• No results found

Normen en waarden : de koudwatervrees voorbij

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Normen en waarden : de koudwatervrees voorbij"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De werkgroep Politiek Inhoudelijke Koers be-noemt in haar rapport De kaasstolp aan diggelen. De PvdA na de dreun van 15 mei een aantal bran-dende kwesties voor de sociaal-democratie. Een verdere doordenking daarvan is, zoals de Werk-groep stelt, met het oog op de vernieuwing van de partij noodzakelijk. Eén van de door de com-missie De Boer geformuleerde uitdagingen be-treft het debat over normen en waarden. Vanuit affiniteit met het door de commissie gevoerde pleidooi om de koudwatervrees op dit punt te la-ten varen, is deze bijdrage aan de discussie ge-schreven. Verkend worden allereerst de histori-sche achtergronden van ‘het waarom van de soci-aal-democratische koudwatervrees’ op het vlak van waarden en normen, van sdap tot PvdA. Op

die manier probeer ik beter zicht te krijgen op waar het in het waarden- en normendebat om zou moeten gaan en wat de invalshoek vanuit de sociaal-democratie zou kunnen zijn.

godsdienst is privaatzaak

Vanaf het begin is de verhouding van de sdap tot levens- en wereldbeschouwing en kerken een moeizame geweest. Officieel stond de partij open voor mensen met verschillende levensbe-schouwelijke achtergronden. De partij was in wereldbeschouwelijk opzicht neutraal. Het be-ginselprogramma van 1895 beperkte zich tot een artikel over de scheiding van kerk en staat, maar zweeg verder over godsdienst en kerk. Zij was daarmee neutraal ten opzichte van de levens-overtuiging van haar leden, stelde zich officieel dus niet op een anti-godsdienstige grondslag en nam derhalve niet het militante atheïsme dat binnen de Sociaal-Democratische Bond aanwe-zig was geweest in de grondslag van de partij op.1 Hoewel we de uitdrukking niet in enig beginsel-30

Normen en waarden:

de koudwatervrees voorbij

In deze bijdrage wordt de stelling verdedigd dat de PvdA niet een

reactieve, maar een pro-actieve bijdrage moet leveren aan het

waarden-en normwaarden-endebat. Zij moet dit niet dowaarden-en als iets dat haar door

de omstandigheden wordt afgedwongen, maar als voortkomend uit

de authentieke traditie van de sociaal-democratie. Duidelijk moet

worden dat het waarden- en normendebat niet alleen een zaak van

confessionele partijen is.

h e r m a n n o o r d e g r a a f

Over de auteur Herman Noordegraaf is voorzitter van

de PvdA-werkgroep Trefpunt van Socialisme & Levensovertuiging en als onderzoeker op het terrein van diakonaat verbonden aan de Theologische faculteit van de Universiteit Utrecht

(2)

31 programma van de sdap tegenkomen kan deze

opstelling samengevat worden in het aan de pro-gramma’s van Gotha (1875) en Erfurt (1891) van de Duitse sociaal-democratie ontleende germa-nisme: ‘Godsdienst is privaatzaak’. Deze uitdruk-king bevatte twee componenten: 1. scheiding van kerk en staat en beëindiging van de bevoorrech-ting van de kerk en van haar invloed op het open-bare leven. 2. Iedereen kon ongeacht zijn levens-beschouwing lid worden (al bleef dit punt impli-ciet in het Beginselprogramma).

In lijn hiermee was ook dat het partijcongres van 1897 in een motie uitsprak dat het socia-lisme alle arbeiders zonder verschil van geloof kon omvatten en dat het kerkgeloof geen reden van politiek verschil hoefde te zijn, omdat alle ar-beiders dezelfde economische belangen hadden. Wel sprak het congres in diezelfde motie uit, dat het de taak van de partij was om de politieke en economische macht te breken, zonder echter binnen of buiten haar kring de godsdienstige mening van iemand te willen kwetsen.2Deze keuze voor neutraliteit inzake wereldbeschou-wing werd waarschijnlijk ingegeven door een combinatie van overtuiging (geestelijke vrij-heid) en strategie (het niet van zich willen ver-vreemden van arbeiders van protestants-christe-lijke en rooms-katholieke huize). Daardoor was het ook mogelijk dat in 1896 en daarop volgende jaren een aantal predikanten, die zich wilden so-lidariseren met de socialistische beweging, lid werd, zoals G.W. Melchers en A. van der Heide (beiden werden later Tweede Kamerlid), en de zogeheten Blijde Wereld-dominees (genoemd naar de titel van hun in 1902 opgerichte christen-socialistisch weekblad) een plaats binnen de par-tij konden krijgen. Zij streefden naar een ont-moeting tussen christendom en socialisme met het oog op een betere (‘blijde’) wereld. Zowel binnen de kerken als de sdap vormden zij en hun aanhang een minderheid.3

In de praktijk was er toch binnen de sdap de nodige weerstand tegen de godsdienst. Dat kwam markant naar voren in de discussie over het Beginselprogramma van 1912. Daarin vinden we de zinsnede, dat het kapitalisme een stelsel is

‘dat ekonomisch verouderd en zedelijk veroor-deeld is.’ Daarmee sprak de partij uit, dat er ook ethische motieven een rol speelden in de strijd voor het socialisme. De uitdrukking ‘en zedelijk veroordeeld’ was erin gekomen op voorstel van ds. J.A. Bruins, één van de zojuist genoemde Blijde Wereld-dominees. Deze passage was ech-ter niet zonder slag of stoot opgenomen. Van or-thodox-marxistische zijde was voorgesteld om er ‘en daarom zedelijk veroordeeld’ van te maken, met andere woorden: de moraal vloeit voort uit de maatschappelijke verhoudingen en kan daarom niet als eigenstandige factor erkend wor-den. We moeten dat ook niet willen, want dat leidt af van de hoofdzaak: het inzicht in de maat-schappelijke verhoudingen, dat de grondslag vormt voor de klassenstrijd. Troelstra, die Bruins had gesteund, omdat hij ruimte aan diens opvat-ting wilde geven, stelde overigens in zijn toelich-ting op het program, dat de partij zich bleef base-ren op de ‘wetenschap der maatschappelijke ont-wikkeling’.4

morele noties

De vraag is waar deze weerstand tegen de erken-ning van morele factoren als grondslag voor de keuze voor het socialisme vandaan komt. Voor een deel was dat gebaseerd op intellectuele in-zichten, zoals met name marxistische intellectu-elen in de partij die aanhingen en die dus ook in de zojuist genoemde discussie een rol speelden. Dat het echter niet alleen om een wetenschappe-lijk inzicht ging, bwetenschappe-lijkt uit het feit dat we in be-ginselprogramma’s, geschriften en redevoerin-gen volop morele noties als solidariteit, onrecht, uitbuiting tegenkomen: het gaat niet om neu-trale aanduidingen. Daarbij komen we mijns in-ziens bij de belangrijkste, namelijk sociaal-psychologische, factor: de realiteit van het ge-leefde leven. Kerken en christendom in al zijn vertakkingen speelden veelal een emancipatie-remmende rol, zowel wat betreft de sociale kwestie, de democratie als de vrouwenstrijd. Bovendien wees de overgrote meerderheid van de kerken en de christenen het socialisme scherp

(3)

af als zijnde een goddeloze beweging vanwege zijn (filosofisch) materialisme, zijn revolutio-naire opvattingen en de propaganda van de klas-senstrijd. De weerstand kwam voort uit een zeer begrijpelijk verzet tegen kerk en religie.5

Om de verhoudingen goed te begrijpen, moe-ten we onderkennen dat de formule van levens-beschouwelijke neutraliteit ook voor degenen die niet afwijzend stonden tegenover het socia-lisme onbevredigend was. Daarbij speelden twee factoren een rol. In feite was er in gematigde vorm toch een bepaalde levensovertuiging aan-wezig, namelijk het historisch materialisme. Dit fungeerde weliswaar niet als een alomvattende wereldbeschouwing, maar leverde wel degelijk een interpretatie van ontwikkeling en zin van de geschiedenis, die niet zuiver wetenschappelijk en levensbeschouwelijk neutraal was. Voorts be-tekende de neutraliteit dat zoals gezegd geloof tot een privé-zaak werd verklaard. Gelovigen moesten hun motivatie, die voor hen van groot belang was, buiten het partijleven houden.6

de doorbraak

De Doorbraak van na de Tweede Wereldoorlog, zoals die mede ten grondslag lag aan de oprich-ting van de Partij van de Arbeid, beoogde zonder te kiezen voor een formule van een confessio-nele partij te breken met de gedachte van religie als privé-zaak. De grote inspirator van dit Door-braak-denken, de ‘rooie dominee’ Willem Ban-ning kon, wat hem niet gelukt was bij de discus-sies over het Beginselprogramma van 1937, het volgende punt, opgenomen krijgen in het Begin-selprogramma van 1947:

‘De Partij staat open voor personen van zeer verschillende levensovertuiging, die instem-men met haar beginselprogram. Zij erkent het innig verband tussen levensovertuiging en politiek inzicht en waardeert het in haar leden, als zij dit verband ook in hun arbeid voor de Partij duidelijk doen blijken. Zij verwerpt echter principieel, en voor de tegenwoordige verhoudingen in Nederland ook practisch, de organisatie van

het politieke partijleven op de grondslag van een godsdienstige belijdenis (antithese).’

(artikel 35)

De door mij gecursiveerde zinsneden geven de breuk aan met de gedachte van ‘religie is privaat-zaak’.7De Doorbraak beoogde een partijpolitieke vormgeving van de relatie tussen religie en poli-tiek te geven, die zich onderscheidde én van het confessionele model én van het neutraliteitsmo-del.8Voorts is het opvallend dat het programma enerzijds vasthoudt aan de scheiding tussen kerk en staat, maar niet tot de gevolgtrekking komt dat de staat in geestelijk opzicht neutraal moet zijn. Wederom is het de moeite waard het desbe-treffende artikel integraal te citeren:

‘De Partij verwerpt de opvatting, dat de Staat op de grondslag van een kerkelijke belijdenis moet staan; wel erkent zij, dat hij zich mede verantwoordelijk behoort te stellen voor het beste geestelijk erfgoed van ons volk en ge-bonden is aan zedelijke normen.’

(artikel 23)

Bovendien impliceert de gedachte van de schei-ding van kerk en staat niet dat kerken niet in het politieke en maatschappelijke debat zouden mo-gen participeren. Om een zinsnede uit artikel 34 te citeren:

‘Erkend wordt, dat de kerken het tot hun taak kunnen rekenen, ter wille van het geestelijk en zedelijk heil van het volk, hun woord te spreken met betrekking tot het staatkundig en maatschappelijk leven.’

In aansluiting hierop vinden we in artikel 32 ver-woord, dat de partij een actieve cultuurpolitiek voorstaat met het oog op de ontplooiing van de intellectuele, zedelijke en geestelijke krachten van het gehele Nederlandse volk. De ingestelde protestants-christelijke, rooms-katholieke en humanistische ‘werkgemeenschappen’ hadden tot doel om dit model vorm te geven. Men merkt in dit programma dus geen vrees om zich uit te 32

(4)

33 spreken over normen en waarden, waarvoor de

partij zich heeft in zetten.

Daarin komt verandering in de jaren zestig. We zien dan een verschuiving van de burger-lijke moraal naar een meer liberale moraal, waarin de nadruk op zelfontplooiing en indivi-duele keuzevrijheid ligt. Deze liberale moraal wordt mede gedragen door mensen, die in de na-dagen van de verzuiling kerk en christendom als bevoogdende en beknellende verbanden ervaren hebben. Ligt hier een van de wortels van een hardnekkig misverstand dat ik regelmatig tegen-kom binnen de PvdA, namelijk dat waarden en normen vooral betrekking hebben op de micro-en privé-moraal? En ligt hier emicro-en van de redmicro-enmicro-en dat het debat over waarden en normen vereen-zelvigd wordt met paternalisme, bevoogding en de spruitjeslucht van de burgerlijke maatschap-pij?

naar een niet-moralistische moraal De weerstanden binnen de sociaal-democratie tegen een benadering in termen van waarden en normen komen voort uit weerstand tegen kerk en religie en uit een verkeerd gebruik, soms mis-bruik, van deze benadering. We zouden dit laat-ste kunnen betitelen als ‘moralisme’: het zodanig hanteren van de moraal dat de context waarin de moraal functioneert onvoldoende in ogen-schouw wordt genomen, zij selectief wordt toe-gepast en onvoldoende argumentatief en in dia-loog wordt ontwikkeld. Ik geef daarvan een aan-tal voorbeelden:

1) Het waarden- en normendebat wordt al snel versmald tot een debat over persoonlijke ethiek op het microniveau en zogeheten ‘niet-materiële kwesties’ als euthanasie, abortus enz. Binnen de PvdA leeft dat misverstand, maar ook demissionair minister-president Balkenende werkte dat misverstand weer in de hand. In zijn brief aan de Staten-Generaal over ‘Aanpak waarden- en normendebat’ d.d. 4 oktober 2002 gaat het vooral om de kwaliteit van de leefomgeving, asociaal gedrag en de

grootste ergernissen in het omgaan met el-kaar, zoals onveiligheid op straat, hinderlijk gedrag in het verkeer en het openbaar ver-voer, pesten op school, geweld op school enz. Eén blik in Handboeken Sociologie en Ethiek maakt echter al duidelijk dat dit een beperkte invalshoek is: waarden zijn collectieve opvat-tingen omtrent wat goed, juist en daarom na-strevenswaardig is. Dat betreft ook de samen-leving in groter verband. Normen vormen op hun beurt weer de concretiseringen van waarden in gedragsregels. Terecht wijst de Commissie de Boer erop, dat ook het debat over de macro-moraal gerevitaliseerd moet worden. Als voorbeelden noemt zij duur-zaamheid, omgang met armoede en mondiale ongelijkheid. Zij zegt dit tot de PvdA, maar het geldt ook voor de minister-president. Het waarden- en normendebat behoort meer te zijn dan een debat over ‘fatsoen moet je doen’, al omvat het dat ook. Ook structurele vraag-stukken, inclusief machts- en bezitsverhou-dingen, horen onderdeel van het debat te zijn.

2) Het debat over normen en waarden moet ver-bonden worden met een grondige analyse van maatschappij en cultuur. Dat is het waar-heidselement in het bovengenoemde voor-beeld van de discussie over het beginselpro-gram van 1912 (om misverstanden te voorko-men: ds. Bruins onderschreef volledig de noodzaak van grondige analyses). Men komt anders tot morele oproepen zonder te analy-seren waarom problemen zich voordoen. Dat is ook van belang, omdat het debat over waarden en normen niet mag uitlopen op een eenzijdig repressieve benadering, maar ge-richt moet blijven op het bestrijden van oor-zaken en preventie.

3) Voorkomen moet worden dat moraal er vooral toe dient om maatschappelijke en eco-nomische ontwikkelingen en overheidsbeleid te legitimeren zonder dat er dienaangaande kritische vragen gesteld worden. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als er een

(5)

bezuinigings-beleid wordt gevoerd waarbij niet het draag-krachtbeginsel in acht wordt genomen en er vervolgens een beroep wordt gedaan op meer zelfverantwoordelijkheid van burgers.

4) Moraal wordt toegepast op specifieke terrei-nen, terwijl op andere terreinen een beleid ge-voerd wordt dat hier haaks op staat. Zo wor-den in de genoemde brief van de minister-president de volgende waarden genoemd: res-pect, verantwoordelijkheid, fatsoen, solida-riteit, opofferingsgezindheid. Maar zijn deze bijvoorbeeld te herkennen in het milieube-leid, de inkomenspolitiek enz.?

5) Er worden morele uitspraken in algemene termen gedaan zonder voldoende oog te heb-ben voor verschillen in beperkingen en moge-lijkheden (sociaal, mentaal, intellectueel, fi-nancieel, macht) van mensen.

6) Morele standpunten worden geproclameerd zonder veel argumentatie. Uiteindelijk komt men bij doorvragen in elk moreel debat bij funderende uitgangspunten, die wereld- en levensbeschouwelijk van aard zijn en die zich niet verder laten beargumenteren. Maar er is een heel veld van rationele argumentatie en van in onze samenleving aanwezige morele overeenstemming (bijvoorbeeld de betekenis van de mensenrechten), die in principe een zinvol argumentatief debat mogelijk maken. De organisatie van open debat en dialoog over concrete maatschappelijke vragen en ontwik-kelingen waarin zoveel mogelijk alle aspec-ten, gezichtspunten (ook van minder spraak-makende en invloedrijke mensen en groe-pen), waarden en normen op tafel komen en op elkaar betrokken worden, is daarbij van groot belang.

‘democratische dwang ’

Zo kan een niet paternalistische moraal tot ont-wikkeling komen, die zich kenmerkt door de be-reidheid te argumenteren en het debat aan te

gaan in een openbare dialoog. In de uiteindelijke politieke beslissing moeten verantwoordelijken laten zien dat zij bereid waren om daarnaar te luisteren en inzicht geven in de afwegingen en normatieve keuzes die zij gemaakt hebben. Zo kunnen vormen ontstaan van gelegitimeerde ‘democratische dwang’ (om een oude term van Hans van den Doel te gebruiken) en tegemoet worden gekomen aan een erfenis van de jaren zestig: verzet tegen autoritaire moraal. De PvdA moet het normen en waarden-debat voeren op een niet-moralistische wijze door zoveel moge-lijk van bovengenoemde punten te honoreren en te bevorderen.

Hier liggen de verschillen met het neo-con-servatisme, dat op het ogenblik furore maakt bij-voorbeeld in de Edmund Burke-stichting. Dit onderkent volstrekt onvoldoende de spanning tussen haar pleidooien voor prudentie, bedacht-zaamheid, bewaren en behoeden, zelfbeperking e.d. en de economisch-technologische ontwikke-lingen, die stuwen in de richting van continue verandering en produktie- en consumptiegroei, die alles omver stoten en waarbij voortdurend grenzen worden verlegd, daarmee de zojuist ge-noemde deugden tot een aanfluiting makend. Als niet-marxist verwijs ik in deze gaarne naar de onovertroffen passages in het Communistisch Ma-nifest over de alles omwentelende macht van het kapitalisme. Het neo-conservatisme heeft onvol-doende oog voor de maatschappelijke oorzaken van de door haar bekreunde vraagstukken en, dat ook, voor het verdelingsvraagstuk.

Een van de prominente leden van de Burke-stichting, oud-premier Van Agt, kwam in de tweede helft van de jaren zeventig met het plei-dooi voor een ‘ethisch reveil’. Het aanvechtbare daarvan lag niet in de oproep tot aandacht voor moraal (al was dat voor velen helaas wel zo), maar de wijze waarop hij dit invulde: een sterke concentratie op de micro-moraal en een over-heidsbeleid waarin het adagium dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen on-voldoende te herkennen was. Hier lag een groot verschil met de destijds in de kerken gevoerde actie voor een nieuwe levensstijl, waarin de 34

(6)

35 macrovragen (met name armoede en milieu)

volop aandacht kregen alsook het vraagstuk van de rechtvaardige verdeling.9

Maar er zijn ook punten die de moderne soci-aal-democratie zich aan mag trekken: is er vol-doende aandacht geweest voor de culturele (in de zin van normen en waarden, visies op het ‘goede leven’) effecten die opgeroepen worden door marktdenken en daarop gebaseerde organisatie-principes? Stimuleert men dan niet in het pu-blieke domein (on)bedoeld een mentaliteit van berekening en eigenbelang? Heeft een calcule-rende overheid niet de calculecalcule-rende burger over zich afgeroepen? Heeft men voldoende het schrale mensbeeld onderkend van de economi-sche keuzetheorie (voedingsbodem voor deze be-nadering)?

In het debat over bijvoorbeeld privatisering horen dit soort aspecten meegewogen te wor-den. Was in het sociaal-economisch beleid de vooronderstelling niet te zeer dat een ‘gezonde economie’ (in financiële zin) ook een ‘gezonde samenleving’ oplevert? Zeer zeker is een ‘ge-zonde economie’ sociaal en cultureel van grote betekenis, maar zij dient dan wel ingebed te zijn in een breder scala van politieke waarden en daaraan gerelateerd beleid.10Daarbij is er ook te weinig oog voor de specifieke eigen normati-viteit in diverse sectoren. Om een voorbeeld te noemen: er is een uitgebreid debat over zorg-ethiek, dat inzichtelijk heeft gemaakt dat zorg een eigen benadering impliceert, waarin aan-dacht, verantwoordelijkheid, betrokkenheid tot hun recht moeten kunnen komen (ook bijvoor-beeld in de beschikbare hoeveelheid tijd).11Deze dimensies van het handelen komen in het ge-drang als normen van efficiency en bedrijfsmatig-heid overheersend worden.

verhouding tot de liberale moraal In onze samenleving is de liberale moraal over-heersend. In deze moraal staat de bevordering en bescherming van een zo groot mogelijke vrijheid voor ieder individu centraal. Zo kunnen mensen hun persoonlijke autonomie verwezenlijken en

inhoud geven aan wat zij zelf als ‘goed leven’ zien. Elementen van deze moraal vinden we in mindere of meerdere mate terug bij alle poli-tieke partijen in Nederland (ook de confessio-nele!) en mag dus beslist niet alleen met de vvd geassocieerd worden. We hoeven alleen maar aan de vrijheidsrechten te denken om de beteke-nis ervan te onderkennen. Toch is voor de soci-aal-democratie deze invalshoek te beperkt en wel om meerdere redenen.

Allereerst hebben vele individuele handelin-gen effecten op anderen. Autonomie mag daarom geen inhoud krijgen zonder daarmee re-kening te houden.12

Ten tweede is er sprake van een verschraald mensbeeld: een eenzijdig denken in termen van autonomie doet geen recht aan de onderlinge menselijke afhankelijkheid, kwetsbaarheid en daaraan gerelateerde dimensies van mens-zijn als aandacht, verantwoordelijkheid en ontvanke-lijkheid. Sociaal-democraten vinden ook dat mensen voor elkaar in moeten staan (over de ge-varen van paternalisme en de mogelijkheden om deze te vermijden: zie boven bij de bespreking van het moralisme). Tot de onopgeefbare erfenis van de sociaal-democratische traditie behoort dan ook de koppeling van vrijheid aan ‘gemeen-schapsdenken’. De term ‘gemeenschap’ kan mis-verstanden wekken, omdat zij de gedachte op-roept van kleine, op persoonlijke relaties geba-seerde, verbanden. Waar het om gaat is een be-trokkenheid op en het nemen van verantwoor-delijkheid voor de samenleving, dichtbij en ver weg, in het hier en nu en voor toekomstige gene-raties. Graag roep ik artikel 11a van het Beginsel-program 1959 in herinnering:

‘De partij verstaat onder democratisch-socia-lisme: een samenleving, doordrongen van eer-biediging van de medemens, waarin de vrij-heid gebonden is aan gerechtigvrij-heid en maat-schappelijke ordening dienstbaar is aan het welzijn van enkeling en gemeenschap.’

Als er ooit een nieuw beginselprogram komt, moet deze passage in geactualiseerd taalgebruik

(7)

erin. In de sociaal-democratie gaat het derhalve om een gekwalificeerd autonomiebegrip, waar-bij zij een pervertering in een ‘ieder voor zich’ en vrijblijvendheid afwijst.

emancipatie waartoe?

De sociaal-democratie heeft zich altijd sterk ver-bonden met emancipatiebewegingen en is als zodanig ook ontstaan. Dat blijft een onopgeef-baar streven voor de PvdA, dat voor Nederland zelf en bovenal op wereldniveau onverminderd van kracht blijft. De PvdA zal echter moeten onderkennen dat gezien de welvaartspositie, het opleidingsniveau e.d. van grote delen van de Nederlandse bevolking de accenten anders ge-legd moeten worden: stond eerst de bevrijding uit armoede en onderdrukking voorop, nu zal veel meer in beeld moeten komen: bevrijding waartoe? Emancipatie is geen einddoel, al heeft het een waarde in zich dat mensen vrij van ar-moede en bestaansonzekerheid hun leven vorm kunnen geven. Zij dient verbonden te worden met verantwoordelijkheid voor mensen en de wereld om ons heen. Mensen die over meer ‘hulpbronnen’ beschikken, moeten meer op hun verantwoordelijkheid aangesproken worden. Dat geldt voor de directe leefomgeving en voor ver weg (in ruimte en tijd).

Vooral bij dat laatste hebben wij met gecom-pliceerde ketens van oorzaken en gevolg te ma-ken. Maar feitelijk is iedereen in meerdere of mindere mate ‘medeplichtig’ aan het milieupro-bleem (bijvoorbeeld via zijn consumptief gedrag en wijze van verplaatsen) of de verhoudingen tussen arm en rijk. Het begrip ‘duurzaamheid’ en de discussie over de ‘risicomaatschappij’ maakt duidelijk dat de verantwoordelijkheidsvraag ver-scherpt is doordat ons handelen in het hier en nu wereldwijd en in de tijd verregaande gevolgen kan hebben, die soms onomkeerbaar of moeilijk herstelbaar zijn. Hier geldt de regel: hoe ingrij-pender en verder de gevolgen van ons handelen reiken hoe meer de verantwoordelijkheidsvraag zich voordoet.

Het is van belang om verantwoordelijkheden

zoveel mogelijk zichtbaar te maken, bewustzijn en kennis daarvan te bevorderen, mensen erop aan te spreken, actieve verantwoordelijkheidsbe-leving te stimuleren en ‘toerekening’ en ‘afreke-ning’ een plaats te geven (bijvoorbeeld in cul-tuurpolitiek, educatie, prijsbeleid, een daarop toegesneden regelgeving en sanctionering). Dit onderstreept het belang van ‘levenspolitieke vor-ming’, dat aanknopingspunten bevat voor reflec-tie op de betekenis en ook de grenzen van zelf-verantwoordelijkheid, de gevolgen die dat heeft voor de verhouding tussen persoonlijke en col-lectieve verantwoordelijkheid en de competen-ties die mensen in dat verband nodig hebben.13 We spreken over inburgeringscursussen voor nieuwkomers, zouden we het ook niet moeten hebben over wereldinburgeringscursussen voor Nederlanders op basis van het concept van le-venspolitieke vorming? De notie van ‘cultuurpo-litiek’ kan hiermee een actualisering krijgen.

dialoog met levensbeschouwelijke organisaties

In het rapport De kaasstolp aan diggelen vinden we een pleidooi voor een versterking van de con-tacten met de ‘civil society’. Er volgt dan een op-somming van maatschappelijke organisaties, die niet uitputtend bedoeld is, maar waarin het des-alniettemin opvallend is dat levensbeschouwe-lijke organisaties niet genoemd worden. Toch zijn kerken, de humanistische beweging, de is-lam en andere levensbeschouwelijke groepen be-trokken in een uitgebreid scala van veelal klein-schalige activiteiten op het terrein van zorg, be-strijding van armoede en sociale uitsluiting, edu-catie, samenlevingsopbouw enzovoort. Voor de inhoudelijke ideeënontwikkeling en voor het be-leid op lokaal, regionaal en landelijk niveau is het goed om daarmee voeling te hebben en het be-lang ervan te onderkennen als bronnen van en-gagement, die dieper reiken dan emoties. Zo kunnen flexibele maatschappelijke coalities ont-staan met het oog op de bestrijding van maat-schappelijke vragen. Terecht heeft burgemeester Cohen daarvoor aandacht gevraagd.

(8)

37 Op landelijk niveau is de Alliantie voor sociale

rechtvaardigheid, die zich inzet voor bestrijding van armoede, daarvan een voorbeeld. Hieraan nemen tientallen organisaties deel: de vakcen-trale fnv, cnv, kerken, Humanistisch Verbond, Humanitas, organisaties van uitkeringsgerech-tigden, gehandicapten en chronisch zieken, mi-grantenorganisaties enz..

De activiteiten van levensbeschouwelijke or-ganisaties en hun bijdragen in het publieke

de-bat zullen uiteraard op hun inhoudelijke kwa-liteiten beoordeeld moeten worden en hebben vanuit de PvdA gezien niet een ‘meerwaarde’ bo-ven die van andere organisaties: het is de inhoud die telt.

De PvdA zou levensbeschouwelijke organisa-ties ook uitdrukkelijk moeten aanspreken en uit-dagen om hun bijdrage aan de ‘samenlevingsop-bouw’ en het publieke debat te leveren.

Noten

1. Vgl. Bart Tromp, Het

sociaal-de-mocratisch programma. De begin-selprogramma’s van SDB, sdap en PvdA 1878-1977, Amsterdam

2002, pp. 117/118.

2. W.H. Vliegen, Die onze kracht

ontwaken deed. Eerste deel,

Am-sterdam z.j., pp. 182-184. 3. Zie: Paul Denekamp/Herman

Noordegraaf, ‘Rooie dominees in Nederland’, in: Onvoltooid

Ver-leden nr. 16, december 2002, pp.

43-55.

4. Zie over deze discussie: Joh. S. Wijne, De Bergrede en het

socia-lisme. De gespannen verhouding tussen religie en socialisme in de beginselprograms van 100 jaar so-ciaal-democratie in Nederland,

Den Haag 1996, pp. 13 e.v.; Bart Tromp, op. cit., pp. 167 e.v.. 5. Over de verhouding tussen

soci-alisme en kerken kan ik nog steeds aanbevelen de klassieke studie van J.P. Kruijt De

onkerke-lijkheid in Nederland. Haar verbrei-ding en oorzaken. Proeve eener soci-ografiese verklaring,

Gronin-gen/Batavia 1933, hoofdstuk VI. 6. Scherpzinnig zijn deze punten

ontleed door Bart de Ligt, in die tijd een van de voormannen van een kleine christen-socialisti-sche partij, de Bond van Christen-Socialisten. Zie: Her-man Noordegraaf, Niet met de

wapenen der barbaren. Het christen-socialisme van Bart de Ligt, Baarn 1994, pp. 154 e.v..

7. Zie: Wijne, op. cit., pp. 52 e.v.. In zijn nadere beschouwing over het programma van 1947 laat Tromp mijns inziens deze breuk met de sdap-traditie onderbelicht (op. cit. p. 284). 8. Later zou ook de fnv ¬

voort-gekomen uit de socialistische en rooms-katholieke vakbewe-ging ¬ in haar Grondslag van 1977 en van 1997 uitdrukkelijk voor dit model kiezen. Zie: Leo Mesman, Herman Noordegraaf, Jan Schrauwen, Bezield. De

inspi-ratiebronnen van het fnv. Het

boek wordt op 1 mei gepresen-teerd in de Rode Hoed, Amster-dam.

9. In een artikel ‘Hoogste tijd voor conservatisme’ (Christen

Demo-cratische Verkenningen 2002 nr.

5) hekelt Van Agt terecht exorbi-tante vormen van verrijking, de ‘goochelaars op de beursvloer’ en de onderwaardering van zorg en dienstverlening. Het is echter opvallend dat hij dit nau-welijks in structurele termen vertaalt.

10. Zie hierover: A. Hoogerwerf,

Po-litiek als evenwichtskunst. Dilem-ma’s rond overheid en markt,

Al-phen aan den Rijn 1995, pp. 193-197. Een van de weinige ge-schriften waarin geprobeerd

wordt de samenhangen tussen economisch beleid en politieke, sociale en culturele veranderin-gen te analyseren is: B. Goud-zwaard e.a., Een gezonde

econo-mie? Maatschappelijke dimensies van het economisch handelen,

Kampen 1994 (voor ons punt i.h.b. pp. 96 e.v.). Zie ook het ar-tikel van Mady A. Thung ‘Het grote ontkennen van het pu-blieke onbehagen’, in: Socialisme

en Democratie 10/11, pp. 30-34.

11. Zie het reeds klassieke werk van Joan C. Tronto, Moral Boundaries.

A Political Argument for an Ethic of Care, New York/London 1994

(1993).

12. Dit punt wordt door Heleen Du-puis in haar artikel ‘De overheid en normen en waarden’

(Libe-raal Reveil oktober 2002)

onvol-doende onderkent, wanneer zij opkomt voor een strikte schei-ding tussen het privé- en pu-blieke domein. Zonder dit onderscheid los te laten, moet men toch veel meer de weder-zijdse betrokkenheid en beïn-vloeding doordenken. 13. Graag verwijs ik in deze naar

het mooie en onverminderd ac-tuele proefschrift van Theo Jan-sen: Gedeelde verschillen.

Alge-mene volwassenvorming in een veelvormige wereld, ‘s Gravenhage

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vooral de beide met flu oreac entiebuizej belichte groepen vertoonden een donkergroen« bladklcur... So bedroeg de

Voor het werk Street Ghosts print Cirio afbeeldingen van mensen uit Google Street View uit op werkelijke grootte en plakt die op exact dezelfde plek als waar de foto’s door Google

Diverse sociale wetenschappers hebben gewezen op de centrale betekenis van vertrouwen voor de kwaliteit van leven in een gemeenschap. Vertrouwen maakt onderdeel uit van wat zij

tot de intrinsieke doeleinden van de zich ontplooiende mens sluit een effectief over- heidsoptreden, gericht op bevordering van die ontplooiing, uit. We kunnen uit

En tenslotte heeft u kunnen zien dat met MRI niet alleen beelden gemaakt kunnen worden maar dat er ook mee geme- ten kan worden met behulp van kwantitatieve technieken.. Wat nou zo

Religies mogen aan de eigen, vrijwillige en geïnformeerde achterban

In de instrumentele benadering van Du Perron dreigt het belang van het onderscheid tussen publiek­ en privaatrecht te worden gereduceerd tot de vraag welk van beide de

The likelihood-ratio is the probability of the score given the hypothesis of the prose- cution, H p (the two biometric specimens arose from a same source), divided by the probability