• No results found

Vereniging of verdeling in de voetbalsport : een sociale netwerkanalyse naar vriendschappen binnen voetbalelftallen omtrent sociale klasse en opleidingsniveau

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vereniging of verdeling in de voetbalsport : een sociale netwerkanalyse naar vriendschappen binnen voetbalelftallen omtrent sociale klasse en opleidingsniveau"

Copied!
42
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vereniging of verdeling in de voetbalsport

Een sociale netwerkanalyse naar vriendschappen binnen voetbalelftallen omtrent sociale klasse en opleidingsniveau.

Manouk Heesterbeek – 11010525 UvA – bachelorscriptie - Sociologie 24 juni 2019 Eerste beoordelaar: Jeroen Bruggeman

(2)
(3)

1. INLEIDING

Voetbal is een populaire sport onder Nederlandse jongeren en volwassenen. Waar de balsport voor de 19e eeuw nog bestond uit ongeschreven regels, waarbij het niet duidelijk was of je de

bal moest schoppen of gooien en elke regio andere regels hanteerde voor de sport, is dit in de tweede helft van de 19e eeuw meer gestructureerd geworden. Door uitvindingen als de trein en de telefoon werden de verschillen tussen inwoners uit verschillende regio’s minder zichtbaar en ontstonden er ook langzamerhand nationaal gestandaardiseerde sporten. Er ontstonden algemene regels voor verschillende sporten, waardoor iedereen een sport op dezelfde manier kon beoefenen. Het kwam steeds vaker voor dat sporters uit verschillende regio’s het tegen elkaar opnamen; nationale en internationale competities kwamen van de grond (Van Bottenburg, 2004, pp. 9-10).

Er zijn tegenwoordig erg veel voetbalverenigingen, gemiddeld hoeft een Nederlander minder dan twee kilometer te reizen om bij een voetbalvereniging te komen (Hoekman, Wezenman-Hoenderkamp & Van de Dool, 2015, p. 176). De hoeveelheid verenigingen geeft aan hoe populair de sport is in Nederland. In het voetbaljaar 2017/2018 waren er maar liefst 1.047.029 leden van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond. Dit houdt in dat één op de zeventien personen in Nederland aan voetbal doet of nauw betrokken is bij een vereniging (KNVB, 2017/2018, p. 8).

De populaire voetbalsport wordt in Nederland gezien als een sport die beoefend wordt door diverse mensen uit verschillende lagen van de bevolking. Eind 19e eeuw werd deze sport echter geassocieerd met mensen uit lagere sociale klassen (Warde, 2006, p. 108). Bourdieu (1978, p. 836) stelde dat verschillende sporten verbonden waren aan verschillende sociale klassen. Sociale klassen zijn groepen mensen die zijn ontstaan op basis van soortgelijke economische posities en levenskansen (Wilterdink, 2009, pp. 175-176). De voetbalsport werd toentertijd uitgeoefend door individuen uit een lagere klasse (Bourdieu, 1984, p. 123).

Maar na verschillende recentere onderzoeken (Warde, 2006; Van Bottenburg & Schuyt, 1996; Van der Meulen et al., 2005) in de voetbalsport is gebleken dat dit

tegenwoordig niet het geval is, hoewel er ook nog onderzoeken zijn die het standpunt van Bourdieu juist ondersteunen (Deelen et al., 2015; Veldboer et al., 2010). Deze tegenstelling uit de literatuur zal in deze scriptie uitgeplozen worden en er zal worden uitgezocht in

hoeverre er sociale klassenverschillen zijn in de amateurvoetbalsport in de IJmond. Ook zal er gekeken worden naar in hoeverre deze amateurvoetballers uit verschillende klassen met elkaar omgaan en bevriend zijn met elkaar.

(4)

De onderzoeksvraag die beantwoord zal worden luidt als volgt:

Heeft lidmaatschap van een voetbalelftal invloed op de sociale contacten tussen teamleden uit verschillende sociale klassen en teamleden met verschillende opleidingsniveaus binnen het team?

De IJmond is een interessante regio om te onderzoeken omdat dit een gebied is die representatief is voor heel Nederland. De middelgrote dorpen die bij deze regio horen kunnen deels gezien worden als het platteland en deels als behorend bij de randstad. Daarnaast bevat deze regio het grootste industriebedrijf van Nederland. Het stemgedrag in het dorp

Heemskerk weerspiegelt al jarenlang de politieke stem van heel Nederland (Mulder, 2012; Schmale & Boeschoten, 2017). Omdat de bevolking van Heemskerk en omstreken

vergelijkbaar is met de bevolking van Nederland als het gaat om stemgedrag, kunnen we er voorzichtig vanuit gaan dat de sociale klassenverdeling ook erg gemiddeld is in de

onderzochte omgeving. De politieke voorkeur van een individu hangt namelijk vaak samen met zijn of haar lidmaatschap van een sociale klasse (D’hooge, 2016, p. 98).

2. THEORETISCH KADER

Voetbal was ooit een sport die voornamelijk beoefend werd door mensen uit lagere sociale klassen, maar aan het eind van de 20e eeuw werden ook veel mensen uit hogere klassen aangetrokken door deze sport (Warde, 2006, p. 108). Als we bedenken hoe populair het amateurvoetbal is in Nederland, dan kunnen we ervan uitgaan dat voetbal gespeeld wordt door mensen uit verschillende sociale klassen. Maar over de verdeling van deze sociale klassen is nog weinig duidelijk in de wetenschappelijke literatuur. Sterker nog, in de hedendaagse literatuur over de voetbalsport worden tegenstrijdige bevindingen beschreven aangaande de sociale klassenverdeling. Waar sommige wetenschappers zeggen dat de voetbalsport verschillende mensen verbindt, zeggen anderen juist dat er veel verdeling te vinden is in sociale klassen in de voetbalsport. In de volgende twee alinea’s zullen de verschillende standpunten tegenover elkaar gezet worden.

2.1. Voetbal verenigt

De grootschaligheid en laagdrempeligheid van de voetbalsport zorgt ervoor dat mensen uit verschillende lagen van de samenleving deze sport kunnen uitoefenen (Van Bottenburg & Schuyt, 1996, p. 39). Daarnaast wordt ook geconstateerd dat voetbal een sport is die mensen uit verschillende sociale klassen verbroedert. Voetbalverenigingen zouden een ideale

(5)

bevolkingsgroepen in de samenleving, zowel arm als rijk, maar ook hoog- en laagopgeleiden (Van der Meulen et al., 2005, p. 197).

Ook uit onderzoek van Stempel (2005, p. 423) blijkt dat er tegenwoordig weinig klasse-exclusiviteit is in de voetbalsport. Hij heeft gekeken naar welke personen bepaalde sporten uitvoeren. Hij keek hierbij naar het verschil tussen economische status en cultureel kapitaal. Uit zijn onderzoek bleek dat voetbal, als één van de weinige sporten die Stempel onderzocht heeft, geen significant verschil kent tussen het culturele en economische bestaan van degenen die de sport uitvoeren. Ook heeft opleidingsniveau weinig invloed op de keuze om een sport te doen blijkt uit onderzoek van Warde (2006, p. 115)

Het belang om als voetbalelftal wedstrijden te winnen is overstijgend, dit belang zorgt ervoor dat sociale en economische verschillen tussen de teamleden als onbelangrijk worden gezien. Het gaat op het voetbalveld niet om opleidingsniveau of financiële status, maar om fysieke vaardigheden (Veldboer et al., 2010, p. 91). Door aan een sport mee te doen waarbij winnen een overstijgend belang is, leer je contact te leggen met andere mensen en te

communiceren met mensen die in een andere economische en sociale positie staan dan jijzelf. Deel uitmaken van de sportwereld draagt bij aan ieders socialisatie (Van Bottenburg & Schuyt, 1996, p. 39).

Er kan dus gesteld worden dat veel mensen uit verschillende sociale klassen aan voetbal doen. De samenstelling van de setting waarin iemand zich begeeft, heeft veel invloed op potentiële vriendschappen (Völker, 2008, p. 111). Zodra mensen in een setting zitten met veel verschillende sociale klassen, is de kans groter dat zij bevriend raken met personen uit een andere sociale klasse. Sport is een manier om gedeelde identiteiten op te bouwen;

verschillende groepen mensen creëren een band, zowel op het voetbalveld als langs de zijlijn (Delaney & Keaney, 2005, p. 4).

2.2. Voetbal verdeelt

Er zijn echter ook veel geluiden die de vereniging van sociale klassen middels de sport, en met name de voetbalsport, tegenspreken. Volgens Van Bottenburg (2001, p. 133) zijn er in Nederland economische en regionale scheidslijnen in de verenigingswereld van de sport. Bepaalde sporten horen volgens hem bij bepaalde sociale klassen of bij bepaalde regio’s. We zien dan ook dat mensen met een hoger opleidingsniveau vaker samen sporten met mensen die ook een hoog opleidingsniveau hebben. Deze verdeeldheid in de sport komt vaak door een sociale uitsluiting van mensen met lagere sociale posities (Deelen et al., 2015, p. 7).

(6)

hoger- en lager opgeleiden in relatief gescheiden werelden leven. Mensen neigen zich aan te sluiten bij een vriendengroep waar ongeveer hetzelfde opleidingsniveau heerst als die persoon zelf heeft. De meeste contacten bestaan dus uit mensen met een vergelijkbaar

opleidingsniveau. Maar het blijft niet alleen bij een vergelijkbaar opleidingsniveau. Binnen de sport hebben mensen de neiging om zich te onderscheiden van anderen en verbonden te zijn met medesporters met een soortgelijke sociale en culturele achtergrond (Ramsahai, 2008, p. 27). Voetbalclubs waar veel sociale cohesie heerst hanteren vaak een hoge mate van

uitsluiting (Veldboer et al., 2010, p. 91-92). Dit soort uitsluiting maakt het voor sommige personen ingewikkeld om zich aan te passen aan een bepaalde sociale setting (Elling & Claringbould, 2005, pp. 499-500). Het is dus lastig om als individu met een lagere sociale klasse te sporten in een setting waar voornamelijk sporters uit hogere klassen zijn. En dit is ook andersom het geval; het is lastig om als individu met een hogere sociale klasse te sporten in een setting waar voornamelijk sporters uit lagere klassen zijn.

De verdeeldheid in de sport is terug te vinden in het voetbal. Waar kinderen op jongere leeftijd vaak nog in gemengde voetbalelftallen spelen, zien we dat dit na de pubertijd sterk afneemt. Vaak vormen jongvolwassenen dan een voetbalteam met mensen uit eigen kring (Boonstra & Duyvendak, 2002, p. 2). Ze willen sporten met degenen met wie zij zich verbonden voelen. De neiging om als sporter met andere sporters om te gaan die dezelfde sociale achtergrond en status hebben valt in lijn te trekken met het similariteitsprincipe. Het similariteitsprincipe houdt in dat personen altijd iemand van dezelfde sociale klasse

prefereren boven personen uit een hogere of lagere sociale klasse (Völker, Baerveldt & Driessen, 2015, p. 6).

3. METHODE

3.1. Onderzoeksmethode

Om de data te verzamelen voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van vragenlijsten. Aan de hand van de ingevulde vragenlijsten zal er een sociale netwerkanalyse gedaan worden. Voor elk team worden er netwerkafbeeldingen weergegeven die de verschillen in sociale klasse en opleidingsniveau van teamleden laten zien binnen het team. Deze netwerkafbeeldingen zal ik per team gaan analyseren. Aan de hand van de netwerken, die middels R grafisch zijn

weergegeven, zal ik kijken of sociale klasse en opleiding invloed hebben op de vriendschappen tussen teamgenoten. Deze analyse zal gedaan worden met behulp van cirkeldiagrammen en tabellen die de data uitwerken. In de laatste paragrafen van dit

(7)

3.2. Respondenten

De onderzochte populatie in dit onderzoek bestaat uit volwassen voetbalspelers uit vier verschillende elftallen in de IJmond. Twee teams zijn geworven door middel van convenience sampling. Ik kon de vragenlijsten afnemen bij voetbalteams waarin kennissen spelen. De andere twee voetbalelftallen heb ik op wedstrijddagen aangesproken en zodoende de vragenlijst laten invullen.

Ik heb een uiteindelijk 53 voetballers geënquêteerd. In onderstaande tabel staat hoeveel respondenten ik uit elk team heb, en uit hoeveel personen het gehele elftal bestaat. Door afwezigheid tijdens de wedstrijden en trainingen heeft niet iedereen de vragenlijsten in kunnen vullen. De leden van het elftal die de vragenlijst niet hebben ingevuld worden wel meegenomen in het onderzoek, maar omdat er geen antwoorden zijn gegeven, worden deze respondenten gezien als missing data. De nodes zullen in de netwerkafbeeldingen geen kleuren krijgen die aangeven in welke klasse de teamleden zitten of wat voor

opleidingsniveau zij hebben gevolgd. Alle witte nodes in de netwerkafbeeldingen zijn dus teamleden die geen enquête hebben ingevuld. Er moet in de analyse rekening worden

gehouden met het feit dat deze missing data ervoor zorgt dat de in kaart gebrachte netwerken niet volledig representatief zijn voor de teams, omdat er niet precies kan worden aangegeven wie deze voetballers als vriend beschouwen binnen het team. Om dit probleem zo klein mogelijk te houden heb ik bij deze gevallen aangegeven dat een persoon die de enquête niet heeft ingevuld bevriend is met de spelers die in de enquête hebben aangegeven deze persoon vaak te zien of te spreken buiten het voetbal om.

Tabel 1: Respondenten

Teamnaam Aantal teamleden Aantal respondenten Missing data

1 20 15 5 2 16 13 3 3 17 13 4 4 16 12 4 53 12 3.3. Dataverzameling

Er zijn vragenlijsten afgenomen bij vier voetbalteams in de IJmond, deze teams komen uit drie verschillende gemeentes. De vragenlijsten zijn afgenomen op trainingsavonden of

(8)

wedstrijddagen waarop een groot deel van een team aanwezig was. Alle teams waren senioren-teams, dit zijn teams waarvan je alleen lid kan zijn als je ouder dan achttien jaar bent. Daarnaast bestonden ook alle teams uit mannen. Er zal in dit onderzoek dus niet worden gekeken naar verschillen met betrekking tot geslacht.

3.4. Vragenlijst

De vragenlijsten die zijn ingevuld door de respondenten bestaan uit vijftien vragen, ik heb ze persoonlijk gegeven aan de voetbalspelers en ook weer ingenomen. De eerste zeven vragen waren vragen om een beeld te krijgen van het hoogst genoten opleidingsniveau en de sociale klasse van elk individu. Er werd in deze vragen gevraagd naar leeftijd, hoogst genoten

opleiding en er werd gevraagd naar wat voor werk iemand doet. Bij de laatste acht vragen lag de focus op de vriendschapsrelaties die elke voetbalspeler heeft binnen het team.

In eerste instantie heb ik gevraagd naar welke personen zij als vriend beschouwen. Daarnaast heb ik ook vragen gesteld over het contact dat zij hebben buiten het voetbal met hun teamgenoten. Tot slot gingen de laatste drie vragen over verkregen steun van

teamgenoten. Er werd gevraagd welke teamgenoten de respondenten zouden aanspreken als zij thuis of op het werk problemen hebben, dit wordt gezien als emotionele steun en naar welke personen zij als eerst zouden gaan als zij vijftig euro moesten lenen, ofwel financiële steun (Pomp en Bogaerts, 2008, p. 71).

De vraag naar wie zij als vriend beschouwen is gesteld zonder enige omschrijving van het concept ‘vriend’. Ik heb besloten om de voetballers zelf te laten interpreteren wat voor hen vriendschap is. Omdat veel voetbalspelers de neiging hadden om bij deze vraag iedereen in te vullen, omdat ze een zogenaamd vriendenteam zijn, was het noodzakelijk om meerdere vragen te stellen over contacten buiten het voetbal met hun teamgenoten, vertrouwen en steun. Hierdoor kon toch afgeleid worden wie voor hen betere vrienden waren, met wie zij buiten voetbal omgingen en wie zij vertrouwen binnen het team.

Voor elk team heb ik vragenlijsten gebruikt waarbij vooraf alle namen van het elftal uitgewerkt zijn. Hierdoor hebben zij bij elke netwerkvraag een overzicht van wie er allemaal in het team zitten. De namen van alle spelers waren te vinden op de websites van de

voetbalclubs. Een lege vragenlijst is terug te vinden in bijlage 1. Bij het uitdelen van de vragenlijsten heb ik gevraagd of iedereen deze afzonderlijk in wilde vullen en heb ik benoemd dat alle data volledig geanonimiseerd zou worden.

(9)

3.5. Meten van sociale klasse

Sociale klasse verwijst naar de sociale lagen die met de opkomst van het kapitalisme en de industrialisering ontstonden. Van oorsprong bestond deze stratificatie uit arbeiders en de bourgeoisie, tegenwoordig zijn er veel meer sociale lagen die mensen stratificeert op basis van hun beroep (Wilterdink, 2009, pp. 173-174). Een bekend schema om sociale klasse te meten is het EGP-schema. Dit schema, oorspronkelijk bedacht door Erikson, Goldthorpe en Portocarero (1979. p. 420), is al wat verouderd. Er zijn dan ook veel varianten op het schema bedacht om de veranderende arbeidsstructuur te kunnen volgen (Güveli, Need & De graaf, 2005, p. 258; De Graaf & Steijn, 1997, p. 2). Om deze reden zal ook ik geen gebruik maken van het oorspronkelijke EGP-schema, maar van een modernere variant ervan. De variant die ik gebruik van Chan en Goldthorpe (2007, p. 513), maakt onderscheid tussen zeven

verschillende klassen. Daarnaast zal ik in mijn schema nog wel de keuze behouden om klasse V en VI samen te voegen (Erikson, Goldthorpe en Portocarero, 1979. p. 420). Zij noemen deze klassen bij elkaar de lower-grade technicians; supervisors of manual workers and

skilled manual workers. Ik heb dezelfde vertalingen voor de klassen gebruikt die Güveli,

Need en De Graaf (2005) hebben gebruikt in hun onderzoek. Het EGP-schema, zoals ik deze zal gaan gebruiken in dit onderzoek, is afgebeeld in onderstaand figuur.

3.6. Meten van opleidingsniveau

Het opleidingsniveau dat iemand gevolgd heeft kan veel zeggen over de vriendenkring die iemand heeft. In Nederland komt het niet vaak voor dat er veel verschillende

I. Hogere professionals

II. Lagere professionals

III. Routine hoofdarbeiders

V. Lagere toezichthouders en technici IV. Zelfstandigen

VI. Semi-routine handarbeiders

VII. Routine handarbeiders

Figuur 1: Het EGP-klassenschema volgens Chan & Goldthorpe (2007), met vertalingen van Güveli et al. (2005).

(10)

opleidingsniveaus binnen één vriendengroep zijn. Vaak gaan hoger opgeleiden alleen met elkaar om. Slechts 13% van de hoger opgeleiden geeft aan in een vriendengroep te zitten met een meerderheid aan mensen met een laag opleidingsniveau (Bovens, 2012, p. 3).

Om vast te stellen wat het opleidingsniveau van mijn respondenten is, heb ik in mijn enquête de vraag gesteld wat ieders hoogst genoten opleiding is. Daarnaast heb ik ook gevraagd of er respondenten zijn die nog studeren. Indien een persoon aangeeft nog te studeren en bijvoorbeeld een hbo-opleiding aan het doen is, zal ik deze persoon wel

classificeren onder de afgestudeerden van het hbo. Hetzelfde geld voor mbo’ers en spelers die nog op de universiteit zitten. Ik zal dit doen om te voorkomen dat personen die een hoge opleiding volgen, gelabeld worden als laagopgeleiden.

Wie precies hoog- en laagopgeleid zijn heb ik opgedeeld in twee categorieën. De hoger opgeleiden zijn alle personen waarvoor de hoogst behaalde opleiding hbo, wo bachelor, wo master of een doctorale graad is (Bierings, 2013). Iedereen die daaronder valt categoriseer ik als lager opgeleid.

4. ANALYSE 4.1. Team één

Het eerste team is een team dat officieel in de gemeente Beverwijk speelt. Het team ligt echter op de rand van de gemeentegrens met Heemskerk. Na rondgevraagd te hebben waar de

teamleden vandaan kwamen, bleek dat het grootste deel van het team uit Heemskerk komt. Het team speelt op zaterdagwedstrijden in de vierde klasse, dit is één van de hoogste niveaus voor amateurvoetbal bij de senioren. Oorspronkelijk speelde het grootste deel van dit team bij een Heemskerkse club, maar deze club voldeed na een aantal jaar niet maar aan de eisen van het team. Ze zijn als team, samen met de vader van één van de spelers als coach, overgestapt naar een Beverwijkse voetbalvereniging die wel aan hun verwachtingen voldeed. Ze spelen nu al acht jaar in deze opstelling. Ondanks dat er mensen gestopt zijn en er nieuwe mensen bijgekomen zijn, lijkt de opstelling nog erg op hoe deze in het begin was. Op onderstaande netwerkafbeelding is te zien hoe de vriendschappen in dit team zijn, de cijfers geven aan hoe oud de spelers zijn. De pijlen in het netwerk geven aan wie welke teamgenoot als vriend beschouwd. Alle nodes (personen) zonder aangegeven leeftijd zijn niet geënquêteerd.

(11)

Figuur 2: Team één naar leeftijd.

Zoals je kunt zien in het netwerk bestaat het team uit twee groepen. Deze groepen zijn verbonden door een persoon die afwezig was tijdens de wedstrijd waar ik enquêtes heb afgenomen. Juist deze persoon is heel belangrijk; hij is de broker tussen de twee clusters in het team. Een broker kan gezien worden als iemand die toegang heeft tot meer informatie, omdat deze in contact staat met meerdere netwerkclusters (Burt, 1992, p. 34; Bruggeman, 2012, p. 1921) Het is dus erg jammer dat ik van hem geen informatie heb over wie deze persoon als vrienden beschouwt binnen dit elftal.

De gemiddelde leeftijd van dit elftal is 24,5 jaar. In dit team zijn er geen personen die veel jonger of veel ouder dan de rest zijn. De oudste persoon is 28 en de jongste persoon is 22. Tien personen uit dit elftal zijn 24 jaar oud, dus over het algemeen kan gezegd worden dat er weinig variëteit is in leeftijd in dit team. Er kan dan ook geen verschil worden opgemaakt tussen de twee zichtbare clusters en leeftijd.

Ik heb dit team geënquêteerd nadat zij een thuiswedstrijd gewonnen hadden. Ze zaten met het team in de kantine aan een grote tafel en er hing een vriendschappelijke gezellige sfeer. Nadat de eerste personen de enquête hadden afgerond en teruggegeven, begon één teamspeler met geld inzamelen voor een ‘potje’. Iedereen legde tien euro in voor bier. Ze gingen als groep samen bier drinken na de wedstrijd. Voorafgaand aan het bestuderen van de ingevulde enquêtes, verwachtte ik dan ook dat dit team heel hecht was. Dit bleek echter veel minder het geval toen ik bezig was met de data.

4.1.1. Sociale klasse

Zoals hierboven te zien is zijn de teamleden uit team één vrij jong. Het bleek dan ook uit de data dat een vrij groot deel van de teamspelers nog studeert. Dit maakt het lastig om de

24 24 24 25 22 24 25 28 25 24 24 24 24 24 25 24 27

(12)

vriendschappen te baseren op sociale klasse. Hiervoor neem ik teamspeler 1 als voorbeeld; hij werkt nu als kok, dit is gecodeerd naar klasse III volgens het EGP-schema (Ganzeboom, De Graaf, Treiman, 1992, p. 41). Maar daarnaast studeert hij nog aan de universiteit. Indien hij afstudeert en werk vindt in de sector waar hij voor studeert, zou hij in klasse I vallen.

In onderstaand figuur is de klassenverdeling van team één zichtbaar gemaakt in een cirkeldiagram. De spelers die de enquête niet hebben ingevuld zijn hier niet in verwerkt.

Figuur 3: klassenverdeling team één

Zoals te zien is in figuur 3 oefent vijftig procent van het team een beroep uit dat in klasse III van het EGP-schema valt. Dit zijn de routine hoofdarbeiders. Een kwart van dit team valt in klasse II, ofwel de lagere professionals. De overige negentien procent van mijn respondenten oefent een beroep uit in klasse V of VI. Dit zijn de lagere toezichthouders en technici en de semi-routine handarbeiders. Tot slot is te zien dat de laatste 6% werkloos is.

In onderstaand figuur is te zien hoe de klassenverdeling is in team één.

Figuur 4: netwerk team één naar klasse

Team 1

klasse II klasse III klasse V/VI werkloos 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 klasse II klasse III klasse V/VI werkloos

(13)

In totaal zijn er vier personen die werken in klasse twee. Deze vier personen zijn gelijk verdeeld over de clusters. Er is echter wel te zien dat het rechter cluster meer personen heeft die in klasse V of VI zitten. Er zitten dus meer mensen uit een lagere klasse in het rechter cluster.

In tabel 2 valt af te lezen hoeveel mensen uit een bepaalde klasse vrienden hebben genoemd die tot een bepaalde klasse behoren. Zo valt er af te lezen dat er in totaal vier mensen in klasse II zitten. Deze vier personen hebben samen gezegd dat ze met zes personen bevriend zijn die ook in klasse II zitten. Ze zeggen met vijf mensen bevriend te zijn die in klasse III zitten en ook zijn ze bevriend met één persoon uit klasse V/VI en met één persoon die werkloos is.

De acht personen uit klasse III hebben in totaal vijftien personen uit klasse III ook opgenoemd als vriend. Ook de vier personen uit klasse II geven aan dat ze de meeste vrienden hebben die ook in klasse II zitten, namelijk zes. Het lijkt erop dat in dit team mensen toch het meest bevriend zijn met mensen uit hun eigen klasse.

Tabel 2: vrienden naar klasse team één

II III V/VI werkloos N

II 2 5 1 1 4

III 7 7 4 3 8

V/VI 1 3 0 1 3

werkloos 2 3 1 0 1

totaal 18 32 9 5 16

We kunnen uit de zichtbare clusters in het netwerk in figuur 4 niet opmaken dat mensen uit hogere klassen meer met mensen uit hogere klassen omgaan en mensen uit lagere klassen meer met mensen uit lagere klassen omgaan, omdat deze clusters vrij gelijk verdeeld gemengd zijn. Maar als we kijken naar tabel 2 lijkt het er wel op dat mensen uit klasse II met name teamgenoten uit klasse II opnoemen als vriend, en mensen uit klasse III met name teamgenoten uit klasse III opnoemen als vriend.

Er blijkt uit de correlatie-analyse van de sociale klasse-variabele en de gemiddelde sociale klasse van vrienden binnen team één, een Pearson’s R van -0.293 met een

significantieniveau van 0.289 te bestaan. De conclusie die hieruit opgemaakt kan worden is dat er een geen significante samenhang bestaat tussen iemands sociale klasse en de

gemiddelde sociale klasse van zijn vrienden.

(14)

4.1.2. Opleidingsniveau

Aangezien veel van de teamspelers uit team één nog studerende zijn, is het interessant om ook te kijken naar de hoogst genoten opleiding of het opleidingsniveau dat de spelers nu volgen. In figuur 6 staat dit uitgewerkt in het netwerk van team één. In onderstaand cirkeldiagram is ook te zien wat de verdeling is van het opleidingsniveau van de respondenten uit team één. Hieruit blijkt dat de overgrote meerderheid, namelijk 65% van de teamleden die de enquête hebben ingevuld, een mbo-opleiding doet of heeft afgerond. De rest van het team is hoger opgeleid.

Figuur 5: verdeling opleidingsniveau team één

Als we kijken naar het onderstaande netwerk van team één naar opleiding, zien we wederom geen duidelijke clustering van hoger- en lager opgeleiden. Wel zien we dat de meeste hbo’ers in de rechter clustering zitten. Dit is interessant omdat we eerder zagen dat het rechter cluster meer personen bevat die in klasse V of VI zitten. Dus het lijkt erop dat het rechter cluster over het algemeen hoger opgeleid is, maar meer voetbalspelers in een lagere klasse heeft.

Figuur 6: netwerk team één naar opleidingsniveau

team 1

MBO HBO WO 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 hbo mbo wo

(15)

De spelers uit de linker cluster zijn juist lager opgeleid, maar zitten gemiddeld in een hogere sociale klasse dan het bovenste cluster. De enige persoon met universitair onderwijs zit ook midden in dit cluster en heeft geen connecties met het andere cluster.

Tabel 3: vrienden naar opleiding team één

MBO HBO WO N

MBO 16 11 3 11

HBO 9 6 1 5

WO 3 1 0 1

totaal 41 26 4 16

Uit de tabel blijkt dat teamgenoten die mbo hebben gedaan in totaal 16 mbo’ers als vrienden beschouwen, dit houdt in dat de mbo’er gemiddeld 1,45 vrienden heeft in het team die ook mbo hebben gedaan. Dit is veel meer dan de mbo’ers zeggen bevriend te zijn met hbo’ers. De mbo’ers in dit team hebben namelijk gemiddeld één vriend die hbo doet of heeft gedaan.

4.1.3. Bevindingen team één

Team één bestaat voor een groot deel uit mensen die werk hebben in sociale klasse III en een groot deel van het team heeft een mbo-opleiding gevolgd. Op basis van de chikwadraattoets die uitgevoerd is in R, kunnen we aannemen dat in dit team opleiding afhankelijk is van sociale klasse. Het hoogst genoten opleidingsniveau van deze teamspelers heeft dus invloed gehad op de sociale klasse waar ze zich nu in bevinden.

Het meest opvallend aan het netwerk van team één is dat het uit twee clusters bestaat, die verbonden zijn met elkaar aan de hand van één broker die door één persoon uit beide clusters als vriend is genoemd. Helaas heeft deze broker zelf de enquête niet ingevuld dus kan er niks gezegd worden over wie hij als vrienden beschouwt of wat zijn klasse of

opleidingsniveau is.

Beide clusters zijn zowel in opleidingsniveau als sociale klasse redelijk gelijk

verdeeld. Ook qua leeftijd is er niks opvallends te zien in dit netwerk. Er is wel gebleken dat de personen die in klasse III zitten zeggen de meeste vrienden te hebben in klasse III en de mbo’ers zijn het meest bevriend met mbo’ers. Maar dit heeft hoogstwaarschijnlijk te maken met het feit dat grotendeels van het team mbo heeft gedaan en in klasse III zit. Er blijkt dan

(16)

ook geen significante samenhang te bestaan tussen iemands sociale klasse en de gemiddelde sociale klasse van zijn vrienden.

4.2. Team twee

Het tweede team is een voetbalvereniging uit de gemeente Uitgeest. Deze gemeente heeft slechts één voetbalvereniging. Het elftal kent elkaar dan ook voornamelijk omdat ze vroeger bij elkaar in het team hebben gezeten. Hier en daar zijn er kennissen van teamgenoten bijgekomen en mensen weggegaan, maar over het algemeen is een groot deel van het team ontstaan doordat ze op jonge leeftijd samen in het elftal zijn geplaatst.

De spelers van team twee zijn over het algemeen ouder dan de spelers van team één. Ze spelen op een lager niveau dan team één. Er werd gezegd dat ze voornamelijk aan voetbal doen om elkaar als vrienden regelmatig te kunnen zien. De gemiddelde leeftijd van team twee is 26,9 jaar. In onderstaande figuur is te zien hoe de verdeling is in het netwerk van team twee.

Figuur 7: team twee naar leeftijd.

Wat in dit elftal gelijk opvalt is dat de jongste teamgenoten een beetje buiten de groep vallen. Er zijn twee jongens 24 jaar en één van hen wordt door niemand als vriend genoemd. De ander van 24 jaar wordt slechts door één persoon als vriend gezien, terwijl hij zelf twee personen als vriend beschouwt. De rest van het team is ouder en staat meer als een groep in verbinding met elkaar.

25 31 28 26 24 27 27 24 28 27 29 26 28

(17)

4.2.1. Sociale klasse

Dit voetbalelftal is erg gevarieerd als het gaat om sociale klassen. Zo heeft een respondent ingevuld te werken bij een stukadoorsbedrijf, hem heb ik ingedeeld in klasse VI (semi-routine handarbeiders). Hij voetbalt echter met iemand in het team die werkt als senior consultant en die daarnaast bezig is met zijn tweede master in het wetenschappelijk onderwijs. Deze persoon is ingedeeld in klasse I (hogere professionals). In onderstaande cirkeldiagram is de klassenverdeling van dit team te zien.

Figuur 8: Klassenverdeling team twee

Net als in team één behoort het overgrote deel van team twee tot klasse III (de routine hoofdarbeiders), daarnaast zit er in dit team één zelfstandig werkende, hij gaf aan dj te zijn. Zoals te zien aan de kleuren in bovenstaand cirkeldiagram en onderstaand netwerk, is dit team heel divers.

Figuur 9: Netwerk team twee naar klasse

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 klasse I klasse II klasse III klasse IV klasse V/VI

Team 2

klasse I klasse II klasse III klasse IV klasse V/VI werkloos

(18)

Zoals te zien is in het netwerk staan de spelers uit de hogere sociale klassen, namelijk I en II, met name in verbinding met nummer vier en zeven, de personen zonder werk. Een interessant geval is nummer zeven; hij heeft een WO-opleiding gevolgd en schreef in zijn enquête dat hij erg blij is met de vrienden in zijn elftal, omdat ze hem dit jaar zo goed

gesteund hebben bij zijn ontslag. Drie van deze vrienden behoren tot de hoogste twee klassen, de andere vriend is werkloos en de laatste vriend van hem zit in klasse III.

Als we kijken naar dit netwerk in zijn geheel lijkt het in eerste instantie op een hechte groep met nummer vijf als buitenstaander. Maar als we wat langer naar het netwerk kijken, is wel te zien dat nummer drie en dertien uit klasse III een soort brug vormen tussen twee groepen. Aan de linkerkant een groep die met name bestaat uit mensen die behoren tot klasse I en II, en aan de rechterkant een groep die personen uit lagere klassen bevat, namelijk IV en V/VI. De hoogste klassen en laagste klassen lijken dus niet zozeer met elkaar in verbinding te staan. Maar er is in onderstaande tabel wel te zien dat de personen uit de hogere klassen wel teamgenoten uit lagere klassen hebben opgenoemd en ook andersom.

Tabel 4: vrienden naar klasse team twee

I II III IV V/VI werkloos N

I 0 2 1 0 0 2 1 II 2 1 0 1 1 2 2 III 2 2 4 1 4 3 5 IV 0 1 2 0 2 1 1 V/VI 1 0 5 2 2 0 2 werkloos 2 2 2 1 1 2 2 totaal 9 9 15 5 12 12 13

Er worden door de personen uit klasse II twee personen als vriend beschouwd die zich in de lagere klassen bevinden. Andersom zeggen ook twee mensen uit klasse IV en V/VI twee personen als vriend te beschouwen in de hogere klassen. Toch is er ook overduidelijk te zien dat de personen uit klasse III door iedereen, uit alle klassen, het meest ingevuld worden. Hoewel het lastig te zeggen is lijken ze als een verbindende factor te werken tussen de hogere en lagere klassen. Er wordt in onderstaande paragraaf uitgezocht of er ook een soortgelijke bevinding is als het gaat om opleiding.

Na het uitvoeren van een bivariate correlatie-analyse tussen de sociale klasse-variabele en de gemiddelde sociale klasse van vrienden binnen team twee, ontstaat er een Pearson’s R van 0,491 met een significantieniveau van 0.125. De conclusie die hieruit opgemaakt kan worden is dat er in team twee een zwakke, positieve samenhang bestaat tussen iemands

(19)

sociale klasse en de gemiddelde sociale klasse van zijn vrienden. Deze niet significante samenhang betekent dat mensen uit een bepaalde sociale klasse voornamelijk omgaan met mensen uit een lagere sociale klasse.

4.2.2. Opleidingsniveau

Net als in team één heeft de meerderheid van de respondenten uit dit team ook een mbo-opleiding gedaan, namelijk 62%. Er is echter wel één persoon meer die een wo-mbo-opleiding heeft afgerond in team twee. De exacte verdeling is te vinden in onderstaand figuur.

Figuur 10: verdeling opleidingsniveau team twee

Als we kijken naar het netwerk naar opleiding, ziet deze er heel anders uit dan het netwerk naar klasse. De mbo’ers staan centraal in het netwerk en de hbo’ers zitten met name aan de zijkanten en staan met weinig personen in verbinding. De wo’ers daarentegen lijken erg veel vrienden te hebben.

Figuur 11: netwerk team twee naar opleidingsniveau

team 2

MBO HBO WO 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 hbo mbo wo

(20)

Zoals te zien in onderstaande tabel blijken de wo’ers inderdaad goed in de groep te vallen. In totaal geven 18 teamleden aan bevriend te zijn met de twee wo’ers. De hbo’ers zijn slechts zes keer genoemd door het gehele team. Het ziet er qua opleidingsniveau naar uit dat team twee vooral bestaat uit mbo’ers. Daarbij vallen de hbo’ers een beetje buiten de groep en worden de wo’ers juist erg gewaardeerd.

Tabel 5: vrienden naar opleiding team twee

MBO HBO WO N

MBO 21 4 8 8

HBO 6 0 4 3

WO 7 2 2 2

totaal 38 6 18 13

4.2.3. Bevindingen team twee

Als we de bevindingen naar sociale klasse en het opleidingsniveau in team twee vergelijken, lijkt het erop dat het een hecht voetbalelftal is. Het elftal is vrij laagopgeleid, maar weinig van hen zitten in een lage sociale klasse. Vier teamleden die een mbo-diploma hebben, bevinden zich in klasse III (routine hoofdarbeiders) of hoger. De andere vier teamleden die mbo hebben gedaan bevinden zich in lagere klassen dan III, één van hen is werkloos.

Hoewel het lastig te zeggen is, lijkt het erop dat de personen die mbo hebben afgerond en zich in hogere klassen bevinden, ervoor zorgen dat het netwerk een cluster is. In dit team komt duidelijk het similariteitsprincipe (Völker et al., 2015, p. 6) naar voren. Er is te zien in figuur 11 dat de lager opgeleiden met name met elkaar omgaan. Maar degenen die mbo hebben gedaan en in een hoge sociale klasse terecht zijn gekomen, zijn meer tot elkaar aangetrokken en degenen uit een lagere sociale klasse vormen tezamen ook duidelijk een groepering aan de rechterkant van figuur 9. Mensen prefereren dus degenen die uit dezelfde sociale klasse komen.

4.3. Team drie

Het derde team dat ik heb geënquêteerd komt uit de grootste gemeente van de van de IJmond. Het team speelt, net als team één, in de gemeente in Beverwijk. En ook de spelers uit dit team zijn aan de jonge kant. Het team heeft een gemiddelde leeftijd van 25,2 jaar oud. Hieronder is de eerste netwerkafbeelding van dit team te zien naar leeftijd.

(21)

Figuur 12: Team drie naar leeftijd

Qua leeftijd zijn er geen opvallende uitschieters in dit team, de jongste is 20 jaar en de oudste is 30 jaar. Zoals ik al zei is de gemiddelde leeftijd 25,2 jaar. Het elftal speelt op een iets lager niveau dan team één, maar op een duidelijk hoger niveau dan team twee en team vier.

Wat opvallend was aan dit elftal is dat ze allemaal wel namen hadden ingevuld en ze allemaal beweerden vrienden te hebben binnen het team. Maar ze vulden ook allemaal in dat ze elkaar buiten het voetbal om amper zagen of spraken. De spelers van de andere drie onderzochte teams waren wel veel in contact met elkaar buiten het voetbal. Dit team representeert daarentegen de theorie van Elling (2004, p. 357), waarin zij stelt dat vriendschappen via een sportvereniging vaak oppervlakkig en breekbaar zijn.

4.3.1. Sociale klasse

Dit team kent ook veel diversiteit als het gaat om sociale klasse. Net als in team één en twee, is ook in team drie, de derde klasse (routine hoofdarbeiders) het grootst. 23,5% van de respondenten van team drie zit namelijk in deze klasse. De één na grootste klasse is klasse V/VI (lagere toezichthouders en technici & semi-routine handarbeiders). Team drie is het enige team met leden uit klasse VII, klasse zeven bestaat uit routine handarbeiders. De ene persoon die ik naar klasse VII gecodeerd heb, werkt voor een gemeente in de

groenvoorziening en de ander werkt als afwasser in een restaurant. In onderstaand cirkeldiagram is de verdeling naar sociale klasse van dit team te zien.

24 25 26 20 25 24 30 27 26 22 23 29 26

(22)

Figuur 13: klassenverdeling team drie

De grootste klasse in dit team is klasse III (routine hoofdarbeiders) 31% van het team zit in deze klasse. In figuur 14 is te zien dat deze klasse erg verdeeld is binnen het netwerk. Eén van de personen uit klasse III is nummer dertien. Nummer dertien bevindt zich in een vriendengroep die binnen dit team als heel hecht gezien kan worden. Aan de linkerkant is een cluster te vinden die bestaat uit de personen 11, 13, 14, 15, 16 en 17. Niemand van hen is gelijk wat betreft klasse. Sterker nog, de hoogste klasse in dit groepje is klasse I (hogere professionals) en de laagste klasse is klasse VII (routine handarbeiders).

Figuur 14: netwerk team drie naar klasse

Team 3

klasse I klasse II klasse III klasse IV klasse V/VI klasse VII werkloos 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 klasse I klasse II klasse III klasse IV klasse V/VI klasse VII werkloos

(23)

Het lijkt erop dat dit team spelers uit veel verschillende klassen heeft en dat ze bijna allemaal met elkaar omgaan. Er is geen zichtbaarheid van het similariteitsprincipe in dit team als het gaat om klasse. Ook in de onderstaande tabel is niks opvallends te vinden over

vriendschap en klasse in dit team.

Tabel 6: vrienden naar klasse team drie

I II III IV V/ VI VI I we rk loos N I 0 0 1 0 1 0 0 1 II 0 1 2 1 0 1 2 2 III 1 2 3 0 6 1 1 4 IV 0 2 1 0 0 0 1 1 V/VI 1 0 6 0 4 2 0 3 VII 1 1 1 0 2 0 0 1 werkloos 0 2 1 1 0 0 0 1 totaal 3 8 15 2 13 4 4 13

Na het uitvoeren van een bivariate correlatie-analyse tussen de sociale klasse-variabele en de gemiddelde sociale klasse van vrienden binnen team drie, blijkt inderdaad dat er geen correlatie is tussen iemands sociale klasse en de klassen van hun vrienden. Er is een Pearson’s R gevonden van -0,121 met een significantieniveau van 0.708, dit is dus niet significant. De conclusie die hieruit opgemaakt kan worden is dat er een absoluut geen samenhang bestaat tussen iemands sociale klasse en de gemiddelde sociale klasse van zijn vrienden in team drie.

4.3.2. Opleidingsniveau

In onderstaand cirkeldiagram is het hoogst behaalde opleidingsniveau van het elftal

weergegeven. Zoals te zien heeft bijna de helft van het team een mbo-opleiding gedaan, maar liefst 46%. Daarnaast heeft 31% hbo gedaan en zijn er ook twee personen die middelbaar opgeleid zijn. Slecht één persoon uit dit team heeft wetenschappelijk onderwijs gevolgd.

Figuur 15: verdeling opleidingsniveau team drie

team 3

middelbaar MBO HBO WO

(24)

De persoon die wo heeft gedaan is in onderstaand figuur nummer negen. Het is te zien dat deze persoon niet heel verbonden is met de rest van het team. Ook zien we hier dat de personen 1, 2, 3, 4 en 5 een cluster vormen, in deze vriendengroep heeft iedereen mbo gedaan. In tegenstelling tot de vriendengroep aan de linkerkant van het netwerk, deze is juist heel divers als het om opleiding gaat. In deze groep zitten mensen die alleen middelbaar onderwijs hebben gevolgd, hbo’ers en een persoon die mbo heeft gedaan.

Figuur 16: netwerk team drie naar opleiding

Uit de tabel over opleiding in dit team blijkt inderdaad dat vooral mbo’ers met elkaar omgaan. De zes mensen die mbo hebben gedaan beweren in totaal 18 vrienden te hebben in het team die ook mbo hebben gedaan. Bij de vier hbo’ers in het team, is het veel minder het geval dat ze met name met elkaar omgaan; de vier personen die hbo hebben gedaan hebben vier vrienden die ook hbo hebben gedaan.

Tabel 7: vrienden naar opleiding team drie

middelbaar MBO HBO WO N

middelbaar 1 2 4 0 2 MBO 2 18 5 2 6 HBO 3 5 4 1 4 WO 0 1 1 0 1 totaal 6 26 14 3 13 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 hbo mbo middelbaar wo

(25)

4.3.3. Bevindingen team drie

Het op hoog niveau spelende team drie is heel divers wat klasse en opleidingsniveau betreft. Er zijn enigszins clusters te zien in het team, waardoor het team verdeeld is. Deze verdeling is echter minder duidelijk zichtbaar dan in team één. Ook kan er bij team drie niet zozeer

gesproken worden van het similariteitsprincipe. Er is in dit team geen zichtbare invloed van opleiding of sociale klasse op de vriendschappen in dit team. Er is dan ook absoluut geen samenhang tussen iemands sociale klasse en de gemiddelde sociale klasse van zijn vrienden in team drie. Wel bleek uit de data dat de vriendschappen in dit team erg oppervlakkig waren. De teamgenoten die aangaven met elkaar bevriend te zijn zeiden ook dat ze elkaar amper buiten het voetbal om zagen. Deze oppervlakkige sportrelaties zijn minder zichtbaar bij de drie andere teams die ik bestudeerd heb.

4.4. Team vier

Team vier komt uit de gemeente Heemskerk. De teamleden zijn in vergelijking met de teamleden uit de andere drie teams erg hoogopgeleid. De gemiddelde leeftijd van dit team is 28,5 jaar, met een zeer opvallende uitschieter van 41 jaar.

Figuur 17: team vier naar leeftijd

Interessant is dat deze persoon van 41 jaar niet betrokken is met het team. Niemand heeft hem als vriend opgenoemd en hij heeft zelf ook geen namen ingevuld in de enquête. In

29 21 29 26 25 29 29 31 26 41 31 25

(26)

veel teams waren vaak degenen, die door geen of weinig mensen werden genoemd, niet aanwezig ten tijde van de afname van de enquête. Deze persoon was daarentegen wel aanwezig. Hoogstwaarschijnlijk heeft zijn leeftijd te maken met zijn positie in het team. Daarnaast is er ook nog een persoon van 21 jaar, deze wordt slechts door één persoon genoemd en noemt zelf één ander persoon. Het lijkt erop dat ook deze persoon weinig vrienden heeft in het team vanwege zijn jonge leeftijd.

4.4.1. Sociale klasse

Team vier bestaat uit mensen uit een hoge sociale klasse. De helft van het team zit in klasse III. De andere helft doet een beroep dat behoort tot klasse I of II. Er zijn dus geen mensen die in een lage sociale klasse zitten. Dit team voetbalt op laag niveau en is grotendeels door een vriendengroep samengesteld.

Figuur 18: Klassenverdeling team vier

Dat het een vriendenteam is, is ook duidelijk te zien aan het netwerk. Het netwerk is één duidelijk cluster van vrienden. Alleen persoon 12 en 15 vallen compleet buiten de groep. Ook 1 en 11 zeggen niet bevriend te zijn met spelers uit de groep. Nummer 11 heeft de enquête ingevuld en gezegd dat alleen nummer 1 zijn vriend is en dat ze elkaar meerdere keren per week zien. Zodoende ben ik ervan uitgegaan dat nummer 1 hoogstwaarschijnlijk 11 ook zou noemen als vriend.

Team 4

klasse I klasse II klasse III

(27)

Figuur 19: Netwerk team vier naar klasse

Doordat het team zo weinig variëteit kent, is het lastig om conclusies te trekken over vriendschappen tussen verschillende klassen. Iedereen zit in een vrij hoge sociale klasse en daarnaast is het team ook erg hecht. Ook als we kijken naar de vriendschappen die binnen dit team bestaan in de onderstaande tabel vallen er weinig dingen op.

Tabel 8: vrienden naar klasse team vier

I II III N I 2 3 5 2 II 4 1 3 4 III 4 4 5 6 totaal 14 12 17 12

Maar juist de gelijkheid wat betreft sociale klasse in dit team, zegt heel veel over het team, want dit zorgt ervoor dat ze binnen het team niet om kunnen gaan met andere sociale klassen. Ze hebben een team opgesteld met alleen maar spelers met een hoge sociale klasse. Het similariteitsprincipe is dus ook hier aanwezig.

Na het uitvoeren van een bivariate correlatie-analyse tussen de statusvariabele en de gemiddelde status van vrienden binnen team vier, ontstaat er een Pearson’s R van -0.387 met een significantieniveau van 0.270. De conclusie die hieruit opgemaakt kan worden is dat er een zwakke, negatieve samenhang bestaat tussen iemands status en de gemiddelde status van

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 klasse I klasse II klasse III

(28)

zijn vrienden. Er is dus een verband te zien dat de personen uit een bepaalde sociale klasse omgaan met mensen uit hogere klassen. Maar dit resultaat zal met name beïnvloed zijn door node 1. Deze persoon zit in klasse I en wordt erg vaak als vriend genoemd binnen dit team. Hij zal dus erg veel invloed hebben op het resultaat van de correlatietest.

4.4.2. Opleidingsniveau

Dit team is samengekomen toen een groot deel samen naar de middelbare school ging. Ze waren vrienden op de middelbare school en hebben toentertijd samen een team opgesteld. De samenstelling van dit team is enigszins aangepast, maar grotendeels zijn het nog steeds vrienden van de middelbare school. Ze hebben dus dezelfde middelbare schoolopleiding gedaan, het is dan ook niet gek dat ze nu allemaal in ongeveer dezelfde sociale klasse zitten.

Figuur 20: Verdeling opleidingsniveau team vier

Zoals hierboven te zien is heeft één derde van de respondenten uit dit team een wo-opleiding gedaan. De helft van het team heeft een hbo-diploma en de overige 16% is lager opgeleid. Deze 16% bestaat echter maar uit twee personen. In vergelijking met de andere drie teams is dit team dus erg hoogopgeleid.

Figuur 21: netwerk team vier naar opleidingsniveau

Team 4

middelbaar MBO HBO WO 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 hbo mbo middelbaar wo

(29)

Net als bij sociale klasse, is het in dit team ook bij hoogst genoten opleidingsniveau lastig om iets over het netwerk te zeggen. Het is, zoals eerder gezegd, een hechte groep van spelers die bijna allemaal hoogopgeleid zijn. Alleen nummer acht en nummer veertien zijn niet hoogopgeleid. Nummer acht zegt zelf dat hij vijf vrienden heeft, maar wordt door bijna niemand als vriend beschouwd. Dat is ook te zien in tabel 9. Interessant is dus wel dat in dit hoogopgeleide team toch uitsluiting naar opleidingsniveau plaatsvindt. Hoewel degene die mbo gestudeerd heeft juist vrij goed in de groep valt, hij wordt door vier personen

aangewezen als vriend.

Tabel 9: vrienden team vier naar klasse

middelbaar MBO HBO WO N

middelbaar 0 1 2 2 1

MBO 0 0 3 3 1

HBO 0 2 1 4 6

WO 0 2 5 6 4

totaal 1 6 16 20 12

4.4.3. Bevindingen team vier

Team vier heeft met name hoogopgeleide spelers die allemaal in een hoge sociale klasse zitten. Het vriendenteam is samengekomen op de middelbare school, maar heeft ondertussen ook veel nieuwe spelers in het team zitten. Leeftijd is hier een factor van uitsluiting, zo zijn de 41-jarige en 21-jarige niet bevriend met veel teamgenoten. Daarnaast valt het ook op dat één laagopgeleide zelf aangeeft veel vrienden te hebben maar niet wordt genoemd door

teamgenoten als vriend. Dus ook hier is het similariteitsprincipe deels van toepassing.

5. BEVINDINGEN

Uit de hedendaagse literatuur omtrent voetbal, sport en sociale klasse blijkt dat er veel onenigheid is tussen wetenschappers. Sommigen stellen dat voetbal een sport is die mensen uit verschillende sociale klassen verenigt en anderen stellen dat voetbal juist verdeelt. Ik heb aan de hand van een sociale netwerkanalyses geprobeerd te onderzoeken hoe dit is in de IJmond. Er zijn hierbij vier teams geënquêteerd en geanalyseerd.

Uit de netwerkanalyse is gebleken dat er zeker sprake is van klassen- en opleidingsverschillen tussen en binnen voetbalelftallen. Team vier is bijvoorbeeld erg

hoogopgeleid en alle teamleden zitten in een hoge sociale klasse. Ze hebben elkaar uitgekozen om als vriendenteam samen te sporten. Het ontstaan van dit team kan dus verbonden worden

(30)

aan het similariteitsprincipe (Völker et al., 2015, p. 6) Deze mensen zijn bevriend geworden met elkaar omdat ze mensen uit hun eigen sociale klasse prefereren en van daaruit hebben ze een team opgesteld. In team twee is een soortgelijke bevinding gedaan, alleen ging het hier om lager opgeleiden en mensen uit een lagere sociale klasse.

Team één is een heel ander verhaal. Dit team voetbalt al acht jaar op een hoog niveau. Dit niveau is hoger dan het niveau van de andere onderzochte teams. Team één heeft dus niet zelf het team kunnen samenstellen omdat er rekening gehouden moest worden met de

kwaliteit van de spelers. Het valt dan ook meteen op dat er in dit team geen sprake is van één hecht cluster. Het team bestaat uit twee vriendengroepen. Beide clusters zijn zowel in

opleidingsniveau als sociale klasse redelijk gelijk verdeeld. Er is echter wel gebleken dat personen die in klasse II zitten de meeste vrienden zeggen te hebben in klasse II.. Ook bij het opleidingsniveau is een soortgelijke trend te zien onder de mbo’ers.

Ook team drie is niet te vergelijken met de andere onderzochte teams. Team drie was net als team één heel divers wat opleiding en sociale klasse betreft. De invloed van sociale klasse en opleidingsniveau is niet zichtbaar in dit team, maar de teamleden gaven ook aan geen hechte relaties met medespelers te hebben buiten het voetbal.

Al met al kan er gezegd worden dat de meeste voetbalteams redelijk homogeen in sociale klasse en opleidingsniveau zijn. Sommige elftallen hebben voornamelijk mensen uit lagere klassen en andere elftallen hebben meer mensen uit hogere klassen. Boonstra en Duyvendak (2002, p. 2) hadden dus gelijk over de vorming van voetbalteams. Als het kan, vormen jongvolwassen mannen liever een ‘vriendenteam’ met gelijkgezinden wat betreft sociale klasse en opleidingsniveau.

Dit is echter niet mogelijk als het team op hoger niveau speelt, aangezien het team dan vaak wordt samengesteld door trainers of coaches. In dit geval kunnen we het standpunt van Van der Meulen (2005, p. 197) aannemen; voetbalverenigingen representeren de samenleving en zorgen ervoor dat mensen met verschillende achtergronden met elkaar omgaan. Maar vaak zie je dan binnen voetbalelftallen wel een scheiding tussen sociale klassen. Hoewel iedereen oppervlakkig met elkaar omgaat, zijn de vriendschappen die in het elftal ontstaan vaak te linken aan het similariteitsprincipe van Völker et al. (2015, p. 6). Mensen prefereren andere personen die in een soortgelijke sociale klasse zitten.

Er kan dus gesteld worden dat het lidmaatschap van een voetbalelftal enigszins invloed heeft op de contacten tussen verschillende sociale klassen. De onderzochte

vriendenteams (team twee en team vier) in dit onderzoek waren opgesteld door vrienden uit dezelfde sociale klasse, de spelers zijn buiten het voetbal bevriend geraakt. Er is, op basis van

(31)

een correlatietoets, in deze teams een zwakke samenhang gevonden tussen sociale klasse en de sociale klasse van vrienden binnen de teams. Deze teams spelen nu op een laag niveau. Zij hebben geen coach en gaan op en buiten de voetbalvereniging vaak met elkaar om. Er is hierbij geen sprake van invloed op de contacten tussen verschillende sociale klassen.

De de teams die op hoger niveau spelen, en niet bestaan uit mensen die op voorhand al bevriend waren met elkaar, zijn gemengde teams wat betreft sociale klasse en

opleidingsniveau. Er is in deze teams dan ook absoluut geen samenhang tussen sociale klasse en de sociale klasse van hun vrienden. Ook zie je in deze teams een vorm van in- en

uitsluiting of groepsvorming. Teamspelers uit hogere sociale klassen gaan met teamspelers om die ook in een hogere klassen zitten. Dit was terug te zien bij team één en team twee.

6. DISCUSSIE

De analyse van dit onderzoek kan niet als geheel betrouwbaar en valide worden gezien omdat er in elk team sprake is van missing data. Deze missing data zorgt ervoor dat de netwerken niet compleet zijn. Vooral bij team één miste er een belangrijke node in het netwerk die twee clusters met elkaar verbond. Doordat we geen informatie hadden over deze persoon konden er geen tot weinig uitspraken worden gedaan over deze broker.

Ook het feit dat er slechts vier teams bestudeerd zijn maakt het niet mogelijk om uitspraken te doen over de onderzoeksvraag. Op basis van de data die is geanalyseerd is het slechts mogelijk te speculeren wat de oorzaak is van de tegenstrijdigheid binnen de

hedendaagse literatuur over de voetbalsport en sociale klasse en/of opleidingsniveau. Ik kan de uitkomsten die dit onderzoek opleveren niet generaliseren naar de gehele populatie. De gehele populatie bestaat uit alle voetbalelftallen in de IJmond. Ik heb slechts vier elftallen benaderd, waardoor ik geen uitspraken kan doen over de hele IJmond.

In dit onderzoek is gebruik gemaakt van het EGP-schema, er moet echter wel vermeld worden dat het gebruik van het EGP-schema lastig is. De meeste onderzoekers gebruiken meerdere experts om beroepen te coderen. In het onderzoek van Güveli, Need en De Graaf (2005, p. 265) werden maar liefst twaalf mensen met veel kennis over beroepen gevraagd om te helpen met coderen. Het is dan ook een suggestie om bij vervolgonderzoek over dit

onderwerp experts te gebruiken voor het coderen van beroepen, zodat er gegarandeerd kan worden dat iedereen eerlijk in een sociale klasse is geplaatst.

Een ander probleem waar ik tegenaan liep in dit onderzoek was de hoeveelheid personen die nog aan het studeren was. Doordat respondenten nog studerende waren kon ik lastig een sociale klasse toeschrijven aan mensen, omdat ze nog niet werken in de sector waar

(32)

ze uit eindelijk terecht zullen komen. Door opleiding als variabele in het onderzoek te verwerken heb ik dit probleem deels kunnen oplossen, maar in vervolgonderzoeken is het verstandiger om puur sociale klasse te onderzoeken en om die reden alleen voetbalelftallen te onderzoeken waarbij iedereen zijn schoolloopbaan heeft afgerond.

Tot slot moet ook gemeld worden dat er in dit onderzoek met veel variabelen geen rekening is gehouden. Zo kan etniciteit een belangrijke factor zijn voor vriendschappen binnen verenigingen (Van Daal en Keur, 2006). Ook de in- en uitsluiting van personen met een migratieachtergrond is een interessante factor om te bestuderen.

7. CONCLUSIE

In deze scriptie is het vriendennetwerk binnen voetbalelftallen onderzocht en er is hierbij met name gekeken naar de variabelen sociale klasse en opleidingsniveau. In sommige gevallen is er ook gekeken naar leeftijd. De onderstaande hoofdvraag stond hierbij centraal:

Heeft lidmaatschap van een voetbalelftal invloed op de sociale contacten tussen teamleden uit verschillende sociale klassen en teamleden met verschillende opleidingsniveaus binnen het team?

Of het lidmaatschap van een voetbalelftal invloed heeft op de sociale contacten tussen verschillende sociale klassen was bij de onderzochte teams soms wel en soms niet het geval. Bij teams die op hoger niveau spelen en in gemengde teams wat betreft sociale klasse, is wel sprake van sociale contacten tussen verschillende sociale klassen. Echter bleek ook dat er in deze teams sprake is van lichte groepsvorming waarbij sociale in- en uitsluiting plaatsvindt. De teamleden uit hogere sociale klassen gaan voornamelijk met elkaar om en de teamleden uit lagere sociale klassen vormen vaak een groep samen.

De teams die op lager niveau spelen en de teams zelf hebben samengesteld, bestaan vaak uit teamleden die bijna allemaal in dezelfde sociale klasse zitten en eenzelfde soort opleiding hebben gedaan. Hier is dus geen sprake van contacten tussen verschillende sociale klassen, aangezien mensen uit andere sociale klassen vaak niet meespelen in deze teams.

Het blijkt dus uit dit onderzoek dat voetbal niet verdeelt, maar voetbal ook niet verenigt. Elk team is anders en met name de manier waarop een voetbalelftal samengesteld wordt is van invloed op de contacten binnen een team. Het ene voetbalteam lijkt een hechte vriendengroep en spelers uit andere teams gaan in zekere mate oppervlakkig met elkaar om. Vaak zijn de hechte teams door de spelers zelf samengesteld op lager niveau, en worden de minder hechte teams door een coach of trainer samengesteld op hoger niveau. In de teams die op lager niveau spelen zitten vaak mensen uit gelijke sociale klassen en met eenzelfde

(33)

opleidingsniveau, terwijl teams op hoger niveau minder homogeen zijn wat betreft sociale klasse en opleidingsniveau.

Het is dan ook niet vreemd dat er veel verschillende bevindingen zijn in de wetenschappelijke literatuur rondom dit thema. Om een duidelijker beeld te krijgen van sociale contacten binnen voetbalteams en de klassenverschillen tussen deze contacten, zal nader onderzoek gedaan moeten worden, waarbij niveauverschillen in het voetbal ook een duidelijke plaats zal moeten krijgen in het onderzoek, om een goed antwoord op de hoofdvraag te kunnen krijgen.

privacy

De data uit dit onderzoek is zo snel mogelijk geanonimiseerd. Alle namen zijn

veranderd in cijfers en de ingevulde enquêtes zijn vernietigd na het invoeren van de data. Ook de data zal direct na het afronden van deze scriptie verwijderd worden.

(34)

LITERATUUR

Bierings, H. (3 oktober 2013) onderwijsniveau bevolking gestegen. Den Haag: Centraal Bureau voor de statistiek. Geraadpleegd op 30 mei 2019 via: https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2013/40/onderwijsniveau-bevolking-gestegen.

Boonstra, N., Duyvendak, J (2002) Integratie in de openbare ruimte. In: Vrijetijdsbesteding van Turken en Marokkanen in de openbare ruimte. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.

Bourdieu, P. (1978). Sport and social class. Social science information. 17(6). SAGE: London Beverly Hills, 819-840.


Bourdieu, P. (1984). Distinction. Routledge: London, New York.

Bovens, M. (2012). Opleiding als scheidslijn: van oude en nieuwe maatschappelijke

breukvlakken. [oratie] Geraadpleegd op 30 mei 2019 via:

https://repub.eur.nl/pub/32803/

Bruggeman, J. (2016) The strengths of varying tie strength. American Journal of Sociology. 121, 1919-1930.

Burt, R. S. (1992). Structural Holes: the social structure of competition. Camebridge, Mass.: Harvard University Press.

Chan, T. W., & Goldthorpe, J. H. (2007). Class and status: The conceptual distinction and its empirical relevance. American Sociological Review, 72, 512-532.

D’hooge, L (2016). Objectieve klasse, inschatting van klasse en stemgedrag in Nederland.

Sociologie, 5(1), 97-121.

De Graaf, N. D. & Steijn, B. (1997), De ‘service’ klasse in Nederland: een voorstel tot aanpassing van de EGP-klassenindeling, in: H. De Witte & I. Glorieux, ‘Strijd om klasse: discussies over de relevantie van het klasse-begrip’. Themanummer van het

Tijdschrift voor Sociologie, 18(1-2). Pp. 131-154.

Deelen, I., Burgers, N., Jansen, M. & Koelemaij, J. (2015). Sport in sociaalruimtelijk perspectief. Agora 2015-I.

(35)

evidence from national and international survey-data. Dublin: Economic and social research institute for public policy research. pp. 1-32.

Elling, A (2004) We zijn vrienden in het veld. Grenzen aan sociale binding en verbroedering

door sport. Pedagogiek 24(4), pp. 342-360.

Elling, A., & Claringbould, I. (2005). Mechanisms of inclusion and exclusion in the Dutch sports landscape: Who can and wants to belong? Sociology of Sport Journal. 22, 498-515.

Erikson, R., Goldthorpe, J.H. & Portocarero, L. (1979). Intergenerational Class Mobility in Three Western European Societies: England, France and Sweden. The British Journal

of Sociology. 30(4), 415-441.

Ganzeboom, H. B., De Graaf, P. M., & Treiman, D. J. (1992). A standard international socio-economic index of occupational status. Social science research, 21(1), 1-56.

Güveli, A., Need, A. & De Graaf, N.D. (2005). De opkomst van de ‘nieuwe’ sociale klassen binnen de dienstenklasse in Nederland: politieke oriëntatie van de ‘nieuwe’ sociale klassen tussen 1970 en 2000. Mens en maatschappij. 80(3), 257-279.

Hoekman, R., Wezenberg-Hoenderkamp, K., & van der Dool, R. (2015). Sport, ruimte en tijd. Tiessen-Raaphorst, A.(Ed.). pp. 166-184.

KNVB (2017/2018). KNVB in cijfers 2017/’18. KNVB.

Mulder, F. (2012, 5 september). ‘Het paradijs ligt hier’. De groene Amsteredammer.

Pomp, L. & Bogaerts, S. (2008). Sociale netwerkanalyse in het tbs-systeem. Justitiële

verkenningen: sociale netwerkanalyse. 6(5). Pp. 109-121

Ramsahai, S. (2008). Thuiswedstrijd in een vreemd land: Een sociaal wetenschappelijke

analyse van voetbal in eigen kring. (proefschrift). Universiteit Utrecht: Utrecht.

Schmale, J. & Boeschoten, T. (2017, 15 maart). ‘Met eigen stembus in de meest gemiddelde gemeente van Nederland’. Algemeen Dagblad.

Stempel, C. (2005). Adult participation sports as cultural capital: A test of Bourdieu’s theory of the field of sports. International review for the sociology of sport. 40(4). Pp. 411- 432.

(36)

Van Bottenburg, M. (2004). Verborgen competitie. Over de uiteenlopende populariteit van

sporten. Arko Media Sports.

Van Bottenburg, M. & Jackson, B. (2001) Global games. 125. Illinos: University of Illinos press.

Van Bottenburg, M. & Schuyt, K. (1996). De maatschappelijke betekenis van sport. Arnhem: NOC*NSF.

Van Daal, J. & Keur, R (2006) Kleur in sport. Op zoek naar goede praktijken in

multiculturele sportverenigingen. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.

Van der Meulen, R., Ruiter, S. & Ultee, W. (2005). Bowling apart? Vier vragen over

Nederlandse sportclubs en omgang tussen arm en rijk. Mens en maatschappij. 80(3). Pp. 197-219.

Veldboer, L., Boonstra, N., Krouwel, A., & Duyvendak, J. W. (2010). De mixfactor van sport: eenheid en verdeeldheid op het veld. In F. Kemper: Samenspel: studies over etniciteit, integratie en sport (pp. 87- 99). Bennekom: NISB.

Völker, B. (2008). Wie is bevriend met wie? Over het ontstaan van vriendschappen. Justitiële

verkenningen: sociale netwerkanalyse. 6(5). Pp. 109-121

Völker, B., Andriessen, I., & Posthumus, H. (2014). Gesloten werelden? Sociale contacten tussen lager-en hogeropgeleiden. In M. Bovens, P. Dekker & W. Tiemeijer (red.): Gescheiden werelden: een verkenning van sociaal-culturele tegenstellingen in Nederland. (pp. 217-234). Den Haag: SCP.

Völker, B., Baerveldt, C., & Driessen, F. (2015). Vriendschap en criminaliteit bij jongeren. In I. Weijers, & C. Eliaerts (Red.), Jeugdcriminologie: achtergronden van

jeugdcriminaliteit. (pp. 259-272). Den Haag: Boom Lemma

Warde, A. (2006). Cultural Capital and the place of sport. Cultural trends. 15(2/3), 107- 122. Wilterdink, N. (2009). Stratificatie. In N. Wilterdink & B. van Heerikhuizen (Red.),

Samenlevingen: inleiding in de sociologie. (pp. 259-291). Groningen/Houten:

(37)

BIJLAGEN Bijlage 1 vragenlijst: Beste voetballer, Hierbij wil ik je uitnodigen om mee te werken aan een onderzoek vanuit de Universiteit van Amsterdam over vriendschappen binnen voetbalelftallen in de IJmond. Het onderzoek zal bestaan uit een aantal vragen over jou, je werk en je relatie met je teamgenoten. Het onderzoek bestaat uit 11 korte vragen en zal ongeveer 5-10 minuten duren. Je anonimiteit is gewaarborgd en de gegevens zullen niet aan derden worden verstrekt. De namen die jij invult zullen zo snel mogelijk veranderd worden in anonieme namen en alleen door mij gelezen worden. Je kunt altijd weigeren om aan het onderzoek mee te doen door de vragenlijst niet in te vullen of achteraf een e-mail te sturen naar manouk.heesterbeek@student.uva.nl. Jouw gegevens zullen dan uit de dataset worden gehaald. Voor meer informatie, vragen of kritiek kun je ook altijd mailen naar bovenstaand e-mailadres. Als je deze vragenlijst ingevuld bij mij inlevert zullen de door jou ingevulde gegevens gebruikt worden voor dit onderzoek. Ik hoop je hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en dank je bij voorbaat hartelijk voor de deelname aan dit onderzoek. Met vriendelijke groet, Manouk Heesterbeek

Wat is je naam? Voornaam + achternaam.

(alle namen zullen zo snel mogelijk anoniem worden gemaakt) _____________________________________________ Bij welke club speel je?

(38)

In welk elftal speel je? __________

Wat is je hoogst voltooide opleiding? a. Lagere school b. Middelbare school c. MBO 1-2 d. MBO 3-4 e. HBO f. WO g. Post doctoraal Hoe oud ben je?

__________

Werk je? Omcirkel het juiste antwoord

Ja / Nee

à Zo ja, vink het juiste antwoord/de juiste antwoorden aan: Ik ben o fulltime medewerker o parttime medewerker o zzp’er o flexwerker o ondernemer o werkende naast mijn studie o anders, namelijk _________________________________

àZo ja, waar werk je?

____________________________________________________________

à Zo ja, wat is jouw functie binnen het bedrijf (schrijf deze zo precies mogelijk op) ____________________________________________________________

____________________________________________________________ ____________________________________________________________ ____________________________________________________________ ____________________________________________________________

(39)

Studeer je? Omcirkel het juiste antwoord

Ja / Nee

àZo ja, wat studeer je?

____________________________________________________________ àAan welke school/opleidingsinstituut?

____________________________________________________________

Zijn er binnen het elftal personen die jij als vriend beschouwd? Omcirkel het juiste antwoord

Ja / Nee

à zo ja, vink aan wie (meerdere antwoorden mogelijk)? o naam 1 o naam 2 o naam 3 o naam 4 o naam 5 o naam 6 o naam 7 o naam 8 o naam 9 o naam 10 o naam 11 o naam 12 o naam 13 o naam 14 o naam 15

Wie van je team spreek je buiten de voetbaltrainingen en wedstrijden, bijvoorbeeld via whatsapp (de whatsappgroep van het elftal valt hierbuiten)?

(meerdere antwoorden mogelijk) o naam 1 o naam 2 o naam 3 o naam 4 o naam 5 o naam 6 o naam 7 o naam 8 o naam 9 o naam 10 o naam 11 o naam 12 o naam 13 o naam 14 o naam 15 o Ik spreek buiten de voetbaltrainingen en wedstijden nooit een teamgenoot

Met wie van je team spreek je buiten de voetbaltrainingen en wedstrijden weleens af? (meerdere antwoorden mogelijk)

o naam 1 o naam 2 o naam 3 o naam 4 o naam 5 o naam 6 o naam 7 o naam 8 o naam 9 o naam 10 o naam 11 o naam 12 o naam 13 o naam 14 o naam 15

(40)

o Ik spreek buiten de voetbaltrainingen en wedstijden nooit af met een teamgenoot Zie je teamgenoten meerdere keren per week buiten de voetbaltrainingen en wedstrijden om? Omcirkel het juiste antwoord

Ja / Nee

à Zo ja, geef aan welke teamgenoten (meerdere antwoorden mogelijk)? o naam 1 o naam 2 o naam 3 o naam 4 o naam 5 o naam 6 o naam 7 o naam 8 o naam 9 o naam 10 o naam 11 o naam 12 o naam 13 o naam 14 o naam 15

à Wat doen jullie dan meestal? (meerdere antwoorden mogelijk) _____________________________________________________ _____________________________________________________ _____________________________________________________ _____________________________________________________

Als jij een probleem hebt op het werk, zou jij dit dan bespreken met personen uit je voetbalteam? Omcirkel het juiste antwoord

Ja / Nee

à zo ja, met wie (meerdere antwoorden mogelijk)? o naam 1 o naam 2 o naam 3 o naam 4 o naam 5 o naam 6 o naam 7 o naam 8 o naam 9 o naam 10 o naam 11 o naam 12 o naam 13 o naam 14 o naam 15

Als jij een probleem hebt met je huisgenoten/familie/partner, zou jij dit dan bespreken met personen uit je voetbalteam? Omcirkel het juiste antwoord

Ja / Nee

à zo ja, met wie (meerdere antwoorden mogelijk)? o naam 1 o naam 2 o naam 3 o naam 4 o naam 5 o naam 6 o naam 7 o naam 8 o naam 9 o naam 10 o naam 11 o naam 12 o naam 13 o naam 14 o naam 15

(41)

Als jij een nieuwe baan zoekt, zijn er dan personen uit jouw voetbalteam die je zouden kunnen helpen aan een baan? Omcirkel het juiste antwoord

Ja / Nee

à zo ja, wie (meerdere antwoorden mogelijk)? o naam 1 o naam 2 o naam 3 o naam 4 o naam 5 o naam 6 o naam 7 o naam 8 o naam 9 o naam 10 o naam 11 o naam 12 o naam 13 o naam 14 o naam 15

Als jij geld te kort komt, van welke personen uit jouw team zou jij dan 50 euro kunnen lenen? Vink maximaal 5 namen aan.

o Naam 1 o Naam 2 o Naam 3 o Naam 4 o Naam 5 o Naam 6 o Naam 7 o Naam 8 o Naam 9 o Naam 10 o Naam 11 o Naam 12 o Naam 13 o Naam 14 o Naam 15

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(Programmatische vooronderstellingen voor een reorganisatie van de medische diensten in gevangenissen). Rassegna di studi.penitenziari, 27e jrg., nr. Volgens de auteur is

Goedendag, Wij zijn/ Mijn naam is (Sandra, Mark, Sies en/of Lissie) van de hogeschool Van Hall Larenstein in Leeuwarden. Allereerst willen wij u bedanken dat u tijd voor dit

In 2050 zouden er in Brussel vijftig procent meer kinderen zijn dan vandaag, zo wordt voor- speld. Bianca Debaets beseft dat onze hoofdstad zich op die groei

Aangezien we ook voor deze laatste groep een afnemende trend konden waarnemen, kunnen we conduderen dat intergenerationele mobiliteit we1iswaar van invloed is op de

In dit artikel hebben we procedures gepresenteerd om te komen tot maten voor beroepsstatus op basis van de onlangs gepubliceerde SBC-92 van het Centraal Bureau voor de Statistiek:

heid enerzijds, indicatoren van maatschappelijke malaise en evaluaties van de gang van zaken in de samenleving anderzijds, zorgvuldig van elkaar moeten onderscheiden en

.Qgriste1ik-!'!~ionale Onder~beleid, opgestel en uitgegee deur die I:C.N.o.~~ohannesburg, 1948. Jannie gaan Kleuterskool toe, deur A. Kleuterskole.in Suid-Afrika, _deur

opheffen van de diepe beet met een opbeetplaat, corrigeren van de inversie van het bovenfront met diezelfde opbeetplaat waarin ook een protrusieveer is geplaatst, en daarna correctie