• No results found

Algemene taalkennis

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Algemene taalkennis"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DATUM: VRIJDAG 19 JULI 2013 TIJD : 08.15 – 09.00 UUR

1

In het werkwoord ontvellen betekent ont: eraf. In welk woord hieronder heeft ont ook

dezelfde betekenis? A ontdekken B ontharen C onthouden D ontwikkelen 2

Welk van de schuingedrukte woorden is figuurlijk gebruikt?

A een brede rivier B een lange straat C een magere zes D een smalle gang

3

Mijn oom begeleidt schepen in en uit een haven. Zijn beroep is … A douaneambtenaar. B havenarbeider. C kapitein. D loods. 4

Plaats de zinnen in de juiste volgorde.

1. Alle verkeersbrigadiertjes hadden zich verheugd op dit weekend te Berg en Dal.

2. Vlakbij de huisjes was de rivier. 3. Na anderhalf uur rijden waren ze er. 4. Het was het weekend na Pasen. 5. Ze moesten zich vrijdagmorgen om 10.00 uur voor Krasnapolsky verzamelen.

6. Daarin konden ze zwemmen. Wat is juiste volgorde?

A 1 – 3 – 4 – 2 – 6 – 5 B 1 – 4 – 5 – 3 – 6 – 2

C 4 – 1 – 5 – 3 – 2 – 6 D 4 – 3 – 1 – 6 – 5 – 2

5

Vele arbeiders die jaren voor het bouwbedrijf gewerkt hadden, werden ineens werkloos.

Vul de uitdrukking aan die bij de bovenstaande zin past.

De arbeiders kregen stank voor … A arbeid.

B dank. C loon. D moeite.

(2)

Welk paar vormt een tegenstelling? A hartig – zoutig B onverschillig – roekeloos C toen – nu D veel – heleboel 7 Vul het juiste werkwoord in.

De dokter zal jou een hoestdrank … A beschrijven. B inschrijven. C opschrijven. D voorschrijven. 8 De melkfabriek

1. We waren al enkele dagen bezig toen ik op

het idee kwam dat we een melkfabriek konden gaan bezoeken.

2. Met dat idee gingen we naar de leerkracht. 3. Zij zou voor ons bellen.

4. Maandagmorgen was het zover. 5. We gingen met een bus naar Michi. Er moet nog een zin bij.

Mijn groepje werkte aan een opstel over melkproducten.

Waar kan je deze zin het beste plaatsen? A vóór zin 1

B vóór zin 2 C vóór zin 4 D vóór zin 5

9 Waar staat een tegenstelling?

A Het feest was gezellig, maar erg druk. B Het verhaal was niet saai, maar lang. C Ik heb het boek niet per vergissing, maar expres meegenomen.

D Sommige mensen waren vrolijk, anderen waren blij.

Eindelijk was het zover.

Welk woord past het best tussen het en zover? A dus

B maar C niet D steeds

11

De vetgedrukte woorden moeten vervangen worden door een ander woord met dezelfde betekenis.

Bij welke zin is het woordje tussen haakjes goed? A Hij veranderde ogenblikkelijk van gedachten. (absoluut)

B Jouw verhaal is volstrekt niet waar. (misschien)

C Opeens was de inbreker verdwenen. (plotseling)

D Uw verkoudheid is wellicht morgen over. (meteen)

12

Welke uitdrukking is niet juist? A iets in zijn schild dragen B luchtkastelen bouwen

C met man en muis vergaan D water bij de wijn doen

13

Welke uitdrukking betekent: veel van iemand

houden?

A de handen in de schoot leggen B de handen uit de mouwen steken C op handen gedragen worden D van de hand in de tand leven

(3)

Waar klopt het vetgedrukte woord met de rest van de zin?

A De EBS (Energie Bedrijven Suriname) levert water aan alle huishoudens in en rondom Paramaribo.

B De profvoetballer ontvangt maandelijks een hoog salaris van de club.

C De winkeliers concurreren met elkaar door hun prijzen steeds te verhogen. D Ik houd van kant- en -klare kleding, Daarom maak ik alles zelf.

15

1. Rono kan niet meedoen aan de voetbal-

wedstrijd.

2. Hij heeft een zieke enkel.

Maak van deze zinnen één zin, de volgorde mag veranderen.

Welk verbindingswoord is juist? A maar

B omdat C toen D totdat

16

brand – fiets – help – man – plank – vertel – zand.

Hoeveel van deze woorden zijn zelfstandige naamwoorden en tegelijk ook werkwoorden? Er zijn … van deze woorden.

A twee B drie C vier D vijf

Met de werkwoordsvormen belooft en beloofd maken we zinnen.

In welke zin staat de juiste vorm?

A Als je iets beloofd moet je het ook doen. B Die jongen heeft beterschap belooft. C Dit belooft niet veel goeds.

D Vader beloofd ons een gezellig feestje. 18

De kleuters lopen altijd netjes in de rij.

Wat is de zinskern?

A De kleuters lopen netjes B De kleuters lopen

C lopen netjes in de rij D lopen altijd netjes

19

In welke zin is de chauffeur het lijdend voorwerp?

A De chauffeur heeft de passagiers opgehaald. B De passagiers worden door de chauffeur afgezet.

C De kinderen rijden met de chauffeur mee. D Mijn broertje heeft de chauffeur gegroet.

20

Welke woorden komen op de open plekken?

Mijn vader controleert de verlichting van de auto …1…hij vertrekt, …2… hij onderweg geen moeilijkheden krijgt.

1 2 A als – dan B als – daardoor C voordat – waarmee D voordat – zodat

(4)

Welke zin heeft de juiste werkwoordsvorm? A André word daar zenuwachtig van. B De ruzie veranderd in een gevecht. C Mama kruid het vlees.

D Wat verbeeld je je wel? 22

Welk woord heeft geen vrouwelijke vorm? A dief

B minister C patiënt D verpleger

23

Welk schuingedrukt woord is fout? A erg donker – pikdonker

B erg lelijk – oerlelijk C erg lui – aartslui D erg mager – spinmager

24

Bij presenteren hoort het beroep presentator. Bij welk werkwoord wordt het beroep ook zo gevormd?

A fabriceren B fotograferen C illustreren D produceren

Welk woord heeft twee meervoudsvormen? A aquarium

B dame C machine D taxi

26 Van ernst maken we ernstig.

Welk woord wordt niet zo gevormd? A dorst

B geduld C gevoel D pijn

27

Plaats de werkwoorden in de verleden tijd.(o.v.t) In welke rij krijgen beide werkwoorden een oo? A bedriegen – vliegen

B krijgen – wegen C sluipen – stelen D staan – lopen

28

Van werkwoord naar zelfstandig naamwoord. Wat is juist?

werkwoord zelfstandig naamwoord A denken gedachte

B interesseren interessant C kleuren gekleurd D werken werkzaam

(5)

Welke zin is goed?

A Tante is al een beetje dik, zij mag niet meer dikker worden.

B Daarom doet zij minder suiker in de thee. C Oom vindt zoete thee meer lekker.

D Hij is ook dikst van alle andere oompies. 30

In welke rij worden alle drie verkleinwoorden op dezelfde manier gevormd?

A big – brug – plank B kom – bol – pop

C knoop – wandeling – broek D woning – glas - schip

31

Welk woord is goed in lettergrepen verdeeld? A re - gel - ma - tig - e

B re - gen - drup - pelt - jes C ver - kie - zin - gen D weg - werp - en

32 Waar staat een fout?

wijfje jong A eend doks B geit bok C hen haan D zeug big

In welke rij staan alleen het- woorden? A potlood – veger – krijtdoos

B rapport – succes – examen C rijst – melk – brood

D trottoir – rijweg – stoplicht 34

Welk woord is goed geschreven? A bloedorstig

B eigenlijk C onbelanegrijk D onmiddelijk

35 Vul in: ei of ij.

Gezondh..d is de grootste schat.

Zorg dat je niet te dik wordt. Gebruik liever geen dierl..k vet. Drink zo w..nig mogel..k koffie of cola. Eet liever allerl.. vitaminenr..ke vruchten.

Hoeveel woorden moeten met ij en hoeveel met ei geschreven worden?

ij ei

A 3 3 B 2 4 C 5 1 D 4 2

(6)

De woorden hieronder staan in alfabetische volgorde.

1 2 3 politieagent – politieboot – politiehemd – 4

politiesirene – politiewagen. Politiehond moet er ook bij. Waar moet dit woord staan? A op plaats 1

B op plaats 2 C op plaats 3 D op plaats 4

37

Nummerplaten opstapelen in alfabetische volgorde. (Let op de letters)

1 2 3 4 5

133-AP 0701-WA 1468-PZ 18-YS 1733-NL

Hoe wordt de volgorde? A 1 – 2 – 4 – 5 – 2 B 1 – 3 – 4 – 2 – 5 C 1 – 3 – 5 – 2 – 4 D 1 – 5 – 3 – 2 – 4

38

In welke zin zijn de aanhalingstekens juist?

A Bea vroeg, „waarom de juf laat was”. B „Ik ben gevallen”, snikte Yvette.

C „Kwamé zei”: Ik heb vandaag geen zin. D Wie vroeg, „hoe laat het was?”

In welke zin is het voorzetsel juist?

A De arbeider werd op staande voet ontslagen. B De bus sloeg tegen de kop.

C Ik ben het helemaal voor u eens. D Ik verwonder me in je gedrag.

40

Lees van links naar rechts en van boven naar beneden.

Je moet dezelfde woorden tegenkomen. Puzzel

Welk woordje moet bij 3 staan? A adam B evie C naar D niks 1 z a n d 2 a l i e 3 4 d e s i

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op deze manier wordt naar alle betrokken partijen (de schoolleiders, de locatieleiders, de teamleiders, de coördinator van de uitprobeercycli leermateriaal,

Individuele docentfactoren zijn kenmerken van individuele docenten die van invloed zijn op het gebruik van gedigitaliseerd leermateriaal en hun beeldvorming daarover.. Aan de hand

Past de uitkomst van het experiment met mijn dobbelsteen in dit plaatje of

Verplaats de rechte evenwijdig totdat ze de parabool helemaal niet meer snijdt of raakt.. Hoe vertaal je

Prijs wordt perfect beschreven door een

Een studie van de sector waarin firma X actief is, leert echter dat niet in alle firma’s dezelfde verhouding gehanteerd wordt tussen de ingezette hoeveelheid machinetijd en

Evolutie van de bevolking van de VS: logistische model logistische model relatieve afwijkingen tussen de realiteit en het logistische model. relatief kleine afwijkingen

 Van een persoon kan het gespaarde kapitaal worden geregistreerd, aldus inclusief het rendement dat door het aanvullend pensioenfonds wordt behaald.. Wie voor het 65e