• No results found

Een nieuwe soort Ataxiocerithium, maar nog geen holotype

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een nieuwe soort Ataxiocerithium, maar nog geen holotype"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

10 AFZETTINGEN WTKG 35 (1), 2014

Een nieuwe soort Ataxiocerithium, maar nog geen holotype

Robert Marquet 1

Enige tijd geleden toonde de heer L. Ceulemans mij en kele schelpjes uit de Kattendijk Formatie van Doel, die blijk-baar behoren tot de groep van de Cerithiopsoidea, maar die niet in mijn publicaties (Marquet, 1998, 2001) over deze groep terug te vinden waren. Het bleek snel dat het hier om een nieuwe soort ging. De schelpjes hadden namelijk vier spiralen in plaats van drie en konden dus niet in de Cerithiopsidae geplaatst worden. De weinig bolle windin- geplaatst worden. De weinig bolle windin-gen van de soort deden onmiddellijk denken aan het windin-genus

Ataxio cerithium Ludbrook, 1957, waarvan twee soorten uit

het Belgische Mioceen bekend zijn (zie Marquet, 1997). Dit genus was echter nog niet gevonden in het Plioceen van het Noordzeebekken. Helaas ontbrak bij alle exemplaren de protoconch, en soorten uit deze groep mollusken kan men nu eenmaal niet als nieuw beschrijven als dit essen-tiële kenmerk ontbreekt. Daarom een oproep: heeft iemand exemplaren die lijken op een Cerithiopsis, maar met vier spiralen op de jongste windingen en met tamelijk vlakke windingen, waarbij de protoconch behouden is? Dan kun-nen we deze zonder twijfel als een nieuwe soort benoemen. Classis Gastropoda

Subordo Ptenoglossa Gray, 1853

Superfamilia Cerithiopsoidea H. & A. Adams, 1854 Familia Newtoniellidae Korobkov, 1960

Genus Ataxiocerithium Ludbrook, 1957 Vindplaats

Doel, provincie Oost-Vlaanderen, België; Verrebroekdok; Kattendijk Formatie, Zancleaan, Vroeg Plioceen; Petalo­

conchus bed.

Materiaal

Drie fragmenten, collectie L. Ceulemans. Toewijzing aan het genus Ataxiocerithium Deze soort is zonder twijfel een Ataxiocerithium, zoals ge-definiëerd door Gründel (1980), omwille van de aanwezig-heid van vier spiralen op de laatste windingen, de rechte in plaats van bolle windingen en het lange siphokanaal. Beschrijving

Kleine (ongeveer 5 mm lange), langgerekte schelp met rede lijk vlakke teleoconch windingen, die slechts abapicaal meer afgerond zijn. Diameter veel lager dan halve hoogte. Sutuur diep ingesneden. De volwassen sculptuur start met drie spiraalribben, die gekruisd worden door minder duide-lijke axialen. De abapicale spiraal vormt een zwakke carina op de oudere windingen, die minder duidelijk wordt naar de mondopening toe. De laatst bewaarde winding heeft steeds vier spiralen, waarvan de adapicale zeer dicht bij de sutuur ligt. De intercostale ruimten zijn ongeveer even breed als de ribben. Ook op de basis komen veel fijnere spiraalribben voor. Verder komen ongeveer per winding 16 zwakkere, minder duidelijk afgescheiden en bijna orthocliene axiale ribben voor. Er ontstaan zwakke knobbels bij de kruisin-gen van spirale en axiale ribben, die meestal vierkant zijn, maar op de laatste windingen onderaan breder dan hoog kunnen worden. Het siphokanaal is lang en smal.

Bespreking

In de miocene Zanden van Edegem (Berchem Formatie) van België komt de soort Ataxiocerithium asperulatum (Coss-mann & Peyrot, 1922) voor (zie Marquet, 1997, p. 27, fig. 2).

Ataxiocerithium sp.

(2)

11 AFZETTINGEN WTKG 35 (1), 2014

Deze schelp heeft een multispirale protoconch, die bestaat uit zes windingen. Bovendien is de schelp breder in verhouding tot de hoogte en ze vertoont een vernauwing aan de adapica-le zijde van elke winding. Ataxiocerithium christinae (Boet-tger, 1901) wordt gevonden in de miocene Zanden van Zon-derschot, Berchem Formatie (zie Marquet, 1997, p. 29, fig. 1). Ook deze soort heeft een multispirale protoconch van zes windingen. De vorm komt echter tamelijk sterk over-een met die van de nieuwe soort. Enkel wanneer over-een proto-conch bekend wordt van het pliocene materiaal kan beslist worden of het hier werkelijk om iets nieuw gaat; een multis-pirale protoconch is niet nodig om tot het genus Ataxioceri­

thium te behoren, als u een exemplaar hebt met een

paucis-pirale bewijst dit zeker dat het werkelijk een nieuw taxon is. Dankwoord

Ik wil de heer L. Ceulemans (Brussel) bedanken voor het tonen van deze bijzondere schelpjes. J. Laporte dank ik voor de foto’s. Hopelijk kan ik ook nog iemand bedanken voor het tonen van een volledig exemplaar.

L i t e r a t u u r

Gründel, J., 1980. Bemerkungen zur Überfamilie Cerithi-opsacea H.A. Adams, 1854 (Gastropoda) sowie zur Fassung einiger ihrer Gattungen. – Zoologischer An-zeiger, 204: 209-264.

Marquet, R., 1997. Two Ataxiocerithium species from the Miocene of Belgium (Gastropoda Prosobranchia: Cerithi opsidae). – Basteria, 61: 27-31.

Marquet, R., 1998. Three Cerithiopsis species, new for the Miocene of Belgium. (Cerithiopsidae, Prosobranchia: Gastropoda). – Basteria, 62: 35-41.

Marquet, R., 2001. A study of some Neogene European species of Seilinae (Cerithiopsidae, Gastropoda). – Bul-letin de l’Institut royal des Sciences naturelles de Bel-gique, Sciences de la Terre, 71: 185-208.

1

Robert.Marquet, Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuur­ wetenschappen; correspondentie Constitutiestraat 50, 2060 Antwerpen, België; Robert.Marquet@hotmail.be

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In Veenendaal waren zijn adviesbureau en Pius Floris Boomverzorging praktisch buren en voor de vestigingen Veenendaal, Leiderdorp en Deventer bleef De Groot vanuit zijn eigen bureau

Responsible research and innovation streeft er daarom naar om zoveel mogelijk maatschappelijke partners (burgers, onderzoekers, bedrijven, beleid) bij elkaar te brengen en samen

De tweede, derde, vierde en vijfde der groote slagpennen zijn , op het midden harer lengte ,. aan haren buitenrand duidelijk uitgesneden

Ken- merk van maatregelen in het algemeen en deze twee in het bijzonder is dat bij het bepalen van de sanctie niet vooral wordt gekeken naar het strafbare feit dat is

Voor vragen over de verdeling van de verwerkingstijden van opdrachten door het netwerk hebben we natuurlijk meer informatie nodig, namelijk kansverde- lingen voor de tijdsduur die

In de Westhoek wordt vanaf 1999 de soort speciaal in het oog gehouden door de Natuurwerkgroep De Kerkuil (DEGRAEVE 1999, website Natuurwerkgroep De Kerkuil) en vanaf 2000

In de Kempen vormen de Kleiputten te Rijkevorsel-Brecht het belangrijke Smienten- gebied met sinds 2005 regelmatig meer dan 1000 exemplaren, terwijl in Limburg vooral de Maasvallei

Na de rampen van 1965 en 1966, waarbij onder meer Werchter bijna volledig onder water kwam te staan, werd de Demer helemaal in een keurslijf gesnoerd. De laatste meanders werden