• No results found

Temporele Illusies : de inaccuraatheid tussen de ervaring van de subjectieve tijdsduur vergeleken met de objectieve tijdsduur

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Temporele Illusies : de inaccuraatheid tussen de ervaring van de subjectieve tijdsduur vergeleken met de objectieve tijdsduur"

Copied!
34
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Temporele Illusies:

De inaccuraatheid tussen

de ervaring van de subjectieve tijdsduur

vergeleken met de objectieve tijdsduur.

Cherrelle van Aalst

Bachelorthese Sociale Psychologie

Collegekaartnr.: 5958458 Begeleidster Michael Vliek

Datum: 16 December 2011

(2)

Het correct kunnen inschatten van de tijdsduur blijkt belangrijk bij taken waarin men onder tijdsdruk werkt. Tevens is het van belang voor personen die van nature moeite hebben om de tijdsduur juist in te schatten zoals personen met adhd. Daarom wordt in dit paper wordt onderzocht hoe de factoren: Positief affect, negatief affect, aandacht, workload, emotie en arousal er toe leiden dat de beleving van de tijdsduur kan verschillen met de werkelijke duur van de tijdsduur. Deze factoren worden besproken in het kader van de Attentional Gate Model Theory. Uit de resultaten is gebleken dat wanneer men aandacht besteed aan stimuli er minder aandacht wordt besteed aan de tijd. Dit kan er toe leiden dat men de tijdsduur zal onderschatten. Wanneer men echter meer aandacht aan de tijd besteed zal men de tijdsduur

overschatten. Hierbij is gebleken dat een hoge mate van arousal invloed uitoefent op de mate van aandacht waardoor men de tijd tevens overschat. Hieruit kan

geconcludeerd worden dat de onderzochte factoren voor onnauwkeurige inschattingen van de tijdsduur leiden.

(3)

Inhoudsopgave

TEMPORELE ILLUSIES: DE INACCURAATHEID TUSSEN DE ERVARING VAN DE SUBJECTIEVE

TIJDSDUUR VERGELEKEN MET DE OBJECTIEVE TIJDSDUUR. 4

ATTENTIONAL GATE MODEL THEORIE 9

POSITIEF AFFECT EN NEGATIEF AFFECT 10

POSITIEVE CONTEXT 11

POSITIEVE CONTEXT LEIDT TOT OVERSCHATTING VAN DE TIJD 12

NEGATIEVE CONTEXT 13

AANDACHT 15

TEMPORELE EN NON TEMPORELE INFORMATIE 15

DE MATE VAN AANDACHT 16

COMPLEXITEIT EN WORKLOAD 17

EMOTIES 19

EMOTIONELE GEZICHTSUITDRUKKINGEN 20

IMITATIE 22

FACIAL FEEDBACK HYPOTHESE 22

EMBODIMENT 23 CONCLUSIE EN KRITIEK 24 ONDERZOEKSOPZET 27 METHODE 27 PROEFPERSONEN 27 MATERIAAL 27

(4)

PROCEDURE 28

RESULTATEN 29

CONCLUSIE 29

LITERATUURLIJST 29

Temporele Illusies: De inaccuraatheid tussen de ervaring van de

subjectieve tijdsduur vergeleken met de objectieve tijdsduur.

Tijd is overal aanwezig. In het dagelijkse leven worden mensen omringd door tijdsaanduidingen. Voorbeelden van indicatoren waaruit de tijd af is te leiden kunnen klokken of de zon zijn. “Tijd” is een vaag begrip. In dit paper zal tijdsduur gebruikt worden om twee soorten tijdsaanduidingen te weergeven. Ten eerste de objectieve tijdsduur, dit is de werkelijke tijd op de klok. Ten tweede geeft tijdsduur de

subjectieve tijdsduur weer. Dit is de innerlijke beleving die men van de tijd heeft. De subjectieve tijd kan afwijken van de objectieve tijd. De tijd kan overschat worden, wat inhoud dat de beleving van de tijdsduur langer is dan de werkelijke tijdsduur.

Wanneer de tijd wordt onderschat is de beleving van de tijdsduur korter dan de werkelijke tijdsduur. De tijd is een hulpmiddel om afspraken aan te gaan of deadlines te stellen. In het geval van deadlines heeft men slechts een beperkte tijdsduur om werk te voltooien. Mensen klagen vaak dat zij te weinig tijd hebben om dit werk gedaan te krijgen. Hierdoor lijkt de subjectieve tijd sneller te verlopen dan de objectieve tijd.

Wanneer men klaagt dat er te weinig tijd is, lijken zij een effect te ervaren dat in dit paper met de term temporele illusie wordt aangeduid. Dit is een effect waarbij men het gevoel heeft dat de subjectieve tijdsduur verschilt van de objectieve

(5)

aangetoond in een onderzoek van Loftus, Schooler, Boone en Kline (1987) waarin deelnemers werd gevraagd de duur van een opname van een bankoverval in te schatten. Het bleek dat men de tijdsduur ruim overschatte. Temporele illusies ontstaan tevens wanneer men geen klok heeft. Hierdoor ligt de aandacht niet op de tijd waardoor men de tijd onderschat. Dit werd duidelijk toen Siffre (1964) 59 dagen in een grot doorbracht zonder horloge of daglicht om zich te kunnen oriënteren op zijn omgeving. Omdat hij deze hulpmiddelen niet had onderschatte hij zijn verblijf in de grot met 25 dagen. Zonder enige vorm van tijd lijkt de tijdsduur onnauwkeuriger te worden ingeschat. Deze afzonderlijke bevindingen zijn bijzonder omdat er niets aan de tijd zelf wordt verandert. Blijkbaar zijn er factoren die de subjectieve tijdsduur beïnvloedt in mensen.

In het huidige paper wordt onderzocht welke factoren invloed uitoefenen op de tijdperceptie. Dit is belangrijk omdat men de tijdsduur verkeerd kan inschatten

wanneer zij beïnvloedt worden door bepaalde factoren. Personen die een baan hebben waarin beslissingen onder tijdsdruk worden gemaakt kunnen zo tot een verkeerd besluit komen wanneer zij de tijdsduur onjuist hebben ingeschat. De eerder genoemde voorbeelden lijken te duiden op twee factoren die van invloed kunnen zijn op de ervaring van de tijdsduur. Siffre had bijvoorbeeld geen klok en dus geen mogelijkheid om de tijd bij te houden. Dit kan erop duiden dat aandacht een mogelijke factor is. In het geval van de bankroof zou de mate van geweld tot een verhoogd niveau van arousal kunnen leiden.

Een mogelijke factor die de subjectieve tijdsduur ten opzichte van de objectieve tijdsduur kan beïnvloeden zou ten eerste positief affect kunnen zijn. Positief affect is de mate waarin iemand zich vrolijk, energiek, enthousiast, geïnteresseerd en alert voelt (Diener & Emmons, 1985). Bewijs hiervoor is onder

(6)

andere gevonden door Kellaris en Kent (1992) die vonden dat een tijdsinterval

gevuld met overwegend positieve stimuli beschouwd wordt als relatief korter dan een soortgelijk interval met negatieve stimuli.

Een tweede factor die van invloed zou kunnen zijn op de tijdperceptie is negatief affect. Dat is de mate waarin iemand zich naar of onaangenaam

opgewonden voelt (Diener & Emmons, 1985). London en Monell (1974)toonden aan dat men taken negatief beoordeeld wanneer zij ervaren dat de subjectieve tijdsduur sneller verloopt dan de objectieve tijdsduur. Als men iets doet wat niet leuk is zal men de tijdsduur overschatten.

Een derde factor die van invloed kan zijn op de tijdperceptie is aandacht. Aandacht is het cognitieve proces waarbij men zich selectief richt op een aspect uit de omgeving terwijl andere aspecten worden genegeerd (Macar, Grondin & Casini, 1994). Het geven van aandacht aan een stimulus zorgt ervoor dat de schatting van een tijdsduur wordt verkort (Block & Zakay, 1997). Wellicht letten mensen in

vervelende situaties vaker op de tijd omdat zij willen dat de tijd snel verstrijkt. Als men geen aandacht besteed aan kenmerken voor het verstrijken van de tijd is de kans groot dat men de objectieve tijdsduur overschat vergeleken met de subjectieve tijdsduur (Fraisse, 1984).

Een factor die samenhangt met het hebben van aandacht is mentale

workload, de hoeveelheid mentale inspanning die nodig is om een taak uit te voeren

( Proctor & Van Zandt, 1994). Workload zal in combinatie met aandacht worden behandeld in dit paper.

Een vijfde factor zou Emotie kunnen zijn, episodische, relatief korte biologisch gebaseerde patronen van perceptie, ervaring, fysiologie, actie en communicatie die plaats vinden als gevolg van specifieke fysieke sociale uitdagingen en kansen

(7)

(Keltner & Gross, 1999). Mogelijkerwijs oefenen invloed uit op onze perceptie van de tijd doordat zij onze aandacht afleiden terwijl men de tijd verwerkt (Droit-Volet, Brunot & Niedenthal, 2010).

Tot slot zou Arousal een factor kunnen zijn die de tijdperceptie kan

beïnvloeden. Met arousal wordt een staat van alertheid bedoeld, zowel fysiek als mentaal(Gray, 2008). In het voorbeeld van Loftus, Schooler, Boone en Kline (1987) is het mogelijk dat de mate van geweld in de video tot een verhoogd arousal niveau heeft geleid bij de personen die de video bekeken. Arousal zou op deze manier invloed kunnen uitoefenen op de aandacht van personen waardoor zij de tijdsduur overschatten. Arousal zal in dit paper in combinatie met emoties worden besproken.

Een theorie die de inaccuraatheid tussen de subjectieve tijdsduur en de objectieve tijdsduur zou kunnen verklaren is de Attentional Gate Model Theory (AGM) van Block en Zakay (1997). AGM stelt dat men zijn aandacht kan richten op zowel stimuli als op de tijd. Wanneer men aandacht aan een stimulus geeft worden er zogenaamde pulsen geproduceerd. Deze pulsen worden gebruikt als een indicatie voor de tijdsduur, maar kunnen echter beïnvloedt worden door arousal. Wanneer het arousal niveau hoog is zal men de tijdsduur niet meer accuraat kunnen inschatten omdat er meer pulsen dan normaal worden geproduceerd. Hierdoor lijkt de

subjectieve tijdsduur langer te zijn dan de objectieve tijdsduur.

In eerder onderzoek van Bar-Heim, Kerem, Lamy en Zakay (2010)werd AGM aangetoond. Zij onderzochten het effect van blootstelling aan bedreigende situaties op de tijdperceptie van angstige en niet angstige personen. Hierbij maakten zij gebruik van AGM. Uit de resultaten bleek dat niet angstige individuen de tijd subjectief langzamer ervoeren. Dit is in lijn met AGMdie stelt dat een verhoogde mate van arousal leidt tot overschatting van de tijdsduur.

(8)

In dit literatuur overzicht wordt besproken hoe de factoren: positief affect, negatief affect, aandacht, mentale workload, emotie en arousal er toe leiden dat de ervaring van de subjectieve tijdsduur inaccuraat kan zijn vergeleken met de

objectieve tijdsduur. Er wordt hierbij gefocust op het sneller of langzamer waarnemen van de subjectieve tijd ten opzichte van de objectieve tijd. Het gebied van de tijd is zo breed dat daarbinnen een keuze is gemaakt voor temporele illusies, omdat dit een onderwerp is waar relatief weinig onderzoek naar is gedaan.

Regulatie van de tijdperceptie is relevant voor mensen die moeite hebben met het inschatten van de tijd zoals mensen met ADHD. Mensen met ADHD hebben over het algemeen aandachtsproblemen waardoor zij snel worden afgeleid (Barkley, Edwards, Laneri, Fletcher & Metevia, 2001). Hierdoor hebben zij mogelijk moeite met het inschatten van tijd. Zij schatten de tijd om iets te doen vaak te kort in (Smith, Taylor, Rogers, Newman & Rubia, 2002). Fouten in de tijdperceptie komen bij ADHD voor wanneer de aandacht wordt afgeleid tijdens het verwerken van de tijd. Wanneer ze teveel aandacht aan niet temporele zaken besteden hebben ze minder aandacht te besteden hebben aan temporele zaken waardoor het besef van tijd minder

accuraat wordt (Barkely et al, 1997). Regulatie van de tijdperceptie zou ook relevant kunnen zijn voor mensen die banen hebben waarin zij beslissingen onder tijdsdruk maken. Mogelijke effecten van tijdsdruk op de tijdperceptie zouden een inaccurate oordelen of evaluaties kunnen zijn (Svenson & Maule, 1993). Daarnaast gaat

verslechterd het besluitvormingsproces wanneer men te maken heeft met tijdsdruk ( Zakay & Wooler, 1984).

Om antwoord te geven op de vraag wanneer de ervaring van de

subjectieve tijdsduur inaccuraat is in vergelijking met de objectieve tijdsduur zal er in de eerste paragraaf middels de factoren positief en negatief affect besproken worden

(9)

hoe het komt dat de subjectieve tijdsduur kan verschillen van de objectieve tijdsduur. In de tweede paragraaf wordt voor de factoren aandacht en mentale workload

besproken hoe het komt dat de subjectieve tijdsduur kan verschillen van de

objectieve tijdsduur. In de derde paragraaf wordt bekeken hoe de factoren emotie en arousal er toe leiden dat de subjectieve tijdsduur kan verschillen van de objectieve tijdsduur.

Attentional Gate Model Theorie

Om te begrijpen hoe temporele illusies plaats kunnen vinden, zal er eerst worden uit gelegd hoe men de tijd normaliter waarneemt. Dit zal worden uitgelegd aan de hand van de Attentional Gate Model theorie (AGM). Als dit duidelijk is kan er uiteen worden gezet hoe andere factoren kunnen leiden tot het onderschatten of het overschatten van de tijdsduur.

AGM is een cognitief model waar de factor aandacht centraal staat. AGM is tevens een prospectief model. Dit houdt in dat men van te voren wordt geïnformeerd dat men tijdsduren moet inschatten. In tegenstelling tot retrospectieve modellen waarin men de tijdsduur na een taak in schat. (Casini & Macar, 1997). Block en Zakay (1997) stellen dat het model met een pacemaker werkt. Deze pacemaker produceert pulsen die worden gebruikt als representatie van de tijdsduur. Des te meer aandacht een persoon aan temporele informatie besteed, des te meer pulsen pulsen bij elkaar worden opgeteld. De subjectieve telling van de pulsen zijn een representatie van het desbetreffende tijdsinterval (van begin tot eind).

Over het algemeen kan de mens deze pulsen accuraat inschatten. De pulsen kunnen echter beïnvloedt worden door arousal. Wanneer het arousal niveau hoog is zullen mensen de tijdsduur niet langer accuraat kunnen inschatten, omdat er meer pulsen worden geproduceerd dan normaal. Hierdoor lijkt de subjectieve tijdsduur

(10)

korter dan de objectieve tijdsduur. Tevens kan de hoeveelheid aandacht die besteed wordt aan temporele informatie tevens voor een stijging van de pulsen leiden. Dit resulteert in een overschatting van de tijdsduur.

Aandacht staat centraal in AGM. De mens heeft echter een gelimiteerde hoeveelheid aandacht te besteden aan zowel temporele als non temporele informatie. Wanneer men te maken heeft met een stimulus die meer aandacht vereist, gaat er minder aandacht uit naar de tijd. Het gevolg is dat men de neiging heeft om de tijd te onderschatten.

Vanuit het attentional gate model kan er nu beter geredeneerd worden

waarom mensen de tijd overschatten of onderschatten. Ter illustratie, denk terug aan Siffre die zijn verblijf in de grot onderschat heeft. Siffre kon zich slechts op de

stimulus richten, zijn verblijf in de grot. Hij kon zich niet op de tijd richten omdat hij niet over een klok of daglicht beschikte. Volgens AGM zou hij als gevolg de tijdsduur moeten onderschatten. Dit is precies wat Siffre heeft gedaan.

Nu het duidelijk is hoe AGM de tijdperceptie verklaard doormiddel van

aandacht, zal er in de volgende paragraaf uiteen worden gezet hoe de valentie van de context van invloed kan zijn op het verschil tussen de subjectieve en objectieve tijdsduur.

Positief Affect en Negatief Affect

“Time flies when you’re having fun” is een veelvuldig gehoorde zin op het gebied van tijdsperceptie (mcGlone & Pfiester, 2009; Sackett, Meyvis, Nelson, Converse, & Sackett, 2010). Het impliceert dat de subjectieve tijdsduur sneller verstrijkt vergeleken met de objectieve tijdsduur in positieve situaties. Een factor die men het gevoel kan geven dat “de tijd vliegt” is dus mogelijk positief affect. Dit gebeurt vooral wanneer men naar aanleiding van positieve situaties of positieve

(11)

ervaringen het gevoel heeft dat de subjectieve tijdsduur sneller aanvoelt dan de objectieve tijdsduur. Dan onderschat je de tijdsduur. Omdat je op de stimulus focust. Het tegenovergestelde effect zou veroorzaakt kunnen worden door negatief affect. Men kan in negatieve situaties of negatieve ervaringen het gevoel hebben dat de subjectieve tijdsduur langer lijkt te duren dan de objectieve tijdsduur. Dan overschat men de tijdsduur.

Positieve context

Het is denkbaar dat een positieve context invloed zal uitoefenen op de tijdsbeleving. Het positieve, karakter van de situatie zorgt er wellicht voor dat de aandacht zal worden afgeleid van de verwerking van de tijd, wat mogelijk leidt tot een positieve gemoedstoestand. Het grootste gedeelte van de aandacht zal gefocust zijn op de situatie. Dit gebeurt omdat de situatie een stimulus betreft die meer aandacht nodig heeft zodat het op een correcte wijze verwerkt kan worden. Dit staat in lijn met AGM dat stelt dat men zijn aandacht moet verdelen tussen stimuli en de tijd.

Het effect van de context wordt ondersteund in een onderzoek van Angrilli, Cherubini, Pavese en Manfredini (1997). In dit onderzoek werd een onderscheid gemaakt tussen de valentie van de context (positief of negatief) en het niveau van arousal (hoog of laag). Een interactie tussen de valentie en arousal bleek van invloed te zijn op de tijdsbeleving. Voor deze alinea is de positieve context van belang. Om deze reden zal er slechts op de positieve conditie worden ingegaan.

Bij lage levels van arousal werd aangetoond dat de positieve situatie werd overschat. Vanuit AGM is dit te verklaren door te stellen dat een positieve situatie met laag arousal niveau ertoe leidt dat er minder aandacht aan de situatie besteed hoeft te worden. Hierdoor kan er meer aandacht aan de tijdsduur worden besteed. Het gevolg is dat men de situatie op deze manier overschat.

(12)

Positieve context leidt tot overschatting van de tijd

In het voorgaande onderzoek van Angrilli et al (1997) speelden zowel de valentie van de situatie als de mate arousal een rol in tijdperceptie. Wanneer slechts de valentie een rol speelt kan men verwachten dat een positieve situatie onderschat wordt terwijl een negatieve situatie overschat wordt (Block & Zakay, 1997). Een positieve situatie zal echter niet altijd tot een een onderschatting van de tijdsduur leiden. In de komende alinea zal uiteen worden gezet hoe een positieve situatie kan leiden tot een overschatting van de subjectieve tijdsduur.

Het effect van de valentie van een situatie werd tevens aangetoond in een onderzoek van Kellaris en Kent (1992). Zij lieten mensen luisteren naar muziek met een positieve ondertoon. De verwachting was dat de tijdsduur waarin de positieve muziek te beluisteren was onderschat zou worden. Dit zou de logische verwachting zijn op basis van de attentional gate model theorie. Kellaris en Kent toonden echter aan dat men de tijdsduur van positieve muziek achteraf overschatte in plaats van onderschatte.

Dit resultaat zou wellicht veroorzaakt kunnen zijn door het positieve gevoel dat de muziek bij de luisteraars opriep. Het zou kunnen dat men genoot van de muziek doordat zij meer aandacht aan de inhoud van het lied besteedden dan aan temporele processen. Dit genot zou ervoor hebben gezorgd dat de subjectieve tijdsduur

langzamer beleefd werd dan de objectieve tijdsduur.

De onderzoekers verklaarden de uitkomst door te stellen dat positieve muziek gemakkelijk op te slaan en terug te halen is uit het geheugen. Deze conclusie

baseerden zij op het Storage Size Model van Ornstein (1969). Dit model stelt dat herinnerde gebeurtenissen langer lijken wanneer er meer informatie in het geheugen

(13)

is opgeslagen Deze conclusie suggereert dat mentale processen een rol kunnen spelen in tijdperceptie.

Tot slot zal deze paragraaf worden afgesloten met een uitzetting die aantoont hoe een negatieve context de tijdperceptie kan beïnvloeden.

Negatieve context

Een negatieve situatie kan zich uiten in een situatie waarin men zich verveelt of zelfs ongemakkelijk bij voelt. Het kan het gevoel oproepen dat een bepaalde gebeurtenis onprettig is. Een reactie op een vervelende situatie kan zijn dat iemand wilt dat de tijd sneller voorbij gaat. Volgens de attentional gate model zullen mensen die zich in soortgelijke situaties bevinden het gevoel krijgen dat de tijd veel langer lijkt te duren dan dat het werkelijk is. Met andere woorden zij zullen de tijdsduur

overschatten.

Noulhiane, Mella, Samson, Ragot en Pouthas (2007) toonden het effect van een negatieve situatie op de tijdperceptie aan. Dit deden zij in een onderzoek waarin ze de invloed van geluiden op de tijdperceptie testten. Zij lieten deelnemers luisteren naar positieve, negatieve en neutrale geluiden. Het bleek dat men negatieve

geluiden langer vond duren dan neutrale of positieve geluiden. Dit suggereert dat de negatieve valentie van een situatie wellicht van invloed zou kunnen zijn op de

waargenomen tijdsduur door de deelnemers.

De onderzoekers verklaarden dit effect door te stellen dat de negatieve stimuli tijdelijk het aantal pulsen uit de pacemaker kon beïnvloeden en daarnaast heeft geleid tot een verhoogde aandacht voor de tijd.

Deze bevindingen zijn in lijn met AGM. Volgens AGM is een overschatting van de tijdsduur te verklaren doordat personen meer aandacht besteden aan de tijd. Hierdoor besteden zij minder aandacht aan de stimulus. Wanneer een persoon wilt

(14)

dat de tijd sneller voorbij gaat, zal deze persoon waarschijnlijk vaker op de klok kijken dan normaal. Door deze verhoogde focus op de tijd lijkt het alsof de tijd langzamer voorbij gaat, terwijl dit niet het geval is.

Uit deze paragraaf kan geconcludeerd worden dat de valentie van een context invloed uitoefenen op de perceptie van de tijd. Over het algemeen zorgt de factor positief affect ervoor dat de subjectieve tijdsduur korter aanvoelt dan de objectieve tijdsduur. De tijd vliegt als het ware voorbij wanneer men dit gevoel heeft. Dit is echter een subjectief gevoel. Positief affect kan de tijdperceptie echter op dergelijke wijze beïnvloeden dat men de tijdsduur overschat in plaats van onderschat. Dit is het geval wanneer er naast een positieve situatie tevens sprake is van een hoge mate van arousal. Deze arousal beïnvloedt de manier waarop men een interval

waarneemt. Uit het onderzoek van Kellaris en Kent kwam er iets interessants naar voren. Positief affect leidde tot een overschatting van de tijd, dit zou wellicht

veroorzaakt zijn geweest door mentale processen. Dit is interessant genoeg om in een volgende paragraaf te onderzoeken. Uit deze paragraaf is reeds gebleken dat aandacht een grote rol in tijdperceptie speelt. Tot slot is uit deze paragraaf naar voren gekomen dat negatief affect een overschattende werking heeft op de

tijdperceptie. Negatief affect geeft men het subjectieve gevoel dat de tijdsduur langer is dan de objectieve tijdsduur. Hierdoor lijkt het alsof de tijd wordt afgeremd.

Omdat er in de huidige paragraaf een mogelijk verband is gevonden tussen tijdperceptie en mentale processen zal daar in de volgende paragraaf verder op worden ingegaan. De factor aandacht zal besproken worden omdat het centraal staat in AGM en een legitieme invloed lijkt te hebben op tijdperceptie. Daarnaast zal

mentale workload besproken worden. Hiervoor is gekozen omdat het proces van informatie opslaan en terug halen wellicht van invloed zou kunnen zijn op de

(15)

perceptie die mensen hebben van de tijd. Aandacht blijft echter het centrale begrip in de volgende paragraaf. Omdat er overlap bestaat tussen deze factoren zullen de effecten van mentale workload worden uitgelegd in het kader van de factor aandacht.

Aandacht

Aandacht speelt een grote rol in tijdperceptie. Zoals uit de eerste paragraaf is gebleken heeft aandacht een terugkerende rol in de manier waarop men de tijdsduur waarneemt. De rol die aandacht speelt in tijdperceptie speelt is geprobeerd vast te leggen in de attentional gate model theorie. In de huidige paragraaf wordt

uiteengezet hoe de factor aandacht ertoe leidt dat de subjectieve tijdsduur korter of langer lijkt te duren dan de objectieve tijdsduur. De factor mentale workload tevens meegenomen als mogelijke factor.

Temporele en non temporele informatie

Om op een adequate manier te kunnen reageren op de omgeving moet men informatie in zich kunnen opnemen en deze informatie op een juiste manier kunnen verwerken. De informatie is enerzijds temporeel. Temporele informatie bevat alle informatie die te maken heeft met aspecten van de tijd. Anderzijds kan informatie non temporeel zijn. Non informele informatie betreft alle overige informatie (stimuli) (Burle & Casini, 2001). Een manier om informatie op te nemen is door aandacht te

schenken aan de bron die de informatie uitzend. Wanneer er aandacht wordt gegeven aan temporele of non temporele informatie kan men een schatting maken van de tijdsduur maken (Block & Zakay, 1997). De mate van aandacht die men aan temporele of non temporele aandacht besteed is doorslaggevend voor de manier waarop deze informatie wordt verwerkt.

(16)

De mate van aandacht

Personen kunnen veel of weinig aandacht besteden aan een bepaalde stimulus. De hoeveelheid aandacht die men te besteden heeft aan zowel temporele als non temporele bronnen is echter gelimiteerd (Burle & Casini, 2001). Dit betekent dat alle aandacht die een persoon heeft moet worden gedeeld tussen temporele en non temporele informatie. Hierbij geldt dat des te meer aandacht er non temporele informatie wordt besteed des te minder aandacht er overblijft om temporele

informatie op een correcte manier te verwerken (Kahneman, 1973). Als er minder aandacht aan temporele informatie wordt besteed zullen schattingen van de tijd minder accuraat worden (Brown, 1985). Wanneer er namelijk minder aandacht aan temporele kenmerken wordt geschonken, mist men deze kenmerken wat tot een onderschatting van de tijdsduur leidt (Fraisse, 1984).

De attentional gate model theorie verklaard deze verschillen in tijdperceptie door te stellen dat wanneer men aandacht besteed aan stimuli, de subjectieve tijdsduur korter lijkt dan de tijd op de klok (Block & Zakay, 1997). Het gevolg is dat men de tijdsduur onderschat. Wanneer er aandacht aan de tijd wordt gegeven zal men de tijdsduur daarentegen overschatten omdat de subjectieve tijdsduur

langzamer lijkt dan de tijd op de klok (Curton & Lordahl, 1974).

Er is inmiddels onderscheid gemaakt tussen temporele en non temporele informatie. Deze informatie bronnen zullen in de rest van het paper worden aangeduid met de termen tijd en stimulus. Deze vormen van informatie zijn in combinatie met een bepaalde hoeveelheid aandacht van invloed gebleken op de perceptie van de tijd. Binnen stimuli kan er nog onderscheid worden gemaakt tussen de complexiteit van stimuli. Wellicht is de complexiteit van de te verwerken informatie

(17)

ook van invloed op de ervaring van de tijdsduur. Daarnaast zou de mate van mentale

workload invloed kunnen hebben op de manier waarop men informatie verwerkt.

Complexiteit en workload

Stimuli verschillen in complexiteit. Een stimulus kan complex zijn. Dit betreft moeilijk te begrijpen informatie die minder snel te verwerken is. Een stimulus kan ook minder complex zijn. Minder complexe stimuli betreft informatie die makkelijker te begrijpen en te verwerken is.

Bij het verwerken van informatie speelt workload een rol. Workload kan laag zijn, wat inhoud dat er minder inspanning van een persoon vereist wordt om

informatie te verwerken. Workload kan daarnaast hoog zijn. Dit houd in dat er meer inspanning vereist wordt om informatie te verwerken (Proctor & van Zandt, 1994). Omdat complexe stimuli moeilijk te verwerken is zal er een hoge mate van workload nodig zijn om deze informatie op een correcte manier te verwerken. Omgekeerd zal er voor de correcte verwerking van minder complexe stimuli slechts een lage mate van mentale workload nodig zijn (Carmeci, Misuraca & Cardaci, 2009).

Wanneer mensen zich in een situatie begeven waarin er sprake is van minder complexe stimuli zullen mensen de neiging hebben om de tijdsduur te overschatten (Tse, Intriligator, Rivest & Cavanagh, 2004).

Dit kan ten eerste verklaard worden doordat het informatie betreft die

makkelijk te verwerken is. Doordat de informatie makkelijk te verwerken is hoeft men minder aandacht te besteden aan de stimulus waardoor er meer aandacht over blijft om aan de tijd te besteden (Block & Zakay, 1997). Het gevolg van het schenken van aandacht aan de tijd is een overschatting van de tijdsduur. Ten tweede hoeft men bij minder complexe stimuli minder mentale inspanning te verrichten om de informatie correct te verwerken (Casini & Macar, 1997). Dit leidt er wederom toe dat men meer

(18)

aandacht kan schenken aan de tijd en dat men de tijdsduur zal overschatten. Tenslotte zou de informatie mogelijk makkelijk op personen over kunnen komen omdat zij (deels) bekend zijn met de te verwerken informatie (Schneider & Shiffrin, 1977). Hierdoor hoeven zij tevens minder aandacht aan een stimulus te schenken waardoor er meer aandacht aan de tijd kan worden geschonken en men de tijdsduur overschat,

Uit de bevindingen gevonden in de huidige paragraaf kan geconcludeerd worden dat aandacht invloed uitoefent op de perceptie van de tijd. Wanneer er een hoge mate van aandacht aan de tijd wordt geschonken zullen mensen de tijdsduur overschatten. Wanneer er echter een lage mate van aandacht aan de tijd wordt geschonken zullen mensen de tijdsduur onderschatten. Tevens is gebleken dat

workload in interactie met aandacht invloed kan uitoefenen op de tijdperceptie. Voor

complexe stimuli is een hoge workload nodig om informatie op een correcte manier te verwerken. Minder complexe stimuli daarentegen vereisen een lage mate van

workload om de informatie op een juiste wijze te kunnen verwerken. De bevindingen

uit deze paragraaf zijn in lijn met de attentional gate model theorie die stelt dat aandacht van invloed is op de manier waarop we de tijdsduur overschatten of onderschatten.

Er is gebleken dat positief affect, negatief affect, aandacht en workload factoren zijn die mede verantwoordelijk zijn voor de inaccuraatheid tussen de subjectieve tijdsduur en de objectieve tijdsduur. Tot slot zal er bekeken worden of emoties en arousal van invloed zijn op de tijdperceptie. Mogelijk hebben emoties een afleidende functie en zorgen ze ervoor dat mensen minder aandacht besteden aan temporele informatie. Arousal zal in combinatie met emoties worden besproken.

(19)

Emoties

In het dagelijks leven heeft men constant met emoties te maken. Emoties worden getypeerd als episodische, relatief korte termijn, biologisch gebaseerde patronen van perceptie, ervaring, fysiologie, actie en communicatie die plaats vinden als gevolg van specifieke fysieke sociale uitdagingen en kansen (Keltner & Gross, 1999). Vanuit een evolutionair oogpunt hebben emoties een overleving vergrotende functie. Emoties functioneren volgens dit perspectief als probleemoplossende reacties op bedreigingen in de directe omgeving. Evolutionisten geloven dat

verschillende gezichtsuitdrukkingen of fysieke reacties die mensen vertonen mogelijk overblijfselen van zulke probleem oplossende reacties zijn die ooit een functie

hadden maar nu niet meer (Niedenthal &Kraut-Gruber, 2010). Hierbij kan gedacht worden aan walging. Walging zou mensen er ooit voor kunnen hebben behoed om giftig voedsel te eten. Tegenwoordig lijkt de gezichtsuitdrukking walging meer een weerspiegeling voor het subjectieve gevoel dat men op een bepaald moment heeft.

Het is denkbaar dat emoties behalve een probleem oplossende functie tevens invloed kunnen uitoefenen op de perceptie die men van de tijd heeft. In eerdere paragrafen is gebleken dat stimuli die de aandacht van de tijdperceptie afleiden ervoorzorgen dat men onnauwkeurige schattingen van de tijdsduur maakt. Wellicht leidt het ervaren van emotie mensen af van temporele informatie die nodig is om de tijd op een juiste manier te verwerken. Emoties kunnen door allerlei objecten en situaties geactiveerd worden, zoals een situatie waarin een bedreiging plaats vindt. Een bedreiging voor de overleving van het individu is een voorbeeld van een situatie waarin sprake is van negatief affect. Er is reeds aangetoond dat negatief affect ervoor zorgt dat men de tijd overschat.

(20)

Wanneer emotionele gebeurtenissen de aandacht beïnvloeden gaan mensen minder op de tijd letten (Droit-Volet & Meck, 2007). Emoties zijn mogelijk zo complex dat het grootste gedeelte van de aandacht uit gaat naar het verwerken van de emotie in plaats van de tijd. Het gevolg is dat de subjectieve tijdsduur zal verschillen van de objectieve tijdsduur omdat men de tijd waarin de emotie heeft plaats gevonden zal onderschatten. Dit is in lijn met de verwachtingen van de attentional gate model theorie.

Emotionele gezichtsuitdrukkingen

Een mogelijke manier om te onderzoeken of emoties de tijdsperceptie van personen kunnen beïnvloeden is door hen bloot te stellen aan emotionele en neutrale gezichtsuitdrukkingen. De emotionele gezichtsuitdrukkingen kunnen ten eerste een hoge mate van arousal bevatten. Dit kunnen uitdrukkingen met een boze of angstige gezichtsuitdrukking zijn zoals woede of angst. Ten tweede kunnen het gezichtsuitdrukkingen met een lage mate van arousal zijn zoals blijheid en verdriet (Russell & Mehrabian, 1977).

Het is denkbaar dat emoties met een hoge mate van arousal een grotere impact zullen hebben op de tijdsperceptie in personen dan emoties met een lage mate van arousal. Dit kan verklaard worden door middel van de attentional gate

model theorie. De pacemaker produceert pulsen op een constant ritme. Deze pulsen

zijn representatief voor de tijdsduur van een bepaald interval. De pulsen kunnen echter beïnvloedt worden door een hoge mate van arousal. Een hoge mate van arousal zorgt er namelijk voor dat het aantal pulsen binnen een interval

vermenigvuldigen. Het gevolg is dat mensen de tijdsduur zullen overschatten (Block & Zakay, 1997).

(21)

In verschillende onderzoeken is aangetoond dat negatieve emoties ertoe leiden dat mensen de tijdsduur overschatten. Tipples (2008) ontdekte dat de tijdsduur waarin mensen boze gezichtsuitdrukkingen te zien kregen relatief werd overschat in vergelijking met tijdsduren waarin andere gezichtsuitdrukkingen werden getoond. Yamada en Kawabe (2011) toonden aan dat negatieve emotionele stimuli de tijdsduur verlengden in vergelijking met positieve of neutrale stimuli. Droit-Volet, , Brunot en Niedenthal (2004) onderzochten de invloed van het zien van andermans gezichtsuitdrukking op de perceptie van de tijd. Uit de resultaten is gebleken dat mensen de tijdsduur van de emotionele gezichtsuitdrukking overschatten vergeleken met neutrale gezichtsuitdrukkingen. Dit bleek vooral op te gaan wanneer het emoties met een hoge mate van arousal betrof, zoals woede.

De resultaten van de hierboven genoemde onderzoeken zijn in lijn met de eerdere inzichten uit dit paper over negatief affect. Daarin werd tevens aangetoond dat mensen die zich in negatieve contexten begeven de meeste aandacht

besteedden aan de stimulus. Dit resulteert in een neiging om de tijdsduur te overschatten.

Emotionele gezichtsuitdrukkingen zouden wellicht ook overschat kunnen worden omdat een emotionele gezichtsuitdrukking saillanter is dan een neutrale gezichtsuitdrukking. Een gezichtsuitdrukking die opvalt zal waarschijnlijk

interessanter zijn dan een gezichtsuitdrukking die minder opvalt. Dit kan ervoor zorgen dat mensen meer aandacht hebben voor het emotionele gezicht dat het meeste opvalt. Doordat zij meer aandacht hebben voor het emotionele gezicht dan voor de tijd is het waarschijnlijk dat zij de tijdsduur zullen overschatten.

(22)

Imitatie

Het zien van een emotionele gezichtsuitdrukking kan tot een temporele illusie leiden. Het blijkt echter dat niet slechts het zien van emotie invloed heeft op de tijdperceptie. De tijdsduur waarin een emotionele gezichtsuitdrukking te zien is wordt eerder overschat wanneer men vrij is om de desbetreffende emotie te imiteren, dan wanneer de imitatie van een emotie wordt verhinderd. Deze stelling kan het best worden ondersteund middels de onderzoeken van Strack, Martin en Stepper (1988) en Effron en Niedenthal (2006).

Facial Feedback hypothese

Strack, Martin en Stepper (1988) onderzochten het effect van het aanpassen van gezichtsbewegingen op reacties bij het zien van tekenfilms. Zij deelden mensen in drie groepen op. De eerste groep bekeek de tekenfilm met een pen tussen de tanden. De pen tussen de tanden zorgde ervoor dat er een lach respons werd veroorzaakt. De tweede groep bekeek de tekenfilm met een pen tussen de lip. De pen tussen de lippen zorgde voor een inhibitie van de lach respons. De derde groep was een controle groep, zij bekeken de teken film met een pen in de hand. Uit de resultaten is gebleken dat mensen die de pen tussen de tanden hielden, de tekenfilm positiever beoordeelden dan de personen van wie de lach werd verhinderd.

Dit suggereert dat mensen de emotie die zij op dat moment voelden

gebruiktenom hun gevoel uit af te leiden. Dit is in lijn met de zelf-perceptie theorie die stelt dat het gezicht wordt gebruikt als informatie bron voor hoe men zich moet voelen (Bem, 1967). Tevens kan dit vanuit de facial feedback hypothese worden verklaard. De facial feedback hypothese stelt dat bewegingen die het gezicht maakt van invloed zijn op emotionele ervaringen (McIntosh, 1996). In het onderzoek van Strack, Martin en Strepper (1988) wordt dit aangetoond door de personen die

(23)

gedwongen werden te lachen. Doordat zij moesten lachen beoordeelden zij de tekenfilm positief. Volgens de facial feedback hypothese en de zelf perceptie theorie vonden zij de tekenfilm dus leuk omdat de lach op hun gezicht de suggestie wekte dat de tekenfilm leuk was.

Met dit onderzoek werd aangetoond dat mensen naar zichzelf kijken om te weten welke emoties zij voelen. Met het volgende onderzoek zal worden aangetoond dat mensen die dit effect vertonen geneigd zijn de tijdsduur te overschatten.

Embodiment

Effron en Niedenthal (2006) onderzochten het effect van embodiment op de perceptie van de tijdsduur van emotionele stimuli (blijheid en woede). Embodiment is de fysieke staat die tot stand komt doormiddel van introspectie (Effron & Niedenthal, 2006). Deelnemers aan het onderzoek werden in twee condities opgedeeld. De eerste conditie bestond uit mensen die de emotie op de foto’s niet konden imiteren. De imitatie werd tegengegaan door personen losjes een pen tussen de lippen te laten houden. Hierdoor werd de imitatie tegen gegaan waardoor er geen emotie werd opgewekt. In de tweede conditie was er gelegenheid om emoties te imiteren. Het bleek dat personen die vrij konden imiteren de tijdsduur overschatten voor foto’s met emotionele gezichtsuitdrukkingen met een hoge mate van arousal zoals woede. Terwijl de personen die niet vrij konden imiteren geen verandering in hun perceptie van de tijd vertoonden.

Deze eerste bevinding kan verklaard worden door te stellen dat imitatie ervoor zorgt dat mensen een emotie ervaren. Dit is in lijn met de facial feedback hypothese die stelt dat men een emotie ervaart doordat zij beïnvloedt zijn door de emotie die het gezicht vertoont. De imitatie die heeft plaatsgevonden zorgt er vervolgens voor dat men de tijdsduur waarin de foto bekeken werd overschat heeft. Dit komt doordat het

(24)

een negatieve emotie betrof. Negatieve emoties hebben meer aandacht nodig om op een correcte manier verwerkt te worden. Hierdoor ervaart men de subjectieve

tijdsduur als langer durend dan de objectieve tijdsduur.

De laatste bevinding zou verklaard kunnen worden door emotional contagion.

Emotional contagion is de neiging van mensen om emoties “over te nemen” en te

voelen die lijken en beïnvloedt worden door emoties die andere mensen voelen (Niedenthal & Kraut-Gruber, 2010). Omdat men niet kon imiteren vond er geen

emotional contagion plaats. Hierdoor bekeken zij de foto’s met een neutrale blik en

vertoonden zij ook geen verandering in hun perceptie van de tijd.

Uit deze paragraaf kan geconcludeerd worden dat emoties van invloed zijn op de perceptie van de tijd. Arousal blijkt een factor te zijn die van invloed is op

aandacht. Arousal beïnvloedt het aantal pulsen dat de pacemaker uit het attentional

gate model uitzend, waardoor mensen de tijd overschatten als gevolg van een

overvloed aan pulsen. Het zien van emotionele gezichtsuitdrukkingen met een negatieve lading en hoge mate van arousal leiden tevens tot een overschatting van de tijd. Daarnaast is gebleken dat wanneer mensen in staat zijn om een emotie te kunnen imiteren zij de tijdsduur tevens zullen overschatten. Wanneer zij emoties niet kunnen imiteren vertonen zij geen verschil in tijdperceptie.

Conclusie en Kritiek

De subjectieve perceptie van de tijdsduur kan op verscheidene manieren beïnvloed worden in personen. Uit dit paper is duidelijk geworden dat de factoren: positief affect, negatief affect, aandacht, mentale workload, emotie en arousal hieraan bijdragen. Alle factoren bleken invloed uit te oefen op de aandacht die men voor stimuli en de tijd had. Aandacht lijkt hier een hoofdfactor te zijn in het

(25)

een directe invloed uitoefent op de tijdperceptie lijkt arousal te zijn. De overige factoren lijken op basis van de bevindingen uit de behandelde onderzoeken indirect invloed uit te oefenen op de tijdperceptie.

Concluderend kan worden gesteld dat positief affect er over het algemeen voor zorgt dat men de tijdsduur zal onderschatten. Hierbij is de context van belang. Een positieve factor hoeft echter niet garant te staan aan het onderschatten van de tijd. Er is gebleken dat wanneer men informatie van een stimulus opslaat zij de tijdsduur zullen overschatten. Negatief affect zorgt er daarentegen voor dat men de tijdsduur zal overschatten. Negatieve contexten leiden ertoe dat men het gevoel krijgt dat de beleving van de tijd langer is dan de werkelijke tijd.

Voor aandacht geldt dat de mate van aandacht (veel of weinig) van belang is voor de manier waarop mensen stimuli of de tijd verwerken. Dit komt onder andere doordat de aandacht bron van mensen gelimiteerd is. Informatie kan temporeel of non temporeel zijn. Daarnaast kan de stimulus complex of minder complex zijn. Over het algemeen besteed men meer aandacht aan stimuli waardoor men de tijdsduur zal onderschatten. Wanneer het complexe stimuli betreft zal men de tijdsduur overschatten. Dit gebeurt omdat er meer mentale inspanning moet worden verricht om lastige informatie te verwerken. De mate van workload (hoog of laag) bleek hier een rol te spelen.

Tot slot zorgt emotie eveneens voor een overschatting tijdsduur. Het zien van emoties en met name negatieve emoties zorgt ervoor dat mensen de tijdsduur overschatten. Daarnaast zorgt de imitatie van deze emoties ervoor dat men de tijdsduur tevens overschat. Wanneer imitatie onmogelijk is wordt er geen effect gevonden.

(26)

Ondanks er is gebleken dat de factoren besproken in dit paper van invloed kunnen zijn op de perceptie van de tijdsduur, wil dat nog niet zeggen dat alles is besproken. In dit paper staan slechts de punten die de auteur interessant vond om te bespreken. Dit paper is eerder een kleine samenvatting van de mogelijke invloed van een aantal factoren op de perceptie van de tijdsduur. In de toekomst zal er meer onderzoek binnen het gebied van de tijdperceptie moeten worden gedaan. Om een volledig beeld te kunnen scheppen van alle factoren die de tijdperceptie in personen beïnvloed. Mogelijk zal de mens ooit, in een ideale wereld, als gevolg van een volledig beeld van de tijdperceptie geen slachtoffer meer worden van temporele illusies. In plaats daarvan zullen zij nauwkeurigere beoordelingen van de subjectieve tijdsduur maken in vergelijking met de objectieve tijdsduur.

Tot die tijd valt er nog veel te onderzoeken en te veranderen aan de huidige onderzoeken. Ten eerste is wordt er veel ingegaan op mogelijke oorzaken van de inaccuraatheid tussen subjectieve en objectieve tijdsduur. Er wordt echter niet ingegaan op oplossingen voor dit probleem. Het zal een interessante aanvulling zijn op de bestaande data wanneer er onderzoek zal worden verricht naar een oplossing tegen het ontstaan van temporele illusies.

Ten tweede werken veel onderzoekers met de Attentional Gate Model theorie. Dit is geen slechte theorie, er is aangetoond dat het model in veel gevallen accuraat is met de conclusies die worden getrokken. Andere inzichten zullen echter tot andere conclusies leiden, en hoe meer verschillende conclusies er zijn des te meer

informatie er is om na te gaan op welke manieren de perceptie van de tijd nog meer kan worden beïnvloed. Het is dus raadzaam dat er meerdere theorieën en modellen worden ontwikkeld die kunnen verklaren waarom men onnauwkeurige schattingen van de tijdsduur maakt.

(27)

Ten derde is het nog niet duidelijk in hoeverre de factoren die besproken zijn in dit paper hebben geleid tot de resultaten die zijn gevonden. Het zou goed kunnen dat sommige effecten niet volledig door bijvoorbeeld aandacht of emoties worden veroorzaakt. Als dit het geval is betekend het dat de manier waarop men de tijdsduur subjectief waarneemt nog steeds onnauwkeurig zal blijven in vergelijking met de objectieve tijdsduur. Er zal meer onderzoek moeten komen naar alle factoren die in dit paper zijn besproken en tevens naar andere factoren. Het beste is wanneer deze onderzoeken meer de diepte ingaan om een vollediger beeld van de werking van een factor op de tijdperceptie te onderzoeken.

Onderzoeksopzet

Er zal een onderzoek worden opgesteld waarin wordt onderzocht hoe personen met adhd op complexe reageren. De verwachting is dat personen met adhd de tijdsduur relatief meer zullen overschatten dan personen die geen adhd hebben.

Methode Proefpersonen

Vijftig studenten van de opleiding Psychologie van de universiteit van

Amsterdam deden mee aan dit onderzoek. Zij werden geselecteerd op het wel of niet hebben van adhd. Zij ontvingen een proefpersoon punt of vijf euro voor hun

deelname. Materiaal

Een Computer scherm met complexe tekening waarop meerdere

gebeurtenissen te zien zijn. Daarnaast werd er een minder complexe tekening getoond. Op deze tekening vonden minder gebeurtenissen plaats.

(28)

Proefpersonen werd gevraagd een vragenlijst te beantwoorden met behulp van een zeven punt schaal. Voorbeelden van dergelijke vragen waren “Ik kan mijn aandacht er goed bij houden.” en “Ik heb goed kunnen zien wat er op de tekening stond weergegeven.” Waarbij een 1 een negatievere score was dan een zeven.

Er was een apart formulier om te noteren welke activiteiten plaatsvonden op de tekeningen. Daarnaast was er een apart formulier om te noteren waar de

gezochte persoon zich bevond.

Ten slotte werd hen gevraagd de tijd in te schatten van de tijd waarin zij de prent hebben bekeken.

Procedure

Er zijn vier condities. 2x2 (adhd vs geen adhd) x (complex vs non complex). In de eerste conditie bevinden zich personen zonder adhd die een afbeelding krijgen te zien van een niet complexe figuur. In de tweede conditie bevinden zich personen met adhd die een niet complexe figuur te zien krijgen. In de vierde conditie bevinden zich personen die geen adhd hebben en een complexe figuur te zien krijgen. In de vierde conditie bevinden zich personen die adhd hebben en een complexe figuur te zien kregen.

Proefpersonen werd gevraagd om 1 minuut naar een prent te kijken en in twee zinnen te beschrijven wat voor activiteiten er plaats vonden op de prent. Daarnaast werd hen gevraagd een bepaalde persoon in de prent te lokaliseren. Op de

complexe prent gebeurde heel veel en stonden heel veel personen afgebeeld. Op deze prent was het moeilijker om de juiste persoon te lokaliseren. Bovendien was het lastig om de hele prent in twee zinnen te beschrijven. Op de minder complexe print gebeurde minder en werden minder personen afgebeeld. Voor deze prent was het makkelijker om te beschrijven wat de proefpersoon zag. De persoon was makkelijker

(29)

te lokaliseren in deze prent. Tussen het bekijken van de moeilijke en makkelijke tekening werd hen gevraagd een vragen lijst met een zevenpuntschaal in te vullen. Resultaten

Er werd een Anova uitgevoerd. Uit de resultaten is gebleken dat personen met adhd gemiddeld meer moeite hebben met het beschrijven van de prenten en het lokaliseren van de persoon dan personen zonder adhd. Daarnaast hebben personen met adhd de tijd relatief meer overschatten dan personen zonder adhd.

Conclusie

Omdat adhd-ers meer aandachtsproblemen hebben dan personen zonder adhd is het lastiger voor hen om de aandacht op een complexe print te richten. Volgens de attentional gate model theorie zullen mensen met adhd de tijd waarin zij deze prenten te zien krijgen overschatten. Dit zal gebeuren omdat het een complexe stimulus betreft. Zij zullen een hoge mate van mental workload nodig hebben om de informatie op de prent op een juiste manier te verwerken. Hierdoor zullen zij veel aandacht moeten besteden aan de prent. In theorie zullen mensen een tijdsduur hierdoor juist onderschatten. Mogelijkerwijs komt er tevens veel arousal vrij bij personen met adhd omdat ze misschien in de stress raken omdat het een moeilijke opgave is. Een hoge mate van arousal zal de pulsen van de innerlijke pacemaker beïnvloeden waardoor personen met adhd de tijdsduur niet meer accuraat kunnen inschatten en het idee hebben dat de tijdsduur veel langer duurt dan het werkelijk duurt.

Literatuurlijst

Avni-Babad, D., & Ritov, I. (2003). Routine and the perception of time. Journal of

(30)

Bar-Haim, Y., Kerem, A., Lamy, D., & Zakay, D. (2010). When time slows down: The influence of threat on time perception in anxiety. Cognition and Emotion,

24, 255-263.

Barkley, R. A., Edwards, G., Laneri, M., Fletcher, K., & Metevia, L. (2001). Excceecutive functioning, temporal discounting, and sense of time in adolescents with attention deficit hyperactivity dissorder (adhd) and

oppositional defiant disorder (odd). Journal of Abnormal Child Psychology,

29, 541-556.

Barkley, R. A., Koplowitz, S., Anderson, T., &Mcmurray, M. B. (1997). Sense of time in children with adhd: Effects of duration, distraction and stimulant

medication. Journal of the International Neuropsychological Society, 3, 359-369.

Block, R. A., Hancock, P. A., & Zakay, D. (2010). Acta Psychologica, 134, 330-343. Block, R. A., & Zakay, D. (1997). Prospective and retrospective duration judgements:

A meta-analytic review. Psychonomic Bulletin & Review, 4, 184-197. Brown, S. W. (1985). Time perception and attention: The effects of prospective

versus retrospective paradigms and task demands on perceived duration.

Perception & Psychophysics, 38, 115-124.

Burle, B., & Casini, L. (2001). Dissociation between activation and attention effects in time estimation: Implications for internal clock models. Journal of

Experimental Psychology, 27, 195-205.

Carmeci, F., Misuraca, R., & Cardaci, M. (2009). A study of temporal estimation from the perspective of the mental clock model. The Journal of General

(31)

Casini, L., & Macar, F. (1997). Effects of attention manipulation on judgements of duration and of intensity in the visual modality. Memory & Cognition, 25, 812-818.

Curton, E. D., & Lordahl, D. S. (1974). Effects of attentional focus and arousal on time estimation. Journal of Experimental Psychology, 103, 861-867. Damrad-Frye, R., & Laird, J. D. (1989). The experience of boredom: The role of the

self-perception of attention. Journal of Personality and Social Psychology,

57, 315-320.

Danckert, J. A., & Allman, A. A. (2005). Time flies when you’re having fun: Temporal estimation and the experience of boredom. Brain and Cognition, 59, 236-245.

Diener, E. & Emmons, R. A. (1985). The independence of positive and negative affect. Journal of Personality and Social Psychology, 47, 1105-1117. Droit-Volet, S., Brunot, S., & Niedenthal, P. M. (2004). Perception of the duration of

emotional events. Cognition and Emotion, 18, 849-858.

Droit-Volet, S., & Gil, S. (2009). The time-emotion paradox. Philosophical

Transactions of the Royal B, 364, 1943-1953.

Droit-Volet, S., & Meck, W. H. (2007). How emotions colour our perception of time.

Trends in cognitive science, 11, 1-10.

Effron, D. A., Niedenthal, P. M, Gil, S., & Droit-Volet, S. (2006). Embodied temporal perception of Emotion. Emotion, 6, 1-9.

Fraisse, P. (1984). Perception and estimation of time. Annual Review Psychology,

35, 1-36.

Flaherty, M. G., & Meer, M. D. (1994). How time flies: Age, memory, and temporal compression. The Sociological Quarterly, 35, 705-721.

(32)

Hancock, P. A., Vercruyssen, M., & Rodenburg, G. J. (1992). The effect of gender and time of day on time perception and mental workload. Current

Psychology: Research & Reviews, 11, 203-225.

Kahneman, D. (1973). Attention and effort.

Kellaris, J. J., & Kent, R. J. (1992). The influence of music on consumers’ temporal perceptions: Does time fly when you’re having fun ? Journal of Consumer

Psychology, 4, 365-376.

Loftus, E. F., Schooler, J. W., Boone, S. M., & Kline, D. (1987). Time went by so slowly: Overestimation of event duration by males and females. Applied

Cognitive Psychology,1, 3-13.

Macar, F., Grondin, S., & Casini, L. (1994). Controlled attention sharing influences time estimation. Memory & Cognition, 22, 673-686.

McGlone, M. S., & Pfiester, R. A. (2009). Does time fly when you’re having fun or do you ? Journal of Language and Social Psychology, 28, 3-31.

Mella, N., Conty, L., & Pouthas, V. (2010). The role of physiological arousal in time perception: Psychophysiological evidence from an emotion regulation paradigm. Brain and Cognition, 75, 182-187.

Noulhiane, M., Mella, N., Samson, S., Ragot, R., & Pouthas, V. (2007). How emotional auditory stimuli modulates time perception. Emotion, 7, 697-704.

O’Brien, E. H., Anastasio, P. A., & Bushman, B. J. (2011). Time crawls when you’re not having fun: Feeling entitled makes dull tasks drag on. Personality and

Social Psychology Bulletin, 37, 1287-1296.

(33)

Proctor, R. W., & Van Zandt, T. (1994). Human factors in simple and complex systems. Boston Allyn and Bacon.

Russell, J. A, & Mehrabian, A. (1977). Evidence for a three factor theory of emotions.

Journal of Research in Personality, 11, 273-294.

Sackett, A. M., Meyvis, T., Nelson, L. D., Converse, B. A., & Sackett, L. (2010). You’re having fun when time flies: The hedonic consequences of subjective Time Progression. Psychological Science, 21, 111-117.

Schneider, W., & Shiffrin, R. M. (1977). Controlled and automatic human information processing: I. Detection search and attention. Psychological Review, 84, 1-66.

Siffre, M. (1964). Beyond Time. NewYork: McGrawHill.

Smith, A., Taylor, E., Warner Rogers, J., Newman, S., & Rubia, K. (2002). Evidence for a pure time perception deficit in children with adhd. Journal of Child

Psychology and Psychiarty, 43, 529-542.

Strack, R., Martin, L. L., & Stepper, S. (1988). Inhibiting and facilitating conditions of facial expressions: A non-obtrusive test of the facial feedback hypothesis.

Journal of Personality and Social Psychology,54, 768-777.

Tipples, J. (2008). Negative emotionality influences the effects of emotion on time perception. Emotion, 8, 127-131.

Tse, P. U., Intriligator, J., Rivest, J., & Cavanagh, P. (2004). Attention and the

subjective expansion of time. Perception & Psychophysics, 66, 1171-1189. Wittmann, M. (2009). The inner experience of time. Philosophical Transactions of the

Royal Society B, 364, 1955-1967.

Yamada, Y., Kawabe, T. (2011). Emotion colors time perception unconsciously.

(34)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Enkele jaren geleden is onderzocht hoe lang nieuw aangeschafte koffiezetapparaten meegaan. Op basis daarvan is een kansmodel gemaakt zoals weergegeven in figuur 1. Hierin

Keywords: mean time to repair, reliability, availability, maintainability, maintenance strategies, failure mode and effects analysis (FMEA), blast furnace,

Jeroen heeft 25 minuten tijd nodig om zijn schoenen op te halen.. Hoeveel tijd heeft hij daarna nog over om zich om

Hoe laat gaat de zwemwedstrijd weer verder?. Om

Onderzoeksvoorstel bacheloropdracht preoperatieve screening - Anesthesiologie 34 poli allemaal bekend bij de patiënt en, als de patiëntenvragenlijst aangevuld wordt

De realiseerbare kostenbesparingen zijn gedefinieerd als de toeneming van de vervangingswaarde van die produktiemiddelen, welke gedurende de afgelopen periode (of

Omdat de laatste jaren in de gemeente Hengelo in het kader van Duurzaam Veilig vele woonwijken in Hengelo zijn aangepast naar een 30km zone is ook onderzocht wat hier de

Chronische pijnpatiënten met veel angst blijken eveneens de patiënten te zijn die zich in hun dagelijkse activiteiten in hoge mate laten beïnvloeden door de pijn, dit in