• No results found

Natuur en waterberging; indicaties van overlappend ruimtegebruik

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Natuur en waterberging; indicaties van overlappend ruimtegebruik"

Copied!
46
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)Natuur en Waterberging.

(2) Opdrachtgever: LNV 2. Alterra-rapport 766.

(3) Natuur en Waterberging Indicaties van overlappend ruimtegebuik. H. Th. L. Massop P.C. Jansen C. Kwakernaak. Alterra-rapport 766 Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte, Wageningen, 2003.

(4) REFERAAT H.Th.L Massop, P.C. Jansen en C. Kwakernaak, 2003. Natuur en waterberging; Indicaties voor overlappend ruimtegebruik. Wageningen, Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte. Alterra-rapport 766. 46 blz. .13 fig.; 16 tab.; 7 ref. De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft onderzocht of het huidige watersysteem op orde is om ook in de 21e eeuw aan de maatschappelijke vraag te voldoen. Eén van de gesignaleerde problemen die om een oplossing vraagt is de wateroverlast die door het extremer worden van het klimaat zal toenemen. Bergen en vasthouden hebben tot doel de belasting van het watersysteem te beperken en te vertragen. Natuurgebieden kunnen hier als bergingsgebied een bijdrage aan leveren. Op verzoek van het Ministerie van LNV is een inschatting gemaakt van het areaal dat daarvoor daadwerkelijk geschikt is. Door kaarten van natuurgebieden volgens de natuurdoel(typen)kaart van EC-LNV en potentiële waterbergingsgebieden ontleend aan de IPO-waterbergingskansenkaart te combineren zijn natuurgebieden geselecteerd die qua ligging geschikt zijn voor waterberging. Voor deze gebieden is de tolerantie voor overstroming bepaald. Hierbij is onderscheid gemaakt voor kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van overstroming. De kaarten en de gegevens over tolerantie zijn vervolgens gecombineerd. Dit levert indicaties op voor het aantal hectares met mogelijkheden voor de combinatie van natuur en waterberging. Trefwoorden: Natuurdoeltype, waterberging, overstroming ISSN 1566-7197. Dit rapport kunt u bestellen door € 18,- over te maken op banknummer 36 70 54 612 ten name van Alterra, Wageningen, onder vermelding van Alterra-rapport 766. Dit bedrag is inclusief BTW en verzendkosten.. © 2003 Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte, Postbus 47, NL-6700 AA Wageningen. Tel.: (0317) 474700; fax: (0317) 419000; e-mail: info@alterra.nl Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Alterra. Alterra aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen. 4. Projectnummer 230136. Alterra-rapport 766. [Alterra-rapport 766/JATW/08-2003].

(5) Inhoud Woord vooraf. 7. Samenvatting. 9. 1. Inleiding. 11. 2. Basiskaarten 2.1 De samengestelde kaarten 2.1.1 Combinatie van natuurdoeltypenkaart, waterbergingkansenkaart, vasthoudenkansenkaart 2.1.2 Combinatie van natuurdoeltypenkaart en waterbergingskansenkaart. 13 17 17 19. 3. Methode bepaling tolerantie voor overstroming 3.1 Tolerantie voor kwantiteitseffecten van overstroming 3.2 Tolerantie voor kwaliteitseffecten van overstroming. 21 21 23. 4. Resultaten 27 4.1 Resultaten voor tolerantie voor kwantiteitseffecten van overstroming 27 4.2 Resultaten mbt tolerantie voor kwaliteitseffecten van overstroming 29 4.3 Combinatie van de toleranties voor kwantiteits- en kwaliteitseffecten van overstroming 32. 5. Conclusies. 37. 6. Discussie. 39. Literatuur. 41. Aanhangsel 1 Waardering kwantiteit en kwaliteit per natuurdoeltype. 43.

(6)

(7) Woord vooraf. Door het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij is opdracht gegeven aan Alterra voor een inventarisatie van de mogelijkheid van combinatie van natuur en waterberging. Deze studie moet een getalsmatig inzicht geven in de mogelijkheden van het combineren van waterberging en natuur. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling om op grond van deze inventarisatie concrete gebieden aan te wijzen of de aangegeven tolerantiegevoeligheid als absoluut te beschouwen. Daarvoor zijn de gegevens te globaal en te divers. De lijst waarin de tolerantie van de natuurdoeltypen voor overstroming staat aangegeven is door Han Runhaar van Alterra aan een kritische beschouwing onderworpen. Verder hebben ook Nicko Straathof en Henk Siebel van Natuurmonumenten en Dick Bal van EC-LNV een aantal kanttekeningen bij de lijst gemaakt. Van de wijzigingsvoorstellen is dankbaar gebruik gemaakt. De resultaten van de inventarisatie zijn besproken met Wino Aarnink en Joop van Bodegraven (LNV) en Jan Streefkerk (Staatsbosbeheer). Hun instructieve inbreng heeft er onder andere toe geleid dat ook een ‘Vasthoudenkaart’ in beschouwing is genomen. Een aantal bezwaren van Jan Streefkerk en Nicko Straathof (Natuurmonumenten) tegen de werkwijze is verwoord in het hoofdstuk ‘discussie’.. Alterra-rapport 766. 7.

(8)

(9) Samenvatting. Door het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij is opdracht gegeven aan Alterra voor een inventarisatie van de mogelijkheid van combinatie van natuur en waterberging. Deze inventarisatie moet inzicht geven in het aantal hectares aan natuurgebieden dat een bijdrage kan leveren aan de waterberging bij piekafvoer. Voor de inventarisatie is bestaand kaartmateriaal gebruikt. Voor de natuurgebieden is de onlangs beschikbaar gekomen natuurdoeltypenkaart van EC-LNV gebruikt. De gebieden die in aanmerking komen voor waterberging zijn ontleend aan de IPO-waterbergingskansenkaart. Verder is in het kader van de studie Waterkansen in de SGR2 (Gaast et al, 2003) een watervasthoudenkaart gemaakt van de fysieke geschiktheid voor water vasthouden bij de bron. Hoewel deze gebieden meestal minder geschikt zijn om piekafvoeren op te vangen kunnen ze daar wel indirect een bijdrage aan leveren. Een aantal meren ontbreekt op beide kaarten, deze zijn apart toegevoegd. Door combinatie van de natuurdoeltypenkaart en de waterbergingskansenkaart zijn natuurgebieden geselecteerd die in aanmerking komen voor waterberging. Daarnaast zijn ook de natuurdoeltypenkaart en de watervasthoudenkaart gecombineerd. Voor de natuurdoeltypen is de tolerantie voor overstroming bepaald. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van overstroming. De kaarten en de gegevens over tolerantie zijn vervolgens gecombineerd. Dit levert indicaties op voor het aantal hectares met mogelijkheden voor de combinatie van natuur en waterberging. De indicaties zijn dat: • 125.000 ha van de oppervlakte van de natuurdoeltypenkaart ook voorkomen op de IPO-waterbergingskansenkaart en daarmee in potentie geschikt zijn als waterbergingsgebied, • 77.000 ha geschikt zijn als de oppervlakte gebaseerd wordt op de ‘gemiddelde’ tolerantie voor overstroming van de natuurdoeltypen, • 28.900 ha geschikt zijn als de oppervlakte gebaseerd wordt op de minst overstromingstolerante plantengemeenschap die onderdeel vormen van de natuurdoeltypen. Het doel van deze studie is niet om concrete gebieden aan te wijzen. Daarvoor is de toegepaste methode te grof, is het gebruikte kaartmateriaal niet geschikt en is voorbij gegaan aan belangrijke aspecten als duur en tijdstip van de overstroming, slibkwaliteit, ed. Bij een verdere uitwerking van het thema natuur en waterberging zal hier de nodige aandacht aan moeten worden geschonken.. Alterra-rapport 766. 9.

(10)

(11) 1. Inleiding. De natuurgebieden in Nederland kunnen als bergingsgebied een bijdrage leveren aan de hoogwaterproblematiek. Niet alle natuurgebieden zijn daarvoor echter even geschikt. Afgezien van gebieden die door hun geografische ligging of omvang niet in aanmerking komen, kan het zijn dat de aanwezige of gewenste natuur geen overstroming verdraagt. In het kader van het project Natuur en Waterberging is een methode ontwikkeld om potentiële waterbergingsgebieden die samenvallen met natuurgebieden in kaart te brengen. Deze methode maakt gebruik van de tolerantie die de vegetatie voor overstroming heeft. Er worden bestaande gegevens gebruikt. De natuurgebieden die al dan niet in aanmerking komen als waterbergingsgebied zijn geselecteerd uit de combinatie van de IPO-waterbergingskansenkaart en de provinciale natuurdoeltypen die zijn samengevat in de natuurdoeltypenkaart van EC-LNV. De waterbergingskansenkaart richt zich op gebieden rond het middentraject en aan de uitgang van regionale watersystemen. Een aantal meren in laag Nederland maakt geen deel uit van de waterbergingskansenkaart. Deze gebieden zijn, voor zover gelegen binnen de natuurdoeltypenkaart, apart geselecteerd. Opslag van het neerslagoverschot aan de bron van een watersysteem kan ook een bijdrage aan de reductie van afvoerpieken leveren. Daarom is ook gekeken welke gebieden van de natuurdoeltypenkaart volgens het Alterra-rapport ”Waterkansen in het SGR2” geschikt zijn om water ‘vast te houden’ (Gaast, et al, 2003). Allereerst worden de basiskaarten besproken: de waterbergingskansenkaart, de vasthoudenkansenkaart, de natuurdoeltypenkaart. Vervolgens wordt een toelichting gegeven op de resultaten van de combinatie van de basiskaarten. Daarna wordt bij de methode uitgelegd hoe de tolerantie voor overstroming is bepaald, gevolgd door de resultaten. Bij de tolerantie wordt gekeken of het aangegeven natuurdoeltype tegen overstroming kan, en zo ja, met welk watertype; gebiedseigen water (inundatie) of gebiedsvreemd water (overstroming). In onderstaand schema is de gevolgde werkwijze weergegeven.. Alterra-rapport 766. 11.

(12) Natuurdoeltypenkaart (fig. 4) Vasthoudenkansenkaart (fig. 3). Waterbergingskansenkaart (fig. 2). Overlay. Overlay. Samengestelde kaart: combinatie van natuurdoeltypen, waterberging en vasthouden (fig. 5). Samengestelde kaart: combinatie van natuurdoeltypen en waterberging (fig. 6). Kaart Natuur en Waterberging Kwantitatief. Kaart Natuur en Waterberging Kwalitatief. Minst tolerante gemeenschappen van de natuurdoeltypen. Minst tolerante gemeenschappen van de natuurdoeltypen. Kaart Natuur en Waterberging Combinatie Kwantitatief en Kwalitatief Minst tolerante gemeenschappen van de natuurdoeltypen (fig. 13). Tabel: Tolerantie voor overstroming van natuurdoeltypen (Kwantiteit/kwaliteit) (Aanhangsel 1). Kaart Natuur en Waterberging Kwantitatief. Kaart Natuur en Waterberging Kwalitatief. Gemiddelde tolerantie van de plantengemeenschappen van de natuurdoeltypen (fig. 10). Gemiddelde tolerantie van de plantengemeenschappen van de natuurdoeltypen (fig. 11). Kaart Natuur en Waterberging Combinatie Kwantitatief en Kwalitatief Gemiddelde tolerantie van de plantengemeenschappen van de natuurdoeltypen (fig. 12). Fig. 1 Gevolgde werkwijze. 12. Alterra-rapport 766.

(13) 2. Basiskaarten. De gebruikte kaarten zijn: -De IPO-waterbergingskansenkaart zoals gepubliceerd in Indicatieve zoekgebieden voor waterberging in polders en beekdalen (Duel, et al., 2000), verder aangeduid als waterbergingskansenkaart. De waterbergingskansenkaart, die is weergegeven in fig. 2 (links), is een samengestelde kaart. Onderdeel hiervan is een vlakkenkaart (fig. 2 rechts) met het onderscheid in 4 typen bergingsgebieden, nl: beekdalen, retentiepolders, inlaatpolders en gecombineerde retentie/inlaatpolders.. Fig. 2 Waterbergingskansenkaart (links) en zoekgebieden Waterberging(rechts). De beekdalen hebben betrekking op de stroomgebieden in Hoog-Nederland, terwijl inlaat-, retentiepolders of combinaties hiervan betrekking hebben op LaagNederland.. Alterra-rapport 766. 13.

(14) De bergingsgebieden kunnen als volgt worden gekarakteriseerd: • Inlaatpolders, deze polders dienen voor het inlaten van boezemwater in relatief diepe polders ten tijde van kritische waterstanden op de boezem, • Retentiepolders, deze polders worden gebruikt voor het langer vasthouden van water in de polders door tijdelijke maalstop, • Beekdalen; bestaan uit beekdalen en natuurlijke laagten die dienen voor het tijdelijk vasthouden van water bij hoge afvoeren. De totale oppervlakte volgens fig. 2 aan zoekgebieden staat in tabel 1. Tabel 1 Potentiële oppervlakte aan zoekgebieden voor waterberging Type berging Beekdalen Retentie Retentie/Inlaat Inlaat Totaal. Ha 159031 455587 132388 84093 831099. % 16.1 54.8 15.9 10.1 100.0. - De geschiktheidskaart voor ‘vasthouden’ van water In het kader van het Nationaal Bestuursakkoord Water moeten provincies, waterschappen en gemeentes gebiedsvisies opstellen voor de 17 deelstroomgebieden. Het Structuurschema Groene Ruimte 2 (SGR2) biedt hiervoor een ruimtelijk kader. In het project ‘Waterkansen in het SGR2 (van der Gaast et al., 2002, 2003) is onder andere het beleidsthema ‘vasthouden’ vormgegeven. Vasthouden heeft betrekking op het stremmen van de afvoer van relatief kleine, bovenstrooms gelegen gebieden. Naast berging in deze ‘haarvaten’ van het watersteem vindt er door deze maatregel ook berging in de bodem en op het maaiveld plaats. In figuur 3 staat de geschiktheidskaart voor vasthouden van water weergegeven. De waardering is gebaseerd op de fysieke geschiktheid voor het vasthouden van water bij de bron. Hierbij zijn drie verschillende vormen van berging meegenomen; nl: • berging in bodem; • berging in het oppervlaktewater; • maaiveldsberging.. 14. Alterra-rapport 766.

(15) Fig. 3 Geschiktheid voor het ‘vasthouden’ van water binnen de EHS(links) en kaart met gebieden gebruikt voor de analyse natuur en waterberging (rechts). -De natuurdoeltypenkaart van maart 2003 (EC-LNV, 2003) Het stelsel van natuurdoeltypen is bedoeld als hulpmiddel bij de inrichting, het beheer en de evaluatie van de ecologische hoofdstructuur. Een natuurdoeltype is hierbij een in het natuurbeleid nagestreefd type ecosysteem dat een bepaalde vorm van diversiteit en een bepaalde mate van natuurlijkheid als kwaliteitskenmerken heeft. Natuurlijke processen leiden tot differentiatie op landschapsschaal, daarnaast kan de mens daarop inspelen door beheer. Binnen dit stelsel worden vier beheersstrategieën of hoofdgroepen onderscheiden, nl : Hoofdgroep 1: nagenoeg natuurlijke eenheden; Hoofdgroep 2: begeleid natuuurlijke eenheden; Hoofdgroep 3: half-natuurlijke eenheden; Hoofdgroep 4: multifunctionele eenheden. Daarnaast bestaan binnen Nederland grote regionale verschillen tav natuurpotenties. Geomorfologie, hydrologie en bodemkenmerken bepalen in eerste instantie de beleidsopties. Daarom is het stelsel gedifferentieerd naar de negen fysisch geografische regio’s in Nederlanden. De onderverdeling in beheersstrategieën en fysisch geografische regio’s resulteerde aanvankelijk in 132 natuurdoeltypen (Bal et al., 1995). Dit aantal is teruggebracht tot 92 ( Bal et al., 2001), maar hier zijn nog geen doeltypenkaarten mee gemaakt. De gebruikte natuurdoeltypenkaart van maart 2003 is dus nog gebaseerd op de indeling uit 1995. Voor de analyse is de kaart in provincies opgesplitst omdat niet alle. Alterra-rapport 766. 15.

(16) provincies dezelfde systematiek hebben gehanteerd. Zo gebruikt de provincie Gelderland zoekgebieden voor de realisatie van de natuurdoeltypen. Voor een aantal gebieden is de indeling nog niet vastgesteld. Natuurdoeltypen uit hoofdgroep 1 komen niet voor. De doeltypen uit hoofdgroep 2 zijn globaal en beslaan grote gebieden. De doeltypen uit de hoofdgroepen 3 en 4 zijn het meest concreet. Een voorbeeld van een natuurdoeltype uit hoofdgroep 3 is zk3.6. Dit natuurdoeltype komt voor binnen de fysische geografische regio zeekleigebied (zk). De 3 staat voor hoofdgroep 3 een half-natuurlijke eenheid. Met 6 wordt het natuurdoeltype aangeduid, bloemrijk grasland. Bloemrijk grasland is weer een aggregatie van verschillende plantengemeenschappen; de Associatie van Sikkelhaver en Zachte haver, de Glanshaver-associatie en Kamgrasweide. Aan de vlakken met natuurdoeltypen van figuur 4 zijn één of meerdere natuurdoeltypen toegekend, met voor ieder type een te realiseren oppervlakte. De lijst ziet er als volgt uit: 1: hz-3.3{100} 2: hz-3.3{25}hz-3.6{25}hz-3.7{25}hz-3.11{25} 3: hz-3.3{1}lv-3.3{1}lv-3.7{1}hz-3.11{1} enz. In bovenstaand voorbeeld is aan vlak 1 het natuurdoeltype hz-3.3 toegekend, en wel voor het hele vlak (100%). Voor vlak 2 zijn vier natuurdoeltypen gedefinieerd, elk voor een kwart van het oppervlak (25%), zodat het gehele vlak is ingevuld. Echter is niet bekend waar de onderscheiden natuurdoeltypen binnen het vlak liggen. Voor vlak 3 zijn eveneens vier natuurdoeltypen gedefinieerd die slechts betrekking hebben op een deel van het vlak (ieder 1%) . Ook hier is niet bekend waar de typen binnen het vlak zijn gesitueerd. Voor de natuurdoeltypenkaart 2003 is in tabel 2 de oppervlakte aan natuurdoeltypen gegeven. Hierbij is onderscheid gemaakt naar percentage bedekking met het dominante natuurdoeltype. In de verdere verwerking zijn alle gebieden gebruikt, ook al is maar voor 1% van de oppervlakte bestemd om natuurdoeltypen te realiseren. Tabel 2 Oppervlakte aan natuurdoeltypen Oppervlak Natuurdoeltype Niet ingedeeld 0% Dominant natuurdoeltype 1-80% Dominant natuurdoeltype >80% Totaal (alle vlakken). Ha 38905 303044 495349 837298. In figuur 4 is de landelijke natuurdoelenkaart 2003 weergegeven, alsmede de gebieden uit deze kaart die voor de verdere analyse zijn gebruikt.. 16. Alterra-rapport 766.

(17) Fig. 4 Landelijke Natuurdoelenkaarten(links) en kaart met gebieden gebruikt voor de analyse natuur en waterberging (rechts). 2.1. De samengestelde kaarten. 2.1.1. Combinatie van natuurdoeltypenkaart, waterbergingkansenkaart, vasthoudenkansenkaart. De kaarten (fig. 2, 3 en 4) zijn gebruikt om een overlay te maken. Deze samengestelde kaart bestaat uit vlakken met natuurdoeltypen en hun ligging binnen of buiten de zoekgebieden voor waterberging en vasthouden. Een aantal grote meren zijn niet opgenomen in de waterbergingskansenkaart, maar maken wel deel uit van de natuurdoeltypenkaart. Omdat deze wateren een bijdrage kunnen leveren aan de waterberging, zijn de natuurdoeltypen 22 en 23 geselecteerd voor zover ze geen deel uitmaken van de kaarten 2 en 3. Binnen de landschapsregio rivierengebied zijn de watervlakken niet meegenomen. Deze gebieden zijn in fig. 5 als water weergegeven. In de tabel 3 staan de potentiële oppervlakte aan natuurgebieden verdeeld naar bergingsmogelijkheid weergegeven.. Alterra-rapport 766. 17.

(18) Tabel 3 Potentiële oppervlakte aan zoekgebieden voor combinatie van natuur, waterberging en vasthouden Aard van het gebied Waterberging Waterberging en vasthouden Vasthouden (overig) Water Overige Natuur Totaal. Ha 67083 64268 456773 20759 228707 837589. Percentage 8.0 7.7 54.5 2.5 27.3 100.0. Fig. 5 Samengestelde kaart: combinatie van natuurdoeltypen, waterberging en vasthouden. 18. Alterra-rapport 766.

(19) 2.1.2 Combinatie van natuurdoeltypenkaart en waterbergingskansenkaart Twee van drie kaarten (fig. 2 en 4) zijn ook gebruikt om een overlay te maken. Deze samengestelde kaart bestaat uit vlakken met natuurdoeltypen en hun ligging binnen of buiten de zoekgebieden voor alleen waterberging. Een aantal grote meren zijn niet opgenomen in de waterbergingskansenkaart, maar maken wel deel uit van de natuurdoeltypenkaart. Omdat deze wateren een bijdrage kunnen leveren aan de waterberging, zijn de natuurdoelen 22 (multifunctionele grote wateren) en 23 (overig stromend en stilstaand water) geselecteerd voor zover ze geen deel uitmaken van figuur 2. Binnen de landschapsregio rivierengebied zijn de watervlakken niet meegenomen. Deze gebieden zijn in fig. 6 als water weergegeven. In de tabel 4 staan de potentiële oppervlakte aan natuurgebieden verdeeld over de zoekgebieden voor waterberging weergegeven. Tabel 4 Potentiële oppervlakte aan zoekgebieden voor combinatie van natuur en waterberging Aard van het gebied Waterberging en natuur Overige natuur Water Totaal. Alterra-rapport 766. Ha 131351 680775 20759 832885. Percentage 15.8 81.7 2.5 100.0. 19.

(20) Fig. 6 Samengestelde kaart: combinatie van natuurdoeltypen en waterberging. Figuur 6 staat centraal in de verdere analyse van de mogelijkheden om natuur en waterberging te combineren.. 20. Alterra-rapport 766.

(21) 3. Methode bepaling tolerantie voor overstroming. Uitgangspunt voor de verdere analyse is kaart 6. Hieruit zijn alle unieke natuurdoeltypen geselecteerd (aanhangsel 1). Vervolgens is voor de afzonderlijke natuurdoeltypen, dat zijn er 196, de tolerantie voor overstroming bepaald. Hiervoor zijn 2 methoden gebruikt: • Voor de natuurdoeltypen uit hoofdgroep 3, de Waternood-applicatie ‘Hydrologische randvoorwaarden natuur’ (Runhaar en Hennekens, 2002), • Voor de natuurdoelen uit de hoofdgroepen 2 en 4, de beschrijvingen uit het handboek 1995. Na de vaststelling van de overstromingstolerantie is de lijst aan een aantal deskundigen voorgelegd. Voor een aantal plekken is geen natuurdoeltype aangegeven. Het gaat daarbij om gebieden waaraan nog geen duidelijke invulling is gegeven of waar alleen nog een natuurdoel is geformuleerd. Deze gebieden zijn niet in beschouwing genomen. Uitgegaan is van een overstroming om een piekbelasting in het watersyteem op te vangen. Voor de inschatting is van een ‘gewone’ overstroming uitgegaan, dus niet van een langdurige inundatie middenin het groeiseizoen. Bij de inschatting is onderscheid gemaakt in kwantiteit en kwaliteit. Dit wordt in de volgende paragrafen toegelicht.. 3.1. Tolerantie voor kwantiteitseffecten van overstroming. Elk natuurdoeltype omvat vaak meerdere plantengemeenschappen waarvoor de overstromingstolerantie niet altijd hetzelfde is. In figuur 7 is te zien dat volgens Waternood natuurdoeltype Bloemrijk grasland drie plantengemeenschappen omvat. Daarvan kan de Associatie van Sikkelklaver en Zachte haver wel tegen overstroming, maar de Glanshaverassociatie juist helemaal niet. Voor de uiteindelijke tolerantie voor overstroming worden twee waarderingen gegeven. De ene is gebaseerd op de gemiddelde tolerantie van de plantengemeenschappen, de andere gaat uit van de kleinste tolerantie die gebaseerd is op de minst tolerante gemeenschap van het natuurdoeltype. De waarderingen variëren van 0-3. Een hoge waarde betekent een grote tolerantie. Voor lagere waarden neemt de tolerantie af. Waardering 0 betekent niet tolerant voor overstroming (zie tabel 5).. Alterra-rapport 766. 21.

(22) Tabel 5. Waardering tolerantie voor overstroming Waardering 0 1 2 3. Tolerantie voor overstroming Gemiddeld Kleinste Niet Niet Niet en gering, soms1 matig Gering Niet tot matig, maar soms ook groot Matig Soms gering of matig, maar meestal groot Groot. Fig. 7 Voorbeeld overstromingstolerantie natuurdoeltype bloemrijk grasland. Een vlak van de natuurdoeltypenkaart is vaak uit meerdere natuurdoeltypen samengesteld. Op basis van de oppervlaktepercentages is hieruit voor de gemiddelde tolerantie een gewogen gemiddelde berekend. Voor de kleinste tolerantie is de waarde van het minst tolerante doeltype geselecteerd. In tabel 6 is het resultaat voor 2 natuurdoeltypen weergegeven, nl. zk-3.6 en zk-3.12. Het samengestelde doeltype (met ieder 50% aan bedekking) levert een gemiddelde tolerantie op. Voor dit samengestelde natuurdoeltype is de kleinste tolerantie, in dit geval van zk-3.12, bepalend voor de waardering van het samengestelde natuurdoeltype. Tabel 6. Waardering tolerantie voor overstroming voor afzondelijke en een samengesteld natuurdoeltype Natuurdoeltype. zk-3.6{100} zk-3.12{100} zk-3.6{50}zk-3.12{50}. Overstromingstolerantie van plantengemeenschappen Gemiddelde tolerantie van de gemeenschappen van een Minst tolerante gemeenschap van natuurdoeltype een natuurdoeltype 3.0 1.0 1.0 0.0 2.0 0.0. 1. bij voorbeeld als 3 van 4 plantengemeenschappen van een natuurdoeltype niet tolerant zijn voor overstroming en de 4 e gemeenschap matig tolerant is. 22. Alterra-rapport 766.

(23) De lijst met waarderingen per afzonderlijk natuurdoeltypen staat in aanhangsel 1. Deze lijst is vervolgens gebruikt om voor alle afzonderlijke en samengestelde natuurdoeltypen de uiteindelijke waardering te bepalen.. 3.2. Tolerantie voor kwaliteitseffecten van overstroming. Voor de eisen aan de kwaliteit van overstromingswater is gekeken naar de voedselrijkdom en het zoutgehalte. Natuurdoeltypen waar een lage of juist erg hoge zuurgraad een rol speelt, zijn ook gevoelig ten aanzien van het zoutgehalte (erg zoet) en/of voedselrijkdom (voedselarm). Alleen (gebiedseigen) inundatiewater kan aan deze eisen voldoen en aangenomen is dat dan de zuurgraad van het inundatiewater ook geschikt is. Overstromingswater dat van elders wordt aangevoerd zal minder zoet, voedselrijker en zwak zuur tot basisch zijn. Voor de waardering van de kwaliteit van het overstromingswater voor natuurdoeltypen is dezelfde opzet gebruikt als bij de kwantiteit. Er zijn ook 4 klassen onderscheiden, maar die hebben hier de volgende betekenis: Zoutgehalte: 0 uitsluitend erg zoet (<150 mg Cl/l): niet tolerant 1 erg zoet maar ook wat zoet ( <300 mg Cl/l): geringe tolerantie 2 veel zoet of zwak brak ( 150-1000 mg Cl/l): redelijke tolerantie 3 van zoet tot brak (150-5000 mg Cl/l): grote tolerantie Bij de natuurdoeltypen komen ook typen voor die alleen met zout (zee-)water mogen inunderen. Deze typen zijn niet relevant voor dit onderzoek. In de bijlage hebben ze een waardering 4 gekregen om de betreffende gebieden apart te kunnen onderscheiden. Voedselrijkdom: 0 uitsluitend voedselarm (<1 mg NO3/l; <0,04 mg PO4-P/l): niet tolerant 1 voedselarm, maar ook soms wat rijker (1-2 mg NO3/l; 0,04-0,10 mg PO4-P/l): geringe tolerantie 2 voedselarm, maar ook matig voedselrijk of voedselrijk (2-3 mg NO3/l; 0,10-0,14 mg PO4-P/l): redelijke tolerantie 3 matig voedselrijk maar vaak voedselrijk (>3 mg NO3/l; >0,14 mg PO4-P/l): grote tolerantie De opgegeven concentraties bij beide klasse-indelingen zijn indicatief. De figuren 8 en 9 laten een voorbeeld zien van tolerantie voor zoutgehalte en nutriënten zoals die in Waternood zijn gegeven. De bandbreedte van een natuurdoeltype voor zoutgehalte en voedselrijkdom is hier niet gebruikt omdat de verschillen tussen de afzonderlijke plantengemeenschappen van een natuurdoeltype vaak minder groot zijn en omdat meer indelingen ook een (te) groot aantal combinatiemogelijkheden met de waterkwantititeit oplevert.. Alterra-rapport 766. 23.

(24) Fig. 8 Voorbeeld zoutgehalte natuurdoeltype rietland en ruigte. Fig. 9 Voorbeeld voedselrijkdom natuurdoeltype rietland en ruigte. De klasseindelingen voor voedselrijkdom en zoutgehalte zijn vervolgens samengevoegd tot één klasseindeling voor waterkwaliteit. Tabel 7 laat de samenvatting van alle mogelijke uitkomsten zien. In de indeling hebben de klassen de volgende betekenis: 0 niet van toepassing (geen inundatie) 1 alleen schoon grondwater, vaak zal dit gebiedseigen inundatiewater zijn 2 als 1, maar ook overstroming met voedselarm, zoet oppervlaktewater 3 als 2, maar ook met minder beperkingen aan de waterkwaliteit. 24. Alterra-rapport 766.

(25) Tabel 7. Waardering waterkwaliteit Waterkwaliteit Zoutgehalte. Voedselrijkdom 0 0 0 1 0 2 1 3 1. 1 0 1 2 3. 2 1 2 3 3. 3 1 3 3 3. Evenals bij de kwantiteit is gedaan, is de tolerantie ten aanzien van de waterkwaliteit voor vlakken die uit samengestelde natuurdoeltypen bestaan, berekend op basis van de oppervlaktepercentages van de afzonderlijke natuurdoeltypen. De lijst met waarderingen per afzonderlijk natuurdoeltype staat in aanhangsel 1. Deze lijst is vervolgens gebruikt om voor alle afzonderlijke en samengestelde natuurdoeltypen de uiteindelijke waardering te bepalen.. Alterra-rapport 766. 25.

(26)

(27) 4. Resultaten. De samengestelde tabel zoals besproken in hoofdstuk 3 is gekoppeld aan figuur 6. In deze figuur is combinatie van natuurgebieden met waterberging weergegeven. Vervolgens zijn enkele analyses uitgevoerd en enkele kaarten vervaardigd. Bij de oppervlaktebepaling is er rekening mee gehouden dat niet alle polygonen volledig door natuurdoeltypen zijn bedekt. In enkele gevallen geeft de natuurdoeltypekaart na afronding bedekkingen per vlak van 101%, deze zijn op 100% gesteld. Voorafgaand aan het berekenen van oppervlakten is allereerst de toegekende waardering voor samengestelde natuurdoeltypen geklassificeerd volgens de volgende klassegrenzen (tabel 8), om het aantal klassen te beperken: Tabel 8 Klassificatie van samengestelde natuurdoeltypen Klassegrenzen 0-0.4 0.5-1.4 1.5-2.4 2.5-3.0 8888.8 9999.9. Klasse 0 1 2 3 8888 9999. De klasse 8888 betekent dat overstroming alleen met brak/zoutwater is toegestaan, en 9999 is niet ingevuld.. 4.1. Resultaten voor tolerantie voor kwantiteitseffecten van overstroming. Uit tabel 4 blijkt dat 15,8% van de natuurgebieden op de natuurdoeltypenkaart ligt binnen zoekgebieden van de waterbergingskansenkaart. Overig water beslaat 2,5%, deze oppervlakte is in de volgende tabellen niet meegenomen. In tabel 9 resp. 10 staat de verdeling van de ha’s voor twee kaarten weergegeven. In tabel 9 staan de resultaten voor de gemiddelde kwantitatieve overstromingstolerantie van de plantengemeenschappen van de natuurdoeltypen en in tabel 10 voor de tolerantie van de meest kritische plantengemeenschappen van de natuurdoeltypen.. Alterra-rapport 766. 27.

(28) Tabel 9 Overstromingstolerantie in hectares (kwantitatief) op basis van de gemiddelde tolerantie van de plantengemeenschappen van de natuurdoeltypen Zoekgebied Beekdalen Inlaatgebieden Retentiegebieden Retentie/Inlaatgebieden Totaal. Niet. Gering. Matig. Groot. (0-0.4). (0.5-1.4). (1.5-2.4). (2.5-3.0). 4143 62 2253 366 6825. 3848 903 10480 1495 16727. 12604 3451 12828 5372 34256. 9580 9642 33937 13349 66509. Onbekend 9999 517 28 98 733 1376. Totaal 30692 14086 59597 21317 125692. Tabel 10 Overstromingstolerantie in hectares (kwantitatief) op basis van de tolerantie van de meest kritische plantengemeenschappen van de natuurdoeltypen Zoekgebied Beekdalen Inlaatgebieden Retentiegebieden Retentie/Inlaatgebieden Totaal. Niet. Gering. Matig. Groot. (0-0.4). (0.5-1.4). (1.5-2.4). (2.5-3.0). 18217 5893 30385 11769 66265. 4681 1505 7979 2476 16641. 288 958 5428 2650 9325. 7048 5701 15787 4130 32665. Onbekend 9999 458 28 18 291 796. Totaal 30692 14086 59597 21317 125692. Volgens tabel 9 is 66 509 ha van de zoekgebieden tolerant voor overstroming (53%), maar als wordt uitgegaan van de meest kritische plantengemeenschappen van de natuurdoeltypen (tabel 10) neemt het areaal af tot 32 665 ha (26%). De resultaten van tabel 9 zijn in fig. 10 weergegeven. De grootste oppervlakte aan natuurgebieden met een grote tolerantie ligt in laag-Nederland; ca. 57 000 van de 66 509 ha.. 28. Alterra-rapport 766.

(29) Fig 10 Overstromingstolerantie (kwantitatief) op basis van de gemiddelde tolerantie van de plantengemeenschappen van de natuurdoeltypen in een potentieel waterbergingsgebied. 4.2. Resultaten mbt tolerantie voor kwaliteitseffecten van overstroming. De verdeling naar ha’s van de kwalitatieve overstromingstolerantie is in onderstaande tabellen 11 en 12 weergegeven voor respectievelijk de gemiddelde en de meest kritische plantengemeenschappen van de natuurdoeltypen. Volgens tabel 11 is ca 84 739 ha van de zoekgebieden tolerant voor overstroming (67%), maar als wordt. Alterra-rapport 766. 29.

(30) uitgegaan van de meest kritische plantengemeenschappen van de natuurdoeltypen (tabel 12) neemt het areaal af tot 65 672 ha (52%). De resultaten van tabel 11 zijn in fig. 11 weergegeven. De grootste oppervlakten aan natuurgebieden met een grote tolerantie liggen eveneens in laag Nederland; ca 73 000 van de 84 739 ha. Tabel 11 Overstromingstolerantie in hectares (kwalitatief) op basis van de gemiddelde tolerantie van de plantengemeenschappen van de natuurdoeltypen Zoekgebied Beekdalen Inlaatgebieden Retentiegebieden Retentie/ Inlaatgebieden Totaal. Niet. Gering. Matig. 12072 12374 45643. Zout/brak 8888 30 166 3584. Onbekend 9999 517 28 98. Totaal 30692 14086 59597. 14651 84739. 240 4020. 733 1376. 21317 125692. Groot. (0-0.4). (0.5-1.4). (1.5-2.4). (2.5-3.0). 5396 62 2280. 3130 24 466. 9548 1431 7526. 372 8110. 26 3647. 5295 23800. Tabel 12 Overstromingstolerantie (kwantitatief) op basis van de tolerantie van de meest kritische plantengemeenschappen van de natuurdoeltypen Zoekgebied Beekdalen Inlaatgebieden Retentiegebieden Retentie/ Inlaatgebieden Totaal. 30. (0-0.4). (0.5-1.4). (1.5-2.4). (2.5-3.0). Zout/brak 8888. 9429 2159 3911. 4792 26 2565. 6371 3704 11677. 9643 8169 40218. 5307 20805. 635 8017. 7437 29188. 7642 65672. Niet. Gering. Matig. Groot. 1207. Onbekend 9999 458 28 20. Totaal 30692 14086 59597. 5 1212. 291 797. 21317 125692. Alterra-rapport 766.

(31) Fig. 11 Overstromingstolerantie (Kwalitatief) op basis van het gemiddelde tolerantie van de plantengemeenschappen van de natuurdoeltypen in een potentieel waterbergingsgebied. Alterra-rapport 766. 31.

(32) 4.3. Combinatie van de toleranties voor kwantiteits- en kwaliteitseffecten van overstroming. Voor de combinatiekaart is de waardering voor kwantiteit en kwaliteit gecombineerd. De combinatie voor de gemiddelde kwantitatieve overstromingstolerantie en de gemiddelde kwalitatieve overstromingstolerantie staat in tabel 13. Tabel 13. Waardering waterkwantiteit en waterkwaliteit op basis van de gemiddelde overstromingstolerantie van de plantengemeenschappen van de natuurdoeltypen Waardering Waterkwantiteit. 0 0 0 1 1. 0 1 2 3. 1 0 1 2 2. Waterkwaliteit 2 1 2 2 3. 3 1 2 3 3. Naast deze gemiddelde waardering is tevens uitgegaan van de meest kritische benadering. De combinatie voor de overstromingstolerantie hiervan staat in tabel 14. Tabel 14. Waardering waterkwantiteit en waterkwaliteit op basis van de overstromingstolerantie van de meest kritische plantengemeenschappen van de natuurdoeltypen Waardering Waterkwantiteit. 0 0 0 0 0. 0 1 2 3. 1 0 1 1 1. Waterkwaliteit 2 0 1 2 2. 3 0 1 2 3. De resultaten zijn in de tabellen 15 en 16 en in respectievelijk de figuren 12 en 13 weergegeven. Tabel 15 Overstromingstolerantie (Combinatie kwalitatief en kwantitatief) op basis gemiddelde gevoeligheid van de natuurdoeltypen Zoekgebied Beekdalen Inlaatgebieden Retentiegebieden Retentie/ Inlaatgebieden Totaal. 32. 12658 11953 37452. Zout/brak 8888 30 166 3584. Onbekend 9999 517 28 98. Totaal 30692 14086 59597. 15207 77270. 240 4020. 733 1376. 21317 125692. Niet. Gering. Matig. Groot. (0-0.4). (0.5-1.4). (1.5-2.4). (2.5-3.0). 5275 62 2322. 1934 24 320. 10279 1852 15821. 372 8030. 14 2292. 4751 32703. Alterra-rapport 766.

(33) Tabel 16 Overstromingstolerantie (Combinatie kwalitatief en kwantitatief) op basis van de meest kritische plantengemeenschappen van de natuurdoeltypen Zoekgebied Beekdalen Inlaatgebieden Retentiegebieden Retentie/Inlaatgebieden Totaal. Niet. (0-0.4). 18316 5893 30384 11769 66363. Gering. (0.5-1.4). 4761 1505 8007 2488 16761. Matig. (1.5-2.4). 885 1337 6195 4436 12854. Groot. (2.5-3.0). 6272 5322 14992 2331 28917. Onbekend 9999 458 28 20 291 797. Totaal 30692 14086 59597 21317 125692. Het areaal gebieden met een grote tolerantie bedraagt, uitgaande van de gemiddelde waardering van kwantiteit en kwaliteit (tabel 15), 77 270 ha, ofwel 61% van het totale zoekgebied. De bijdrage van natuurgebieden met een grote tolerantie is, uitgaande van de meest kritische plantengemeenschappen (tabel 16), aanmerkelijk minder, 28 917 ha (23 %).. Alterra-rapport 766. 33.

(34) Fig. 12 Overstromingstolerantie (kwantitatief en kwalitatief) op basis van de gemiddelde tolerantie van de plantengemeenschappen van de natuurdoeltypen in een potentieel waterbergingsgebied. 34. Alterra-rapport 766.

(35) Fig. 13 Overstromingstolerantie (kwantitatief en kwalitatief) op basis van de tolerantie van de meest kritische plantengemeenschappen van de natuurdoeltypen in een potentieel waterbergingsgebied. Alterra-rapport 766. 35.

(36)

(37) 5. Conclusies. Deze studie moet een getalsmatig inzicht geven in de mogelijkheden van het combineren van waterberging en natuur. Uit de resultaten blijkt dat een aanzienlijke oppervlakte natuurgebieden daar gemiddeld genomen in potentie min of meer geschikt voor is. Ook als de meest kritische toleranties van de natuurdoeltypen maatgevend zijn, is er nog een aanzienlijke oppervlakte geschikt om als bergingsgebied te fungeren. De gemiddelde oppervlakte van de overstromingstolerante gebieden is ruim tweemaal de oppervlakte van de niet tolerante gebieden. In hoog Nederland zijn de gebieden minder tolerant, vaak omdat de tolerantie ten aanzien van de waterkwaliteit beperkend is. Uit deze studie blijkt concreet dat: • 588.000 ha van de oppervlakte van de natuurdoeltypenkaart ook voorkomen op de IPO-waterbergingskansenkaart of de vasthoudenkansenkaart en daarmee in potentie geschikt zijn voor de combinatie van natuur en waterberging of natuur en watervasthouden, • 125.000 ha van oppervlakte van de natuurdoeltypenkaart voorkomen op de IPOwaterbergingskansenkaart en daarmee in potentie geschikt zijn als waterbergingsgebied, • 77.000 ha geschikt zijn als de oppervlakte gebaseerd wordt op de ‘gemiddelde’ tolerantie voor overstroming van de natuurdoeltypen, • 28.900 ha geschikt zijn als de oppervlakte gebaseerd wordt op de minst overstromingstolerante plantengemeenschap die onderdeel vormen van de natuurdoeltypen.. Alterra-rapport 766. 37.

(38)

(39) 6. Discussie. Deze studie moet een getalsmatig inzicht geven in de mogelijkheden van het combineren van waterberging en natuur. Het doel van de analyse is niet om concrete gebieden aan te wijzen. Daarvoor is de toegepaste methode te grof en is het gebruikte kaartmateriaal niet geschikt. De belangrijkste knelpunten worden hieronder aangestipt. Bij een verdere uitwerking van het thema natuur en waterberging zal hier de nodige aandacht aan moeten worden geschonken: • belangrijke aspecten als duur en tijdstip van de overstroming, slibkwaliteit, effecten op de fauna, ed. zijn niet in beschouwing genomen, • de IPO-waterbergingskansenkaart behoeft actualisatie. (Bij voorbeeld omdat belangrijke natuurgebieden, die kansen hebben voor waterberging, ontbreken), • de watervasthoudenkaart geeft aan waar kansrijke gebieden liggen om in bovenstroomse gebieden water vast te houden. Veel van deze gebieden mogen niet overstromen, maar kunnen wel gebaat zijn bij vernatting met gebiedseigen water, • de natuurdoeltypenkaart is gebaseerd op de oude indeling en kent nog een aantal onvolkomendheden. De nieuwe doeltypen hebben een betere onderbouwing van water- en milieurandvoorwaarden, maar hier wordt in de praktijk nog niet mee gewerkt, • de invulling van de natuurdoeltypenkaart verschilt per provincie omdat techniek, ambitie en uitwerking niet op elkaar zijn afgestemd. De natuurdoeltypenkaart weerspiegelt een wensbeeld en houdt geen rekening met bestaande kwaliteiten van natuurterreinen. Nog te ontwikkelen doeltypen bieden meer speelruimte voor waterberging, • bij de waardering voor de tolerantie voor overstroming wordt ervan uitgegaan dat de vereiste milieucondities van de natuurdoeltypen al gerealiseerd zijn. Waar dat met name bij bestaande natuur niet het geval is, bijvoorbeeld als kwel ontbreekt waar dat gezien het natuurdoeltype er wel moet zijn, kan het negatieve consequenties hebben voor de realiseerbaarheid van het doeltype. Waterberging behoort in dergelijke gebieden in feite pas tot de mogelijkheden, wanneer de gewenste milieucondities zijn bereikt. • een kaart met de actuele milieucondities kan hieraan tegemoet komen, • gebieden waar wel de vereiste milieucondities heersen, bieden vaak minder mogelijkheden voor waterberging, bijvoorbeeld omdat in natte situaties weinig waterberging overblijft, • de resultaten staan nu op zichzelf. Beter is het om effecten op en mogelijkheden in omringende gebieden mee te nemen. Voor de watervasthoudgebieden is de bijdrage aan de waterbergingsproblematiek in de lagere delen nog onvoldoende bekend, • bij de analyse is de gebiedsgrootte van de natuurgebieden niet in beschouwing genomen, kleine gebieden vragen mogelijk meer inrichtingskosten dan grotere en zijn daardoor mogelijk minder geschikt.. Alterra-rapport 766. 39.

(40)

(41) Literatuur. Bal D., H.M. Beije, Y.R. Hoogeveen, S.J.R. Jansen en P.J. van Reest, 1995. Handboek natuurdoeltypen in Nederland. Wageningen. IKC-Natuurbeheer, Ministerie van LNV. Bal D., H.M. Beije, M Fellinger, R. Haveman, A.J.F.M. van Opstal en F.J. van Zadelhoff, 2001. Handboek natuurdoeltypen. Tweede, geheel herziene editie. Wageningen. Expertisecentrum LNV, Ministerie van LNV. Duel H., C. Kwakernaak, T. Segeren en L.C.P.M. Stuyt, 2000. Indicatieve zoekgebieden voor waterberging in polders en beekdalen. Delft ,WL en Alterra. Gaast J.W.J., H.Th.L. Massop, J. van Os, L.C.P.M. Stuyt, P.J.T. van Bakel en C. Kwakernaak, 2002. Waterkansen in het SGR2. Potenties voor realisatie van de wateropgaven. Wageningen, Alterra-rapport 558. Gaast J.W.J., P.J.T. van Bakel en H.Th.L. Massop, 2003. Waterkansen in het SGR2. Evaluatie van de wateropgaven in relatie tot de netto-EHS. Wageningen, Alterra-rapport 558.1. MR&W Noord-Holland, 2002. Waterwildernis. Invloed van waterberging op de ontwikkeling van natuur. Habiforum en Provincie Noord-Holland. Runhaar, J. en S. Hennekens, 2002. Hydrologische Randvoorwaarden Natuur. (gebruikershandleiding, Alterra. Wageningen). Alterra-rapport 766. 41.

(42)

(43) Aanhangsel 1 Waardering kwantiteit en kwaliteit per natuurdoeltype (99 niet toegekend) Afgesloten zeearmen az-2.1 Afgesloten zoet zeearmenlandschap az-2.3 Afgesloten zout zeearmenlandschap az-3.1 Open begroeiing van droge gronden az-3.2 Open begroeiing van vochtige gronden az-3.3 Zoute en brakke ruigte en grasland az-3.4 Rietland en ruigte az-3.5 Bloemrijk grasland az-3.5nmvg nat, matig voedselrijk grasland az-3.5nsg nat schraalgrasland az-3.6 Struweel, mantel- en zoombegroeiing az-3.7 Bosgemeenschappen van zandgrond az-3.8 Bosgemeenschappen van zeeklei az-3.zoet zoetwatergemeenschap az-4.1 Grasland, relatief voedselrijk az-4B multifunctioneel zeearmenlandschap az-4B(2.1) multifunctioneel, afgesloten zoet zeearmenlandschap az-4B(3.zoet) zoetwatergemeenschap az-4B.2 rietcultuur az-4B.3 inheemse boscultuur az-4B.bos multifunctioneel bos, al of niet met exoten Duinen du-1.1 dynamisch duinlsandschsp du-2.1 gedempt-dynsmisch duinlandschap du-3.1 Duinbeek du-3.10 Struweel, mantel- en zoombegroeiing du-3.11 Hakhout du-3.12 Bosgemeenschappen van kalkarm duin du-3.13 Bosgemeenschappen van kalkrijk duin du-3.14 Bosgemeenschappen van de duinzoom du-3.16 Park-stinzenbos du-3.2 Duinmeer du-3.2brak brakwatergemeenschap du-3.2zoet zoetwatergemeenschap du-3.3 Slufter en groen strand du-3.4 Duinrietland en -ruigte du-3.5 Nat schraalgrasland du-3.5nmvg nat, matig voedselrijk grasland du-3.6 Bloemrijk grasland du-3.7 Droog duingrasland en open duin du-3.7gras duingrasland du-3.7stuif strand en stuivend duin du-3.8 Droge duinheide du-3.9 Natte tot vochtige voedselarme duinvallei du-3.9heide natte duinheide du-3.9jong jonge, natte duinvallei du-4.1 Akker, multifunctioneel du-4.1res Akker - reservaat (half-natuurlijke akker). Alterra-rapport 766. Kwantiteit gem. kritisch 3*) 3 3 3 0 0 3 3 2 0 3 3 2 1 2 2 2 1 2 0 0 0 3 3 3 3 3 2 3 3 3 3. Kwaliteit voedsel zout 3 3 3 3 99 99 2 3 3 4 3 3 3 1 3 1 2 1 3 1 99 99 3 1 3 3 3 2 3 2 3 2. samen 3 3 99 3 4 3 3 3 2 3 99 3 3 3 3 3. 3 3 1 1. 3 3 0 0. 3 3 3 3. 1 3 1 1. 3 3 3 3. 2 3 2 1 1 0 0 1 1 2 2 2 3 3 1 1 2 0 0 0 0 2 2 2 2 2. 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 3 2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 1. 1 2 2 2 2 99 99 2 3 2 2 1 2 3 2 2 3 99 99 99 99 1 0 1 3 3. 1 3 2 1 0 99 99 0 0 2 3 1 4 2 1 1 2 99 99 99 99 2 1 2 1 1. 1 3 3 2 1 99 99 1 2 3 3 1 4 3 2 2 3 99 99 99 99 2 0 2 3 3. 43.

(44) du-4.2 Grasland, relatief voedselrijk du-4B duinen, multifunctioneel du-4B(3.1) multifunctioneel, duinbeek du-4B(3.2) multifinctionee;, duinmeer du-4B(3.7stuif) multifunctioneel, open duin du-4B.3 inheemse boscultuur du-4B.4 boscultuur met uitheemse soorten du-4B.bos multifunctioneel bos, al of niet met exoten Getijdengebied gg-1.1 Dynamisch zout getijdenlandschap gg-2.1 Gedempt-dynamisch zout getijdenlandschap gg-2.2 Gedempt-dynamisch estuarien getijdenlandschap gg-3.1 Onbeheerde kwelder gg-3.2 Beheerde kwelder gg-4B(2.2) multifunctioneel, gedempt-dynamisch estuarien getijdenlandschap Heuvelland hl-3.10 Bosgemeenschappen van helling en plateau hl-3.11 Bosgemeenschappen van bron en beek hl-3.12 Middenbos hl-3.2 Zoet watergemeenschap hl-3.3 Rietland en ruigte hl-3.4 Kalkgrasland hl-3.5 Droog loessgrasland hl-3.6 Bloemrijk grasland hl-3.7 Vochtig schraalgrasland hl-3.7nmvg nat, matig voedselrijk grasland hl-3.8 Struweel, mantel- en zoombegroeiing hl-3.9 Hakhout hl-4.1beh Akker - beheer (multifunctionele akker) hl-4.1res Akker - reservaat (half-natuurlijke akker) hl-4.2 Grasland, realtief voedselrijk hl-4B(3.2) multifunctioneel, zoet watergemeenschap hl-4B.bos multifunctioneel bos, al of niet met exoten Hogere zandgronden hz-1.2 hoogveenlandschap hz-2.1 boslandschap op arme en lemige gronden hz-2.2 zandverstuivingslandschap hz-2.3 boslandschap van bron en beek hz-3.1 Laaglandbeek hz-3.10 Vochtige heide en levend hoogveen hz-3.11 Struweel, mantel- en zoombegroeiing hz-3.12 Hakhout hz-3.13 Bosgemeenschappen van arme zandgrond hz-3.14 Bosgemeenschappen van leemgrond hz-3.15 Bosgemeenschappen van bron en beek hz-3.16 Bosgemeenschappen van hoogveen hz-3.16hv hoogveenbos op Hogere zandgronden hz-3.16lv laagveenbos op Hogere zandgronden hz-3.17 Middenbos hz-3.18 boombos hz-3.19 Park-stinzenbos hz-3.2 Zoet watergemeenschap hz-3.3 Rietland en ruigte. 44. 3 0 2 2 0 0 0 0. 2 0 0 0 0 0 0 0. 3 99 2 2 99 99 99 99. 2 99 2 2 99 99 99 99. 3 99 3 3 99 99 99 99. 99 99 99 99 99 99. 99 99 99 99 99 99. 99 99 99 99 99 99. 99 99 99 99 99 99. 99 99 99 99 99 99. 0 3 1 3 3 0 1 2 2 3 1 1 2 2 3 3 1. 0 3 0 3 2 0 0 1 2 2 0 0 1 1 3 3 0. 99 2 2 2 3 99 1 2 2 3 2 2 3 3 3 2 3. 99 0 0 1 3 99 0 0 0 0 1 1 1 1 2 0 1. 99 1 1 2 3 99 0 1 1 2 2 2 3 3 3 1 3. 1 0 0 3 3 1 1 1 0 1 3 1 2 3 2 0 1 3 3. 0 0 0 3 3 0 0 0 0 0 3 0 1 3 0 0 0 3 1. 0 99 99 2 2 0 2 2 99 2 2 0 0 2 2 99 2 2 3. 0 99 99 1 1 0 0 1 99 0 0 0 0 2 1 99 1 1 2. 0 99 99 2 2 0 1 2 99 1 1 0 0 3 2 99 2 2 3. Alterra-rapport 766.

(45) hz-3.4 Ven hz-3.5 Droog grasland hz-3.6 Bloemrijk grasland hz-3.7 Vochtig schraalgrasland hz-3.7nmvg nat, matig voedselrijk grasland hz-3.8 Open zand hz-3.9 Droge heide hz-4.1beh Akker - beheer (multifunctionele akker) hz-4.1onb Akker- multifunctioneel hz-4.1res Akker - reservaat (half-natuurlijke akker) hz-4.2 Grasland, realtief voedselrijk hz-4B(3.1) Multifunctioneel, laaglandbeek hz-4B(3.2) multifunctioneel, zoet watergemeenschap hz-4B(3.3) Multifunctioneel, rietland en ruigte hz-4B.3 Multifunctioneel, inheemse boscultuur hz-4B.4 multifunctioneel bos, al of niet met exoten hz-4B.bos multifunctioneel bos, al of niet met exoten Laagveengebied lv-2.1 veenmoeraslandschap lv-3 onbekend laagveenlandschap lv-3.1 Zoet watergemeenschap lv-3.10 Bosgemeenschappen van voedselarm (hoog)veen lv-3.2 Brak watergemeenschap lv-3.3 Rietland en ruigte lv-3.3vmrl veenmosrietland lv-3.4 Nat schraalgrasland lv-3.4nmvg nat, matig voedselrijk grasland lv-3.5 Bloemrijk grasland lv-3.6 Veenheide lv-3.7 Struweel lv-3.8 Hakhout en griend lv-3.9 Bosgemeenschappen van voedselrijk (laag)veen lv-4.1beh Akker - beheer (multifunctionele akker) lv-4.1res Akker - reservaat (half-natuurlijke akker) lv-4.2 Grasland, relatief voedselrijk lv-4B Laagveengebied, multifunctioneel lv-4B(3.1) multifunctioneel, zoet watergemeenschap lv-4B.3 Rietcultuur lv-4B.4 Inheemse boscultuur lv-4B.5 boscultuur met uitheemse soorten lv-4B.bos multifunctioneel bos, al of niet met exoten Rivierengebied ri-2.1 Rivierboslandschap in vrij afstromen riviertraject ri-2.2 rivierboslandschap in gevarieerd milieu ri-3 onbekend rivierlandschap ri-3.1 Rivier en nevengeul ri-3.10 Bosgemeenschappen van rivierklei ri-3.11 Middenbos ri-3.12 Park-stinzenbos ri-3.2 Plas en geisoleerde strang ri-3.3 Rietland en ruigte ri-3.4 Nat schraalgrasland ri-3.4nmvg nat, matig voedselrijk grasland ri-3.5 Stroomdalgrasland. Alterra-rapport 766. 1 1 2 2 2 0 0 2 2 2 3 3 3 3 0 0 0. 0 0 0 1 1 0 0 1 1 1 3 3 3 3 0 0 0. 1 1 3 2 2 99 99 3 3 3 3 3 1 3 99 99 99. 1 0 1 1 1 99 99 1 1 1 2 1 1 1 99 99 99. 1 0 3 2 2 99 99 3 3 3 3 3 1 3 99 99 99. 3 1 3 1 3 3 3 2 3 2 1 2 3 2 2 2 3 3 3 3 1 1 1. 3 2 3 0 3 2 2 2 2 1 0 0 0 0 1 1 3 3 3 3 0 0 0. 3 2 2 2 3 3 2 2 3 3 0 3 3 2 3 3 3 3 3 3 3 3 3. 2 1 1 0 3 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2. 3 2 2 1 3 3 3 2 3 3 0 3 3 2 3 3 3 3 3 3 3 3 3. 3 3 3 3 3 2 1 3 3 3 3 1. 3 3 3 3 3 0 1 3 3 2 3 0. 3 3 3 3 3 3 2 3 3 2 2 3. 2 2 2 2 1 1 1 2 2 1 1 1. 3 3 3 3 3 3 2 3 3 2 2 3. 45.

(46) ri-3.6 ri-3.7 ri-3.8 ri-3.9 ri-4.1 ri-4.1beh ri-4.1res ri-4.2 ri-4B ri-4B(3.1) ri-4B(3.2) ri-4B.3 ri-4B.4 ri-4B.5 ri-4B.bos Zeekleigebied zk-2.1 zk-2.2 zk-3.1 zk-3.10 zk-3.11 zk-3.12 zk-3.13 zk-3.2 zk-3.3 zk-3.4 zk-3.5 zk-3.5nmvg zk-3.6 zk-3.7 zk-3.8 zk-3.9 zk-4.1beh zk-4.1res zk-4.2 zk-4B zk-4B(3.1) zk-4b(3.2) zk-4B.3 zk-4B.4 zk-4B.5 zk-4B.bos. Rivierduin en slik Struweel, mantel- en zoombegroeiing Hakhout en griend Bosgemeenschappen van zandgrond Akker, multifuntioneel Akker - beheer (multifunctionele akker) Akker - reservaat (half-natuurlijke akker) Grasland, relatief voedselrijk Rivierlandschap, multifunctioneel multifunctioneel, rivier en strang multifunctioneel, plas en geisoleerde strang Rietcultuur Inheemse boscultuur boscultuur met uitheemse soorten multifunctioneel bos, al of niet met exoten. 3 1 3 0 2 2 2 3 3 3 3 3 1 1 1. 0 0 1 0 1 1 1 3 3 3 3 3 0 0 0. 3 3 3 99 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3. 1 1 1 99 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2. 3 3 3 99 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3. klei-oermoeras (incl. Zoet getijdenlandschap) kleiboslandschap Zoet watergemeenschap Bosgemeenschappen van zeeklei Bosgemeenschappen van veen-op-klei Middenbos Park-stinzenbos Brak watergemeenschap Zoute en brakke ruigte en grasland Rietland en ruigte Nat schraalgrasland nat, matig voedselrijk grasland Bloemrijk grasland Veenheide Struweel, mantel- en zoombegroeiing Hakhout en griend Akker - beheer (multifunctionele akker) Akker - reservaat (half-natuurlijke akker) Grasland zeekleigebied, multifunctioneel multifunctioneel, zoet watergemeenschap multifunctioneel, brak watergemeenschap Rietcultuur Inheemse boscultuur boscultuur met uitheemse soorten multifunctioneel bos, al of niet met exoten. 3 3 3 3 0 1 1 3 3 3 2 2 3 1 2 3 2 2 3 3 3 3 3 1 1 1. 3 3 3 3 0 0 0 3 0 2 0 0 1 1 0 1 1 1 3 3 3 3 3 0 0 0. 3 3 3 3 99 3 2 3 3 3 2 3 3 1 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3. 2 2 2 2 99 1 1 3 4 2 2 2 1 2 1 1 2 2 2 1 1 1 2 1 1 1. 3 3 3 3 99 3 2 3 4 3 3 3 3 2 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3. groep 1 (-1.) groep 2 (-2.) groep 3 (-3.) groep 4 (-4.) *) zie tekst. nagenoeg nartuurlijke eenheden begeleid natuurlijke eenheden half natuurlijke eenheden multifunctionele eenheden. 46. Alterra-rapport 766.

(47)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij deze druk gaven de buizen het water gelijkmatig af door een groot aantal kleine poriën.. De ingegraven poreuze buizen zijn voortdurend gevuld gehouden met

Bovendien bleek het gemiddelde vruchtgewicht bij de met Duraset bespoten planten hoger te liggen dan bij de onbespoten planten, zodat naar alle waarschijn­ lijkheid de standplaats

Samenstelling van drainwater en gewas wordt geanalyseerd en er wordt een bemestingsschema ontwikkeld voor teelt grond uit Freesia met hergebruik van drainwater. Freesiatelers

[r]

Ten opsigte van die gekombineerde laag van die uitbeelding van die verhaal (A) het al veertien speelprente positief getoets op beide vlakke van vorm en inhoud?. Ten opsigte van die

Hoewel veel organisaties hebben gewezen op het mogelijk verlies aan rechten door de overheveling van individuele voor- zieningen uit het AWBZ-regime naar de WMO, hoeft het contrast

Simbole is volop in die drie digters Gezelle, Totius e n Opperman se digkuns en word ln die afsonderlike hoofstukke oor die digter s bespreek... Dlt :Is alrccds

It seems that without effective respect for and promotion of the procedural rights aspects of access to information, people’s rights and interests may not be