• No results found

De invloed van perceptual fluency en affect op de subjectieve tijdwaarneming

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van perceptual fluency en affect op de subjectieve tijdwaarneming"

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

De invloed van Perceptual Fluency en Affect op de

Subjectieve Tijdwaarneming

Bachelorthese Sociale Psychologie Universiteit van Amsterdam

Naam: Sharon Lippinkhof Studentnummer: 10723064 Begeleider: Mark Rotteveel Datum: 02-06-2017

Woorden: 4499

(2)

2 Inhoudsopgave Abstract p. 3 Inleiding p. 4 Methode p. 9 Resultaten p. 12 Discussie p. 17 Literatuurlijst p. 20 Appendices (A-F) p. 22

(3)

3

Abstract

In deze studie werd de invloed van perceptuel fluency en affect op de subjectieve tijdwaarneming onderzocht. De combinatie van de factoren perceptual fluency en affect zijn interessant om te onderzoeken. Er werd verwacht dat fluency en positief affect zou leiden tot een overschatting van de aanbiedingstijd en disfluency en negatief affect tot een

onderschatting van de aanbiedingstijd. De deelnemers deden een inschattingstaak waarin een standaardstimulus werd gevolgd door een affectief woord. De deelnemers schatten de

aanbiedingstijd van het woord in ten opzichte van de standaardstimulus. De woorden werden

fluent of disfluent aangeboden en verschilden in affect (positief, neutraal of negatief). Uit de

resultaten bleek dat fluency en positief affect zorgde voor een langere subjectieve tijdwaarneming dan disfluency en negatief affect.

(4)

4

Inleiding

Mensen zeggen soms "de tijd die vliegt voorbij" of "de tijd leek stil te staan". De heenreis lijkt vaak langer lijkt duren dan de terugreis. (Ragbuhir, Morwitz, & Chakravarti, 2011). Mensen die een vreemde taal spreken lijken sneller te spreken dan mensen die een bekende taal spreken (Witherspoon & Allan, 1985). Op zulke momenten correspondeert de subjectieve waarneming van de tijd niet met de realiteit. Objectief gezien is dezelfde tijd verstreken maar volgens je gevoel duurt de ene situatie langer dan de andere. De subjectieve tijdwaarneming kan verschillen per situatie, hieruit blijkt dat de tijdwaarneming beïnvloedt kan worden door bepaalde factoren. Een voorbeeld van een factor die de subjectieve tijdwaarneming kan beïnvloeden is perceptual fluency.

Perceptual fluency, of kort gezegd fluency, is het gemak of snelheid waarmee

informatie verwerkt wordt door mensen (Jacoby & Dallas, 1981; Oppenheimer & Frank, 2008). Fluency kan zowel in fysieke aspecten (e.g. lettertype, kleur) als in temporele (e.g. herhaling, priming) aspecten van een stimulus vastgesteld worden. Wanneer je een woord in een duidelijk leesbaar lettertype en kleur ziet vergemakkelijkt dit de verwerking van de stimulus (Song & Schwarz, 2008). Het herhaaldelijk zien van een stimulus vergemakkelijkt ook de verwerking van de stimulus (Oppenheimer, 2008). Dit vergroot dan in beide gevallen de fluency (Oppenheimer, 2008; Pariadath & Eagleman, 2007; Song & Schwarz, 2008)

Onderzoek dat zich richt op de invloed van fluency op de subjectieve tijdwaarneming laat conceptueel contrasterende resultaten zien (Matthews, 2011; Witherspoon & Allan, 1985). Fluency kan namelijk zorgen voor zowel een overschatting als een onderschatting van de tijdwaarneming. Het onderzoek van Matthews (2011) laat zien dat afbeeldingen die meerdere keren worden aangeboden subjectief korter lijken te duren dan niet herhaalde afbeeldingen. Matthews gebruikt de term fluency niet er wordt alleen gesproken over herhaling. Er wordt aangenomen dat wanneer een persoon dezelfde afbeelding meerdere keren te zien krijgt de afbeelding makkelijker verwerkt zal worden, en dat er sprake is van

fluency (Oppenheimer, 2008; Pariadath & Eagleman, 2007). De bevindingen kunnen worden

verklaard door de neural coding efficiency hypothese van Matthews (2011), de informatie waaraan mensen worden blootgesteld wordt in de hersenen opgeslagen door middel van een codering. Wanneer men vaker aan dezelfde stimulus wordt blootgesteld wordt deze informatie efficiënter gecodeerd. Daardoor is er minder hersenactiviteit nodig voor het verwerken van deze stimulus, en kan dit worden ervaren als een kortere tijdsduur. Dit resultaat werd ook

(5)

5 gevonden in het onderzoek van Roks (2016). Dus volgens de neural coding efficiency

hypothese zal fluency (ofwel herhaling) leiden tot een onderschatting van de aanbiedingstijd. Daartegenover vonden Witherspoon en Allan (1985) dat fluency zorgde voor een overschatting van de aanbiedingstijd. In dit onderzoek lazen de deelnemers een lijst woorden hardop voor. Zodoende werden de woorden opgeslagen in het geheugen. Vervolgens volgde een perceptuele identificatietaak waarbij woorden 30 of 50 ms werden aangeboden. De helft van deze woorden hadden de deelnemers in de woordenlijst gezien en de andere helft van de woorden waren niet eerder aangeboden. Het bleek dat de woorden die eerder hardop

voorgelezen waren langer leken te duren dan de nieuwe woorden. Deze bevindingen kunnen worden verklaard door de misattributie hypothese, die stelt dat herhaalde blootstelling zorgt voor meer fluency (Jacoby, Kelley & Dywan, 1989). Deze fluency wordt vervolgens onjuist toegeschreven aan een langere tijdwaarneming (Witherspoon & Allan, 1985). De reden waarom fluency onjuist toegeschreven wordt aan een langere tijdwaarneming wordt niet verheldert door Witherspoon en Allan. Hetzelfde resultaat werd ook gevonden in het onderzoek van Beerepoot (2015), Corba (2015) en Van Veggel (2015). Dus volgens de misattributie hypothese zal fluency (ofwel eerdere bestudering) leiden tot een overschatting van de aanbiedingstijd.

Met betrekking tot fluency zijn er dus twee contrasterende hypotheses met

contrasterende voorspellingen. Enerzijds voorspelt de neural coding efficiency hypothese dat herhaalde blootstelling zal leiden tot een onderschatting van de aanbiedingstijd. Anderzijds voorspelt de misattributie hypothese dat herhaalde blootstelling zal leiden tot een

overschatting van de aanbiedingstijd.

Naast dat de factor fluency invloed heeft op de subjectieve tijdwaarneming heeft affect ook invloed op de subjectieve tijdwaarneming. Hierbij zijn twee verschillende hypotheses, die de bestaande resultaten (deels) verklaren, namelijk de pacemaker (arousal) hypothese en de aandachtshypothese. Deze hypotheses komen onder andere naar voren in het onderzoek van Droit-Volet, Brunot en Niedenthal (2004), Lui, Penney en Schirmer (2011) en van Thomas en Weaver (1975). In het onderzoek van Droit-Volet et al. (2004) bleek dat bij de emotionele stimuli de aanbiedingstijd als langer werd ingeschat dan bij de neutrale stimuli. Deze bevindingen kunnen verklaard worden door de pacemaker (arousal) hypothese, die stelt dat tijd als langer ervaren wordt wanneer er meer arousal in het lichaam is (Meck, 1983). De pacemaker wordt namelijk beïnvloedt door deze arousal. Zowel negatieve als positieve stimuli zorgen voor meer arousal en dit zorgt weer voor meer slagen in de pacemaker. Door de verhoging van de arousal zijn er meer slagen in dezelfde tijd vastgesteld. Volgens de

(6)

6 pacemaker (arousal) hypothese zorgen zowel positieve en negatieve stimuli daarom voor een overschatting van de aanbiedingstijd (Droit-Volet et al., 2004).

In het onderzoek van Lui et al. (2011) en van Thomas en Weaver (1975) bleek dat bij de emotionele stimuli de aanbiedingstijd als korter ervaren werd dan bij de neutrale stimuli. Deze bevindingen kunnen verklaard worden door de aandachtshypothese die stelt dat wanneer de aandacht van de mensen meer op de tijd gericht is worden er meer slagen van de pacemaker opgeteld dan wanneer de aandacht niet op de tijd gericht is. Wanneer de aandacht wordt weggetrokken van de tijd door middel van emotionele stimuli worden een aantal slagen van de pacemaker gemist (Öhman, Lundqvist & Esteves, 2001). Emotionele stimuli zorgt volgens de aandachtshypothese juist voor een onderschatting van de aanbiedingstijd (Lui et al., 2011; Thomas & Weaver, 1975).

Volgens de correspondentietheorie (Phaf & Rotteveel, 2005) zijn fluency en positief affect net zoals disfluency en negatief affect vergelijkbare processen. Hierdoor zijn de effecten van fluency en positief affect vergelijkbaar net zoals de effecten van disfluency en negatief affect. Deze theorie slaat een brug tussen fluency en affect. Wanneer het onderzoek van Matthews (2011) aangehouden wordt zouden positieve stimuli moeten zorgen voor een onderschatting van de aanbiedingstijd en negatieve stimuli voor een overschatting van de aanbiedingstijd. Echter, wanneer het onderzoek van Witherspoon en Allan (1985) wordt aangehouden zouden positieve stimuli juist moeten zorgen voor een overschatting van de aanbiedingstijd en negatieve stimuli moeten zorgen voor een onderschatting van de aanbiedingstijd.

Onderzoek aan de Universiteit van Amsterdam (Beerepoot, 2015; Corba, 2015 en van Veggel, 2015) repliceerden het onderzoek van Matthews (2011). Hierin werd fluency

geoperationaliseerd als herhaling. Opmerkelijk is dat de resultaten van de eerste drie onderzoeken verschillen met de resultaten van Matthews (2011). Uit het onderzoek van Matthews (2011) bleek dat fluency (preciezer herhaling) zorgde voor een onderschatting van de aanbiedingstijd. Terwijl uit het onderzoek van Beerepoot (2015), Corba (2015) en van Veggel (2015) bleek dat fluency zorgde voor een relatieve overschatting van de

aanbiedingstijd. In deze onderzoeken zijn verschillende operationaliseringen van fluency en ander stimuli gebruikt. Matthews (2011) operationaliseerde fluency door middel van het (niet) herhalen van de stimulus. De gebruikte stimuli zijn afbeeldingen. Terwijl bij het onderzoek van Beerepoot (2015), Corba (2015) en van Veggel (2015) fluency geoperationaliseerd wordt middels het manipuleren van de leesbaarheid van de woorden. De gebruikte stimuli zijn in dit geval woorden.

(7)

7 Ander onderzoek aan de Universiteit van Amstedam (Roks, 2016) laat een conceptuele replicatie van het onderzoek van Matthews (2011) zien. Het enige wat veranderde was het soort stimulus, in plaats van afbeeldingen werden woorden (niet) herhaald. Het resultaat uit dit onderzoek was dat de herhaalde woorden korter leken te duren dan niet herhaalde woorden. Dus ondanks dat er gebruikt is gemaakt van andere stimuli (woorden) is hetzelfde resultaat gevonden als in het onderzoek van Matthews (2011). Doordat de opzet bij het onderzoek van Roks (2016) gelijk was aan die van Matthews (2011) maar met een ander type stimulus dezelfde resultaten voortbrengt, kan het type stimulus niet de verschillen tussen de onderzoeken van Beerepoot (2015), Corba (2015), van Veggel (2015) en Matthews (2011) verklaren. Dus is het verschil in operationalisering van fluency waarschijnlijk de verklaring voor de verschillen in de resultaten. Wanneer als operationalisering herhaling wordt gebruikt zal er een ander effect op de subjectieve tijdwaarneming kunnen zijn dan wanneer de

leesbaarheid van woorden gebruikt wordt.Bij de operationalisatie herhaling kan fluency mogelijk zorgen voor een onderschatting van de aanbiedingstijd. Bij de operationalisatie van leesbaarheid kan fluency mogelijk zorgen voor een overschatting van de aanbiedingstijd.

In dit onderzoek zal er gekeken worden naar de invloed van perceptual fluency en affect op de subjectieve tijdwaarneming. Net zoals in de onderzoeken van Beerepoot (2015), Corba (2015) en van Veggel (2015) zal fluency geoperationaliseerd worden middels het manipuleren van de leesbaarheid van de woorden door middel van kleur en lettertype. De stimulus die gebruikt zal worden zijn affectieve woorden, namelijk positieve, neutrale en negatieve woorden. Dat betekent dat de deelnemers in dit onderzoek net zoals in de

onderzoeken van Beerepoot (2015), Corba (2015) en van Veggel (2015) blootgesteld zullen worden aan een standaardstimulus, waarna ze na een wit scherm de targetstimulus te zien krijgen. Deze targetstimulus is een affectief woord en is in een makkelijk leesbaar lettertype (fluent) of in een moeilijk leesbaar lettertype (disfluent). Deze onderzoeksopzet is exact hetzelfde als die van Beerepoot (2015), Corba (2015) en van Veggel (2015). Wij voegen alleen een vraag toe die de aandacht van de deelnemers zal (blijven) richten op de betekenis van de affectieve woorden. Bewuste aandacht voor de affectieve betekenis van het woord blijkt een vereiste te zijn om een effect van affect te vinden op de subjectieve tijdwaarneming (van Batum, 2016; van Veggel 2015).

Aan de hand van de misattributie hypothese (Witherspoon & Allan, 1985) en de resultaten van van Veggel (2015) kan als eerste worden verwacht dat fluency zal zorgen voor een relatieve overschatting van de aanbiedingstijd en disfluency voor een onderschatting van de aanbiedingstijd. Ten tweede kan aan de hand van de correspondentietheorie (Phaf &

(8)

8 Rotteveel, 2005) worden verwacht dat fluency en positief affect vergelijkbare processen zijn net zoals disfluency en negatief affect en zullen daarom eenzelfde effect hebben op de subjectieve tijdperceptie. Fluency en positief affect zullen zorgen voor een relatieve

overschatting van de aanbiedingstijd. Disfluency en negatief affect zullen zorgen voor de een onderschatting van de aanbiedingstijd. Tot slot wordt er verwacht dat de effecten van fluency en affect zullen cumuleren. Hierdoor wordt er verwacht dat positieve fluent woorden zullen zorgen voor de sterkste overschatting van de aanbiedingstijd en negatieve disfluent voor de sterkste onderschatting van de aanbiedingstijd. Verder wordt verwacht dat positieve disfluent woorden en negatieve fluent woorden niet zullen zorgen voor een overschatting of een

onderschatting omdat de tegengestelde effecten elkaar op zullen heffen. Bij een neutraal fluent woord wordt een kleine overschatting van de tijd verwacht. Bij een neutraal disfluent woord wordt een kleine onderschatting van de aanbiedingstijd verwacht.

(9)

9

Methode

Design

In dit onderzoek waren 3 onafhankelijke variabelen, namelijk perceptual fluency (fluency en disfluency), affect (positief, neutraal en negatief) en tijdsaanbieding (400.1, 466.7, 516.7, 566.7 en 633.4 ms). Er was sprake van een 2 x 3 x 5 within subjects repeated measures design. De afhankelijke variabele was subjectieve tijdswaarneming en deze werd dichotoom gemeten (0 is korter en 1 is langer).

Deelnemers

Er hebben 56 deelnemers meegedaan aan het onderzoek. Van deze deelnemers waren 45 eerstejaars psychologiestudenten van de Universiteit van Amsterdam die hier één

proefpersoonpunt mee konden verdienen. Onder de deelnemers waren 35 vrouwen en 21 mannen met een gemiddelde leeftijd van 20.38 (leeftijden liepen van 17 tot 37 jaar, SD=3.01). Het was vereist dat de deelnemers Nederlands vloeiend kon spreken. In het geval een

deelnemer hier niet aan voldeed, werd deze uitgesloten van het onderzoek.

Materialen en apparatuur

De manipulatie van perceptual fluency was door middel van lettertype. Fluency was makkelijk leesbaar en disfluency was moeilijk leesbaar. Bij fluency was er gekozen voor het

lettertype Arial, grootte 18, dikgedrukt en in het zwart (

voorbeeld

), bij disfluency was er gekozen voor het lettertype Script MT Bold, grootte 18 en in het grijs (

voorbeeld

) (Carr, Rotteveel & Winkielman, 2016). Affect werd gemanipuleerd door het gebruik van 95 positieve woorden (vb. geluk, lief en paradijs), 95 neutrale woorden (vb. cabine, piano en rugzak) en 95 negatieve woorden (vb. koud, nijdig en rotzooi). Deze in totaal 285 woorden komen uit een woordenlijst van 288 woorden (Zeelenberg, Wagenmakers & Rotteveel, 2006). De woorden schat (positief), fragment (neutraal) en beroerd (negatief) zijn eruit gehaald omdat deze woorden de laagste rating hadden op de specifieke dimensie waar ze toebehoren. De 285 woorden zijn vervolgens allemaal random gebruikt en geen enkel keer herhaald. Het onderzoek begon met een oefenronde die bestond uit 15 trials. Hierin werden 8 trials fluent en 7 trials disfluent aangeboden. Deze oefentrial werd gedaan zodat de deelnemer bekend kon raken met de taak. Hierna begon het onderzoek bestaande uit 270 trials in totaal. Na trial 90 en trial 180 konden de deelnemers een korte pauzes nemen als dat nodig was.

(10)

10 Elke trial begon met een wit scherm (1000.7 ms) deze werd gevolgd door een scherm met de standaardstimulus 'XXXXX' (516.7 ms). Daarna werd er opnieuw een wit scherm (316.9 ms) aangeboden met daarna een scherm met de targetstimulus (een positief, negatief of neutraal woord) die 5 verschillende aanbiedingstijden kon hebben (400.1, 466.7, 516.7, 566.7 of 633.4 ms). De deelnemer kreeg vervolgens een scherm te zien met de vraag 'druk blauw voor korter en geel voor langer'. Hier werd aan de deelnemer gevraagd om te kiezen of de targetstimulus korter (letter 'S' toetsenbord gemarkeerd met een blauwe sticker) of langer (letter 'K' toetsenbord gemarkeerd met een gele sticker) was in vergelijking met de

standaardstimulus. Dit scherm bleef staan totdat de deelnemer een keuze hadden gemaakt. Hierna kwam het laatste scherm met de vraag 'Welk gevoel geeft dit woord je?'. De deelnemer kon antwoord geven op een Likertschaal die liep van 1 tot 7 (1 is negatief, 4 is neutraal en 7 is positief) dit deed de deelnemer door een getal op het toetsenbord in te drukken

corresponderend met de schaal. Zie figuur 1.

Figuur 1. Overzicht van een disfluent trial met bijbehorende aanbiedingstijd.

Procedure

Het onderzoek werd uitgevoerd in een lab ruimte van de Universiteit van Amsterdam (L2.22) op Roeterseiland. Voorafgaand aan het onderzoek tekenden de deelnemers een

informed consent en lazen zij de informatiebrochure (zie Appendix A en B). De deelnemers

namen vervolgens plaats in de cubicles achter een computer. Hier kreeg de deelnemer een korte instructie van de proefleider. Vervolgens konden ze zelfstandig het onderzoek starten op de computer. Hier kreeg de deelnemer eerst nogmaals de instructie te zien voordat de taak begon (zie Appendix D) waarna ze zelfstandig konden starten met de oefenfase. Na het uitoefenen van deze oefenfase werden opnieuw instructies gegeven voor de testfase. Na de testfase vulde de deelnemer samen met de proefleider een exit-vragenlijst in (zie Appendix

(11)

11 C). De deelnemers kregen de kans op vragen te stellen als dat nodig was en kreeg de

mogelijkheid om zijn of haar e-mailadres op te schrijven om op de hoogte gehouden te worden van de onderzoeksresultaten. Het onderzoek duurde maximaal een uur.

(12)

12

Resultaten

Er zijn geen deelnemers uitgesloten van de analyse op basis van de exclusie criteria. Alle deelnemers konden Nederlands vloeiend spreken en goed begrijpen ondanks dat sommige deelnemers Nederlands niet als moedertaal hadden.

Er is een manipulatiecheck uitgevoerd om te controleren of de deelnemers positieve woorden ook als positief ervaarden, neutrale woorden als neutraal ervaarden en negatieve woorden als negatief ervaarden. Uit een repeated measures ANOVA bleek dat er een hoofdeffect van affect was, F(1.10, 60.47)=506.92, p<.001, ηp2=.90. Er is hier gekeken naar

de Greenhouse-Geisser correctie omdat dat de assumptie van sphericiteit is geschonden (χ2(2)=92.35, p<.001). Uit een post-hoc analyse blijkt dat negatieve woorden (M=2.44,

SD=0.08) als negatief werden beoordeeld. Neutrale woorden (M= 4.30, SD=0.04) werden als

neutraal beoordeeld. Positieve woorden (M=5.55, SD=0.07) werden als positief beoordeeld. Verder bleek dat positieve woorden, neutrale woorden en negatieve woorden significant van elkaar verschilden, p<.001.

De afhankelijke variabele, subjectieve tijdwaarneming, is een dichotome variabele namelijk korter of langer. Hierbij staat de waarde 0 voor korter en 1 voor langer. Dit betekent dat een waarde onder de 0.5 staat voor een kortere subjectieve tijdwaarneming en een waarde boven de 0.5 staat voor een langere subjectieve tijdwaarneming. Hierdoor kan de waarde van de afhankelijke variabele gezien worden als een proportie van de langresponsen.

Door middel van een repeated measures ANOVA werd getoetst of fluency (2), affect (3) en aanbiedingstijd (5) invloed hadden op de waargenomen tijd. In appendix F is tabel 1 te vinden met de gemiddelden en de standaarddeviaties van de proportie langresponsen

uitgesplitst over alle condities.

Uit de analyse blijkt allereerst dat er een hoofdeffect is van fluency,wat betekent dat de subjectieve tijdwaarneming wordt beïnvloedt door het aanbieden van stimuli als fluent en als

disfluent, F(1,55)=10.51, p=.002, ηp2=.16. Uit de post-hoc analyse blijkt dat bij fluency

(M=0.47, SD=0.02) de aanbiedingstijd als langer durend ervaren werd dan bij disfluency (M=0.41, SD=0.02), p= 002.

Bij de variabele affect is de assumptie van sphericiteit geschonden, χ2(2)=33.84,

p<.001. Hierdoor zal in de overige analyses voor de variabele affect gebruik worden gemaakt

van de Greenhouse-Geisser correctie. Uit deze analyse blijkt dat er een hoofdeffect is voor affect, wat inhoudt dat de subjectieve tijdwaarneming wordt beïnvloedt door het aanbieden van positieve, neutrale of negatieve stimuli, F(1.36, 75.06)=7.14, p= 005, ηp2=.12. Uit de

(13)

13 post-hoc analyse blijkt dat bij positief affect (M=0.48, SD=0.02) de aanbiedingstijd als langer durend ervaren werd dan bij negatief affect (M=0.42, SD=0.02), p= 015. Bij neutraal affect (M=0.44, SD=0.02) werd de waargenomen tijd marginaal korter durend ervaren dan bij positief affect (p=.072) maar marginaal langer durend dan bij negatief affect (p=.071).

Bij de variabele aanbiedingstijd is de assumptie van sphericiteit geschonden,

χ2(9)=135.58, p<.001. Hierdoor zal in de overige analyses betreft de variabele aanbiedingstijd gebruik worden gemaakt van de Greenhouse-Geisser correctie. Uit deze analyse blijkt dat er een hoofdeffect is voor aanbiedingstijd, wat betekent dat de subjectieve tijdwaarneming beïnvloedt wordt door de verschillende aanbiedingstijden, F(1.62, 89.16)= 148.11, p<.001, ηp2=.73. Zie tabel 2 voor de gemiddelden en standaarddeviaties van de proportie

langresponsen van alle aanbiedingstijden. Uit de post-hoc analyse blijkt dat de aanbiedingstijden allemaal significant van elkaar verschilden, p<.001.

Tabel 2

Gemiddelden en Standaarddeviaties van de Proportie Langresponsen van de Verschillende Aanbiedingstijden

Aanbiedingstijd Gemiddelde (M) Standaarddeviatie (SD)

1 (400.1 ms) 0.17 0.02

2 (466.7 ms) 0.31 0.02

3 (516.6.7 ms) 0.45 0.02

4 (566.7 ms) 0.59 0.02

5 (633.4 ms) 0.70 0.03

Er blijkt ook een interactie effect te zijn tussen fluency en affect, F(2,110)=3.11,

p=.049, ηp2=.05. Zie tabel 3 voor de gemiddelden en standaarddeviaties van de proportie

(14)

14 Tabel 3

Gemiddelden en Standaarddeviaties van Proportie Langresponsen voor de Factoren Fluency en Affect

Fluency Affect Gemiddelde (M) Standaarddeviatie (SD)

Fluency Positief 0.49 0.02 Neutraal 0.48 0.02 Negatief 0.45 0.02 Disfluency Positief 0.46 0.02 Neutraal 0.41 0.02 Negatief 0.38 0.02

Er zijn 5 post-hoc t-toets analyses uitgevoerd die gecorrigeerd zijn met de Bonferroni correctie (dus α delen door 5 waardoor α=0.01 wordt; Field, 2013).

Allereerst bleek dat negatieve disfluent woorden (M=0.38, SD=0.02) zorgden voor de sterkste onderschatting van de aanbiedingstijd, t(55)=3.32, p=.002. Als tweede bleek dat er bij

neutrale disfluent (M=0.41, SD=0.02) woorden een kleine onderschatting was van de aanbiedingstijd, t(55)=3.32, p=.002. Als derde bleek dat de positieve disfluent woorden (M=0.46, SD=0.02) en de negatieve fluent woorden (M=0.45, SD=0.02) niet van elkaar verschilden betreft tijdwaarneming, t(55)=0.12, p=.903. Als vierde bleek dat de neutrale

fluent woorden (M=0.48, SD=.0.02) en negatieve fluent woorden niet van elkaar verschillen, t(55)= -1.24, p=.222. Als vijfde bleek dat de positieve fluent (M=0.49, SD= 0.02) woorden en

de negatieve fluent woorden niet van elkaar verschillen, t(55)= -1.50, p=.139.

De gemiddelde proportie langresponsen voor de factoren fluency en affect zijn weergegeven in onderstaande Figuur 1.

(15)

15

Figuur 1. De gemiddelde proportie langresponsen voor de factoren fluency en affect.

Uit het exit-interview kwam naar voren dat de manipulatie van fluency betreft het veranderen van het lettertype door 45 deelnemers (80.4%) was opgevallen in het onderzoek. Het manipuleren van de kleur van de letters was door 41 deelnemers (73.2%) opgevallen. De manipulatie van affect (de positieve, de neutrale en de negatieve woorden) was 51 deelnemers (91.1%) opgevallen.

Uit deze resultaten kan geconcludeerd worden dat de verwachting voor fluency is uitgekomen. De verwachting was dat fluency zou zorgen voor een relatieve overschatting van de aanbiedingstijd in vergelijking tot disfluency. De verwachting dat positief affect en fluency net zoals negatief affect en disfluency zelfde processen zijn is uitgekomen. Er werd verwacht dat positief affect en fluency zouden zorgen voor een relatieve overschatting van de

aanbiedingstijd. Er werd ook verwacht negatief affect en disfluency zouden zorgen voor een onderschatting van de aanbiedingstijd. Als laatste waren er verwachtingen betreft het

interactie effect van affect en fluency, deze zijn niet allemaal uitgekomen. De verwachting dat negatief affect en disfluency zouden zorgen voor de sterkste onderschatting van de

aanbiedingstijd kwam uit. Veder kwam de verwachting dat neutraal affect en disfluency zouden zorgen voor een kleine onderschatting van de aanbiedingstijd uit. Daarnaast werd er

(16)

16 verwacht dat bij positief disfluent woorden en bij negatieve fluent woorden geen

onderschatting en geen overschatting zou zijn. Dit kwam niet uit. Er was een zeer kleine onderschatting van de aanbiedingstijd. De verwachting dat neutraal affect en fluency zouden zorgen voor een kleine overschatting kwam niet uit. Verder kwam de verwachting dat

negatief affect en disfluency zouden zorgen voor de sterkste overschatting ook niet uit. Er was dus alleen een effect van affect te vinden bij disfluency en niet bij fluency.

(17)

17

Discussie

In dit onderzoek is er gekeken naar de invloed van perceptual fluency en affect op de subjectieve tijdwaarneming. Uit de resultaten kwam naar voren dat er een effect is van

fluency, namelijk fluency leidt tot een langere subjectieve tijdwaarneming dan disfluency. Er

kwam ook naar voren dat er een effect is van affect. Positief affect leidt tot een langere subjectieve tijdwaarneming dan negatief affect. Er werd ondersteuning gevonden voor de misattributie hypothese van Witherspoon en Allan (1985). Volgens de misattributie hypothese zorgt fluency voor een langere subjectieve tijdwaarneming omdat fluency onjuist wordt

toegeschreven aan een langere tijdwaarneming. Er is, doordat er ook een effect van affect gevonden is, ook ondersteuning gevonden voor de correspondentietheorie (Phaf & Rotteveel, 2005). De correspondentietheorie voorspelde dat fluency en positief affect dezelfde invloed zouden hebben op de subjectieve tijdwaarneming. Verder zou disfluency en negatief affect ook dezelfde invloed hebben op de subjectieve tijdwaarneming. Dit komt omdat de effecten van fluency en positief affect vergelijkbare processen zijn net zoals de effecten van disfluency en negatief affect.

De resultaten van dit onderzoek laten zich betreft fluency verklaren door de

misattributie hypothese (Witherspoon & Allan, 1985). In de misattributie hypothese wordt de

fluency verkeerd toegeschreven aan een langere subjectieve tijdwaarneming. Welk

mechanisme precies zorgt voor een langere tijdwaarneming bij fluency wordt niet duidelijk gemaakt door Witherspoon en Allan (1985). De aandachtshypothese kan een mogelijke verklaring geven voor het effect van fluency (Droit-Volet et al., 2009; Lui et al., 2011). Woorden die fluent worden aangeboden worden gemakkelijk verwerkt. Door deze makkelijke verwerking hoeft er niet veel aandacht naar deze woorden te gaan en kan de aandacht gericht worden op de tijd die verstrijkt. Woorden die disfluent worden aangeboden worden lastiger verwerkt. Hierdoor moet er meer aandacht naar de woorden gaan en kan er minder aandacht naar de tijd gaan. Hierdoor wordt de tijd die verstrijkt bij disfluency mogelijk als korter ervaren dan bij fluency.

In dit onderzoek wordt fluency geoperationaliseerd als leesbaarheid van woorden net zoals in het onderzoek van Beerepoot (2015), Corba (2015) en van Veggel (2015) gedaan is. In al deze onderzoeken was het resultaat vergelijkbaar aan het resultaat dat in het onderzoek van Witherspoon en Allan (1985) gevonden is. Dus fluency zorgt voor een langere subjectieve waarneming. In het onderzoek van Roks (2016) was het resultaat vergelijkbaar met het

(18)

18 subjectieve waarneming. In deze onderzoeken werd fluency geoperationaliseerd als herhaling. Matthews (2011) zelf spreekt niet over fluency enkel over herhaling. Het verschil tussen de onderzoeken, de manier waarop het construct fluency geoperationaliseerd is, waarschijnlijk de verklaring is voor de verschillen in de resultaten. Een operationalisering van herhaling geeft een ander effect op de subjectieve tijdwaarneming dan een operationalisering van

leesbaarheid. Namelijk bij herhaling is er bij fluency een onderschatting van de tijd en bij leesbaarheid is er bij fluency een relatieve overschatting van de tijd.

In het onderzoek van Beerepoot (2015), Corba (2015) en van Veggel (2015) is geen effect van affect gevonden. In dit onderzoek is er een vraag toegevoegd waarmee de aandacht gefocust zou worden op de affectieve betekenis van de woorden. Dit bleek namelijk een vereiste te zijn om een effect van affect te vinden (van Batum, 2016). In het onderzoek van Beerepoot (2015), Corba (2015) en van Veggel (2015) ging de aandacht wellicht naar tijd in plaats van de affectieve betekenis van het woord. Hierdoor kan de affectieve betekenis niet herkend zijn. Het blijkt dat stimuli niet herkend worden als er geen aandacht voor is (Lachter, Forster & Ruthruff, 2004). De affectieve woorden kunnen daardoor wellicht geen invloed hebben gehad op de subjectieve tijdwaarneming omdat ze niet herkend werden. In dit

onderzoek is er wel een effect van affect gevonden. Wellicht zorgde de vraag die toegevoegd is ('Welk gevoel geeft dit woord je?') dat de affectieve betekenis van de woorden herkend werden en daarmee een invloed uitoefenen op de subjectieve tijdwaarneming.

Er is in dit onderzoek ook een onverwacht resultaat gevonden. Het blijkt dat bij het interactie effect er alleen een effect van affect is bij disfluency. Bij disfluency is er een verschil in subjectieve tijdwaarneming wanneer de deelnemers een positief woord (vrijwel geen onderschatting of overschatting van de aanbiedingstijd), neutraal woord (kleine

onderschatting van de aanbiedingstijd) of een negatief woord (sterkste onderschatting van de aanbiedingstijd) te zien kregen. Bij fluency is er geen verschil in subjectieve tijdwaarneming wanneer de deelnemers een positief woord, neutraal woord of negatief woord te zien kregen. Dit werd echter wel verwacht. Dit zou kunnen komen doordat de manipulatie van disfluency de aandacht juist naar het woord trekt. Volgens de aandachtshypothese ((Droit-Volet et al., 2009; Lui et al., 2011) worden bij stimuli die disfluent worden aangeboden de aandacht juist naar de stimuli getrokken in plaats van de tijd. Doordat er dan meer aandacht is voor de stimuli kunnen de affectieve betekenis van de woorden wellicht beter onthouden worden. Bij de fluent woorden kon de aandacht naar de tijd in plaats van de naar de stimuli. Hierdoor is de affectieve betekenis van de woorden slechter onthouden en heeft de affectieve betekenis van de woorden minder invloed gehad.

(19)

19 Uit dit onderzoek is gebleken dat perceptual disfluency zorgt voor een kortere

subjectieve tijdwaarneming dan perceptuel fluency. Deze resultaten lijken de misattributie hypothese (Witherspoon & Allan, 1985) te ondersteunen met de aandachtshypothese als mogelijke verklaring voor het mechanisme wat zorgt voor de langere tijdwaarneming (Droit-Volet et al., 2009; Lui et al., 2011). Er is ook ondersteuning gevonden voor de

correspondentie hypothese (Phaf & Rotteveel, 2005). Hierbij hebben fluency en positief affect eenzelfde effect op de subjectieve tijdwaarneming. Verder hebben disfluency en negatief affect ook eenzelfde effect op de subjectieve tijdwaarneming.

(20)

20 Literatuurlijst:

Beerepoot, W. (2015). De invloed van perceptuele vloeiendheid en affect op subjectieve tijdwaarneming (Niet gepubliceerde bachelorthese). Universiteit van Amsterdam, Amsterdam, Nederland.

Carr, E., W., Rotteveel, M., & Winkielman, P. (2016). Easy moves: Perceptual fluency facilitates approach-related action. Emotion, 16, 540-552.

Corba, J. (2015). Perceptual fluency bij de informatieverwerking van affectieve stimuli en de effecten op de subjectieve tijdwaarneming (Niet gepubliceerde bachelorthese).

Universiteit van Amsterdam, Amsterdam, Nederland.

Droit-Volet, S., Brunot, S., & Niedenthal, P. (2004). BRIEF REPORT Perception of the duration of emotional events. Cognition and Emotion, 18(6), 849-858.

Field, A. (2013). Discovering statistics using ibm spss statistics (4th ed.) (pp. 372-373). Groot-Brittannië, London: SAGE Publications Ltd.

Jacoby, L. L., & Dallas, M. (1981). On the relationship between autobiographical memory and perceptuallearning. Journal of Experimental Psychology: General, 110, 306–340. Jacoby, L. L., Kelley, C. M., & Dywan, J. (1989). Memory attributions. Varieties of memory

and consciousness: Essays in honour of Endel Tulving, 391-422.

Lachter, J., Forster, K. I., and Ruthruff, K. I. (2004). Forty-Five Years after Broadbent (1958): Still No Identification without Attention. Psychological Review, 111, 880–913.

Lui, M. A., Penney, T. B., & Schirmer. A. (2011). Emotion effects on timing: Attention versus pacemaker accounts. Plos One, 6, 1-7.

Matthews, W. J. (2011). Stimulus repetition and the perception of time: the effects of prior exposure on temporal discrimination, judgment, and production. Plos One, 6, 1-7. Meck, W. H. (1983). Selective adjustment of the speed of the internal clock and memory

processes. Journal of Experimental Psychology: Animal Behavior Processes, 9, 171-201.

Öhman, A., Lundqvist, D., & Esteves, F. (2001). The face in the crowd revisited: An anger superiority effect with schematic stimuli. Journal of Personality and Social

Psychology, 80, 381-396.

Oppenheimer, D. M. (2008). The secret life of fluency. Trends in cognitive sciences, 12, 237-241.

Oppenheimer, D., M., & Frank, M., C. (2008). A rose in any other font would not smell as sweet: Effects of perceptual fluency on categorization. Cognition, 106, 1178-1194.

(21)

21 Pariyadath, V., & Eagleman, D. (2007). The effect of predictability on subjective duration.

PloS one, 11, 1-6.

Phaf, R. H., & Rotteveel, M. (2005). Affective modulation of recognition bias. Emotion, 5, 309-318.

Raghubir, P., Morwitz, V. G., & Chakravarti, A. (2011). Spatial categorization and time perception: Why does it take less time to get home? Journal of ConsumerPsychology,

21, 192-198.

Roks, M. (2016).De invloed van vloeiende informatie verwerking op de subjectieve tijdwaarneming (Niet gepubliceerde masterthese). Universiteit van Amsterdam, Amsterdam, Nederland.

Song, H., & Schwarz, N. (2008). If it's hard to Read, it's hard to do: Processing fluency affects effort prediction and motivation. Psychological Science, 19, 986–988.

Thomas, E. A. C., & Weaver, W. B. (1975). Cognitive processing and time perception.

Perception & Psychophysics, 17, 363–367.

Van Batum, F.(2016). De invloed van emotionele woorden op de waarneming van tijd getoetst in een nieuw paradigma (Niet gepubliceerde masterthese). Universiteit van Amsterdam, Amsterdam, Nederland.

van Veggel, J. (2015). De invloed van perceptual fluency en affect op subjectieve

tijdwaarneming (Niet gepubliceerde bachelorthese). Universiteit van Amsterdam, Amsterdam, Nederland.

Witherspoon, D., & Allan, L. G. (1985). The effect of a prior presentation on temporal judgements in a perceptual identification task. Memory & Cognition, 13, 101-111. Zeelenberg, R., Wagenmakers, E. J., & Rotteveel, M. (2006). The impact of emotion on

(22)

22

Appendix A Informed consent

Ik verklaar hierbij op voor mij duidelijke wijze te zijn ingelicht over de aard en methode van het onderzoek, zoals uiteengezet in de informatiebrochure ‘Tijdwaarneming is een kunst’. Mijn vragen zijn naar tevredenheid beantwoord.

Ik stem geheel vrijwillig in met deelname aan dit onderzoek. Ik behoud daarbij het recht deze instemming weer in te trekken zonder dat ik daarvoor een reden hoef op te geven en besef dat ik op elk moment mag stoppen met het experiment. Indien mijn onderzoeksresultaten gebruikt zullen worden in wetenschappelijke publicaties, dan wel op een andere manier openbaar zullen worden gemaakt, zal dit volledig geanonimiseerd gebeuren. Mijn persoonsgegevens zullen niet door derden worden ingezien zonder mijn nadrukkelijke toestemming.

Als ik nog verdere informatie over het onderzoek zou willen krijgen, nu of in de toekomst, kan ik mij wenden tot Debby den Houdijker (debbydenhoudijker@live.nl; 0629150553). Voor eventuele klachten over dit onderzoek kan ik mij wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Psychologie van de Universiteit van Amsterdam: Femke ten Velden (F.S.tenVelden@uva.nl; 020 5256755).

Aldus in tweevoud getekend:

... ... Naam proefpersoon Handtekening

‘Ik heb toelichting verstrekt op het onderzoek. Ik verklaar mij bereid nog opkomende vragen over het onderzoek naar vermogen te beantwoorden.’

... ... Naam onderzoeker Handtekening

(23)

23

Appendix B Informatiebrochure ‘Tijdwaarneming is een kunst’

U gaat deelnemen aan het onderzoek ‘Tijdwaarneming is een kunst’. Voordat het onderzoek begint, is het belangrijk dat u kennis neemt van de procedure die in dit onderzoek gevolgd wordt. Leest u daarom het onderstaande zorgvuldig door.

Doel van het onderzoek

In dit experiment wordt onderzocht hoe goed u kunt discrimineren tussen verschillende tijdsaanbiedingen. Het gaat hierbij om de snelheid en juistheid waarmee dit wordt gedaan.

Instructie

Tijdens het experiment zit u voor een computerscherm waarop woorden zullen worden aangeboden. U heeft per trial twee taken. Allereerst gaat u de tijdsduur beoordelen. Dit doet u door aan te geven of het woord dat u leest korter (druk op blauw) of langer (druk op geel) wordt aangeboden dan een standaard stimulus (XXXXX) die kort daarvoor wordt

aangeboden. Daarnaast vragen wij u om aan te geven hoe positief of negatief het woord voor u voelt. De woorden die zullen worden aangeboden kunnen een emotionele betekenis hebben en zullen daarnaast in verschillende verschijningsvormen worden aangeboden. U krijgt eerst een aantal oefentrials, om vertrouwd te raken met de experimentele procedure en de

verschillende woorden en verschillende verschijningsvormen van deze woorden.

Metingen

Tijdens het experiment zal uw beoordeling van aanbiedingstijd gemeten worden. Daarnaast meten we hoe de aangeboden woorden voelen.

Vrijwilligheid

Uw deelname is geheel vrijwillig, het zal op geen enkele wijze gevolgen voor u hebben als u nu of tijdens het onderzoek afziet van deelname aan dit onderzoek. U kunt ook tot 24 uur na het onderzoek nog uw toestemming voor het gebruiken van uw gegevens intrekken. U kunt uw medewerking dus te allen tijde staken; U bent vrij om dit te doen zonder opgave van

redenen. In dat geval zullen uw gegevens uit onze bestanden worden verwijderd en vernietigd.

Veiligheid en verzekering

Omdat dit onderzoek geen risico’s voor uw gezondheid of veiligheid met zich meebrengt, gelden de voorwaarden van de reguliere aansprakelijkheidsverzekering van de UvA.

(24)

24

Vertrouwelijkheid van de onderzoeksgegevens

De gegevens van dit onderzoek zullen door de onderzoekers alleen worden gebruikt voor wetenschappelijke doeleinden. Hierbij wordt geen gebruik gemaakt van uw persoonsgegevens en blijft de anonimiteit gewaarborgd. De gegevens kunnen eventueel ter beschikking worden gesteld aan andere onderzoekers, maar dan wel in volstrekt anonieme vorm.

Vergoeding

De deelnemer krijgt een vergoeding van één proefpersoonpunt per uur voor deelname aan het onderzoek.

Nadere inlichtingen

Voor eventuele extra informatie over het onderzoek, kunt u zich wenden tot Debby den Houdijker (debbydenhoudijker@live.nl; 0629150553), voor eventuele klachten over dit onderzoek, kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling

Psychologie van de Universiteit van Amsterdam: Femke ten Velden (F.S.tenVelden@uva.nl; 020 5256755).

(25)

25 Appendix C Exit-interview Persoonlijke vragen: 1. Wat is je geslacht? Man/Vrouw 2. Wat is je leeftijd? --- 3. Wat is je woonplaats? --- 4. Studeer je? Zo ja, wat studeer je?

Ja/Nee,

--- 5. Wat is je moedertaal?

--- 6. Heb je alle woorden kunnen lezen?

a. Ja

b. Nee, ik ben mijn bril of contactlenzen vergeten mee te nemen c. Nee, ik heb een dyslexieverklaring

d. Nee, ik heb niet alle woorden kunnen lezen vanwege andere redenen, namelijk:

--- Exit-interview vragen:

7. In hoeverre vond je de taak: (Omcirkel wat het meest van toepassing is)

Moeilijk Makkelijk

1 2 3 4 5 6 7

Vervelend Leuk

(26)

26 ZOZ

Uitdagend Saai

1 2 3 4 5 6 7

Langdradig Snel gaan

1 2 3 4 5 6 7

8. Hoe lang denk je dat dit onderzoek heeft geduurd? --- Minuten

9. Heb je tijdens het gehele onderzoek je aandacht bij de taak kunnen houden? Zo niet, vanaf welk moment kon jij je aandacht niet meer bij de taak houden?

---

10. Wat is je opgevallen aan de woorden die werden aangeboden?

---

11. Heb je woorden gezien die emotioneel geladen waren? Zo ja, welke woorden? ---

12. Heb je opgemerkt dat de woorden in verschillend lettertype werden aangeboden? ---

13. Heb je opgemerkt dat de woorden in verschillende kleuren werden aangeboden?

(27)

---27 ---

14. Heb je opgemerkt dat de aanbiedingstijd van de woorden verschillend was?

---

15. Denk je dat er een relatie bestaat tussen de aanbiedingstijd van de woorden en het lettertype en kleur waarin het wordt aangeboden? Zo ja, leg uit welke.

---

16. Denk je dat er een relatie bestaat tussen de aanbiedingstijd van de woorden en de emotionele lading van de woorden? Zo ja, leg uit welke.

---

17. Denk je dat er een relatie bestaat tussen de emotionele lading van een woord en het lettertype en kleur waarin het wordt aangeboden? Zo ja, leg uit welke.

---

18. Heb je nog aanvullende vragen of opmerkingen die niet aan bod zijn gekomen? ---

(28)

28

Appendix D

Instructies die deelnemers kregen tijdens het onderzoek

Welkom,

In dit onderzoek wordt er gekeken naar hoe goed u bent in het onderscheiden van aanbiedingstijden.

Het is erg belangrijk dat u de aandacht goed bij de taak houdt en niet afgeleid raakt. In dit onderzoek worden twee pauzes aangeboden. Graag uw telefoon uitzetten en wegstoppen in uw jas of tas

Druk op SPATIE om verder te gaan.

Het onderzoek ziet er als volgt uit: u begint met een oefenblok bestaande uit 15 trials waarin woorden aangeboden worden. Na het oefenblok begint het experiment.

Per trial heeft u twee taken. Allereerst beoordeelt u de tijdsduur van het aangeboden woord. Vervolgens beoordeelt u welk gevoel het woord u geeft. In het oefenblok kunt u bekend worden met de taken, zodat het voor u duidelijk is wat u moet doen.

Druk op SPATIE om verder te gaan.

In zowel het oefenblok als het experiment krijgt u op een computerscherm woorden aangeboden.

Allereerst beoordeelt u hoe lang de tijdsaanbieding van een woord (bijvoorbeeld: huis) is in vergelijking met de eerste aangeboden [XXXX].

De [XXXX] wordt u voor het woord [huis] aangeboden. U beoordeelt of het woord [huis] korter of langer werd aangeboden dan de [XXXX].

Druk op SPATIE om verder te gaan.

Vervolgens beoordeelt u welk gevoel het aangeboden woord u geeft.

Dit doet u door op een cijfer op het toetsenbord te drukken dat correspondeert met de 7-punt Likertschaal.

Hierin geeft u aan in hoeverre het woord u een negatief of positief gevoel geeft.

(29)

29

De oefenronde

De testfase De oefenronde begint nu.

Succes!

Druk op SPATIE om verder te gaan.

Dit was de oefenronde, hopelijk is de taak nu duidelijk. Als u nu nog vragen heeft, stel ze dan aan de proefleider.

Hierna gaat namelijk het echte onderzoek beginnen. Er zijn 3 blokken van 90 trials.

Na ieder blok is er een mogelijkheid tot een korte pauze.

Zorg dat u geconcentreerd blijft en wanneer nodig een korte pauze neemt tussen de blokken.

Druk op SPATIE om verder te gaan.

Nu gaat het onderzoek beginnen. Op de volgende pagina begint de eerste trial.

Veel succes!

Druk op SPATIE om verder te gaan.

Dit was blok 1 van de 3, er is nu de gelegenheid om een korte pauze te nemen.

Blijf rustig op uw plek zitten en houd uw telefoon a.u.b. in de jas of tas.

Druk op SPATIE om verder te gaan.

Dit was blok 2 van de 3, er is nu de gelegenheid om een korte pauze te nemen.

Blijf rustig op uw plek zitten en houd uw telefoon a.u.b. in de jas of tas

(30)

30 Dit was het onderzoek en bedankt voor uw deelname.

U kunt naar de proefleider gaan. Wilt u op de hoogte gehouden worden van de resultaten dan kunt u dit bij de proefleider aangeven.

(31)

31 Appendix E Negatieve woordenlijst afgang agressie akelig bang bedrog berucht bitter blind bloed boos crisis dief dilemma dode donderen donker doof drama dreigend driftig duister duivel dwang falen fataal fout geslagen gevangen giftig grauw haat herrie hongerig hopeloos idioot jammeren janken kaal kanker kapot klagen klap koud kwaal kwalijk kwellen kwetsen lawaai lelijk leugen monster moord nijdig nood onrust ontslaan pech piekeren pistool plaag plagen puin raar ramp rotzooi ruzie saai schade schande schelden schim schoft slaaf sleur smerig star stikken stomp stress tragisch triest verdomme verraad verrot vijandig vuil wanhoop weduwe woest wraak zeuren ziekte zielig zinloos zonde

(32)

32 Neutrale woordenlijst aanbod aard arbeid aspect beetje bellen bizar blinken brij broek buitenaf cabine casino cent cijfer code comité conditie context delven dialoog drankje drietal dronk duizend economie evolutie feit fles fractie fungeren gamma gewicht gloeien inwendig jeep jonker kalk kauwen klappen klok kudde lade laken lied lijn linnen lopend marine media meeuw mens meten mythe natie ontlenen oosters oppakken opzoeken orkest persen piano pijl piloot premier prompt reeks rivier ronde rugzak ruiken schema smaak smidse sparen stijl stof straks sultan tante tempo tent thee tijdig tijdperk toezien totaal verblijf vloeien werkend wetboek wetgever zender zoek zuurstof

(33)

33 Positieve woordenlijst aaien aardig applaus baat begaafd bekwaam beleefd beloning beroemd best bloei braaf briljant cadeau charmant correct creatief dapper deugd elegant engel feest fraai fris gaaf geliefd geluk gerust geschenk geschikt gewonnen gezond glorie goed grappig gratie gratis guitig gunnen handig held hemels hoera hoop humor ideaal ijverig jolig jong juweel kameraad kermis keurig klasse knap knus lach leuk lief luxe makker moedig opgewekt oprecht paradijs perfect plus populair pret prima royaal schoon slim speels strelen succes teder triomf troost trots trouw verzorgd verzot voldaan volmaakt vredig vreugde vriend waardig welkom wijsheid winst zalig zoen zonnig

(34)

34

Appendix F

Tabel 1

Gemiddelden en Standaarddeviaties van de Proportie Langresponsen van Fluency, Affect en Aanbiedingstijd.

Fluency Affect Aanbiedingstijd ** Gemiddelde (M) Standaarddeviatie (SD)

Fluency Positief 1 0.18 0.21 2 0.36 0.24 3 0.50 0.21 4 0.66 0.23 5 0.76 0.21 Neutraal 1 0.21 0.20 2 0.36 0.22 3 0.47 0.19 4 0.63 0.20 5 0.71 0.23 Negatief 1 0.16 0.20 2 0.32 0.25 3 0.46 0.21 4 0.60 0.25 5 0.74 0.22 Disfluency Positief 1 0.20 0.20 2 0.33 0.19 3 0.48 0.20 4 0.60 0.23 5 0.69 0.26 Neutraal 1 0.14 0.17 2 0.24 0.17 3 0.44 0.22 4 0.55 0.23 5 0.67 0.26 Negatief 1 0.12 0.16 2 0.27 0.21 3 0.36 0.23 4 0.49 0.25 5 0.63 0.28

** Aanbiedingstijd 1 = 400.1 ms, aanbiedingstijd 2 = 466.7 ms, aanbiedingstijd 3 = 516.7 ms, aanbiedingstijd 4 = 566.7 ms en aanbiedingtijd 5 = 633.4 ms.

(35)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De weerstand om informele hulp te aanvaarden heeft te maken met de opvatting dat mensen geen tijd meer voor elkaar hebben omdat ‘ze het al druk genoeg

More recently, these monoclinic domains have indeed been observed in thin films using X-ray Diffraction (XRD) measurements [36]. Interestingly, in non-magnetic bulk LCO,

The required endocardial mapping procedure with NOGA prior to injections, leads to a significantly longer total procedure time (p &lt; 0.001) with NOGA.. Procedures with CARTBox2

Respondenten (strategisch en uitvoerend niveau) in één gemeente gaven aan dat de combinatie van leiderschap en gezamenlijke visie op samenwerken heeft bijgedragen aan de – door

Komplekse strukture, byvoorbeeld ’n kanon in die tenoor met ’n omgekeerde kanon in die pedale terwyl die gospel-melodie daaroorheen gehoor word, maak van ’n prelude soos Just as I am

Mechanistically different from bacterial adhesion, transmission involves adhesion of donor bacteria to a receiver surface and subsequent detachment from the donor

Step three – left and right identification for remaining segments This step is also the same as the left and right leg identification in the full-body configuration case see Table

Therefore, galaxies with compact dust emission would be a key population for understanding the morphological and star formation evolution from star-forming disks to quiescent