• No results found

Onderzoeksrapport: een onderzoek naar de weergave van het mensenrechtelijk kader in de Nederlandse conventionele media, toegespitst op de Europese vluchtelingenproblematiek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Onderzoeksrapport: een onderzoek naar de weergave van het mensenrechtelijk kader in de Nederlandse conventionele media, toegespitst op de Europese vluchtelingenproblematiek"

Copied!
98
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)
(3)

ONDERZOEKSRAPPORT

EEN ONDERZOEK NAAR DE WEERGAVE VAN HET MENSENRECHTELIJK KADER IN DE NEDERLANDSE CONVENTIONELE MEDIA, TOEGESPITST OP DE

EUROPESE VLUCHTELINGENPROBLEMATIEK

“De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die gekenmerkt wordt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van mannen en vrouwen.” - Art. 2 VEU

Opdrachtgever: Liga voor de rechten van de Mens

Onderwijsinstelling: Hogeschool van Amsterdam

Opleiding: HBO-Rechten

Fase: Afstudeerfase

Docentbegeleider: Dhr. mr. R. Benevento

Praktijkbegeleider: Dhr. prof. dr. C. Hamelink

Studente: Edwige Benineza

Studentnummer: 500652910

Studiejaar: 2014-2015 /2015-2016

(4)

VOORWOORD

Voor u ligt het rapport van het onderzoek gericht op de vraag: “In hoeverre wordt door de

actualiteitenprogramma’s Eenvadaag en Nieuwsuur van de Nederlandse publieke omroepen en de Volkskrant aandacht besteed aan het mensenrechtelijk kader bij berichtgevingen over

vluchtelingen en asielzoekers?”. Dit rapport is geschreven in het kader van de afstudeerfase van de opleiding HBO-Rechten aan de Hogeschool van Amsterdam. Het onderwerp van dit onderzoek is deels door de heer Hamelink, bestuurslid van de Liga voor de Rechten van de Mens en tevens mijn praktijkbegeleider aangedragen. Via deze weg wil ik dan ook de heer Hamelink en alle bestuursleden van de Liga voor de rechten van de mens bedanken voor het in mij gestelde

vertrouwen. Ook wil ik mijn docentbegeleider, de heer Benevento, bedanken voor het meedenken bij het opstellen van mijn scriptie en voor zijn intensieve begeleiding gedurende het onderzoek. Tenslotte gaat mijn dank uit naar iedereen die bijgedragen heeft aan de totstandkoming van dit rapport.

(5)

INHOUDSOPGAVE

VERKLARENDE WOORDENLIJST ... 7

LIJST MET AFKORTINGEN ... 8

SAMENVATTING ... 9

HOOFDSTUK 1: INLEIDING ... 1

1.1. INLEIDING ... 1

1.2. AANLEIDING ... 1

1.3. DOELSTELLING VAN HET ONDERZOEK ... 1

1.4. DE CENTRALE VRAAGSTELLING ... 1 1.5. DEELVRAGEN ... 1 1.6METHODOLOGISCHE VERANTWOORDING ... 2 1.6.1. Literatuuronderzoek ... 2 1.6.2. Bronnenonderzoek ... 2 1.7.ONDERZOEKSAFBAKENING ... 2

1.7.1. Berichtgevingen over vluchtelingen en asielzoekers ... 2

1.8. LEESWIJZER ... 3

HOOFDSTUK 2: RECHTEN VAN DE MENS ... 4

2.1.INLEIDING ... 4

2.2.DEFINITIE MENSENRECHTEN ... 4

2.3.CATEGORIEËN MENSENRECHTEN ... 4

2.3.1. Burgerrechten en politieke rechten (oftewel: klassieke mensenrechten) ... 4

2.3.2. Economische, sociale en culturele rechten (oftewel: sociale mensenrechten) ... 5

2.3.3. Collectieve rechten ... 5

2.4.BEPERKING VAN MENSENRECHTEN ... 5

2.5.JURIDISCH KADER MENSENRECHTEN ... 6

2.5.1. De Verenigde Naties ... 6

2.5.2. Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) ... 6

2.5.3. Het Internationale Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR) ... 7

2.5.4. Het Internationale Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (IVESCR) 7 2.5.5. Het Internationaal Verdrag inzake Rechten van het Kind (IVRK) ... 7

2.5.6. Het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (Vluchtelingenverdrag) ... 8

2.5.7. Het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) ... 8

2.5.8. Het Europees Sociaal Handvest (ESH) ... 9

2.5.9. Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest) ... 9

2.6.RECHTSTREEKSE WERKING ... 9

2.7.TOEZICHT OP DE NALEVING VAN MENSENRECHTEN ... 11

2.8.DEELCONCLUSIE ... 12

HOOFDSTUK 3: RECHT OP ASIEL ... 13

3.1.INLEIDING ... 13

3.2.ARTIKEL 14UVRM EN 18HANDVEST VAN DE GRONDRECHTEN VAN DE EUROPESE UNIE ... 13

3.3.EUROPA EN ASIEL ... 14

3.3.1. Gemeenschappelijk Europees asielbeleid ... 14

3.3.2. Richtlijn 2011/95/EU (Definitierichtlijn) ... 15

3.3.3. Richtlijn 2013/33/EU (Opvangrichtlijn) ... 15

3.3.4. Richtlijn 2013/32/EU (Procedurerichtlijn) ... 15

3.3.5. Richtlijn 2001/55/EG (Tijdelijke beschermingsrichtlijn)... 15

3.3.6. Verordening (EU) nr. 604/2013/ EP en de Raad (Dublinverordening) ... 16

3.3.7. EURODAC ... 16

(6)

3.4.1. Vluchtelingdefinitie volgens het Vluchtelingenverdrag ... 17

3.4.2. Vluchtelingdefinitie volgens de Definitierichtlijn ... 17

3.5.SUBSIDIAIREBESCHERMINGSSTATUS... 18

3.6.UITSLUITINGSGRONDEN VOOR EEN VLUCHTELINGENSTATUS EN EEN SUBSIDIAIREBESCHERMINGSSTATUS ... 19

3.6.1. Artikel 1F Vluchtelingenverdrag (vluchtelingenstatus) ... 19

3.6.2. Artikel 12 Definitierichtlijn (vluchtelingenstatus) ... 19

3.6.3. Artikel 17 Definitierichtlijn (subsidiairebeschermingsstatus) ... 19

3.7.TIJDELIJKE BESCHERMINGSSTATUS /ONTHEEMDENSTATUS ... 20

3.8.HET VERBOD OP REFOULEMENT ... 21

3.9.DEELCONCLUSIE ... 24

HOOFDSTUK 4: ESSENTIELE MENSENRECHTEN T.A.V. VLUCHTELINGEN EN ASIELZOEKERS ... 25

4.1.INLEIDING ... 25

4.2.HET RECHT OP EERBIEDIGING VAN DE MENSELIJKE WAARDIGHEID ... 25

4.4.HET RECHT OP EEN ADEQUATE LEVENSSTANDAARD ... 26

4.5.HET RECHT OP GEZONDHEID ... 27

4.6.DEELCONCLUSIE ... 29

HOOFDSTUK 5: MENSENRECHTELIJK KADER BIJ BERICHTGEVINGEN IN DE MEDIA ... 30

5.1.INLEIDING ... 30

5.2.ONDERZOCHTE CONVENTIONELE MEDIA ... 30

5.2.1 Actualiteitenprogramma’s Eenvandaag en Nieuwsuur ... 30

5.2.3. De Volkskrant ... 30

5.3. Afbakening: tijdsperiode ... 31

5.3.ACHTERGROND ONDERZOCHTE BERICHTGEVINGEN ... 31

5.3.ONDERZOEKSMETHODEN BERICHTGEVINGEN ... 32

5.3.1 Onderzoek krantenartikelen ... 32

5.3.1. Onderzoek Contents van Eenvandaag en Nieuwsuur ... 33

5.4.ANALYSESCHEMA ... 33

5.4.ONDERZOEKSBEVINDINGEN UIT ANALYSES BERICHTGEVINGEN ... 34

5.4.1 Mensenrechten als woord ... 34

5.4.2. Vluchteling of asielzoeker? ... 34

5.4.2. Het mensenrechtelijk kader bij de berichtgevingen ... 34

5.5.DEELCONCLUSIE ... 35

HOOFDSTUK 6: CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN ... 36

6.1.EINDCONCLUSIE ... 36

6.2.AANBEVELINGEN ... 36

LITERATUURLIJST ... 37

BIJLAGEN ... 41

BIJLAGE 1–ANALYSES KRANTENARTIKELEN ... 42

BIJLAGE 2–ANALYSES ACTUALITEITENPROGRAMMA’S ... 62

(7)

VERKLARENDE WOORDENLIJST

Asielzoeker: een onderdaan van een derde land of een staatloze die een

asielverzoek heeft ingediend waarover nog geen definitief besluit is genomen, bijv. een vluchteling.

Burgerrechten: rechten die de burgers bescherming bieden tegen

onrechtmatig en ongeoorloofd overheidsoptreden.

Collectieve rechten: rechten die van toepassing zijn op groepen, zoals families, clans, volken en naties, deze moeten hen beschermen en helpen ontwikkelen.

Culturele rechten: recht op culturele identiteit en de deelname aan het culturele leven.

Derde land: land die geen lid is van de Europese Unie

Economische rechten: rechten die zich richten op waarborgen en aanspraken inzake de deelname aan het economische leven van de gemeenschap waarin men leeft om op die manier voordeel of gewin te ontlenen aan arbeid of andere economische activiteiten.

Fundamentele mensenrechten: mensenrechten die een ieder heeft omdat hij/zij een mens is.

Grondrechten: een andere benaming voor mensenrechten, zoals

mensenrechten die in de Nederlandse Grondwet zijn vastgelegd.

Klassieke mensenrechten: eerste generatie mensenrechten, zoals het recht op leven.

Mensenrechten: fundamentele rechten die ieder mens ter wereld toekomen.

Politieke rechten: rechten die de overheid verplichten om actief bepaalde voorzieningen te bieden aan burgers, zoals het staatsgezag.

Sociale mensenrechten: rechten die betrekking hebben op de bescherming van arbeiders/werknemers en de omstandigheden (in materiële en immateriële zin) waarin mensen leven en wonen.

Veilige derde land: het land of de landen van de nationaliteit of, voor staatlozen, van de vroegere gewone verblijf plaats.

Vluchteling: elk persoon die zijn of haar land ontvlucht vanwege een

gegronde vrees voor vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging en die zich buiten het land bevindt waarvan hij de nationaliteit bezit en die de bescherming van dat land niet kan of wil inroepen vanwege deze vrees.

(8)

LIJST MET AFKORTINGEN

A&MR Asiel & Migrantenrecht

AB AB Rechtspraak Bestuursrecht

IVURD Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen

van rassendiscriminatie

ESH Europees Sociaal Handvest

EVRM Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en

de Fundamentele Vrijheden

EHRM Europees Hof voor de Rechten van de Mens

GK Grote Kamer (van het Hof van Justitie)

EU Europese Unie

IVBPR Internationale Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke

Rechten

IVESCR Internationale Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele

Rechten

IVRK Internationaal verdrag inzake de Rechten van het Kind

Ngo Niet-gouvernementele organisatie

NJB Nederlands Juristenblad

NPO Nederlandse Publieke Omroep

UVRM Universele Verklaring van de Rechten van de Mens

RvdW Juridische betekenis van Rechtspraak van de week

VN Verenigde Naties

(9)

SAMENVATTING

In opdracht van de Liga voor de rechten van de mens heb ik onderzocht of en in hoeverre de actualiteitenprogramma’s Nieuwsuur en Eenvandaag en de Volkskrant aandacht besteden aan de mensenrechtelijk normen bij de berichtgevingen omtrent vluchtelingen en asielzoekers.

Aanleiding van dit onderzoek vindt zijn oorsprong in diverse onderzoeken waarbij is geconstateerd dat het Nederlandse publiek weinig kennis heeft van mensenrechten.

De doelstelling van dit onderzoek is tweeledig. In de eerste plaats heeft dit onderzoek tot doel het in kaart brengen of en in hoeverre de hiervoor genoemde Nederlandse conventionele media aandacht bestedenaan de mensenrechtelijk normen bij de berichtgevingen over vluchtelingen en asielzoekers c.q. de vluchtelingenproblematiek. Het tweede doel is het inzichtelijk maken wie in aanmerking komt voor internationale bescherming (asiel) in de Europese Unie en hoe het asielrecht zich verhoudt tot mensenrechten. Dit onderzoeksrapport kan tevens bijdragen aan het vergroten van de theoretische kennis van mensenrechten.

In dit onderzoek staat de volgende vraag centraal: “In hoeverre wordt door de

actualiteitenprogramma’s Eenvadaag en Nieuwsuur van de Nederlandse Publieke Omroepen en de Volkskrant aandacht besteed aan het mensenrechtelijk kader bij berichtgevingen over vluchtelingen en asielzoekers?”. Voor dit onderzoek heb ik voornamelijk gebruik gemaakt van literatuur- en bronnenonderzoek. Daarnaast zijn er negentig berichtgevingen over vluchtelingen en asielzoekers geanalyseerd die tussen 1 januari 2013 en 1 oktober 2015 zijn uitgezonden en of gepubliceerd. Alvorens het analyseren van de berichtgevingen is het mensenrechtelijk kader en tevens het toetsingskader uiteengezet. Daaruit is gebleken dat mensenrechten gegarandeerde fundamentele rechten en vrijheden zijn waaraan een ieder aanspraak op kan maken, omdat hij of zij simpelweg een mens is. Mensenrechten zijn doorgaans niet absoluut, waardoor ze in bepaalde omstandigheden en onder strenge voorwaarden beperkt kunnen worden door de overheid.

Mensenrechten zijn vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en in verschillende internationale en Europese verdragen van onder andere de Verenigde Naties. De verdragsluitende staten zijn verplicht de gesloten verdragen na te leven. Op grond van het mensenrecht op asiel heeft een ieder het recht om zijn land te verlaten om in een ander land bescherming tegen vervolging te zoeken en te genieten. Vluchtelingen en andere asielzoekers die wegens een reëel risico op ernstige schade zoals de doodstraf of foltering niet naar hun land van herkomst kunnen terugkeren hebben recht op asiel. Naast het recht op asiel zijn er een aantal essentiële mensenrechten ten aanzien van vluchtelingen en asielzoekers. Het gaat om de volgende rechten: het recht op bescherming tegen refoulement, het recht op eerbiediging van de menselijke waardigheid, het recht op een adequate levensstandaard, het recht op gezondheid, het recht op onderwijs, het recht op rechtsingang en rechtsbijstand en het recht op sociale voorzieningen. Deze fundamentele rechten zorgen ervoor dat vluchtelingen en asielzoekers humaan worden behandeld gedurende hun verblijf in landen waar zij asiel hebben aangevraagd. Met name het recht op gezondheid betreft een belangrijk mensenrecht, omdat het nauw verbonden is met andere mensenrechten, waaronder het recht op de menselijke waardigheid en het verbod op foltering en vrijwaring van discriminatie.

Uit de bevindingen van de negentig geanalyseerde berichtgevingen is gebleken dat de actualiteitenprogramma’s Eenvandaag en Nieuwsuur en de Volkskrant niet of nauwelijks aandacht besteden aan mensenrechtelijk normen. Zelfs als het gaat om ontwikkelingen waar duidelijk meerdere mensenrechten van toepassing zijn, zoals bij de weerstand voor de opvang van vluchtelingen en asielzoekers en de voorstellen om te voorkomen dat asielzoekers de Europese Unie bereiken, zoals het sluiten van debuitengrenzen van de Europese Unie, wordt er geen aandacht besteed aan mensenrechten. In de berichtgevingen waaruit het mensenrechtelijke kader enigszins blijkt, is het niet altijd helder om welke mensenrechten en of verdragen het gaat. De onderzochte media dragen niet of nauwelijks bij aan de bewustwording van mensenrechten ten aanzien van vluchtelingen en asielzoekers.

(10)

HOOFDSTUK 1: INLEIDING 1.1. Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de aanleiding en de doelstelling van dit onderzoek beschreven, en worden de centrale vraagstelling en deelvragen geformuleerd. Verder zal worden ingegaan op de

methodologische verantwoording en de onderzoeksafbakening. Dit eerste hoofdstuk sluit met een korte leeswijzer.

1.2. Aanleiding

Aanleiding van dit onderzoek is de constatering van het feit dat het Nederlandse publiek weinig theoretische kennis heeft van mensenrechten.1 2 Naar aanleiding hiervan heeft de Liga voor de rechten van de mens onderzoeken omtrent mensenrechteneducatie in het basisonderwijs, middelbaar onderwijs, HBO-rechten instellingen en bij de faculteiten rechtsgeleerdheid in Nederland laten verrichten. Uit deze onderzoeken is gebleken dat de onderwijsinstellen niet of in beperkte mate aandacht besteden aan mensenrechten in hun curriculum. Gezien de rol die de media spelen in het informeren van burgers, vragen de bestuursleden van de Liga voor de rechten van de mens zich af hoe het gesteld is met mensenrechten in de conventionele media, met name bij de publieke omroepen.

De Liga voor de rechten van de mens (hierna: de Liga) is een vereniging van mensen die zich inzetten voor de bescherming van alle mensenrechten. De missie van de Liga is om ervoor te zorgen dat de burgerlijke en politieke rechten, maar ook de sociale, economische en culturele rechten meer bekendheid krijgen in Nederland. De Liga is van mening dat meer theoretische kennis van mensenrechten aan een betere naleving, bescherming, kennis en respect voor mensenrechten bijdraagt.

1.3. Doelstelling van het onderzoek

Doel van dit onderzoek is het informeren van het bestuur van de Liga hoe de Nederlandse conventionele media aandacht besteden aan mensenrechten. Doel van dit onderzoek is ook het inzichtelijk maken hoe het asielrecht zich tot mensenrechten verhoudt. Dit rapport kan tevens bijdragen aan het vergroten van de theoretische kennis van mensenrechten.

1.4. De Centrale vraagstelling

De centrale vraag in dit onderzoek luidt als volgt:

‘’In hoeverre wordt door de actualiteitenprogramma’s Eenvadaag en Nieuwsuur van de

Nederlandse Publieke Omroep en de Volkskrant aandacht besteed aan het mensenrechtelijk kader bij berichtgevingen over vluchtelingen en asielzoekers?’’

1.5. Deelvragen Nr. Deelvragen

1 Wat zijn mensenrechten?

2 Wat is het juridisch kader van mensenrechten?

3 Wie heeft recht op asiel in de Europese Unie en welke internationale en Europese wet- en regelgeving is van belang bij het verzoek om asiel?

4 Wat zijn de belangrijkste mensenrechten ten aanzien van vluchtelingen en asielzoekers?

5 In hoeverre komt mensenrechten als woord voor in de berichtgevingen over vluchtelingen en asielzoekers?

6 In hoeverre besteden de conventionele media aandacht aan het mensenrechtelijk kader bij de berichtgevingen over vluchtelingen en asielzoekers?

1 Hamelink, Terecht 2005, p.4-5.

(11)

1.6 Methodologische verantwoording

Om de hier bovengenoemde centrale vraag en deelvragen te kunnen beantwoorden, is er voor dit onderzoek gebruikgemaakt van bronnen- en literatuuronderzoek.

1.6.1. Literatuuronderzoek

In het literatuuronderzoek heb ik mij gericht op de juridische literatuur die over mensenrechten en het vluchtelingen- en asielrecht is geschreven. De belangrijkste handboeken die geraadpleegd zijn, betreffen het boek Grondrechten: de nationale, Europese en internationale dimensie van Janneke Gerards, Hoofdzaken vreemdelingenrecht van E.M. Kampstra, het boek Hoofdstukken

Grondrechten van A.J. Nieuwenhuis, het boek Vluchtelingenrecht van T.P. Spijkerboer en B.P. Vermeulen, het boek Asielrecht van J. van Bennekom en het boek Migratierecht in de praktijk van M.S. Beck-Soeliman e.a.. Daarnaast zijn er verschillende juridische tijdschriften (o.a. A&MR, AB, NJB, en RvdW), kwaliteitskranten (o.a. de Volkskrant en de Trouw) en onderzoeksrapporten geraadpleegd.

1.6.2. Bronnenonderzoek

In het bronnenonderzoek heb ik me gericht op de jurisprudentie en op de Europese en internationale wet- en regelgeving omtrent mensenrechten en het Europees asielbeleid.

De belangrijkste bronnen die ter uitvoering van dit onderzoek zijn bestudeerd, zijn onder andere de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM), het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) en de bijbehorende protocollen, het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR), Het Internationale Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (ICESCR), het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest), het Europees Sociaal Handvest (ESH), het Internationaal Verdrag inzake Rechten van het Kind (IVRK), het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (het Vluchtelingenverdrag), het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (voorheen: EG-verdrag) (VwEU), het Verdrag van Lissabon en verschillende richtlijnen omtrent internationale bescherming, zoals de Definitierichtlijn, de Opvangrichtlijn en de Tijdelijke beschermingsrichtlijn.

1.7. Onderzoeksafbakening

In verband met de haalbaarheid van dit onderzoek heb ik me beperkt tot het onderzoeken van berichtgevingen van twee actualiteitenprogramma’s van de Nederlandse publieke omroepen (Eenvandaag van AVROTROS en Nieuwsuur3 van NOS en NTR) en van de Volkskrant. Ook in verband met de haalbaarheid is er voor gekozen om zich tot één populair en

maatschappelijk onderwerp te beperken. Dit onderzoek heeft zich gericht op de berichtgevingen over vluchtelingen en asielzoekers in de periode gelegen tussen 1 januari 2013 en 1 oktober 2015.

1.7.1. Berichtgevingen over vluchtelingen en asielzoekers

Dit onderzoek beperkt zich tot het mensenrechtelijk kader bij de berichtgevingen over

vluchtelingen en asielzoekers c.q. de vluchtelingenproblematiek. De keuze voor dit onderwerp heeft voornamelijk met interesse te maken, maar ook met het feit dat het een zeer actueel onderwerp betreft. De problematiek rondom migranten die hun toevlucht zoeken in Europa is volop in het nieuws. Vooral de zogenaamde “bootvluchtelingen” krijgen veel aandacht in de Nederlandse media. Naast dat de vluchtelingenproblematiek interessant en actueel is, kan het mijns inziens ook als een mensenrechtelijke probleem gezien worden. De reden waarom mensen hun land van herkomst ontvluchten heeft veelal te maken met mensenrechtenschendingen of de angst daarvoor. Volgens de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens (UVRM) heeft iedereen het recht om in andere landen asiel te zoeken en te genieten tegen vervolging.4 Op grond

van de UVRM is het recht op asiel even een mensenrecht als het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht om niet gediscrimineerd te worden.

3 NOS, www.nos.nl/nieuwsuur/over. 4 Art. 14 lid 1 UVRM.

(12)

1.8. Leeswijzer

Het onderzoeksrapport is verder als volgt opgebouwd.

In het tweede hoofdstuk wordt ingegaan op het onderwerp mensenrechten. In dit hoofdstuk worden mensenrechten gedefinieerd en de belangrijkste mensenrechtenverdragen uiteengezet. Ook wordt er kort ingegaan op de rechtstreekste werking en de naleving van mensenrechten. In het derde hoofdstuk wordt uitgebreid ingegaan op het fundamentele asielrecht, de definitie van het begrip vluchteling en de internationale en Europese wet- en regelgeving die van belang is bij een verzoek om internationale bescherming (asiel). In het vierde hoofdstuk worden de essentiële mensenrechten ten aanzien van vluchtelingen en asielzoekers benoemd en of uiteengezet. In hoofdstuk vijf wordt ingegaan op het praktisch gedeelte van dit onderzoek. In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de volgende deelvragen: “In hoeverre komt mensenrechten als woord voor in de berichtgevingen over vluchtelingen en asielzoekers?’ en “In hoeverre besteden de conventionele media aandacht aan het mensenrechtelijk kader bij de berichtgevingen over vluchtelingen en asielzoekers?”. Tot slot wordt er in hoofdstuk zes antwoord gegeven op de centrale vraag “In hoeverre wordt door de actualiteitenprogramma’s Eenvadaag en Nieuwsuur van de Nederlandse Publieke Omroep en de Volkskrant aandacht besteed aan het mensenrechtelijk kader bij berichtgevingen over vluchtelingen en asielzoekers?” en wordt er aanbevelingen gegeven.

(13)

HOOFDSTUK 2: RECHTEN VAN DE MENS

In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de volgende deelvragen: “wat zijn mensenrechten?” en “Wat is het juridisch kader van mensenrechten?”

2.1. Inleiding

In onderstaande paragrafen wordt ingegaan op het onderwerp mensenrechten. De term mensenrechten en grondrechten worden doorgaans in de literatuur als synoniemen van elkaar gebruikt.5 Er zijn echter ook auteurs die onderscheid maken tussen mensenrechten en

grondrechten. Deze auteurs doelen met de term mensenrechten op natuurrechtelijke aanspraken die losstaan van het geldende recht. Andere auteurs zijn van mening dat mensenrechten te vinden zijn in verdragen, terwijl grondrechten te vinden zijn in de Grondwetten van de lidstaten.6 In dit onderzoek wordt de term mensenrechten gebruikt voor het aangeven van de fundamentele rechten die vastgelegd zijn in verdragen.

2.2. Definitie mensenrechten

Mensenrechten worden over het algemeen gedefinieerd als rechten en vrijheden die ieder mens heeft ten opzichte van de overheid, zoals de vrijheid van meningsuiting. Volgens de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (hierna: de UVRM) worden alle mensen vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren.7 Bovendien heeft een ieder recht op alle rechten en vrijheden uit de UVRM, zonder enig onderscheid van welke aard dan ook.8 Mensenrechten zijn derhalve fundamentele rechten die in gelijke mate aan iedereen toekomen. Mensenrechten zijn essentieel voor een menselijk en waardig bestaan, de ontwikkeling en de ontplooiing van ieder mens.

2.3. Categorieën mensenrechten

Ondanks dat alle mensenrechten gelijk in waarde zijn, kunnen ze in vier categorieën en drie generaties worden verdeeld. De vier categorieën mensenrechten zijn de burgerrechten, de politieke rechten, de economische, sociale en culturele rechten en de collectieve rechten. De drie generaties mensenrechten bestaan uit de eerste, de tweede en de derde generatie mensenrechten.

2.3.1. Burgerrechten en politieke rechten (oftewel: klassieke mensenrechten)

Burgerrechten beschermen de burgers tegen onrechtmatige optreden van de overheid.

Dit betekent dat de overheid zich niet zomaar mag inmengen in de uitoefening van deze rechten. Met andere woorden rust een onthoudingsplicht op de overheid. De overheid wordt echter wel verplicht om ervoor te zorgen dat de uitoefening van burgerrechten niet belemmerd worden. Voorbeelden van burgerrechten zijn onder andere het gelijkheidsrecht, het

non-discriminatiebeginsel en het recht op persoonlijke vrijheid. Politieke rechten geven burgers de mogelijkheid om deel te nemen aan het bestuur van zijn land. Voorbeelden van politieke rechten zijn onder andere de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van vereniging en het kiesrecht. Burgerrechten en politieke rechten behoren tot de eerste generatie mensenrechten omdat zij uit de 18de eeuw dateren en daarmee ook de oudste mensenrechten zijn.9

5 J.C. Hage 2010, p. 193. 6

A.J. Nieuwenhuis, 2014, p. 2. / L. Janssen 2013, p. 405.

7

Artikel 1 UVRM.

8

Artikel 2 UVRM.

9

(14)

2.3.2. Economische, sociale en culturele rechten (oftewel: sociale mensenrechten)

Economische, sociale en culturele rechten betreffen zorgplichten van de overheid die erop gericht zijn de bevolking als geheel een menswaardig bestaan te garanderen.10 Sociale mensenrechten zijn over het algemeen niet afdwingbaar omdat zij slechts een inspanningsverplichting van de

overheid inhouden. Voorbeelden van sociale mensenrechten zijn onder andere het recht op voedsel, het recht op een adequate huisvesting, het recht op sociale zekerheid en het recht op onderwijs. Economische, sociale en culturele rechten behoren tot de tweede generatie mensenrechten omdat zij pas in de 20de eeuw zijn erkend.11

2.3.3. Collectieve rechten

In de literatuur is er verwarring over de definitie van collectieve rechten. Soms worden collectieve rechten aangeduid als rechten die toekomen aan individuele leden van bepaalde groepen of als rechten die slechts van toepassing zijn op groepen, volken of gemeenschappen als geheel.12 Collectieve rechten moeten echter niet verward worden met groepsrechten. Collectieve rechten komen toe aan groepen, volken of gemeenschappen als geheel. Groepsrechten betreffen

individuele rechten die in een groepsverband uitgeoefend worden, zoals de vrijheid van

vereniging of de vrijheid van betoging.13 Voorbeelden van collectieve rechten zijn onder andere het recht op ontwikkeling, zelfbeschikking van minderheidsgroepen en het recht op het behoud van de eigen taal. Collectieve rechten behoren tot de derde generatie mensenrechten, omdat zij later dan klassieke en sociale rechten als mensenrechten zijn erkend.14

2.4. Beperking van mensenrechten

Hoewel alle mensenrechten even belangrijk zijn en gerespecteerd dienen te worden, zijn mensenrechten op zich niet absoluut. Hierdoor kunnen bepaalde mensenrechten door de staten beperkt worden. De beperking van mensenrechten vloeien voort uit de formulering van de mensenrechten zelf en uit expliciete beperkingsclausules in mensenrechtenverdragen.

Bij het beperken van mensenrechten dient er onderscheid gemaakt te worden tussen absolute en relatieve mensenrechten. Slechts enkele mensenrechten zijn absoluut. Een voorbeeld van een absoluut mensenrecht is het recht op vrijwaring van foltering, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen (art. 3 EVRM).15 De staten mogen onder geen enkele

omstandigheden inbreuk maken op de absolute mensenrechten. In bepaalde omstandigheden en onder strenge voorwaarden mogen de staten wel inbreuk maken op de relatieve mensenrechten. Een inbreuk op een mensenrecht is toegestaan indien de betreffende inbreuk een wettelijke basis heeft, proportioneel en noodzakelijk is in een democratische samenleving en indien de inbreuk voortvloeit uit een van de doelstellingen die in de beperkingsclausule zijn opgesomd.16 Een toepasselijke voorbeeld van een relatieve mensenrecht, waarop inbreuk mogelijk is, is het recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven in artikel 8 EVRM. Het tweede lid van dit artikel luidt als volgt. “Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.”

10 A.J. Nieuwenhuis e.a. 2014, p. 28. 11 Liga voor Mensenrechten 2009, p.10. 12 Janneke Gerards e.a. 2013, p. 413-433. 13 A.J. Nieuwenhuis e.a. 2014, p. 34-35. 14 Liga voor Mensenrechten 2009, p.10. 15 Artikel 15 lid 2 EVRM.

(15)

2.5. Juridisch kader mensenrechten

Mensenrechten zijn te vinden in de UVRM en in verschillende Europese en internationale verdragen van de Verenigde Naties, de Raad van Europa en de Europese Unie. Vooral de Verenigde Naties hebben een belangrijk rol gespeeld in de totstandkoming van mensenrechten. De Verenigde Naties, de UVRM en de belangrijkste mensenrechtenverdragen in het kader van dit onderzoek worden hieronder besproken.

2.5.1. De Verenigde Naties

Mensenrechten zoals we ze nu kennen, bestaan dankzij verschillende historische gebeurtenissen, maar vooral ook dankzij het bestaan van de Verenigde Naties. De Verenigde Naties is een

intergouvernementele organisatie, wat inhoudt dat de Verenigde Naties geen eigen bevoegdheden hebbenten opzichte van de 193 staten die lid zijn.17

De Verengde Naties zijn in 1945, vlak na de Tweede Wereldoorlog, opgericht om de

internationale vrede en veiligheid en de internationale samenwerking tussen landen te bevorderen. De Verenigde Naties zetelt in Genève. Op 26 juni 1945 ondertekenden afgevaardigden van vijftig landen het Handvest van de Verenigde Naties, waardoor de Verenigde Naties werd geboren. De oprichting van de Verenigde Naties was een reactie op de mensenrechtenschendingen tijdens de Tweede Wereld door Nazi-Duitsland.18 Ter voorkoming van grove mensenrechtenschendingen zoals tijdens de Tweede Wereldoorlog en ter bescherming van mensenrechten dienden

mensenrechten en het belang daarvan opnieuw benadrukt te worden. De bescherming van de mensenrechten diende derhalve een zaak van de volkerengemeenschap als geheel te zijn en internationaal geregeld te worden. Één van de doelstellingen van de Verenigde Naties is dan ook het bevorderen van respect voor fundamentele rechten en vrijheden.19 Vanuit deze bevoegdheid werd de Universele Verklaring van de Rechten van Mens (UVRM) opgesteld. De UVRM was de eerste internationale document waarin de universaliteit van mensenrechten werd vastgelegd. Mede hierdoor wordt de UVRM gezien als één van de belangrijkste bronnen van mensenrechten. De teksten van de UVRM zijn in verschillende verdragen over mensenrechten opgenomen en volgens de Guinness World Records is de UVRM het meest vertaalde document in de wereld.20

2.5.2. Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM)

De UVRM is in 1948 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (hierna: de VN) opgesteld en was de eerste internationale bevestiging van mensenrechten en bevat ongeveer zestig mensenrechten. De UVRM richt zich niet alleen toe op staten maar ook op individuen en organen. De UVRM is slechts een verklaring ter erkenning van de universele mensenrechten, waardoor het niet bindend is.21 Dit houdt in beginsel in dat staten zich niet hoeven te houden aan de bepalingen uit de UVRM. Tegenwoordig wordt echter aangenomen dat de UVRM deel uitmaakt van het internationale gewoonterecht, waardoor het enigszins bindend is geworden.22 Zodoende heeft de UVRM een zondigestatus dat een staat zich er moeilijk tegen uit kan spreken.23 Bovendien worden alle staten die lid zijn van de VN geacht de UVRM te aanvaarden.24 Belangrijke rechten

uit de UVRM, in het kader van dit onderzoek, zijn onder andere het recht op asiel (art. 14), het recht om zich vrijelijk te verplaatsen en te vertoeven binnen de grenzen van elke Staat (art. 13), en het recht op een levensstandaard (art. 25). Daarnaast is artikel 1 van de UVRM belangrijk omdat daarin is bepaald dat iedereen vrij en gelijk in waardigheid en rechten wordt geboren.

17 L. Janssen 2010, p. 332.

18 A.J. Nieuwenhuis e.a. 2014, p. 18.

19 Artikel 1 sub 3 van de Handvest van de Verenigde Naties, trb-1979, 37.

20 Guinness World Records, www.guinnessworldrecords.com (zoek op: most-translated-document). 21 Preambule van de UVRM.

22 College voor de Rechten van de Mens, “Achtergrond en historie van mensenrechten”, (www.mensenrechten.nl/wat zijn

mensenrechten).

23 A.J. Nieuwenhuis e.a. 2014, p. 19.

(16)

2.5.3. Het Internationale Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR)

Dit verdrag is op 16 december 1966 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen. Het IVBPR bevat 53 artikelen over burgerrechten en politieke rechten en dient in samenhang gelezen te worden met twee aanvullende protocollen. De beschermde fundamentele rechten zijn onder andere het recht op zelfbeschikking (art. 1), het recht op leven (art. 6), en het verbod op folteringen en wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (art. 7). Artikel 26 van het IVBPR stelt dat iedereen gelijk voor de wet is en verbiedt discriminatie van welke aard dan ook. Volgens dit artikel heeft iedereen recht op gelijke en doelmatige bescherming tegen discriminatie. Het IVBPR legt ieder verdragsstaat de verplichting op om mensenrechten opgesomd in het verdrag te eerbiedingen en deze aan iedereen die binnen zijn grondgebied

verblijft en aan zijn rechtsmacht is onderworpen te verzekeren zonder onderscheid van welke aard danook.25

2.5.4. Het Internationale Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (IVESCR)

Dit verdrag is op 19 december 1966 tot stand gekomen en is net als de UVRM en het IVBPR afkomstig van de Verenigde Naties. Het IVESCR bevat elf sociale mensenrechten, waaronder het recht op zelfbeschikking (art. 1), het recht op sociale zekerheid (art. 9), het recht op een

behoorlijke levensstandaard (art. 11) en het recht op een zo goed mogelijke lichamelijke en geestelijke gezondheid (art. 12). Het IVESCR legt de staten die het verdrag hebben ondertekend de verplichting op om de desbetreffende elf mensenrechten zonder discriminatie van welke aard ook te garanderen.26 Dit heeft het Comité dat toezicht houdt op de uitvoering van het IVESCR en de lidstaten van aanbevelingen voorziet, ook bevestigd. In General Comment No. 20, r.o. 30 heeft het Comité vastgesteld dat de mensenrechten uit het IVESCR op iedereen van toepassing is, met inbegrip van vreemdelingen, waaronder staatlozen, vluchtelingen, en asielzoekers, ongeacht hun verblijfstatus of documentatie. Volgens het Comité volgt dit onder andere uit het

non-discriminatiebeginsel in artikel 2 en uit de preambule van het IVESCR.27

Het IVESCR bepaalt bovendien dat de staten zowel zelfstandig als binnen het kader van de internationale hulp en samenwerking maatregelen dienen te nemen ten einde met alle passende middelen tot een algehele verwezenlijking van de elf sociale mensenrechten.28

2.5.5. Het Internationaal Verdrag inzake Rechten van het Kind (IVRK)

Op 20 november 1989 is het IVRK door de Verenigde Naties aangenomen. Op Somalië en de Verenigde Staten na hebben alle landen van de wereld het verdrag geratificeerd.29 Ondanks dat de

UVRM en andere mensenrechtenverdragenbepalingen ook op kinderen van toepassing zijn, vonden de VN het noodzakelijk om een apart verdrag op te stellen inzake fundamentele rechten van het kind. Volgens artikel 1 van het IVRK is een kind ieder mens jonger dan achttien jaar, tenzij de wet anders bepaalt. De fundamentele rechten van het kind die in het IVRK gewaarborgd worden, zijn onder andere het recht op een toereikend levenstandaard, het recht om te spelen, het recht op gezondheidszorg en het recht op onderwijs.30 Artikel 3, eerste lid, van het IVRK is een

belangrijk artikel omdat het bepaalt dat de belangen van het kind de eerste overweging vormen bij alle maatregelen betreffende kinderen. In het kader van dit onderzoek is tevens artikel 22 lid 1 van het IVRK van belang. In dit artikel staat dat de staten die partij zijn bij het IVRK passende

maatregelen nemen om te waarborgen dat een kind dat de vluchtelingenstatus wil verkrijgen of als vluchteling wordt beschouwd passende bescherming en humanitaire bijstand krijgt bij het genot van de van toepassing zijnde rechten beschreven in het IVRK en in andere internationale akten inzake de rechten van de mens of humanitaire akten waarbij de bedoelde staten partij zijn.

25 Artikel 2 lid 1 van het IVBPR. 26 Artikel 1 lid 2 van het ICESCR. 27CESCR, General Comment No. 20. 28 Artikel 2 lid 1 van het ICESCR.

29 IVRK, Trb. 1995, 46. (https://verdragenbank.overheid.nl/nl/Treaty/Details/003908.html.) 30 Artikel 24 juncto 27 juncto 28 juncto 31 van het IVRK.

(17)

2.5.6. Het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (Vluchtelingenverdrag)

Het Vluchtelingenverdrag is een verdrag van de Verenigde Naties dat op 28 juli 1951 tot stand is gekomen. 147 landen zijn partij bij dit verdrag.31 De vluchtelingenstromen na de Tweede

Wereldoorlog en aan het begin van de Koude Oorlog waren de aanleiding voor de Verenigde Naties om het Vluchtelingenverdrag op te stellen.32

Uit de preambule (tweede overweging) van het Vluchtelingenverdrag blijkt dat de Verenigde Naties tot doel hadden om de uitoefening van de fundamentele rechten en vrijheden door de vluchtelingen in de grootste mogelijke mate te verzekeren. Het Vluchtelingenverdrag bepaalt wie een vluchteling is (artikel 1A onder 2) en bevat een aantal economische en sociale fundamentele rechten waar vluchtelingen recht op hebben, waaronder het recht op loonarbeid (art. 17), het recht op rechtsingang en rechtsbijstand (art. 16), het recht op huisvesting (art. 21) en het recht op onderwijs (art. 22). Centraal in het Vluchtelingenverdrag staat het verbod van refoulement (art. 33) ook wel het non-refoulement beginsel genoemd. Het verdrag bevat ook plichten. Deze plichten brengen in het bijzonder mede, dat de vluchteling zich houdt aan zowel de wetten en voorschriften als aan de maatregelen, genomen voor de handhaving van de openbare orde (art. 2). Het vluchtelingenverdrag beperkt zich dan tot de gebeurtenissen van vóór 1951.33 Dit houdt kortweg in dat het Vluchtelingenverdrag alleen personen betreft die gevlucht zijn ten gevolg van de gebeurtenissen van vóór 1 januari 1951. Dankzij de inwerkingtreding van het aanvullende Protocol betreffende de status van vluchtelingen (Protocol van New York) is de datumgrens opgeheven.34 Hiermee is voorkomen dat vluchtelingen na 1 januari 1951 niet onder de

bescherming van het Vluchtelingenverdrag zouden vallen. De Staten welke partij zijn bij het Protocol van New York verplichten zich de artikelen 2 tot en met 34 van het

Vluchtelingenverdrag zonder beperkingen in tijd en ruimte toe te passen.35

Volgens Spijkerboer en Vermeulen is het Vluchtelingenverdrag “Enerzijds een instrument van het laatste instantie ter bescherming van mensenrechten: als mechanismen ter bescherming van fundamentele rechten in het land van herkomst wezenlijk falen dan biedt het vluchtelingenrecht een (...) recht om aan de mensenrechtenschendingen in het individuele geval een einde te maken door in een ander land te verblijven. Maar anderzijds is aan het vluchtelingenrecht duidelijk te zien dat het is gemaakt door staten, die een tegenstelling zien tussen de belangen van hun eigen onderdanen en de belangen van slachtoffers van mensenrechtenschendingen elders.”36

2.5.7. Het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM)

Dit verdrag is op 4 november 1950 tot stand gekomen. Het EVRM is een van de belangrijkste mensenrechtenverdragen in Europa en is afkomstig van de Raad van Europa. Dit is op zich niet zo vreemd aangezien het beschermen van mensenrechten een van de doelstellingen van de Raad van Europa is. Het EVRM dient ter erkenning en naleving van de klassieke mensenrechten die in het verdrag zijn opgenomen.37 Het EVRM legt de verdragstaten de verplichting op de rechten en

vrijheden die in de Eerste titel (art. 2 tot en met 18) van het verdrag zijn vastgesteld te garanderen aan iedereen in hun rechtsmacht.38 De gegarandeerde klassieke mensenrechten zijn onder andere het verbod van foltering (art. 3), het recht op een eerlijke proces (art. 6), het recht op vrijheid van persoon (art. 5) en het recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven (art. 8).

Het EVRM bevat tevens veertien aanvullende protocollen die eveneens over mensenrechten gaan, zoals het Vierde Protocol dat collectief uitzetting van vreemdelingen verbiedt (art. 4).

31 Vluchtelingenverdrag, https://verdragenbank.overheid.nl/nl/Treaty/Details/007233.html. 32T.P. Spijkerboer & B.P. Vermeulen 2005, p. 4-23.

33 Artikel 1A onder 2 van het Vluchtelingenverdrag.

34 Preambule, Protocol betreffende de status van vluchtelingen, New York 31 januari 1967. Trb. 1967,76. 35 Artikel 1 van het Protocol van New York, Trb. 1967,76.

36 T.P. Spijkerboer & B.P. Vermeulen 2005, p. 1. 37 Preambule, EVRM.

(18)

2.5.8. Het Europees Sociaal Handvest (ESH)

Het ESH is op 3 mei 1996 tot stand gekomen. Het ESH betreft een mensenrechtenverdrag van de Raad van Europa en is één van de belangrijkste regelingen op het gebied van sociaalzekerheid in Europa. Het ESH heeft als doel een leidraad te zijn voor het nationaal sociaal beleid van de lidstaten. Het ESH heeft betrekking op sociale mensenrechten op de terreinen van huisvesting, gezondheid, onderwijs, arbeid, sociale bescherming en personenverkeer. Met name artikelen 13 en 31 van het ESH zijn in het kader van dit onderzoek belangrijk. In artikel 13 staat dat ieder persoon die geen voldoende middelen van bestaan heeft recht heeft op sociale en geneeskundige bijstand. Artikel 31 stelt dat iedereen recht heeft op huisvesting. Op grond van punt twee van de bijlage van het ESH komt de vluchtelingen een zo gunstig mogelijke behandeling toe en in elk geval een niet minder gunstige dan krachtens het Vluchtelingenverdrag en andere bestaande internationale overeenkomsten.

2.5.9. Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest)

Het doel van dit Handvest was om de mensenrechten die op het niveau van de Europese Unie golden samen te brengen en hun grote belang en relevantie zichtbaarder te maken voor de burgers van de Europese Unie. Sinds 2009 is het Handvest met inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon juridisch bindend en heeft het Handvest dezelfde juridische waarde als Europese verdragen.39 Het Handvest bevat verschillende klassieke mensenrechten en sociale, economische en culturele mensenrechten die ook in het EVRM en in andere mensenrechtenverdragen zijn geformuleerd. Mensenrechten die in het Handvest te vinden zijn, zijn onder andere het recht op leven, het verbod van folteringen en van onmenselijke of vernederende behandelingen of

bestraffingen, het verbod van refoulement en het recht op sociale zekerheid, waaronder het recht op huisvesting.40 Een bijzondere recht die het Handvest garandeert, is het recht op asiel dat in artikel 18 is vastgelegd. Internationale en (andere) Europese verdragen wordt dit recht niet erkend. Het Handvest is dan ook het eerste Europese bindende document waarin het recht op asiel is vastgelegd. De menselijke waardigheid wordt tevens in het Handvest als een mensenrecht geformuleerd. Het handvest verbindt alle instellingen, organen en instanties van de Europese Unie, voor zover het gaat om de uitvoering van het recht van de Europese Unie.41 Artikel 53, derde lid, van het Handvest bepaalt dat rechten van het Handvest die overeenkomen met de rechten in het EVRM, moeten worden uitgelegd in overeenstemming met door het EVRM gewaarborgde rechten. Volgens dit artikel kan het recht van de Unie altijd een ruimere bescherming bieden dan het Handvest en het EVRM.

2.6. Rechtstreekse werking

Rechtstreekse werking, ook wel directe werking genoemd, heeft te maken met de vraag of een burger zich kan beroepen op de inhoud van een verdrag waarbij zijn/haar land zich heeft aangesloten. Een verdragsbepaling dat rechtstreekse werking heeft, maakt automatisch deel uit van de nationale rechtsorde en brengt met zich mee dat burgers voor een nationale rechter er een beroep op kunnen doen. Ongeacht de vraag of bepaalde bepalingen rechtstreekse werking hebben, dienen de verdragsluitende staten de gesloten verdragen na te leven.

2.6.1. Horizontale en verticale rechtstreekse werking

Verdragsbepalingen kunnen zowel horizontaal als verticaal rechtstreekse werking hebben. Horizontale werking heeft betrekking op de werking van verdragsbepalingen tussen burgers onderling. Mensenrechten zoals vrijheid van godsdienst en het recht om niet gediscrimineerd te worden, hebben horizontale werking. Verticale rechtstreekse werking heeft betrekking op verdragsbepalingen die tussen burgers en de overheid gelden. Bij veel mensenrechtenbepalingen is er sprake van een verticale werking. Dit is op zich niet zo vreemd aangezien mensenrechten in het leven zijn geroepen om de burger te beschermen tegen het machtsmisbruik van de overheid.42

39 Artikel 6 lid 1 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VwEU). 40 Artikel 34 lid 3 van het Handvest.

41 Artikel 51 van het Handvest. 42 L. Janssen 2006, p. 200.

(19)

2.6.2. Europees recht

Het beginsel van rechtstreekse werking werd met betrekking tot het Europees recht vastgesteld in het arrest Van Gend en Loos van 5 februari 1963 van het Hof van Justitie. In dit arrest heeft het Hof bepaald dat burgers zich ten overstaan van de nationale en Europese rechters direct op Europese rechtsregels kunnen beroepen.43 Een bepaling heeft rechtstreekse werking, indien het nauwkeurig, duidelijk en onvoorwaardelijk is opgesteld.Een bepaling dat geschikt is voor rechtstreekse werking bevat een recht of plicht dat als zodanig is omschreven. Een bepaling is onvoorwaardelijk wanneer het geen aanvullende maatregel(en) vereist op nationale en of op Europese niveau om het recht of plicht in te roepen.44 Niet elke bepaling heeft dus rechtstreekse werking. Het is aan de rechters om te bepalen of een bepaling rechtstreekse werking heeft. Op grond van artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VwEU), en op grond van Europese jurisprudentie geldt het beginsel van rechtstreekse werking ook voor handelingen van afgeleid recht, zoals richtlijnen en verordeningen.

Richtlijnen

Richtlijnen vallen onder het secundaire Europese gemeenschapsrecht. Het secundaire Europese gemeenschapsrecht is afgeleid van het primaire gemeenschapsrecht (verdragen). Het doel van een richtlijn is om de nationale wetgeving op een bepaalde terrein te harmoniseren. Richtlijnen richten zich uitsluitend tot de lidstaten en verplichten de lidstaten om de inhoud van de richtlijnen binnen een bepaalde termijn in nationale wetgeving op te nemen en toe te passen. Bij de implementatie van de richtlijnen dienen de lidstaten zich te houden aan de gestelde voorwaarden in de

desbetreffende richtlijnen. Richtlijnen hebben in beginsel geen rechtstreekse werking en dienen omgezet te worden in nationaal recht. Een rechtstreeks beroep op een richtlijn is echter mogelijk indien een lidstaat de betreffende richtlijn niet tijdig of onjuist heeft geïmplementeerd.45 Een bepaling van een richtlijn kan ook rechtstreekse werking hebben indien het geschikt is voor rechtstreekse werking en wanneer het duidelijk en onvoorwaardelijk is opgesteld. Het is ten slotte van belang om te vermelden dat richtlijnbepalingen geen horizontale werking hebben. 46

Verordeningen

Net als richtlijnen vallen verordeningen onder het secundaire Europese gemeenschapsrecht. Het verschil tussen een richtlijn en een verordening is echter dat een verordening een algemene strekking heeft, in al haar onderdelen verbindend is en rechtstreeks van toepassing is in alle lidstaten.47 Dit houdt in dat een verordening aan iedereen (lidstaten, burgers en ondernemingen) is

gericht en dat iedereen er zich rechtstreeks op kan beroepen. In tegenstelling tot verdragen is het niet vereist dat een bepaling uit een verordening nauwkeurig, duidelijk en onvoorwaardelijk is. Ten slotte is het de lidstaten verboden om een verordening in nationale wetgeving om te zetten.48 2.6.3. Internationaal recht

Wat de doorwerking van het internationaal recht betreft, bestaan er twee systemen. In het

monistisch systeem maakt de inhoud van ieder verdrag waarbij een land zich aansluit automatisch deel uit van het nationaal recht. In het dualistisch systeem dient de inhoud van ieder verdrag eerst bij wet te worden opgenomen in het nationaal recht, alvorens er sprake kan zijn van rechtstreeks werking. Nederland en België hanteren het monistisch systeem, terwijl landen zoals Duitsland en Italië uit gaan van een dualistische benadering.49 Ook hierbij is het de taak van een rechter om te bepalen of een bepaling rechtstreekse werking heeft.

43 EUR-Lex, “De rechtstreekse werking van het Europese recht,” http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=URISERV:l14547

44 HvJ EG 5 februari 1963, nr. 26/62, ECLI:EU:C:1963:1. 45 J.W.P. Verheugt 2013, p. 533-535.

46 I.M. Huzen en M. Wormsbecher 2012, p.71-73. 47 Artikel 288 VwEU.

48 I.M. Huzen en M. Wormsbecher 2012, p. 61-71. 49 L. Janssen 2006, p. 225.

(20)

2.7. Toezicht op de naleving van mensenrechten

Binnen de verdragsstaten vindt toezicht op de naleving van mensenrechten plaats door nationale instanties zoals het parlement, de rechter en onafhankelijke nationale mensenrechteninstituten, zoals het Nederlandse College voor de Rechten van de Mens.50 Één van de taken van het College is het rapporteren en doen van aanbevelingen op het gebied van mensenrechten in Nederland.51 Op Europees en internationaal niveau wordt toezicht gehouden door verschillende ingestelde instanties en door Ngo’s zoals Amnesty International en Human Right Watch. Bij het afsluiten van een verdrag wordt er meestal een toezichthoudend instantie of comité aangesteld die erop toeziet dat de verdragsstaten de gesloten verdrag naleven. Zowel de verdragsstaten als de Ngo’s en de mensenrechteninstituten rapporteren aan de toezichthoudende comités over hoe een lidstaat een bepaalde verdrag toepast. Op grond van de periodieke rapportages van de verdragsstaten, de schaduwrapportages van de Ngo’s en mensenrechteninstituten brengen de comités conclusies en aanbevelingen uit. De comités zijn tevens bevoegd om algemene aanbevelingen uit te brengen (de zogenaamde General Comments). Alhoewel de aanbevelingen van de comités serieus worden genomen en worden toegepast door de verdragsstaten, zijn ze juridisch gezien niet bindend.52 De twee toezichthoudende instanties die wel bevoegd zijn om bindende uitspraken te doen zijn het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en het Hof van Justitie (HvJ).

Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)

Teneinde de nakoming te verzekeren van de verplichtingen voortvloeiend uit het EVRM en de bijbehorende protocollen, is er een Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: het EHRM) ingesteld. Het EHRM is gevestigd in Straatsburg en bestaat uit 47 rechters die afkomstig zijn van de 47 Verdragsluitende Partijen.53 Het EHRM kan een zaak (klacht) pas in behandeling nemen nadat alle nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput en als een zaak binnen zes maanden na de datum van de laatste en definitieve uitspraak.54 Het EHRM beoordeelt verzoekschriften omtrent mensenrechtenschendingen van natuurlijke personen, Ngo’s of van groepen personen.55

De uitspraken van het EHRM zijn juridisch bindend en worden toegezonden aan het Comité van Ministers van de Raad van Europa dat belast is met toezicht op de naleving van de uitspraken.56 Hof van Justitie (Hof)

Het Hof van Justitie (hierna: het Hof) gevestigd in Luxemburg en is belast met uitleggen van het Europees recht en het oplossen van geschillen tussen de lidstaten van de Europese Unie en tussen een lidstaat en een instelling van de Europese Unie. In prejudiciële beslissingen geeft het Hof antwoorden op de vragen van nationale rechters over de uitleg en toepassing van het Europees recht.57 Ook burgers en ondernemingen kunnen zich tot het Hof wenden.58 In tegenstelling tot het EHRM is het Hof geen mensenrechteninstelling op zich. Desondanks valt het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie onder de toezicht van het Hof, aangezien het afkomstig is van de Europese Unie en dus ook onder het primair gemeenschapsrecht valt.

Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen (UNHCR)

Het Vluchtelingenverdrag heeft geen toezichthoudend comité ingesteld maar een Hoge Commissaris die tevens aan het hoofd van de gelijknamige VN-vluchtelingenorganisatie. De UNHCR is belast met uitleg en toepassing het Vluchtelingenverdrag.59

50 D. van Dam, Who's right(s)?: internationaal toezicht op de naleving van mensenrechten van migranten in Nederland :

2000-2008, Nijmegen: Wolf legal publishers 2009, p.1.

51 Artikel 3 onder b juncto onder c jo artikel 5 van de Wet College voor de rechten van de mens, Stb 2011, 573. 52 College voor de Rechten van de Mens, ‘Internationale toezicht’ http://www.mensenrechten.nl/wat-zijn-mensenrechten/internationaal-toezicht

53 Art. 20 EVRM. 54 Artikel 35 lid 1 EVRM. 55 Artikel 19 juncto 34 EVRM. 56 Artikel 46 lid 1 juncto lid 2 EVRM. 57 Artikel 267 VWEU.

58 I.M. Huzen en M. Wormsbecher 2012, p. 50-55. 59 M.Y.A. Zieck, A&MR 2010, afl. 1/2, p. 59-67.

(21)

2.8. Deelconclusie

Uit voorafgaande paragrafen kan geconcludeerd worden dat mensenrechten fundamentele rechten zijn die in gelijke mate aan ieder mens waar dan ook ter wereld toekomen. Daarnaast hebben mensenrechten de strekking om de persoonlijke vrijheid en menselijke waardigheid bestaan aan ieder mens te verzekeren. Mensenrechten betreffen gegarandeerde rechten en vrijheden, waaraan een ieder aansprak op kan maken, omdat hij of zij simpelweg een mens is. Mensenrechten zijn derhalve universeel, omdat zij niet afhangen van een ras, kleur, geslacht, taal, godsdienst, een politieke of andere overtuiging, een nationale of maatschappelijke afkomst, eigendom, geboorte of andere status. Het doel van mensenrechten is het bieden van bescherming tegen het

machtsmisbruik van de staat en het beschermen van de menselijke waardigheid van ieder mens. Mensenrechten gelden in beginsel tussen de burger en de overheid en leggen de overheid in de eerste plaats een onthoudingsplicht op. Ter waarborging van een menswaardig bestaan rust tevens een zorgplicht op de overheid. Alhoewel mensenrechten in verschillende categorieën verdeeld kunnen worden, bestaat er geen hiërarchie en dienen alle mensenrechten in gelijke mate geëerbiedigd te worden. Mensenrechten zijn doorgaans niet absoluut, waardoor ze in bepaalde omstandigheden en onder strenge voorwaarden beperkt kunnen worden door de overheid.

Mensenrechten zijn vastgelegd in de UVRM en in de internationale en Europese verdragen van de Verenigde Naties, de Raad van Europa, en de Europese Unie. De verdragsluitende landen zijn verplicht de gesloten verdragen na te leven, ongeachte de vraag of de betreffende

verdragsbepalingen directe werking hebben. Toezicht op de naleving van mensenrechten vindt plaats door bij verdrag ingestelde comités, instellingen, onafhankelijke nationale

(22)

HOOFDSTUK 3: RECHT OP ASIEL

In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de deelvraag: “Wie heeft recht op asiel in de Europese Unie en welke internationale en Europese wet- en regelgeving is van belang bij het verzoek om asiel?”

3.1. Inleiding

Internationale verdragen, waaronder het Vluchtelingenverdrag erkennen geen recht op asiel, maar bieden slechts bescherming tegen refoulement. In paragraaf 3.8. wordt nader ingegaan op het verbod van refoulement. Ondanks dat het recht op asiel in internationale en Europese verdragen ontbreekt, kan het recht op asiel als een fundamentele recht gekwalificeerd worden. Zowel de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens (hierna: de UVRM) als het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest) erkennen het recht op asiel als een fundamentele recht. Zoals we eerder hebben gezien, is het Handvest bindend en heeft dezelfde rechtskracht als ieder Europese verdrag. Dit betekent dat de Europese lidstaten verplicht zijn om het recht op asiel te eerbiedigen. In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het recht op asiel in de Europese unie.

3.2.Artikel 14 UVRM en 18 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie

Artikel 14 lid 1 van de UVRM luidt als volgt.

“Een ieder heeft het recht om in andere landen asiel te zoeken en te genieten tegen vervolging.”

Op grond van dit artikel heeft iedereen het recht op asiel door in een andere landen bescherming tegen vervolging te zoeken en te genieten. Het tweede lid van dit artikel stelt echter dat op dit recht geen beroep kan worden gedaan ingeval van strafvervolgingen wegens misdrijven van niet-politieke aard of handelingen in strijd met de doeleinden en beginselen van de Verenigde Naties. Hiermee worden misdadigers van bepaalde misdrijven uitgesloten van internationale

bescherming.60

Artikel 18 van het Handvest luidt als volgt.

“Het recht op asiel is gegarandeerd met inachtneming van de voorschriften van het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 en het Protocol van 31 januari 1967 betreffende de status van

vluchtelingen, en overeenkomstig het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie(…)”

Dit artikel verwijst naar het Vluchtelingenverdrag, het Protocol van New York, het Verdrag betreffende de Europese Unie (hierna: het VEU) en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: het VwEU). De inhoud van het Vluchtelingenverdrag en het Protocol van New York is al in hoofdstuk 2 besproken. Het Vluchtelingenverdrag definieert wie een

vluchteling is en gaat in op de fundamentele rechten en plichten van de vluchtelingen en dankzij het Protocol van New York is de werking van het Vluchtelingenverdrag uitgebreid. Het VEU en het VwEU vormen tezamen de basis van de Europese Unie.61 Het VEU gaat over de oprichting van de Europese Unie en bevat onder andere de waarden, beginselen en doelstellingen van de Europese Unie. Daarnaast bevat het verdrag de instellingen van de Europese Unie en hun taken. De waarden waarop de Europese Unie berust zijn onder andere de eerbied van de menselijke waardigheid, de democratie, gelijkheid en de eerbiediging van de mensenrechten.62 Het VwEU gaat hoofdzakelijk over de bevoegdheden van de Europese Unie, het beleid en intern optreden van de Europese Unie op verschillende gebieden zoals de interne makt, het vrij verkeer van personen en goederen, de grenscontroles, asiel en immigratie.

60 Artikel 14 lid 2 UVRM. 61 Art. 1 VEU juncto 1 VwEU. 62 Art. 2 VEU.

(23)

Volgens de toelichting bij artikel 18 van het Handvest is het recht op asiel gebaseerd op artikel 78 VwEU.63 In artikel 78 lid 1 van het VwEU staat het volgende: “De Unie ontwikkelt een

gemeenschappelijk beleid inzake asiel, subsidiaire bescherming en tijdelijke bescherming, teneinde iedere onderdaan van een derde land die internationale bescherming behoeft, een passende status te verlenen en de naleving van het beginsel van non-refoulement te garanderen. Dit beleid moet in overeenstemming zijn met het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 en het Protocol van 31 januari 1967 betreffende de status van vluchtelingen alsmede met de andere toepasselijke verdragen.” Artikel 78 VwEU vormt dus de basis voor het ontwikkelen van een gemeenschappelijk Europees asielbeleid. Zowel artikel 18 Handvest als artikel 78, eerste lid, VwEU verwijzen naar het Vluchtelingenverdrag en het Protocol van New York. Dit impliceert dat vluchtelingen recht op asiel hebben. Voordat er ingegaan wordt op wie recht op asiel heeft, wordt eerst het gemeenschappelijk Europees asielbeleid besproken.

3.3. Europa en asiel

Uit artikel 78 VwEU blijkt duidelijk dat de Europese Unie naar een Gemeenschappelijk Europees Asielbeleid (GEAS) streeft om aan iedere onderdaan van derde land (landen buiten de EU) die internationale bescherming behoeft een passende status te verlenen. Bovendien blijkt dat het beleid dat ontwikkelt moet worden, overeen dient te komen met het Vluchtelingenverdrag, het Protocol van New York en andere toepasselijke verdragen. Ten slotte dient het beginsel van non-refoulement gegarandeerd te worden. Het beginsel van non-non-refoulement maakt onderdeel uit van mensenrechten en is onder andere vastgelegd in artikel 33 van het Vluchtelingenverdrag, artikel 3 EVRM en in artikel 19 van het Handvest. Dit recht en tevens beginsel wordt in paragraaf 3.6. besproken.

3.3.1. Gemeenschappelijk Europees asielbeleid

Sinds 1999 werkt de Europese unie actief aan een Gemeenschappelijk Europees Asielbeleid. Tijdens een speciale bijeenkomst in Tampere in oktober 1999 besloot de Europese Raad te streven naar de invoering van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel dat stoelt op de volledige en niet- restrictieve toepassing van het Vluchtelingenverdrag zoals aangevuld door het protocol van New York en zo het verbod tot uitzetting of terugleiding (non-refoulement beginsel) te handhaven en te garanderen dat niemand naar het land van vervolging wordt terug gestuurd.64

In 1999 is het Verdrag van Amsterdam65 in werking getreden en sindsdien zijn de bevoegdheden van de Europese Unie uitgebreid ten opzichte van het maken van Europese regels omtrent de toelating en het verblijf van onderdanen van derde landen. Een van de belangrijkste doelstellingen van een Gemeenschappelijk Europees Asielbeleid is de harmonisatie van nationale asielregels. Door de nationale regels te harmoniseren wordt het fenomeen “asielshoppen” voorkomen. Hiermee wordt bedoeld het voorkomen dat een asielzoeker van een lidstaat naar een andere lidstaat binnen de Schengenzone66 reist om asiel aan te vragen. Op grond van de bevoegdheid uit artikel 78 lid 1 VwEU zijn er een aantal richtlijnen en verordening(en) in werking getreden.67 De belangrijke richtlijnen, in het kader van dit onderzoek, zijn de Definitierichtlijn,

de Opvangrichtlijn, de Procedurerichtlijn en de Tijdelijke beschermingsrichtlijn.

Deze richtlijnen stellen minimumnormen met betrekking tot de erkenning, de opvang, de terugkeer van asielzoekers en asielprocedures in de lidstaten van de Europese Unie.

Een belangrijke verordening die in dit onderzoek niet kan ontbreken, is de Dublinverordening. Deze verordening bepaalt welke lidstaat van de Europese Unie een asielaanvraag in behandeling moet nemen. De inhoud van de hiervoor genoemde richtlijnen en de Dublinverordening worden hieronder kort besproken.

63 Toelichtingen bij het handvest van de grondrechten, PbEU 2007, C 303/24.

64 Zie preambules van de Procedurerichtlijn, Definitierichtlijn, de Opvangrichtlijn en de Terugkeerrichtlijn. 65 Verdrag van Amsterdam, Stb. 1998, 737.

66 “Schengenlanden zijn landen die zich hebben aangesloten bij het Schengenverdrag. Zij hebben gezamenlijke afspraken

gemaakt over het visumbeleid, asielbeleid en samenwerking tussen politie en justitie. Binnen het Schengengebied is er geen grenscontrole voor personen. Er zijn 26 Schengenlanden: 22 lidstaten van de Europese Unie (EU) en 4 landen die niet tot de EU behoren.” (www.rijksoverheid.nl en zoek vervolgens op: wat zijn Schengenlanden?).

(24)

3.3.2. Richtlijn 2011/95/EU (Definitierichtlijn)

De Definitierichtlijn wordt ook wel aangehaald als de Kwalificatierichtlijn. Deze richtlijn stelt normen vast voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, alsmede voor de inhoud van de verleende bescherming.68 Volgens de Definitierichtlijn vormen het Vluchtelingenverdrag en het Protocol van New York de hoeksteen van het internationale rechtsstelsel ter bescherming van

vluchtelingen.69 De lidstaten van de Europese Unie moeten op grond van de Definitierichtlijn internationale bescherming bieden aan vreemdelingen van wie is vastgesteld dat zij vluchtelingen zijn.70 In Definitierichtlijn worden belangrijke begrippen, zoals vluchteling, vluchtelingenstatus, internationale bescherming, subsidiaire beschermingsstatus en verblijfstitel, gedefinieerd. De normen ter beoordeling van de verzoeken om internationale bescherming en de voorwaarden voor het verkrijgen van de vluchtelingenstatus en subsidiaire bescherming zijn ook in deze richtlijn te vinden. Op grond van deze richtlijn krijgt een onderdaan van een derde land of een staatloze die niet in aanmerking komt voor de vluchtelingenstatus internationale bescherming in de vorm van subsidiaire bescherming.71

3.3.3. Richtlijn 2013/33/EU (Opvangrichtlijn)

Deze richtlijn stelt de minimale normen met betrekking tot de opvangvoorzieningen voor asielzoekers.72 Deze normen moet voldoende zijn om een menswaardige levensstandaard te waarborgen. De definities in deze richtlijn komen, voor zover het om dezelfde begrippen gaat, overeen met de definities in de Definitierichtlijn. De Opvangrichtlijn is van toepassing op alle onderdanen van derde landen en staatlozen en hun familieleden die een verzoek om internationale bescherming op het grondgebied, aan de grens, in de territoriale wateren of in de transitzones van een lidstaat van de Europese Unie indienen, en voor zover zij als asielzoeker op het grondgebied mogen verblijven.73 Overeenkomstig artikel 26, eerste en tweede leden, dienen de lidstaten ervoor

te zorgen dat tegen de beslissingen met betrekking tot de toekenning, intrekking of beperking van voorzieningen beroep kan worden aangetekend volgens de in het nationale recht neergelegde procedures. Ook dienen de lidstaten gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging beschikbaar te stellen, voor zover die noodzakelijk zijn om de feitelijke toegang tot de rechter te waarborgen.

3.3.4. Richtlijn 2013/32/EU (Procedurerichtlijn)

De Procedurerichtlijn stelt verdere normen voor de gemeenschappelijke procedures voor de toekenning of intrekking van internationale bescherming.74 Deze richtlijn is van toepassing op alle

verzoeken om internationale bescherming die op het grondgebied, aan de grens, in de territoriale wateren of in de transit zones van de lidstaten, worden gedaan, en op de intrekking van

internationale bescherming.75

3.3.5. Richtlijn 2001/55/EG (Tijdelijke beschermingsrichtlijn)

De Tijdelijke beschermingsrichtlijn stelt minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden in de Europese Unie en maatregel ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van ontheemden.76 De inhoud van deze richtlijn komt aan de orde in paragraaf 3.6..

68 Artikel 1, Richtlijn 2011/95/EU (Definitierichtlijn).

69 Preambule (4) van de Richtlijn 2011/95/EU (Definitierichtlijn). 70 M.S. Beck-Soeliman e.a. 2015, p. 207.

71 Artikel 2 onder f, Richtlijn 2011/95/EU (Definitierichtlijn).

72 Preambule (31) juncto artikel 1, Richtlijn 2013/33/EU (Opvangrichtlijn). 73 Artikel 3 Richtlijn 2013/33/EU (Opvangrichtlijn).

74 Preambule (12) juncto artikel 1, Richtlijn 2013/32/EU (Procedurerichtlijn). 75 Artikel 3 Richtlijn 2013/32/EU (Opvangrichtlijn).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het EHRM vindt met 15 tegen 2 stemmen, en in afwij- king van de Kamer, geen schending van het recht op leven in zijn materiële aspect, maar doet dat unaniem wel voor wat betreft

1 tracht door een analyse van de centrale categorie van de sociologie, namelijk het positionele handelen, vast te stellen wat de oorzaken ' van het conflict zijn en in welke

Het bevat een brede waaier aan rechten die vaak al in andere mensenrechtenverdra- gen voorkwamen, maar die nu voor het eerst met een specifi eke focus op personen met een

In de eerste twee bijdragen gaan Cyrille Fijnaut en Jan Wouters in op de crises waarmee de Europese Unie momenteel wordt geconfronteerd en op

Ook voor andere personen worden deze gegevens in de RNI bijgehouden, het is echter niet altijd duidelijk waar deze wijzigingen doorgegeven kunnen worden.. Oplossingen met

In de nieuwe constellatie was kortom de persoonlijke normatieve motivatie dominant en werd deze ondersteund door de economische motivatie (de angst voor meer boetes).. Ook wat

We beoordelen de eerste norm als voldaan: in de gesprekken is aangegeven dat alle relevante organisaties (VluchtelingenWerk, de afdeling inkomen, Werkkracht en werkgevers) door

Naast het bestaande pedagogisch spreekuur van Kind en Gezin en het huidige aanbod van de opvoedingswinkel zouden medewerkers van het spel- en ontmoetingsinitiatief (en/of