• No results found

De rol van schadeverzekeraars in het aansprakelijkheidsrecht als crediteuren en aansprakelijk gestelden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De rol van schadeverzekeraars in het aansprakelijkheidsrecht als crediteuren en aansprakelijk gestelden"

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De rol van schadeverzekeraars in het

aansprakelijkheidsrecht als crediteuren

en aansprakelijk gestelden

Vanity van Bueren

19 augustus 2014

(2)

Datum:

19 augustus 2014

Naam:

Vanity van Bueren

Stud.nr.:

10149805

Scriptiebegeleider:

dhr. dr. drs. G.J.P. de Vries

(3)

Inhoudsopgave

Inleiding 1

1. Subrogatie van betalende schadeverzekeraar ex artikel 7:962 BW 3

1.1 Inleiding 3

1.2 Historische ontwikkeling en functie van subrogatie 3

1.3 Voorwaarden voor subrogatie ex artikel 7:962 BW 5

1.4 Beperkingen van het verhaalsrecht 7

1.4.1 Afstand van verhaal 7

1.4.2 Verhaalsimmuniteit 7

1.4.3 Rangorde bij verhaal: geen subrogatie ten nadele van de verzekerde 9

1.4.4 Aard van de aansprakelijkheid 9

1.5 Nemo-plusregel 10

2. Eigen schadevergoedingsrecht van slachtoffer motorrijtuig tegen WAM-verzekeraar

ex art. 6 WAM 13

1.1 Inleiding 13

1.2 Historische ontwikkeling en functie van art. 6 WAM 13

1.3 Het eigen schadevergoedingsrecht ex. art. 6 WAM 14

1.4 Wettelijke en contractuele verweren 16

1.5 Ongedekte schade en het verhaalsrecht van de WAM-verzekeraar 17

3. De directe actie van slachtoffers persoonsschade tegen

aansprakelijkheidsverzekeraar ex artikel 7:954 BW 19

3.1 Inleiding 19

3.2 Historische ontwikkeling en functie van de directe actie 19

3.3 Reikwijdte van de directe actie 21

3.4 ‘Ius Agendi’ 22

3.5 Bevrijdend betalen, beschikkingsdaden en beslag ten laste van verzekerde 23 3.6 Directe actie in vergelijking met eigen recht van art. 6 WAM 23

3.6.1 Strekking 24

3.6.2 Wettelijke en contractuele verweren 24

3.6.3 Beperkingen 25

3.6.4 Regresnemers 26

(4)
(5)

Inleiding

Compensatie van schade is de belangrijkste taak van het aansprakelijkheidsrecht. Indien een persoon schade lijdt waarvoor een derde aansprakelijk is, dan is deze laatste op grond van het aansprakelijkheidsrecht verplicht de geleden vermogensschade te vergoeden.1 Daarbij zijn als partijen vaak niet alleen de schadeveroorzaker en het slachtoffer betrokken, maar kunnen ook schadeverzekeraars als crediteur of aansprakelijk te stellen partij een rol spelen.

Een persoon die schade lijdt, waarvoor een derde aansprakelijk is, is mogelijk zelf verzekerd voor deze schade door middel van een schadeverzekering. De verzekeraar dekt bepaalde risico’s die voor de verzekerde tot vermogensschade kunnen leiden. Uit de verplichting van de schadeverzekeraar tot het dekken van het risico vloeit voor deze

verzekeraar de voorwaardelijke verbintenis voort, na optreden van het verzekerde risico, de eventuele schade te vergoeden aan de verzekerde. Voorbeelden van schadeverzekeringen zijn brandverzekeringen, opstal- en/of inboedelverzekeringen, autoverzekeringen,

reisverzekeringen.2

Het verzekerde slachtoffer zal in die gevallen waarin een derde aansprakelijk is voor schade die onder de dekking valt, een keuze moeten maken of hij de aansprakelijke derde aanspreekt tot vergoeding van zijn schade of dat hij zijn schadeverzekering aanspreekt voor de schade. Het claimen van een uitkering van zijn schadeverzekeraar zal vaak gemakkelijker zijn, omdat bij het claimen van een uitkering kan worden volstaan met het aantonen van geleden schade. Terwijl de verzekerde bij bijvoorbeeld het vorderen van schadevergoeding van de aansprakelijke op grond van onrechtmatige daad, de onrechtmatigheid van die daad dient aan te tonen.3 Indien deze schadeverzekeraars uitkeren, volgen zij de verzekerde bij wijze van subrogatie op in diens rechten jegens de voor de schade aansprakelijke persoon. Daardoor wordt de verzekeraar dus crediteur van deze aansprakelijke persoon.4

Naast de bovengenoemde schadeverzekeringen bestaat er ook de

aansprakelijkheidsverzekering. Deze schadeverzekering dekt het risico van het ontstaan van verbintenissen tot het vergoeden van door een derde geleden schade. De

aansprakelijkheidsverzekeraar kan daarbij niet als crediteur, maar juist als aansprakelijk te stellen persoon worden betrokken bij het aansprakelijkheidsrecht. Op grond van art. 6 Wet

1 Ruitenbeek – Bart, TVP 2008/1, p. 29. 2

Van Huizen e.a. 2006, p.73-75.

3

De Graaf, NTHR 2010, p. 1.

4

M.L. Hendrikse, H.J.G. van Huizen en J.G.J. Rinkes, Verzekeringsrecht praktisch belicht, Deventer: Kluwer 2011, p. 541. 1

(6)

Aansprakelijkheid Motorrijtuigen(WAM) heeft een verkeersslachtoffer namelijk een eigen schadevergoedingsrecht jegens de WAM-verzekeraar van de aansprakelijke persoon. Daarnaast kunnen slachtoffers van persoonsschade op grond van art. 7:954 BW een directe actie jegens de aansprakelijkheidsverzekeraar van de aansprakelijke persoon uitoefenen.

Uit het bovenstaande volgt dat schadeverzekeraars als crediteuren en als aansprakelijk te stellen partijen een rol kunnen spelen in het aansprakelijkheidsrecht. Deze rol van

schadeverzekeraars als crediteuren en aansprakelijkgestelden in het aansprakelijkheidsrecht staat centraal in deze scriptie. Binnen dat kader worden de drie bovengenoemde onderwerpen in kaart gebracht: de subrogatie van de uitgekeerd hebbende schadeverzekeraar in de rechten van het slachtoffer jegens de dader ex art. 7:962 BW, de aansprakelijkstelling van de WAM-verzekeraar door een verkeersslachtoffer ex art. 6 WAM en de directe actie van een

slachtoffer van persoonsschade jegens de aansprakelijkheidsverzekeraar ex art. 7:954 BW.

Deze onderwerpen worden per hoofdstuk behandeld, aan de hand van de volgende vragen:

1) Wat houdt subrogatie op grond van art. 7:962 BW in?

In het eerste hoofdstuk worden eerst de historische ontwikkeling en functie van dit recht besproken. Vervolgens worden de voorwaarden, beperkingen en gevolgen van subrogatie ex art. 7:962 BW uiteengezet.

2) Wat houdt het schadevergoedingsrecht van art. 6 WAM in?

In het tweede hoofdstuk worden eerst de historische ontwikkeling en functie van dit recht kort toegelicht. Vervolgens wordt ingegaan op de werking art. 6 WAM en de gevolgen hiervan voor de verzekeraar.

3) Wat houdt de directe actie, neergelegd in art. 7:954 BW in en waarin verschilt deze bevoegdheid van het eigen recht van art. 6 WAM?

In het derde hoofdstuk wordt eerst een korte toelichting gegeven op de historische ontwikkeling en de functie van de directe actie. Vervolgens wordt ingegaan op de voorwaarden, gevolgen en beperkingen van de directe actie. Ten slotte wordt er een vergelijking gemaakt tussen de directe actie en het eigen recht van art. 6 WAM.

In het laatste hoofdstuk, hoofdstuk 4, wordt antwoord gegeven op deze subvragen, om daarmee de rol van schadeverzekeraars als crediteuren en aansprakelijk te stellen partijen in het aansprakelijkheidsrecht te beschrijven.

(7)

Hoofdstuk 1

Subrogatie van betalende schadeverzekeraar ex artikel 7:962 BW

§ 1.1 Inleiding

Spreekt de verzekerde zijn schadeverzekeraar aan voor de schade en keert de verzekeraar uit dan heeft de verzekeraar een wettelijk verhaalsrecht op de aansprakelijke derde voor de uitgekeerde schade. Dit verhaalsrecht is neergelegd in art. 7:962 lid 1 BW. Indien een derde aansprakelijk is voor door de verzekerde geleden schade, gaat de schadevergoedingsvordering van de verzekerde op deze aansprakelijke derde bij wijze van subrogatie over op de

uitkerende verzekeraar, voor zover deze verzekeraar de schade heeft vergoed.De verzekeraar kan vervolgens de uitgekeerde schadevergoeding verhalen op deze aansprakelijke derde. Subrogatie voorkomt dan dat de verzekeraar deze schade blijft dragen, en de schade daarmee uiteindelijk niet door de aansprakelijke derde zou worden gedragen. De draagplicht van de schade behoort immers bij degene te liggen die de schade heeft veroorzaakt. 5

De subrogatieregeling van art. 7:962 BW staat centraal in dit hoofdstuk, allereerst worden nu de historische ontwikkeling en de functie van deze bepaling behandeld.

§ 1.2 Historische ontwikkeling en functie van subrogatie

Zoals hierboven al werd aangegeven heeft subrogatie de functie te voorkomen dat de voor de schade aansprakelijke derde profiteert van de door de benadeelde afgesloten

schadeverzekering. Deze aansprakelijke derde dient de schade immers te dragen. Het systeem van de wet streeft er namelijk naar om zoveel mogelijk een situatie te doen ontstaan die overeenkomt met de toestand die het gevolg zou zijn van de normale werking van het aansprakelijkheidsrecht, niet beïnvloed door de gevolgen van de verzekering. De subrogatieregeling is van belang omdat zonder een dergelijke regeling een ongewenste situatie zou ontstaan. De verzekerde zou na uitkering door de verzekeraar namelijk geen vordering meer hebben op de aansprakelijke, terwijl de schadeverzekeraar niet uit eigen hoofde de aansprakelijke derde zou kunnen aanspreken. De verzekeraar zou dus zijn schade zonder subrogatieregeling niet kunnen verhalen.

Het recht van subrogatie wordt sinds 2006 geregeld in art. 7:962 BW. Voordat titel 7.17 BW in 2006 werd ingevoerd werd het verzekeringsrecht geregeld in het Wetboek van

5

Asser 2012, p. 487.

3

(8)

Koophandel. In het WvK was een subrogatieregel opgenomen in artikel 284, welke

vergelijkbaar is met artikel 7:962 BW.6 Onder dit oude recht oordeelde de Hoge Raad echter dat voor subrogatie op grond van art. 284 WvK vereist was dat de verzekeraar op grond van de verzekeringsovereenkomst verplicht had uitgekeerd. Indien de verzekeraar de schade van de verzekerde onverplicht vergoedde, werd de verzekeraar niet gesubrogeerd in de

schadevergoedingsvordering jegens de aansprakelijke derde en kreeg hij dus geen

verhaalsrecht op deze aansprakelijke derde. Het zou dan de schadeverzekeraar zijn die de schade van de verzekerde waarvoor een derde aansprakelijk is uiteindelijk zou dragen. En dat is juist de situatie die de wetgever met het recht van subrogatie probeert te voorkomen.

In 2000 oordeelde de Hoge Raad echter dat niet alleen bij de verzekeraar die verplicht heeft uitgekeerd subrogatie optreedt, maar ook bij de verzekeraar die niet verplicht een schade-uitkering heeft gedaan.7 Volgens de Hoge Raad is aan een verplichte-

uitkeringsvereiste namelijk het ongewenste gevolg verbonden dat de aansprakelijke derde er belang bij zou kunnen krijgen om de verschuldigdheid van de door de verzekeraar gedane uitkering te betwisten en dat daardoor de bereidheid van verzekeraars om in twijfelgevallen toch uit te keren zou kunnen afnemen Ook de schadeverzekeraar die uitkeert terwijl er geen rechtsgrond bestaat in de verzekeringsovereenkomst, heeft daarom een verhaalsrecht op de voor de schade aansprakelijke derde.8 Ook de huidige subrogatieregeling in art. 7:962 BW stelt als eis voor subrogatie dat de schadeverzekeraar, al dan niet verplicht, de schade heeft vergoedt.

Op grond van de oude subrogatiebepaling kon de verzekeraar verhaal halen op ‘derden’. Van een duidelijke vaste regel over wie als derde kon gelden, kon echter niet worden gesproken. De wetgever heeft de kring van personen tegen wie de verzekeraar het recht van subrogatie in kan roepen in lid 3 van artikel 7:962 BW uiteindelijk wel duidelijk beperkt, door te bepalen dat door subrogatie geen vordering kan worden verkregen op

gezinsleden(echtgenoot, geregistreerd partner of levensgezel) en medeverzekerden, maar ook niet op bloedverwanten in de rechte lijn van de verzekerde, een werknemer, werkgever of collega van de verzekerde.9

Ten slotte werd er onder de oude subrogatieregeling van art. 284 Wvk van uitgegaan dat de verzekerde alle schade vergoed kreeg van de verzekeraar. De verzekerde krijgt in de

6 De Graaf, NTHR 2010, p. 1.

7 HR 7 januari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4114, NJ 2000/212, r.o. 3.3. 8

Van Boom, A&V 2000, p. 84.

9

Leerink, NTHR 2005, p. 77.

4

(9)

praktijk echter niet altijd de gehele schade uitgekeerd, omdat bijvoorbeeld voor een gedeelte van de schade geen verzekering is afgesloten, door onderverzekering of door een

overeengekomen eigen risico waardoor de verzekerde gedeeltelijk met ongedekte schade kan worden geconfronteerd.10 In het geval dat de verzekerde niet zijn gehele schade vergoed krijgt van zijn verzekeraar kan hij zich voor de overige schade nog verhalen op de aansprakelijke. Verzekeraar en verzekerde hebben dan beide een vordering op de aansprakelijke en indien de aansprakelijke onvoldoende verhaal biedt of failliet is ontstaat er een rangorde probleem. Een oplossing voor dit probleem werd neergelegd in art. 7:962 lid 2 door te bepalen dat de

verzekeraar zijn door subrogatie verkregen vordering niet ten nadele van de verzekerde kan uitoefenen.11

Desondanks de hierboven behandelde verschillen tussen de oude subrogatieregeling en art.7:962 BW, wijkt deze huidige regeling inhoudelijk verder niet ingrijpend af van de oude regeling.

§ 1.3 Voorwaarden voor subrogatie ex art. 7:962 lid 1 BW

De hoofdregel voor overgang bij wijze van subrogatie is: Vorderingen tot schadevergoeding die de verzekerde ter zake van de door hem geleden schade anders dan uit verzekering op derden heeft, gaan bij wijze van subrogatie over op de schadeverzekeraar, voor zover die schade vergoedt. Deze hoofdregel is neergelegd in lid 1 van art. 7:962 BW en onderwerpt het verhaalsrecht aan bijzondere voorwaarden.

Ten eerste moet voor de toepassing van art. 7:962 BW sprake zijn van een

schadeverzekering als bedoeld in art. 7:944 BW, dit blijkt uit de plaatsing van het artikel in afdeling 2 van titel 7.17 BW. De subrogatieregel is dus niet van toepassing op

sommenverzekeringen.12

Ten tweede gaan alleen vorderingen tot schadevergoeding krachtens subrogatie over op de verzekeraar. Bijvoorbeeld schadevergoedingsvorderingen op grond van onrechtmatige daad of wanprestatie. Ook verhaalsvorderingen van de verzekerde op een

mede-aansprakelijke derde op grond van art. 6:10 en 6:12 BW moeten worden aangemerkt als schadevergoedingsvorderingen van de verzekerde ter zake van door hem geleden schade in de zin van art. 7:962 lid 1 BW.13

10 Van de Meent, NTHR 2006, p. 143. 11 Kamerstukken II 1986/87, 19529, nr. 3, p. 34. 12 Hendrikse e.a. 2008, p. 543. 13

HR 9 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM3952, NJ 2010/557, r.o. 3.4.2.

5

(10)

Indien bijvoorbeeld de verzekeraar van een roerende zaak de schade die door diefstal daarvan is ontstaan, aan de verzekerde heeft vergoed, behoren tot de rechten welke deze ter zake van de schade tegen derden mocht hebben, bedoeld in art. 7:962 lid 1 BW, noch de hem als eigenaar van de gestolen zaak toekomende revindicatie, noch de eigendom zelf. Het recht van eigendom kan immers niet worden aangemerkt als een recht ter zake van de schade die door de verzekerde als gevolg van diefstal werd geleden en het recht van revindicatie kan niet van dit eigendomsrecht worden gescheiden.14 Ook een vordering van de verzekerde tot nakoming van een verbintenis gaat niet bij wijze van subrogatie over op de verzekeraar. Subrogatie vindt dus niet plaats bij vorderingen uit hoofde van andere rechten dan schadevergoeding.

Een derde vereiste voor subrogatie is dat sprake moet zijn van vorderingen tot schadevergoeding anders dan uit verzekering. Vorderingen tot schadevergoeding van de verzekerde jegens een andere niet-uitkerende verzekeraar gaan niet bij wijze van subrogatie over op de uitkerende verzekeraar, omdat artikel 7:961 lid 3 BW voorziet in een regresrecht van de betalende verzekeraar.15 Indien de verzekerde meervoudig is verzekerd voor dezelfde schade, dan kan de uitkerende verzekeraar op grond van art. 7:961 lid 3 BW verhaal nemen op de niet-uitkerende verzekeraar zodat ieder zijn deel draagt, naar evenredigheid van de bedragen waarvoor een ieder afzonderlijk kan worden aangesproken.

Ten slotte wordt de verzekeraar slechts gesubrogeerd in de vorderingen tot schadevergoeding, voor zover deze verzekeraar de schade, al dan niet verplicht, heeft

vergoed. Vereist is dus dat de verzekeraar een schadevergoedings-uitkering heeft gedaan aan de verzekerde. Het uiten door de verzekeraar van voornemen tot betaling aan de verzekerde is daarvoor niet voldoende.16 Het doet er voor de werking van subrogatie niet toe of de uitkering verplicht of onverplicht is gedaan. Ook de uitkerende verzekeraar die niet contractueel

gehouden was de schade te vergoeden, wordt gesubrogeerd in de vorderingen tot schadevergoeding van de verzekerde jegens de aansprakelijke derde.17

§ 1.4 Beperkingen van het verhaalsrecht

14 HR 27 april 1979, NJ 1981, 139, ECLI:NL:HR:1979:AC6576, NJ 1981/139.

15 Wansink en Tiggele - van der Velde, in: Wansink e.a., Verzekeringsrecht. Tekst en Commentaar, art. 7:962 BW , aant. 2

(online bijgewerkt tot 1-9-2013).

16 Rb. Rotterdam 19 september 2007, ECLI:NL:RBROT:2007:BB7182, NJF 2007/500, r.o. 5.2. 17

Asser 2012, p. 489.

6

(11)

In de vorige paragraaf zijn de voorwaarden voor het verhaalsrecht behandeld. In beginsel wordt de verzekeraar gesubrogeerd in de vorderingen van de verzekerde jegens de

aansprakelijke derde, indien aan al deze voorwaarden is voldaan. Het verhaalsrecht van art. 7:962 BW is echter aan een aantal beperkingen onderworpen. Het gaat daarbij om bepaalde uitzonderingen op de toepasselijkheid van de subrogatiebepaling waardoor het verhaalsrecht door de verzekeraar niet kan worden uitgeoefend. Deze uitzonderingen worden hier

behandeld.

§ 1.4.1 Afstand van verhaal

Verzekeraars zijn niet verplicht verhaal te nemen op de aansprakelijke derde en kunnen dus afstand doen van hun verhaalsrechten. Met het doen van afstand willen verzekeraars onder andere vestzak/broekzak-verschuivingen voorkomen. Van vestzak/broekzak-verschuivingen is sprake wanneer de aansprakelijke derde een aansprakelijkheidsverzekering heeft afgesloten en de schade dus uiteindelijk weer gedragen wordt door een schadeverzekering, daarmee blijft met verhaal beoogde kostenbesparing van de verzekeraars uiteindelijk achterwege. Verder kan het zo zijn dat de verzekeraar anderszins in contractuele relatie staat tot de aansprakelijke derde en deze relatie niet wil verstoren. Daarnaast kan het ook zijn dat de verzekeraar uit maatschappelijke overwegingen afziet van verhaal.18

Allereerst wordt het verhaalsrecht dus beperkt door afstand van verhaal door de verzekeraar.

§ 1.4.2 Verhaalsimmuniteit

Verzekeraars kunnen dus soms uit maatschappelijke overwegingen of bijvoorbeeld ter voorkoming van vestzak/broekzak-verschuivingen afzien van verhaal. Verhaal door de verzekeraar kan echter ook bij de verzekerde op weerstand stuiten, voornamelijk indien de schade is veroorzaakt door een relatie van de verzekerde.19

Op grond van art. 7:962 lid 3 BW genieten bepaalde aansprakelijke personen

verhaalsimmuniteit, de verzekeraar kan jegens deze personen geen verhaalsvordering krijgen bij wijze van subrogatie. Het gaat hier om personen die een persoonlijke of economische verhouding hebben met de verzekerde. 20 Hun relatie met de verzekerde is van duurzame aard, voortvloeiend uit het familierecht, een arbeidsverhouding of een woonsituatie. Deze personen zijn uitgesloten van het verhaalsrecht, omdat het uitoefenen van verhaal hun relatie

18 Van Huizen e.a. 2006, p. 163. 19

Van Huizen e.a. 2006, p. 164.

20

De Graaf, NTHR 2010, p. 3.

7

(12)

tot de verzekerde kan verstoren en bij verhaal op echtgenoten de verzekerde ook economisch kan treffen. Een dergelijk gevolg verdraagt zich niet met het doel waartoe de verzekerde de verzekering sloot.21 Art. 7:962 lid 3 BW noemt expliciet 9 soort relaties van de verzekerde op wie de verzekeraar geen vordering verkrijgt.

Ten eerste krijgt de verzekeraar geen vordering op de verzekeringnemer of op een medeverzekerde. Daarnaast zijn ook de echtgenoot, de geregistreerd partner van de

verzekerde en bloedverwanten in de rechte lijn van de verzekerde uitgesloten van verhaal. De uitsluiting voor bloedverwanten in rechte lijn is niet beperkt tot een bepaalde graad. Het gaat dus om kinderen, kleinkinderen, ouders en grootouders van de verzekerde.22 Verder krijgt de verzekeraar op een werkgever, een werknemer en een collega van de verzekerde ook geen vordering. Daarnaast kan een verzekeraar, gelet op de strekking van de regeling, ook geen verhaal nemen op huisgenoten van de verzekerde. Het begrip huisgenoten moet worden uitgelegd aan de hand van de strekking van de regeling en in de lijn van de andere uitgesloten categorieën. Eronder vallen personen die een gemeenschappelijke huishouding voeren die door economische en persoonlijke motieven is bepaald. Bijvoorbeeld samenwonende broers of zusters of niet met elkaar gehuwde levensgezellen. Eronder vallen echter niet personen die ieder zelfstandig een kamer in een huis huren en verder geen relatie met elkaar hebben.23 Ten slotte wordt het verhaalsrecht van de verzekeraar ook beperkt ten aanzien van

medeschuldenaren van de in art. 7:962 lid 3 BW genoemde personen.24

Met de in art. 6:962 lid 3 gekozen zinsnede: ‘de verzekeraar krijgt geen vordering’ wordt tot uitdrukking gebracht dat de immuniteit van de in dit lid genoemde personen niet alleen geldt bij subrogatie, maar ook bij overgang van de vordering krachtens cessie.25

Op de verhaalsimmuniteit van de in art. 7:962 lid 3 BW genoemde personen is ook een uitzondering aangebracht. De laatste zin van art. 7:962 lid 3 bepaalt namelijk dat de

verhaalsimmuniteit niet geldt voor personen die jegens de verzekerde aansprakelijk zijn wegens een omstandigheid die ‘afbreuk zou hebben gedaan aan de uitkering, indien die omstandigheid aan de verzekerde zou zijn toe te rekenen’. Deze uitzondering doet zich bijvoorbeeld voor wanneer de aansprakelijke derde de schade met opzet of door

roekeloosheid heeft veroorzaakt. Zou de verzekerde zelf met opzet of roekeloosheid de schade hebben veroorzaakt dan zou dit op grond van art. 7:952 BW afbreuk doen aan de uitkering.

21 Kamerstukken II 1986/87, 19529, nr. 3, p. 34. 22 Leerink, NTHR 2005, p. 78. 23 Kamerstukken II 1986/87, 19529, nr. 3, p. 34. 24

HR 23 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5880, NJ 2013/274, r.o. 3.5.

25

Asser 2012, p. 495.

8

(13)

Daarom kan de verzekeraar in geval van opzet of roekeloosheid van de aansprakelijke wel verhaal nemen en geldt de uitzondering van lid 3 dus niet.26

§ 1.4.3 Rangorde bij verhaal: geen subrogatie ten nadele van de verzekerde

Naast de verhaalsimmuniteit van art. 7:962 lid 3 BW wordt het verhaalsrecht van de

verzekeraar ook beperkt door het tweede lid van art. 7:962 BW. Op grond van art. 7:962 lid 2 BW kan de verzekeraar de vordering waarin hij is gesubrogeerd, of die hij door overdracht heeft verkregen, namelijk niet ten nadele van het recht op schadevergoeding van de

verzekerde uitoefenen. Deze bepaling is dwingendrechtelijk en ziet op het geval dat de verzekeraar niet de gehele schade van de verzekerde vergoedt. De

schadevergoedings-vordering gaat dan niet volledig over op de verzekeraar, omdat de verzekerde in dat geval zijn vordering op de aansprakelijke voor het onverzekerde deel behoudt.27 Zoeken verzekerde en verzekeraar vervolgens beide verhaal op de aansprakelijke derde, terwijl bij deze

aansprakelijke derde toereikende verhaalsmogelijkheden ontbreken, dan heeft de verzekerde voorrang boven de verzekerde.

Heeft de verzekeraar uiteindelijk meer vergoed gekregen dan waarop hij aanspraak kan maken, dan is de verzekeraar ten koste van de verzekerde ongerechtvaardigd verrijkt en dient de verzekeraar op grond van art. 6:212 BW het nadeel van de verzekerde te vergoeden.28 Deze regel van rangorde vormt een beperking voor het verhaalsrecht van de verzekeraar maar biedt daarentegen wel bescherming aan de verzekerde, zijn schade wordt uiteindelijk geheel vergoed.

§ 1.4.4 Aard van de aansprakelijkheid van de derde

Ook de aard van de aansprakelijkheid van de derde kan een beperking vormen voor het verhaalrecht van de verzekeraar. Art. 6:197 lid 2 BW sluit subrogatie namelijk uit voor bepaalde claims die voortvloeien uit een reeks bijzondere aansprakelijkheidsbepalingen uit Boek 6 en Boek 8 BW. Het betreft hier met name bepalingen omtrent risicoaansprakelijkheid. Vorderingen die voorvloeien uit een beroep op deze bepalingen zijn uitgezonderd van

subrogatie. Hiervoor is wel vereist dat de aansprakelijke derde uitdrukkelijk op grond van een van deze bepalingen aansprakelijk is gesteld.

26De Graaf, NTHR 2010, p. 4. 27

Van Huizen e.a. 2006, p.167.

28

Wansink en Tiggele - van der Velde, in: Wansink e.a., Verzekeringsrecht. Tekst en Commentaar, art. 7:962 BW , aant. 3 (online bijgewerkt tot 1-9-2013).

9

(14)

Art. 6:197 lid 2 BW vormt naast de verhaalsimmuniteit en de voorrang van de

verzekerde bij verhaal dus ook een uitzondering op de toepasselijkheid van het verhaalsrecht van de verzekeraar op grond van art. 7:962 lid 1 BW, omdat de wetgever het ongewenst acht dat ook schadeverzekeraars een beroep kunnen doen op de bedoelde

risicoaansprakelijkheidsbepalingen. Immers, deze bepalingen strekken er uitsluitend toe de getroffen benadeelden te laten profiteren van de aanvullende bescherming die deze bepalingen bieden en strekken er dus niet toe de verhaal zoekende verzekeraars te beschermen.

Ten slotte wordt het verhaalsrecht van de verzekeraar ook beperkt in het geval dat de schadevergoedingsvordering van de verzekerde niet voor overgang vatbaar is. Dergelijke vorderingen kunnen niet bij wijze van subrogatie overgaan op de verzekeraar. Een voorbeeld van een schadevergoedingsvordering die niet voor overgang vatbaar is de vordering tot immateriële schadevergoeding als bedoeld in art. 6:106 lid 1 BW. 29

§ 1.5 Nemo-plusregel

In beginsel wordt de uitkerende verzekeraar dus krachtens art. 7:962 lid 1 BW gesubrogeerd in de schadevergoedingsvorderingen van de verzekerde jegens de aansprakelijke derde, tenzij er sprake is van een uitzondering op deze bepaling waardoor de verzekeraar beperkt wordt in zijn verhaalsrecht. Doet zich geen van deze uitzonderingen voor, dan gaan de

schadevergoedingsrechten - met alle daaraan eventueel verbonden nevenrechten - van de verzekerde op de aansprakelijke derde, bij wijze van subrogatie over op de verzekeraar op het moment van de verzekeringsuitkering. De gesubrogeerde verzekeraar ontleent aan art. 7:962 BW geen zelfstandig verhaalsrecht, maar ontleent zijn rechten aan de verzekerde. De

verzekeraar krijgt daarom niet meer rechten dan aan de verzekerde zelf toekwamen. Op grond van de nemo-plusregel kan namelijk niemand meer recht overdragen aan een ander dan dat hij zelf heeft.

Deze nemo-plusregel leidt voor de schadeverzekeraars in de praktijk tot de volgende bijzonderheden. Ten eerste kan de nemo-plus regel ertoe leiden dat de verzekeraar door rechtshandelingen van de verzekerde wordt benadeeld. Indien de verzekerde bijvoorbeeld afstand doet van zijn schadevergoedingsvordering jegens de aansprakelijke derde, wordt de uitkerende verzekeraar daardoor niet meer gesubrogeerd. De verzekerde heeft dan immers geen vordering meer op de aansprakelijke derde en daardoor kan de verzekeraar niet worden

29

De Graaf, NTHR 2010, p. 7.

10

(15)

gesubrogeerd.30 Verricht de verzekerde na de verwezenlijking van het verzekerde risico zo’n voor de verzekeraar nadelige handeling, dan biedt art. 7:962 lid 1 tweede zin BW

bescherming aan deze verzekeraar. De verzekerde moet zich op grond van die bepaling namelijk na de verwezenlijking van het risico onthouden van elke gedraging welke aan het recht van de verzekeraar tegen de aansprakelijke derde afbreuk doet. Indien de verzekerde zich niet aan de voorgaande regel houdt, is hij ingevolge art. 6:74 BW tot schadevergoeding aan de verzekeraar verplicht indien de benadeling aan hem is toe te rekenen.31 Heeft de verzekerde vóór de verwezenlijking van het verzekerde risico rechtshandelingen verricht die nadelig zijn voor de verzekeraar, dan heeft de uitkerende verzekeraar deze bescherming echter niet.

Een tweede gevolg voor de verzekeraar van de nemo-plusregel is dat de verzekeraar in beginsel niet zijn eigen schade, zoals incassokosten, expertisekosten en renteverlies, kan verhalen op de aansprakelijke derde via art. 7:962 BW. De verzekerde heeft voor eigen kosten van de verzekeraar namelijk geen vordering op de aansprakelijke derde, de verzekeraar kan daarin dus ook niet worden gesubrogeerd. Bovendien heeft de verzekeraar heeft op grond van art. 7:962 BW alleen verhaal voor het bedrag dat hij daadwerkelijk aan de verzekerde heeft vergoed, de eigen kosten van de verzekeraar worden echter niet vergoed aan de verzekerde. De schadeveroorzaker kan jegens de verhalende verzekeraar niet gehouden zijn meer te betalen dan waartoe hij jegens de benadeelde gehouden zou zijn geweest.32

Voor dit nadelige gevolg van de nemo-plusregel werd in de rechtspraak een oplossing gevonden door te oordelen dat de verzekeraar de incasso- en expertisekosten op grond van art. 6:96 BW kan verhalen op de aansprakelijke derde.33 En voor de gederfde wettelijke rente geldt dat de verzekeraar hiervoor op grond van art. 6:119 BW jo. art. 6:83 en 6:74 lid 1 BW een zelfstandige vordering heeft op de aansprakelijke, vanaf het moment dat deze

aansprakelijke in verzuim was met het voldoen van de vordering waarin de verzekeraar op grond van art. 7:962 BW is gesubrogeerd.34

Ten slotte leidt de nemo-plusregel ertoe dat de aansprakelijke derde dezelfde wettelijke en contractuele verweren kan tegenwerpen jegens de verzekeraar die hem ook jegens de verzekerde toekwamen. Artikel 6:145 BW bepaald namelijk dat de overgang van

30 De Graaf, NTHR 2010, p. 5. 31 Ruitenbeek – Bart, TVP 2008/1, p.32. 32 Ruitenbeek – Bart, TVP 2008/1, p.30. 33

HR 26 september 2003, ECLI:NL:HR:2003:AI0894, NJ 2003/645, r.o. 3.3.2 – 3.3.3.

34

HR 20 oktober 2006, ECLI:NL:HR:2006:AX6737, NJ 2007/142, r.o. 3.7.3.

11

(16)

een vordering de verweermiddelen van de schuldenaar onverlet laten. De aangesproken aansprakelijke kan zich jegens de verzekeraar bijvoorbeeld beroepen op eigen schuld van de verzekerde, afstand van recht of verjaring van de vordering.35

Hoofdstuk 2

Eigen schadevergoedingsrecht van slachtoffer motorrijtuig tegen

WAM-verzekeraar ex artikel 6 WAM

35

Ruitenbeek – Bart, TVP 2008/1, p.31.

12

(17)

§ 2.1 Inleiding

In het vorige hoofdstuk werd er vanuit gegaan dat de benadeelde, zijn schadeverzekeraar aansprak tot vergoeding van de schade toegebracht door een derde. In dit hoofdstuk (en ook in het volgende) wordt er uitgegaan van de situatie dat de benadeelde, de aansprakelijke derde aanspreekt tot vergoeding van de schade. Deze aansprakelijke derde wordt mogelijk door een aansprakelijkheidsverzekering gedekt voor de financiële risico’s die deze verzekerde kan lopen indien hij schade toebrengt aan een derde en tot vergoeding van die schade wordt aangesproken.36 Deze verzekering is enerzijds een instrument voor bescherming van het vermogen van de dader en anderzijds een instrument voor compensatie van de door het slachtoffer geleden schade.

Een van de meest voorkomende aansprakelijkheidsverzekeringen in Nederland is de verplichte WAM-verzekering.37 Wettelijke regels omtrent de WAM-verzekering zijn

opgenomen in de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen. De WAM beperkt zich tot de burgerrechtelijke aansprakelijkheid waartoe het motorrijtuig in het verkeer aanleiding kan geven. De bescherming van de belangen van slachtoffers staat in de WAM centraal. Deze grondgedachte vindt niet alleen uitwerking in de verplichting voor een motorrijtuig een

aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten, maar ook in het eigen schadevergoedingsrecht van het slachtoffer van een motorrijtuig op grond van artikel 6 WAM.38 Dit eigen

schadevergoedingsrecht van de benadeelde op grond van art. 6 WAM staat centraal in dit hoofdstuk. Allereerst wordt kort ingegaan op de historische ontwikkeling en de functie van de WAM.

§ 2.2 Historische ontwikkeling en functie van de WAM

Het wegverkeer in Europa is voor een groot deel grensoverschrijdend. Hoewel veel van de ons omringende landen reeds vroeg een verzekeringsplicht voor motorrijtuigen

introduceerden, liep de mate van slachtofferbescherming in Europa nogal uiteen. België, Nederland en Luxemburg besloten daarom bij de Benelux-overeenkomst betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen van 25 mei 1966 tot harmonisatie van wetgeving inzake de verplichte aansprakelijkheidsverzekering voor motorrijtuigen. Deze overeenkomst bevat een aantal Gemeenschappelijke Bepalingen,

36

Van Huizen e.a. 2006, p. 189.

37

Van Huizen e.a. 2006, p. 196.

38

Elzas, in: Wansink e.a., Verzekeringsrecht. Tekst en Commentaar, WAM , aant. 2 (online bijgewerkt tot 1-9-2013). 13

(18)

waarvan de nationale wetgevers niet ten nadele van het verkeersslachtoffer mogen afwijken. De Nederlandse wetgever nam het ontwerp van deze Gemeenschappelijke Bepalingen als basismodel bij de totstandkoming van de, in 1965 in werking getreden, Wet

Aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. Door de invoering van de WAM werd de rechtspositie van het verkeersslachtoffer, wat betreft zijn verhaalsmogelijkheden verbeterd. Een van de Gemeenschappelijke Bepalingen van de Benelux-overeenkomst – artikel 6 – betrof het creëren van een eigen recht van het slachtoffer op de WAM-verzekeraar. Dit eigen recht is wenselijk geacht, omdat de verplichte motorrijtuigenverzekering niet de bescherming van het vermogen van de aansprakelijke partij tot doel heeft, maar een maatregel is ter

bescherming van de benadeelden. Het eigen recht biedt een waarborg dat schade toegebracht door een gemotoriseerde weggebruiker zo veel mogelijk door de benadeelde kan worden verhaald. 39

Sinds 1972 werd ook voor het grondgebied van de Europese Gemeenschap(nu:

Europese Unie) harmonisatiewetgeving tot stand gebracht. Tot 2009 waren er vijf Richtlijnen van kracht inzake de onderlinge aanpassing van de wetgeving van de lidstaten betreffende wettelijke aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. In Nederland hebben deze richtlijnen tot herhaaldelijke aanpassing van de WAM geleid. 40 De tekst van deze richtlijnen werd echter ingetrokken en vervangen door de Gecodificeerde Richtlijn 2009/103/EG.41 Door deze

harmonisatie wordt het slachtoffer ook in de ons omringende landen gegarandeerd van bescherming bij verhaal op de aansprakelijke derde.

§ 2.3 Het eigen schadevergoedingsrecht van art. 6 WAM

Art. 6 WAM is een van de kernbepalingen van de WAM, deze bepaling beoogt het

verkeersslachtoffer te beschermen bij het nemen van verhaal op de aansprakelijke derde. De benadeelde heeft op grond van art. 6 WAM jegens de WAM-verzekeraar, een eigen

vorderingsrecht tot schadevergoeding. Artikel 6 lid 1 WAM bepaald: “de benadeelde heeft

jegens de verzekeraar door wie de aansprakelijkheid volgens deze wet is gedekt, een eigen recht op schadevergoeding. Het tenietgaan van zijn schuld aan de verzekerde bevrijdt de verzekeraar niet jegens de benadeelde, tenzij deze is schadeloos gesteld.” Dit betekent dat een

benadeelde de WAM-verzekeraar rechtstreeks kan aanspreken tot vergoeding van zijn schade, omdat hij uit eigen hoofde schuldeiser van de WAM-verzekeraar is. Daarom bevrijdt het

39 Ruitenbeek – Bart, TVP 2008/2, p. 68. 40

Van Huizen e.a. 2006, p. 200.

41

Elzas, in: Wansink e.a., Verzekeringsrecht. Tekst en Commentaar, WAM , aant. 1 (online bijgewerkt tot 1-9-2013). 14

(19)

tenietgaan van de schuld van de verzekeraar aan de verzekerde, de verzekeraar niet jegens de benadeelde. De verzekeraar moet de schade immers rechtstreeks aan de benadeelde betalen.

De benadeelde heeft dus twee debiteuren, de WAM-verzekeraar en de aansprakelijke verzekerde. De beide aan de benadeelde toekomende vorderingsrechten staan materieel niet los van elkaar. De inhoud van het eigen recht van de benadeelde tegenover de verzekeraar is hetzelfde als dat van het vorderingsrecht jegens de verzekerde. In die zin is de zelfstandige vordering van art. 6 WAM afhankelijk van de vordering op de verzekerde zelf.42 De verzekeraar en de verzekerde zijn naast elkaar aansprakelijk voor de geleden schade. Zij kunnen worden gezien als hoofdelijk verbonden debiteuren. Deze hoofdelijke

aansprakelijkheid kan uit artikel 6:6 lid 2 BW worden afgeleid.43 Uit art. 6:7 lid 2 BW volgt dat nakoming door één van de schuldenaren ook de mededebiteur bevrijdt, is de benadeelde schadeloos gesteld dan is de verzekeraar dus wel bevrijd van zijn plicht jegens de benadeelde.

Bovendien is onder benadeelde in de zin van art. 6 lid 1 WAM niet alleen begrepen het verkeersslachtoffer dat schade heeft geleden waarvoor de verzekerde aansprakelijk is, maar ook zijn rechtsverkrijgers. Voorbeelden van rechtsverkrijgers van het slachtoffer zijn:

eventuele nabestaanden van het slachtoffer of de ziektekostenverzekeraar van het slachtoffer, welke op grond van art. 7:962 BW gesubrogeerd is in de vordering van het slachtoffer op de aansprakelijke. Daarnaast zijn er instanties die een wettelijk verhaalsrecht hebben op de aansprakelijke persoon, zoals bijvoorbeeld het UWV dat uit hoofde van zijn verplichtingen jegens het slachtoffer krachtens de WAO of WIA een uitkering verstrekt aan dit slachtoffer of de Staat die het salaris doorbetaalt van een door het verkeersongeval arbeidsongeschikt geraakte ambtenaar en verhaal willen uitoefenen op grond van art. 90 WAO, art. 99 WIA of art. 2 VOA. Ook deze instanties worden gezien als rechtsverkrijgers van het slachtoffer en dus als benadeelden in de zin van art. 6 lid 1 WAM.44

§ 2.4 Wettelijke en contractuele verweren van de WAM-verzekeraar

Niet alleen art. 6 WAM maar ook art. 11 WAM is van belang voor de bescherming die de wetgever aan het slachtoffer beoogt te bieden tegen de verzekeraar. Art. 11 WAM bepaald namelijk: ‘Geen uit de wettelijke bepalingen omtrent de verzekeringsovereenkomst of uit de

42

Van Huizen e.a. 2006, p. 208.

43 Robben 1993, p. 207. 44

Van Huizen e.a. 2006, p. 210.

15

(20)

overeenkomst zelf voortvloeiende nietigheid, verweer of verval kan door een verzekeraar aan een benadeelde worden tegengeworpen’. Zou de verzekeraar wel al de verweermiddelen die hij tegen de verzekerde of verzekeringnemer kan tegenwerpen, aan de benadeelde kunnen tegenwerpen, dan treft de door art. 6 WAM geboden bescherming niet ten volle doel.

Spreekt de benadeelde de WAM-verzekeraar op grond van art. 6 WAM aan tot schadevergoeding, dan kan de verzekeraar zich ten eerste niet beroepen op

nietigheid/vernietigbaarheid, opschorting of ontbinding van de verzekeringsovereenkomst tussen de aansprakelijke derde en de WAM-verzekeraar. Ten tweede kan de verzekeraar zich niet beroepen op het feit dat hij met de verzekerde in de verzekeringsovereenkomst heeft afgesproken dat de schade in bepaalde situaties niet gedekt wordt. De dekking wordt bijvoorbeeld standaard uitgesloten voor schade veroorzaakt door een bestuurder zonder

rijbewijs of door een dronken bestuurder.45 Zelfs een opzettelijk veroorzaakte schade staat aan een WAM-dekking tegenover de benadeelde niet in de weg. Dit soort uitsluitingen kunnen dus niet door de verzekeraar aan de benadeelde worden tegengeworpen. 46

Art. 11 WAM sluit niet ieder verweer van de verzekeraar uit. De verzekeraar kan bijvoorbeeld wel een beroep doen op de in art. 3 lid 1 WAM genoemde excepties op de verzekeringsdekking. Op grond van art. 3 lid 1 WAM moet de verzekering de burgerlijke aansprakelijkheid dekken, waartoe het motorrijtuig in het verkeer aanleiding kan geven, alsmede van degenen die daarmede worden vervoerd, zulks met uitzondering van de

burgerrechtelijke aansprakelijkheid van hen die na het sluiten van de verzekering door diefstal of geweldpleging de macht over het voertuig hebben verschaft en van hen die, dit wetende, dat motorrijtuig zonder geldige reden gebruiken. Daarnaast kan de verzekeraar zich jegens de benadeelde ook beroepen op de in art. 4 WAM toegestane uitsluitingen van dekking voor schade toegebracht aan de bestuurder zelf en schade veroorzaakt tijdens het deelnemen aan snelheidsritten, enzovoorts. Ten slotte weerhoudt art. 11 WAM de verzekeraar er niet van aan te tonen dat de veroorzaakte schade geen verband houdt met het door hem gedekte risico. Bijvoorbeeld wanneer de schade is veroorzaakt door een voertuig dat niet door de

aangesproken WAM-verzekeraar is verzekerd.47

Het exceptieverbod van art. 11 WAM verzwaart in samenhang met eigen schadevergoedingsrecht van de benadeelde op grond van art. 6 WAM het risico van de

45

Van Huizen e.a. 2006, p. 211.

46

Elzas, in: Wansink e.a., Verzekeringsrecht. Tekst en Commentaar, art. 11 WAM , aant. 1 (online bijgewerkt tot 1-9-2013).

47

Van Huizen e.a. 2006, p. 212.

16

(21)

verzekeraar in grote mate. Als gevolg van deze twee bepalingen kan de verzekeraar namelijk jegens de benadeelde tot verdergaande schadevergoeding verplicht zijn dan voortvloeit uit de dekking waartoe de verzekeraar zich jegens de verzekerde heeft verplicht.48 De

rechtsverhouding tussen de verzekeraar en de verzekeringnemer verandert echter niet, de verzekeraar kan een verhaalsrecht hebben op de verzekerde voor de ongedekte schade die de WAM-verzekeraar op grond van art. 6 WAM jo. art. 11 WAM heeft uitgekeerd aan de benadeelde.49 Dit verhaalsrecht van de WAM-verzekeraar wordt behandeld in de volgende paragraaf.

§ 2.5 Ongedekte schade en het verhaalsrecht van de WAM-verzekeraar

De artikelen 6 en 11 WAM brengen dus geen wijzigingen in de tussen de verzekeraar en de verzekeringnemer bestaande rechtsverhouding. De rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de verzekeringsovereenkomst blijven voor beide partijen gelden. Heeft de verzekeraar ingevolge art. 6 WAM schade vergoed aan een benadeelde, terwijl de aansprakelijkheid voor die schade niet door een met hem gesloten verzekeringsovereenkomst was gedekt, dan heeft de WAM-verzekeraar op grond van artikel 15 lid 1 WAM voor het bedrag der

schadevergoeding verhaal op een voor de schade aansprakelijke verzekeringnemer. De verzekeringsovereenkomst kan bijvoorbeeld een opzetclausule bevatten, die schade veroorzaakt door opzet en/of voorwaardelijke opzet van de verzekeringnemer uitsluit van verzekering. Indien de verzekeraar deze schade aan de benadeelde op grond van art. 6 WAM heeft vergoed, kan de verzekeraar ingevolge art. 15 lid 1 WAM de verzekeringnemer

aanspreken voor het verhaal van de door haar aan de benadeelde partij uitgekeerde schadevergoeding. De verzekeraar kan krachtens art. 15 lid 1 WAM echter alleen verhaal halen op een voor de schade aansprakelijke verzekeringnemer.50

Daarnaast is het op grond van het tweede lid van art. 15 WAM mogelijk voor de verzekeraar om zich in de verzekeringsovereenkomst een verhaalsrecht op de

verzekeringnemer voor te behouden, ook voor het geval er op de verzekeringnemer geen burgerrechtelijke aansprakelijkheid rust. Art. 15 lid 2 WAM ziet op de gevallen waarin de verzekeraar volgens de wet of de verzekeringsovereenkomst gerechtigd mocht zijn de uitkering te weigeren of te verminderen.51 Bijvoorbeeld bij het niet betalen van premie, het ontbreken van dekking wegens verzwijging of in het geval een ander het motorrijtuig dronken

48 Ruitenbeek – Bart, TVP 2008/2, p. 68. 49

Van Huizen e.a. 2006, p. 213.

50

Rb Leeuwarden, 15 augustus 2012, ECLI:NL:RBLEE:2012:BX4923, VR 2013/124, r.o. 5.7.

51

Van Huizen e.a. 2006, p. 214.

17

(22)

heeft bestuurd, kan van een dergelijk verhaalsrecht sprake zijn. Bovendien kan dit verhaalsrecht jegens de verzekerde die niet is de verzekeringnemer worden uitgeoefend, indien de aansprakelijkheid van deze verzekerde wel door de WAM-verzekering gedekt wordt, maar hij zijn rechten uit de verzekeringsovereenkomst heeft verspeeld door na het ongeval niet te voldoen aan een of meer van zijn verplichtingen jegens de verzekeraar. 52 Grond voor verhaal op de verzekerde die niet is de verzekeringnemer bestaat bijvoorbeeld in het geval dat de verzekerde in gebreke is gebleven met nakoming van een op hem in zijn hoedanigheid van verzekerde rustende mededelingsplicht als bedoeld in art. 8 WAM. Het verhaalsrecht van de verzekeraar op grond van art. 15 WAM voorkomt de situatie dat de WAM-verzekeraar uiteindelijk de schade draagt, waarvoor de verzekerde niet was gedekt.53

Dit verhaalsrecht van de WAM-verzekeraar is met name van belang voor deze verzekeraar omdat hij zijn verhaal niet kan berusten op art. 7:962 lid 1 BW. Bij wijze van subrogatie gaan immers vorderingen van de verzekerde op derden over op de verzekeraar en de door de WAM-verzekeraar schadeloos gestelde benadeelde is geen verzekerde in de zin van art.7:962 lid 1 BW.54

Hoofdstuk 3

De directe actie van slachtoffers persoonsschade tegen

aansprakelijkheidsverzekeraar ex artikel 7:954 BW

§ 3.1 Inleiding

52

Elzas, in: Wansink e.a., Verzekeringsrecht. Tekst en Commentaar, art. 15 WAM , aant. 5 (online bijgewerkt tot 1-9-2013).

53

Van Huizen e.a. 2006, p. 214.

54

Van Huizen e.a. 2006, p. 215.

18

(23)

In het vorige hoofdstuk werd de eigen schadevergoedingsvordering van het slachtoffer van een motorrijtuig jegens de WAM-verzekeraar behandeld. Artikel 6 WAM biedt de benadeelde bescherming bij het verhaal van de door hem geleden schade. In dit hoofdstuk staat de directe actie van slachtoffers van persoonsschade jegens de aansprakelijkheidsverzekeraar van de aansprakelijke derde op grond van artikel 7:954 BW centraal. De directe actie is de bevoegdheid van een benadeelde om rechtstreeks van een aansprakelijkheidsverzekeraar betaling te vorderen van wat de aansprakelijke van zijn verzekeraar te vorderen heeft. De benadeelde maakt dus de vordering van de verzekerde te gelde, maar krijgt geen eigen schadevergoedingsvordering jegens de aansprakelijkheidsverzekeraar.55

De voorwaarden die artikel 7:954 BW stelt voor de directe actie van een benadeelde, beperken de reikwijdte van deze directe actie. De directe actie biedt aan de benadeelde dan ook minder vergaande bescherming dan het eigen recht van de benadeelde in gevolge art. 6 WAM, in de laatste paragraaf van dit hoofdstuk worden de verschillen tussen de directe actie en het eigen schadevergoedingsrecht op grond van art. 6 WAM behandeld. Allereerst wordt nu een korte toelichting gegeven over de historische ontwikkeling en de functie van de directe actie.

§ 3.2 Historische ontwikkeling en functie van de directe actie

De benadeelde is op grond van art. 7:954 BW bevoegd om rechtstreeks bij de

aansprakelijkheidsverzekeraar van de aansprakelijke persoon om betaling te verzoeken, van hetgeen deze aansprakelijke persoon te vorderen heeft van zijn verzekeraar. Het doel van deze directe actie is te bevorderen dat wanneer de aansprakelijkheid van de schadeveroorzaker door de verzekering is gedekt, de verzekeringspenningen zo veel mogelijk bij het slachtoffer terecht komen. Met de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering wordt immers vooral beoogd, naast het belang van de verzekerde, de bescherming van de benadeelde te bevorderen.

De benadeelde krijgt door de directe actie meer zekerheid van betaling en de

aansprakelijkheidsverzekeraar kan ook een vlotte schadeafwikkeling mogelijk maken.56 Onder het oude recht keerden de verzekeraars in beginsel rechtstreeks uit aan de verzekerde. Het was daarom nooit zeker dat de uitkeringen daadwerkelijk aan het slachtoffer ten goede kwamen.57 Verzekeraars zochten hiervoor zelf een oplossing door een clausule op

55

Wansink en Tiggele - van der Velde, in: Wansink e.a., Verzekeringsrecht. Tekst en Commentaar, art. 7:954 BW , aant. 1 (online bijgewerkt tot 1-9-2013).

56

Hendrikse e.a. 2008, p. 405.

57 Ruitenbeek – Bart, TVP 2008/2, p.67.

19

(24)

te nemen in de polisvoorwaarden, waarin de verzekeraar zich de bevoegdheid heeft voorbehouden rechtstreeks aan de benadeelde te betalen. De verzekerde verleent bij deze clausule aan de aansprakelijkheidsverzekeraars de volmacht namens hem de benadeelde af te rekenen. Op deze volmacht is echter art. 3:72 BW van toepassing: de volmacht eindigt van rechtswege bij faillissement van de verzekerde. Bovendien heeft de volmacht geen

onherroepelijk karakter. Het gevolg hiervan is dat de verzekerde kan verhinderen dat de verzekeraar bevrijdend betaalt aan de benadeelde, door de verzekeraar tijdig bij wijze van herroeping mede te delen dat hij de uitkering zelf wil ontvangen. Langs deze weg krijgt de benadeelde dus niet de gewenste bescherming.58

Een tweede waarborg dat de verzekeringspenningen aan het slachtoffer ten goede kwamen was art. 15 van de Nederlandse beurs-cascopolis voor de binnenvaart 1966: ‘Ten aanzien van krachtens deze polis aan derden verschuldigde vergoedingen, heeft de

verzekeraar het recht om, alvorens betaling over te gaan, te eisen dat hem een bewijs van betaling door de verzekerde of een bewijs dat de betaling aan de rechthebbende geheel zeker is gesteld wordt getoond, tenzij de verzekerde en eventuele hypotheekhouders en

cessionarissen van de assurantiepenningen hem machtigen tot rechtstreekse betaling aan hem die de desbetreffende vordering op de verzekerde hebben ’. De dekking op de polis waarvan deze clausule deel uitmaakt, ziet echter niet op aanspraken tot vergoeding van personen schade. Ook deze clausule bood niet te gewenste bescherming.59

De op 1 januari 2006 ingevoerde regeling van art. 7:954 BW biedt de benadeelde wel de gewenste bescherming, door voor deze de bevoegdheid van de directe actie te scheppen, zodat de verzekeringspenningen niet bij de verzekerde blijven steken of, bij insolventie van de verzekerde, diens schuldeisers ten goede zouden komen. Een rechtvaardiging voor de

bevoorrechte positie van de benadeelde ten opzichte van de andere schuldeisers van de verzekerde bij een faillissement en dus doorbreking van de paritas creditorum, is gezocht in het feit dat de benadeelde in het algemeen zonder zijn toedoen schuldeiser van de verzekerde wordt. Bovendien bestaat er tussen de vordering van de benadeelde jegens de verzekerde en de vordering van de verzekerde jegens diens verzekeraar een onverbrekelijke band. 60

§ 3.3 Reikwijdte van de directe actie

58 Wansink 2006, p. 429. 59 Wansink 2006, p. 430. 60 Asser 2012, p. 506. 20

(25)

De regeling in art. 7:954 BW geeft de benadeelde de bevoegdheid tot een directe actie jegens de aansprakelijkheidsverzekeraar van de aansprakelijke derde. Lid 1 van art. 7:954 BW bepaalt het volgende: ‘Indien in het geval van een verzekering tegen aansprakelijkheid de verzekeraar ingevolge artikel 941 de verwezenlijking van het risico is gemeld, kan de

benadeelde verlangen, dat indien de verzekeraar een uitkering verschuldigd is, het bedrag dat de verzekerde daarvan ter zake van de schade van de benadeelde door dood of letsel te vorderen heeft, aan hem wordt betaald’. Ingevolge deze bepaling dient aan een aantal voorwaarden te zijn voldaan wil de benadeelde zijn directe actie kunnen uitoefenen, deze voorwaarden beperken de reikwijdte van de werking van de directe actie.

Allereerst wordt in art. 7:954 lid 1 BW de reikwijdte van directe actie uitdrukkelijk beperkt tot aanspraken tot vergoeding van schade door dood of letsel. De minister acht deze beperking gerechtvaardigd omdat het oplopen van letsel of het overlijden diep ingrijpt in het persoonlijke leven van betrokkenen. Het uitblijven van of een vertraging in de vergoeding van de geleden schade maakt de gevolgen en het leed vaak namelijk nog erger, en is voor zover het een gekwetste betreft bovendien niet bevorderlijk voor diens revalidatie. De directe actie is dus niet van toepassing voor door de benadeelde geleden zaakschade en zuivere

vermogensschade. Deze beperking moet worden gezien tegen het licht van het feit dat verzekeraars al door de directe actie zwaarder belast worden, de gevolgen daardoor beperkt zijn, nu het grootste aantal vorderingen ter zake van aansprakelijkheid vorderingen ter zake van zaakschade en zuivere vermogensschade betreft.61

Daarnaast stelt 7:954 lid 1 BW als voorwaarde voor het kunnen uitoefenen van de directe actie door de benadeelde, dat de verwezenlijking van het risico aan de verzekeraar is gemeld door de verzekeringnemer of verzekerde. Het meldingsvereiste geeft de verzekerde de gelegenheid om buiten de verzekering om de benadeelde schadeloos te stellen. Het nadeel hiervan voor de benadeelde is dat zolang er geen melding is gedaan, hij alleen de verzekerde kan aanspreken tot vergoeding van zijn schade. Geen melding is vereist in de situatie dat de verzekerde een rechtspersoon is die heeft opgehouden te bestaan en de verwezenlijking van het risico dus niet meer kan melden. Deze uitzondering geldt niet indien het vermogen van de rechtspersoon na een fusie of een splitsing onder algemene titel door een andere rechtspersoon wordt verkregen. De schadevergoedingsverplichting gaat dan over op de verkrijgende

61

Wansink 2006, p 445.

21

(26)

rechtspersoon en deze kan de verwezenlijking van het risico vervolgens melden aan de aansprakelijkheidsverzekeraar. 62

Verder is van belang dat onder benadeelde in de zin van art. 7:954 BW wordt verstaan: primaire slachtoffers, dat wil zeggen de slachtoffers zelf, maar ook familieleden met

bijvoorbeeld shockschade of eventuele nabestaanden van de slachtoffers. De directe actie van art. 7:954 geldt echter niet voor regresnemers.63 Art. 7:954 BW is ingevolge het zevende lid niet van toepassing voor zover de benadeelde schadeloos is gesteld of voor zover hem door de wet jegens de verzekeraar een eigen recht op schadevergoeding is toegekend. Daaruit volgt dat de directe actie niet geldt voor regresnemers zoals particuliere verzekeraars, sociale uitvoeringsinstanties of werkgevers. Zij dienen zich voor verhaal tot de aansprakelijke persoon te wenden.64

§ 3.4 ‘Ius agendi’

Indien aan alle vereisten van lid 1 is voldaan, dan kan de benadeelde rechtstreeks van de aansprakelijkheidsverzekeraar betaling verlangen van de door de verzekeraar verschuldigde uitkering voor het bedrag dat de verzekerde daarvan ter zake van schade van de benadeelde door dood of letsel te vorderen heeft. De benadeelde wordt ingevolge artikel 7:954 BW geen schuldeiser van de aansprakelijkheidsverzekeraar, de verzekerde blijft de schuldeiser van zijn verzekeraar. Tussen de aansprakelijkheidsverzekeraar en de benadeelde ontstaat namelijk geen aparte verbintenis. De verzekerde behoudt het recht op uitkering, maar de aan de uitkering verbonden rechtsvordering kan slechts door de benadeelde worden uitgeoefend.De benadeelde heeft dus het exclusieve recht om nakoming van de uitkeringsplicht van de verzekeraar te vorderen en om, zo nodig in rechte betaling af te dwingen. Het gevolg hiervan is dat de verzekerde geen nakoming meer kan verlangen van de uitkering en de verzekeraar slechts aan de benadeelde bevrijdend kan betalen.65

Een belangrijke consequentie van het feit dat de benadeelde op grond van art. 7:954 BW geen eigen vordering op de verzekeraar krijgt maar slechts een ‘ius agendi’ is dat de verzekeraar alle wettelijke en contractuele verweren kan tegenwerpen aan de benadeelde, die hij ook aan de verzekerde zelf had kunnen tegenwerpen. Uit de wet of

verzekeringsovereenkomst voortvloeiende nietigheid, verval of verweer van de uitkering treft

62

Wansink en Tiggele - van der Velde, in: Wansink e.a., Verzekeringsrecht. Tekst en Commentaar, art. 7:954 BW , aant. 2 (online bijgewerkt tot 1-9-2013).

63

Rb Den Haag, 26 februari 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:2790, 2014/125, r.o. 4.2.

64 Ruitenbeek – Bart, TVP 2008/2, p. 68. 65 Hendrikse e.a. 2008, p. 414. 22

(27)

daardoor ook de benadeelde. Het bedrag dat de verzekeraar verplicht is te betalen aan de benadeelde kan dus worden verminderd, indien de verzekeraar hiertoe jegens de verzekerde de bevoegdheid heeft. Bijvoorbeeld door verrekening van achterstallige premies.66

§ 3.5 Bevrijdend betalen, beschikkingsdaden en beslag ten laste van verzekerde

De bescherming die art. 7:954 BW aan de benadeelde beoogt te bieden ligt met name besloten in het derde en vierde lid van dit artikel. Volgens het derde lid van art. 7:954 BW kan de verzekeraar slechts bevrijdend betalen aan de verzekerde nadat hij de benadeelde tevergeefs heeft verzocht binnen vier weken mede te delen of hij de bevoegdheid tot directe actie wil uitoefenen, of indien deze daarvan afstand heeft gedaan.

Het vierde lid van art. 7:954 BW bepaalt dat de verzekerde niet bevoegd is ten nadele van de benadeelde over zijn vordering op de aansprakelijkheidsverzekeraar te beschikken. De verzekerde kan bijvoorbeeld niet zijn vordering op de verzekeraar cederen aan een ander dan de benadeelde of de vordering bezwaren met een pandrecht. Deze beperking van de

beschikkingsbevoegdheid van de verzekerde omvat slechts het deel dat de personenschade betreft, over het deel dat zaakschade of zuivere vermogensschade betreft is hij nog geheel beschikkingsbevoegd.

Daarnaast bepaalt art. 7:954 lid 4 BW ook dat de vordering van de verzekerde op de aansprakelijkheidsverzekeraar niet voor beslag vatbaar is. Daardoor wordt de benadeelde beschermd tegen andere schuldeisers die ten laste van de verzekerde beslag willen leggen op de vordering. Hieruit volgt dat de verzekeraar beslag door andere schuldeisers van de

verzekerde dan de benadeelde moet negeren.67

§ 3.6 Verschillen directe actie en eigen recht

Uit de voorgaande paragrafen en het vorige hoofdstuk volgt dat de directe actie en het eigen recht beide dienen tot bescherming van de benadeelde bij verhaal van zij schade, maar ook dat er enkele verschillen bestaan tussen de directe actie van de benadeelde jegens de verzekeraar en de eigen schadevergoedingsvordering van de benadeelde jegens de verzekeraar op grond van art. 6 WAM. De voornaamste verschillen worden in deze paragraaf behandeld.

§ 3.6.1 Strekking 66 Hendrikse e.a. 2008, p. 416. 67 Hendrikse e.a. 2008, p. 426. 23

(28)

Het eerste kenmerkende verschil tussen de directe actie als bedoeld in art. 7:954 BW en het eigen recht van art. 6 jo. 11 WAM is de strekking van beide regelingen. Aan de benadeelde komt op grond van art. 6 WAM een eigen schadevergoedingsvordering jegens de verzekeraar toe, terwijl de benadeelde op grond van art. 7:954 BW slechts de bevoegdheid heeft om rechtstreeks van de verzekeraar betaling aan hem te vorderen van hetgeen de aansprakelijk derde van zijn aansprakelijkheidsverzekeraar te vorderen heeft.

Ingevolge art. 7:954 BW heeft de benadeelde dus het ‘ius agendi’: het recht om in eigen naam en met uitsluiting van de verzekerde nakoming te vorderen. Het gevolg hiervan is dat de verzekerde geen nakoming meer kan verlangen van de uitkering en de verzekeraar slechts aan de benadeelde bevrijdend kan betalen. In tegenstelling tot het eigen recht wordt de verzekeraar ingevolge art. 7:954 BW echter geen debiteur van de benadeelde. Van hoofdelijke verbondenheid in de zin van art. 6:6 BW tussen verzekeraar en verzekerde zoals bij art. 6 WAM is geen sprake. De benadeelde heeft op grond van art. 6 WAM uit eigen hoofde een vordering op de WAM-verzekeraar en deze laatste kan dan ook niet bevrijdend betalen aan de verzekerde.68

Volgens de minister kan dit verschil gerechtvaardigd worden door te wijzen op het verplichte karakter van de WAM-dekking: met deze verplichting bepaalt en garandeert de wet in feite een bepaalde dekkingsomvang. Een systeem als dat van de WAM leent zich echter niet voor een algemene aansprakelijkheidsverzekering. 69

§ 3.6.2 Wettelijke en contractuele verweren

Een tweede verschil betreft de wettelijke en contractuele verweermiddelen van de

verzekeraar. Omdat de benadeelde ingevolge art. 7:954 BW geen eigen vorderingsrecht krijgt jegens de verzekeraar, maakt hij daardoor uitsluitend aanspraak op uitkering indien en voor zover de verzekeraar jegens de verzekerde ter zake van de schade van de benadeelde een uitkering verschuldigd is. De aansprakelijkheidsverzekeraar blijft namelijk bevoegd om zich te beroepen op wettelijke en contractuele verweren die de dekking beperken of zelfs uitsluiten en daarmee aan de schadeloosstelling van de benadeelde in de weg staan. De verzekeraar wordt dus niet verplicht verdergaande schadevergoeding te betalen aan de benadeelde, dan waartoe de verzekeraar zich jegens de verzekerde heeft verplicht.70

68 Asser 2012, p. 513. 69 Hendrikse e.a. 2008, p. 416. 70 Asser 2012, p. 514. 24

(29)

Daarentegen kan de WAM-verzekeraar ingevolge art. 6 jo. 11 WAM geen wettelijke of contractuele verweren tegenwerpen aan de benadeelde. Als gevolg van deze twee

bepalingen kan de verzekeraar jegens de benadeelde wel tot verdergaande schadevergoeding verplicht zijn dan voortvloeit uit de dekking waartoe de verzekeraar zich jegens de verzekerde heeft verplicht.71 De benadeelde heeft immers een eigen zelfstandige

schadevergoedingsvordering jegens de verzekeraar. De verzekeraar kan zich echter wel beroepen op eigen schuld van de benadeelde, daarbij is artikel 6:101 BW van belang. Hieruit volgt dat de WAM-verzekeraar meer risico loopt door het eigen recht van een benadeelde, dan de algemene aansprakelijkheidsverzekeraar door een directe actie van een benadeelde.

§ 3.6.3 Beperkingen

Ten derde kent art. 7:954 BW een aantal beperkingen van de directe actie die niet spelen bij de toepassing van art. 6 WAM. Allereerst is de toepassing van de directe actie beperkt tot door de benadeelde geleden schade door dood of letsel. Bij de toepassing van art. 6 WAM wordt echter geen verschil gemaakt tussen schade door dood of letsel en zaakschade of zuivere vermogensschade. Deze beperking van de directe actie werkt in het voordeel van de aansprakelijkheidsverzekeraars, omdat zij door de directe actie al zwaarder worden belast en het grootste gedeelte van de vorderingen ter zake van aansprakelijkheid vorderingen ter zake van zaakschade en zuivere vermogensschade betreft. De WAM-verzekeraar kan daarentegen op grond van art. 6 WAM worden aangesproken tot vergoeding van letselschade maar ook tot vergoeding van zaakschade of zuivere vermogensschade.72

Daarnaast is de benadeelde op grond van art. 6 WAM niet afhankelijk van de

verzekerde voor het instellen van zijn vordering jegens de verzekeraar. De benadeelde is bij de directe actie daarentegen op grond van art. 7:954 lid 1 BW afhankelijk van de verzekerde. De benadeelde heeft immers alleen de bevoegdheid tot een directe actie indien de verzekerde de verwezenlijking van het risico heeft gemeld aan de aansprakelijkheidsverzekeraar. Deze beperking geldt niet voor art. 6 WAM. De WAM-verzekeraar is ongeacht een melding van zijn verzekerde verplicht tot schadevergoeding aan de benadeelde.

§ 3.6.4 Regresnemers

Ten slotte wijkt de regeling van art. 7:954 BW ook met betrekking tot de positie van regresnemers af van het eigen recht van art. 6 WAM. De directe actie geldt niet voor

71 Ruitenbeek – Bart, TVP 2008/2, p. 68. 72 Wansink 2006, p. 446. 25

(30)

regresnemers zoals particuliere verzekeraars, sociale verzekeraars of werkgevers. Artikel 7:954 lid 7 BW bepaalt immers dat de directe actie toepassing mist voor zover de benadeelde reeds schadeloos is gesteld of voor zover hem door de wet jegens de verzekeraar een eigen recht op schadevergoeding is toegekend. De directe actie geldt alleen voor primaire

slachtoffers, dat wil zeggen de slachtoffers zelf, maar ook familieleden met bijvoorbeeld shockschade of eventuele nabestaanden van de slachtoffers.

Het eigen recht van art. 6 WAM geldt daarentegen wel voor regresnemers. Onder benadeelde in de zin van art. 6 WAM wordt verstaan: zij die schade hebben geleden welke grond oplevert voor de toepassing van de WAM, alsmede hun rechtverkrijgenden. Hieruit volgt dat zowel gesubrogeerde verzekeraars als wettelijke regresnemers zich met hun regresvordering tot de WAM-verzekeraar kunnen richten. 73

Conclusie

Indien een persoon schade lijdt waarvoor een derde aansprakelijk is, dan is deze

aansprakelijke derde verplicht die schade te vergoeden. Vaak wordt deze schade gedekt door een, tussen het slachtoffer en een verzekeraar overeengekomen, schadeverzekering. Deze uitkerende schadeverzekeraars worden bij wijze van subrogatie zoals bedoeld in art. 7:962 BW crediteur van de aansprakelijke persoon. Daarnaast kan een verkeersslachtoffer, door het

73

Ruitenbeek – Bart, TVP 2008/2, p. 68.

26

(31)

uitoefenen van zijn eigen recht op grond van art. 6 WAM, de WAM-verzekeraar van de aansprakelijke persoon aansprakelijk stellen voor de geleden schade. En een slachtoffer van persoonsschade kan, door toepassing van de directe actie op grond van art. 7:954 BW, de aansprakelijkheidsverzekeraar van de aansprakelijke persoon verplichten de uitkering rechtstreeks aan hem te betalen. In de hoofdstukken 1 t/m 3 zijn de drie bovengenoemde onderwerpen in kaart gebracht, voor zover deze onderwerpen betrekking hebben op de rol van schadeverzekeraars als crediteuren en aansprakelijk te stellen partijen in het

aansprakelijkheidsrecht.

In het eerste hoofdstuk staat het subrogatierecht van de schadeverzekeraar centraal. De voorwaarden, beperkingen en de nemo-plus regel zijn aan de orde gekomen. De eerste

subvraag, ‘Wat houdt subrogatie op grond van art. 7:962 BW in?’ kan als volgt worden beantwoord: Voor zover een schadeverzekeraar schade heeft vergoed waarvoor een derde aansprakelijk is, gaat de schadevergoedingsvordering van de verzekerde op deze

aansprakelijke derde bij wijze van subrogatie over op de uitkerende verzekeraar. Hierdoor wordt de uitkerende verzekeraar crediteur van de voor de schade aansprakelijke persoon en kan hij de door hem uitgekeerde schadevergoeding dus verhalen op deze aansprakelijke derde. Subrogatie voorkomt dus dat de verzekeraar deze schade blijft dragen en de schade

uiteindelijk niet door de aansprakelijke derde wordt gedragen.

In hoofdstuk 2 wordt het eigen recht van een verkeersslachtoffer jegens de WAM-verzekeraar van de aansprakelijke persoon op grond van art. 6 WAM behandeld. Beschreven is wat dit eigen recht inhoudt. Verder kwamen de wettelijke en contractuele verweren van de verzekeraar en het verhaalsrecht van de verzekeraar aan de orde. Op de tweede subvraag, ‘Wat houdt het eigen recht van art. 6 WAM in?’ kan het volgende antwoord worden gegeven: Indien de benadeelde ingevolge art. 6 WAM een eigen recht heeft jegens de

WAM-verzekeraar, dan kan deze benadeelde de verzekeraar uit eigen hoofde aanspreken tot

vergoeding van de door hem geleden schade. De benadeelde heeft dus een eigen zelfstandige vordering jegens de verzekeraar. Hieruit volgt dat niet alleen de verzekerde, maar ook de door deze benadeelde schuldeiser is van de verzekeraar. Het tenietgaan van de schuld van de verzekeraar aan de verzekerde, bevrijdt de verzekeraar dus niet jegens de benadeelde. Art. 6 WAM biedt een waarborg dat schade toegebracht door een gemotoriseerde weggebruiker zo veel mogelijk door de benadeelde kan worden verhaald.

In het derde hoofdstuk staat de directe actie van slachtoffers van persoonsschade centraal. Besproken zijn de reikwijdte, voorwaarden en gevolgen van art. 7:954 BW.

(32)

Daarnaast zijn ook de voornaamste verschillen tussen de directe actie en het eigen recht van art. 6 WAM aan de orde gekomen. De derde subvraag, ‘Wat houdt de directe actie,

neergelegd in art. 7:954 BW in en waarin verschilt deze bevoegdheid van het eigen recht van art. 6 WAM?’ kan als volgt worden beantwoord: De directe actie is de bevoegdheid van een

benadeelde om rechtstreeks van een aansprakelijkheidsverzekeraar betaling te vorderen van hetgeen de aansprakelijke als verzekerde van deze verzekeraar te vorderen heeft. De

verzekeraar kan dan niet meer bevrijdend betalen aan de verzekerde. Deze bevoegdheid komt pas toe aan de benadeelde als aan alle voorwaarden voor de directe actie is voldaan. De belangrijkste voorwaarden zijn de melding van de verwezenlijking van het risico aan de verzekeraar en de beperking van de directe actie tot schade door dood of letsel. Het doel van deze directe actie is te bevorderen dat wanneer de aansprakelijkheid van de

schadeveroorzaker door de verzekering is gedekt, de verzekeringspenningen zo veel mogelijk bij het slachtoffer terecht komen.

Het eerste kenmerkende verschil tussen de directe actie van art. 7:954 BW en het eigen recht van art. 6 WAM is dat het eigen recht verder strekt dan de directe actie. Ingevolge art. 6 WAM krijgt de benadeelde een eigen vordering jegens de verzekeraar, de verzekeraar is dus debiteur van de benadeelde. Daarentegen heeft de benadeelde ingevolge art. 7:954 BW geen eigen recht, maar slechts de bevoegdheid om de betaling te vorderen van het recht van de verzekerde op uitkering. De verzekeraar wordt echter geen debiteur van de benadeelde.

Een tweede verschil tussen de directe actie en het eigen recht is dat de verzekeraar in geval van een directe actie bevoegd blijft wettelijke en contractuele verweren tegen te werpen aan de benadeelde. De verzekeraar kan dus niet worden verplicht verdergaande

schadevergoeding te betalen aan de benadeelde, dan waartoe de verzekeraar zich jegens de verzekerde heeft verplicht. De WAM-verzekeraar kan daarentegen geen wettelijke en contractuele verweren jegens de verzekerde tegenwerpen aan de benadeelde. De WAM-verzekeraar kan jegens de benadeelde dus wel tot verdergaande schadevergoeding verplicht zijn dan voortvloeit uit de dekking waartoe de verzekeraar zich jegens de verzekerde heeft verplicht.

Een ander verschil is dat de reikwijdte van directe actie uitdrukkelijk is beperkt tot aanspraken tot vergoeding van schade door dood of letsel. Art. 6 WAM kent deze beperking niet.

Bovendien geldt voor toepassing van de directe actie de voorwaarde dat de verwezenlijking van het risico aan de verzekeraar is gemeld. Deze voorwaarde geldt niet voor de toepassing van art. 6 WAM. Ten slotte geldt de directe actie niet ten behoeve van regresnemers zoals

(33)

particuliere verzekeraars, sociale verzekeraars of werkgevers. Het eigen recht van de

benadeelde ex art. 6 WAM geldt daarentegen wel ten behoeve van deze regresnemers. Hieruit volgt dat het eigen recht verdergaande bescherming biedt dan de directe actie. Daarom is het risico dat de WAM-verzekeraar draagt ook groter dan het risico dat algemene

aansprakelijkheidsverzekeringen dragen.

Literatuurlijst

Asser 2012

C. Asser, C. Asser’s handleiding tot beoefening van het Nederlands burgerlijk recht:

Bijzondere overeenkomsten Deel IX De verzekeringsovereenkomst, Deventer: Kluwer 2012.

De Graaf, NTHR 2010

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

verdachte en raadsman hebben in beginsel recht op inzage van de processtukken, de verdachte moet in principe worden gehoord voordat er een ingrijpende beslissing in zijn nadeel

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Universiteit van Amsterdam 2010; N.A. Rijke, Een voortdurende schoolstrijd. Identiteitsgebonden benoemingsbeleid ten aanzien van personeel op orthodox-protestantse basis- en

3) Oorzakelijk verband tussen de schending van een resultaats- verbintenis met betrekking tot de medische behandeling en de lichamelijke schade. Bestaan van een oorzakelijk

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

➢ Onderzoek welk algemeen belang kan worden ingeroepen voor de beperking van de transparantie bij de verplichtstelling en waarom voldaan is aan het

Sprenger van Eijk, Handleiding tot de kennis van onze vaderlandsche spreekwoorden en spreekwoordelijke zegswijzen, bijzonder aan de scheepvaart en het scheepsleven, het dierenrijk

de houder van een Mbw-vergunning moet alle maatregelen nemen die redelijkerwijs van hem gevergd kunnen worden om te voorkomen dat als gevolg van de met gebruikmaking van