• No results found

Het effect van BMI op het gevoel van eigenwaarde

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het effect van BMI op het gevoel van eigenwaarde"

Copied!
61
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het effect van BMI op het gevoel van

eigenwaarde

Jasper van Lenthe (500694077)

Onderzoeksthema meten van motoriek Academie voor Lichamelijke Opvoeding

Faculteit Bewegen Sport en Voeding, Hogeschool van Amsterdam Datum 21-5-19

Begeleider: Niek Schaper Beoordelaar: Anne den Uil

(2)

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 3

Samenvatting ... 4

Inleiding ... 5

Gevoel van eigenwaarde ... 5

BMI ... 6

BMI en gevoel van eigenwaarde ... 7

Methode ... 9

Deelnemers ... 9

Procedure ... 9

Meetinstrument ... 10

Data analyse en statistische analyse ... 10

Resultaten ... 12 Beschrijvende statistiek ... 12 Verklarende statistiek ... 13 Discussie ... 15 Conclusie ... 17 Literatuurlijst ... 18 Bijlages ... 20 Bijlage 1 Toestemmingsbrief ... 20 Bijlage 2 Analyses ... 22 Bijlage 3 CBSK vragenlijst... 54 Bijlage 4 Plagiaatcheck ... 61

(3)

Voorwoord

Voor u ligt het afstudeeronderzoek ‘Het effect van BMI op het gevoel van eigenwaarde’. Dit onderzoek heb ik uitgevoerd als afsluitend onderdeel van mijn opleiding aan de Academie Lichamelijke Opvoeding te Amsterdam. Dit onderzoek is mij zeer zwaar gevallen en zou nooit tot stand zijn gekomen zonder de steun van mijn ouders en mijn vriendin.

Ik wil dit stuk ook gebruiken om mijn begeleiders te bedanken. Anne den Uil die mij voor heel lang heeft begeleid en met mij geprobeerd heeft om mijn scriptietraject zoveel mogelijk op de rails te houden. En ik wil haar met name bedanken voor mij nooit het gevoel te geven dat het een hopeloos project was ook al leek dat het voor mij wel zo. En ik wil graag Koene en Niek Schaper bedanken voor de structuur en de begeleiding die ze mij hebben gegeven tijdens de scriptiebegeleidingsweek, zonder hen was het mij nooit gelukt.

(4)

Samenvatting

Het doel van het onderzoek is om te onderzoeken of er een verband is tussen BMI en het gevoel van eigenwaarde. vDe gemeten variabelen zijn BMI en het gevoel van eigenwaarde. BMI is gemeten aan de hand de formule lengte / gewicht2 en de deelnemers zijn vervolgens opgedeeld in 4 groepen, namelijk gezond gewicht, ondergewicht, overgewicht en obesitas. Het gevoel van eigenwaarde is gemeten met behulp van de CBSK. De data is afkomstig van het MAMBO project te Amsterdam. De gebruikte data is van leerlingen tussen 8 en 14 jaar (M=11.11 , SD=1.40). Aan het onderzoek deden 488 (49.8%) jongens en 492 (50.2%) meisjes mee, in totaal 980 leerlingen. Met de Kruskal Wallis test is er gekeken of er een significant verschil is tussen het gevoel van eigenwaarde van de verschillende gewichtsgroepen.

Vervolgens is in de post-hoc testen gekeken of er tussen de groep gezond gewicht en elk van de andere groepen een significant verschil is. Daarna is op dezelfde manier gekeken naar deze groepen, maar opgedeeld in geslacht.

Resultaten

Er werd een marginaal significant verband gevonden tussen het gevoel van eigenwaarde en verschillende BMI-gewichtsklassen (H(2) = 6,492, p = 0.09). In de post-hoc testen werd er geen significant verschil gevonden tussen de groep gezond BMI en elk van de ongezonde BMI groepen. Er werd bij de mannen een significant verschil gevonden tussen het gevoel van eigenwaarde en verschillende BMI-gewichtsklassen (H(2) = 10,022, p = 0,018). Bij de post-hoc testen werd er geen significant verschil gevonden tussen het gevoel van eigenwaarde van de groep met een gezond BMI en de groepen met een ongezond BMI. Bij de vrouwen werd ook geen significant verschil gevonden (H(2) = 6,186, p = 0,103).

Conclusie

Het gevoel van eigenwaarde wordt niet beïnvloed door het hebben van een gezonder BMI. Hierin speelde geslacht geen rol. Om het gevoel van eigenwaarde te verbeteren zou grotere deelname aan fysieke activiteiten een belangrijkere factor kunnen zijn.

(5)

Inleiding

Het hebben van overgewicht kan negatieve gevolgen hebben voor het kind. Niet alleen zijn de gezondheidsrisico’s hoog, ook ervaart het kind andere lasten (Nederlands Jeugdinstituut, 2019). Het kind heeft een vergrote kans op een lage zelfwaardering en daarmee

samenhangende psychosociale problemen. Van de 200.000 Amsterdamse jongeren tussen de 12 en 25 jaar heeft ruim 12 procent psychische hulp nodig (AT5, 2018). Depressie is een steeds groter wordend probleem onder jongeren. 12,3% van de 13- en 14 jarigen in Amsterdam kampt met depressieklachten. Van deze leeftijdsgroep heeft 3% weleens een poging gedaan tot zelfdoding (GGD, 2018).

Zelfwaardering of gevoel van eigenwaarde wordt gedefinieerd als de positieve of negatieve evaluatie die een individu heeft van het eigen zelfbeeld. Het zelfbeeld is het totaal aan kennis dat een individu heeft van zijn of haar persoonlijke eigenschappen (Smith & Mackie, 2014). In deze studie wordt onderzocht of er een verband is tussen het gevoel van eigenwaarde en de body mass index. Body mass index of BMI is een veelgebruikte index om mensen in te delen in gewichtsgroepen. BMI geeft een verhouding weer tussen de lengte en gewicht van een persoon (Nuttall, 2015).

Het doel van het onderzoek is om te bekijken of er een verband is tussen BMI en het gevoel van eigenwaarde. Gevoel van eigenwaarde wordt als belangrijke indicatie gezien voor het welzijn en de geestelijke gezondheid van mensen (Paradise & Kernis, 2002). Een lage

zelfwaardering lijkt een belangrijke factor in het ontstaan van een depressie (Sowislo & Orth, 2013). Korrelboom, Marissen en Van Assendelft (2010) bevelen aan om de zelfwaardering te verhogen als een manier om verschillende persoonlijke en sociale problemen aan te pakken. Mensen met een positieve zelfwaardering, voelen beter over zichzelf en zijn beter in staat om effectief om te gaan met uitdagingen en negatieve feedback (Heatherton & Wyland, 2003).

Gevoel van eigenwaarde

Het gevoel van eigenwaarde wordt door Blascovich en Tomaka (2013)beschreven als de som van evaluaties over verschillende attributen van het zelfbeeld. Gevoel van eigenwaarde is de positieve of negatieve visie op het zelfbeeld. Wanneer iemand gelooft dat hij of zij niet kan zingen, is dit onderdeel van zijn of haar zelfbeeld, maar dit hoeft geen relatie te hebben met zelfwaardering. Wanneer iemand zich matig of zeer depressief voelt omdat hij of zij niet kan zingen, zegt dat wat over het gevoel van eigenwaarde (Blascovich & Tomaka, 2013). Mensen met een laag gevoel van eigenwaarde zijn geneigd om zich te focussen op de negatieve

(6)

karakteristieken van henzelf, terwijl zij positieve karakteristieken negeren (Korrelboom et al., 2010). Een laag gevoel van eigenwaarde wordt geassocieerd met emotionele en

gedragsproblemen. In vergelijking met mensen met een hoge zelfwaardering, hebben mensen met een lage zelfwaardering de neiging om meer angstig, depressief, jaloers, verlegen en over het algemeen niet gelukkig te zijn (Mecca, Smelser, & Vasconcellos, 1989). Ook zijn zij minder assertief, halen minder voldoening uit hechte vriendschappen en zijn eerder geneigd om te stoppen met school. Daarnaast zijn zij eerder geneigd om zich te gedragen op zo’n manier dat ze een gevaar voor zichzelf of anderen vormen. Een laag gevoel van eigenwaarde wordt geassocieerd met onveilige seks, tienerzwangerschappen, agressiviteit, crimineel gedrag, het misbruik van alcohol en andere drugs en negatieve subculturen, zoals criminele bendes (Mecca et al., 1989). In het onderzoek van Paradise en Kernis (2002) werd het gevoel van eigenwaarde gemeten aan de hand van zes onderdelen, namelijk autonomie, beheersing van de omgeving, doel in het leven, zelfacceptatie en persoonlijke groei. In de uitkomst werd onderscheid gemaakt tussen hoog en laag gevoel van eigenwaarde en stabiel en onstabiel gevoel van eigenwaarde. Stabiel betekent volgens Paradise en Kernis (2002) dat er voor verschillende situaties dezelfde uitkomst voorkwam. Mensen met een stabiel hoog gevoel van eigenwaarde hebben een positievere kijk op het leven en dit wordt niet aangetast wanneer men met tegenslagen te maken krijgt. Daarentegen reageren mensen met een onstabiel hoog gevoel van eigenwaarde vaker bozer en agressief in situaties die hen uitdagen (Paradise & Kernis, 2002).

BMI

Body mass index is een meting van het gewicht aangepast voor lengte. Het wordt berekend als gewicht in kilo’s gedeeld door lengte in meters in het kwadraat (Must & Anderson, 2006). Het BMI wordt gebruikt als maat voor het bepalen van ondergewicht, gezond gewicht,

overgewicht en obesitas. er is sprake van ondergewicht bij een BMI van 18.5 kg/m2, van een gezond gewicht bij een BMI tussen 18.5 kg/m2 en 25 kg/m2, van overgewicht bij 25 kg/m2 en van obesitas bij 30 kg/m2 en hoger(Reilly et al., 2003). Voor kinderen is het BMI

berekenen met de standaard formule minder precies, omdat kinderen continu aan verandering onderhevig zijn. Daarom is er voor kinderen geen universele maat voor obesitas, er wordt voor deze groep gebruik gemaakt van referentiecurven van BMI voor leeftijd (Kok, Seidell, & Meinders, 2004). Een internationale referentiecurve komt van de International Obesity Task Force (IOTF) met data van kinderen in de Verenigde Staten, Verenigd Koninkrijk, Hong Kong, Nederland, Singapore en Brazilië (Must & Anderson, 2006). Kinderen met

(7)

overgewicht hebben op latere leeftijd een verhoogde kans op hart en vaatziekten en

overgewicht bij kinderen is een voorbode voor gewichtsproblemen op latere leeftijd (Reilly, et al., 2003).

BMI en gevoel van eigenwaarde

In eerder gedaan onderzoek van Paxton, Neumark-Sztainer, Hannan en Eisenberg (2006) werd onderzocht of ontevredenheid over het lichaam een voorspeller is voor een depressieve stemming en een laag gevoel van eigenwaarde op latere leeftijd bij adolescenten. Bij het onderzoek is gebruik gemaakt van de gegevens van twee groepen, namelijk een groep van vroeg-adolescenten bestaande uit 440 meisjes (M leeftijd: 12.7 jaar, SD:.74) en 366 jongens (M leeftijd: 12.8 jaar, SD:.76). En een groep Mid-adolescenten, bestaande uit 946 meisjes (M Leeftijd: 15.8 jaar, SD:0.81) en 764 jongens (M Leeftijd: 15.9 jaar, SD:0.78). Om de

ontevredenheid over het lichaam te bepalen, is gebruik gemaakt van de Body Shape

Satisfaction Scale. De depressieve stemming werd bepaald met de Depressive Mood Scale. Voor het meten van het gevoel van eigenwaarde is gebruik gemaakt van een verkorte versie van de Rosenberg Self-Esteem Inventory. Uit het onderzoek kwam naar voren dat

ontevredenheid over het lichaam een voorspeller is voor een depressieve stemming en een lager gevoel van eigenwaarde bij de vroeg-adolescenten meisjes en de mid-adolescenten jongens (Paxton et al., 2006). In het onderzoek van Bucchianeri, Arikian, Hannan, Eisenberg en Neumark-Sztainer (2013) is er een verband gevonden tussen de groeiende ontevredenheid over het lichaam en de toename in van BMI. Daarom is het ook aannemelijk dat mensen met een ongezond BMI een lager gevoel van eigenwaarde zullen hebben.

In het onderzoek van Tremblay, Inman en Willms (2000) is de data van de Elementary School Climate Study uit New Brunswick gebruikt. Aan het onderzoek deden 6,856 leerlingen mee van 12-jarige leeftijd. Het gevoel van eigenwaarde werd aan de hand van de Self Description Questionnaire gemeten en de mate van fysieke activiteit werd gebaseerd op vier vragen over de participatie van de leerlingen aan sport. In het onderzoek is een positieve relatie gevonden tussen fysieke activiteit en gevoel van eigenwaarde (Tremblay, Inman, & Willms, 2000). Er valt te verwachten dat mensen met een gezond BMI een hoger gevoel van eigenwaarde

hebben dan mensen met een ongezond BMI, aangezien verhoogde fysieke activiteit zorgt voor een kleinere kans op obesitas (Mustelin, Silventionen, Pietiläinen, Rissanen, & Kaprio, 2009). In het onderzoek van Franklin, Denyer, Steinbeck, Caterson en Hill (2006) werd er gekeken naar de oorzaak van psychologische problemen bij kinderen met obesitas en de proportie van

(8)

kinderen met obesitas die hier last van hebben. Bij het onderzoek deden 2813 (M leeftijd: 11.3) kinderen mee van 55 scholen in Australië. Deelnemers maakten de Self-perception Profile for Children, een maat voor lichaamsvorm perceptie en het gewicht en lengte werd gemeten. In het onderzoek is er een significant verschil gevonden in het gevoel van

eigenwaarde van kinderen met obesitas in vergelijking met kinderen die geen obesitas hadden. Daarom is het ook te verwachten dat er bij leerlingen tussen 8 en 14 jaar er sprake is van een verband tussen BMI en het gevoel van eigenwaarde.

In eerder gedaan onderzoek is er gekeken hoe ontevredenheid over het lichaam effect heeft op het gevoel van eigenwaarde (Paxton, Neumark-Sztainer, Hannan, & Eisenberg, 2006) en of er een positief effect is tussen fysieke activiteit en het gevoel van eigenwaarde (Tremblay, Inman, & Willms, 2000). Deze studie verschilt in het feit dat het zich focust op het effect van BMI op het gevoel van eigenwaarde. Bij het onderzoek van Franklin et al. (Franklin et al., 2006) werd er gezocht naar verschillen tussen verschillende gewichtsgroepen en hun zelfbeeld. Dit onderzoek werd in Australië uitgevoerd. Dit is verschillend van de huidige studie, omdat deze in Nederland is uitgevoerd. Er is mogelijk ook een onderscheid tussen mannen en vrouwen, aangezien vrouwen met obesitas een significant hoger

lichaamsontevredenheid hebben in vergelijking met mannen met obesitas (Grilo, Masheb, Brody, Burke-Martindale, & Rotschild, 2005). Dat zou kunnen leiden tot een lager gevoel van eigenwaarde bij vrouwen met een ongezond BMI dan bij mannen met een ongezond BMI (Paxton et al., 2006). Daarom luidt de onderzoeksvraag “Is er een verschil in gevoel van eigenwaarde tussen leerlingen die een gezond BMI hebben en een ongezond BMI hebben?” Er wordt verwacht dat leerlingen met een gezond BMI een hoger gevoel van eigenwaarde hebben dan leerlingen met een ongezond BMI. De deelvraag van dit onderzoek luidt ‘is er een verschil tussen mannen en vrouwen in het verschil van gevoel van eigenwaarde tussen

leerlingen die een gezond BMI hebben en leerlingen die een ongezond BMI hebben?’ Er wordt verwacht dat er een groter verschil is tussen vrouwen met een ongezond BMI en

vrouwen met een gezond BMI dan tussen mannen met een ongezond BMI en mannen met een gezond BMI.

(9)

Methode

Deelnemers

Voor dit onderzoek zijn van 7 Amsterdamse basisscholen de gegevens van alle groep vijf, zes, zeven en acht leerlingen gebruikt. De scholen die hebben geparticipeerd, zijn: Het Gein, Hijzingaschool, Noordrijk, Slotermeer, Spring High en Vlaamse Reus. De leeftijd van de leerlingen varieerde tussen 8 en 14 jaar (M=11.11 , SD=1.40). Aan het onderzoek deden 488 (49.8%) jongens en 492 (50.2%) meisjes mee, in totaal 980 leerlingen. Deze leerlingen werden voor het onderzoek verdeeld in vier groepen. Gezond gewicht bestaande uit 517 leerlingen (M=10,96, SD=1,33) 244(47,2%) jongens en 273(52,8%) meisjes, Ondergewicht bestaande uit 34 leerlingen (M=10,85 , SD=1,52) 15(44,1%) jongens en 19(55,9%) meisjes, overgewicht bestaande uit 109 leerlingen (M=11,03, SD=1,24) waarvan 57(52,3%) jongens en 52(47,7%) meisjes en obesitas bestaande uit 46 leerlingen (M=11,11, SD=1,24) waarvan 29(63%) jongens en 17(37%) meisjes. Het criterium voor inclusie was schriftelijke

toestemming van de ouders. De ouders moesten actieve toestemming geven, dat betekent dat wanneer de brief niet werd getekend de gegevens van deze leerling niet werd meegenomen. De brief is toegevoegd als bijlage 1.

Procedure

Bij het MAMBO (Meten Amsterdamse Motoriek BasisOnderwijs) project wordt jaarlijks de grof-motorische vaardigheid, lengte en gewicht in kaart gebracht op 30 basisscholen in Amsterdam. Op 7 van deze basisscholen worden kinderen getest met een vragenlijst om het zelfbeeld te meten, deze is toegevoegd als bijlage 3. Het doel van dit onderzoek is het effect van het BMI op het gevoel van eigenwaarde onderzoeken aan de hand van de gegevens van het MAMBO project.

De lengte en het gewicht van de leerlingen is gemeten. Het gewicht is gemeten op een geijkte weegschaal en de lengte is aan de hand van een seca meetlat. Het BMI is bepaald aan de hand van de formule; gewicht in kilogram delen door lengte in meters het kwadraat (kg/m2) (Must & Anderson, 2006). De leerlingen zijn vervolgens ingedeeld op gewichtsklasse.

Om het zelfbeeld van de leerlingen in kaart te brengen wordt er voor dit onderzoek gebruik gemaakt van de competentie belevingsschaal voor kinderen (CBSK) (Veerman, Straathof, Treffers, Van den Bergh, & Brink, 2004). De CBSK geeft een beeld over hoe een kind zichzelf ervaart en hoe hij of zij zijn eigen vaardigheden inschat. De CBSK werd in groepjes van 5 afgenomen, de leerlingen werden hiervoor uit de les gehaald en hebben op de gang de

(10)

vragenlijst gemaakt met begeleiders erbij. De begeleiders hebben eerst twee voorbeeld vragen met de leerlingen behandeld en gecontroleerd of er werd begrepen hoe de vragenlijst moest worden ingevuld. Hierna mochten de leerlingen de vragenlijsten zelf invullen. Als de

vragenlijst compleet was ingevuld werd deze gecontroleerd door de testafnemer en mocht het kind weer terug de les in.

Meetinstrument

In dit onderzoek worden BMI en gevoel van eigenwaarde gemeten. Om het BMI te bepalen van de deelnemers is er gebruik gemaakt van de formule kg/m2 (Must & Anderson, 2006). Om het gevoel van eigenwaarde te meten wordt de competentie belevingsschaal voor kinderen (CBSK) gebruikt (Veerman et al., 2004). Deze vragenlijst omvat 36 items die verdeeld zijn over zes sub schalen: schoolvaardigheden, sociale acceptatie, sportieve vaardigheden, fysieke verschijning, gedragshouding en gevoel van eigenwaarde. In dit onderzoek wordt de sub schaal gevoel van eigenwaarde gebruikt. De test is bedoeld om vast te stellen hoe kinderen zich inschatten op een aantal levensgebieden. Het kind kan bij elk item uit twee alternatieven kiezen. Er worden steeds twee verschillende type kinderen omschreven en de leerling maakt een keuze op basis van waar hij of zij zich het meest mee identificeert. Vervolgens kruisen de leerlingen aan of dit beeld helemaal waar is of een beetje waar voor hem of haar. De afnameduur van de test is ongeveer 15 minuten. De CBSK is in 1998 door de Commissie Testaangelegenheden Nederland beoordeeld. Betrouwbaarheid en begripsvaliditeit zijn voldoende, criteriumvaliditeit is onvoldoende vanwege gebrek aan onderzoek. De normen zijn voldoende, hetzij verouderd (Veerman et al., 2004).

Data analyse en statistische analyse

De dataverzameling van het gewicht en lengte van de deelnemers zijn bij alle metingen op de iPad ingevoerd met het programma TanGO. De CBSK is door de deelnemers ingevuld op papier en is vervolgens dit verwerkt in Excel. Voor alle data is Excel 2016 gebruikt en de data zijn daarvanuit geëxporteerd naar SPSS. Voor alle analyses is versie 24 van SPSS gebruikt. De variabelen die worden gebruikt zijn BMI en gevoel van eigenwaarde. Van de CBSK-vragenlijst is de totale score berekend van de vragen voor de sub schaal gevoel van

eigenwaarde en gebruikt in de analyse. Om het BMI te bepalen is er gebruik gemaakt van de formule gewicht(Kg)/Lengte(M)2. Vervolgens zijn de deelnemers geclassificeerd in

gewichtsgroepen aan de hand van de referentiecurven BMI voor kinderen. De variabelen zijn op normaliteit getest door middel van de Kolmogorov Smirnov test, de normaliteitscurve en

(11)

een boxplot. Bij elke variabele was de data niet normaal verdeeld omdat de p-waarde bij de Kolmogorov Smirnov test kleiner was dan 0,05, de output staat in de bijlage. Dit betekent dat er non-parametrische tests gedaan moesten worden.

Omdat de variabelen non-parametrisch zijn en er een verschil wordt gezocht met betrekking tot één afhankelijke variabele tussen vier onafhankelijke groepen. Wordt er gebruik gemaakt van de Kruskal Wallis test.

Om post-hoc de gemiddelde scores per categorie leerlingen te vergelijken wordt gebruik gemaakt van de Mann Whitney U test met de Bonferroni-correctie. Omdat de omdat hier de variabelen niet normaal verdeeld waren gezien de boxplot, het histogram en de Kolmogorov-Smirnov test.En er een verschil werd gezocht tussen steeds twee onafhankelijke groepen met betrekking tot één afhankelijke variabele.

(12)

Resultaten

Alle relevante SPSS outputs zijn in bijlage 2 toegevoegd op volgorde van de resultatensectie.

Beschrijvende statistiek

Van de deelnemers (n = 980) is bij 72% (n = 706) het gewicht, de lengte en de vragenlijst afgenomen. Er zijn dus 274 missende waarden.

Tabel 1 onderzoeksgroepen N M Leeftijd SD Gezond gewicht 517 10,96 1,33 Ondergewicht 34 10,85 1,52 Overgewicht 109 11,03 1,24 Obesitas 46 11,11 1,24 Gezond gewicht mannen 244 11,02 1,33 Gezond gewicht vrouwen 273 10,9 1,32 Ondergewicht mannen 15 11.13 1,46 Ondergewicht vrouwen 19 10,63 1,57 Overgewicht mannen 57 10,98 1,22 Overgewicht vrouwen 52 11,08 1,27 Obesitas mannen 29 11,14 1,33 Obesitas vrouwen 17 11,06 1,30

(13)

Verklarende statistiek

Er werd een marginaal significant verband gevonden tussen het gevoel van eigenwaarde en verschillende BMI-gewichtsklassen (H(2) = 6,492, p = 0.09) met een mediaan van 23 voor de groep ondergewicht, 22 voor de groep gezond gewicht, 22 voor de groep overgewicht en 21 voor de groep obesitas.

Tabel 2 Resultaten Kruskal Wallis test

Mediaan Chi-square P-test Kruskal Wallis

Gevoel van eigenwaarde 22 6,492 0,090

Ondergewicht 23

Gezond gewicht 22

Overgewicht 22

Obesitas 21

Omdat er een marginaal verband is gevonden tussen BMI en gevoel van eigenwaarde, zijn er post-hoc testen uitgevoerd om de gewichtsklassen te vergelijken met de groep gezond

gewicht. De Mann-Whitney U test gaf aan dat er tussen het gevoel van eigenwaarde van de 3 ongezonde gewichtsgroepen en de groep gezond gewicht geen significant verschil is. De uitwerkingen zijn in de bijlage toegevoegd.

Om de deelvraag te beantwoorden is er onderscheid gemaakt tussen man en vrouw. Er werd bij de mannen een significant verschil gevonden tussen het gevoel van eigenwaarde van de BMI-gewichtsklassen (H(2) = 10,022, p = 0,018), met een mediaan van 23 voor de groep ondergewicht, 22 voor de groep gezond gewicht, 23 voor de groep overgewicht en 21 voor de groep obesitas.

Bij de vrouwen werd geen significant verschil gevonden tussen het gevoel van eigenwaarde van de BMI-gewichtsklassen (H(2) = 6,186, p = 0,103), met een mediaan van 22 voor de groep ondergewicht, 22 voor de groep gezond gewicht, 21 voor de groep overgewicht en 22 voor de groep obesitas.

(14)

Tabel 3 Resultaten Kruskal Wallis test, verschillen man en vrouw

Mediaan Chi-square P-test Kruskal Wallis

Gevoel van eigenwaarde M 22 6,492 0,090

Ondergewicht 23

Gezond gewicht 22

Overgewicht 23

Obesitas 21

Gevoel van eigenwaarde V 22 6.186 0,103

Ondergewicht 22

Gezond gewicht 22

Overgewicht 21

Obesitas 22

Omdat er een significant verband is gevonden tussen de BMI-gewichtsklassen van de mannen zijn er post-hoc testen uitgevoerd. De Mann-Whitney U test gaf aan dat er tussen het gevoel van eigenwaarde van de drie ongezonde gewichtsgroepen en de groep gezond gewicht geen significant verschil is. De uitwerkingen zijn in de bijlage toegevoegd.

(15)

Discussie

Het doel van dit onderzoek was om te kijken of er een verband was tussen BMI en het gevoel van eigenwaarde van kinderen. Uit de resultaten blijkt dat er geen verband is tussen het BMI en het gevoel van eigenwaarde van kinderen. Er werd in eerste instantie een marginaal verband gevonden, maar in de vergelijkingen tussen de onderlinge groepen werd er geen significant verschil gevonden. Bij de vergelijking van de mannen en vrouwen apart werd er in de mannengroep een significant verband gevonden en in de vrouwengroep niet. In de

onderlinge vergelijkingen van de gewichtsgroepen van de mannen werd er geen significant verschil gevonden in het gevoel van eigenwaarde tussen het hebben van een gezond BMI en het hebben van een ongezond BMI.

In eerder gedaan onderzoek van Strauss (2000) werd er geen verschil gevonden in gevoel van eigenwaarde tussen kinderen met en zonder obesitas van 9 en 10 jaar. Na een periode van vier jaar werd er in dezelfde deelnemers wel een verschil gevonden in het gevoel van eigenwaarde van de deelnemers – waaronder jongens met obesitas, vrouwen van Spaanse afkomst en blanke vrouwen – en de groepen zonder obesitas (Strauss, 2000). De overeenkomst met dit onderzoek is dat er in eerste instantie ook geen verschil werd gevonden in het gevoel van eigenwaarde van kinderen met obesitas en kinderen zonder obesitas. In het vervolg van het onderzoek is er bij bepaalde bevolkingsgroepen onder de vrouwen wel een significant verschil gevonden en bij de mannen ook deels. Deze overeenkomst komt waarschijnlijk doordat de groep die in eerste instantie is gemeten, negen en tienjarigen, bijna dezelfde leeftijd hebben als de kinderen uit dit onderzoek. Het verschil in resultaten is mogelijk te verklaren doordat het onderzoek van Strauss (2000) in de vrouwengroep onderscheid maakt tussen verschillende etnische achtergronden, terwijl deze in het huidige onderzoek niet zijn meegenomen. De kinderen in de nameting zijn dertien- en viertienjarigen zijn en zitten al veelal in de

adolescentieperiode. Dit is een tijd waarin kinderen vaak meer bezig zijn met uiterlijk wat het verschil met dit onderzoek kan verklaren (Feldman, 2012), aangezien lichaamsontevredenheid kan leiden tot een lager gevoel van eigenwaarde (Paxton et al., 2006).

In onderzoek van Zurita-Ortega et al. (2017) werd er een negatief verband gevonden tussen BMI en het gevoel van eigenwaarde. Dit verschilt met het huidige onderzoek. Het onderzoek is uitgevoerd in Chili waar 39,9% van de populatie overgewicht heeft en heeft 34,4% obesitas (OECD, 2019). In Nederland heeft 27% overgewicht en 14,7% van de mensen obesitas (CBS, 2018). Dit verschil in de samenstelling van de populatie zou het verschil in uitkomst kunnen

(16)

verklaren. Omdat er een veel grotere onderzoeksgroep zou zijn voor mensen met overgewicht en obesitas om te vergelijken met mensen met een gezond gewicht.

Een verklaring voor het gevonden resultaat van het huidige onderzoek kan zijn dat BMI geen nauwkeurige maatstaaf is voor het bepalen van overgewicht bij kinderen. Uit het onderzoek van Javed et al. (2014) is gebleken dat voor een kwart van de gevallen van kinderen met overmatige vetmassa, BMI deze kinderen niet juist identificeert als kinderen met overgewicht. Dit zou voor het huidige onderzoek betekenen dat de gewichtsgroepen niet op de juiste

manier zijn ingedeeld. In het onderzoek van Javed et al. (2014) wordt gebruik gemaakt van meetapparatuur voor de lichaamssamenstelling, zoals DXA, wat het percentage lichaamsvet veel nauwkeurig weergeeft. Dit zou ook voor vervolgonderzoek een nauwkeuriger

meetinstrument kunnen zijn om gewichtsklassen te bepalen.zijn om gewichtsklassen te bepalen.

Een andere verklaring voor het behaalde resultaat is dat de groepen niet op etnische achtergrond zijn verdeeld en dit kan effect hebben op hoe er gekeken wordt naar lichaamssamenstelling van een kind in zijn etnische groep. In het onderzoek van Yates, Edman en Aruguete (2004) kwam naar voren dat BMI en tevredenheid over het lichaam sterk gecorreleerd zijn, maar dat er ook grote verschillen zitten per etnische groep naar hoe er over het lichaam wordt gedacht. “Witte mannen zijn groot (hoog BMI) maar erg tevreden over hun lichaam en zichzelf. Filipijnse mannen waren de grootste van alle mannelijke groepen maar volgden een vrouwelijk patroon van sterke ontevredenheid over het lichaam en de voorkeur van kleinere lichamen. Chinese vrouwen zijn klein maar erg tevreden over hun lichaam en daar tegenover staan Japanse vrouwen die ook klein zijn maar zeer ontevreden over hun lichaam” (Yates et al., 2004). Dit zou kunnen verklaren waarom er geen verband in het huidige onderzoek is gevonden. Voor vervolgonderzoek zou dat betekenen dat er ook rekening moet worden gehouden met de etnische achtergrond van de deelnemers.

Als laatste is er ook de mogelijkheid dat leerlingen sociaal wenselijke antwoorden hebben opgeschreven. Mensen hebben de neiging om zichzelf in een zo’n positief mogelijk licht te stellen wanneer ze een vragenlijst invullen over sociaal gevoelige onderwerpen (Van der Mortel, 2008). Hierdoor zouden de antwoorden die zijn ingevuld op de CBSK vragenlijst niet een duidelijk beeld kunnen geven van het gevoel van eigenwaarde van het kind. In

vervolgonderzoek zou er gebruik kunnen gemaakt worden van een Social Desirability Scale om dit gedeeltelijk tegen te gaan.

(17)

Gebaseerd op de resultaten van dit onderzoek wordt er aanbevolen dat BMI niet als

voorspeller moet worden gezien voor gevoel van eigenwaarde. Een factor die van toepassing kan zijn om het gevoel van eigenwaarde te verbeteren is deelname aan fysieke activiteiten (Dishman, et al., 2006). Dit wordt ook ondersteund door recenter onderzoek van Liu, Wu en Ming (2015).

Conclusie

Uit de resultaten kan worden geconcludeerd dat er geen verschil zit in gevoel van eigenwaarde tussen kinderen met een gezond BMI en kinderen met een ongezond BMI. Hierin speelde geslacht geen rol. Om het gevoel van eigenwaarde te verhogen, moet er niet gefocust worden op het werken aan een gezond BMI, maar eerder door een verhoging in deelname aan fysieke activiteiten (Liu et al., 2015).

(18)

Literatuurlijst

AT5. (2018, November 17). Steeds meer Amsterdamse jongeren in de knoop met zichzelf. Opgehaald van www.at5.nl: https://www.at5.nl/artikelen/188615/steeds-meer-amsterdamse-jongeren-in-de-knoop-met-zichzelf

Blascovich, J., & Tomaka, J. (2013). Measures of Self-Esteem. In J. P. Robinson, P. R. Shaver, & S. Wrightsman, Measures of Personality and Social Psychological Attitudes (pp. 115-160). Academic Press inc.

Bucchianeri, M. M., Arikian, A. J., Hannan, P. J., Eisenberg, M. E., & Neumark-Sztainer, D. (2013). Body dissatisfaction from adolescence to young adulthood: Findings from a 10-year longitudinal study. Body Image, 10(1), 1-7.

Dishman, R. K., Hales, D. P., Pfeiffer, K. A., Felton, G. A., Saunders, R., Ward, D. S., & Pate, R. R. (2006). Physical self-concept and self-esteem mediate cross-sectional relations of physical activity and sport participation with depression symptoms among adolescent girls. Health

Psychology, 25(3), 396-407.

Egberink, I. J. (2005). Kwaliteitsbepaling competentie belevingsschaal voor kinderen gebruikmakend van item respons theorie (Bachelor's thesis, University of Twente).

Feldman, R. S. (2012). Ontwikkelingspsychologie. Pearson Education.

Franklin, J., Denver, G., Steinbeck, K. S., Caterson, I. D., & Hill, A. J. (2006). Obesity and risk of low self-esteem: a statewide survvey of Australian children. Pediatrics, 118(6), 2481-2487.

GGD. (2018). Poging tot zelfdoding. Opgehaald van amsterdam.ggdgezondheidinbeeld.nl: https://amsterdam.ggdgezondheidinbeeld.nl/

Grilo, C. M., Masheb, R. M., Brody, M., Burke-Martindale, C. H., & Rotschild, B. S. (2005). Binge eating and self-esteem predict body image dissatisfaction among obese men and women seeking biatrix surgery. International Journal of Eating Disorders, 37(4), 347-351.

Heatherton, T. F., & Wyland, C. L. (2003). Assessing self-esteem. In S. J. Lopez, & C. R. Snyder, Positive

psychological assessment: A handbook of models and measures (pp. 219-233). Washington,

DC, US: American Psychological Association.

Javed, A., Jumean, M., Murad, M. H., Okorodudu, D., Kumar, S., Somers, V. K., & Lopez-Jimenez, F. (2014). Diagnostic performance of body mass index to identify obesity as defined by body adiposity in children and adolescents: a systematic review and meta-analysis. Pediatric

Obesity, 10(3), 234-244.

Kok, P., Seidell, J. C., & Meinders, A. E. (2004). De waarde en de beperkingen van de 'body mass index' (BMI) voor het bepalen van het gezondheidsrisico van overgewicht en obesitas.

Nederlands Tijdschrift Geneeskunde, 148:2379-82.

Korrelboom, K., Marissen, M., & Van Assendelt, T. (2010). Competitive Memory Training (COMET) for Low Self-Esteem in Patients with Personality Disorders: A Randomize Effectiveness Study.

Behavioural and Cognitive Psychotherapy, 39(01), 1-19.

Liu, M., Wu, L., & Ming, Q. (2015). How Does Physical Activity Intervention Improve Self-Esteem and Self-Concept in children and Adolescents? Evidence from a Meta-Analysis. PloS one, 10(8).

(19)

Mecca, A., Smelser, N. J., & Vasconcellos, J. (1989). The social importance of self-esteem. Berkeley, CA, US: University of California Press.

Must, A., & Anderson, S. E. (2006). Body mass index in children and adolescents: considerations for population-based applications. International Journal of Obesity, 30(4), 539-549.

Mustelin, L., Silventionen, K., Pietiläinen, K., Rissanen, A., & Kaprio, J. (2009). Physical activity reduces the influence of genetic effects on BMI and waist circumference: a study in young adult twins. International Journal of Obesity, 33(1), 29-36.

Nederlands Jeugdinstituut. (2019). Overgewicht Gevolgen. Opgehaald van www.nji.nl: https://www.nji.nl/Overgewicht-Probleemschets-Gevolgen

Nuttall, F. Q. (2015). Body mass index: obesity, BMI, and health: a critical review. Nutrition today,

50(3), 117-128.

Paradise, A. W., & Kernis, M. H. (2002). Self-esteem and psychological well-being: Implications of fragile self-esteem. Journal of Social and Clinical Psychology, 21, 345-361.

Paxton, S. J., Neumark-Sztainer, D., Hannan, P. J., & Eisenberg, M. E. (2006). Body dissatisfaction prospectively predicts depressive mood and low self-esteem in adolescent girls and boys.

Journal of clinical child and adolescent psychology, 35(4), 539-549.

Reilly, J. J., Methven, E., McDowell, Z. C., Hacking, B., Alexander, D., Stewart, L., & Kelnar, C. J. (2003). Health consequences of obesity. Archives of Disease in Childhood, 88(9), 748-752.

Smith, E. R., & Mackie, D. M. (2014). Social psychology. Taylor & Francis ltd.

Sowislo, J. F., & Orth, U. (2013). Does low self-esteem predict depression and anxiety? A meta-analysis of longitudinal studies. Psychological bulletin, 213-240.

Strauss, R. S. (2000). Childhood obesity and self-esteem. Pediatrics, 105(1), 15-20.

Tremblay, M. S., Inman, J. W., & Willms, J. D. (2000). The relationship between physical activity, self-esteem, and academic achievement in 12-year-old children. Pediatric exercise science, 12(3), 312-323.

Van der Mortel, T. F. (2008). Faking it: social desirability repsonse bias in self-report research.

Australian Journal of Advanced Nursing, 25(4), 40-48.

Veerman, J. W., Straathof, M. A., Treffers, P. D., Van den Bergh, B., & Brink, L. T. (2004).

Competentiebelevingsschaal voor Kinderen (CBSK): Handleiding. Hardcourt Assessment BV.

Yates, A., Edman, J., & Aruguete, M. (2004). Ethnic differences in BMI and body/self-dissatisfaction among Whites, Asian subgroups, Pacific Islanders and African-Americans. Journal of

Adolescent Health, 34(4), 300-307.

Zurita-Ortega, F., Castro-Sánchez, M., Rodriguez-Fernández, S., Cofré-Boladós, S., Chacon-Cuberos, R., Martínez-Martínez, A., & Muros-Molina, J. J. (2017). Physical activity, obesity and self-esteem in chilean schoolchildren. Revista médica de Chile, 145(3), 299-308.

(20)

Bijlages

Bijlage 1 Toestemmingsbrief

Amsterdam, 24-11-2017 Geachte ouders en verzorgers,

De Slootermeerschool gaat in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam onderzoek doen naar de bewegingsontwikkeling van haar leerlingen.

Studenten en onderzoekers van de HvA zullen juf Mariëtte en juf Joy

(vakleerkrachten bewegingsonderwijs) tijdens de gymles helpen met het afnemen van verschillende beweegtesten.

Verder zullen lengte en gewicht van uw kind gemeten worden (met sportkleding aan) Bovendien zullen er 2 vragenlijstjes afgenomen worden over

1. Beweeggedrag (bijvoorbeeld wandelen/fietsen naar school, sporten). Deze korte

vragenlijst wordt voor de groepen 3 t/m 5 naar de ouders verstuurd.

2. Zelfbeeld: vragen over hoe kinderen hun eigen vaardigheden inschatten

Voor meer informatie en filmpjes over dit project kijk op: hva.nl/mambo (motoriek) en https://youtu.be/pkEZn9ENDbM (fitheidsmetingen).

De resultaten van deze testen kunnen worden gebruikt om de gymlessen aan te laten sluiten op het niveau van de kinderen.

De HvA gebruikt alleen anonieme gegevens.

Met alle gegevens wordt zeer zorgvuldig omgegaan. Alleen de gymdocent en enkele medewerkers van de Hogeschool van Amsterdam kunnen de scores inzien. Ook u kunt de gegevens van uw kind inzien als u dat wilt en daarover vragen stellen aan de juf.

De eerste beweegtesten zullen plaatsvinden op 6 en 7 december tijdens de

reguliere gymles. Alle kinderen doen mee met de test, bij bezwaar worden de scores niet genoteerd.

Graag zouden wij willen weten of u toestemming geeft dat uw kind jaarlijks

deelneemt aan de testen, afgenomen door de studenten en onderzoekers van de HvA. We zouden u daarom willen verzoeken het formulier in te vullen en met handtekening in te leveren bij de groepsleerkracht.

Wanneer u besluit geen toestemming te geven, zou u dan i.p.v. een handtekening willen noteren: “geen toestemming”, dan weten we waar we aan toe zijn.

Met vriendelijke groet, Ilse Kat (i.t.kat@hva.nl)

Anne den Uil (a.r.den.uil@hva.nl) &

(21)

Toestemmingsverklaring tot deelname aan de beweegtesten

(altijd invullen, óók bij geen toestemming)

Voornaam kind: ____________________________________ Klas: _____________

Achternaam kind: ___________________________________

Mag uw kind vanaf nu jaarlijks meedoen?

Ja / Nee

(omcirkel wat van toepassing is)

Het onderzoek wordt uitgevoerd door studenten en onderzoekers van de Hogeschool van Amsterdam, die hiertoe een speciale training hebben gekregen. Dit project wordt onder verantwoordelijkheid van dr. M. Janssen uitgevoerd.

Ik heb kennisgenomen van het doel van dit onderzoek. Ook ben ik ervan op de hoogte dat:

• deelname vrijwillig is. Ik verplicht mij tot niets en kan ook op het laatste moment nog besluiten dat mijn kind hieraan niet deelneemt, zonder enige consequentie voor mij of mijn kind. • de resultaten en gegevens van het onderzoek alleen anoniem en vertrouwelijk bewaard en

bewerkt worden.

• ik het recht heb te weten wat de resultaten zijn van het onderzoek bij mijn kind en wat ermee gebeurt.

Daartoe onderteken ik deze verklaring. Naam ouder/verzorger:

_______________________________________________________________ Handtekening ouder/verzorger:

________________________________________________________________

(22)

Bijlage 2 Analyses Gewichtsgroepnummer: 1. Ondergewicht 2. Gezond gewicht 3. Overgewicht 4. Obesitas Geslacht: 1. Man 2. Vrouw Gewichtsgroepnummer = 1,00 Descriptive Statisticsa

N Minimum Maximum Mean Std. Deviation

Leeftijd 34 9 14 10,85 1,520

Valid N (listwise) 34 a. Gewichtsgroepnummer = 1,00

Gewichtsgroepnummer = 2,00

Descriptive Statisticsa

N Minimum Maximum Mean Std. Deviation

Leeftijd 517 8 14 10,96 1,326

Valid N (listwise) 517 a. Gewichtsgroepnummer = 2,00

Gewichtsgroepnummer = 3,00

Descriptive Statisticsa

N Minimum Maximum Mean Std. Deviation

Leeftijd 109 9 14 11,03 1,236

Valid N (listwise) 109 a. Gewichtsgroepnummer = 3,00

Gewichtsgroepnummer = 4,00

Descriptive Statisticsa

N Minimum Maximum Mean Std. Deviation

Leeftijd 46 9 14 11,11 1,303

Valid N (listwise) 46 a. Gewichtsgroepnummer = 4,00

(23)

Gewichtsgroepnummer = 1,00, geslacht = 1

Descriptive Statisticsa

N Minimum Maximum Mean Std. Deviation

Leeftijd 15 9 14 11,13 1,457

Valid N (listwise) 15

a. Gewichtsgroepnummer = 1,00, geslacht = 1

Gewichtsgroepnummer = 1,00, geslacht = 2

Descriptive Statisticsa

N Minimum Maximum Mean Std. Deviation

Leeftijd 19 9 13 10,63 1,571

Valid N (listwise) 19

a. Gewichtsgroepnummer = 1,00, geslacht = 2

Gewichtsgroepnummer = 2,00, geslacht = 1

Descriptive Statisticsa

N Minimum Maximum Mean Std. Deviation

Leeftijd 244 9 14 11,02 1,333

Valid N (listwise) 244

a. Gewichtsgroepnummer = 2,00, geslacht = 1

Gewichtsgroepnummer = 2,00, geslacht = 2

Descriptive Statisticsa

N Minimum Maximum Mean Std. Deviation

Leeftijd 273 8 14 10,90 1,319

Valid N (listwise) 273

a. Gewichtsgroepnummer = 2,00, geslacht = 2

Gewichtsgroepnummer = 3,00, geslacht = 1

Descriptive Statisticsa

N Minimum Maximum Mean Std. Deviation

Leeftijd 57 9 14 10,98 1,217

Valid N (listwise) 57

a. Gewichtsgroepnummer = 3,00, geslacht = 1

Gewichtsgroepnummer = 3,00, geslacht = 2

Descriptive Statisticsa

N Minimum Maximum Mean Std. Deviation

Leeftijd 52 9 14 11,08 1,266

Valid N (listwise) 52

(24)

Gewichtsgroepnummer = 4,00, geslacht = 1

Descriptive Statisticsa

N Minimum Maximum Mean Std. Deviation

Leeftijd 29 9 14 11,14 1,329

Valid N (listwise) 29

a. Gewichtsgroepnummer = 4,00, geslacht = 1

Gewichtsgroepnummer = 4,00, geslacht = 2

Descriptive Statisticsa

N Minimum Maximum Mean Std. Deviation

Leeftijd 17 9 13 11,06 1,298

Valid N (listwise) 17

(25)

Analyses Hoofdvraag

Normaliteit per gewichtsklasse Gewichtsgroepnummer: 5. Ondergewicht 6. Gezond gewicht 7. Overgewicht 8. Obesitas Gewichtsgroepnummer = 1,00 Extreme Valuesa

Case Number Value

GevoelEigen Highest 1 1 24,00 2 3 24,00 3 7 24,00 4 9 24,00 5 13 24,00b Lowest 1 2 18,00 2 22 19,00 3 17 19,00 4 25 20,00 5 14 20,00c a. Gewichtsgroepnummer = 1,00

b. Only a partial list of cases with the value 24,00 are shown in the table of upper extremes.

c. Only a partial list of cases with the value 20,00 are shown in the table of lower extremes.

Tests of Normalitya

Kolmogorov-Smirnovb Shapiro-Wilk

Statistic df Sig. Statistic df Sig.

GevoelEigen ,218 34 ,000 ,857 34 ,000

a. Gewichtsgroepnummer = 1,00 b. Lilliefors Significance Correction

(26)
(27)

Gewichtsgroepnummer = 2,00

Extreme Valuesa

Case Number Value GevoelEigen Highest 1 38 24,00 2 39 24,00 3 40 24,00 4 41 24,00 5 45 24,00b Lowest 1 443 9,00 2 527 11,00 3 482 11,00 4 248 11,00 5 455 12,00c a. Gewichtsgroepnummer = 2,00

b. Only a partial list of cases with the value 24,00 are shown in the table of upper extremes.

c. Only a partial list of cases with the value 12,00 are shown in the table of lower extremes.

Tests of Normalitya

Kolmogorov-Smirnovb Shapiro-Wilk

Statistic df Sig. Statistic df Sig.

GevoelEigen ,174 517 ,000 ,854 517 ,000

a. Gewichtsgroepnummer = 2,00 b. Lilliefors Significance Correction

(28)
(29)

Gewichtsgroepnummer = 3,00

Extreme Valuesa

Case Number Value

GevoelEigen Highest 1 552 24,00 2 555 24,00 3 556 24,00 4 560 24,00 5 563 24,00b Lowest 1 648 12,00 2 630 12,00 3 559 12,00 4 657 14,00 5 646 14,00c a. Gewichtsgroepnummer = 3,00

b. Only a partial list of cases with the value 24,00 are shown in the table of upper extremes.

c. Only a partial list of cases with the value 14,00 are shown in the table of lower extremes.

Tests of Normalitya

Kolmogorov-Smirnovb Shapiro-Wilk

Statistic df Sig. Statistic df Sig.

GevoelEigen ,201 109 ,000 ,835 109 ,000

a. Gewichtsgroepnummer = 3,00 b. Lilliefors Significance Correction

(30)
(31)

Gewichtsgroepnummer = 4,00

Extreme Valuesa

Case Number Value

GevoelEigen Highest 1 662 24,00 2 665 24,00 3 674 24,00 4 686 24,00 5 688 24,00b Lowest 1 684 14,00 2 683 15,00 3 681 15,00 4 700 16,00 5 705 17,00c a. Gewichtsgroepnummer = 4,00

b. Only a partial list of cases with the value 24,00 are shown in the table of upper extremes.

c. Only a partial list of cases with the value 17,00 are shown in the table of lower extremes.

Tests of Normalitya

Kolmogorov-Smirnovb Shapiro-Wilk

Statistic df Sig. Statistic df Sig.

GevoelEigen ,153 46 ,008 ,908 46 ,001

a. Gewichtsgroepnummer = 4,00 b. Lilliefors Significance Correction

(32)
(33)

Kruskal- Wallis Test

Ranks

Gewichtsgroepnummer N Mean Rank

GevoelEigen 1,00 34 408,53

2,00 517 354,93

3,00 109 354,15

4,00 46 295,20

Total 706

Test Statisticsa,b

GevoelEigen Chi-Square 6,492

df 3

Asymp. Sig. ,090 a. Kruskal Wallis Test

b. Grouping Variable: Gewichtsgroepnummer

Mann-Whitney Test

Ranks

Gewichtsgroepnummer N Mean Rank Sum of Ranks

GevoelEigen 1,00 34 315,44 10725,00 2,00 517 273,41 141351,00 Total 551 Test Statisticsa GevoelEigen Mann-Whitney U 7448,000 Wilcoxon W 141351,000 Z -1,519

Asymp. Sig. (2-tailed) ,129 a. Grouping Variable:

(34)

Mann-Whitney Test

Ranks

Gewichtsgroepnummer N Mean Rank Sum of Ranks

GevoelEigen 2,00 517 313,57 162118,00 3,00 109 313,15 34133,00 Total 626 Test Statisticsa GevoelEigen Mann-Whitney U 28138,000 Wilcoxon W 34133,000 Z -,023

Asymp. Sig. (2-tailed) ,982 a. Grouping Variable:

Gewichtsgroepnummer

Mann-Whitney Test

Ranks

Gewichtsgroepnummer N Mean Rank Sum of Ranks

GevoelEigen 2,00 517 285,95 147836,50 4,00 46 237,60 10929,50 Total 563 Test Statisticsa GevoelEigen Mann-Whitney U 9848,500 Wilcoxon W 10929,500 Z -1,964

Asymp. Sig. (2-tailed) ,050 a. Grouping Variable:

(35)

Analyses Deelvraag

Gewichtsgroepnummer = 1,00, geslacht = M

Extreme Valuesa

Case Number Value

GevoelEigen Highest 1 1 24,00 2 3 24,00 3 7 24,00 4 9 24,00 5 13 24,00b Lowest 1 2 18,00 2 14 20,00 3 12 20,00 4 8 20,00 5 11 22,00c a. Gewichtsgroepnummer = 1,00, geslacht = M

b. Only a partial list of cases with the value 24,00 are shown in the table of upper extremes.

c. Only a partial list of cases with the value 22,00 are shown in the table of lower extremes.

Tests of Normalitya

Kolmogorov-Smirnovb Shapiro-Wilk

Statistic df Sig. Statistic df Sig.

GevoelEigen ,234 15 ,027 ,819 15 ,006

a. Gewichtsgroepnummer = 1,00, geslacht = M b. Lilliefors Significance Correction

(36)
(37)

Gewichtsgroepnummer = 1,00, geslacht = V

Extreme Valuesa

Case Number Value

GevoelEigen Highest 1 16 24,00 2 18 24,00 3 20 24,00 4 21 24,00 5 24 24,00b Lowest 1 22 19,00 2 17 19,00 3 25 20,00 4 32 21,00 5 30 21,00c a. Gewichtsgroepnummer = 1,00, geslacht = V

b. Only a partial list of cases with the value 24,00 are shown in the table of upper extremes.

c. Only a partial list of cases with the value 21,00 are shown in the table of lower extremes.

Tests of Normalitya

Kolmogorov-Smirnovb Shapiro-Wilk

Statistic df Sig. Statistic df Sig.

GevoelEigen ,223 19 ,014 ,848 19 ,006

a. Gewichtsgroepnummer = 1,00, geslacht = V b. Lilliefors Significance Correction

(38)
(39)

Gewichtsgroepnummer = 2,00, geslacht = M

Extreme Valuesa

Case Number Value

GevoelEigen Highest 1 38 24,00 2 39 24,00 3 40 24,00 4 41 24,00 5 45 24,00b Lowest 1 248 11,00 2 161 12,00 3 98 13,00 4 220 14,00 5 174 14,00c a. Gewichtsgroepnummer = 2,00, geslacht = M

b. Only a partial list of cases with the value 24,00 are shown in the table of upper extremes.

c. Only a partial list of cases with the value 14,00 are shown in the table of lower extremes.

Tests of Normalitya

Kolmogorov-Smirnovb Shapiro-Wilk

Statistic df Sig. Statistic df Sig.

GevoelEigen ,184 244 ,000 ,876 244 ,000

a. Gewichtsgroepnummer = 2,00, geslacht = M b. Lilliefors Significance Correction

(40)
(41)

Gewichtsgroepnummer = 2,00, geslacht = V

Extreme Valuesa

Case Number Value

GevoelEigen Highest 1 282 24,00 2 283 24,00 3 296 24,00 4 299 24,00 5 300 24,00b Lowest 1 443 9,00 2 527 11,00 3 482 11,00 4 455 12,00 5 415 12,00c a. Gewichtsgroepnummer = 2,00, geslacht = V

b. Only a partial list of cases with the value 24,00 are shown in the table of upper extremes.

c. Only a partial list of cases with the value 12,00 are shown in the table of lower extremes.

Tests of Normalitya

Kolmogorov-Smirnovb Shapiro-Wilk

Statistic df Sig. Statistic df Sig.

GevoelEigen ,188 273 ,000 ,830 273 ,000

a. Gewichtsgroepnummer = 2,00, geslacht = V b. Lilliefors Significance Correction

(42)
(43)

Gewichtsgroepnummer = 3,00, geslacht = M

Extreme Valuesa

Case Number Value

GevoelEigen Highest 1 552 24,00 2 555 24,00 3 556 24,00 4 560 24,00 5 563 24,00b Lowest 1 559 12,00 2 602 14,00 3 598 14,00 4 583 15,00 5 604 16,00 a. Gewichtsgroepnummer = 3,00, geslacht = M

b. Only a partial list of cases with the value 24,00 are shown in the table of upper extremes.

Tests of Normalitya

Kolmogorov-Smirnovb Shapiro-Wilk

Statistic df Sig. Statistic df Sig.

GevoelEigen ,238 57 ,000 ,764 57 ,000

a. Gewichtsgroepnummer = 3,00, geslacht = M b. Lilliefors Significance Correction

(44)
(45)

Gewichtsgroepnummer = 3,00, geslacht = V

Extreme Valuesa

Case Number Value

GevoelEigen Highest 1 613 24,00 2 616 24,00 3 617 24,00 4 618 24,00 5 624 24,00b Lowest 1 648 12,00 2 630 12,00 3 657 14,00 4 646 14,00 5 633 14,00 a. Gewichtsgroepnummer = 3,00, geslacht = V

b. Only a partial list of cases with the value 24,00 are shown in the table of upper extremes.

Tests of Normalitya

Kolmogorov-Smirnovb Shapiro-Wilk

Statistic df Sig. Statistic df Sig.

GevoelEigen ,152 52 ,004 ,896 52 ,000

a. Gewichtsgroepnummer = 3,00, geslacht = V b. Lilliefors Significance Correction

(46)
(47)

Gewichtsgroepnummer = 4,00, geslacht = M

Extreme Valuesa

Case Number Value

GevoelEigen Highest 1 662 24,00 2 665 24,00 3 674 24,00 4 686 24,00 5 688 24,00 Lowest 1 684 14,00 2 683 15,00 3 681 15,00 4 687 17,00 5 685 17,00b a. Gewichtsgroepnummer = 4,00, geslacht = M

b. Only a partial list of cases with the value 17,00 are shown in the table of lower extremes.

Tests of Normalitya

Kolmogorov-Smirnovb Shapiro-Wilk

Statistic df Sig. Statistic df Sig.

GevoelEigen ,146 29 ,114 ,925 29 ,040

a. Gewichtsgroepnummer = 4,00, geslacht = M b. Lilliefors Significance Correction

(48)
(49)

Gewichtsgroepnummer = 4,00, geslacht = V

Extreme Valuesa

Case Number Value

GevoelEigen Highest 1 692 24,00 2 693 24,00 3 694 24,00 4 697 24,00 5 695 23,00b Lowest 1 700 16,00 2 705 17,00 3 699 17,00 4 690 17,00 5 701 18,00c a. Gewichtsgroepnummer = 4,00, geslacht = V

b. Only a partial list of cases with the value 23,00 are shown in the table of upper extremes.

c. Only a partial list of cases with the value 18,00 are shown in the table of lower extremes.

Tests of Normalitya

Kolmogorov-Smirnovb Shapiro-Wilk

Statistic df Sig. Statistic df Sig.

GevoelEigen ,247 17 ,007 ,840 17 ,008

a. Gewichtsgroepnummer = 4,00, geslacht = V b. Lilliefors Significance Correction

(50)
(51)

Kruskal-Wallis Test

Ranksa

Gewichtsgroepnummer N Mean Rank

GevoelEigen 1,00 15 207,33 2,00 244 168,88 3,00 57 199,30 4,00 29 138,22 Total 345 a. geslacht = M

Test Statisticsa,b,c

GevoelEigen Chi-Square 10,022

df 3

Asymp. Sig. ,018 a. geslacht = M

b. Kruskal Wallis Test c. Grouping Variable: Gewichtsgroepnummer

geslacht = V

Kruskal-Wallis Test

Ranksa

Gewichtsgroepnummer N Mean Rank

GevoelEigen 1,00 19 202,32 2,00 273 186,14 3,00 52 152,11 4,00 17 162,94 Total 361 a. geslacht = V

Test Statisticsa,b,c

GevoelEigen Chi-Square 6,186

df 3

Asymp. Sig. ,103 a. geslacht = V

b. Kruskal Wallis Test c. Grouping Variable: Gewichtsgroepnummer

(52)

Mann-Whitney Test

Ranksa

Gewichtsgroepnummer N Mean Rank Sum of Ranks

GevoelEigen 1,00 15 157,87 2368,00

2,00 244 128,29 31302,00

Total 259

a. geslacht = M

Test Statisticsa,b

GevoelEigen Mann-Whitney U 1412,000

Wilcoxon W 31302,000

Z -1,507

Asymp. Sig. (2-tailed) ,132 a. geslacht = M

b. Grouping Variable: Gewichtsgroepnummer

Mann-Whitney Test

Ranksa

Gewichtsgroepnummer N Mean Rank Sum of Ranks

GevoelEigen 2,00 244 145,95 35611,00

3,00 57 172,63 9840,00

Total 301

a. geslacht = M

Test Statisticsa,b

GevoelEigen Mann-Whitney U 5721,000

Wilcoxon W 35611,000

Z -2,122

Asymp. Sig. (2-tailed) ,034 a. geslacht = M

b. Grouping Variable: Gewichtsgroepnummer

(53)

Mann-Whitney Test

Ranksa

Gewichtsgroepnummer N Mean Rank Sum of Ranks

GevoelEigen 2,00 244 139,65 34073,50

4,00 29 114,74 3327,50

Total 273

a. geslacht = M

Test Statisticsa,b

GevoelEigen Mann-Whitney U 2892,500

Wilcoxon W 3327,500

Z -1,627

Asymp. Sig. (2-tailed) ,104 a. geslacht = M

b. Grouping Variable: Gewichtsgroepnummer

(54)
(55)
(56)
(57)
(58)
(59)
(60)
(61)

Bijlage 4 Plagiaatcheck Beste Jasper van Lenthe,

Het document is ingeleverd bij Turnitin | Ephorus en je docent Ramon Stuart (r.stuart@hva.nl) is hiervan op de hoogte gesteld.

Het unieke nummer dat aan het document is toegekend is: 946c39b8-08cb-4cf0-884d-371c2f8a8db1.

We raden je aan deze pagina uit te printen of op te slaan. Inlevercode: 40150AOSPA

Datum: woensdag 29 mei 2019 13:34:23 uur CEST Jouw gegevens:

Jasper van Lenthe 500694077

jasper.van.lenthe@hva.nl

[van Lenthe] [500694077] [Anne den Uil] Je docent:

Ramon Stuart r.stuart@hva.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wanneer we ervan uitgaan dat deze groei zich op dezelfde wijze voortzet, kan met behulp van lineair extrapoleren de gemiddelde lengte van de Nederlandse mannen op 1 januari

Het percentage vrouwen dat volgens hun eigen schatting langer is dan de werkelijke gemiddelde lengte van alle vrouwen, is meer dan 50%.. 4p 3 Bereken

• Beide variabelen zijn kwalitatief, want deze variabelen zijn niet in een. getal

• Met eigen schattingen wordt G kleiner (dus de teller wordt kleiner) en daarmee wordt de BMI kleiner (dus is er bij minder mensen sprake van. overgewicht)

This investigation of the phylogeny was indeed preliminary, as more samples and genes still need to be incorporated and the results interpreted in combination with the

[r]

Coronary artery dominance and the risk of adverse clinical events following percutaneous coronary intervention: insights from the prospective, randomised TWENTE trial.. Ming Kai Lam

Meer kennis van de beleving van de werknemers zelf, in samenhang met de betekenis die door de omgeving wordt gegeven aan een burn-out kan er voor zorgen dat er bij het ontwikkelen van