• No results found

Gezondheidsinterventie op het Echnaton College en het effect op de prevalentie van overgewicht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gezondheidsinterventie op het Echnaton College en het effect op de prevalentie van overgewicht"

Copied!
59
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tessa Hooft (500651430) Onderzoeksthema Gezondheid

Academie voor Lichamelijke Opvoeding

Domein Bewegen Sport en Voeding, Hogeschool van Amsterdam Datum: 1 mei 2017

1e gelegenheid

(2)

Inhoudsopgave

Voorwoord 3 Samenvatting 4 Inleiding 5 Methode 15 Proefpersonen 15 Meetinstrumenten en taak 16 Procedure 17

Dataverzameling en statische analyse 20

Resultaten 22

Discussie 24

Conclusie 29

Geraadpleegde bronnen 30

Bijlagen 34

Bijlage I – Brief aan ouders 35

Bijlage II – Handleiding Eurofittest 36

Bijlage III – Referentiewaarden voor de som van 4 huidplooien 54

Bijlage IV – SPSS-output 55

Bijlage V – Bewijs Ephorus 59

(3)

Voorwoord

Het schrijven van een afstudeeronderzoek is een van de eisen waaraan moet worden voldaan voor het afronden van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding te Amsterdam. Voor dit onderzoek heb ik meegewerkt aan het onderzoek dat op het Echnaton College in Almere wordt uitgevoerd. Dit is een onderzoeksproject waarin Huib van de Kop, docent op de ALO, de leiding heeft. Aan dit project heb ik mogen deelnemen, aangezien ik ondertussen zesde jaars student ben.

Het Echnaton College heeft een gezond schoolbeleid ingevoerd. Zo heeft de school een gezonde schoolkantine gerealiseerd en de uren van het reguliere aanbod bewegingsonderwijs uitgebreid. Tegenwoordig is er veel sprake van overgewicht, wat de keuze voor een gezonde school interessant maakt. Is deze interventie voldoende om invloed uit te kunnen oefenen op het overgewicht van deze leerlingen? Aangezien er veel meer factoren - naast de school - invloed hebben op het overgewicht van een kind, vroeg ik mij af in hoeverre het gezonde schoolbeleid hier verschil in kan maken. Voor dit onderzoek heb ik gekeken naar de invloed van gezondheidsinterventie op het vetpercentage van een kind op het Echnaton College.

Het afstudeeronderzoek is het laatste resultaat dat moet worden behaald om mijn opleiding daadwerkelijk af te ronden. Aangezien ik zo snel mogelijk wil afstuderen, in verband met de kosten die dit met zich meebrengt en het feit dat ik al fulltime werkzaam ben op een middelbare school, zit er ook best wat druk achter. Heel fijn dat ik heb kunnen meedoen met het project op het Echnaton College. Ik wil Huib van de Kop bedanken voor deze mogelijkheid.

Gedurende het schrijven van dit onderzoek, ben ik begeleid door Niek Schaper. Wij hebben iedere week contact gehad en hij heeft mij wekelijks van zeer fijne en bruikbare feedback voorzien. Heel fijn om met iemand samen te werken die weet wat je doelstelling is en je daarin ondersteunt. Hem wil ik dan ook in het speciaal bedanken, want zonder deze ondersteuning was het afronden van dit onderzoek voor mij veel lastiger geweest.

(4)

Samenvatting

Het doel van het onderzoek was om te kijken of de gezondheidsinterventie op het Echnaton College invloed heeft op de mate van overgewicht bij de leerlingen. Dit aangezien er steeds meer mensen te maken hebben met overgewicht, wat vaak al begint op jonge leeftijd bij kinderen.

De leerlingen (n=155) hebben drie jaar de gezondheidsinterventie gevolgd, en worden ieder schooljaar gemeten. Door middel van de vier punt huidplooimeting is de data verzameld en deze meting is uitgevoerd door studenten van de ALO Amsterdam. De gegevens die voor dit onderzoek zijn gebruikt zijn de metingen uit schooljaar 2012/2013 en 2015/2016. Deze data is verzameld in een Excel-bestand en ingevoerd in SPSS voor de analyse. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de Chi-kwadraat analyse.

Uit de resultaten is gebleken dat er een significant verschil is tussen de som van de huidplooimetingen van de leerlingen uit 2012 en dezelfde leerlingen uit 2015 (X2=4,665; p=0,041). In 2012 waren er 65 leerlingen (41,9%) met overgewicht en in 2015 waren er 84 leerlingen (54,2%) met overgewicht. De gemiddelde som van de huidplooimetingen uit 2012 was 37,81mm met een bijbehorende standaarddeviatie van 22,648. De gemiddelde som van de huidplooimetingen uit 2015 was 45,10mm met een bijbehorende standaarddeviatie van 28,609.

Er kan geconcludeerd worden dat er na de interventie in 2015 een hogere prevalentie van overgewicht was bij de leerlingen van het Echnaton College dan in 2012. Scholen zouden op basis van dit onderzoek geadviseerd kunnen worden om de interventies die worden toegepast specifiek gericht te laten zijn op de prevalentie van overgewicht.

(5)

Inleiding

De laatste tijd is ‘een gezonde leefstijl’ en overgewicht een veel voorkomend onderwerp in de media (Jansen, et al., 2009). Dit wordt op verschillende manieren aan de kaak gesteld. Zo schrijven Moorman & Carlsberg (2016) dat een mens minimaal 400 gram groente per dag zou moeten eten. Culinair journaliste Luiten (2016) geeft in het tv-programma ‘RTL Late Night’ aan het hier niet mee eens te zijn en illustreert dit met de uitspraak: “We zijn in Nederland totaal de weg kwijt over wat gezond eten is, men zou juist moeten genieten van eten!”. Dit is een greep uit de adviezen die de Nederlander worden aangereikt via de media. Deze tegenstrijdige adviezen maken het onduidelijk wat er wel tot een gezonde levensstijl behoort en wat niet.

Wat wel duidelijk is, is dat overgewicht daar niet toe behoort (WHO, 2016; Allemand-Jander, 2010; Erickson, Robinson, Haydel, & Killen, 2000). Overgewicht en obesitas zijn abnormale of buitensporige opeenhopingen van vet die de gezondheid kunnen beïnvloeden (WHO, 2016). Er wordt gesproken van overgewicht bij een BMI-waarde van 25 of hoger en bij een BMI-waarde van 30 of hoger is er sprake van obesitas (WHO, 2016). Overgewicht wordt beïnvloed door beweging, voeding en levenswijze (Biersteker, Broere, & Biersteker, 1983), hier probeert het Echnaton College met een gezondheidsinterventie positieve invloed op uit te oefenen. Het sport- en

beweegaanbod is aangepast, er zijn speciale sportklassen gevormd, er is een stadsakker aangelegd en in de kantine wordt goed gekeken naar het soort eten en drinken dat ze aanbieden (van de Kop, Toussaint, Maertens, van der Linden, & van Kampen, 2013). Wanneer deze interventie ervoor zou kunnen zorgen dat de

prevalentie van overgewicht op scholen omlaag gaat, dan zou dat van praktisch relevante waarde kunnen zijn voor de samenleving.

Allereerst zorgt overgewicht voor grotere kans op Diabetes Mellitys Type-2, Osteoartritis, een aantal vormen van kanker en hart- en vaatziekten. Wanneer de prevalentie van overgewicht naar beneden gaat, zou de kans op mensen met deze gezondheidsaandoeningen tevens naar beneden gaan. Hiernaast zou een lagere prevalentie van overgewicht kunnen leiden tot een afname in het aantal mensen met een chronische aandoening. Deze chronische aandoeningen - zoals Diabetes – worden onder andere veroorzaakt door overgewicht (Cornelisse-Vermaat, Maassen van den Brink, & Groot, 2003). Deze verlaging zou een positief effect kunnen hebben op de

(6)

kosten die gemaakt moeten worden in de gezondheidszorg. De kosten die hiermee bespaard kunnen worden, kunnen oplopen van 400 miljoen tot 2 miljard euro (Cornelisse-Vermaat et al., 2003). Deze bespaarde kosten zouden dan bijvoorbeeld aan onderzoek naar kanker en/of MS – besteed kunnen worden.

Naast de lichamelijke problemen kan overgewicht tevens psychische problemen veroorzaken, zoals een verlaagd zelfbeeld of depressie (Visscher et al., 2004; Hautvast, 2003). Wanneer de prevalentie van overgewicht zou dalen, zouden het voorkomen van deze psychische problemen tevens kunnen dalen. Dit zou goed zijn voor het levensgeluk van deze personen met psychologische problemen en overgewicht, aangezien beide zouden afnemen. Het laatste positieve effect van de prevalentie van overgewicht in de samenleving kan gevonden worden op de

arbeidsmarkt. Volgens Robroek et al. (2013) is er sprake van discriminatie gebaseerd op lichaamsgewicht, tijdens sollicitatieprocessen. Afname van overgewicht zou daarom een bijdrage kunnen leveren aan een vermindering van werkloosheid binnen deze groep sollicitanten (Robroek et al., 2013). Een gezondheidsinterventie dat overgewicht tegen gaat zou om deze redenen wenselijk kunnen zijn.

Overgewicht en obesitas zijn abnormale of buitensporige opeenhopingen van vet die de gezondheid kunnen beïnvloeden (WHO, 2016). Overgewicht ontstaat als de hoeveelheid energie die een persoon binnenkrijgt – via eten en/of drinken – voor een langere tijd hoger is dan de energie die het lichaam verbruikt (WHO, 2016). Het lichaam verbruikt energie wanneer er bewogen wordt. Bij genoeg beweging wordt binnengekomen energie verbruikt en zullen er geen vetophopingen ontstaan. Lichamelijke beweging zorgt er zo voor dat er geen sprake zal zijn van

vetophopingen, waardoor de ontwikkeling van overgewicht wordt voorkomen. De algemene norm voor lichamelijke beweging van de jeugd – jonger dan 18 jaar – ligt op dagelijks één uur matig intensieve lichamelijke activiteit. De bijbehorende activiteiten moeten minimaal twee keer per week plaatsvinden en gericht zijn op het verbeteren of handhaven van lichamelijke fitheid (Hildebrandt, Bernaards, &

Hofstetter, 2015). Wanneer deze norm wordt nageleefd, kan dit de prevalentie van overgewicht tegengaan. De mate van energieverbranding door lichamelijke activiteit zal dan hoog zijn, waardoor de energie inname via eten en drinken tot op zekere hoogte kan worden gecompenseerd. Op deze manier kan overgewicht het hoofd worden geboden (WHO, 2016).

(7)

Het model van Bouchard et al. (1994) sluit hierbij aan. Volgens dit model heeft lichamelijke activiteit een wisselwerking met gezondheid gerelateerde lichamelijke fitheid en gezondheid, wat kan worden beïnvloed door

omgevingskenmerken en erfelijkheid. Dit model geeft aan dat lichamelijke beweging direct in verbinding staat met de lichamelijke fitheid en de gezondheid van de mens. ‘Personen die lichamelijk actief zijn, zijn lichamelijk fitter en gezonder dan personen die minder actief zijn. Vice verca zijn gezonde en fitte personen, fysiek actiever’, aldus Bouchard et al. (1994). Wanneer deze personen lichamelijk niet actief genoeg zijn, is het gevolg een afname in de lichamelijke fitheid en gezondheid (Bouchard et al., 1994). Ten gevolgen hiervan zal de kans op het ontwikkelingen van overgewicht groter zijn, gezien de persoon lichamelijk niet actief genoeg is om de binnengekomen energie te verbranden (WHO, 2016). Dit heeft - net als bij het model van Bouchard (1994) - een negatieve invloed op de gezondheid en op overgewicht (WHO, 2016).

Verder is voeding een belangrijke schakel in het ontstaan van overgewicht. In de huidige samenleving wordt de inname van calorieën gestimuleerd en wordt het verbranden van calorieën middels lichamelijke activiteit ontmoedigd (Philipson & Posner, 1999). Een reden voor het stimuleren van de inname van calorieën kan worden gevonden in het onderzoek van Rao, Afshin, Singh, en Mozaffarian (2003). Hierin is gevonden dat gezond voedsel - door technologische ontwikkelingen - over het algemeen duurder is dan ongezond voedsel (Rao et al., 2003). Zo is het voor veel mensen aantrekkelijker om ongezond voedsel te kopen en wordt de inname van calorieën gestimuleerd. Ongezond voedsel bevat over het algemeen meer calorieën dan gezond voedsel, wat bij de inname van ongezond voedsel de ontwikkeling van overgewicht in de kaart kan spelen (WHO, 2016). Een andere reden voor het ontstaan van overgewicht kan gevonden worden in de hectische levensstijl van veel ouders, waardoor gezond eten moeilijker te realiseren is (Salvy, Elmo, Nitecki, Kluczynski, & Roemmich, 2011). Door de hectische levensstijl hebben de ouders last van tijdgebrek, waardoor er eerder sneller te bereiden voedsel in huis wordt gehaald. Dit is over het algemeen goedkoper en ongezonder dan producten die minder snel te bereiden zijn (O'Dea, 2003; Noble, Stead, Jones, McDermott, & McVie, 2007). Bovendien vinden kinderen gezond eten vaak minder lekker en is junkfood vaak verpakt in

aantrekkelijke verpakkingen, waardoor ouders sneller geneigd zijn ongezonde voeding te kopen (McKinley et al., 2005). In de ongezonde voeding, zitten meer calorieën dan in meer verantwoorde producten. Wat betekent dat de hoeveelheid

(8)

suikers en vetten vele malen hoger liggen dan wanneer er gezonde voeding wordt genuttigd. Daarnaast is ongezond voedsel veel minder verzadigend, waardoor de neiging tot snacken en snoepen na het eten wordt vergroot. Door deze verandering in de levensstijl, worden er meer calorieën naar binnen gewerkt, wat maakt dat er veel meer lichamelijke activiteit moet plaatsvinden om dit tegen elkaar op te kunnen heffen. Alleen blijft de lichamelijke activiteit in de meeste gevallen uit, wat de kans op overgewicht vele male groter maakt (WHO, 2016).

Er zijn verschillende acties die kunnen worden ondernomen om te zorgen dat overgewicht wordt tegen gegaan. Waaronder kinderen stimuleren om op vroege leeftijd te gaan sporten. Overgewicht is iets wat vanaf jonge leeftijd al kan ontstaan, en wat vaak te maken heeft met de voeding dat een kind tot zich neemt of de

hoeveelheid dat een kind beweegt. Hoe eerder er wordt gestart met sporten en bewegen, des te kleiner de kans dat zich overgewicht optreedt. Hierbij geldt dat kinderen die op jonge leeftijd beginnen met sporten, vaker ook later in hun leven veel bewegen (Lehto, Reunamo, & Ruismäki, 2012; Telama et al., 2005). Het werkt dan als een soort gewoonte dat wordt voortgezet. Het is daarbij wel van belang dat het sporten - op jonge leeftijd - als positief wordt ervaren. Wanneer er zich negatieve herinneringen bevinden rondom het sporten, is de kans dat ermee gestopt wordt ook vele male groter. Hierbinnen heeft een trainer-coach een belangrijke functie. Een context waarin de nadruk ligt op positieve ervaringen, gekenmerkt door plezier hebben in sport, diversiteit en betrokkenheid van iedereen met betrokken en goed opgeleide trainers is hierin zeer belangrijk (Bailey, 2006). De kans dat er op latere leeftijd actief gesport gaat worden of dat er gestart wordt omdat er sprake is van overgewicht, is erg klein. Het is dus van groot belang dat een kind al op jonge leeftijd kennis maakt met sporten en bewegen op een positieve en uitdagende manier

aangezien dat de kans vergroot dat het op latere leeftijd wordt voortgezet, en daarmee de kans op overgewicht afneemt.

Hierop heeft een aantrekkelijke leefomgeving ook invloed. Maar door de verdichting van de Nederlandse stadswijken verdwijnen speelterreinen,

sportfaciliteiten, parken en ander groen uit de stadswijken. Gemeenten verplaatsen ze veelal naar de rand van de stad (van Overbeek, de Vries, Jongert, & Hopman-Rock, 2005). Het bevorderen van een gezonde leefomgeving waarin onderdelen zoals een speelplaats of playground zich in de wijk bevinden is ook een mogelijkheid om

(9)

positieve invloed uit te oefenen op overgewicht (Aarts, Wendel-Vos, van Oers, van de Goor, & Schuit, 2010), aangezien het de lichamelijke beweging kan beïnvloeden.

Het Echnaton College probeert invloed uit te oefenen op overgewicht door een aangepast schoolbeleid, de gezonde school, te hanteren. Het beweegassortiment is aangepast, met meer aanbod naast de reguliere LO-uren (van de Kop, Toussaint, Maertens, van der Linden, & van Kampen, 2013). Er is een groot aanbod van sport-, beweeg-, pauze- en naschoolse activiteiten die worden aangeboden. Ook zijn er sportklassen en Highschool klassen om het extra bewegen te stimuleren. Voor de leerlingen die al bij de top behoren is er de mogelijkheid een aangepast rooster te volgen met begeleiding, aangezien het een erkende Topsport Talent School is. Binnen en buiten de lessen wordt er aandacht besteed aan een sportieve en gezonde

levensstijl. Hier wordt aandacht aan besteed door middel van het lesprogramma DoiT, waarin wordt gestreefd naar bewustwording en gedragsverandering (van de Kop et al., 2013). Er is een gezonde schoolkantine in de school aanwezig, met een aangepast en verbeterd aanbod. Er mag op school nergens worden gerookt, ook niet op het

schoolplein dat opnieuw is ingericht. De school beschikt nu over een groen en gezond plein met onder andere sportvelden, een amfitheater en een moestuin. De invloed van de verschillende interventies kunnen goed in kaart worden gebracht door de jaarlijkse Eurofittest die wordt uitgevoerd op het Echnaton College. Daarbij hebben ze een leerlingvolgsysteem waarin ze de leerlingen nauwkeurig in de gaten houden, en waarvan de resultaten besproken worden tijdens de mentorgesprekken op school (van de Kop et al., 2013).

Er zijn verschillende factoren wat betreft mogelijke oorzaken van overgewicht. Een daarvan is het gebrek aan gezondheidskennis (Nayga, 2000). Wanneer de jeugd niet bekend is met de risicovolle gedragingen voor de gezondheid, zullen ze hun handelen ook niet herkennen – laat staan erkennen – als mogelijke oorzaak voor overgewicht. Door middel van het lesprogramma DoiT op het Echnaton College proberen ze hier invloed op uit te oefenen. De doelstelling van dit programma is om de leerlingen bewust te maken van wat ze tot zich nemen en wat voor gevolgen dat heeft (van de Kop et al., 2013). Deze interventie probeert bewustwording en kennis te bewerkstelligen en daarmee gedragsverandering in gang te zetten. Wanneer een leerling weet dat het slecht is voor de gezondheid, kan dat het handelen

(10)

beïnvloeden (Nayga, 2000). Het lesprogramma van DoiT zou daardoor de prevalentie van overgewicht kunnen verkleinen.

Volgens Black en Macinko (2008) laten woonwijken met verschillende buitensport en –speel mogelijkheden zien dat er meer sportieve activiteiten worden ondernomen dan wanneer hier geen gelegenheid voor is. Het dicht in de buurt hebben van deze mogelijkheden werkt uitdagend en uitnodigend. Het stimuleert de

lichamelijke beweging en zorgt voor afname van het lichaamsgewicht (Black & Macinko, 2008). Binnen de gezonde school interventie van het Echnaton College is het bieden van verschillende buitensporten en speelmogelijkheden tevens van belang (van de Kop et al., 2013) en wordt dit gestimuleerd. In de lijn van het onderzoek van Black en Macinko (2008) zullen deze maatregelen van het Echnaton College helpen overgewicht tegen te gaan. Gezien deze onderzoekers gevonden hebben dat diversiteit aan buitensport- en speelmogelijkheden lichaamsbeweging stimuleren, wat tot een afname in lichaamsvet en tegelijkertijd overgewicht tot gevolg had (Black &

Macinko, 2008). Wanneer het lichaamsvet afneemt zal er minder snel sprake zijn van overgewicht (WHO, 2016).Een andere reden dat de gezonde schoolbeleid interventie van het Echnaton College zou kunnen zorgen voor een verlaging in de prevalentie van overgewicht ligt in het onderzoek van Jurg, de Meij, van der Wal en Kremers (2005). In een pilot genaamd ‘JUMP-in’ lieten deze onderzoekers kinderen onder schooltijd kennis maken met uiteenlopende sporten, door professionele trainers hiervoor in te zetten. Tevens werden er naschoolse activiteiten aangeboden. Het resultaat was dat deze kinderen eerder actief lid werden van een sportvereniging dan kinderen die deze pilot niet hadden gevolgd (Jurg et al., 2005). Het extra aanbod van op het Echnaton College komt overeenkomt met het extra aanbod in deze pilot, bijvoorbeeld de uiteenlopende variatie van sporten tijdens de gymles en in de sportklassen (van de Kop et al., 2013). Dit zou, net als in de pilot, tot gevolg kunnen hebben dat de

kinderen actief lid gaan worden van een sportvereniging. Wanneer een kind actief lid is van een sportvereniging, beweegt een kind meer. Het gevolg van meer beweging is een hogere mate van vetverbranding (de Greef, 2009). Wanneer de mate van

overtollig vet naar beneden gaat zal overgewicht afnemen (WHO, 2016). Dit is een van de redenen waarom de interventie van de gezonde school effectief zou kunnen zijn in het terug dringen van overgewicht bij de leerlingen op het Echnaton College.

(11)

Een ander eerder gedaan vergelijkbaar onderzoek met het huidige onderzoek waar er een research design is ontwikkeld om te kijken hoe gezond een

gezondheidsinterventie is om te prevalentie van overgewicht tegen te gaan, is het onderzoek van Ruiter, Fransen, Molleman, van der Velden, & Engels (2015). Het doel was om een research design te ontwikkelen om de effectiviteit te bepalen van een e-learning programma voor ouders om overgewicht bij de kinderen tegen te gaan. Dit elektronisch leerprogramma zou als aanvulling kunnen dienen voor bestaande preventieprogramma’s voor kinderen van 9 tot 13 jaar. Het elektronische

leerprogramma is gericht op de rol die ouders hebben in de mate waarin de kinderen gezond zijn. Middels dit programma leren ouders communicatievaardigheden, zoals goed kijken en luisteren. Op deze manier zouden de ouders ervoor moeten zorgen dat de kinderen betere en gezondere keuzes maken betreffende voeding en dagelijkse activiteiten. De verwachting is dat kinderen van deze ouders een gezonder

voedingspatroon en een fysiek actievere levensstijl hebben, dan kinderen waarvan de ouders het leerprogramma niet hebben gevolgd. Het onderzoek design is gericht op ouders van kinderen van 9-13 jaar, die al actief waren in een bestaand overgewicht-preventie programma dat door hun school werd aangeboden. Het gaat in dit

onderzoekdesign om een experimentele setting met twee groepen. Allereerst een interventiegroep, waarbinnen de ouders een brochure krijgen én het elektronische leer programma ondergaan. Daarnaast een controlegroep, waarbinnen de ouders alleen een brochure kregen. In totaal zouden er 322 ouders en kinderen random toegewezen moeten gaan worden aan één van de twee groepen. De bedoeling was om een 0-meting, een tussen meting na 5 maanden en een eind meting na 12 maanden af te nemen bij de twee groepen. Daarnaast was het doel van het onderzoek van van Nassau et al. (2015), om te evalueren of het Dutch Obesity Intervention in Teenagers(DoiT)- programma effect heeft gehad op het terugdringen van de

prevalentie van overgewicht In totaal deden er 1486 leerlingen van 12 tot 14 jaar uit Nederland mee aan het onderzoek. Deze waren verdeeld over de interventie groep met daarin 1002 leerlingen van 20 scholen waar het DoiT interventieprogramma actief was en de controlegroep met daarin 484 leerlingen van 9 scholen zonder

interventieprogramma. Hierbij werden metingen gedaan van lengte, gewicht, huidplooidikte, en heup/buikomtrek. De data werd verzameld middels zelfreflectie van de leerlingen met betrekking tot het dieet en het sportgedrag. Er was hierbij sprake van een nulmeting en 20 maanden later een nameting. Er is geen significant

(12)

effect gevonden in het verminderen van de prevalentie van overgewicht bij de scholen met de DoiT interventie. Wel is er bij controle voor geslachtsverschillen een

significant verschil gevonden bij vrouwelijke leerlingen, namelijk een vermindering in de inname van suikerhoudende drankjes. Bij de jongens werd er een significant verschil gevonden in het gemiddeld aantal keer ontbijten, de jongens ontbeten

gemiddeld vaker dan voor de interventie. Tot slot is het onderzoeksdoel van de Greeff et al. (2016) om de effecten van fysiek-actieve academische lessen op de BMI en fysieke fitheid van basisschoolkinderen te achterhalen. Van 12 basisscholen in Nederland zijn de leerlingen van groep 2 en 3, in totaal 376 kinderen, met een gemiddelde leeftijd van 8,1 jaar, willekeurig toegewezen aan een 22-week durend interventieprogramma of aan de controlegroep. Dit interventieprogramma bestond uit drie keer in de week een halfuur lang het oplossen van wiskundige en taalproblemen gerelateerd aan fysieke inspanningen. Dit terwijl bepaalde fysieke inspanningen werden uitgevoerd. De intensiteit hiervan kon hoog zijn, maar de moeilijkheidsgraad was laag. Zowel BMI als de fysieke fitheid was gemeten voor en na de interventie. De fysieke fitheid is gemeten volgens 5 items van de Eurofittest, bestaande uit de 10x5 meter shuttle-run test voor snelheid en coördinatie, de 20 meter uithoudingsvermogen shuttle-run test, de ‘sprong-uit-stilstand’ voor explosieve kracht, de sit-ups in 30 seconden voor spier-uithoudingsvermogen en knijpkracht. Het resultaat van dit onderzoek was dat bij de interventie groep er geen BMI-verandering had plaats gevonden en er bij de controlegroep een toename werd gesignaleerd in BMI. Dit ging om een significant verschil.

Het verschil tussen bovenstaand eerder gedaan onderzoek en dit huidige onderzoek, heeft betrekking op de soort interventies die zijn uitgevoerd. Allereerst hebben de bovenstaande onderzoeken, op het onderzoek van van Nassau et al. (2015) na, gekeken naar leerlingen op basisscholen. De gezondheidsinterventie die is

uitgevoerd op het Echnaton College, heeft betrekking op middelbare scholieren. Dit is interessant, want in hoeverre heeft een interventie dan effect in deze

leeftijdscategorie? Daarnaast zijn de interventies die zijn gedaan verschillend. Ook hierbij is het onderzoek van van Nassau et al. (2015) een uitzondering. Maar alle andere bovenstaande onderzoeken zijn gefocust op 1 of 2 interventies, waar het Echnaton College uit meerdere interventies bestaat. Voorbeelden hiervan zijn:

bewegingslessen, buitenschoolse beweging, voeding en begeleiding. Wel is het zo dat 12

(13)

het onderzoek van van Nassau et al. (2015) meer interventies uitvoert, maar geen Eurofit-test. Dit is op het Echnaton College wel gebeurd. Aangezien er bij de gezondheidsinterventie op het Echnaton College dus veel breder wordt gewerkt en gemeten, zit er verschil in de onderzoeken en dat maakt het de moeite waard om te gaan onderzoeken. De tijdsduur waarin de interventies van kracht zijn is tevens een verschil met het huidige onderzoek. Bij het onderzoek van Ruiter et al. (2015) werden de resultaten bekeken over één jaar. Het onderzoek van van Nassau et al. (2015) had betrekking op een periode van 20 maanden. Van Kann et al. (2015) heeft de resultaten over een periode van twee jaar genomen en het onderzoek van de Greeff et al. (2016) duurde maar 22 weken. De gezondheidsinterventie op het Echnaton College duurde echter vier jaar. Doordat het een langere periode betreft, kan het effect groter of beter zichtbaar zijn. Deze verschillen in interventies (de andere doelgroep, de hoeveelheid en de duur) tussen de eerder gedane onderzoeken en dit huidige onderzoek, maakt het interessant om te kijken wat het effect is op de prevalentie van overgewicht. Om deze redenen luidt de onderzoeksvraag: “Is er een verschil in de hoeveelheid leerlingen met overgewicht, op het Echnaton College, uit schooljaar 2012/2013 met een leeftijd tussen de 11 en 14 jaar en dezelfde leerlingen uit het schooljaar 2015/2016 met een leeftijd tussen de 14 en 17 jaar door de gezondheidsinterventies die zijn gedaan in de periode 2012 tot 2015?”

De verwachting is dat de prevalentie van overgewicht zal dalen na het volgen van de 4 jaar durende gezondheidsinterventie op het Echnaton College. De

gezondheidsinterventie op het Echnaton College probeert invloed uit te oefenen op overgewicht door het aangepast schoolbeleid ‘de gezonde school’. Het

beweegassortiment voor de leerlingen is uitgebreid, waardoor leerlingen meer

mogelijkheden hebben om te bewegen en dat is volgens de NNGB-norm van belang is (Hildebrandt et al., 2015). Door middel van het lesprogramma DoiT (van de Kop et al., 2013) wordt zowel binnen als buiten de lessen aandacht besteed aan een sportieve en gezonde levensstijl. Hierbij wordt gestreefd naar bewustwording en

gedragsverandering. Dit gaat de prevalentie van overgewicht tegen (Nayga, 2000). Er is een gezonde schoolkantine (van de Kop et al., 2013) in de school aanwezig, waar het aanbod is aangepast en dus verbeterd. Hiermee kan de voedselinname worden gestuurd, aangezien is gebleken dat er veel op scholen gekocht en geconsumeerd

(14)

wordt. Een verbetering van de voedselinname, kan een positief effect hebben op de prevalentie van overgewicht. De school is nu in het bezit van een groen en gezond plein met onder andere sportvelden, een amfitheater en een moestuin (van de Kop et al., 2013). Waar er steeds meer ‘buitenspeelmogelijkheden’ verdwijnen, stimuleert en daagt dit juist uit tot lichamelijke beweging (Black & Macinko, 2008). Meer

lichaamsbeweging betekend meer energie verbruik (de Greef, 2009), wat prevalentie van overgewicht in de hand kan werken (WHO, 2016). Deze bovenstaande punten naast de langer uitgevoerde interventie periode van vier jaar op het Echnaton College, wordt verwacht dat de leerlingen in 2015/2016 significant minder overgewicht

hebben dan dat in 2012/2013 het geval was.

(15)

Methode

Proefpersonen

Aan dit onderzoek hebben in totaal 155 leerlingen (n=155) deelgenomen, waarvan 50 meisjes (32,3%) en 105 jongens (67,7%). Er zijn twee meetmomenten geweest. De eerste meting was in 2013, met een gemiddelde leeftijd 12,8 jaar met een standaarddeviatie van 0,5 De tweede meting was in 2015, met een gemiddelde leeftijd van 15,8 jaar met een standaarddeviatie van 0,52333. Het onderzoek is afgenomen op het Echnaton College in Almere. Hierbij zijn alle leerlingen uit het schooljaar

2012/2013 gemeten en in 2015/2016 zijn alle leerlingen opnieuw gemeten. Tijdens de eerste meting zaten alle deelnemers in het eerste leerjaar, tijdens de tweede meting zaten de meeste leerlingen in het vierde leerjaar maar sommige leerlingen zijn blijven zitten en kwamen dus uit een derde jaars klas. Het Echnaton College is een openbare middelbare school met in totaal 1200 leerlingen. Hier kan onderwijs gevolgd worden op zowel vmbo-niveau, met een intersectoraal programma in de bovenbouw. Een intersectoraal programma is in de eerste plaats niet beroepsgericht, maar

loopbaangericht. Dit houdt in dat er een brede oriëntatie is op verschillende soorten werk, met een geïntegreerde loopbaanbegeleiding. De vaste kern van het programma zijn algemene beroepscompetenties: kennis, vaardigheden en houdingen, die in allerlei soorten werk goed gebruikt kunnen worden. De sectoren en profielen zijn geen doel op zich meer, maar vormen de contexten voor verschillende soorten werkervaring. Tevens biedt het Echnaton College onderwijs aan op niveau van de mavo, havo en de onderbouw van het vwo. Het keurmerk dat deze school bezit is ‘Topsport Talent School’, een profilering die gericht is op gezondheid, bewegen en sport. Op deze school staat er in het eerste en het tweede schooljaar zes uur aan sport op het rooster. Voor de leerlingen die topsport beoefenen is er speciale begeleiding. Deze leerlingen zitten bij elkaar – per niveau – in een aparte klas en kunnen rekenen op een aangepast rooster. Het keurmerk heeft deze school bemachtigd door aandacht te besteden aan gezondheid in lessen. Onder andere door de mogelijkheid te bieden sportief bezig te zijn, door mee te doen aan extra sport, de highschool lessen, de pauze- en naschoolse sportactiviteiten, toernooien en allerlei andere

sportevenementen. Daarnaast ligt het Echnaton College in een omgeving waarin veel sportveldjes te vinden zijn in de nabije omgeving. Gezond en sportief horen dan ook

(16)

bij de cultuur op Echnaton. Er zijn ruimten waar even ontspannen kan worden, een kantine waar alleen smakelijke, gezonde en duurzame voedingsproducten worden verkocht en er wordt door geen één leerling op het terrein van de school gerookt. Binnen en buiten de lessen wordt aandacht besteed aan het belang van een sportieve en gezonde leefstijl. Voorafgaand aan het onderzoek is er een brief (Bijlage 1.) naar alle ouders verstuurd, waarin de ouders op de hoogte werden gesteld van de testdag met alle metingen. Hieronder viel de huidplooimetingen, welk van belang is voor dit onderzoek. In deze brief is om toestemming gevraagd, de ouders hadden de

mogelijkheid om aan te geven dat er geen akkoord was voor de deelname van hun kind aan dit onderzoek. Als dit het geval was, dan werd dit geaccepteerd en hoefde de desbetreffende leerling geen deel te nemen aan de testen die zijn afgenomen.

Meetinstrumenten en taak

Het construct wat werd gemeten werd, was de prevalentie van overgewicht. Om de prevalentie van overgewicht te meten is er gebruik gemaakt van de vier punts huidplooimeting. Deze kwantitatieve metingen werden uitgevoerd aan de hand van de Eurofittest (Bijlage 2.). In deze test kwamen de volgende punten aan bod: lenigheid, snelheid, spieruithoudingsvermogen, kracht, uithoudingsvermogen en antropometrie. Voor het huidige onderzoek was alleen het onderdeel ‘antropometrie’ van belang. De huidplooien zullen worden gemeten middels een Slimguide huidplooimeter. De vier punten waar werd gemeten zijn bij de supra-iliacale huidplooi (meting aan de zijkant van de romp - boven de heup naar voren en naar binnen, met de huidplooimeter in een hoek van 45 graden), de subscapulaire huidplooi (meting aan de achterzijde van de romp - onder het schouderblad aan de binnenrand, met de huidplooimeter in

horizontale toestand), de tricepshuidplooi (meting halverwege de achterzijde van de bovenarm in een ontspannen toestand, met de huidplooimeter in een verticale stand) en de bicepshuidplooi (meting halverwege de voorzijde van de bovenarm in een ontspannen toestand, met de huidplooimeter in een verticale toestand). Voor een meer gedetailleerde beschrijving, zie Bijlage 2. De huidplooimeting is betrouwbaar

vanwege de nauwkeurigheid van gebruik van meeteenheden, de waarden van de meting worden in millimeters aangegeven. Als voorbereiding op het afnemen van deze testen komen de personen die de testen afnemen, ALO studenten, meerdere malen bij elkaar om de testen te oefenen. Dit wordt gedaan om te voorkomen dat er

(17)

mogelijke fouten gemaakt kunnen worden bij het afnemen van de testen. Gedurende deze bijeenkomst werd er uitgelegd hoe de verschillende onderdelen moesten worden gemeten en werd er informatie verschaft over de verschillende protocollen. Na deze uitleg hebben alle studenten de verschillende onderdelen uitgevoerd en gemeten. Hierbij is het stuk antropometrie nadrukkelijk behandeld. Aangezien het in dit onderzoek gaat om het stuk antropometrie en dit door geoefende studenten werd uitgevoerd was de kans op het maken van fouten tijdens het meten nihil. Dit maakt de metingen meer betrouwbaar. Daarnaast hebben er meer mensen dan alleen de

testafnemers per onderdeel de resultaten bekeken. Zo waren er meerdere mensen die de naar de afnemers gedurende de testen en de naar resultaten hebben gekeken. Door deze dubbelcheck konden fouten worden geïdentificeerd, wat de betrouwbaarheid ten goede brengt. Ook zijn er een hoop leerlingen gemeten, wat ervoor zorgt dat de betrouwbaarheid van de test toeneemt. Hoe meer leerlingen er deelnemen, hoe minder zwaar fout weegt. Dit zorgt voor een toename wat betreft de betrouwbaarheid. De huidplooimeter meet precies wat gewenst wordt te meten, namelijk de dikte van de huidplooi en daarmee het vetpercentage van een persoon (McArdle, Katch, & Katch, 2007). De mate van vetpercentage is van belang in de bepaling van overgewicht, omdat in de definitie van overgewicht ‘overtollig vet’ als criterium voor overgewicht wordt meegenomen (WHO, 2016). Dit is goed voor de validiteit van de test voor het meten van overgewicht, gezien overgewicht op deze manier daadwerkelijk gemeten wordt. Daarnaast wordt er specifieker gekeken naar de verdeling tussen vet en spiermassa en niet enkel naar een verhouding tussen lengte en gewicht zoals bij het BMI alleen berekend wordt (Krebs et al., 2007). Dat zijn precies de waarden die tijdens dit onderzoek gebruikt worden, om de onderzoeksvraag te beantwoorden. Door het gebruik van de huidplooimeter, wordt de spiermassa niet meegenomen maar alleen het vetpercentage gemeten en daarmee dus overgewicht. Dit komt de validiteit van de huidplooimeter als meetinstrument ten goede bij het meten van overgewicht.

Procedure

Allereerst is er op het Echnaton College sprake van een

gezondheidsinterventie. Dit is de ‘Gezonde School’ (van de Kop et al., 2013), waar alle deelnemers van dit onderzoek mee te maken hebben gehad. Er zijn verschillende interventies die hebben plaatsgevonden om aan dit gezonde schoolbeleid te kunnen

(18)

voldoen. De interventies heeft de school in verschillende delen opgesplitst. De eerste interventie is extra bewegen. Zo is er een groot aanbod van sport- en

beweegactiviteiten en wordt er naast de reguliere lessen lichamelijke opvoeding pauze- en naschoolse sportactiviteiten aangeboden, die worden begeleid door een combinatiefunctionaris. Zo zijn er voor alle leerlingen meer mogelijkheden op het gebied van bewegen. Er zijn twee soorten sportklassen, waarbij de leerlingen

structureel meer bewegingsuren op het programma hebben staan. Voor leerlingen die verschillende sporten leuk vinden en graag nieuwe sporten proberen is dit een

geschikte optie. Zo komen deze leerlingen in contact met een groot assortiment aan sporten, zowel binnen als buiten de school. De Highschool klas is bedoeld voor de leerlingen die specifiek geïnteresseerd zijn in één sport, maar nog niet tot de top behoren. Zo kunnen deze leerlingen, op de momenten die hiervoor beschikbaar worden gesteld, meer de verdieping in gaan in de sport waar hun interesse ligt. Voor de leerlingen die al wel tot de top behoren is het Echnaton College ook zeer geschikt, als een erkende Topsport Talent School. Voor de topsporters en talenten op deze school is er de mogelijkheid op een aangepast rooster en kan de school ondersteunend zijn in de begeleiding. Zo kunnen topsport en een succesvolle studieleerweg goed gecombineerd worden. Naast het onderdeel extra bewegen waar aandacht aan wordt besteed, is er ook oog voor de bevordering van een gezonde leefstijl. Hier wordt aandacht aan besteed door middel van het lesprogramma DoiT. Het doel van dit lesprogramma is een bewustwording van de invloed van omgeving op voeding en beweeggedrag en het realiseren van een blijvende positieve gedragsverandering hierin. Er wordt gestuurd op de vermindering van suikerinname door het minderen van gesuikerde frisdranken en ongezonde snacks en wordt er gestreefd naar een bevordering van de lichaamsbeweging en een afname van zittend gedrag. De interventie van de gezonde schoolkantine sluit hier goed op aan. Het aanbod van de kantine is aangepast en verbeterd, waardoor leerlingen gezondere producten gaan kopen en zich meer zal beseffen wat het belang van goede voeding is en welke voordelen dat met zich meebrengt. Daarnaast heeft de school, met behulp van de subsidie van het agentschap Natuur Milieu en Educatie, een stadsakker aangelegd waarbij de verbouwde producten worden gebruikt in de gezonde kantine voor het aanbieden van een gezonde lunch of ontbijt. De interventie van een

leerlingvolgsysteem zorgt voor een verzameling van datagegevens over gezondheid gerelateerde kernmerken van de leerlingen gedurende hun schoolperiode op het

(19)

Echnaton College. De data die jaarlijks wordt verzameld bestaat uit onder andere lengte, gewicht, lichamelijk prestatievermogen, voeding- en beweeggedrag en

kwaliteit van leven. De verzamelde gegevens worden gebruikt om de effectiviteit van de interventies te bepalen. Daarnaast worden de resultaten individueel besproken tijdens het portfoliogesprek met de mentor. Zo wordt er bewust gekeken naar het effect van de huidige manier van leven op de gezondheid van de leerling. Leerlingen met overgewicht zullen dan ook door de mentor worden geadviseerd om contact op te nemen met de diëtist die wekelijks een spreekuur op school heeft (van de Kop et al., 2013).Op het Echnaton College worden jaarlijks metingen verricht middels de Eurofit-test om effectiviteit van de interventie onder de loep te houden. In dit onderzoek is er gebruik gemaakt van twee van deze meetmomenten om de

effectiviteit van de interventie met betrekking tot het terugdringen van de prevalentie van overgewicht te bepalen. Het eerste meetmoment vond plaats in schooljaar

2012/2013 en het tweede meetmoment in het schooljaar 2015/2016. De data van deze twee momenten werd met elkaar vergeleken. Hierbij werd de prevalentie van

overgewicht aan de hand van huidplooimetingen gemeten. De procedure voor beide momenten is identiek. Het verzamelen van deze gegevens nam één week in beslag en de verschillende testen werden uitgevoerd in de gymzalen van het Echnaton College. De reguliere LO-lessen van het Echnaton College kwamen te vervallen en werden ingevuld door het afnemen van deze testen. Het uitvoeren van de testen en het verwerken van de verzamelde data werd gedaan door studenten van de ALO

Amsterdam. Doordat er bij de huidplooimeting wordt verwacht dat het bovenstuk van de deelnemer tijdelijk wordt verwijderd, zullen deze metingen in aparte testruimtes worden afgenomen waarbij jongens en meisjes worden gescheiden. Met het oog op de veiligheid van de deelnemers waren er altijd twee proefpersonen aanwezig in de testruimtes. De testafnemers staan zo niet alleen met een leerling in een aparte ruimte, waardoor de leerling en testafnemer altijd gecontroleerd worden en er altijd een getuige is mocht er een verdachte situatie ontstaan. De deelnemers namen plaats op de gang en werden om de beurt naar binnen gehaald voor de metingen. De metingen worden uitgevoerd met een huidplooimeter, waartussen de huidplooi voor twee

seconden wordt vastgeklemd en dan wordt afgelezen. De huidplooimeting vond plaats aan de rechterkant van het lichaam. Voor het gedetailleerde protocol, zie Bijlage 2.

(20)

Dataverzameling en statische analyse

Alle deelnemers kregen aan het begin van de metingen een papieren formulier waarop de eigen gegevens moesten worden ingevuld. Elke keer als een proefpersoon bij een testonderdeel aankwam, werd het formulier gegeven aan de persoon die dat onderdeel begeleidde zodat de uitkomsten van de metingen genoteerd konden worden op het formulier. Wanneer de deelnemers alle onderdelen hadden gehad, werden de formulieren ingenomen en verzameld door studenten van de ALO. Deze studenten hebben vervolgens alle gegevens verwerkt en ingevoerd in een Excel-document. Uit dit document zijn de gegevens gehaald die nodig waren voor dit onderzoek. De gegevens die hiervoor niet van belang zijn, niet compleet waren of wanneer er geen leeftijd of gewicht genoteerd was, werden verwijderd en dus niet opgenomen in het nieuwe Excel-bestand. In het Excel-bestand werden onder andere de som van de huidplooimetingen weergegeven, het geslacht en de leeftijd. Op basis van deze gegevens, kon er worden weergegeven of de leerling tot de variabele ‘wel

overgewicht’ of ‘geen overgewicht’ behoorde. Hiervoor is gebruik gemaakt van de eerste afkapwaarde van ‘boven gemiddeld’ (van Mechelen, van Lier, Hlobil, Crolla, & Kemper, 1991), zie Bijlage 3. Afhankelijk van de som van de huidplooimeting, het geslacht en de leeftijd is aangegeven of een leerling viel onder de noemen ‘wel overgewicht’ of ‘geen overgewicht’. Dit Excel-bestand kon vervolgens worden geopend in SPSS. Voor de analyse van dit onderzoek is gebruik gemaakt van SPSS 21.0 en als eerste gekeken en gecontroleerd op uitschieter (Bijlage 4, Figuur 1.) en normaliteit (Bijlage 4, Figuur 2 en 3.). De data van de som van de huidplooien zijn niet normaal verdeeld. Dit is zichtbaar bij de boxplot, doordat de afstand van de hoogste waarde tot het derde kwartiel veel groter is dan de afstand van de kleinste waarde tot het eerste kwartiel. Daarnaast geven de hoeveelheid uitschieters naar boven hier ook al een beeld van, deze is scheef verdeeld naar rechts. Dit wordt ook bevestigd door de histogrammen in Bijlage 4, Figuur 2 en 3.. De aanwezigheid van een scheve verdeling is niet zorgwekkend voor het vervolg van de analyse, aangezien er gebruik gemaakt zal worden van een non-parametrische toets. De verwachting bij de onderzoeksvraag kon niet zomaar worden aangenomen, dit moest eerst worden onderzocht middels eens statistische analyse. Hiervoor is gebruik gemaakt van de Chi-kwadraattest. Er is voor de Chi-kwadraat test gekozen, gezien zowel de onafhankelijke variabele meetmoment als de afhankelijk variabele prevalentie van

(21)

overgewicht nominaal van aard zijn. Beiden hebben twee scoremogelijkheden, voor de prevalentie van overgewicht is dat ‘wel overgewicht’ of ‘niet overgewicht’ en voor het meetmoment is dat ‘schooljaar 2012/2013’ of ‘schooljaar 2015/2016’. Met deze test wordt er gekeken naar het verschil tussen de meetmomenten met betrekking tot de prevalentie van overgewicht. Voor de analyse werd een significantieniveau van p <0 ,05 aangehouden. Bij een p < 0,05 werd de nulhypothese verworpen en de

onderzoekshypothese aangenomen.

(22)

Resultaten

Relevante SPSS-outputs voor dit onderzoek, zijn op volgorde van de resultatensectie toegevoegd, zie Bijlage 4.

Van het aantal leerlingen dat heeft meegedaan aan dit onderzoek, was zowel in 2012 tijdens de eerste meting als in 2015 tijdens de tweede meting 100% van de groep (n=155) aanwezig. Er zijn dus 0 missende waarden bij zowel de eerste meting in 2012 als de tweede meting in 2015. Op basis van deze twee huidplooimetingen is de

gemiddelde som van de huidplooimeting bepaald van de groep in 2012 en 2015. Vervolgens is gekeken of de proefpersonen wel of niet vielen onder de categorie overgewicht aan de hand van de afkapwaarden van van Mechelen et al. (1991). De hoofdvraag is: “Is er een verschil in de hoeveelheid leerlingen met overgewicht, op het Echnaton College, uit schooljaar 2012/2013 met een leeftijd tussen de 11 en 14 jaar en dezelfde leerlingen uit het schooljaar 2015/2016 met een leeftijd tussen de 14 en 17 jaar door de gezondheidsinterventies die zijn gedaan in de periode 2012 tot 2015?”

De gemiddelde som van de huidplooimetingen uit 2012 was 37,81mm met een bijbehorende standaarddeviatie van 22,648. De gemiddelde som van de

huidplooimetingen uit 2015 was 45,10mm met een bijbehorende standaarddeviatie van 28,609 (Tabel 1.). In 2012 waren er 65 leerlingen (41,9%) met overgewicht en in 2015 waren er 84 leerlingen (54,2%) met overgewicht (Tabel 2.), in 2015 was de prevalentie van overgewicht significant hoger dan in 2012 (X2=4,665; p < 0,05), zie

Tabel 2.

Tabel 1. Gemiddelde som van de huidplooimetingen Gemiddelde (sd) Huidplooimeting 2012 37,81 (22,648) Huidplooimeting 2015 45,10 (28,609) Pearson Chi Kwadraat 4,665

P-waarde 0,031*

* p<0,05: significant verschil tussen de huidplooimeting van 2012 en 2015

(23)

Tabel 2. Resultaten van Chi-square Test en Descriptive Statistics voor prevalentie overgewicht van schooljaar 2012 en 2015.

Schooljaar

Prevalentie overgewicht 2012 2015

Wel overgewicht 65 (41,9%) 84 (54,2%)

Geen overgewicht 90 (58,1%) 71 (45,8%)

N.B. X2=4,665, df=1. Cijfers tussen haakjes duiden op kolom percentages.

(24)

Discussie

Het doel van het onderzoek was om te kijken of de interventie van het gezonde schoolbeleid op het Echnaton College invloed heeft op de mate van

overgewicht bij de leerlingen. Dit aangezien er steeds meer mensen te maken hebben met overgewicht, wat vaak al begint op jonge leeftijd bij kinderen. Daarom is er gekeken of er een verschil kon worden gevonden tussen de leerlingen gemeten in 2012 en dezelfde leerlingen in 2015, die allen drie jaar het gezonde schoolbeleid hebben gevolgd. Uit de resultaten is gebleken dat er een significant verschil is gevonden tussen de som van de huidplooimetingen van de leerlingen uit 2012 en dezelfde leerlingen uit 2015. Waarbij de prevalentie overgewicht in 2015, gemeten middels de huidplooimeting, hoger is dan de prevalentie overgewicht in 2012, tegen de verwachtingen in.

Met het onderzoek van van Nassau et al. (2015) is een overeenkomst te vinden wat de onderzoeksresultaten betreft. In beide onderzoeken is gekeken naar de

prevalentie van overgewicht na een gezondheidsinterventie. Bij alle twee de onderzoeken, bleek dat de interventies die zijn uitgevoerd, niet zorgden voor een verlaging in de prevalentie van overgewicht. Een verschil met het onderzoek van van Nassau et al. (2015) en dit huidige onderzoek is de duur van de interventies. Waar de duur van het huidige onderzoek een periode van drie jaar betreft, is de duur van het onderzoek van van Nassau et al. (2015) een periode van 20 maanden. Ondanks dat het een kortere onderzoeksperiode betreft is er geen verschil wat de uitkomsten van de resultaten. Een overeenkomst tussen het huidige onderzoek en het onderzoek van Nassau et al. (2015) is dat in beide onderzoeken de deelnemers bestonden uit middelbare scholieren. Dit zou kunnen verklaren dat er in beide gevallen geen verlaging in de prevalentie van overgewicht is gevonden.

De resultaten van een ander vergelijkbaar onderzoek van de Greeff et al. (2016) geven aan dat er een significante BMI toename was bij de controlegroep ten opzichte van de interventie groep. In dit onderzoek werd er drie keer in de week een half uur aan wiskundige- en taalproblemen gewerkt, gerelateerd aan intensieve fysieke inspanning. Dit kan vergelijken worden met de uitbreiding van het

beweegaanbod van het Echnaton College. Een verschil tussen het huidige onderzoek 24

(25)

en het onderzoek van de Greeff et al. (2016) is dat er in het onderzoek van de Greef na de interventie wel een verlaging in gewicht, gemeten middels de BMI, is gevonden en in het huidige onderzoek niet.

Bij het onderzoek van de Greeff et al. (2016) is er gewerkt met

basisschoolleerlingen en bij het huidige onderzoek is er gewerkt met middelbare scholieren. Dit betreft een andere leeftijdscategorie, wat maakt dat het logisch is dat er verschillen te vinden zijn in resultaten. Deze andere leeftijdsfase kan een verschil in resultaten geven in verband met de veranderingen in de lichaamssamenstelling bij middelbare scholieren waar de basisschoolkinderen nog niets mee te maken hebben (Visser, Geuze, & Kalverboer, 1999). Daarnaast heeft de interventie van dit

onderzoek plaats gevonden in een tijdsbestek van 22 weken en is het huidige onderzoek over een periode van drie jaar uitgevoerd. Ook is er een verschil in de manier van meten, aangezien er in het onderzoek van de Greeff et al. (2016) gebruik is gemaakt van de BMI en er in dit huidige onderzoek is gewerkt met de

huidplooimeting. Wat betreft de prevalentie van overgewicht is deze manier van meten nauwkeuriger (Krebs et al., 2007). Door het gebruik van de huidplooimeter, wordt de spiermassa niet meegenomen maar alleen het vetpercentage gemeten en daarmee dus overgewicht. Wanneer de BMI wordt gemeten, kan de spiermassa worden meegenomen in de berekening, wat het verschil in resultaat kan verklaren.

In 2015 is de prevalentie van overgewicht hoger dan dat deze was in 2012. Een mogelijke oorzaak voor deze uitkomst is de levensperiode waarin de interventies plaatsvinden. De puberteit is een lastige periode om te meten. Aangezien de jeugd in deze periode in een fase zit waarin het een transformatie doormaakt. Dit gebeurt bij elk individu op een ander moment. Daarnaast is er een grotere drang om te eten en verandert de lichaamssamenstelling (Visser et al., 1999). Meisjes ontwikkelen brede heupen en een dikkere onderhuidse vetlaag. Jongens veranderen lichamelijk ook, maar geen aspecten wat zou kunnen wijzen op een hoger vetpercentage (Visser et al., 1999). Op basis van deze informatie is het helemaal niet gek, dat de prevalentie van overgewicht in deze leeftijdsperiode stijgt. Het is aannemelijk dat ondanks dat leerlingen mogelijk een gezonde levensstijl aan hebben genomen, en de interventie wat dat betreft geslaagd is, het vetpercentage hoger is geworden door de lichamelijke veranderingen tijdens de puberteit (Visser et al., 1999). Er is dan ook een gebrek aan goede referentiewaarden voor de adolescentieperiode. Het kan zijn dat de interventie 25

(26)

wel is geslaagd, maar dat de lichaamssamenstelling door de puberteit alsnog is

veranderd en er hierdoor vetpercentage bij is gekomen tussen 2012 en 2015 (Visser et al., 1999). Wanneer in de referentiewaarden de lichamelijk ontwikkeling is

meegenomen, zou dit een ander resultaat met zich meegebracht kunnen hebben. De resultaten weergeven dan alleen het ‘extra’ ontwikkelde overgewicht. Dan zouden de uitgevoerde interventies ineens wel effectief kunnen zijn.

Een andere mogelijke oorzaak is voedselreclame waaraan de jeugd continue wordt blootgesteld (Halford, Gillespie, Brown, Pontin, & Dovey, 2003). Er is altijd reclame in de directe omgeving te vinden. Is het niet een billboard ergens langs de weg, dan wel een reclameblad dat op de deurmat valt, een gesproken reclame op de radio of een fragment met beeldmateriaal op de tv. Overal waar wordt geleefd is reclame te vinden. De hoeveelheid reclame waar iedereen mee geconfronteerd wordt, stimuleert de overmatige consumptie van energierijke producten als tussendoortjes en frisdranken. De overheid weet dat overgewicht onder de jeugd een probleem is, en wilt hier graag iets aan doen. Uit onderzoek van Kneppers (2005) is gebleken dat de reclame van voedingsproducten vooral invloed heeft op het eetpatroon van kinderen, aangezien jonge kinderen niet in staat zijn onderscheid te maken wat betreft de objectiviteit van de reclameboodschappen. De overheid moet de jeugd hierin in bescherming nemen en de hoeveelheid reclames een halt toe roepen. Want juist de kinderen met overgewicht zijn gevoelig voor voedselreclame (Francis, Lee, & Birch, 2003). Als er op school hard gewerkt wordt om de leerlingen in het goede regime te krijgen, wil dit nog niet zeggen dat het levenspatroon ook meteen veranderd. En aangezien de sociale media een grotere rol speelt in het leven van deze doelgroep, kan het heel goed zijn dat dit invloed heeft gehad op de resultaten. Wanneer de leerlingen continue worden blootgesteld aan reclame, maakt dat de verleiding extra groot en zal dat het effect van de interventies, waaronder de gezonde schoolkantine, tenietdoen. Wellicht was de interventie wel effectief, maar was het effect van de reclames krachtiger waardoor de leerlingen toch meer eten in deze periode. Deze externe invloed kan ervoor hebben gezorgd dat de resultaten alsnog negatief hebben uitgepakt.

Aangezien de lichamelijke ontwikkeling in de puberteit een belangrijk onderdeel is bij deze doelgroep, is het verstandig om hier in een vervolgonderzoek rekening mee te houden. In plaats van alleen het geslacht en de leeftijd, moet er ook

(27)

goed gekeken worden naar welke lichamelijke ontwikkelingen de persoon al heeft doorgemaakt. Een mogelijke suggestie hiervoor is het opnemen van een andere variabele in het onderzoek, gekeken naar ‘fase puberteit’ waarin de leerling zich bevindt. Als dit gecontroleerd wordt, en hier rekening mee wordt gehouden op basis van de ontwikkeling van overgewicht, zou dit voor de resultaten mogelijk uit kunnen maken, vanwege alle lichamelijke veranderingen (Visser et al., 1999). Een andere suggestie voor vervolgonderzoek, is een nieuwe set afkapwaarden te ontwikkelen voor pubers. Hierin kunnen de lichamelijke veranderingen worden meegenomen, waardoor de resultaten een beter beeld schetsen van de situatie.

Een suggestie voor een vervolgonderzoek op basis van de voedselreclames, is een interventie toevoegen die invloed uit kan oefenen of inzicht kan krijgen in, de ontwikkelingen buiten de schooluren om. Wanneer er een beter inzicht is over de thuissituatie en de voedselinname, het besteden van zakgeld aan mogelijke

versnaperingen en de duur waarop er gesport wordt buiten de lessen om, is er een veel beter beeld van een leerling. Dan kan er op basis van de testresultaten bekeken

worden of de schoolinterventies inderdaad niet effectief zijn, of dat dit door de ‘niet-schooluren’ van de leerlingen komt. Daarnaast kan de school hier weer op inspelen door met de leerling en/of ouders in gesprek te gaan en de mogelijke oorzaken van het ontwikkelde overgewicht aan te geven en zo samen naar een oplossing te kijken voor de prevalentie ervan.

Op basis van de resultaten van dit onderzoek, heeft een brede

gezondheidsinterventie van drie jaar geen invloed op de prevalentie van overgewicht. Daarom is het, voor andere instellingen die invloed willen hebben op de mate van overgewicht, aan te raden om een andere interventie te nemen. Een interventie welke puur en alleen gericht is op de prevalentie van overgewicht. Twee mogelijke

onderdelen waar een school een interventie op kan toepassen is voeding en lichamelijke beweging, beide specifiek gericht op overgewicht.

Als schoolinstantie moet er specifiek meer aandacht worden besteed aan de voeding. Hierbij zal de samenwerking met een diëtiste effectief kunnen blijken. Op deze manier kan er worden gekeken naar de voedselinname gedurende de les ‘voeding’. Waarbij de leerlingen wordt geleerd wat gezonde voeding is, hoeveel voedingsstoffen er worden genuttigd bij het eten en drinken van de producten en wat het betekend voor de hoeveelheid calorieën die verbrandt moeten worden – de

(28)

lichamelijke activiteit. Hiervan, de energiebalans, moet de leerling zich bewust worden gemaakt. Wanneer blijkt dat een leerling meer tot zich neemt dan verbrand, kan de functie van een dieet essentieel zijn. Voor de leerlingen die al te kampen hebben met overgewicht, kan er met de hulp van de diëtist een persoonlijk plan worden geschreven. Waarbij er aandacht wordt besteed aan zowel de voeding – waardoor goede voedingsstoffen genuttigd worden, als de lichamelijke fitheid. Daarnaast moet er in het bewegingsonderwijs ook wekelijks ruimte worden gemaakt voor een specifieke invulling van de les waarbij lichamelijke activiteit en lichamelijke fitheid centraal staan. Hier kan meer aandacht besteed worden aan fitness en

duursport. Met de fitness lessen kan er aandacht worden besteed aan de spieropbouw, en met de duursport door middel van conditionele vormen kan er aandacht worden besteed aan calorieverbranding. De docenten kunnen de leerlingen op deze manier een handvat bieden en ze verschillende mogelijkheden aandragen waarmee ze aan de gang kunnen gaan. Wellicht dat een schoolinstelling op deze manier wel de

prevalentie van overgewicht kan realiseren, als de leerlingen deze interventie voor een langere periode volgen.

(29)

Conclusie

Uiteindelijk kan er geconcludeerd worden dat er na de interventie in 2015 een hogere prevalentie van overgewicht was bij de leerlingen van het Echnaton College dan in 2012, na het volgen van de gezondheidsinterventies voor drie jaar. Dit gaat tegen de verwachting in, aangezien er juist een positief effect werd verwacht. Scholen zouden op basis van de resultaten van dit onderzoek geadviseerd kunnen worden om de interventies die worden toegepast specifiek gericht te laten zijn op de prevalentie van overgewicht. Bij de brede interventie van drie jaar op het Echnaton College is de prevalentie van overgewicht namelijk niet verminderd maar zelfs toegenomen, wanneer er specifiek naar overgewicht wordt gekeken kan dit een andere uitkomst bieden. Zo kan de les ‘voeding’ door de school worden ingevuld om de leerlingen inzicht te laten krijgen van de hoeveelheid calorieën die ze door middel van eten en drinken tot zich nemen. En hoeveel lichamelijke activiteit er dan nodig is om dit ook weer te kunnen verbranden. En in samenwerking met een diëtist kan er actief

aandacht worden besteed aan de leerlingen die al te kampen hebben met overgewicht en de leerlingen die gevaar lopen op overgewicht.

(30)

Geraadpleegde bronnen

Aarts, M. J., Wendel-Vos, W., van Oers, H. A., van de Goor, I. A., & Schuit, A. J. (2010). Invironmental determinants of outdoor play in children: a large-skill cross-sectional study. American Journal of Preventive Medicine, 39, 212-219. Allemand-Jander, D. (2010). Clinical diagnosis of metabolic and cardiovascular risks

in overweight cildren: early development of chronic diseases in the obese child. International Journal of Obesity, 34, 32-36.

Bailey, R. (2006). Physical education and sports in schools: a review of the benefits and outcomes. Journal of Schoolhealth, 77, 397-401.

Biersteker, N. W., Broere, F., & Biersteker, P. (1983). Het schatten van het

gewichtspercentage lichaamsvet met eenvoudige hulpmiddelen. Geneeskunde en sport, 16, 29-33.

Black, J. L., & Macinko, J. (2008). Neighborhoods and obesity. Nutrition Reviews, 66, 2-20.

Cornelisse-Vermaat, J., Maassen van den Brink, H., & Groot, W. (2003). De prijs van overgewicht. ESB, 88, 92.

de Greef, M. (2009). Het belang van bewegen voor onze gezondheid. Partnership Huisartsenzorg in Beweging.

de Greeff, J. W., Hartman, E., Mullender-Wijnsma, M. J., Bosker, R. J., Doolaard, S., & Visscher, C. (2016). Effect of Physically Active Academic Lessons on Body Mass Index and Physical Fitness in Primary School Children. Journal of School Health, 86, 346-352.

Erickson, S. J., Robinson, T. N., Haydel, K. F., & Killen, J. D. (2000). Are

overweight children unhappy? Body Mass Index, Depressive Symptoms, and Overweight Concerns in Elementary School Children. Archives of Pediatrics and Adolescent medicine, 154, 931-935.

Francis, L. A., Lee, Y., & Birch, L. L. (2003). Parental weight status and girls’ television viewing, snacking, and body mass indexes. Obesity Research, 11, 143-151.

Halford, J. C., Gillespie, J., Brown, V., Pontin, E. E., & Dovey, T. M. (2003). Effect of television advertisements for foods and foodconsumption in children. Appetite, 42, 221-225.

(31)

Hautvast, J. G. (2003). Overgewicht en obesitas. Den Haag: Gezondheidsraad, Health Council of the Netherlands.

Hildebrandt, V. H., Bernaards, C. M., & Hofstetter, H. (2015). Trendrapport, bewegen en gezondheid 2000/2014. Leiden: TNO.

Jansen, A., Nederkoorn, C., Roefs, A., Martijn, C., Havermans, R., & Mulkens, S. (2009). Waarom obesitas in de GGZ behandeld moet worden.

GZ-Psychologie, 2, 38-44.

Jurg, M. E., de Meij, J. S., van der Wal, M. F., & Kremers, S. P. (2005). Evaluatie Jump-In pilot 2002-2004: Effect- en procesevaluatie van een

bewegingsstimulerende interventie voor kinderen van de basisschool. Amsterdam: GG&GD Amsterdam.

Kneppers, M. (2005). Voedingsmarketing & kinderen. De beoordeling van de effectiviteit van regelgeving en de houding van de voedingsbranche. Amsterdam: De Nederlandse Hartstichting.

Krebs, N., Himes, J., Jacobson, D., Nicklas, T., Guilday, P., & Styne, D. (2007). Assessment of child and adolescent overweight ans obesity. Pediatrics, 120, 193-228.

Lehto, S., Reunamo, J., & Ruismäki, H. (2012). Children’s peer relations and children’s physical activity. Procedia-Social and Behavorial Sciences, 45, 277-283.

Luiten, K. (Auteur), & Night, R. L. (Regisseur). (2016). In Nederland zijn we de weg kwijt over wat gezond eten is [Film].

McArdle, W. D., Katch, F. I., & Katch, V. L. (2007). Exercise Psysiologie: Energy, Nutrition and Human Performance. Philadelphia: Lippincott Williams & Wilkins.

McKinley, M. C., Lowis, C., Robson, P. J., Wallace, J. M., Morrissey, M., Moran, A., & Livingstone, M. B. (2005). It's good to talk: Children's view on food and nutrician. European Journal of Clinial Nutrition, 59, 542-551.

Moorman, T., & van Carlsburg, M. (2016). Your 50 Days of Green Happiness. Amsterdam: The Green Happiness.

Nayga, R. M. (2000). Schooling, health knowledge and obesity. Applied Economics, 32, 815-822.

(32)

Noble, G., Stead, M., Jones, S., McDermott, L., & McVie, D. (2007). The paradoxical food buying behavior of parents: insides from the UK and Australia. Britisch Food Journal, 109, 387-398.

O'Dea, J. A. (2003). Why do kids eath healthful food? Perceived benefits of and barriers to healthful eating and physical activity among children and adolescents. Journal of the American Dietetic Association, 103, 497-501. Philipson, T. J., & Posner, R. A. (1999). The Long-Run Growth in Obesity as a

Function of Technological Change. The National Bureau of Economic Research, 7423.

Rao, M., Afshin, A., Singh, G., & Mozaffarian, D. (2003). Do healthier foods and diet patterns cost more then last healty options? A Systematic review and meta-analysis. BMJ Open, 3.

Robroek, S. J., Reeuwijk, K. G., Hillier, F. C., Bambra, C. L., van Rijn, R. M., & Burdorf, A. (2013). The contribition of overweight, obesity, and lack of physical activity of exit from paid employment: a meta-analysis. Scandinavian Journal of Work, Environment & Health, 39, 233-240.

Ruiter, E. L., Fransen, G. A., Molleman, G. R., van der Velden, K., & Engels, R. C. (2015). The effectiveness of a web-based Dutch parenting program to prevent overweight in children 9-13 years of age: study protocol for a two-armed cluster randomized controlled trial. BioMed Central Public Health, 148. Salvy, S. J., Elmo, A., Nitecki, L. A., Kluczynski, M. A., & Roemmich, J. N. (2011).

Influence of parents and friends on children's and adolencents' food intake and food selection. The American Journal of Clinical Nutrition, 93, 87-92.

Telama, R., Yang, X., Viikari, J., Välimäki, I., Wanne, O., & & Rantakari, O. (2005). Physical activity from childhood to adulthood. A21-year tracking study. American Journal of Preventive Medicine, 28, 267-273.

van de Kop, H., Toussaint, H., Maertens, R., van der Linden, E., & van Kampen, S. (2013). Van gezondheidsproject naar gezond schoolbeleid (2). Lichamelijke opvoeding, 38-40.

van Kann, D. H., Jansen, M. W., de Vries, S. I., de Vries, N. K., & Kremers, S. P. (2015). Active Living: development and quasi-experimental evaluation of a school-centered physical activity intervention for primary school children. BioMed Central Public Health, 1315.

(33)

van Mechelen, W., van Lier, W., Hlobil, H., Crolla, I., & Kemper, H. (1991). Eurofit: Handleiding met referentieschalen voor 12- tot en met 16-jarige jongens en meisjes in Nederland. Haarlem: Uigeverij de Vrieseborch.

van Nassau, F., Singh, A. S., Cerin, E., Salmon, J., van Mechelen, W., Brug, J., & Chinapaw, M. J. (2015). The Dutch Obesity Intervention in Teenagers (DOiT) cluster controlled implementation trial: intervention effects and mediators and moderators of adiposity and energy balance-related behaviours. International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity, 158.

van Overbeek, K., de Vries, S. I., Jongert, M. W., & Hopman-Rock, M. (2005). Make me move! Het ontwerpen van een stimulerende omgeving die kinderen

uitnodigd om spontaan te bewegen: het vooronderzoek. Leiden: TNO. Visscher, T. L., Rissanen, A., Seidell, J. C., Heliovaara, M., Knekt, P., & Reunanen,

A. (2004). Obesity and Unhealthy life-years in adult finns, an emperical approuch. Acrhives of Internal Medicine Journal, 164, 1413-1420.

Visser, K., Geuze, R., & Kalverboer, A. (1999). Fysieke groei en sensomotorische ontwikkeling tijdens de groeispeurt in de puberteit. Neuropraxis, 3(2), 38-44. WHO. (2016, juni). Obesity and overweight. Opgeroepen op november 24, 2016, van

World Health Organization:

http://www.who.int/mediacentre/factsheets/fs311/en/

(34)

Bijlagen

I. Brief aan ouders

II. Handleiding Eurofittest

III. Referentiewaarden voor de som van 4 huidplooien IV. SPSS-output

V. Bewijs Ephorus

(35)

Bijlage I – Brief aan ouders

Onderwerp: Onderzoek gezondheid: Eurofittest

Met deze brief informeren wij u over het gezondheidsproject op het Echnaton. Het Echnaton besteedt de komende jaren extra aandacht aan het verbeteren van de

gezondheid van leerlingen en medewerkers. Daarvoor worden er vele nieuwe initiatieven genomen, zoals het aanbieden van extra mogelijkheden om te sporten, het aanbieden van water en vers fruit. Om te meten of de maatregelen effect hebben wordt er door de Hogeschool van Amsterdam onderzoek gedaan.

De Eurofittest:

Alle eerste, tweede en derde klassen zullen in de week van 1 tot en met 5 oktober aan het onderzoek deelnemen. Tijdens de reguliere les Lichamelijke Opvoeding (LO) komt een testteam van 10 gymnastiekleraren vanuit de Hogeschool van Amsterdam langs om de Eurofittest af te nemen. Tijdens deze les wordt door de leerlingen een aantal

gymnastiek opdrachten uitgevoerd, waarbij de prestatie nauwkeurig wordt gemeten. Ook de topsportleerlingen die geen LO hebben worden getest wanneer hun klas LO heeft. De test bestaat uit:

1. Lenigheid: hoe ver kom je als je met je handen naar je tenen reikt (met gestrekte knieën)?

2. Snelheid: Hoe snel kun je 50 meter sprinten (5 keer heen en weer)? Hoe snel kun je met je hand 25 keer heen en weer tikken op twee schijfjes?

3. Spieruithoudingsvermogen: Hoe lang kun je met gebogen armen aan een rekstok blijven hangen? Hoe vaak kun je in een halve minuut een

buikspieroefening doen?

4. Kracht: Hoe hard kun je in een knijpkrachtmeter knijpen? Hoe ver kun je vanuit stand springen?

5. Uithoudingsvermogen (lopen): heen en weer lopen in de gymzaal. Iedere minuut iets sneller. Hoe lang houd je dit vol?

6. Lichaamsmaten: lengte gewicht en lichaamsvet

7. Ten slotte worden er vragenlijsten gebruikt met vragen over onder andere wat je eet en hoeveel je beweegt.

Hoewel wij verwachten dat de leerlingen tijdens de opdrachten hun best doen, is het beslist NIET de bedoeling dat er voor de testafname geoefend gaat worden om een betere prestatie te leveren.

Tijdens de testdag moeten de leerlingen hun gymnastiek kleding en sportschoenen bij zich hebben.

De resultaten van alle leerlingen worden gebruikt voor het onderzoek. Bovendien wordt de test een onderdeel van het digitaal portfolio.

Mocht u als ouder/verzorger het beter vinden dat uw kind aan een of meerdere tests niet meedoet, dan willen wij graag dat u dit schriftelijk aan de LO docent doorgeeft.

Voor zover er gegevens gebruikt worden voor publicaties geldt de afspraak dat in die publicatie niet terug te vinden is van welke leerling deze afkomstig is. De gegevens zijn namelijk strikt vertrouwelijk.

Wij hopen u middels deze brief voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groeten

Huib van de Kop René Maertens

Hogeschool van Amsterdam projectleider Echnaton

(36)

Bijlage II – Handleiding Eurofittest

Handleiding testdag SALVO-metingen

Lichamelijke fitheid Beweeggedrag

Attitude Actieve leefstijl

September, 2015

Samenstelling: Huib van de Kop

(37)

Inleiding

Deze handleiding is geschreven voor de training dag voor het onderzoeksproject Stimuleren Actieve Leefstijl Vmbo Onderwijs (SALVO). Het doel van dit project is na gaan of vmbo-leerlingen op basis van hun eigen kracht plus de mogelijkheden van de school en de buurt komen tot een mix van interventies die leidt tot een duurzame actieve leefstijl. Aan dit project doen ongeveer 20 vmbo-scholen mee. Er zijn interventie scholen en controlescholen. Op de interventiescholen wordt een mix van interventies ingezet om de actieve leefstijl te bevorderen. Om de effectiviteit van deze interventie te bepalen worden de leerlingen gemonitord door aspecten van een gezonde leefstijl in kaart te brengen. Het gaat dan in het bijzonder om de lichamelijke fitheid, de mate van lichamelijke activiteit en de houding/attitude ten aanzien van een actieve leefstijl. De lichamelijke fitheid wordt bepaald met behulp van de EUROFITTEST. De mate van lichamelijke activiteit en de houding/attitude worden bepaald met behulp van een digitale vragenlijst.

Als aankomend leraar Lichamelijke Opvoeding ben jij betrokken bij het uitvoeren van metingen of ook het inzetten van een interventie op een of meerdere van de betrokken SALVO scholen.

Het doel van deze training dag en deze handleiding is om duidelijke afspraken te maken over de uit te voeren metingen en ook om de metingen te oefenen. Omdat het bepalen van de lichamelijke fitheid het meest arbeidsintensief is, wordt voornamelijk ingegaan op de protocollen voor het afnemen van de

EUROFITTEST. De handleiding vormt verder een handige bron van informatie met betrekking tot enige onderzoek methodologische kennis, de te hanteren protocollen, de wijze van communicatie, interessante literatuur en de

referentieschalen.

Ik wens je een leerzame dag en onderzoeksproject toe. Huib van de Kop MSc.: j.h.van.de.kop@hva.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Alle Ou-Testa- mentiese verwysings in dié verband is gekoppel aan die Bybelhebreeuse woord saris behalwe in Deuteronomium 23:1 waar die kastrasieproses om- skryf word sonder dat

aeruginosa strains is the presence or absence of the peptide synthetase, mcyB, in toxin producing and non toxin-producing strains respectively (Dittmann et al.,..

Die resultate vestig ook die aandag op die feit dat ’n groot groep van die swart kinders (58.73%) ondergemiddelde bemeestering van motoriese vaardighede toon en aandag

obesitas Reguliere zorg Advisering leefstijl: gezonde voeding meer bewegen Verwijzen naar huisarts/kinderarts na 3-6 maanden contact Gewicht en lengte meten.. in groeidiagram zetten

- de middelomtrek (&gt; 12 jaar) is niet toegenomen of is afgenomen - één of meer van de gegeven adviezen wordt/worden goed uitgevoerd. Vetgedrukt: deze indicatoren worden

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Nog beter betalen voor mobiliteit?, pagina 4 De kwaliteit van prognoses van de verkeerskundige effecten van de kilometerprijs, pagina 10 Minder BPM, meer auto’s?, pagina 18

In de stellingen wordt er ingegaan op de voorwaarden uit het EPPM (Witte, 1998) zodat nagegaan kon worden of de mate van bedreiging (threat) invloed heeft gehad op de