besloten deel te nemen aan het onderzoek. Tevens werd hun partner gevraagd om mee te doen aan het onderzoek. Het onderzoek voor de moeders bestond uit drie observatie momenten en het invullen van vragenlijsten op vijf meetmomenten. Het onderzoek voor de vaders bestond enkel uit het invullen van de vragenlijsten op de vijf meetmomenten. Aangezien in dit

onderzoek het effect van de training wordt gemeten, waaraan alleen de moeders deelnemen, is er alleen gebruik gemaakt van de data van de moeders. Het onderzoek is goedgekeurd door de ethische commissie (2015-CDE-4747). De moeders vulden voordat zij deelnamen aan het onderzoek een toestemmingsformulier in.

De observaties vonden plaats bij de moeders thuis. Gedurende drie keer vijf minuten werden moeder en peuter op verschillende momenten gefilmd: Aan tafel zonder speelgoed, op de grond zonder speelgoed en op de grond met speelgoed. Ten slotte werd nog een laatste vraag gesteld: ‘Beschrijf uw peuter’. Tijdens de wachtlijstmeting, de voormeting en de nameting vonden deze observaties plaats. In huidig onderzoek is geen gebruik gemaakt van deze observaties.

In huidig onderzoek is wel gebruik gemaakt van de data die met de vragenlijsten zijn verkregen. Deze werden door onderzoeksassistenten verstuurd via Qualtrics. De ouders ontvingen per e-mail een link naar de vragenlijsten. Het invullen van de vragenlijsten nam bij de moeders ongeveer 45 tot 60 minuten in beslag en bij de vaders 15 tot 20 minuten (zij kregen minder vragenlijsten voorgelegd). De ouders ontvingen geen beloning voor deelname.

Het quasi-experimentele onderzoeksdesign wordt gebruikt om de effectiviteit van de training te onderzoeken. Een toepassing hiervan is het ‘waitlist-pretest-posttest design’ met meerdere meetmomenten. Dit betekent dat er voor en na de training één of meerdere

(18)

meetmomenten zijn. De vijf meetmomenten zijn als volgt: Ten minste vijf weken voor de eerste bijeenkomst van de training vond de wachtlijstmeting plaats. De voormeting vond vlak voor de eerste bijeenkomst van de training plaats en de nameting vlak na de training. Dan volgden er nog twee follow-up momenten: de eerste vond twee maanden na de laatste bijeenkomst van de training plaats en de tweede acht maanden na de laatste bijeenkomst van de training. De eventuele veranderingen gedurende de wachtlijstperiode (wachtlijstmeting tot voormeting) worden vergeleken met de eventuele veranderingen gedurende de

trainingsperiode (voormeting tot nameting). Middels deze vergelijking kan worden onderzocht of de vooruitgang tijdens de trainingsperiode groter is dan tijdens de

wachtlijstperiode. Vanwege de toepassing van de wachtlijstperiode wordt de interne validiteit verhoogd en kan de opgetreden verandering met meer zekerheid worden toegeschreven aan de training.

Maten

Mindfulness wordt gemeten door middel van de verkorte, Nederlandse versie van de

Five Facet Mindfulness Questionnaire (FFMQ) (De Bruin, Topper, Muskens, Bögels, & Kamphuis, 2012). De moeders vullen deze vragenlijst in op basis van een 5-punts Likert schaal: 1 (nooit of zelden waar) tot 5 (heel vaak of altijd waar). De totaalscore geeft de mate van algemene mindfulness weer, waarbij geldt hoe hoger de FFMQ score, hoe meer mindful de persoon is. Een voorbeeld vraag is: ‘Ik observeer mijn gevoelens zonder dat ik me erin verlies’. De verkorte FFMQ bestaat uit 24 items en vijf schalen. Echter, in dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van de totaalscore van drie schalen omdat de overige twee schalen lage associaties tonen met de meetpretentie van die schalen (Bohlmeijer, Ten Klooster, Fledderus, Veehof, & Baer, 2011; De Bruin et al., 2012; Truijens, Nykicek, Van Son, & Pop, 2016). De Bruin et al. (2012) onderzochten de FFMQ in een psychometrische studie en vonden een interne consistentie tussen de α=.85 en de α=.90. In huidig onderzoek werd op die drie schalen een Cronbach’s alpha gevonden van α=.92 op de wachtlijstmeting (WM), α=90 op de voormeting (VM), α=78 op de nameting (NM), α=89 op de eerste follow-up (FU1) en α=.73 op de tweede follow-up (FU2).

Mindful ouderschap wordt gemeten door middel van de Nederlandse versie van de

Interpersonal Mindfulness in Parenting Scale (IM-P) (De Bruin et al., 2014). De moeders vullen deze vragenlijst in op basis van een 5-punts Likert schaal: 1 (nooit waar) tot 5 (altijd waar). De totaalscore is een optelsom van alle items en geeft de mate van mindful ouderschap weer waarbij geldt: hoe hoger de IM-P score, hoe meer mindful de ouder het kind opvoedt. Een voorbeeld vraag is: ‘Ik merk hoe veranderingen in de stemming van mijn baby mijn eigen

(19)

stemming beïnvloed’. De Bruin et al. (2014) ondervond in een psychometrische studie

middels factoranalyse een zes factoren structuur. In die psychometrische studie vonden zij een goede interne consistentie van α=.89. In huidig onderzoek werd een Cronbach’s alpha van α=.90 gevonden bij de WM, α=.87 bij de VM, α=.88 bij de NM, α=.73 bij FU1 en α=.82 bij FU2.

Opvoedstress wordt gemeten door middel van de verkorte versie van de Nijmeegse

Ouderlijke Stress Index (NOSIK) (De Brock, Vermulst, Gerris, & Abidin, 1992). De NOSIK bestaat uit 34 items. De moeders vullen deze vragenlijst in op basis van een 6-punts Likert schaal: 1 (helemaal mee oneens) tot 6 (helemaal mee eens). De totaalscore is een optelsom van alle items en geeft de mate van ouderlijke stress weer waarbij geldt hoe hoger de totaalscore, hoe meer opvoedstress. Een voorbeeld vraag is: ‘Mijn kind doet dingen die me behoorlijk verontrusten’. De COTAN heeft de betrouwbaarheid van de NOSI als voldoende beoordeeld en met een goede validiteit (Egberink & Vermeulen, 2018). In huidig onderzoek werd een Cronbach’s alpha van α=.94 gevonden bij de WM, α=.94 bij de VM, α=.93 bij de NM, α=.95 bij FU1 en α=.90 bij FU2.

Psychopathologie bij de moeders wordt gemeten door middel van de Nederlandse

versie van de Adult Self Report (ASR). De ASR bestaat uit 126 items. Een voorbeeld vraag is: ‘Ik maak veel ruzie’. In huidig onderzoek werd een Cronbach’s alpha van α=.98 gevonden bij de WM, α=.96 bij de VM, α=.95 bij de NM, 98 bij FU1 en α=.98 bij FU2.

Psychopathologie bij de peuters wordt gemeten door middel van de Nederlandse

versie van de Child Behavior Checklist (CBCL 1,5-5 jaar). De CBCL 1,5-5 jaar bestaat uit 113 items. Een voorbeeld vraag is: ‘Is bang om iets nieuws te proberen’. In huidig onderzoek werd een Cronbach’s alpha van α=.91 gevonden bij de WM, α=.92 bij de VM, .83 bij de NM, α=.95 bij FU1 en α=.94 bij FU2. De ASR en de CBCL worden ingevuld middels een 3-punts Likert schaal: 0 (niet waar), 1 (een beetje waar), 2 (waar). De totaalscore is een optelsom van alle items en geeft de mate van psychopathologie weer waarbij geldt hoe hoger de score, hoe meer psychopathologie. Beide vragenlijsten bestaan uit onder andere de twee volgende

schalen: internaliserende problemen en externaliserende problemen. Op de voormeting van de ASR werd een α=.94 gevonden op de internaliserende subschaal en α=.82 op de

externaliserende subschaal. Op de voormeting van de CBCL werd een α=.79 gevonden op de internaliserende subschaal en α=.91 op de externaliserende subschaal.

De training

De Mindful met je Peuter training bestaat uit negen bijeenkomsten van twee uur per week. Ook is er een terugkomstbijeenkomst negen weken na de laatste bijeenkomst. Bij de

(20)

eerste vier bijeenkomsten van de MMJP training, waarbij de peuters niet aanwezig zijn, leren de moeders de theorie over en toepassingen van mindfulness en mindful ouderschap. De daaropvolgende vijf bijeenkomsten zijn de moeders met hun peuters aanwezig. Tijdens deze bijeenkomsten leren de moeders onder andere hun aandacht in het hier en nu te houden, goed voor zichzelf te zorgen en aandachtiger voor hun peuter te zijn. Tevens leren ze op stressvolle momenten mindfulness toe te passen om zo te leren omgaan met de opvoedstress die ze ervaren.

Naast de trainingsbijeenkomsten krijgen de moeders ook huiswerk. Het huiswerk bestaat uit het lezen van theorie, mediteren en mindful ouderschap oefeningen. Dit alles staat beschreven in het werkboek dat ze aan het begin van de training krijgen. Dit belangrijke onderdeel van de training is bedoeld om moeders te helpen de aangeleerde stof uit de training in het dagelijks leven toe te passen. Er wordt verwacht dat de moeders ongeveer 30 minuten per dag bezig zijn met het huiswerk.

De trainingsgroepen bestaan uit minimaal drie tot maximaal zes moeder-peuter

dyades. Daarbij is een mindful parenting trainer aanwezig en een Infant Mental Health (IMH) specialist. De mindful parenting trainer is verantwoordelijk voor de training en leidt de meditaties. De IMH specialist zorgt voor de veiligheid van de peuters wanneer de moeders met hun ogen dicht mediteren en let ook op de moeder-peuter interactie. Wanneer

bijvoorbeeld een peuter aangeeft iets nodig te hebben van zijn/haar moeder, zal de IMH specialist ingrijpen.

De mindful parenting trainer hanteert het MMJP protocol, ontwikkeld door dr. Eva Potharst. Dit protocol is gebaseerd op het MP protocol van Bögels en Restifo (2013). Binnen de mindfulness wordt onderscheid gemaakt tussen formele en informele meditaties. Een voorbeeld van een formele meditatie is de lichaamsscan, zitten met de adem of de ademruimte. Informele meditaties kunnen in het dagelijks leven worden toegepast,

bijvoorbeeld in de rij van de supermarkt. Op zo’n moment traint men om bewust stil te staan bij gedachten, gevoelens en waarnemingen van dat moment. De trainingssessies beginnen met een formele meditatie. Na een meditatie volgt altijd een enquiry, dit is een nabespreking waarbij de trainer vragen stelt om zo de deelnemer tot inzichten te laten komen (Bögels & Restifo, 2013). Na de formele meditatie wordt het huiswerk besproken en worden ervaringen van de afgelopen week gedeeld. Halverwege de bijeenkomst is een pauze van 15 minuten. Daarna wordt het nieuwe thema geïntroduceerd, met bijbehorende oefeningen en meditaties. Een voorbeeld van een thema is ‘responsief versus reactief moederen’. De sessie eindigt met de bespreking van het nieuwe huiswerk.

(21)

Analysestrategie

De verkregen data van de vragenlijsten werden door onderzoeksassistenten in een SPSS bestand gezet. De onderzoeksassistenten controleerden ook op welke meetmomenten de ouders nog vragenlijsten moesten invullen. Ze belden de ouders zo nodig op om ze te

herinneren aan het invullen van de vragenlijsten. Toch heeft niet elke moeder op elk meetmoment vragenlijsten ingevuld. Zo hebben twee moeders niet de wachtlijstmeting ingevuld. Zij werden pas aangemeld toen het moment van wachtlijstmeting (ten minste vijf weken voor aanvang van de training) al gepasseerd was, en stapten in bij de voormeting (vlak voor de eerste bijeenkomst). Daarnaast zijn er vier tweede follow-up metingen nog niet ingevuld omdat die training nog niet acht maanden geleden is afgerond. Het tweede follow-up moment van die training moet nog volgen en kan dus niet worden meegenomen in huidig onderzoek. In Tabel 2 staat een overzicht van de aantallen per meetmoment en

meetinstrument.

Hoewel er missende scores zijn kunnen alle ingevulde metingen worden meegenomen in het onderzoek dat middels de multilevel analyses in SPSS wordt uitgevoerd. De multilevel analyses hebben als voordeel ten opzichte van bijvoorbeeld de ANOVA dat de data van deelnemers niet verwijderd hoeven te worden indien er sprake is van missende data (bij ANOVA moet dat wel). In de analyses zijn vier moeders niet meegenomen. Twee daarvan (9%) hebben de training niet afgemaakt. De andere twee moeders (9%) spreken alleen Engels. Omdat de voertaal van de training Nederlands is, konden deze twee moeders niet aan de training deelnemen. Zij kregen de training gedeeltelijk gezamenlijk en individueel

aangeboden. Omdat deze bijeenkomsten verschilden van de reguliere training is besloten deze twee Engels sprekende deelnemers te excluderen van de analyses. Ten slotte is van één

moeder (4.5%) bekend dat zij de CBCL en slechts een enkele ASR subschaal heeft ingevuld. Dit was op voorhand afgesproken met de trainer. Deze ASR en CBCL scores zijn niet meegenomen in de analyses. Concluderend worden de gegevens van in totaal 18 moeders meegenomen in dit onderzoek.

De multilevel analyse houdt rekening met de afhankelijkheid van de data tussen de vijf meetmomenten (Field, 2013). De multilevel analyse bestaat uit twee levels, namelijk: Level 1 bestaat uit de vijf meetmomenten en level 2 uit de deelnemende moeders. De meetmomenten zijn getransformeerd naar dummie variabelen waarbij de voormeting als intercept wordt gehanteerd. Allereerst is de verandering van mindfulness, mindful ouderschap, opvoedstress en van psychopathologie bij moeders en peuters na de training gemeten. Dit wordt uitgevoerd op basis van de totaalscore van drie subschalen van FFMQ en op de totaalschaal van de IM-P,

(22)

NOSIK, ASR en CBCL. Tevens zal er ook worden gekeken naar de internaliserende en externaliserende subschalen van de ASR en CBCL. De verandering wordt gemeten door de wachtlijstmeting, de nameting, de eerste follow-up meting en de tweede follow-up meting te vergelijken met de voormeting. Hierdoor wordt inzichtelijk welk effect de interventie heeft ten opzichte van de voormeting. Vervolgens wordt gekeken of eventuele verbetering in mindfulness of mindful ouderschap bij nameting (verschilscore voormeting min

nameting) een voorspeller is voor de afname van psychopathologie bij respectievelijk ouders en kinderen, twee maanden na de training.

Resultaten Voorbereidende analyse

Bij een multilevel analyse geldt de assumptie dat de data normaal verdeeld is (Snijders & Bosker, 1999). In huidig onderzoek werd de normaliteit onderzocht ter voorbereiding op de multilevel analyse. Dit werd gedaan aan de hand van de Shapiro-Wilk test voor normaliteit omdat deze geschikt is voor kleine onderzoeksgroepen, zoals in dit onderzoek van toepassing is (Shapiro & Wilk, 1965). Een significante uitkomst op deze test betekent dat de data niet normaal is verdeeld. Uit de Shapiro-Wilk test bleken de volgende (sub)schalen op de genoemde meetmomenten significant: Opvoedstress was significant op de voormeting (W = .874, p = .025) en op de eerste follow-up meting (W = .864, p = .017). De data van

psychopathologie bij de moeders was significant op de eerste follow-up meting (W = .878, p = .036) en de data van de externaliserende psychopathologie van de moeders op de eerste (W = .720, p = .000) en op de tweede follow-up meting (W = .808, p = .012). De data van

psychopathologie van de peuters was significant op de tweede follow-up meting (W = .804, p = .011) en de data van de internaliserende psychopathologie van de peuters op de voormeting (W = .025, p = .860), op de eerste (W = .807, p = .004) en tweede follow-up meting (W = .854,

p = .049). Deze niet normaal verdeelde data zijn voornamelijk rechtsscheef. Dit betekent dat

de meeste data aan de linkerkant liggen van de normaal verdeling. Voor opvoedstress en psychopathologie bij de moeders en peuters is dit positief, want hoe lager de score, hoe minder opvoedstress en psychopathologie. Ten slotte was de data van mindful ouderschap op de voormeting significant (W = .881, p = .007). Ook deze data was enigszins rechtsscheef. Dit betekent dat de meeste moeders voor de training nog niet mindfulness in het ouderschap toepasten.

Bovendien beïnvloedden enkele outliers de normalisatie van de data. Outliers zijn extreme waarden die abnormaal verschillen van de rest van de data. Behalve op de

(23)

de peuters bevatten de overige niet normaal verdeelde (sub)schalen één of twee outliers. De outliers, met een z-score groter dan |2,5|, zijn hierdoor vervangen door één punt op te tellen bij de op-één-na extreemste waarde (Tabachnick & Fidell, 2013). Concluderend zijn er 10 extreme waardes aangepast waarna elke z-score kleiner was dan |2,5|.

Door de aanpassing van de outliers waren er minder significanties waarneembaar op de Shapiro-Wilk test voor normaliteit. Dit betekent dat er beter werd voldaan aan de

assumptie van normaliteit ten opzichte van voor de aanpassing van de outliers. Enkel de data van opvoedstress op de eerste follow-up meting, de data van externaliserende

psychopathologie van de moeders op de tweede follow-up meting, de data van de

internaliserende psychopathologie van de peuters op de voormeting en op de tweede follow-up meting waren nog significant. Dit betekent dat die schalen niet normaal zijn verdeeld. Histogrammen van die schalen lieten zien dat er op de voormeting diversiteit is van

psychopathologie die de moeders over hun peuter rapporteerden. De overige histogrammen toonden een rechts scheve verdeling wat betekent dat twee maanden na de training de meeste moeders een lage mate van opvoedstress ervaarden en acht maanden na de training een lage mate van psychopathologie bij zichzelf. Ten slotte laat het zien dat de meeste moeders een lage mate van internaliserende psychopathologie bij hun peuters rapporteerden acht maanden na de training.

Naast de Shapiro-Wilk test is ook de scheefheid (skewness), gepiektheid (kurtosis) en een Q-Q plot bekeken om de normaliteit van de data te checken. Na het veranderen van de outliers waren alle waarden van de skewness en kurtosis minder dan |3,5|. Ook op de Q-Q plots waren de variabelen bij benadering normaal verdeeld. Vanwege de kleine power en om de objectiviteit van de data te bewaken, is besloten de data niet verder te bewerken.

Controle analyse

Controle analyses zijn uitgevoerd om te onderzoeken of er voor de training verschil was tussen de leeftijd van de moeders, het geslacht van de peuters, de werksituatie van de moeders en het opleidingsniveau van de moeders met mindfulness, mindful ouderschap, opvoedstress en psychopathologie bij moeders en peuters. Tabel 3 toont de resultaten van deze controle analyse. Er bleek geen verschil met de leeftijd van de moeders. Dit wil zeggen dat het voor de uitkomstmaten geen verschil maakt hoe oud de moeders waren. Met behulp van een t-test werd onderzocht of er een verschil was in de uitkomstmaten bij voormeting tussen moeders van jongens en moeders van meisjes. Hieruit bleek geen verschil. Dit wil zeggen dat het voor de uitkomstmaten niet uit maakt welk geslacht de peuters hebben. Ten slotte was onderzocht of de werksituatie en/of het opleidingsniveau van de moeders

(24)

significanties vertoonden met de uitkomstmaten. Omdat deze demografische variabelen categorisch zijn, is een éénwegs anova gebruikt. Ook hieruit bleek geen significantie, dus de werksituatie en het opleidingsniveau van de moeders verschilden niet significant met de uitkomstmaten. Dit wil zeggen dat het voor de uitkomstmaten geen verschil maakt wat de werksituatie van de moeders was en welk opleidingsniveau zij hebben genoten. Uit deze niet-significante resultaten blijkt voorafgaand aan de training dat de leeftijd van de moeders, het geslacht van de peuters, de werksituatie van de moeders en het opleidingsniveau van de moeders niet significant verschilden met de mate van mindfulness, mindful ouderschap, opvoedstress en psychopathologie bij moeders en peuters. Deze uitkomst betekent ook dat er in de multilevel analyse niet gecontroleerd hoeft te worden voor deze demografische

variabelen.

Correlationele analyse

Als volgende stap bij de statistische analyse is berekend hoe de uitkomstmaten bij de voormeting met elkaar samenhangen. Tabel 3 toont ook deze correlaties. Er werd een

negatieve significante correlatie gevonden tussen psychopathologie van de moeders en mindfulness. Dit betekent dat moeders die hoger scoorden op psychopathologie, lager scoorden op mindfulness, en andersom. Tevens waren er negatieve significante correlaties tussen psychopathologie van de moeders op de totaalschaal en mindful ouderschap, en tussen externaliserende psychopathologie van de moeders en mindful ouderschap. Dat wil zeggen dat moeders die meer (externaliserende) psychopathologie hebben, minder mindfulness in het ouderschap toepassen. Ten slotte werden er significante correlaties gevonden tussen

psychopathologie bij de moeders en internaliserende en externaliserende psychopathologie bij de moeders. Dit werd ook gevonden voor psychopathologie bij de peuters. Deze correlaties impliceren een hogere score op de totaalschaal indien er ook een hogere score op de subschaal werd gerapporteerd. Dat wil zeggen dat als moeders/peuters meer internaliserende en/of externaliserende psychopathologie hebben, zij ook een hogere score op de totaalschaal van psychopathologie scoorden. Concluderend blijkt uit de correlationele analyse dat enkele data met elkaar correleren en voornamelijk psychopathologie bij moeders met mindfulness en psychopathologie bij moeders met mindful ouderschap.

De effecten van de MMJP training

Onderzocht werd of de MMJP training een positief effect had op mindfulness, mindful ouderschap, opvoedstress en op psychopathologie bij moeders en kinderen. Deze effecten werden onderzocht op vijf meetmomenten, namelijk ten minste vijf weken voor de eerste bijeenkomst (wachtlijstmeting), een week voor de eerste bijeenkomst (voormeting), direct na

(25)

de training (nameting), twee maanden na de training (follow-up 1) en acht maanden na de training (follow-up 2). De resultaten hiervan zijn zichtbaar in Tabel 4. De parameter

estimates kunnen geïnterpreteerd worden als de Cohen’s d effectgrootte. Effectgroottes tussen

.20 en .49 worden beschouwd als een klein effect, tussen .50 en .79 als een middelgroot effect en vanaf .80 als een groot effect (Cohen, 1992; Field, 2013). De effecten zijn significant indien p < .05.

Mindfulness en mindful ouderschap

De moeders rapporteerden op elk meetmoment na de training een significante toename in mindfulness en mindful ouderschap. Deze effecten willen zeggen dat de moeders direct na de training, twee en acht maanden na de training meer mindful waren en de mindfulness in het ouderschap toepasten, in vergelijking met voor de training.

Opvoedstress

De moeders rapporteerden direct na de training geen significante afname van

opvoedstress, maar wel twee en acht maanden na de training. Dit wil zeggen dat de moeders twee en acht maanden na de training minder last hadden van opvoedstress, in vergelijking met vlak voor de training.

Psychopathologie bij ouders en kinderen

Na de training ervaarden de moeders minder psychopathologie bij zichzelf en bij hun peuter. De moeders rapporteerden over zichzelf op elk meetmoment na de training een significante afname van psychopathologie op de totaalschaal en op de internaliserende en externaliserende subschalen. Deze effecten willen zeggen dat de moeders direct na de

training, twee en acht maanden na de training zelf minder last hadden van psychopathologie, in vergelijking met voor de training.

Bovendien rapporteerden de moeders op elk meetmoment na de training een significante afname van psychopathologie op de totaalschaal bij hun peuter. Op subschaal niveau rapporteerden de moeders vijf weken voor de training en twee maanden na de training een significante afname van internaliserende psychopathologie bij de peuters en twee en acht maanden na de training een significante afname van externaliserende psychopathologie bij de peuters, in vergelijking met vlak voor de training. Dit wil zeggen dat de meest consistente effecten gevonden zijn in de afname van externaliserende psychopathologie. Concluderend rapporteerden de moeders een afname in psychopathologie bij zichzelf en bij hun peuter.

Mindfulness en/of mindful ouderschap als voorspellers voor psychopathologie bij moeders en/of peuters

(26)

Ten slotte is onderzocht of de toename van mindfulness direct na de training een voorspeller is voor de afname van psychopathologie bij moeders twee maanden na de training en of de toename in mindful ouderschap direct na de training een voorspeller is voor de afname van psychopathologie bij de peuters twee maanden na de training. Om de

voorspellende waarde te onderzoeken van mindfulness en mindful ouderschap is gekeken naar de eerste follow-up meting. De tweede follow-up meting is vanwege de kleine power weggelaten. In deze analyses kunnen de parameter estimates geïnterpreteerd worden als r-effectsizes. Hierbij geldt een klein effect van .10, een middelgroot effect van .30 en een groot effect van .50 (Field, 2013).

Ten eerste is onderzocht of de toename van mindful ouderschap direct na de training een voorspellende waarde had voor de afname van psychopathologie bij de peuters twee maanden na de training. Dit bleek niet het geval voor de totaalschaal en ook niet voor de internaliserende en externaliserende subschalen. Ten tweede is onderzocht of de toename van mindfulness direct na de training een voorspellende waarde had voor de afname van

psychopathologie bij de moeders. Uit de analyses bleek dit wel het geval. Dit significante effect werd gevonden op de totaalschaal (p = .000, r = .51), de internaliserende subschaal (p = .001, r = .50) en de externaliserende subschaal (p = .003, r = 37) van de ASR. Concluderend blijkt uit deze analyse dat alleen de toename van mindfulness bij de moeders na de training een voorspellende waarde heeft voor de afname van psychopathologie bij de moeders op de totaalschaal en op de internaliserende en externaliserende subschalen twee maanden na de training.

Discussie

In dit onderzoek is het effect van de mindful met je peuter (MMJP) training onderzocht op mindfulness, mindful ouderschap, opvoedstress en op psychopathologie bij moeders en peuters. Ook is onderzocht of de toename van mindfulness een voorspeller is voor de afname van psychopathologie bij moeders, en of een toename van mindful ouderschap een voorspeller is voor de afname van psychopathologie bij peuters.

De moeders rapporteerden direct, twee en acht maanden na de training meer

mindfulness en mindful ouderschap. Tevens rapporteerden de moeders twee en acht maanden na de training minder opvoedstress. Bovendien rapporteerden de moeders op elk meetmoment na de training een afname van psychopathologie over zichzelf. Dit werd gemeten op de totaalschaal, op de internaliserende subschaal en op de externaliserende subschaal. De moeders rapporteerden over hun peuter ook een afname van psychopathologie. Dit werd gemeten op de totaalschaal. Op subschaal niveau was dit anders: Ten minste vijf weken voor

(27)

de training en twee maanden na de training was een afname zichtbaar in internaliserende psychopathologie bij de peuters in vergelijking met vlak voor de training. De externaliserende psychopathologie bij de peuters waren twee en acht maanden na de training verminderd. Ten slotte is gebleken dat de toename in mindfulness direct na de training een voorspeller is voor de afname van psychopathologie bij de moeders twee maanden na de training. De toename van mindful ouderschap direct na de training bleek geen voorspeller voor de afname van psychopathologie bij de peuters twee maanden na de training.

Mindfulness en mindful ouderschap

Bij aanvang van dit onderzoek werd verwacht dat de MMJP training een significante toename van mindfulness en mindful ouderschap bij de moeders zou teweeg brengen. Deze verwachtingen waren gebaseerd op de resultaten van de onderzoeken naar de MP training (Meppelink et al., 2016), MMJB training (Potharst et al., 2017) en het eerdere onderzoek naar de MMJP training (Rutten, 2017). Daaruit bleek ook een toename in mindfulness en mindful ouderschap. Dit was zichtbaar direct na afloop van de training (MMJP training) en bleef aanhouden tot twee maanden na de training (MP & MMJB) en een jaar na de training (MMJB). Omdat de MMJP en MMJB protocollen ontwikkeld zijn vanuit het MP protocol, werd de toename in mindfulness en mindful ouderschap in huidig onderzoek verwacht. Deze verwachtingen kwamen uit: De moeders rapporteerden direct, twee en acht maanden na de training significant meer mindfulness en mindful ouderschap ten opzichte van voor de

training. Deze positieve resultaten laten zien dat de MMJP training, evenals de MP en MMJB trainingen, goed insteekt op het leren van mindfulness en mindful ouderschap. Aangezien het leren van mindfulness en mindful ouderschap het doel is van de training lijkt er sprake te zijn van een goede interventie-integriteit. Vanwege deze resultaten is het voor toekomstige MMJP trainingen belangrijk deze interventie-integriteit te waarborgen. Ook is het een aanbeveling het protocol aan te houden zoals het is opgesteld.

Opvoedstress

Naast een toename in mindfulness en mindful ouderschap werd een afname in opvoedstress na de training verwacht. Hoewel eerder onderzoek naar de MMJP training (Rutten, 2017) geen afname vond direct na de training, werd in de vergelijkbare MMJB training wel een afname van opvoedstress gevonden twee maanden en een jaar na de training (Potharst et al., 2017). De MMJP training stelt zich ten doel opvoedstress bij moeders te verminderen door de moeders tijdens de trainingsbijeenkomsten en middels het dagelijkse huiswerk om te leren gaan met opvoedstress. Ze leren emoties en gevoelens die gepaard gaan met opvoedstress te herkennen en te accepteren (Bögels et al., 2013; Hellemans, 2011). Het

(28)

lijkt dat de moeders er enige tijd voor nodig hebben om zich het geleerde eigen te maken en het hen helpt de opvoedstress te verminderen. Zo rapporteerden zij niet direct na afloop van de training een afname van opvoedstress, maar wel een significante afname twee en acht maanden na de training. Dit gunstige lange termijn effect is in tegenstelling met de conclusie van Kazdin, Mazurick en Bass (1993). Volgens deze auteurs leiden

oudervaardigheidstrainingen juist vaak tot een direct effect en blijven de longitudinale effecten uit (Kazdin, Mazurick, & Bass, 1993; Prinz & Miller, 1994). Dit komt omdat oudervaardigheidstrainingen over het algemeen een grote tijds- en energie investering van ouders vragen om bijvoorbeeld het geleerde in de thuissituatie toe te passen. Daardoor ronden de ouders zo’n oudervaardigheidstraining minder snel af en lijkt het hen minder te lukken om het geleerde in de thuissituatie te blijven toepassen. Dit lijkt vooral het geval bij ouders met meerdere risicofactoren, zoals psychopathologie bij één of beide ouders of een eenoudergezin (Kazdin, et al., 1993; Prinz & Miller, 1994). In de hier onderzochte MMJP training

investeerden de moeders ook veel tijd en energie in de training en in de dagelijkse huiswerkopdrachten. Bovendien was er bij 63% van de moeders sprake van

psychopathologie. Ondanks deze belasting werden er wel longitudinale effecten gevonden in de afname van opvoedstress en wisten de moeders na enige tijd het geleerde onder de knie te krijgen en toe te passen in hun dagelijkse leven. Deze longitudinale effecten zijn zeer positief omdat het aangeeft dat de moeders het geleerde van de training gegeneraliseerd hebben naar de thuissituatie.

Een mogelijke verklaring voor de longitudinale effecten van de training, is de

aanwezigheid van de peuters tijdens de bijeenkomsten. Voordelig aan de aanwezigheid van de peuters is dat de moeders in een veilige trainingsomgeving kunnen oefenen (Potharst et al., 2017). Uit een meta-analyse van effectiviteitsonderzoeken naar oudertrainingen waarbij het voor ouders mogelijk is positieve interacties met hun kind te creëren en nieuwe vaardigheden met hun kind te oefenen blijkt dat deze trainingen grotere effect sizes lieten zien dan de trainingen waarin deze oefenmogelijkheden ontbraken (Kaminski, Valle, Filene, & Boyle, 2008). Voor de MMJP training betekent dit dat het meebrengen van de peuters en dus het oefenen met de peuters tijdens de training van toegevoegde waarde is en mogelijk leidt tot positieve longitudinale effecten.

Psychopathologie bij de moeders

Op basis van eerdere onderzoeken lijken mindfulness gerelateerde trainingen, zoals de MP en MMJB training, bij te dragen aan de vermindering van psychopathologie bij ouders (Bögels et al., 2013; Meppelink et al., 2016; Potharst et al., 2017). Om die reden werd ook een

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Section 2 will briefly discuss the forms for the slab and two-dimensional (2D) turbulence power spectra chosen for this study, as well as the TTM model used to provide inputs for

Such challenges are for instance described as “changing projects” (Interview 8, para.. Taking a closer look at these above presented aspects, associated by

One Participant stated that they picked the combination of Gif and Text because “I wouldn't feel uncomfortable using a GIF with my best friend but only after I

In the context of funding in humanitarian assistance specifically, the definition would imply that donors trust organizations in that they will not mobilize funds for

Het andere item bevatte een hoog risico en mat de risicoperceptie van proefpersonen wanneer zij zichzelf niet regelmatig insmeren met een hoge factor antizonnebrandcrème of

More specifically, it looks at two banana industry companies operating in Costa Rica, Hipp and Rewe, which have both implemented a socially inclusive approach with local communities

We examined the potential mediating effect of subtypes of grief rumination in the association between self-compassion and levels of prolonged grief (model 1), depression (model 2),

Tables 2 and 3 show that women at 6 months postpartum who had a caesarean section have a significantly smaller puborectalis muscle area during contraction compared with vaginal