• No results found

Onderwijsongelijkheid en onderwijsexpansie : een reactie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Onderwijsongelijkheid en onderwijsexpansie : een reactie"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

In De 1989 etaris ~f on-js zijn ;uilen oetde orhet !r zijn :t zich en aar, 1eden. moet rspec -an een 1geno- maat-aat ge-:toond n leve-'an so-oet dan :n zelf -at is al arboek .eden', als een ~oeter­ school en, dat I is ge-de ver-lUdt en )OT een raktijk. dat ge- dagogi-rekkers trtners. eer dan onomie :een en-mingen machti-Iblicatie 1 zullen arktorn e staats-moord. s &.D

s '999

ONGELIJKHEID &.ONDERWIJSBELEID: EEN POLEMIEK

Marleen Barth pleit in het maart-nummer van s&tP voor een uitstel van de se-lectie voor het vervolgon-derwijs tot het I .)de jaar. Haar doel is verkleining van de ongelijkheid van onder-wijskansen op grond van de

Onderwijs-ongelijkheid en

onderwijs-

bleken, maar op een andere

wijze dan de onderwijsver-nieuwers van de jaren zes -tig en zeventig meenden. Compensatieprogram-ma's, uitgestelde selectie, middenschool of

geïnte-expansie

Een reactie

sociaal-economische

posi-tie van de ouders. Dat doel

greerde scholengemeen-schappen bleken nauwe-is echter langs deze weg

nauwelijks te bereiken, omdat zij de door haar aan -gehaalde literatuur fout leest.

J

.

DRONKERS

lijks effectief voor de ver-mindering van het effect van het ouderlijk milieu, in tegenstelling tot de gestage groei van de

onderwijs-Hoogleraar Onderwijskunde,

Universiteit van Amsterdam

Ongelijke kansen in het

onderwijs op grond van sociale herkomst ontstaan niet bij de eerste keuze voor het onderwijs of door het aantal momenten van formele selectie. Hoog-stens wordt op dat moment ongelijkheid tussen

I erlingen officieel zichtbaar. Maar die ongelijkheid ontwikkelt zich vanaf de conceptie onder invloed van biologische, psychische, sociale en culturele fac-toren en hij blijft doorgroeien ook na de eerste keuze in het onderwijs. Terecht wijst Barth erop dat de omvang van onderwijsongelijkheid op grond van sociale herkomst geen natuurverschijnsel is. De mate waarin ouderlijke herkomst een rol speelt in de onderwijsongelijkheid is niet onveranderlijk, maar verschilt van samenleving tot samen! ving' en van decennium tot decennium 2

. Geen grote verschillen

waardoor de sociale stratificatie doorbroken zou worden (dat idee is een utopistische kinderziekte uit de 7oer jaren), maar belangrijk genoeg om zich als politieke partij druk over te maken3. Geen sprongs-gewijze veranderingen, samenhangend met wetge-ving of regeringswisseling, maar een langzame en gestage vermindering die meerdere decennia moet duren om betrouwbaar vastgesteld te kunnen wor-den. Dit is geen nieuwe conclusie: in sc!V>4- formu-leerde ik dat naar aanleiding van het door Barth aan-gevochten boek van Wansink> als volgt: 'Verandering van ongelijke onderwijskansen is dus geen illusie

deelname in de jongere ge-neraties.'

Deze conclusie uit 1993 is uiteraard verder on-derzocht en genuanceerd, onder andere door Wol-hers en de Graaf 6 die Barth als kroongetuigen ge-bruikt om uitstel van de selectie te rechtvaardigen. Maar het enige dat Wolhers en de Graaf in dat artikel laten zien is dat bij de vroege selectiemomenten in schoolloopbanen het ouderlijk milieu een belangrij-ker rol speelt dan bij latere selectiemomenten. Uit dit verschijnsel mag echter niet geconcludeerd wor -den dat het verschuiven van de vroege selectiemo-menten naar een later tijdstip de onderwijsongelijk-heid op grond van ouderlijk milieu vermindert. In de meest recente studie van dit verschijnsellaat Rij-ken7 zien dat het tijdstip van overgang van basis-onderwijs naar voortgezet basis-onderwijs (dat tijdstip varieert in een groot aantallanden en voor verschil-lende generaties van 1 o tot 1

s

jaar) de mate van on

-derwijsongelijkheid op grond van ouderlijk milieu niet beïnvloedt8. Een belangrijke verklaring voor

het belang van ouderlijk milieu bij verschillende se-lectiemomenten in schoolloopbanen is het percen-tage leerlingen dat bij dat selectiemoment in hun schoolloopbaan aankomt. Hoe groter het percen-tage leerlingen dat een bepaald selectiemoment be-reikt, hoe groter het effect van het ouderlijk milieu op de uitkomst van die selectie. Dat grotere effect van ouderlijk milieu vloeit voort uit de grotere

hete-I

239

!i

!

11

i'''

I

~

lil

1:

I I I

I'

1,1

!

: II 11 11 II

I

I I I

:

I [11

(2)

s&..os 1999

rogeniteit in vaardigheden als hogere percentages

leerlingen een bepaald selectiepunt bereiken9. Het

grootst mogelijke percentage leerlingen bereikt het

vroegste selectiemoment, waarmee de

heterogeni-teit in capaciteiten en dus het effect van ouderlijk

milieu het grootst is. Verschuiving van het tijdstip

van dat vroegste selectiemoment verandert die

he-terogeniteit nauwelijks. De groei in

onderwijsdeel-name is daarentegen de belangrijkste factor die

be-paalt hoeveel percent van de leerlingen welke

selec-tiemomenten bereiken. Gestegen

onderwijsexpan-sie heeft dus twee tegenstrijdige gevolgen voor de

ongelijke onderwijskansen: 1. Er komen hogere

percentages leerlingen bij latere selectiemomenten,

waar het ouderlijk milieu een geringere rol speelt;

2. Door de grotere heterogeniteit van leerlingen bij

latere selectiemomenten neemt het belang van

so-ciale herkomst toe. De combinatie van deze twee

ge-volgen van onderwijsexpansie heeft in Nederland in

het verleden geleid tot een geleidelijke afname van

ongelijke onderwijskansen' 0.

Barth staat in haar bijdrage ambivalent tegenover

die fors gestegen onderwijsexpansie. Enerzijds

noemt zij het een onmiskenbare bijdrage aan de

ont-plooiing van mensen en een duurzame impuls in de

economie''. Anderzijds ziet zij de

onderwijsexpan-sie als een gevolg van een door haar negatiefbeoor

-deelde cultuur van tevredenheid, waar langere on

-derwijsdeelname een middel is om eigen sociale po

-sitie over te dragen aan de volgende generatie. Dat

defensieve element is zeker aanwezig in de

toegeno-men groei van onderwijsdeelname. Maar Barth

mis-kent zo het belang van die onderwijsexpansie voor

de vermindering van de ongelijke onderwijskansen.

Daarin herhaalt zij de fout van haar

sociaal-democra-tische voorgangers uit de jaren zestig en zeventig die

naar reformpedagogische middelen grepen, onder

verwaarlozing van de veel oudere

sociaal-democra-tische idealen van 'volksverheffmg door zoveel mo

-gelijk goed onderwijs voor allen'.

Die onderwijsexpansie heeft ook nadelige

gevol-gen, zowel in het voortgezetals in het tertiair

onder-wijs. Door de daaruit voortvloeiende diploma-infla

-tie zijn oude standaarden in het onderwijs

onhoud-baar geworden en hebben leerplannen en curricula

hun maatschappelijke vanzelfsprekendheid verloren

waardoor zij het onderwerp van politiek-bureaucra

-tische twisten geworden zijn. De door de

onderwijs-expansie gegroeide heterogeniteit in capaciteiten

van leerlingen in het voortgezet en hoger

onder-wijs' 2 heeft geleid tot een grotere interne differen

-tiatie ten einde die heterogeniteit te kunnen

opvan-gen. De onzekerheid als gevolg van deze

onderwijs-expansie heeft geleid en leidt nog steeds tot

aanpas-singen in leerplannen, curricula en standaarden die

gedeeltelijk in strijd zijn met het ideaal van 'zoveel

mogelijk goed onderwijs voor allen'. Het steeds

meer loslaten van centrale standaarden en heldere

curricula in het voortgezet en hoger onderwijs'3 en

het steeds meer aanpassen van het onderwijs aan de

mogelijkheden en wensen van de leerlingen '4 zijn

daarvan voorbeelden, die echter negatief kunnen

1 Y. Shavit & H.-P. Blossfeld, Persistent

lnequaliry. Chanaina Educational

Attainment in Thirtheen Countries.

Westview Press 1993. S. Rijken,

Educational expansion and staws

attainment. A cross-national and over-time

comparison. Thesis '999·

milieu en het hoogst bereikte

opleidingsniveau van kinderen',

Tijdschrift voor Onderwijsresearch, 21:

117-132 (•996).

J.

Dronkers, 'Kanttekeningen bij

loopbanen van studenten in en buiten

het onderwijs.' pp. 47-62 in

De pedasonische queeste. Dwarskijken door

het onderwijs, onder redactie van

2 Voor Nederland: zie verschillende

hoofdstukken uit

J.

Dronkers & WC. Ultee, Verschuivende onaelljkheid in

Nederland. Sociale aelaaadheid en mobiliteit. Van Gorcum, '995·

3 Ze zijn bijvoorbeeld net zo belangrijk voor de onderwijs-ongelijkheid als kwaliteitsverschillen tussen scholen.

4

J.

Oronkers, 'Gelijkheid van

onder-wijskansen: een illusie?' Socialisme&..

Democratie, jrg. so, 9: 40_1"-410 (1993).

.1" H. Wansink, Een school om te kiezen,

Bert Bakker/wos •993·

6 M. H. J. Wolhers & P.M. de Graaf, Onderwijsexpansie of merito-cratisering? Een verklaring voor de

afgenomen samenhang tussen sociaal

7 Rijken, 1999: 7.1". 119-121. 8 Laatbloeiers worden niet geholpen

door uitstel van het moment van

selectie, maar door het openhouden van

omwegen door het onderwijs. Hetzelfde belang hebben die omwegen voor kinderen uit de lagere sociale milieus en allochtonen, omdat zij

minder risico's kunnen nemen dan kinderen uit hogere milieus en

autoch-tonen (U. de Jong e.a., Wel of niet

studeren? Publicatie van het ministerie

van Onderwijs en Wetenschappen,

1991 ).

9 Rijken, 1999: 122-123. 10 Rijken, 1999: 123. Overigens

pakken deze twee tegenstrijclige

gevolgen in de meeste landen niet zo gun tig uit: Shavit & Blossfeld, '993.

1 1 Ik laat nu in het midden of zij

daarin gelijk heeft. Zie echter:

K.B. Koster enT. Notten. ( 1997)

Groningen: Wolters-NoordhofT.

1 2 Die grotere heterogeniteit in capaciteiten wil niet zeggen dat

daarmee het gemiddeld niveau van leerlingen gedaald zou zijn. Dat is

alleen waar als de hoogte van die vaarcligheden on wrikbaar biologisch

vast zouden liggen. Zie echter:

J.

Oronkers, 1978. 'Oe stijging van

intelligentie-scores.' Hollands Maandblad

•9:IS-•9·

1 3 Het verdwijnen van het Academisch

Statuut en van centrale examens in hetMBO zijn voorbeelden van dat

loslaten.

14 Het. studiehuis in de tweede fase

van het voortgezet onderwijs is hiervan het voorbeeld.

(3)

-

-- nis-roor sen. era-rdie

'

1der era- mo- :vol-der -nfla - oud-icula 0 ren era-w ijs -i ten der-ren - van- 'js-pas -W1 1 n D die veel eeds de re '3 en de an 4 zijn tnn en ten door .n lC h m ln db/ad misch in .t a se ervan

.l

s &._o

>

1999 !I lil

241

uitpakken voor leerlingen uit lagere sociale milieus de onderwijsexpansie in te dammen. Een cultuur- 11

omdat zij minder middelen hebben om de verbor- pedagogische discussie is daarom voor een

sociaal-gen standaarden en curricula te kennen. Doordat zo democratische partij, die zoveel mogelijk goed on- l

i

i

niveau en kwaliteit van het onderwijs hoe langer hoe derwijs voor allen wil realiseren en de ongelijkheid

onduidelijker worden, bevordert dit een vlucht naar in onderwijskansen op grond van sociale herkomst

I

voren in nieuwere en hogere onderwijstypen, waar- wil indammen, belangrijker dan een achterhaalde

door de onderwijsexpansie nieuwe impulsen krijgt. herhaling van zetten over het juiste tijdstip van de

De bijdrage van lmelman in het maartnummer van eerste selectie. Het is echter de vraag of de pedago- jl I

11

s&P kan daarom beschouwd worden als een poging gisch verantwoorde en politiek zuivere discussie

de inhoud van dat 'goede onderwijs voor allen' op- waarvoor lmelman pleit, nog wel mogelijk is bij een

nieuw vast te stellen en zo de nadelige gevolgen van groeiende onderwijsinflatie.

:I

d

~~:I

!I

11 11

t

l'l

I!

I

I!

1: I

.I

11'

lil

I I' 111 I

lil

I•

l'i:

111 1 11•

l!l

~ 11

~

ltl

1:

I ti

11' :i..~!

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De opbouw van dit hoofdstuk is als volgt: In paragraaf 2 zal worden bekeken welke vorm van management control het beste past bij de sturing en beheersing van de leraren door de

Uit de analyses blijkt dat naast de beroepscategorie en het diploma van de ouders ook de etnisch-cultu- rele afkomst een significante invloed uitoefent, zo- wel op het risico

Hierdoor krijgen laaggeschoolden op de Waalse arbeidsmarkt minder kansen om zich verder op te leiden of te specialiseren, waardoor zij meteen ook minder kansen krijgen om door te

Als de kandidaat één of beide inzichten verkeerd uitlegt, maar één mogelijke grafiek overhoudt, dan kan het derde bolletje gescoord worden, als de grafiek consequent wordt

Als twee leerlingen dezelfde toetsscore hebben en de ene heeft laagopgeleide ouders en de andere hoogopgeleide ouders, dan is de kans groot dat de leerling met laagopgeleide

PHP slaat het eerste blok over, dat hoort bij het geval dat de conditie wel geldt.. PHP komt bij het geval anders,

Het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding ontvangt regelmatig meldingen van leerlingen en ouders die problemen hebben om op school redelijke aanpassingen

Maak daarvoor bewust ruimte en zorg voor een aparte plek om te werken en die je kan verlaten als je klaar bent.. Wees lief voor jezelf