• No results found

Schuldeisersbenadeling door turboliquidatie Waarborgen op maat gemaakt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Schuldeisersbenadeling door turboliquidatie Waarborgen op maat gemaakt"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Schuldeisersbenadeling door turboliquidatie

Waarborgen op maat gemaakt

Juli 2020

Door: Sam A. Amrani

E-mailadres: Sam.a.amrani@gmail.com

Studentnummer: 10526919

Mastertrack: Privaatrecht: Commerciële Rechtspraktijk

Begeleid door: Mr. Irene C.P. Groenland

(2)

Abstract

Sinds 1994 biedt artikel 2:19 lid 4 BW de mogelijkheid om rechtspersonen zonder baten te liquideren zonder dat een formele vereffening plaatsvindt. Dit wordt de turboliquidatie genoemd. Er vindt geen formele vereffening plaats en er wordt geen rekening en verantwoording opgesteld en gedeponeerd. De tijd en kosten die hiermee worden bespaard maakt de turboliquidatie een populaire wijze van ontbinden. Rechtspersonen met baten kunnen voorafgaand aan de ontbinding het vermogen van de rechtspersoon vereffenen en vervolgens ontbinden zonder baten, zodat geen verantwoording van de vereffening afgelegd hoeft te worden. Sinds het arrest van de Hoge Raad van 18 december 2015 dient ook gebruik gemaakt te worden van de turboliquidatie indien de rechtspersoon ‘nagenoeg geen baten’ heeft. In de situatie dat de schulden de baten overtreffen, maar er niet genoeg baten zijn of verwacht worden om het faillissement te bekostigen kan het aanvragen van faillissement als misbruik van recht worden gezien. In deze situatie worden rechtspersonen gedwongen om te turboliquideren.

De turboliquidatie waarbij onbetaalde schuldeisers worden achtergelaten zonder enige vorm van verantwoording vormt een doorn in het oog van velen. Als gevolg van de turboliquidatie doet zich veelal de situatie voor dat een crediteur plotseling wordt geconfronteerd met het feit dat zijn debiteurrechtspersoon is opgehouden te bestaan en is uitgeschreven uit het handelsregister. Het is de crediteur in die situatie niet altijd duidelijk of en hoe hij alsnog verhaal kan halen op zijn verdwenen rechtspersoon. Zonder rekening en verantwoording is er geen mogelijkheid voor schuldeisers om in verzet te komen. Tevens ontbreekt het de schuldeiser aan de benodigde informatie om aan te tonen dat de rechtspersoon wel degelijk baten heeft. Dit is een vereiste voor het (her)openen van de vereffening of het aanvragen van het faillissement.

De Minister voor Rechtsbescherming wenst maatregelen te nemen om de hierboven geschetste problematiek tegen te gaan. In grote lijnen zien de maatregelen op de invoering van een verantwoordings- en deponeringsplicht van de handelingen die hebben plaatsgevonden voorafgaand aan de ontbinding van de rechtspersoon. Daarnaast wordt er een verplichting in het leven geroepen voor bestuurders om door publicatie schuldeisers in kennis te stellen van de ontbinding en de inzage van gedeponeerde bescheiden. In deze scriptie staat de volgende vraag centraal: Op welke wijze kunnen schuldeisers effectief worden beschermd tegen benadeling als gevolg van de turboliquidatie van hun debiteurrechtspersoon, uitgaande van de

(3)

kennelijke wens van de overheid om de waarborgen zoveel mogelijk te laten aansluiten bij de waarborgen zoals die gelden bij een ontbinding met vereffening?

(4)

INHOUDSOPGAVE

1. HOOFDSTUK 1: INLEIDING... 7

1.1. AANLEIDING ... 7

1.2. ONDERZOEKSONDERWERP... 8

1.3. ONDERZOEKSVRAGEN ... 9

1.4. STRUCTUUR VAN HET ONDERZOEK EN ONDERZOEKSMETHODEN ... 9

1.5. METHODOLOGIE EN NORMATIEF KADER ... 10

1.6. INNOVEREND KARAKTER VAN HET ONDERZOEK & RELEVANTIE ... 10

2. HOOFDSTUK 2: HOE ONDERSCHEIDT DE TURBOLIQUIDATIE ZICH VAN DE REGULIERE ONTBINDING? ... 11

2.1. INLEIDING ... 11

2.2. ONTBINDING VAN EEN PRIVAATRECHTELIJKE RECHTSPERSOON ... 11

2.3. ONTBINDING DOOR DE KAMER VAN KOOPHANDEL ... 11

2.4. VEREFFENING ... 13

2.5. TURBOLIQUIDATIE ... 16

2.6. WAAROM TURBOLIQUIDATIE? ... 17

2.7. VOOR- EN NADELEN TURBOLIQUIDATIE VOOR BETROKKENEN ... 19

2.7.1. HET BESTUUR EN GERECHTIGDEN TOT HET LIQUIDATIEOVERSCHOT ... 20

2.7.2. SCHULDEISERS EN DE MAATSCHAPPIJ ... 21

2.8. DE TURBOLIQUIDATIE MET WAARBORGEN OMKLEDEN ... 22

2.9. SAMENVATTING EN TUSSENCONCLUSIE ... 23

3. HOOFDSTUK 3: IN WELKE ZIN ONDERVINDEN SCHULDEISERS NADEEL ALS GEVOLG VAN DE TURBOLIQUIDATIE VAN HUN DEBITEURRECHTSPERSOON? ... 25

3.1. INLEIDING ... 25

3.2. FINANCIËLE OF PROCEDURELE BENADELING? ... 25

3.2.1. FINANCIËLE BENADELING ... 26

3.2.2. PROCEDURELE BENADELING ... 26

3.3. WAARBORGEN ... 27

3.3.1. REKENING EN VERANTWOORDING ... 27

3.3.2. VERZET ... 29

3.3.3. AANGIFTE TOT EIGEN FAILLIETVERKLARING ... 30

3.4. BESCHIKBARE RECHTSMIDDELEN VOOR SCHULDEISERS ... 32

3.4.1. HEROPENING ... 32

3.4.2. BEWERKSTELLIGEN FAILLISSEMENT... 34

3.5. SAMENVATTING EN TUSSENCONCLUSIE ... 34

4. HOOFDSTUK 4: WELKE MAATREGELEN KUNNEN EFFECTIEF BIJDRAGEN AAN HET TEGENGAAN VAN BENADELING VAN SCHULDEISERS DOOR TURBOLIQUIDATIE VAN HUN DEBITEURRECHTSPERSONEN? ... 35

4.1. INLEIDING ... 35

4.2. BEOOGDE MAATREGELEN ... 35

(5)

4.4. VERZET BIJ TURBOLIQUIDATIE ... 38

4.5. BESTAANDE RECHTSMIDDELEN ... 39

4.6. TURBOLIQUIDATIE DOOR DE KAMER VAN KOOPHANDEL ... 39

4.7. SAMENVATTING, TUSSENCONCLUSIE EN AANBEVELINGEN ... 40

4.7.1. AANBEVELINGEN ... 40

5. HOOFDSTUK 5: SAMENVATTING, CONCLUSIE EN AANBEVELING ... 42

5.1. SAMENVATTING ... 42

5.2. CONCLUSIE ... 43

5.2.1. HOE ONDERSCHEIDT DE TURBOLIQUIDATIE ZICH VAN DE ‘REGULIERE’ ONTBINDING? .. 43

5.2.2. IN WELKE ZIN ONDERVINDEN SCHULDEISERS NADEEL ALS GEVOLG VAN DE TURBOLIQUIDATIE VAN HUN DEBITEURRECHTSPERSOON? ... 44

5.2.3. WELKE MAATREGELEN KUNNEN EFFECTIEF BIJDRAGEN AAN HET TEGENGAAN VAN BENADELING VAN SCHULDEISERS DOOR TURBOLIQUIDATIE VAN HUN DEBITEURRECHTSPERSONEN? ... 45

5.2.4. OP WELKE WIJZE KUNNEN SCHULDEISERS EFFECTIEF WORDEN BESCHERMD TEGEN BENADELING ALS GEVOLG VAN DE TURBOLIQUIDATIE VAN HUN DEBITEURRECHTSPERSOON, UITGAANDE VAN DE KENNELIJKE WENS VAN DE OVERHEID OM DE WAARBORGEN ZOVEEL MOGELIJK TE LATEN AANSLUITEN BIJ DE WAARBORGEN ZOALS DIE GELDEN BIJ EEN ONTBINDING MET VEREFFENING? ... 47

5.3. AANBEVELINGEN ... 48

LITERATUURLIJST: AANGEHAALDE LITERATUUR ... 50

(6)
(7)

1. Hoofdstuk 1: Inleiding

1.1. Aanleiding

Op 7 oktober 2019 heeft de Minister voor Rechtsbescherming per brief aan de tweede kamer laten weten voornemens te zijn de waarborgen omtrent wetgeving die de turboliquidatie mogelijk maakt aan te scherpen. Met de voorgenomen wetswijziging wordt een verbetering van de rechtsbescherming voor schuldeisers van door turboliquidatie ontbonden rechtspersonen beoogt.1 In de media wordt de turboliquidatie afgeschilderd als een instrument

voor fraudeurs om op een goedkope wijze van hun schulden af te kunnen komen. Het meest in het oog springende voorbeeld van de afgelopen jaren is die van uitzendondernemer Otto Cornelissen. Cornelissen hevelde alle activa van oude naar nieuwe bv’s over, om vervolgens de oude bv’s te ontbinden zonder de schuldeisers, waaronder de fiscus met een vordering van ruim 2,7 miljoen, in te lichten.2 Een ander voorbeeld is de fraudezaak van twee groothandelaren

in ‘plof-bv’s’, Louis Rijnberk en Arjen de Hoogd, die doormiddel van de turboliquidatie de fiscus voor 14 miljoen euro wist te benadelen.3 Misbruik van de turboliquidatie heeft ook

binnen de juridische literatuur de pennen in beweging gebracht. In menig juridische publicatie wordt betoogd dat het huidige wettelijk stelsel fraudeleuze wijzen van turboliquideren faciliteert of zelfs aanmoedigt.4 Hiertegenover staat dat in 2017 en 2018 ruim 85% van de

ontbindingsbesluiten turboliquidaties waren5, waarvan in 80% van die turboliquidaties de

rechtspersoon geen belastingschulden heeft achtergelaten.6

Schuldeisers menen benadeeld te worden als gevolg van de turboliquidatie van hun debiteurrechtspersoon. De minister wenst om deze reden artikel 2:19 lid 4 BW te omkleden met waarborgen ter bescherming van de schuldeisers van rechtspersonen die door turboliquidatie zijn ontbonden. In hoofdlijnen zullen de maatregelen zien op een algemene bekendmaking van de ontbinding zonder vereffening en een verantwoordings- en publicatieverplichting voor de bestuurders van de rechtspersoon. Deze verplichting ziet op het opstellen en deponeren van een slotbalans, die vergezeld gaat met een bestuursverklaring

1 Kamerstukken II 2019/20, 29911, nr. 253

2 J. Leupen & M. de Boer, ‘Hoe een uitzendcowboy Otto een spoor van vernieling trok, tot ING aan toe’, FD 11 september 2019 3 S. Eikelenboom & V. van der Boon, ‘Actie tegen nieuwe fraudevorm met ‘plof-bv’s’, FD 5 september 2016

4 Zie o.m. M.Y. Nethe, Reuring rond turboliquidatie, Ondernemingsrecht 2017/6, S. Renssen, ‘Een BV in zwaar weer: turboliquidatie of

faillissementsaanvraag, Ondernemingsrecht 2014/121, M.J. Blommaert, ‘Perikelen rondom turboliquidaties: opgeruimd staat netjes?’, Tvl 2016/34

5 Kamerstukken II 2019/20, 29911, nr. 253, p. 2

(8)

waarin wordt verantwoord waarom baten ontbreken, en eventuele schulden niet voldaan kunnen worden. De achterliggende gedachte is dat publicatie van deze informatie schuldeisers de mogelijkheid biedt om kennis te kunnen nemen van de beoogde turboliquidatie. Vervolgens kunnen de schuldeisers afwegen of ze verzet zullen aantekenen of de rechtbank verzoeken om heropening van de vereffening.7 De indruk wordt gewekt dat de minister de waarborgen voor

schuldeisers bij de turboliquidatie inspireert op de bestaande waarborgen bij de reguliere ontbinding vereffening. De vraag rijst in hoeverre een parallel kan worden getrokken tussen deze twee ontbindingswijzen en of de waarborgen die bestaan bij een reguliere vereffening passen bij een ontbinding door turboliquidatie.

1.2. Onderzoeksonderwerp

Dit onderzoek richt zich op de beoogde maatregelen om benadeling van schuldeisers als gevolg van de turboliquidatie van hun debiteurrechtspersoon te voorkomen. De turboliquidatie biedt de mogelijkheid tot snelle en goedkope ontbinding in verhouding tot de reguliere ontbinding. De reden hiervoor is dat er geen rekening en verantwoording opgesteld hoeft te worden en er geen verzettermijn hoeft te worden afgewacht.

De opvatting heerst dat schuldeisers door de turboliquidatie van hun debiteurrechtspersoon benadeeld worden. Schuldeisers horen pas van de ontbinding van de rechtspersoon nadat deze is opgehouden te bestaan. Zonder rekening en verantwoording hebben schuldeisers geen inzicht in de financiële afwikkeling die plaats heeft gevonden. Ook is er geen mogelijkheid voor schuldeisers om in verzet te komen. Tevens ontbreekt het schuldeisers vaak aan de benodigde informatie om aan te tonen dat de rechtspersoon wel degelijk baten heeft of kan verwachten. Dit dient de schuldeiser aan te tonen om de vereffening te kunnen (her)openen van de vereffening of het faillissement van de rechtspersoon aan te vragen.8

Het omkleden met waarborgen van artikel 2:19 lid 4 BW zal de bescherming van schuldeisers ten goede moeten komen. Dit roept meerdere vragen op. Enerzijds op welke wijze schuldeisers worden benadeeld als gevolg van de turboliquidatie van hun debiteurrechtspersoon. Een schuldeiser behoudt immers zijn vordering en heeft net als bij de formele vereffening de mogelijkheid om bij de rechter alsnog de heropening van de vereffening te verzoeken of het

7 Kamerstukken II 2019/20, 29911, nr. 253, p. 4 8 Nethe 2016, Renssen 2016

(9)

faillissement aan te vragen. Anderzijds ligt de oplossing voor het veronderstelde hiaat bij het omkleden van artikel 2:19 lid 4 BW met waarborgen voor schuldeisers?

1.3. Onderzoeksvragen

In deze scriptie staat de volgende hoofdvraag centraal:

‘Op welke wijze kunnen schuldeisers effectief worden beschermd tegen benadeling als gevolg van de turboliquidatie van hun debiteurrechtspersoon, uitgaande van de kennelijke wens van de overheid om de waarborgen zoveel mogelijk te laten aansluiten bij de waarborgen zoals die gelden bij een ontbinding met vereffening?’

Om tot een antwoord op de hoofdvraag te komen worden alvorens de volgende deelvragen beantwoord:

I. Hoe onderscheidt de turboliquidatie zich van de ‘reguliere’ ontbinding?

II. In welke zin ondervinden schuldeisers nadeel als gevolg van de turboliquidatie van hun debiteurrechtspersoon?

III. Welke maatregelen kunnen effectief bijdragen aan het tegengaan van benadeling van schuldeisers door turboliquidatie van hun debiteurrechtspersonen?

1.4. Structuur van het onderzoek en onderzoeksmethoden

Deze scriptie heeft vijf hoofdstukken. In hoofdstuk twee tot en met vier zullen de drie deelvragen worden behandeld. In hoofdstuk vijf wordt het geheel samengevat en een antwoord op de hoofdvraag geformuleerd. Vervolgens wordt afgesloten met een aanbeveling. Ieder hoofdstuk begint met een inleiding en sluit af met een beknopte samenvatting en een (tussen)conclusie waarin de vraag die in het hoofdstuk centraal staat wordt beantwoord.

Hoofdstuk 2 bevat een uiteenzetting van de reguliere ontbinding en turboliquidatie, vervolgens worden de voor- en nadelen van beide wijzen van liquideren besproken. Tot slot komt aan bod met welke waarborgen de Minister voor Rechtsbescherming misbruik van de turboliquidatie wil tegengaan.

(10)

In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op welke wijze schuldeisers worden benadeeld als gevolg van de turboliquidatie van hun debiteurrechtspersoon. Tevens worden de bestaande waarborgen en rechtsmiddelen voor schuldeisers besproken voor de reguliere ontbinding en de turboliquidatie. In hoofdstuk 4 wordt gekeken naar de voorgestelde maatregelen en in hoeverre deze kunnen worden gebaseerd op de waarborgen bij de formele vereffening. Tevens wordt turboliquidatie door de KvK besproken en hoe dit niet mag ontbreken bij de voorgestelde maatregelen. Afgesloten wordt er met een tweetal aanbevelingen.

In hoofdstuk 5 wordt een samenvatting gegeven van de bevindingen in de voorgaande hoofdstukken en wordt een antwoord op de hoofdvraag geformuleerd.

1.5. Methodologie en normatief kader

Voor het onderhavig onderzoek is als primaire onderzoeksmethode gekozen voor een analyse van juridische literatuur en huidige wetgeving. Om een oordeel te kunnen vormen over de voorgestelde maatregelen zal eerst onderzocht worden met welk doel artikel 2:19 lid 4 BW is ingevoerd, hoe de turboliquidatie in zijn werk gaat en wat de huidige waarborgen tegen misbruik zijn. Vervolgens wordt gekeken op welke wijze schuldeisers worden benadeeld door de turboliquidatie, welke rechtsmiddelen zij hiertegen kunnen inzetten en of zij hierbij benadeeld worden als gevolg van de turboliquidatie. De term benadeling ziet niet enkel op schade in de zin van artikel 6:95 BW, maar tevens op benadeling in de mogelijkheid om effectief rechtsmiddelen in te zetten. De laatste deelvraag ziet op de voorgestelde waarborgen die beoogd worden om de positie van schuldeisers bij turboliquidatie te verbeteren.

1.6. Innoverend karakter van het onderzoek & relevantie

Dit onderzoek richt zich op de notie dat met de voorgestelde maatregelen aansluiting wordt gezocht bij de waarborgen die de formele vereffening biedt. De veronderstelling is de waarborgen die bij de formele vereffening worden geboden niet dezelfde bescherming kunnen bieden aan schuldeisers bij een turboliquidatie.

(11)

2. Hoofdstuk 2: Hoe onderscheidt de turboliquidatie zich van de

reguliere ontbinding?

2.1. Inleiding

In dit hoofdstuk komen de ‘reguliere’ ontbinding en de turboliquidatie van de rechtspersoon aan bod. In dit hoofdstuk staat de vraag centraal: ‘Wat is de meerwaarde van de turboliquidatie ten opzichte van de ‘reguliere’ ontbinding?’. In paragraaf 2 en 3 wordt de reguliere ontbindingsprocedure behandeld. In paragraaf 4 wordt de ontbinding door turboliquidatie behandeld, in paragraaf 5 wordt de reden van het ontstaan van de turboliquidatie besproken. In paragraaf 6 worden vervolgens de voor- en nadelen van turboliquidatie besproken. In paragraaf 7 volgt een samenvatting en een conclusie met beantwoording van de deelvraag.

2.2. Ontbinding van een privaatrechtelijke rechtspersoon

De ontbinding en vereffening van een privaatrechtelijke rechtspersoon is geregeld in artikelen 2:19 t/m 2:24. Artikel 2:19 lid 1 bevat limitatief de grondslagen voor de ontbinding van de rechtspersoon.9 Ontbinding vindt plaats:

a. door een besluit van de algemene vergadering, of bestuur indien de rechtspersoon een stichting is;

b. bij het intreden van een in de statuten bepaalde gebeurtenis;

c. na faillietverklaring door hetzij opheffing van het faillissement wegens de toestand van de boedel, hetzij door insolventie;

d. bij het geheel ontbreken van leden, indien de rechtspersoon een vereniging, een coöperatie of een onderlinge waarborgmaatschappij is;

e. door een beschikking van de Kamer van Koophandel als bedoeld in artikel 19a; f. door de rechter in gevallen die de wet bepaalt.

2.3. Ontbinding door de Kamer van Koophandel

Sinds 1994 heeft de KvK de bevoegdheid om, onder bepaalde voorwaarden, inactieve rechtspersonen te ontbinden (artikel 2:19 lid 1 onder e BW). Artikel 2:19a lid 1 BW bepaalt

(12)

onder welke omstandigheden de KvK bevoegd is om over te gaan tot ontbinding van een rechtspersoon. Wanneer de KvK is gebleken dat ten minste twee van de volgende omstandigheden zich voordoen is zij bevoegd over te gaan tot ontbinding:

a. er staan gedurende ten minste een jaar geen bestuurders van de rechtspersoon in het register ingeschreven, terwijl ook geen opgaaf tot inschrijving is gedaan. Of, indien er wel bestuurders staan ingeschreven maar (i) deze is/zijn overleden of (ii) ten minste een jaar niet bereikbaar is/zijn gebleken op het in het register vermelde adres(sen);

b. de rechtspersoon is ten minste een jaar in gebreke met de nakoming van de verplichting tot openbaarmaking van de jaarrekening of de balans en de toelichting overeenkomstig de artikelen 294, 396 of 397;

c. de rechtspersoon heeft ten minste een jaar geen gevolg gegeven aan een aanmaning van de belastingdienst tot het doen van aangifte voor de vennootschapsbelasting.

Wanneer een rechtspersoon voldoet aan twee of meer van de in artikel 2:19a lid 1 BW bepaalde voorwaarden is de KvK bevoegd die rechtspersoon te ontbinden. In dat geval deelt zij de rechtspersoon en de ingeschreven bestuurders bij aangetekende brief aan hun laatst bekende adres mee dat zij voornemens is tot ontbinding van de rechtspersoon over te gaan. Indien geen bestuurders staan ingeschreven doet de KvK van het voornemen tot ontbinding een mededeling opnemen in de Staatscourant. Voor zover de kosten van deze publicatie niet uit het vermogen van de rechtspersoon kunnen worden voldaan, komen deze ten laste van de Minister van Justitie (lid 3). Indien na acht weken na dagtekening van de aangetekende brief geen verandering is gekomen in de omstandigheden waaronder de KvK de rechtspersoon kan ontbinden, dan ontbindt de KvK de rechtspersoon (lid 4). De beschikking wordt bekendgemaakt aan de rechtspersoon en de ingeschreven bestuurders (lid 5). Tevens doet de KvK een mededeling van de ontbinding opnemen in de Staatscourant.

Zogenaamde slapende, rustende of sluimerende rechtspersonen, zoals vennootschappen, al dan niet in concernverband, wiens werkzaamheden gestaakt zijn, maar naar de bedoeling van betrokkenen weer activiteiten kunnen gaan ontplooien kunnen niet door de KvK ontbonden worden, zolang zij formeel voldoen aan hun verplichtingen in het wetsartikel.

(13)

2.4. Vereffening

Wanneer een van de hiervoor genoemde gronden zich voordoet is de rechtspersoon ontbonden. Na de ontbinding van een rechtspersoon met bate vindt een vereffeningsprocedure plaats.

Nadat de ontbinding is ingeschreven en de rechtspersoon op dat moment baten heeft, vindt een vereffening van het vermogen van de rechtspersoon plaats. De rechtspersoon blijft na ontbinding voortbestaan voor zover dit tot vereffening van zijn vermogen nodig is (artikel 2:19 lid 5 BW). Deze wijze van ontbinding wordt hierna aangehaald als een ‘reguliere’ ontbinding van een rechtspersoon.

De wet kent geen definitie van vereffening. Uit de parlementaire geschiedenis volgt de volgende omschrijving:

‘Vereffening van het vermogen van de rechtspersoon houdt in dat de rechtspersoon uit de baten zijn schulden (zoveel mogelijk) moet betalen, en het restant van die baten, daartoe eventueel

te gelde gemaakt, aan de rechthebbende op het saldo moet uitkeren.’10

In de wet is hetgeen volgens de wetgever onder vereffening wordt verstaan slechts gedeeltelijk af te leiden uit artikel 2:23b lid 1 BW. Het wetsartikel beschrijft de taak van de vereffenaar als volgt:

‘De vereffenaar draagt hetgeen na voldoening der schuldeisers van het vermogen van de ontbonden rechtspersoon is overgebleven, in verhouding tot ieders recht over aan hen die krachtens de statuten daartoe zijn gerechtigd, of anders aan de leden of aandeelhouders.’

De vereffening kan eveneens meebrengen dat de gebruikelijke activiteiten nog enige tijd worden voortgezet. De rechtspersoon in liquidatie is verplicht in uitgaande stukken aan haar naam toe te voegende woorden ‘in liquidatie’ (artikel 2:19 lid 5 BW).

In beginsel treden de bestuurders op als vereffenaars van het vermogen van de ontbonden rechtspersoon. Door de rechter of bij statuten kunnen andere vereffenaars worden aangewezen. Op vereffenaars die niet door de rechter worden benoemd, zijn de bepalingen omtrent de

(14)

benoeming, de schorsing, het ontslag en het toezicht op bestuurders van toepassing, tenzij de statuten anders bepalen. Vereffenaars hebben in beginsel dezelfde bevoegdheden, plichten en aansprakelijkheid als een bestuurder, voor zover deze verenigbaar zijn met zijn taak als vereffenaar (artikel 2:23a lid 1 BW).

De vereffening ziet er als volgt uit:

- De vereffenaar voldoet alle schuldeisers uit de baten van de rechtspersoon, hetgeen eventueel overblijft nadat alle schuldeisers zijn voldaan wordt uitgekeerd aan de rechthebbende op het liquidatieoverschot;

- De vereffenaar stelt een rekening en verantwoording op met betrekking tot hetgeen is vereffend. Hieruit moet de omvang en de samenstelling van het (eventuele) overschot blijken. Indien er twee of meer gerechtigden tot het overschot zijn, dan stelt de vereffenaar een plan van verdeling op dat de grondslagen van de verdeling bevat (artikel 23b lid 2 BW);

- De vereffenaar legt de rekening en verantwoording en het plan van verdeling neer ten kantore van de rechtspersoon en dat van het handelsregister waar de rechtspersoon is ingeschreven. De stukken liggen daar gedurende twee maanden ter inzage. De vereffenaar maakt in een nieuwsblad bekend waar en tot wanneer zij ter inzage liggen (lid 4);

- Schuldeisers en gerechtigden kunnen gedurende deze periode tegen de rekening en verantwoording en/of het plan van verdeling in verzet komen. De vereffenaar doet van gedaan verzet mededeling op dezelfde wijze als waarop de nederlegging van de rekening en verantwoording en het plan van verdeling zijn medegedeeld (lid 5); - Zodra de intrekking van of beslissing op elk verzet onherroepelijk is, deelt de

vereffenaar dit mede op de wijze waarop het verzet is medegedeeld. Leidt de beslissing tot wijzigingen in het plan van verdeling, dan wordt ook het gewijzigde plan van verdeling op deze wijze medegedeeld (lid 7);

- De vereffening eindigt op het tijdstip waarop geen aan de vereffenaar bekende baten meer aanwezig zijn (lid 9). De vennootschap houdt alsdan op te bestaan (artikel 19 lid 6 BW);

- Na verloop van een maand nadat de vereffening is geëindigd, doet de vereffenaar rekening en verantwoording van zijn beheer aan de rechter, indien deze bij de vereffening is betrokken (lid 10);

(15)

- Indien na het tijdstip waarop de vennootschap heeft opgehouden te bestaan een schuldeiser of gerechtigde tot het saldo opkomt of van het bestaan van bate blijkt, kan de rechtbank op verzoek van een belanghebbende de vereffening heropenen. In dat geval ‘herleeft’ rechtspersoon, uitsluitend ter afwikkeling van de vereffening (artikel 23c lid 1 BW).

Betaling van de schuldeisers en uitkering van het liquidatieoverschot aan de gerechtigden kan, volgens de wet, plaatsvinden alvorens de rekening en verantwoording opgesteld dient te worden. Indien de verzetstermijn is aangevangen, kunnen uitkeringen enkel plaatsvinden met machtiging van de rechter. Het einde van de vereffening is volgens lid 9 het tijdstip waarop na de ontbinding geen aan de vereffenaar bekende baten meer aanwezig zijn, omdat die door de voldoening van de schulden en de vereffening van het saldo zijn betaald of uitgekeerd. In artikel 19 lid 6 is bepaald dat de rechtspersoon in geval van vereffening ophoudt te bestaan op het tijdstip waarop de vereffening eindigt. Zo blijkt ook uit de MvT.11 Dortmund is echter van

mening dat deze bepaling uit gaat van de situatie waarin het plan van uitkering is vastgesteld en uitkering van het overschot nadat het plan van verdeling onherroepelijk is geworden, heeft plaatsgevonden.12 Volgens de rechtbank Utrecht13 staat het ontbreken van een rekening en

verantwoording echter niet in de weg aan de voltooiing van de vereffening en daarmee het beëindigen van de vennootschap. Hetgeen eveneens volgt uit de MvT.

De ‘reguliere’ ontbinding kan in beginsel niet worden voltooid indien de schulden van de rechtspersoon de baten vermoedelijk zullen overtreffen. Voor de vereffenaar(s) geldt dat indien blijkt dat de schulden de baten vermoedelijk zullen overtreffen de vereffenaar(s) aangifte tot faillietverklaring moet(en) doen, tenzij alle bekende schuldeisers desgevraagd instemmen met voortzetting van de vereffening buiten faillissement (artikel 2:23 lid 4 BW). In die situatie zal de liquidatie van de rechtspersoon plaatsvinden middels de faillissementsprocedure.

11 Kamerstukken II 1991-1992, 22482, nr. 3, p. 17 (MvT) 12 Dortmund 2013

(16)

2.5. Turboliquidatie

Naast de ‘reguliere’ ontbinding is het onder bepaalde omstandigheden ook mogelijk om te ontbinden zonder dat er een vereffening conform de regels van Boek 2 BW volgt. Dit wordt de ‘turboliquidatie’ genoemd.14

Artikel 2:19 lid 4 BW bepaalt dat wanneer de rechtspersoon op het tijdstip van zijn ontbinding geen baten meer heeft deze op dat moment ophoudt te bestaan. Dit houdt in dat er na de ontbinding geen vereffening plaatsvindt. De gedachte hierachter is dat wanneer een rechtspersoon geen baten heeft er niks te vereffenen valt. Als gevolg van de invoering van artikel 2:19 lid 4 BW heeft zich in de praktijk de zogenaamde turboliquidatie ontwikkeld. Een rechtspersoon die wel baten heeft, maar niet het formele vereffeningstraject wil volgen, zal willen turbo-vereffenen (niet te verwarren met turboliquidatie). In dat geval vindt er voorafgaand aan de ontbinding van de rechtspersoon een feitelijke vereffening plaats. Vorderingen op de rechtspersoon worden betaald of gecedeerd15, en een eventueel

liquidatieoverschot wordt uitgekeerd, zodat de rechtspersoon geen baten meer heeft op het moment van ontbinding. Evenwel is het mogelijk dat op het moment van ontbinden en ophouden te bestaan de rechtspersoon wel nog schulden heeft.

Op het eerste gezicht lijkt artikel 2:19 lid 4 BW een rechtsgevolg te beschrijven, namelijk dat een rechtspersoon die op het moment van ontbinding geen baten heeft direct ophoudt te bestaan. In de praktijk echter vormt de turboliquidatie een alternatief voor de reguliere ontbinding, omdat de rechtspersoon zichzelf kan ontdoen van baten zodat ontbinding o.g.v. artikel 2:19 lid 4 BW mogelijk is.

De turboliquidatie onderscheidt zich van de reguliere ontbinding, omdat er geen formeel vereffeningstraject wordt doorlopen (paragraaf2.3). Bij de turboliquidatie vindt er geen vereffening plaats ná ontbinding van de rechtspersoon. Dit betekent dat er geen rekening en verantwoording van de vereffening opgesteld hoeft te worden. Ten Voorde stelt dat zonder vereffening het niet mogelijk is ‘daarvan een rekening en verantwoording op te stellen en

vervolgens te deponeren’.16 Of dit argument nog steeds opgaat is echter de vraag. Indien naar

een turboliquidatie wordt toegewerkt vindt er in feite een vereffening plaats. Een aan het

14 Ten Voorde 2006, C.C. Smid, V&O 2002/1, Quist, TOP 2014/171 15 J.J.M. de Bruijn, V&O 2004/12, p. 217-218

(17)

ontbindingsbesluit voorafgaande vereffening wordt niet in de wet geregeld. Dit houdt in dat indien er voorafgaand aan de ontbinding wél een feitelijke vereffening heeft plaatsgevonden er nochtans geen (wettelijke) verplichting tot het opstellen en deponeren van een rekening en verantwoording bestaat.

Onderscheid dient te worden gemaakt tussen turboliquidatie van een rechtspersoon wiens activiteiten zijn gestaakt en die als gevolg van vaste lasten, op den duur als ware is “leeggebloed”, en het geval waar bewust wordt toegewerkt naar een turboliquidatie waarbij een feitelijke vereffening plaatsvindt. Tijdens de feitelijke vereffening kunnen selectieve betalingen plaatsvinden en/of kan activa worden overgedragen aan een andere entiteit, dan wel niet tegen een reële prijs. Nethe spreekt van een bonafide turboliquidatie in het eerste geval en een malafide turboliquidatie in het tweede geval. Het onderscheid is in de praktijk niet eenvoudig te maken. Het enkele feit dat er na afloop van de liquidatie schuldeisers achterblijven betekent niet zonder meer dat er sprake is van een malafide turboliquidatie.17

In dit laatste geval, waarbij een feitelijke vereffening heeft plaatsgevonden alvorens over wordt gegaan tot turboliquidatie kan gesteld worden dat op deze manier de wettelijk waarborgen voor schuldeisers en/of andere gerechtigden tot een eventueel overschot (het opstellen en deponeren van een rekening en verantwoording, verzetrecht, de verplichting tot het doen van faillissementsaangifte) worden omzeild.

2.6. Waarom turboliquidatie?

Artikel 2:19 lid 4 BW kennen we in de huidige vorm sinds de invoering van De Wet inactieve rechtspersonen in 1994. De wet heeft in de eerste plaats ten doel gehad de ontbinding van rechtspersonen die hun werkzaamheden hebben beëindigd of die nooit actief zijn geweest, te vereenvoudigen. Dit is bewerkstelligd doordat de KvK de bevoegdheid is toegekend om

inactieve rechtspersonen zonder rechterlijke tussenkomst te kunnen ontbinden

(artikel 2:19a BW). De wetgever achtte het gewenst dat deze rechtspersonen op eenvoudige wijze ontbonden kunnen worden, enerzijds om te voorkomen dat er misbruik wordt gemaakt van deze rechtspersonen, anderzijds om de handelsregisters op te kunnen schonen. Zodoende

(18)

kunnen administratieve kosten voor de KvK bespaard worden, en misbruik van inactieve rechtspersonen worden tegengegaan.

Van inactieve rechtspersonen kon misbruik worden gemaakt doordat ze konden worden gekocht door lieden die de voor oprichting van een vennootschap vereiste ministeriele verklaring van geen bezwaar niet zouden hebben gekregen. Door het kopen van een lege rechtspersoon kon het antecedentenonderzoek voor de oprichting van nv’s/bv’s worden ontgaan. Dit argument om misbruik van lege vennootschappen te voorkomen is sinds de afschaffing van de verklaring van geen bezwaar en het invoeren van het doorlopend toezicht echter achterhaald, althans in theorie.

De bestrijding van lege vennootschappen vond voorafgaand aan de wetswijziging plaats door acties van het openbaar ministerie tot ontbinding door de rechter o.g.v. artikelen 2:74 en 2:185 BW. Ontbinding van inactieve rechtspersonen door de KvK is een relatief eenvoudige administratiefrechtelijke procedure in verhouding tot de ontbinding van een inactieve bv of nv door het openbaar ministerie (hierna: OM) op grond van artikel 2:74/185 BW. Ook kost het minder tijd en moeite dan het geval was toen die rechtspersonen door het OM voor ontbinding aan de rechter moeten worden voorgedragen. De ontbinding door het OM richt zich op actieve misbruikbestrijding. Deze ontbindingsprocedure vergt echter veel inspanning van het OM en de rechterlijke macht, zodat het gewenst is dat de KvK kan bijspringen door rechtspersonen te ontbinden die niet voldoet aan de wettelijke vereisten om in het handelsregister ingeschreven te mogen blijven staan in het register.18

Voordat de wet werd ingevoerd kon een rechtspersoon niet worden ontbonden zolang geen ontbindingsbesluit was genomen en de vereffening niet op de wettelijk voorgeschreven wijze had plaatsgevonden. Omdat het vaak moeilijk is om na te gaan wie nog bevoegd is een ontbindingsbesluit te nemen, bijvoorbeeld in geval van overlijden van de enig aandeelhouder/directeur, kost het veel moeite om een lege rechtspersoon uit te kunnen schrijven.

De huidige ontbindingsprocedure bespaart de KvK onnodige administratielasten, onder andere op gebied van opslagruimte en dossierverzorging. Ook wordt het handelsregister geschoond

(19)

wat ten goede komt aan de informatieve functie van het handelsregister. Het in het handelsregister opgenomen staan brengt kosten met zich mee, maar bij het ontbreken van bekende bestuurders worden de jaarlijkse bijdragen aan het handelsregister niet voldaan.19

De mogelijkheid voor rechtspersoon om op eigen initiatief te ontbinden zonder vereffening wordt nauwelijks besproken in de MvT. Het risico op misbruik dat de mogelijkheid voor rechtspersonen te ontbinding en gelijktijdig op te laten houden met bestaan met zich meebrengt is bij de parlementaire behandeling over het hoofd gezien. Als gevolg hiervan is dit onderdeel van de wetswijziging niet uitgebreid besproken bij de invoering. In het kader van de motieven achter de invoering van de mogelijkheid tot ontbinding zonder vereffening zou een verklaring voor de invoering van artikel 2:19 lid 4 BW kunnen zijn dat de wetgever bij de invoering van de wet gedacht heeft dat als de KvK lege rechtspersonen mag ontbinden zonder vereffening, dan kan het bestuur dit ook zelf doen.20 Zo wordt ook de KvK niet overbelast met het werk dat

gepaard gaat met het vaststellen of de rechtspersoon direct kan worden ontbonden.

De mogelijkheid om te ontbinden zonder vereffening heeft sinds de invoering aan populariteit gewonnen. In het handelsregister zijn er in 2018 bijna 37.000 ontbindingsbesluiten geregistreerd, waaronder bijna 33.000 turboliquidaties. In 2017 ging het om bijna 40.000 ontbindingsbesluiten, waarvan ruim 35.000 turboliquidaties. Het aantal turboliquidaties is ten opzichte van 2012 in absolute zin toegenomen met ongeveer 10.000 gevallen.21 De

Belastingdienst heeft op verzoek van het Ministerie van Justitie en Veiligheid onderzoek gedaan naar de aard en omvang van turboliquidaties over de periode van 2010 tot 2016. Uit dit onderzoek is gebleken dat het in gemiddeld 80% van de turboliquidaties gaat om boedels zonder baten en fiscale schulden.22 Uit de cijfers blijkt een flinke toename in populariteit van

de turboliquidatie. Verklaringen hiervoor zullen in de volgende paragraaf aan bod komen.

2.7. Voor- en nadelen turboliquidatie voor betrokkenen

De turboliquidatie kent verschillende voor- en nadelen voor alle betrokkenen. Onder betrokkenen wordt verstaan bestuurders, aandeelhouders, leden, schuldeisers en

19 Kamerstukken II 1991-1992, 22482, nr. 3, p. 8 20 Nethe 2016

21 Kamerstukken II 2019/20, 29911, nr. 253, p. 2

(20)

rechthebbenden tot het liquidatieoverschot. In deze paragraaf worden de voor- en nadelen uiteengezet.

2.7.1. Het bestuur en gerechtigden tot het liquidatieoverschot

Er zijn meerdere redenen waarom de turboliquidatie vanuit de optiek van bestuurders (en aandeelhouders) de voorkeur geniet ten opzichte van de ‘reguliere’ ontbinding.

Een groot voordeel is tijdbesparing. In tegenstelling tot de formele vereffening hoeft bij de turboliquidatie geen rekening en verantwoording opgesteld en bij de KvK gedeponeerd te worden dit bespaart tevens administratieve lasten. Ook is er geen verzetsperiode die afgewacht dient te worden alvorens een akte van non verzet bij de griffie van de rechtbank gevraagd kan worden.23

Een voordeel van de turboliquidatie is dat exact de einddatum van de rechtspersoon kan worden bepaald, in tegenstelling tot bij een formele vereffening. Het ontbreken van de verzetsmogelijkheid en de eventuele verplichting tot het doen van faillissementsaangifte heeft tot gevolg dat de aandeelhouder(s) van de rechtspersoon meer de regie heeft over het bepalen van de einddatum van de rechtspersoon dan wanneer het traject van de formele vereffening wordt gevolgd.24

Een ander voordeel dat door Van der Vlugt wordt genoemd is de bescherming van het imago van gelieerde rechtspersonen.25 Het niet bekend hoeven maken dat een rechtspersoon in een

groep geliquideerd wordt, kan vanuit een ‘commercieel oogpunt’ wenselijk zijn. Met name bij een vennootschap die onderdeel uitmaakt van een concern kan bekendmaking van de ontbinding en liquidatie door het publiek als negatief worden gezien, iets dat het gehele concern in een slecht daglicht kan stellen.26

Volgens Nethe kan de turboliquidatie worden gebruikt ter vermijding van faillissement en het voorkomen van aansprakelijkheidsstelling van bestuurders door de curator, of de toepassing van artikel 2:23a lid 4 BW. De kans voor bestuurdersaansprakelijkheid zal in het geval van een

23 M. van der Vlugt, ‘Turbo-Liquidatie’, V&O 1997/7&8

24 M.Y. Nethe, ‘Reuring rond turboliquidatie’, Ondernemingsrecht 2017/6 25 M. van der Vlugt, ‘Turbo-Liquidatie’, V&O 1997/7&8

(21)

turboliquidatie kleiner zijn dan bij een reguliere ontbinding omdat het voor schuldeisers moeilijker is om aan te tonen dat zij door de handelingen van de verdwenen rechtspersoon zijn benadeeld. Bestuurders denken het faillissement te kunnen vermijden omdat de kans klein is dat een schuldeiser een steunvordering vindt, en het lastig zal zijn aannemelijk te maken dat er nog een bate is.

Naast de genoemde voordelen voor de bestuurders en overschotgerechtigden van de rechtspersoon noemt Nethe een aantal nadelen aan de toepassing van de turboliquidatie. Zo noemt zij als nadeel de kans van het toch nog voortbestaan van de rechtspersoon ter vereffening van een (nog) niet bekende bate, zodat het bestuur als vereffenaar dient op te treden en alsnog het formele vereffeningstraject dient te doorlopen. Mocht er blijk zijn van een bate dan zal de wettelijke vereffening plaatsvinden met de tijd en kosten en arbeid die daarmee gemoeid gaan.

Daarnaast bestaat nog de mogelijkheid om (intern) aansprakelijk te worden gesteld door een gerechtelijke vereffenaar namens de rechtspersoon in liquidatie wegens kennelijk onbehoorlijk bestuur, of extern aansprakelijk te worden gesteld door een schuldeiser op grond van onrechtmatige daad.27 Hetgeen zich eveneens kan voordoen indien op verzoek van schuldeisers

alsnog het faillissement wordt uitgesproken. Bij genoemde nadelen kan worden afgevraagd of deze nadelen onlosmakelijk zijn verbonden aan de turboliquidatie of dat deze zich evenwel voor kunnen doen bij andere structuurwijzigingen in een rechtspersoon.

2.7.2. Schuldeisers en de maatschappij

Bij de turboliquidatie vindt geen vereffeningsprocedure plaats. Hiermee wordt tijd en geld bespaart wanneer een rechtspersoon naar een turboliquidatie toewerkt, geld dat goed gebruikt kan worden om openstaande schulden (zo veel mogelijk) te voldoen. Ook het voorkomen van een eventueel faillissementsprocedure kan in het belang van de schuldeisers zijn, een faillissementsprocedure kan, evenals de formele vereffeningsprocedure langgerekt zijn en kosten meebrengen. Er komt tevens een schuldeiser bij, namelijk de curator.

27 M.Y. Nethe, Turboliquidatie: oorbaar gebruik, abusievelijk gebruik en misbruik, in: Handboek notarieel ondernemingsrecht, B.V. en

(22)

Een nadeel voor schuldeisers is het gebrek aan inzicht in de financiële afwikkeling van de rechtspersoon in de periode voor de ontbinding. Een schuldeiser heeft geen inzicht in hoe de feitelijke vereffening heeft plaatsgevonden. Het is goed mogelijk dat schuldeisers achteraf te horen krijgen dat hun debiteur is opgehouden te bestaan. Vervolgens hebben zij geen informatie om te kunnen nagaan of zij in enige vorm zijn benadeeld.

2.8. De turboliquidatie met waarborgen omkleden

De genoemde nadelen die nauw verbonden zijn aan het fenomeen turboliquidatie zijn veelvuldig in de literatuur aan bod gekomen. Dit heeft ertoe geleid dat de Minister voor Rechtsbescherming heeft besloten stappen te ondernemen om het probleem met de turboliquidatie aan te pakken. Beïnvloed door auteurs als Renssen en Nethe is de Minister voor Rechtsbescherming tot de conclusie gekomen dat artikel 2:19 lid 4 BW in de huidige vorm te veel risico’s op benadeling van schuldeisers met zich meebrengt. Van benadeling kan volgens de minister sprake zijn als blijkt dat baten zijn verzwegen, activa voorafgaand aan de turboliquidatie aan de boedel is onttrokken of als er selectieve betaling aan schuldeisers plaats heeft gevonden. Het probleem ligt bij artikel 2:19 lid 4 BW en zal dan ook daar moeten worden aangepakt.

Aangezien schuldeisers niet vooraf worden geïnformeerd, raken zij veelal pas achteraf op de hoogte van het verdwijnen van een rechtspersoon. Een andere praktische belemmering voor schuldeisers is dat relevante (verantwoordings)informatie ontbreekt. Het bestuur heeft geen verplichting tot het opstellen van rekening en verantwoording. Schuldeisers hebben hierdoor geen actueel beeld over de financiële situatie ten tijde van de turboliquidatie, weten niet waarom baten ontbreken of vanaf welke datum de activiteiten zijn gestaakt. Het ontbreken van financiële verantwoordingsinformatie kan ertoe leiden dat misbruik te gemakkelijk onopgemerkt blijft. Om deze redenen is de minister tot het oordeel gekomen dat de rechtsbescherming van schuldeisers verbetering behoeft, indien een turboliquidatie plaatsvindt met achterlating van schulden.

(23)

De minister stelt de volgende maatregelen voor:

- Het bestuur wordt verplicht tot het opstellen en deponeren van een slotbalans, die vergezeld gaat van een bestuursverklaring waarom baten ontbreken. Indien van toepassing worden deze stukken vergezeld van een slotuitdelingslijst;

- Het bestuur wordt verplicht om het (voornemen te) ontbinden zonder vereffening algemeen bekend te maken. Bij de bekendmaking wordt vermeld dat de slotbalans met de jaarrekening ter inzage liggen bij het handelsregister;

- Vóór de doorhaling van de rechtspersoon in het handelsregister moeten de jaarrekeningen over alle eerdere boekjaren openbaar gemaakt zijn, tenzij daarvoor een ontheffing op basis van artikel 2:394 lid 5 BW geldt.

De minister stelt dat met deze verbreding van toegang tot actuele informatie wordt gewaarborgd dat schuldeisers kennis kunnen nemen van een turboliquidatie en de beschikking krijgen over meer informatie. Op grond daarvan kunnen schuldeisers afwegen of zij op de voet van artikel 2:23c BW verzet aantekenen tegen de turboliquidatie, de rechtbank verzoeken om heropening van de turboliquidatie, het ontbindingsbesluit aanvechten of het bestuur van de ontbonden rechtspersoon aansprakelijk stellen.28

In grote lijnen lijkt het erop dat de minister de wet zodanig wil aanpassen dat een turboliquidatie van een rechtspersoon met schulden eveneens gevolgd zal worden door een formele vereffening.

2.9. Samenvatting en tussenconclusie

De invoering van artikel 2:19 lid 4 BW maakte het om rechtspersonen zonder baten te ontbinden en dat deze op hetzelfde moment ophouden te bestaan. De turboliquidatie heeft sindsdien aan populariteit gewonnen omdat ontbinden zonder formele vereffening veel voordelen met zich meebrengt. In tegenstelling tot de formele vereffening, wordt met een turboliquidatie tijd en geld bespaard omdat er geen rekening en verantwoording afgelegd hoeft te worden of een verzetsperiode afgewacht hoeft te worden. Dit is echter nadelig voor schuldeisers van de door turboliquidatie ontbonden rechtspersonen. Zo heeft het ontbreken van

(24)

rekening en verantwoording tot gevolg dat schuldeisers geen inzicht hebben in de financiële afwikkeling van de rechtspersoon, ook kan de schuldeiser niet in verzet komen. Het gebrek aan een verantwoordingsplicht maakt de turboliquidatie eveneens fraudegevoelig.

De Minister voor Rechtsbescherming heeft kennisgenomen van de bezwaren tegen de ontstane turboliquidatie-praktijk, en heeft zich voorgenomen het wetsartikel dat de turboliquidatie mogelijk maakt zodanig te wijzigen dat benadeling van schuldeisers wordt tegengegaan.

(25)

3. Hoofdstuk 3: In welke zin ondervinden schuldeisers nadeel als

gevolg van de turboliquidatie van hun debiteurrechtspersoon?

3.1. Inleiding

In het voorgaande hoofdstuk zijn de verschillen behandeld tussen de reguliere ontbinding (ontbinding gevolgd door een formele vereffening) en de turboliquidatie (de ontbinding waarna de rechtspersoon direct ophoudt te bestaan). In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de benadeling van schuldeisers als gevolg van de turboliquidatie van hun debiteurrechtspersoon. Er wordt gekeken naar de waarborgen en rechtsmiddelen die de schuldeiser heeft bij een reguliere ontbinding en hoe dit zich verhoudt tot de waarborgen en rechtsmiddelen die openstaan bij een turboliquidatie.

In dit hoofdstuk staat de vraag centraal: ‘In welke zin ondervinden schuldeisers nadeel als gevolg van de turboliquidatie van hun debiteurrechtspersoon?’. Om tot een antwoord op deze vraag te komen zal in paragraaf 2 worden ingegaan op welke wijze schuldeiser worden benadeeld als gevolg van de turboliquidatie van hun debiteurrechtspersoon. In paragraaf 3 wordt ingegaan op de waarborgen die bestaan om schuldeisers tegen deze benadeling te beschermen. In paragraaf 4 wordt besproken welke rechtsmiddelen schuldeisers tot hun beschikking hebben om op te komen tegen benadeling door ontbinding van hun debiteurrechtspersoon. In paragraaf 5 wordt afgesloten met een samenvatting en tussenconclusie.

3.2. Financiële of procedurele benadeling?

De Minister voor Rechtsbescherming stelt dat er een risico bestaat dat er misbruik wordt gemaakt van de turboliquidatie. De schuldeisers worden benadeeld als gevolg van het misbruik dat van de turboliquidatie wordt gemaakt. Dit misbruik kan bestaan uit het verzwijgen van baten, voorafgaand aan de ontbinding onttrekken van activa aan de boedel, of selectieve betalingen aan de schuldeisers.29 Deze onrechtmatige handelingen hebben tot gevolg dat

schuldeisers geen of minder verhaalsmogelijkheden hebben. De vraag die hierbij rijst is of er gesproken kan worden van een financiële benadeling als gevolg van de turboliquidatie.

(26)

3.2.1. Financiële benadeling

Van financiële benadeling als gevolg van de turboliquidatie is sprake indien als gevolg van de ontbinding en het ophouden te bestaan van de rechtspersoon de schuldeiser zijn vorderingen niet op het vermogen van de ontbonden rechtspersoon zou kunnen verhalen, terwijl dit wel mogelijk zou zijn geweest indien de rechtspersoon niet was opgehouden te bestaan.

Wanneer een rechtspersoon is ontbonden doormiddel van een turboliquidatie, en direct is opgehouden te bestaan, houdt dit in dat het bestuur heeft aangegeven dat de rechtspersoon geen baten heeft. Dit betekent dat indien de rechtspersoon niet overgegaan was tot ontbinding, de schuldeiser vóór de ontbinding evenveel verhaalsmogelijkheden had gehad als na ontbinding, namelijk geen. Indien er sprake is van het verdwijnen van verhaalsmogelijkheden dan is dit het gevolg van het wegsluizen van activa door de rechtspersoon. Hetgeen onrechtmatig kan zijn.

Vorderingen van schuldeisers blijven niet als gevolg van de turboliquidatie onbetaald. Het wetsartikel beschrijft een rechtsgevolg dat de rechtspersoon zonder baten op het moment van ontbinding direct ophoudt te bestaan. De turboliquidatie zelf brengt, de ontbinding en verdwijning van de rechtspersoon, laat de vermogenspositie van de rechtspersoon onveranderd. Van een financiële benadeling als gevolg van de turboliquidatie kan om deze reden geen sprake zijn. De vorderingen van de schuldeisers blijven bestaan en hiervan kan in rechte nakoming worden gevorderd ook al is de rechtspersoon opgehouden te bestaan.

Mogelijk dient voor de voldoening van de vorderingen de vereffening te worden geopend of het faillissement aangevraagd. Het is in dit kader dat gesproken kan worden van benadeling van schuldeisers.

3.2.2. Procedurele benadeling

Om zijn vorderingen op een rechtspersoon die is opgehouden te bestaan te gelden te maken dient de schuldeiser de vereffening te (her)openen of het faillissement van de rechtspersoon aan te verzoeken. Er is geen wettelijke verantwoordings- en publicatieplicht. Dit heeft tot gevolg dat er geen inzicht is in de wijze waarop de financiële afwikkeling van de rechtspersoon heeft plaatsgehad. De rekening en verantwoording maakt het voor schuldeisers mogelijk om aan te tonen dat de rechtspersoon wel degelijk baten heeft of dat er onrechtmatige is gehandeld

(27)

jegens de schuldeiser. De schuldeiser kan worden benadeeld in het aanwenden van de rechtsmiddelen die hem ter beschikking staan door het ontbreken van een adequate verantwoording. Tegelijkertijd is er geen mogelijkheid voor de schuldeisers om het verdwijnen van de rechtspersoon te kunnen tegenhouden indien de schuldeiser meent benadeeld te zijn. Dit dient te worden aangemerkt als een procedurele benadeling als gevolg van de turboliquidatie.

3.3. Waarborgen

De wet bevat voor de formele vereffening verschillende waarborgen om schuldeisers en gerechtigden tot het liquidatieoverschot inzicht te geven in de afwikkeling van de vereffening.

3.3.1. Rekening en verantwoording

De rekening en verantwoording heeft tot doel inzicht te bieden in de wijze waarop vereffend is. Schuldeisers en gerechtigden dienen te kunnen zien welke baten er waren en welke schulden hiermee betaald zijn, oftewel hoe de vereffenaars aan het liquidatieoverschot zijn gekomen.30

Van de vereffening wordt verslag gedaan in de vorm van rekening, verantwoording, en indien er een liquidatieoverschot is waartoe twee of meer personen gerechtigd zijn, een plan van verdeling (artikel 2:23b lid 2 BW). De rekening en verantwoording dient te berusten op een boedelbeschrijving of indien deze er is geweest: de gegevens uit een vorige vereffeningsfase.31

Uit de rekening en vereffening dient (i) de omvang en (ii) de samenstelling van het overschot te blijken.

Het wetsartikel32, noch de MvA stelt hoge eisen aan de inhoud van de rekening en

verantwoording. Uit de MvA volgt dat uit de opgestelde rekening dient te blijken hoe groot het totale overschot is, en uit de verantwoording moet afgeleid kunnen worden op welk deel van het overschot belanghebbenden recht hebben.33 Er blijkt echter weinig behoefte te zijn aan de

rekening en verantwoording bij de formele vereffening. Uit het praktijkonderzoek van Ten Voorde in de periode van oktober 1999 tot en met 31 januari 2000 blijkt dat bij meerdere KvK’s

30 B. Snijder-Kuipers, in: GS Rechtspersonen, art. 2:23b BW, aant. 4 31 Kamerstukken II 1982/83, 17 725, nr. 3, p. 69

32 Artikel 2:23b lid 2 BW

(28)

door heel Nederland, dat in totaal éénmaal een verzoek om inzage is gedaan.34 Het gebrek aan

behoefte tot inzage in de stukken laat zich mogelijk verklaren doordat bij een formele vereffening schuldeisers volledig betaald krijgen. In dat geval zullen voornamelijk gerechtigden tot het liquidatieoverschot belang hebben bij een rekening en verantwoording. Uit de tekst van de MvA kan worden afgeleid dat de rekening en verantwoording bestaat in het belang van de gerechtigden tot het liquidatieoverschot. De MvA vermeldt het volgende:

‘Rekening en verantwoording en het – eventuele – plan van verdeling behoren bijeen. Belanghebbenden aan wie enig recht op het overschot toekomt, kunnen uit de eerste opmaken hoe groot het totale overschot is, en uit het tweede afleiden waarop zij zelf recht hebben. Als zij dit laatste ontvangen, behoeven zij geen nadere verantwoording; ontvangen zij het niet, dan zullen zij de rechtspersoon alsnog kunnen aanspreken. Op die wijze zal voor zoveel nodig

inzicht in het beheer moeten worden gegeven.’.35

Menig auteur is echter van mening dat de rekening en verantwoording in de eerste plaats dient te gaan om de rekening en verantwoording van de voldoening van de schulden, omdat de vereffening in de eerste plaats tot doel heeft de voldoening van de bekende schuldeisers van de rechtspersoon.36

In de visie van Nethe zal de rekening en verantwoording moeten verduidelijken wat de beheers- en beschikkingstaak van de vereffenaar heeft ingehouden. Van alle noemenswaardige rechtsbetrekkingen die de vereffenaar aantrof direct na de ontbinding en op welke wijze vervolgens met die uiteenlopende rechtsbetrekkingen is omgesprongen wordt melding gemaakt. Bij het aantreffen van vorderingen en overige activa dient te worden aangegeven of de vordering is geïnd en of de overige activa zijn verzilverd en met welk resultaat. Voor de schulden van de rechtspersoon ten tijde van de ontbinding geldt dat deze vermeld dienen te worden, daarnaast wordt in de rekening en verantwoording opgenomen wat de kosten van de executie en vereffening zijn, en welke schulden na de datum van ontbinding zijn verrekend. Tot slot dient vermeld te worden welke schulden geheel of gedeeltelijk voldaan zijn.37

34 Ten Voorde 2006, p. 210

35 Kamerstukken II 1984/85, 17725, nr. 7 (MvA II), p. 23. 36 Ten Voorde 2006, p. 66; Van der Ploeg 1992, p. 129 37 Nethe 2016

(29)

De turboliquidatie wordt niet gevolg door een formele vereffening. Doormiddel van een turbovereffening kan worden bewerkstelligd dat de rechtspersoon met baten op het moment van ontbinding alsnog geen baten heeft, zodat zij op grond van artikel 2:19 lid 4 BW op het moment van ontbinding ophoudt te bestaan. Ten Voorde stelt dat zonder vereffening het niet mogelijk is ‘daarvan een rekening en verantwoording op te stellen en vervolgens te deponeren’.38 Indien er feitelijk is vereffend heeft de schuldeiser in beginsel geen enkel inzicht

in de wijze waarop het vermogen van de rechtspersoon financieel is afgewikkeld. Volgens Ten Voorde en Smid worden schuldeisers echter voldoende beschermd omdat, ook wanneer geen vereffening heeft plaatsgevonden (her)opening van de vereffening verzocht kan worden, of het faillissement van de rechtspersoon kan worden aangevraagd.39

Nethe is echter van mening dat zolang een (vermeende) gedupeerde geen informatie heeft over de wijze waarop feitelijk is vereffend, er van een adequate bescherming geen sprake is. Ze stelt dat de benodigde informatie, om aan te tonen dat er in het zicht van ontbinding, activa zijn onttrokken of selectief betaald is zonder rechtvaardigingsgrond, af te leiden is of zou moeten zijn uit de rekening en verantwoording. Dit wordt verder behandeld in paragraaf 3.4.

3.3.2. Verzet

Binnen twee maanden nadat de rekening en verantwoording, en het plan van verdeling zijn neergelegd bij zowel de KvK waar de rechtspersoon stond ingeschreven als het hoofdkantoor van de ontbonden rechtspersoon (indien die er is), kan iedere schuldeiser of gerechtigde tot het overschot daartegen, doormiddel van het indienen van een verzoek bij de rechtbank, in verzet komen (artikel 23b lid 5 BW). Zolang niet op het verzet is beslist of dit niet is ingetrokken kan er zonder machtiging van de rechter geen uitkering van het liquidatiesaldo plaatsvinden (artikel 23b lid 6 BW).

De inhoudelijke toetsing van het verzet door de rechter bij vereffening heeft betrekking op het voldaan zijn van de schuldeisers enerzijds en op de uitkering aan de gerechtigden tot het liquidatiesaldo anderzijds. Van belang voor schuldeisers is dat in de procedure uitgebreid en

38 Ten Voorde 2006, p. 67

(30)

diepgaand aan de orde kan komen of de rekening en verantwoording inhoudelijk deugt.40 De

rechtbank beslist op het verzet.

De beslissing van de rechter kan in ieder geval inhouden dat het plan van verdeling gewijzigd wordt (lid 7). Verder bepaalt de wet niet welke beslissingen de rechter in de verzetprocedure kan geven. Uit de literatuur volgt dat de beslissing ook kan inhouden dat alsnog bepaalde crediteuren worden betaald, bepaalde baten te gelde worden gemaakt of bedragen worden teruggevorderd. Een en ander zal mede leiden tot een wijziging van de rekening en verantwoording.41

In de verzetprocedure kan de rechter niet treden in de beoordeling van het bestaan van een vordering op de rechtspersoon indien de rechtspersoon dit betwist. De rechter kan in dat geval wel bepalen dat voorhands ten laste van het overschot een reservering voor de aanspraken van de schuldeiser dient te geschieden. De rechter in een verzetprocedure kan ook niet treden in de vraag of de vereffenaar een juist beleid heeft gevoerd. Indien een schuldeiser of een gerechtigde tot het saldo een vereffenaar aansprakelijk wil stellen dan zal dit in een contentieuze procedure moeten plaatsvinden. 42 Voor de turboliquidatie bestaat er geen verzetprocedure.

3.3.3. Aangifte tot eigen faillietverklaring

Aangifte tot faillietverklaring dient eveneens als waarborg ter bescherming van schuldeisers. Bij een formele vereffening is de vereffenaar verplicht om aangifte te doen tot faillietverklaring indien hem blijkt dat de schulden de baten vermoedelijk zullen overtreffen, tenzij alle bekende schuldeiser desgevraagd instemmen met voortzetting van de vereffening buiten faillissement (artikel 2:23a lid 4 BW). Verzuim aangifte tot faillietverklaring te doen, kan tot aansprakelijkheid leiden voor schade die een derde hierdoor lijdt, indien de vereffenaar een persoonlijk ernstig verwijt treft.43 Niet nakomen van de verplichting kan ook grond zijn voor

ontslag van de vereffenaar (artikel 2:23a lid 5 BW).44

Indien het verhaal van de schuldeisers op de ontbonden rechtspersoon in het geding is zal een curator in het belang van de schuldeisers de vereffening op zich nemen. Het onderzoek in het

40 Ten Voorde 2006, p. 138

41 B. Snijder-Kuipers, in: GS Rechtspersonen, art. 2:23b BW, aant. 7 42 P.J. Dortmund, Van der Heijden Handboek NV/BV 2013/391 43 Hof Arnhem 22 november 2005, JOR 2006/118

(31)

faillissement kan in theorie baten opleveren die bij een formele vereffening niet aan de rechtspersoon zouden toevallen. Dit komt omdat ook vorderingen van de rechtspersoon op de bestuurders uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid kunnen behoren tot potentiele baten van de rechtspersoon, alsmede Peeters/Gatzen-vorderingen.45

Sinds het arrest van de Hoge Raad van 18 december 201546 is er geen duidelijke grens meer

wanneer aangifte tot eigen faillietverklaring moet worden gedaan of wanneer overgegaan moet worden tot turboliquidatie.

Naar de letter van artikel 2:19 lid 4 BW mag het bestuur slechts overgaan tot turboliquidatie wanneer de rechtspersoon geen baten meer heeft. Wanneer er een enkele bate aanwezig is op het moment van ontbinding dient er een formele vereffening plaats te vinden. Indien dan de vereffenaar blijkt dat de schulden de baten vermoedelijk zullen overtreffen geldt de verplichting tot het doen van aangifte tot faillietverklaring.

Volgens de Hoge Raad echter dient in het kader van aangifte tot eigen faillietverklaring het criterium ‘geen baten’ uit artikel 2:19 lid 4 BW te worden uitgelegd als ‘(nagenoeg) geen baten’.47 De Hoge Raad achtte verzet uit eigen hoofde door de curator mogelijk wanneer de

faillissementsboedel ‘(nagenoeg) geen baten bevat en baten ook niet te verkrijgen of anderszins te verwachten zijn’. In een dergelijk geval dient het faillissement te kunnen worden vernietigd op grond van het feit dat het bestuur naar redelijkheid niet tot uitoefening van het recht van faillissementsaangifte namens de rechtspersoon had kunnen komen.48

Wanneer sprake is van ‘(nagenoeg) geen baten volgt niet uit het arrest van de Hoge Raad. Voor het bestuur van een rechtspersoon met geringe baten en substantiële schulden kan het lastig te bepalen zijn of er moet worden geliquideerd middels turboliquidatie of dat er formeel vereffend moet worden en aansluitend aangifte tot eigen faillissement moet worden gedaan (artikel 2:23 lid 5 BW). Zowel onterecht turboliquideren als het faillissement aanvragen kan vervelende gevolgen hebben voor de rechtspersoon en haar bestuurders.49 Wanneer wordt vereffend en de

vereffenaar ontdekt dat de schulden de baten overtreffen dient aangifte tot faillietverklaring te

45 H.J. de Kloe, ‘Turboliquidatie: wat is een bate van de rechtspersoon in de zin van artikel 2:19 lid 4 BW?’, MvO 2016/7 46 Hoge Raad 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3636, NJ 2016/172, m.net. F.M.J. Verstijlen (Hoeksma q.q./R.M.Trade)

47 Hoge Raad 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3636, NJ 2016/172, m.net. F.M.J. Verstijlen (Hoeksma q.q./R.M.Trade), r.o. 4.7.1. 48 Hoge Raad 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3636, NJ 2016/172, m.net. F.M.J. Verstijlen (Hoeksma q.q./R.M.Trade), r.o. 4.5 49 L.A. Groen & J. Schakenbos, ‘Turboliquidatie of faillissementsaangifte bij geringe baten?’, TvOB 2018-5

(32)

worden gedaan. Echter indien de baten te gering zijn om de faillissementsprocedure te bekostigen kan het gevolg zijn dat de aanvrager – de rechtspersoon50 – in de faillissements-

en proceskosten wordt veroordeeld. Indien onterecht overgegaan wordt tot turboliquidatie, m.a.w. verzuim aangifte tot faillietverklaring te doen, kan dit tot aansprakelijkheid leiden voor schade die een derde hierdoor lijdt, indien de vereffenaar een persoonlijk ernstig verwijt treft.51

3.4. Beschikbare rechtsmiddelen voor schuldeisers

De hiervoor behandelde waarborgen die de formele vereffening biedt, strekken ertoe de schuldeiser te beschermen tegen mogelijke benadeling als gevolg van de ontbinding van de rechtspersoon. Bij een turboliquidatie ontbreken deze waarborgen. Dit betekent echter niet dat de schuldeiser in geval van turboliquidatie van zijn debiteurrechtspersoon geen rechtsmiddelen kan aanwenden indien hij van mening is benadeeld te zijn door de debiteur.

3.4.1. Heropening

Indien een schuldeiser meent dat er ten onrechte geen vereffening heeft plaatsgevonden of dat de vereffening gebrekkig was heeft de schuldeiser de mogelijkheid om heropening van de vereffening te verzoeken (artikel 2:23c lid 1 BW). Heropening is mogelijk bij zowel de reguliere ontbinding als bij turboliquidatie. De wetgever heeft uitdrukkelijk bepaald dat de wetsbepaling ook toepassing vindt indien geen formele vereffening heeft plaatsgehad, zo blijkt uit de MvT.52

Er zijn vier omstandigheden die kunnen leiden tot heropening van de vereffening ingevolge artikel 2:23c BW:

(i) de ontbonden rechtspersoon blijkt rechthebbende te zijn op een bate;

(ii) de ontbonden rechtspersoon stelt mogelijkerwijs rechthebbende te zijn op een bate, althans een belanghebbende meent dit;

(iii) er is sprake van een onterecht niet nagekomen schuldeiser of saldogerechtigde;

(iv) er blijkt behoefte te bestaan aan een afwikkelingshandeling die niet leidt tot vermeerdering of een herverdeling van het batig saldo.53

50 HR 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3636, r.o. 4.3.2 51 Hof Arnhem 22 november 2005, JOR 2006/118

52 Kamerstukken II, 1991/92, 22482, nr. 3, zie ook: Asser/Maeijer & Kroeze 2-I* 2015/424 53 Nethe, R&P nr. ONR5 2013/46

(33)

De rechter dient met terughoudendheid te toetsen of de bate of vordering voldoende aannemelijk is om heropening te rechtvaardigen geen al te zware eisen mogen worden gesteld aan de aannemelijkheid van de gestelde vordering en/of bate.54 Het bestaan van een (potentiële)

bate dient snel te worden aangenomen. De gedachte hierachter is dat een partij zoveel mogelijk de gelegenheid moet hebben door hem gepretendeerde rechten geldend te maken.55

Baten kunnen ook bestaan uit een vordering van de rechtspersoon uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid of een latente belastingteruggave. Ook vorderingen van de rechtspersoon op de verzekeraar die nog niet is gerealiseerd kan als bate worden aangemerkt.56

Zolang nog niet onherroepelijk is beslist op een door een rechtspersoon ingestelde vordering waaruit een bate kan voortvloeien, kan er niet worden geoordeeld dat er geen baten meer aanwezig zijn.57

Van den Ingh en Nethe menen dat de termijn waarbinnen de vereffening heropend afhangt van de toepasselijke verjaringstermijnen.58 Echter geldt een verlengingsgrond voor de verjaring van

rechtsvorderingen van of op de rechtspersoon. Dit geldt voor het tijdvak waarin de rechtspersoon had opgehouden te bestaan. De verjaringstermijn loopt voort totdat zes maanden zijn verstreken na herleving c.q. (her)opening van de vereffening, indien bij het niet toepassen van die verlengingsgrond de verjaringstermijn zou aflopen gedurende het tijdvak waarin de rechtspersoon had opgehouden te bestaan of binnen zes maanden na herleving van de rechtspersoon (artikel 2:23 c lid 2 BW jo. 3:320 BW).59 Dit zou betekenen dat er geen

tijdslimiet bestaat voor het heropenen van de vereffening.

Indien de rechtbank oordeelt de vereffening te (her)openen dan zal de schuldeiser zijn vordering voldaan moeten zien krijgen, indien dit niet mogelijk is, wat betekent dat de schulden de baten overtreffen, dan zal de (benoemde) vereffenaar het eigen faillissement moeten aanvragen of indien er slechts een schuldeiser is onderling tot afspraken moeten komen. Zie paragraaf 3.2.2. hierover.

54 HR 11 oktober 1991, NJ 1992, 132, m.nt. Maeijer, RvdW1991, 215 (Bouwbedrijf Vianen), TVVS 1992, p. 72-74 m.nt. Huizink 55 HR 2 oktober 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2727

56 HR 11 oktober 1991, NJ 1992, 132, m.nt. Maeijer, RvdW1991, 215 (Bouwbedrijf Vianen), TVVS 1992, p. 72-74 m.nt. Huizink 57 HR 26 maart 2004, NJ 2004/330, LJN AO2779 en HR 3 december 2010, ECLI:NL:2010:BN9461

58 F.J.P. van den Ingh: ‘Vereffening van het vermogen van NV of BV volgens boek 2 BW’, WPNR (125) 1994, afl. 6159, p. 814; Nethe,

R&P nr. ONR5 2013/46

(34)

3.4.2. Bewerkstelligen faillissement

Schuldeisers zouden ook het faillissement van de rechtspersoon kunnen aanvragen. Dit kan zonder heropening van de vereffening. In het geval dat de rechtspersoon is opgehouden te bestaan dient de schuldeiser naast de vereisten van artikel 6 lid 3 Fw tevens feiten en omstandigheden aan te dragen die voldoende aannemelijk maken dat er nog baten zijn om het faillissement van een ontbonden rechtspersoon te bewerkstelligen. Zo bepaalde de Hoge Raad in 1995 dat het ook mogelijk is om het faillissement aan te vragen van een rechtspersoon die volgens het bestuur via turboliquidatie is opgehouden te bestaan, maar die toch over (potentiële) baten beschikt.60 De insolventierechter toetst summierlijk of de aangedragen feiten

en omstandigheden voldoende aannemelijk maken dat er een bate is.Wanneer de rechter het faillissementsverzoek toewijst, zal de ontbonden rechtspersoon worden geacht ter afwikkeling van het faillissement te zijn blijven voortbestaan.61

3.5. Samenvatting en tussenconclusie

Indien schuldeisers worden benadeeld als gevolg van de turboliquidatie van hun debiteurrechtspersoon dan wijst dit op een procedurele benadeling. De benadeling zit in het ontbreken van een rekening en verantwoording om inzicht te krijgen in de financiële afwikkeling die heeft plaatsgevonden voordat de rechtspersoon werd ontbonden. Deze benadeling zit ook in het feit dat schuldeisers zich niet kunnen verzetten tegen de verantwoording indien zij onterecht niet als schuldeisers zijn genoemd in de rekening of verantwoording. Mocht de schuldeiser menen dat de rechtspersoon onrechtmatig heeft gehandeld jegens hem dan is het haast ondoenlijk om dit aan te tonen zonder rekening en verantwoording van de ontbonden rechtspersoon. Om de (her)opening van de vereffening of het faillissement van de rechtspersoon te bewerkstelligen moet de schuldeiser aannemelijk maken dat er baten zijn of gerealiseerd kunnen worden. Ook hiertoe dient de rekening en verantwoording. Het ontbreken van een vorm van rekening en verantwoording en het feit dat een schuldeiser eerst de heropening van de vereffening moet verzoeken dan wel het faillissement van de rechtspersoon moet aanvragen vormt een procedurele benadeling.

60 HR 27 januari 1995, NJ 1995, 579 (Adjuncten Properties/Soederqvist q.q.).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

- welke onderdelen van deze schoolwiskunde zijn meer of minder belangrijk en waarom - welke aanvullende wiskunde krijg je in (de eerste jaren van) je vervolgstudie en waarom En

In this study, I shall examine whether the principles associated with foreignisation, shift theory and dynamic equivalence can aid the translator tasked with the process

- Het risico van de kosten allen volgens de overeengekomen verdeelsleutel aangaat 68 Om cumulatie van btw te voorkomen wordt het leerstuk van kosten voor gemene rekening toegepast

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Raadsleden geven aan enerzijds teveel informatie te hebben en anderzijds te weinig, maar vooral dat het financieel technisch te lastig is (zie het antwoord op vraag 3 uit de

Wensen van ouderen | “Participatie en eigen kracht beleid”: mensen stimuleren te handelen vanuit hun eigen kracht (empowerment), onder meer door hun sociaal netwerk te benutten

Tabel 2.2 laat zien dat de totale kosten van de afhandeling van Wob-verzoeken in 2009/2010 naar schatting € 56 à 96 miljoen per jaar waren, waarvan € 16 à 27 miljoen