• No results found

De rol van bekendheid met allochtonen bij herkenning van wapens na Marokkaanse en zwarte primes

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De rol van bekendheid met allochtonen bij herkenning van wapens na Marokkaanse en zwarte primes"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Rol van Bekendheid met Allochtonen bij Herkenning van Wapens

na Marokkaanse en Zwarte Primes

Door: Sharon van den Bosch

Studentnummer: 10449329 Begeleider: Marte Otten Datum: 01/07/2015 Woorden: 5456

(2)

Inhoudsopgave Abstract blz. 3 Inleiding: blz. 3 Methode: blz. 8 Resultaten: blz. 12 Discussie blz. 15 Literatuurlijst: blz. 19

(3)

Abstract

In dit onderzoek is gekeken of wapens vaker en sneller worden geïdentificeerd dan gereedschappen na Marokkaanse en zwarte primes. Verder is gekeken of

bekendheid met allochtonen hierbij een rol speelt. Er deden 39 deelnemers mee, die na aanbieding van Marokkaanse, zwarte of witte primes gevolgd door een target (wapen of gereedschap), zo snel mogelijk moesten aangeven of het een wapen of gereedschap was. Door middel van een vragenlijst is bekendheid met allochtonen onderzocht. Uit de resultaten bleek dat wapens sneller worden geïdentificeerd dan gereedschappen na Marokkaanse en zwarte primes, en niet na witte primes. Verder was er een significante interactie tussen primes en targets op de accuratesse.

Bekendheid met allochtonen speelde geen rol bij het sneller identificeren van wapens.

Een Raciale Bias bij het Identificeren van Wapens Op 24 november 2013 werd de zeventienjarige Rishi Chandrikasing

neergeschoten door een agent op het Haagse Holland Spoor. Volgens NS-personeel zou hij een vuurwapen bij zich hebben en daarmee hebben gedreigd. Nadat Rishi Chandrikasing doodgeschoten was bleek dat hij ongewapend was (“Agent die”, 2013). Rishi was een getinte jongen van Hindoestaanse afkomst. Volgens familie en vrienden van Rishi zou de politie agent anders hebben gehandeld als Rishi een blanke autochtone jongen zou zijn geweest. Het komt vaker voor dat politie agenten denken dat mensen bewapend zijn en een bedreiging kunnen vormen en dat achteraf blijkt dat deze mensen ongewapend waren. Een opvallende component van deze

misinterpretatie is dat het vaak gaat om mensen met een donkere huidskleur. Deze misinterpretatie kan zorgen voor onterecht schieten op niet bedreigende,

onbewapende burgers, wat kan leiden tot ernstige verwondingen of soms zelf tot dood (Fyfe, 1982). Er zijn een aantal onderzoeken gedaan waaruit inderdaad blijkt dat wapens sneller worden geïdentificeerd en dat foute identificaties van wapens meer voorkomen bij zwarte prime gezichten dan bij blanke prime gezichten. In dit onderzoek willen we kijken of dit ook voorkomt in de Nederlandse populatie.

Daarnaast willen we kijken of het sneller en vaker fout identificeren van wapens ook voorkomt bij Marokkaanse primes.

Om een beter beeld te krijgen van de misidentificatie van wapens bij zwarte targets, zullen we een paar onderzoeken benoemen. Uit onderzoek van Payne (2001) blijkt dat mensen de neiging hebben om ongevaarlijke gereedschappen onjuist als

(4)

wapen te identificeren onder tijdsdruk en sneller als wapen te identificeren zonder tijdsdruk op het moment dat de gereedschappen kort na zwarte prime gezichten werden getoond. Correll, Park, Judd & Wittenbrink (2002) hebben onderzocht wat het effect is van het type target op het wel of niet schieten in een videogame. Hierbij hadden Afrikaanse Amerikaanse of blanke targets wapens of objecten vast en moesten deelnemers schieten als het target een wapen was en niet schieten bij andere objecten. Uit dit onderzoek blijkt dat zowel blanke als Afrikaans Amerikaanse deelnemers sneller schieten bij Afrikaans Amerikaanse targets met een wapen dan bij blanke targets met een wapen. Daarnaast besloten deelnemers sneller dat een object geen wapen was bij blanke targets dan bij Afrikaans Amerikaanse targets (Correll, Park, Judd & Wittenbrink, 2002). In een ander onderzoek werden blanke en zwarte criminelen, politie agenten en burgers met wapens of objecten gesimuleerd door middel van virtual reality (Greenwald, Oakes & Hoffman, 2003). Uit dit onderzoek kwam naar voren dat wapens bij zwarte targets minder goed te onderscheiden waren van ongevaarlijke objecten in vergelijking met wapens bij blanke targets. Daarnaast werden objecten bij zwarte targets eerder geclassificeerd als wapen (Greenwald,

Oakes & Hoffman, 2003). Al deze onderzoeken tonen aan dat er een raciale bias is bij

het identificeren van wapens.

Er zijn verschillende verklaringen voor deze raciale bias. Een van de verklaringen is dat misidentificatie veroorzaakt wordt door verstoorde percepties. Volgens de illusory perception hypothesis nemen deelnemers de objecten verkeerd waar, wat zorgt voor een perceptuele illusie. Zo kunnen raciale cues zorgen voor aangepaste waarneming van een object. Deze raciale cues worden namelijk

geassocieerd met aannames en stereotypen. De raciale bias bij de misidentificatie van wapens zou te verklaren zijn door de aanname dat Afrikaans Amerikaanse mannen erg gevaarlijk zijn (Payne, 2005). Een andere verklaring is dat misidentificatie

veroorzaakt wordt doordat er storingen zijn in de controle op responsen. De executive failure hypothesis stelt dat biasen kunnen optreden als mensen er niet in slagen om acties uit te voeren zoals ze van plan zijn. Bij verminderde executieve controle kan er sneller een automatische respons optreden die niet altijd gepast is. Een

ondersteunende bevinding voor deze hypothese is dat de raciale bias in de wapen identificatie taak afneemt bij toenemende verwerkingstijd (Payne, 2001). Dit komt doordat gecontroleerde processen meer tijd nodig hebben dan automatische

(5)

optreden (Shiffrin & Schneider, 1977).

Uit veel onderzoeken komt de raciale bias van zwarte targets naar voren. Veel van deze onderzoeken zijn in Amerika gedaan (Payne, 2001; Correll et al., 2002; Greenwald et al., 2003). De raciale bias zou verklaard kunnen worden door de

negatieve stereotypering van zwarte Amerikanen in Amerika. Anders dan in Amerika bestaan er in Nederland ook negatieve vooroordelen tegen Marokkanen die in

Nederland wonen. Uit een hiërarchische verdeling van Hagendoorn (1993) blijkt dat autochtone Nederlanders het minst sociale afstand prefereren van Noord Europeanen, daarna van Joden, Zuid-Europeanen, Surinamers en Turken en Marokkanen onderaan de hiërarchie. Dit betekent dat autochtone Nederlanders het minst graag in contact komen met Marokkanen. Dotsch, Wigboldus, Langner en van Knippenberg (2008) onderzochten of meer bevooroordeelde Nederlanders meer negatieve stereotype mentale representaties van Marokkaanse gezichten hebben. Uit dit onderzoek blijkt dat Nederlanders die meer bevooroordeeld zijn, meer criminele prototypen van Marokkaanse gezichten hebben dan mensen die minder bevooroordeeld zijn (Dotsch et al., 2008). Doordat prototypische exemplaren sneller verwerkt worden

(Winkielman, Halberstadt, Fazendeiro, & Catty, 2006), zullen bevooroordeelde mensen het makkelijker vinden om crimineel uitziende Marokkaanse gezichten als Marokkaans te categoriseren dan om onschuldig uitziende Marokkaanse gezichten als Marokkaans te categoriseren. Dit automatische proces kan bijdragen aan het behoud van stereotypering (Dotsch et al., 2008).

Bij deze vooroordelen kan er onderscheid worden gemaakt tussen impliciete en expliciete vooroordelen. In het onderzoek van Dotsch en Wigboldus (2008) zijn impliciete en expliciete associaties met Marokkanen onderzocht. Voor het meten van onbewuste associaties met Marokkanen hebben zij gebruik gemaakt van de Implicit Association Task (IAT). Met behulp van de IAT is gekeken hoe sterk mensen Marokkaanse namen met positieve en negatieve woorden associëren. Deelnemers moesten Marokkaanse namen (zoals Achmed en Mustafa) en positieve en negatieve woorden (liefde, vrede, oorlog, pijn) categoriseren in een congruent (Marokkaanse namen en negatieve woorden) en incongruent blok (Marokkaanse namen en positieve woorden). Uit de resultaten bleek dat deelnemers meer moeite hadden om

Marokkanen en positieve woorden met dezelfde toets te categoriseren, dan om Marokkanen en negatieve woorden met dezelfde toets te categoriseren. Dit wijst erop dat deelnemers sterkere negatieve associaties dan positieve associaties hebben met

(6)

Marokkaanse namen. Ook ondersteunen deze bevindingen het idee dat automatische activatie van aangeleerde vooroordelen optreedt als een kenmerk van deze

vooroordelen te zien is. De automatische activatie bij Marokkaanse namen gaat gepaard met affectieve reacties en met een aversieve, oncontroleerbare reactie (Dotsch & Wigboldus, 2008). Expliciete vooroordelen over Marokkanen zijn in het onderzoek van Dotsch en Wigboldus (2008) gemeten met een 7-puntenschaal, waarbij ze aan moesten geven in hoeverre ze het eens waren met een stelling (bijvoorbeeld “Ik houdt niet van Marokkanen”). Hieruit bleek dat deelnemers Marokkanen iets boven het midden van de 7-puntenschaal scoren. Hieruit kan worden afgeleid dat expliciete vooroordelen over Marokkanen geen rol spelen bij de automatische activatie van impliciete aangeleerde vooroordelen.

Het is dus duidelijk dat er in Nederland negatieve vooroordelen bestaan tegen Marokkanen. Uit eerder onderzoeken met de wapenidentificatietaak blijkt dat mensen wapens vaker en sneller identificeren als deze gepaard gaan met zwarte prime

gezichten (Payne, 2001; Correll et al., 2002; Greenwald et al., 2003). Er is echter nog geen onderzoek of mensen ook vaker en sneller wapens identificeren na aanbieding van Marokkaanse primes. In ons onderzoek gaan we kijken of de raciale bias bij de herkenning van wapens niet alleen bij zwarte gezichten, maar ook bij Marokkaanse gezichten voorkomt. We gaan dit onderzoeken in de Nederlandse populatie en maken hierbij gebruik van dezelfde wapenidentificatie taak als uit het onderzoek van Payne (2005), met toevoeging van Marokkaanse gezichten. Daarnaast kijken we of de eerder genoemde effecten van zwarte prime gezichten ook gelden in de Nederlandse

populatie. Hierbij kijken we niet alleen naar de accuratesse (het percentage goede responsen), maar ook naar de reactietijden van wapens en gereedschappen na het zien van Marokkaanse, zwarte en witte gezichten.

Een interessante conclusie uit het eerder genoemde onderzoek van Correll et al. (2002) is dat de mate van contact met Afrikaans Amerikanen een rol speelt bij het sneller herkennen van wapens na Afrikaans Amerikaanse targets. Uit dit onderzoek bleek dat deelnemers sneller schieten bij bewapende Afrikaans Amerikaans targets dan bij bewapende witte targets en dat dit verschil minder groot is bij deelnemers die meer contact hebben met Afrikaans Amerikanen (Correll et al., 2002). In dit

onderzoek wordt naast de mogelijke verschillen in accuratesse en reactietijden ook onderzoeken of bekendheid met allochtonen een rol speelt bij deze verschillen. Hierbij wordt gekeken naar het effect van bekendheid met allochtonen, bekendheid

(7)

met zwarten en bekendheid met mensen uit het Midden-Oosten.

Er zijn verschillende hypothesen over de rol van bekendheid met mensen van een andere afkomst op positieve en negatieve vooroordelen. Volgens de Contact Hypothese zorgt contact tussen mensen van verschillende afkomst voor een positievere houding tegen mensen van een andere afkomst (Allport, 1954). De

Contact Hypothese stelt dat interpersoonlijk contact een van de meest effectieve

manieren is om vooroordelen tussen meerderheids- en minderheidsgroepen te verminderen (Allport, 1954). Bevindingen die deze hypothese ondersteunen komen onder andere uit het onderzoek van Sigelman en Welch (1993). Uit dit onderzoek blijkt dat vriendschappen tussen zwarte en blanke mensen ervoor zorgen dat negatieve vooroordelen over de andere groep verminderen (Sigelman en Welch, 1993). Ook uit het onderzoek van Henry en Hardin (2006) komt naar voren dat expliciete

vooroordelen over zwarte mensen en moslims verminderen bij meer contact. Impliciete vooroordelen verminderen echter alleen bij zwarte mensen over blanke mensen en bij moslims over christelijken, maar niet andersom. Een andere bekende hypothese over vooroordelen naar minderheidsgroepen is de Parasociale Contact Hypothese. Volgens Horton en Wohl (1956) zorgt de media (radio, televisie en films) voor een illusie van persoonlijke relaties met personen. De Parasociale Contact Hypothese stelt dat als mensen massamedia communicatie op dezelfde manier verwerken als interpersoonlijke interactie, dan zullen dezelfde sociale effecten ook gelden in een parasociale context (Schiappa, Gregg & Hewes, 2005). Deze hypothese wordt bevestigd door het onderzoek van Schiappa, Gregg en Hewes (2005) waaruit blijkt dat meer parasociaal contact inderdaad geassocieerd wordt met minder sterke vooroordelen.

In ons onderzoek zullen dus verschillende vragen worden onderzocht. De hoofdvraag is of mensen uit de Nederlandse populatie wapens eerder herkennen dan gereedschappen na Marokkaanse en zwarte primes. Hierbij wordt gekeken naar de accuratesse en reactietijd van wapens en gereedschappen in de Marokkaanse, zwarte en witte prime conditie. Aan de hand van eerdere onderzoeken wordt verwacht dat deelnemers targets (wapen of gereedschap) vaker als wapen identificeren na zwarte primes dan na witte primes (Payne, 2001; Correll et al., 2002; Greenwald et al., 2003). Verder wordt verwacht dat deelnemers wapens sneller identificeren dan gereedschappen na aanbieding van zwarte primes. In de witte prime conditie worden geen verschillen in de reactietijd tussen wapens en gereedschappen verwacht (Payne,

(8)

2001; Correll et al., 2002; Greenwald et al., 2003). Dit kan onder andere worden verklaard door de negatieve stereotypering van zwarte mensen. Daarnaast wordt verwacht dat deelnemers targets vaker als wapen identificeren na Marokkaanse primes dan na witte primes. Ook wordt verwacht dat deelnemers wapens sneller identificeren dan gereedschappen na Marokkaanse primes. Dit zou kunnen worden verklaard door de sterkere impliciete negatieve vooroordelen over Marokkanen in Nederland (Dotsch et al., 2008; Winkielman et al., 2006; Dotsch & Wigboldus, 2008). Verder wordt gekeken of bekendheid met allochtonen een rol speelt bij de verwachte verschillen in accuratesse en reactietijd. Hierbij wordt verwacht dat meer bekendheid met allochtonen zorgt voor minder vaak en minder snel identificeren van wapens bij Marokkaanse en zwarte primes. Aan de hand van het onderzoek van Correll et al. (2002) wordt verwacht dat meer bekendheid met zwarte allochtonen zorgt voor minder vaak en minder snel identificeren van wapens bij zwarte primes. Daarnaast wordt verwacht dat meer bekendheid met allochtonen uit het Midden-Oosten zorgt voor minder vaak en minder snel identificeren van wapens bij Marokkaanse primes. Deze verwachtingen zouden kunnen worden verklaard door de Contact Hypothese, die stelt dat meer interpersoonlijk contact tussen mensen van verschillende afkomst zorgt vermindering van negatieve (impliciete en expliciete) vooroordelen (Allport, 1954; Sigelman & Welch, 1993, Henry & Hardin, 2006).

Methode

Deelnemers

Aan dit onderzoek hebben 44 deelnemers meegedaan. Hiervan waren 39 deelnemers van Nederlandse afkomst. Deelnemers die niet in Nederland zijn geboren, worden niet meegenomen in dit onderzoek. Er deden 10 mannen en 29 vrouwen mee. De leeftijd van de deelnemers lag tussen 15 en 54 jaar, met een gemiddelde van 23 jaar. De deelnemers zijn geworven via de proefpersonen site voor psychologie

studenten van de Universiteit van Amsterdam en door middel van flyers. Als beloning kregen deelnemers een proefpersoon punt of 10 euro.

Materialen

Voor het onderzoeken van de misidentificatie van wapens is gebruik gemaakt van de wapen identificatie taak. Voor deze computertaak zijn primestimuli van blanke, zwarte en Marokkaanse gezichten gebruikt en targets van vuurwapens en

(9)

gereedschappen. De primestimuli van zwarte gezichten en de targets van vuurwapens en gereedschappen komen uit de California face database die ook zijn gebruikt in het onderzoek van Payne (2001). De prime stimuli van blanke en Marokkaanse gezichten komen uit de database van de Radboud Universiteit Nijmegen en zijn onder andere gebruikt in het onderzoek van Dotsch (2008). Er zijn 16 blanke gezichten, 16 zwarte gezichten en 16 Marokkaanse gezichten met een neutrale gezichtsuitdrukking gebruikt. Daarnaast zijn dezelfde blanke gezichten gebruikt met een boze

gezichtsuitdrukking. Alle gezichten hebben drie verschillende eye-gaze directions, namelijk ogen die naar links kijken, ogen die naar rechts kijken en ogen die recht vooruit kijken. In dit onderzoek worden zestien blokken van 64 gebruikt waarbij alle condities binnen elk blok willekeurig verdeeld zijn. Daarnaast is gebruik gemaakt van de IAT (Implicit Association Task), waarmee impliciete associaties met Marokkanen en zwarten wordt gemeten.

Voor de deelvraag over de rol van bekendheid met allochtonen is er een exit-vragenlijst afgenomen. In deze exit-vragenlijst worden algemene vragen, vragen over afkomst van deelnemers en vragen over bekendheid met allochtonen gevraagd. In de algemene vragen wordt gevraagd naar leeftijd en geslacht. Bij vragen over afkomst wordt gevraagd waar iemand is geboren, waar zijn/haar vader en moeder zijn geboren, of iemand zichzelf als allochtoon of als autochtoon definieert en of de samenleving diegene als allochtoon of al autochtoon definieert. Bij de vragen over bekendheid met allochtonen wordt gevraagd naar het aantal allochtone vrienden, meer oppervlakkige kennissen, het percentage allochtonen in de buurt waarin iemand is opgegroeid en het percentage allochtonen in de buurt waar iemand nu woont. Daarbij werd onderscheid gemaakt in verschillende allochtone groepen, namelijk

Marokkaans, Turks, anderszins afkomstig uit het Midden-Oosten, Antilliaans, Surinaams anderszins van Afrikaanse oorsprong en niet-westerse allochtonen van andere afkomst. Bij het aantal vrienden en oppervlakkige kennissen werd ook gevraagd naar het totaal aantal vrienden en kennissen, om het percentage allochtone vrienden en kennissen te meten.

Procedure

Deelnemers kregen voor het experiment eerst een korte uitleg van het

onderzoek en instructies voor de computertaak. Ze hadden de gelegenheid om vragen te stellen als er iets onduidelijk was. In de uitleg stond vermeld dat op een computer

(10)

ambigue plaatjes van een vuurwapen of gereedschap worden aangeboden. Daarbij is het de bedoeling om deze plaatjes zo snel mogelijk te labelen als wapen of

gereedschap en daarbij zo min mogelijk fouten te maken. Voorafgaand aan deze plaatjes werden gezichten getoond. Er werd verteld dat ze hier niks mee hoeven te doen en dat deze als waarschuwing dienen voor het ambigue plaatje wat daarop volgt. Nadat ze het informed consent hadden gelezen en ondertekend kon het experiment beginnen.

Ze begonnen met de wapen identificatie taak. Deze taak bevat 5 oefentrials gevolgd door zestien ronden van 64 trials. Tussen elke ronde kon een pauze van een minuut worden gehouden. Elke trial bestond uit een masker van 500 ms., gevolgd door een prime (gezicht) van 200 ms., gevolgd door de target (vuurwapen of gereedschap) van 50 ms. en daarna weer een masker totdat de deelnemer heeft gereageerd. Deelnemers moesten na elke trial zo snel mogelijk aangeven of het een vuurwapen of een gereedschap was door op de A-toets of L-toets te drukken. Hierna deden deelnemers de IAT. Deze categorisatietaak bestond uit een onderdeel met blanke, zwarte en Marokkaanse gezichten en uit een onderdeel met woorden. Bij beide onderdelen moesten deelnemers de gezichten of woorden labelen met woorden die bovenaan in het scherm stonden.

Tot slot werd de exit vragenlijst schriftelijk afgenomen. Daarna kreeg de deelnemer nog een debriefing over het doel van het onderzoek en konden er nog vragen worden gesteld. Ook werd er na afronding van het experiment een

proefpersoonpunt toegekend aan de deelnemer. De totale duur van het experiment was ongeveer 45 minuten.

Databehandeling

De data van de wapen identificatietaak en van de vragenlijst zijn verzameld en er is gecontroleerd welk deel van de data wel en niet kan worden meegenomen voor de analyses. Bij de reactietijden en accuratesse zijn nulresultaten verwijderd.

Nulresultaten komen voor als er een respons gegeven wordt, voordat het wapen of gereedschap zichtbaar is en deze resultaten kunnen daarom niet meegenomen worden. Daarnaast zijn bij de reactietijden de outliers verwijderd. Hierbij is hetzelfde

criterium aangehouden als bij het onderzoek van Payne (2001). Alle reactietijden die meer dan twee standaarddeviaties boven of onder de gemiddelde reactietijd van de deelnemer liggen, worden verwijderd. Dit wordt voor alle deelnemers per conditie

(11)

apart gedaan. Daarnaast zijn vijf deelnemers van buitenlandse afkomst geëxcludeerd voor alle analyses, omdat zij mogelijk anders scoren dan de algehele Nederlandse populatie.

Bij de data van de vragenlijst zijn 5 deelnemers geëxcludeerd vanwege foutieve antwoorden. Er worden dus 34 deelnemers meegenomen bij de analyse van de rol van bekendheid met allochtonen op mogelijke interactie-effecten.

Data-analyse

In dit onderzoek wordt als eerste gekeken naar verschillen in de accuratesse van wapens en gereedschappen na het aanbieden van Marokkaanse, zwarte en witte primes. Daarbij wordt gekeken naar verschillen in de accuratesse tussen de

Marokkaanse en de witte conditie en tussen de zwarte en de witte conditie. Alle deelnemers doorlopen alle condities dus er kan binnen personen met elkaar worden vergeleken. Om de accuratesse van wapens en gereedschappen tussen de condities met elkaar te vergelijken wordt er eerst een Factorial Repeated Measures Anova uitgevoerd. Hiermee wordt gekeken of er hoofdeffecten aanwezig zijn en of er een interactie-effect is. Als er een interactie-effect is, wordt er een follow-up afhankelijke t-toets uitgevoerd. Hiermee kan worden geanalyseerd of en in welke mate de

accuratesse van wapens en gereedschappen bij de Marokkaanse, zwarte en blanke conditie van elkaar verschillen.

Daarnaast wordt gekeken of er verschillen zijn in de reactietijd tussen wapens en gereedschappen bij de Marokkaanse, zwarte en witte conditie. Ook hier kan een Factorial Repeated Measures Anova worden uitgevoerd. Daarmee kan worden gekeken of er hoofdeffecten zijn en of er een interactie-effect is tussen het type prime en het type target. Als er een interactie-effect is, wordt er een follow-up afhankelijke t-toets uitgevoerd, waarmee wordt getoetst of en in welke mate de reactietijd van wapens en gereedschappen van elkaar verschillen in de Marokkaanse, zwarte en blanke conditie.

Als de accuratesse en/of de reactietijden van wapens en gereedschappen van elkaar verschillen in de Marokkaanse en zwarte conditie en niet in de witte conditie, dan wordt er gekeken of bekendheid met allochtonen een rol speelt bij deze

verschillen. Bij het meten van bekendheid met allochtonen worden verschillende factoren samengenomen, namelijk het percentage buitenlandse vrienden, het percentage buitenlandse kennissen, het percentage allochtonen in de buurt waarin

(12)

iemand is opgegroeid en het percentage allochtonen in de buurt waarin iemand nu woont. De variabele bekendheid met allochtonen is dus het totale percentage van deze factoren. Om de rol van bekendheid met allochtonen op de hoofdeffecten en

interactie-effecten van de primes en targets te meten, wordt dezelfde Factorial Repeated Measures Anova uitgevoerd met bekendheid met allochtonen als covariaat. Eventueel wordt er op dezelfde manier ook gekeken naar de rol van bekendheid met de subgroep allochtonen uit het Midden-Oosten (Marokkanen, Turken en allochtonen anderszins afkomstig uit het Midden-Oosten) en naar de rol van bekendheid met de subgroep zwarten (Antillianen, Surinamers en allochtonen anderszins van Afrikaanse oorsprong). Dit wordt echter alleen gedaan als deze subgroepen onderling niet

correleren. Om de correlatie tussen deze subgroepen te berekenen wordt gebruik gemaakt van de Pearson Correlation. Daarnaast wordt er een exploratieve analyse uitgevoerd, om te kijken welke factoren uit de exit vragenlijst mogelijk een rol spelen bij het interactie-effect van het type prime en het type target en bij het hoofdeffect van primes.

Als bij een van deze analyses aan bepaalde assumpties niet is voldaan, zal dit in de resultatensectie worden vermeld.

Resultaten

Onderzoeksresultaten en toetsingsresultaten voor reactietijd en accuratesse Voor elke conditie zijn de gemiddelde reactietijd en de gemiddelde

accuratesse berekend, zie Tabel 1. Om te kijken of er bij de reactietijd een interactie-effect is tussen het type prime en het type target is eerst een Factorial Repeated Measures Anova uitgevoerd. De resultaten tonen een hoofdeffect van de primes op de reactietijd, F(2,76) = 8,770, p < 0,001. Contrasten lieten zien dat de reactietijd van Marokkaanse primes, F(1, 38) = 5,535, p = 0,024, en zwarte primes, F(1, 38) = 13,768, p = 0,001, significant hoger waren dan de reactietijd van blanke

primes. Daarnaast was er ook een hoofdeffect van de targets op de reactietijd, F(1,38) = 7,691, p = 0,009. Contrasten lieten zien dat de reactietijd van de wapens significant hoger is dan de reactietijd van de tools, F(1,38) = 7,691, p = 0,09. Er was een

significant interactie-effect tussen het type prime en het type target op de reactietijd, F(2,76) = 13,214, p < 0,001. Uit de daarop volgende t-toets komen verschillende interactie-effecten naar voren. Bij de Marokkaanse primes is de reactietijd op de wapens sneller dan de reactietijd op de gereedschappen (meandif = -22,32, SD =

(13)

54,40). Dit verschil was significant, t(38)= -2,563, p = 0,014. Ook bij de zwarte primes is de reactietijd op wapens sneller dan de reactietijd op gereedschappen (meandif = -34,60, SD = 44,60). Dit verschil was significant, t(38)= -4,844, p < 0.001. Bij de blanke primes is er geen significant verschil tussen de reactietijd op de wapens en de reactietijd op de gereedschappen (meandif = 3,27, SD = 46,05, t(38)= 0,444, p = 0,659). De gemiddelde reactietijden van wapens en gereedschappen per prime conditie zijn weergegeven in Figuur 1.

Ook bij het toetsen van interactie-effecten in de accuratesse is een Factorial Repeated Measures Anova uitgevoerd. Hieruit blijkt geen hoofdeffect van de primes op de accuratesse, F(2,76) = 0,689, p = 0,505. Er waren dus geen hoofdeffecten in de accuratesse bij de Marokkaanse primes, de zwarte primes en de witte primes. Er was daarnaast geen hoofdeffect van de targets op de accuratesse F(1,38) = 0,890, p = 0,351. Er waren dus geen hoofdeffecten in de accuratesse bij de wapens en

gereedschappen. Er was wel een significant interactie-effect tussen het type prime en het type target op de accuratesse, F(2,76) = 3,275, p = 0,043. Uit de t-toets komen echter geen significante interactie-effecten binnen de Marokkaanse en zwarte conditie naar voren. Er is geen significant verschil tussen de accuratesse van wapens en de accuratesse van gereedschappen na Marokkaanse primes (meandif = 0,02, SD = 0,17, t(38) = 0,760, p = 0,452). Daarnaast is er geen significant verschil tussen de

accuratesse van de wapens en de accuratesse van de gereedschappen na zwarte primes (meandif = 0,05, SD = 0,17, t(38) = 1,836, p = 0,074). Er was zoals verwacht geen verschil tussen de accuratesse van de wapens en de accuratesse van de gereedschappen na witte primes (meandif = 0,01, SD = 0,20, t(38) = 0,156, p = 0,877).

Tabel 1

Gemiddelde Reactietijd en Gemiddelde Accuratesse van de Verschillende Prime Condities en Targets

_______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________ Prime Target Gemiddelde SD Gemiddelde SD reactietijd (ms.) accuratesse _______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________ Marokkaans Wapen 430,67 63,86 0,926 0,06 Gereedschap 452,99 90,29 0,906 0,15 Zwart Wapen 431,91 67,63 0,932 0,06 Gereedschap 466,51 82,77 0,880 0,16 Wit Wapen 435,38 59,73 0,912 0,05 Gereedschap 432,11 76,83 0,907 0,18 _______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

(14)

Figuur 1. De gemiddelde reactietijd van wapens en gereedschappen per prime conditie.

Onderzoeksresultaten en toetsingsresultaten voor bekendheid met allochtonen Uit de vorige analyse blijkt dat zowel in de Marokkaanse als in de zwarte conditie de gemiddelde reactietijd van wapens korter is dan de gemiddelde reactietijd van gereedschappen. Om te kijken of bekendheid met allochtonen een rol speelt bij dit interactie-effect, zijn deelnemers onderling vergeleken. Uit de Pearson

Correlation blijkt dat bekendheid met de subgroep Marokkanen, Turken en

allochtonen anderszins afkomstig uit het Midden-Oosten correleert met bekendheid met de subgroep Antillianen, Surinamers en allochtonen anderszins van Afrikaanse oorsprong, r = 0.198, p = 0,26). Doordat bekendheid met deze groepen onderling correleert, worden ze niet apart als covariaat meegenomen in de Factorial Repeated Measures Anova. Er wordt daarom alleen gekeken naar de rol van bekendheid met allochtonen. Uit de Factorial Repeated Measures Anova met bekendheid met

allochtonen als covariaat blijkt dat bekendheid met allochtonen geen invloed heeft op het interactie-effect tussen primes en targets, F(2,64) = 0,997, p = 0,375. Daarnaast heeft bekendheid met allochtonen geen invloed op het hoofdeffect van het type prime op de reactietijd, F(2,64) = 0,259, p = 0,772. Er is was geen hoofdeffect van

bekendheid met allochtonen op de reactietijd, F(1,32) = 0,457, p = 0,504.

Uit exploratieve analyses blijkt dat het percentage Marokkaanse vrienden een rol speelt bij het interactie-effect van primes en targets op de reactietijd, F(2,58) =

(15)

5,466, p = 0.007. Uit de contrastanalyse blijkt deze interactie alleen geldt voor Marokkaanse primes, F(1,29) = 16,979, p < 0,001. Daarnaast speelt het percentage vrienden uit de subgroep Marokkanen, Turken en allochtonen uit het Midden-Oosten ook een rol op het interactie-effect van primes en targets op de reactietijd, F(2,58) = 5,890, p = 0,005. Uit de contrastanalyse blijkt dat ook deze interactie alleen geldt voor de Marokkaanse primes, F(1,29) = 18,167, p < 0,001. Uit verdere exploratieve

analyses blijkt dat het percentage allochtonen in de buurt waar iemand is opgegroeid, het percentage allochtonen in de buurt waar iemand nu woont en het percentage allochtone kennissen geen rol spelen bij het interactie-effect van primes en targets op de reactietijd (p > 0,05). Ook bij de subgroep allochtonen uit het Midden-Oosten en bij de subgroep zwarten spelen deze factoren geen rol bij het interactie-effect van primes en targets op de reactietijd (p > 0,05).

Discussie

In dit onderzoek is gekeken of mensen uit de Nederlandse populatie wapens eerder herkennen dan gereedschappen na Marokkaanse en zwarte primes. Uit de resultaten kan worden geconcludeerd dat wapens sneller worden geïdentificeerd dan gereedschappen na aanbieding van Marokkaanse en zwarte primes. Er waren geen verschillen in de reactietijd van wapens en gereedschappen na aanbieding van witte primes. Deze resultaten ondersteunen bevindingen van eerder onderzoek waarbij wapens sneller worden geïdentificeerd bij zwarte primes dan bij witte primes (Payne, 2001; Correll et al., 2002; Greenwald et al., 2003). Dit kan worden verklaard door de (impliciete) negatieve vooroordelen over zwarten. De resultaten van de Marokkaanse primes kunnen worden verklaard door de impliciete negatieve vooroordelen over Marokkanen in Nederland (Dotsch et al., 2008; Winkielman et al., 2006; Dotsch & Wigboldus, 2008). Daarnaast was er een significante interactie tussen het type prime en het type target op de accuratesse, die waarschijnlijk wordt veroorzaakt door een niet significante trend bij de accuratesse van zwarte primes. Er kan op basis van deze resultaten, in tegenstelling tot onze verwachting, worden geconcludeerd dat

deelnemers targets niet vaker als wapen identificeren na het zien van Marokkaanse en zwarte primes.

Ook is gekeken naar de rol van bekendheid met allochtonen bij de verschillen in reactietijd. Uit de resultaten bleek dat bekendheid met allochtonen afkomstig uit het Midden-Oosten correleert met bekendheid met zwarten (Antillianen, Surinamers en

(16)

allochtonen anderszins van Afrikaanse oorsprong). Daardoor kunnen er geen conclusies worden getrokken over bekendheid met deze allochtonen groepen en is alleen gekeken naar bekendheid met allochtonen in het algemeen. Uit de resultaten kan, in tegenstelling tot onze verwachtingen, worden geconcludeerd dat bekendheid met allochtonen geen rol speelt bij minder snelle identificatie van wapens na het zien van Marokkaanse en zwarte primes. De bevindingen uit het onderzoek van Correll et al. (2002) worden hiermee niet ondersteund. Ook bieden deze resultaten geen

ondersteuning voor de Contact Hypothese, die stelt dat meer interpersoonlijk contact tussen mensen van verschillende afkomst zorgt vermindering van negatieve

(impliciete en expliciete) vooroordelen (Allport, 1954; Sigelman & Welch, 1993, Henry & Hardin, 2006).

Uit exploratieve analyses blijkt dat het hebben van meer Marokkaanse

vrienden en meer vrienden afkomstig uit het Midden-Oosten zorgt voor minder snelle identificatie van wapens na het zien van Marokkaanse primes. Meer allochtone kennissen of meer allochtonen in de buurt waar iemand woont lijken geen rol te spelen bij het minder snel identificeren van wapens na het zien van Marokkaanse en zwarte primes. Deze resultaten bieden enige ondersteuning voor de Contact

Hypothese (Allport, 1954). Een verklaring voor de rol van vrienden en niet van oppervlakkige kennissen of mensen uit de buurt zou kunnen zijn dat er bij vrienden meer interpersoonlijk contact is dan bij oppervlakkige kennissen of mensen uit de buurt, wat kan zorgen voor vermindering van negatieve vooroordelen. Aangezien het om exploratieve analyses gaat kunnen hier echter geen conclusies uit worden

getrokken. Vervolgonderzoek is nodig om de rol van allochtone vrienden bij herkenning van wapens na aanbieding van Marokkaanse en zwarte primes beter te onderzoeken en om de Contact Hypothese the ondersteunen.

Er zijn echter wel een paar kanttekeningen over de conclusies van dit onderzoek. Ten eerste is het moeilijk te zeggen welke onderliggende mechanismen ervoor zorgen dat wapens sneller worden geïdentificeerd na aanbieding van

Marokkaanse en zwarte primes en niet na aanbieding van witte primes. Waarschijnlijk spelen impliciete negatieve vooroordelen hierbij een rol en zullen daardoor sneller automatische responsen optreden. Dit kan mogelijk worden verklaard door de executive failure hypothesis die stelt dat automatische responsen sneller optreden bij verminderde executieve controle (Payne, 2001; Shiffrin & Schneider, 1977). Zo zou de korte verwerkingstijd van de Marokkaanse en zwarte gezichten (50 ms.) kunnen

(17)

zorgen voor een meer automatische respons bij het zien van een wapen en dus voor een snellere reactietijd. Er is in dit onderzoek echter niet gekeken of kortere en langere verwerkingstijden van Marokkaanse en zwarte prime gezichten een rol speelt bij snellere en minder snelle identificatie van wapens. Vervolgonderzoek is nodig om meer aanwijzingen te geven voor de executive failure hypothesis. Daarnaast bieden deze bevindingen geen ondersteuning voor de illusory perception hypothesis (Payne, 2005), aangezien wapens niet vaker onjuist worden geïdentificeerd bij Marokkaanse en zwarte primes.

Ook is het onduidelijk of expliciete vooroordelen een rol spelen bij het sneller herkennen van wapens. Uit het onderzoek van Dotsch en Wigboldus (2008) kwam naar voren dat expliciete vooroordelen over Marokkanen geen rol spelen bij de automatische activatie van impliciete vooroordelen. Het zou echter kunnen dat

expliciete vooroordelen wel een rol spelen bij de wapenidentificatietaak. Om erachter te komen of expliciete vooroordelen van Nederlanders een rol spelen bij het sneller identificeren van wapens na Marokkaanse en zwarte primes, zal dit in

vervolgonderzoek expliciet gemeten moeten worden. Dit kan bijvoorbeeld met de 7-puntenschaal, die ook gebruikt is in het onderzoek van Dotsch en Wigboldus (2008). Daarnaast kan op basis van dit onderzoek worden geconcludeerd dat

bekendheid met allochtonen geen rol speelt bij de herkenning van wapens na zwarte of Marokkaanse primes. Mogelijk spelen het aantal Marokkaanse vrienden en vrienden uit het Midden-Oosten wel een rol. Het is echter onduidelijk of dit effect toevallig is gevonden, of dat dit er echt is. Daarnaast is de rol van allochtone vrienden niet optimaal gemeten, omdat dit een erg kleine steekproef was en weinig deelnemers allochtonen vrienden hebben. In een grotere steekproef zouden mogelijk meer

verschillen worden gevonden en kunnen hier beter uitspraken over worden gedaan. In vervolgonderzoek naar de rol van bekendheid met allochtonen, zal daarom beter onderzocht moeten worden of het hebben van allochtone vrienden een rol speelt bij het herkennen van wapens en of de Contact Hypothese hiermee ondersteund wordt. Verder is bekendheid met allochtonen misschien niet volledig gemeten door alleen vrienden, kennissen en buurt mee te nemen en zijn er ook nog andere

variabelen die de sociale perceptie beïnvloeden. Zo zou parasociaal contact ook een rol kunnen spelen bij vermindering van vooroordelen over Marokkanen en zwarten. Volgens de Parasociale Contact Hypothese verwerken mensen communicatie via de media op dezelfde manier als interpersoonlijke interacties. Deze hypothese wordt

(18)

onder andere bevestigd door het onderzoek van Schiappa et al. (2005) waaruit blijkt dat meer parasociaal contact een rol speelt bij vermindering van vooroordelen. Het is echter onduidelijk of de media in Nederland een rol speelt bij vermindering van vooroordelen over Marokkanen en zwarten. In de huidige maatschappij wordt

daarnaast ook veel gebruik gemaakt van social media, zoals facebook en twitter. Ook dit kan mogelijk een rol spelen. In vervolgonderzoek zal daarom beter moeten worden onderzocht welke rol de media heeft bij de herkenning van wapens na Marokkaanse en zwarte primes en of er evidentie is voor de Parasociale Contact Hypothese. Concluderend worden wapens sneller geïdentificeerd dan gereedschappen na aanbieding van Marokkaanse en zwarte primes. Er is geen verschil in de reactietijd na aanbieding van witte primes. Verder is er een significant interactie-effect tussen primes en targets op de accuratesse, die waarschijnlijk wordt gedreven door een niet-significante trend bij de accuratesse van zwarte primes. Hieruit kan worden

geconcludeerd dat er geen verschillen zijn in de accuratesse. Daarnaast speelt bekendheid met allochtonen geen rol bij het sneller identificeren van wapens na het zien van Marokkaanse en zwarte primes. Het is nog onduidelijk wat de onderliggende mechanismen zijn voor de snellere respons en of expliciete vooroordelen ook een rol spelen. Ook is het onduidelijk of bekendheid met allochtonen goed gemeten is en of andere factoren, zoals de media, ook meespelen. Vervolgonderzoek is nodig om hier meer uitspraken over te doen. Aangezien er niet meer misidentificaties van wapens bij Marokkaanse en zwarte gezichten zijn, zullen impliciete vooroordelen in Nederland in tegenstelling tot Amerikaanse bevindingen waarschijnlijk geen rol spelen bij

onterecht schieten van politieagenten op onbewapende Marokkanen en zwarten. Wel kunnen er door impliciete vooroordelen sneller automatische responsen optreden wat kan zorgen voor behoud van stereotypering van Marokkanen en zwarten in

(19)

Literatuurlijst

Agent die Rishi doodschoot krijgt geen straf. (2013, 23 december). Trouw.

Allport, G. W. (1954). The nature of prejudice. Cambridge, MA: Perseus Books.

Correll, J., Park, B., Judd, C. M., & Wittenbrink, B. (2002). The police officer's

dilemma: using ethnicity to disambiguate potentially threatening

individuals. Journal of personality and social psychology, 83(6), 1314.

Dotsch, R., & Wigboldus, D. H. (2008). Virtual prejudice. Journal of experimental

social psychology, 44(4), 1194-1198.

Dotsch, R., Wigboldus, D. H., Langner, O., & van Knippenberg, A. (2008). Ethnic

out-group faces are biased in the prejudiced mind. Psychological

Science, 19(10), 978-980.

Fyfe, J. J. (1982). Blind justice: Police shootings in Memphis. Journal of Criminal Law and Criminology, 73, 707–722.

Greenwald, A. G., Oakes, M. A., & Hoffman, H. G. (2003). Targets of discrimination:

Effects of race on responses to weapons holders. Journal of Experimental

Social Psychology, 39(4), 399-405.

Hagendoorn, L. (1993). Ethnic categorization and outgroup exclusion: cultural values and social stereotypes in the construction of ethnical hierarchies. Ethnic and Racial Studies, 16 (1), 26-51.

Henry, P. J., & Hardin, C. D. (2006). The Contact Hypothesis Revisited Status Bias in the Reduction of Implicit Prejudice in the United States and Lebanon.Psychological Science, 17(10), 862-868.

(20)

interaction: Observations on intimacy at a distance. Psychiatry, 19(3), 215- 229.

Payne, B. K. (2001). Prejudice and perception: the role of automatic and

controlled processes in misperceiving a weapon. Journal of personality

and social psychology, 81(2), 181.

Payne, B. K., Shimizu, Y., & Jacoby, L. L. (2005). Mental control and visual

illusions: Toward explaining race-biased weapon

misidentifications. Journal of Experimental Social Psychology, 41(1), 36-47.

Schiappa, E., Gregg, P. B., & Hewes, D. E. (2005). The parasocial contact

hypothesis. Communication Monographs, 72(1), 92-115.

Shiffrin, R. M., & Schneider, W. (1977). Controlled and automatic human

information processing: II. Perceptual learning, automatic attending and a

general theory. Psychological review, 84(2), 127.

Sigelman, L., & Welch, S. (1993). The contact hypothesis revisited: Black-white

interaction and positive racial attitudes. Social forces, 71(3), 781-795.

Winkielman, P., Halberstadt, J., Fazendeiro, T., & Catty, S. (2006). Prototypes are attractive because they are easy on the mind. Psychological Science, 17, 799– 806.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Soms zijn we ook wel als de eerste: we hebben eigenlijk niet veel zin, maar doen toch wat ons gevraagd werd.. Nog beter is natuurlijk: ‘ja’ zeggen en

Actie 15: Toolbox met best practices en informatiemateriaal landelijk en lokaal Het ministerie van JenV en CCV ontwikkelen en onderhouden in samenspraak met de bij dit

De rol van de Marokkaanse gemeenschap in het project Nieuwe Perspectieven voor Jongeren op Achterstand.. Stedelijke Mar kkaanse Raad

In tabel S wordt de relatie weergegeven tussen de afdoening door de OvJ en verdachten van verschillende etnische afkomst, zonder controle voor andere variabelen.. Er is

Maar, waarschuwt Döpfner, ze zullen niet zo vriendelijk en in een goede bui zijn als voorheen, ze zullen niet luisteren naar e-mails en mobiele telefoongesprekken, zelfs niet die

Indien het antwoord op deze vraag be- vestigend is, is het duidelijk dat het gekozen grond-lucht wapen ook in staat moet zijn deze doelen aan te vallen of wel dat de verdediging

Een belangrijke eyeopener voor vaders, zo merkt Touria, is dat kinderen niet alleen een grote kans hebben om dader te zijn, maar ook om slachtoffer te worden van crimineel

Berekeningen door De Nederlandsche Bank (DNB, 2014) 15 laten zien dat een loonimpuls die niet het gevolg is van de gebruikelijke mechanismen binnen de economie