• No results found

De invloed van gecommercialiseerde hip hop op vooroordelen en stereotypering van mensen met een donkere huidskleur

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van gecommercialiseerde hip hop op vooroordelen en stereotypering van mensen met een donkere huidskleur"

Copied!
71
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De invloed van gecommercialiseerde hip hop op

vooroordelen en stereotypering van mensen met een donkere

huidskleur.

Naam: B.K. Owusu Vak: Bachelor Scriptie Opleiding: Algemene Sociale Wetenschappen

Studentennummer: 10283137 Universiteit van Amsterdam Begeleider: Dorine Greshof 2de lezer: Debby Gerritsen Datum: 21-06-2016

(2)

Abstract.

Een groep studenten wordt blootgesteld aan een gecommercialiseerde moderne hip hop audioclip en een andere groep studenten wordt blootgesteld aan een in mindere mate gecommercialiseerde hip hop audioclip uit de jaren 80. Een derde controlegroep wordt niet blootgesteld aan een audioclip. Vervolgens worden de drie groepen een enquête voorgelegd die bevooroordeelde en stereotypen attitude meten. Er wordt verwacht dat de studenten die blootgesteld zijn aan gecommercialiseerde hip hop meer stereotypen en bevooroordeelde attitudes zullen hebben. Dit wordt verwacht op basis van theorieën over de manier waarop stereotypering werkt, reeds gedane

kwantitatieve onderzoeken naar de invloed van muziek en hip hop op vooroordelen en stereotypen, kwalitatieve studies over de oorzaken en gevolgen van de

commercialisering van hip hop op personen, en in een bredere context, (neo-) marxistische vervreemding theorieën als de cultuurindustrie theorie. Uit de

verschillende statistische analysis of variance tests in SPSS komt slechts één resultaat naar voren die de thesis van dit onderzoek steunt. Het gaat hier om het empowerment aspect van de in mindere mate gecommercialiseerde hip hop audioclip dat significant hoger wordt gewaardeerd dan het empowerment aspect van de moderne

gecommercialiseerde hip hop audioclip. Wanneer alle factoren gezamenlijk worden gemeten zoals dat het geval is bij de multiple analysis of variance SPSS tests blijkt er bij dit onderzoek geen sprake meer te zijn van significante resultaten die de centrale these steunen.

(3)

Inhoudsopgave.

1. Inleiding. Blz. 3

2. Theoretisch Kader Blz. 5

2.1 Frankfurter Schule Blz. 5

2.2 Hip hop: Oorspronkelijk en gepopulariseerd Blz. 6 2.3 Theorie en empirisch onderzoek naar stereotypen, Blz. 8 vooroordelen en discriminatie van mensen met een

donkere huidskleur in relatie tot hip hop.

2.3.1. Dimensies van stereotypering Blz. 10 2.3.2. Hedendaags racisme Blz. 12 2.3.3. Empirisch onderzoek naar anti rap Blz. 15 attitudes & deservingness 3. Probleemstelling. Blz. 19 3.1. Deelvragen Blz. 21 3.2. Interdisciplinariteit Blz. 23 4. Methode Blz. 24

4.1. Ontologische en Epistemologische overwegingen Blz. 24

4.2. Onderzoek ontwerpen Blz. 24

4.3. Operationalisering concepten Blz. 25

4.3.1.Operationalisering onafhankelijke variabelen Blz. 25 4.3.1.Operationalisering afhankelijke variabelen Blz. 29

4.4. Statistische tests Blz. 31 5. Resultaten Blz. 32 6. Conclusie Blz. 45 7. Discussie Blz. 47 8. Literatuurlijst Blz. 50 9. Bijlage Blz. 53

(4)

Inleiding.

Eind vorig jaar behaalde popster Taylor Swift de nummer één positie in de Amerikaanse billboard hot top 100 hitlijst met haar nummer “Shake it off” (sept. 2014, www.billboard.com). Toen de videoclip werd uitgebracht was alleen niet iedereen even enthousiast. De popster werd door de 20 jarige rapper Earl Sweatshirt beschuldigd van het in stand houden van stereotypen over mensen met een donkere huidskleur (aug. 2014, www.billboard.com). In de videoclip van ‘Shake it off” draagt de blanke Taylor Swift grote gouden oorbellen en probeert ze te breakdancen en te twerken. Het gaat hier om dansstijlen die komen uit New Orleans (Gaunt, 2015) en Brooklyn (Chang, 2007), twee plekken met een overwegend zwarte populatie. De uit Los Angeles afkomstige rapper Earl Sweatshirt schreef op zijn twitter account: “haven't watched the Taylor Swift video and I don't need to watch it to tell you that it's inherently offensive and ultimately harmful”. Daar voegde hij vervolgens nog aan toe: “perpetuating black stereotypes to the same demographic of white girls who hide their prejudice by proclaiming their love of the culture” (aug, 2014,

www.billboard.com). De kritiek van Sweatshirt op Taylor Swift is een vervolg op de discussie over culturele toe-eigening van ‘zwarte cultuur’, specifiek hip hop, door de massa in de Amerikaanse media. Het is een discussie die tot stand kwam toen de popster Katy Perry werd bekritiseerd voor haar ingevlochten haar en het praten van straattaal in haar videoclip “This is how we do”, en toen Miley Cyrus begon met twerken op het podium (www.bilboard.com, aug, 2014).

De bewering dat de populaire media zich onderdelen van zwarte cultuur, in dit geval hip hop, toe-eigenen en daarmee in de praktijk ondermijnend werken voor de emancipatie van mensen met een donkere huidskleur komt zowel in de media als in recente en minder recente academische werken regelmatig terug (Alridge en Stewart, 2005, p.192; Brown, 1998, p. 844; Potter, 1995, p. 46, Reyna, Brandt & Viki, 2009, p. 362; Tyson & Porcher, 2012, p). Of dit klopt voor de muzikale stroming hip hop die in toenemende mate, vooral jeugdcultuur, wereldwijd is gaan beïnvloeden, en zo ja, welke mechanismen hieraan ten grondslag liggen, zijn centrale thema’s bij dit onderzoek. Behalve voor mensen met een donkere huidskleur die leven in

gemeenschappen waar hip hop een rol speelt, is dit vraagstuk ook relevant voor de gemeenschappen zelf aangezien vooroordelen, stereotypering en discriminatie op

(5)

verschillende niveaus als maatschappelijk onwenselijk wordt gezien (Hodson et al, 2005, p. 437)

De academische studies die er zijn over de vermeende schadelijke effecten van de commercialisering van hip hop blijven bij theoretische beschouwing en

vooronderstellingen, waarvan de realiteit niet empirisch getoetst wordt (Brown, 1998, p. 844; Alridge en Stewart, 2005, P.192; Potter, 1995, P. 46). Aan de andere kant zijn er wel degelijk onderzoeken gedaan naar de effecten van hip hop op stereotyperend en bevooroordeeld gedrag (Carrie, 1988; Johnson, Olivo, Gibson et al. 2009; Reyna, Brandt & Viki, 2009,; Shevy, 2008; Tyson, 2005). Deze onderzoeken zijn veelal gebaseerd op priming, ofwel impliciete associatie processen in de hersens, en lijken de stelling te bevestigen dat blootstelling aan hip hop bevooroordeelde en stereotype attitudes activeert wat kan leiden tot discriminatie. De precieze inhoud van deze stereotypen en de condities waaronder ze meestal geactiveerd worden wordt

bestudeerd vanuit een bredere kennis en theorieën over stereotypen als de stereotype content model (Fiske, 2002) en de Aversive racism theorie (Gaertner & Adorno, 2004).

Bij deze empirische onderzoeken is alleen nog geen aandacht geweest voor de eventuele versterkende effecten van commercialisering van de hip hop als muzikale en daarmee culturele stroming voor mensen met een donkere huidskleur. Deze empirische onderzoeken zijn beperkt gebleven tot het bestuderen van hip hop als eenduidig cultureel fenomeen. De vergelijking in deze onderzoeken is gemaakt met controle groepen (Johnson, Olivo, Gibson et al. 2009) en andere muzikale stromingen, zoals country muziek (Carrie, 1998; Shevy, 2008). In dit onderzoek wordt empirisch onderzocht of gecommercialiseerde hip hop in tegenstelling tot minder

gecommercialiseerde hip hop stereotyperend en bevooroordeeld gedrag uitlokt. Het doel van dit onderzoek is dus het bijdragen aan de bestaande wetenschappelijke kennis rondom dit onderwerp.

De resultaten van dit onderzoek zijn in toenemende mate ook maatschappelijk relevant omdat hip hop een fenomeen is dat in toenemende mate mensen, en vooral jeugdcultuur, wereldwijd beïnvloedt (Alridge, 2005, p.190). Hip hop wordt namelijk niet uitsluitend meer geproduceerd voor en door een kleine groep donkere jeugd in New York zoals dat in de jaren 70 wel het geval was. Inmiddels wordt hip hop op een veel grotere schaal geproduceerd en geconsumeerd. De eventuele bestendiging van stereotype denkbeelden over mensen met een donkere huidskleur in hip hop muziek is

(6)

dus in de eerste plaats relevant voor mensen met een donkere huidskleur die leven in gemeenschappen waar hip hop een rol speelt. Daarnaast vormt de eventuele

bestendiging van stereotypen over mensen met een donkere huidskleur in hip hop vooral een maatschappelijk probleem voor samenlevingen, die het doel hebben egalitair te zijn.

In wat volgt wordt het theoretische kader en de onderzoeksopzet uitgewerkt waarmee commercialisering van de muziekstroming hip hop onderzocht zal worden.

2. Theoretisch kader

2.1 De ‘Frankfurter Schule’

Op een abstract niveau kan er gekeken worden naar sociologische en cultuur filosofische disciplines om commercialisering van een culturele stroming en de gevolgen hiervan beter te begrijpen. Het is vooral het (neo)marxistisch gedachtegoed dat een verklaring biedt voor de mechanismen die ervoor zorgen dat een culturele stroming in moderne kapitalistische samenlevingen op ten duur onteigend worden van een groep mensen tot wie de cultuur van oorsprong behoorde. Het gaat hier namelijk om een vorm van vervreemding, rationalisering of onteigening van cultuur.

Vooral het neo marxistische Frankfurter Schule gedachtegoed leent zich goed voor het begrijpen van de eventueel onderdrukkende tendens van

gecommercialiseerde cultuur. De cultuurindustrie theorie van Max Horkheimer en Theodor Adorno uit 1947 (aangehaald in Aldrigdge en Stewart, 2005, p.192) beschrijft het proces, typerend voor het kapitalisme, dat cultuur op den duur wordt gecommercialiseerd voor massaproductie. Op deze manier wordt de mens beroofd van zijn authentiek gecreëerde cultuur en fantasie en op den duur zelf onderdrukt door, van origine, de eigen creatie.

De link tussen de cultuurindustrie theorie en de hip hop muziekindustrie wordt onder meer gemaakt door de Amerikaanse socioloog Ellis Cashmore (Brown, 1998, p. 844). In zijn boek The Black Culture Industry uit 1997 beschrijft Cashmore het

(7)

verhaal van een aantal zwarte entertainers die een mainstream markt zochten in blanke consumenten. Volgens Cashmore deden ze dit door een beperkt vertekend beeld te laten zien van afro- Amerikaanse cultuur. Hiervoor noemt Cashmore onder andere de voorbeelden van Michael Jackson en gangstarap (aangehaald in Brown, 1998, p. 844). Het tweede argument dat Cashmore verdedigt is dat in een periode van honderd jaar de functie van de zwarte cultuurindustrie is veranderd van ‘legitimatie’ naar ‘substitutie’. Dit betekent dat afro- Amerikanen relatieve vrijheden hebben mogen verwerven in populaire cultuur industrieën zonder dat er werkelijk iets aan de sociaal economische condities van deze groep kwam te veranderen (Brown, 1998, p. 844).

Ook de Amerikaanse professor in media studies, Russel Potter haalt in zijn werk Spectacular vernaculars: Hip-hop and the politics of postmodernism het neomarxistisch gedachtegoed aan om de commercialisering van hip hop te beschrijven. Potter haalt de Joods- Duitse marxistische cultuurfilosoof Walter Benjamin aan om de problematiek rondom hip hop als zwarte culturele uiting te beschrijven als “ technical reproduction of the original into a situation which would be out of reach for the original itself” (Potter, 1995, p. 46). In het geval van hip hop betekent dit volgens Potter dat hip hop oorspronkelijk door en voor een kleine groep voornamelijk zwarte jeugd in de Bronx geproduceerd werd. De grootste waarde die deze culturele stroming voor deze groep hadden waren gericht op de empowerment van jeugd. Bovendien zou hip hop een alternatief bieden voor het leven in gangs (Potter, 1995, p. 47). Toen hip hop in toenemende mate gereproduceerd werd voor een groter publiek verloor het de authentieke waarde die het van oorsprong had voor deze groep.

2.2 Hip hop: oorspronkelijk en gepopulariseerd

Op een concreter niveau zijn er verschillende werken geschreven over de

ontwikkeling van hip hop vanaf de beginjaren, de jaren 70 en 80 in de Bronx in New York, tot op heden. Verschillende studies vermelden dat er een verschil is tussen het hip hop aanbod in de begin jaren en het hedendaagse populaire hip hop aanbod. De tegenstelling die in studies naar voren komt, kan en wordt telkens weer anders

(8)

tegenover gecommercialiseerde hip hop, old skool tegenover new skool of old skool tegenover gangstarap. Gemakshalve wordt deze tegenstelling vanaf nu old skool en gangstarap genoemd.

Één van de studies die inzichten biedt wat betreft de ontwikkeling van hip hop door de jaren heen is het historische boek van Chang Can’t stop won’t stop: A history of the hip-hop generation uit 2007. Dit boek is gebaseerd op interviews van

belangrijke personen in de hip hop wereld en vertelt het verhaal van hoe hip hop tot stand is gekomen in de Bronx en in toenemende mate jeugd wereldwijd is gaan aanspreken. Een van die personen die wordt geïnterviewd en tevens de inleiding van het boek heeft geschreven is de man die ook wel ‘de vader van hip hop’ wordt genoemd, ofwel hip hop pionier DJ Kool Herc.

Herc durft ondanks zijn grote rol in de totstandkoming van hip hop kritisch te zijn over modernere ontwikkelingen binnen hip hop. Hij benadrukt dat hip hop van oorsprong voornamelijk draaide om het samen zijn van jonge creatievelingen (Chang, 2005, p.10). Hierin schuilen volgens hem ook de emancipatie doelstellingen van hip hop voor arme afro-amerikanen die in achterstandswijken leefden. Het ging er hier namelijk vooral om dat jongeren zich op een positieve manier uiten in plaats van agressief zoals dat typerend was voor zwarte jeugd in de Bronx destijds (Chang, 2007, p.48-65). Herc vindt dat hedendaagse hip hop in een luxe positie verkeert aangezien hip hop de aandacht van jongeren wereldwijd op zich heeft weten te vestigen. Hierover zegt hij:

“I don’t want to hear people say they don’t want to be role models. You might already have my son’s attention. Let’s get that clear. When I’m telling him, “don’t walk that way, don’t talk that way”, you are waking that way and talking that way. Don’t be like a drug dealer, like another pusher. Cut the crap, that’s escape. That’s the easy way out. You have the kid’s attention, I’m asking you to help raise him up.” (Chang, 2007, p.xii).

Zonder daadwerkelijk old skool en gangstarap te noemen kaart DJ Kool Herc in het werk van Chang een ontwikkeling in het hip hop aanbod aan, die hem zorgen baart. Het gaat hem er hierom dat de originele hip hop een positieve uiting was met positieve emancipatie doelstellingen terwijl hij tegenwoordig negatieve agressieve uitingen in de muziekstroming tegenkomt. Hij beschuldigt hedendaagse rappers er kortom van dat zij het verkeerde voorbeeld geven.

(9)

Ook vooraanstaand professor Todd Boyd (1997, P. 82-84) haakt op deze kwestie in door in zijn boek Am I Black Enough for you? te beargumenteren dat vooral de West Coast rap- scene er verantwoordelijk voor was dat het nihilisme de plaats van vaak politiek bewuste statements verdrong als hoofdthema binnen hip hop nummers vanaf de jaren 80. Het moment dat de populaire rapgroep NWA werd geformeerd aan de west kust is volgens Boyd (1997, p, 132) cruciaal geweest voor de ontwikkeling van hip hop richting een meer gecommercialiseerd hip hop aanbod. Volgens Boyd (1997, P. 85) was hip hop aan de oostkust van de VS, vooral in de jaren 70 en 80, namelijk gericht op afro-centrische emancipatie . Alridge (2005, p. 193) voegt hier in zijn literatuurstudie introduction: hip hop, past, present and future nog aan toe dat de door commodificatie van de stroming teksten nu behalve

nihilistisch ook vaak seksistisch zijn naar vrouwen. Reyna , Brandt & Viki et al. (2009, p. 362) benadrukken weer in het werk ‘Blame it on hip-hop; Anti-rap attitudes as a proxy for prejudice’ dat gangstarap vooral veel refereert naar een criminele levensstijl.

2.3 Theorie en empirisch onderzoek naar stereotypen, vooroordelen en discriminatie van mensen met een donkere huidskleur in relatie tot hip hop

Voordat er ingegaan kan worden op de relatie tussen stereotypering,

bevooroordeling en discriminatie van mensen met een donkere huidskleur in relatie tot hip hop, is het belangrijk dat er een beeld verkregen wordt van wat deze termen nu eigenlijk betekenen. Binnen en tussen specifieke disciplines worden er telkens weer net andere, vaak overlappende, definities gegeven van stereotypen, vooroordelen en discriminatie (Abreu, 2001, p.493). Voor dit onderzoek wordt de volgende brede definitie van stereotypen, vooroordelen en discriminatie aangehouden. De volgende definities maken de kern goed duidelijk die in de meeste definities van vooroordelen en stereotypen naar voren komen en daarom zijn ze gekozen voor dit onderzoek. Stereotypen bestaan uit alle kennis structuren, overtuigingen en verwachtingen over een bepaalde identiteitsgroep (Moskowitz, 2011). Vooroordelen gaan over een gevoel dat geassocieerd wordt met een bepaalde groep, waarbij dit gevoel volgens sommige sociaal psychologen altijd negatief is (Allport, 1956; McConahay & Hough, 1976, aangehaald in Amodio & Devine, 2006). Het verschil tussen de twee is dat

(10)

stereotypen een cognitief construct zijn terwijl vooroordelen een affectief construct zijn. Stereotypen zijn dus kennis schema’s terwijl vooroordelen met emotie te maken hebben. Discriminatie komt vervolgens voort uit de expliciete gedragsverandering die hierdoor tot stand kan komen (Moskowitz, 2011)

Stereotypering en vooroordelen zijn niet geheel afzonderlijk van elkaar te bestuderen. Het verschil tussen de twee is in de praktijk zelfs heel klein aangezien vooroordelen logischerwijs uit stereotypen activatie kan komen. Wat blijkt is alleen dat personen die minder bevooroordeeld zijn in bepaalde situaties stereotypen activatie zullen inhiberen waardoor er geen discriminerend gedrag zal volgen

(Devine, 1989, p.14-15). Wanneer er net zoals in dit onderzoek op zoek wordt gegaan naar een gedragsverandering zou het dus ideaal zijn als er naar stereotypen activatie wordt gekeken terwijl er voor bevooroordeeldheid gecontroleerd kan worden.

Op het gebied van stereotypering, vooroordelen en discriminatie zijn binnen de psychologische, maar ook de sociaal-psychologische en sociologische discipline een hoop theorieën en onderzoeken die helpen deze fenomenen beter te begrijpen. Vanuit een sociologisch perspectief zijn er theorieën te vinden die gerelateerd zijn aan het concept van stereotypering die zich richten op de implicaties van deze fenomenen voor groepen en samenlevingen. Een voorbeeld hiervan is de labelingtheorie. De labelingtheorie richt zich vooral op de manier waarop labels en stigma’s het individu en daarmee de samenleving beïnvloeden (Townsend et al, 1977, p.482-484 ). Zo stelt deze theorie dat bijvoorbeeld ‘zieken’ en ‘criminelen’ maar ook ’homo’s’ voor een groot deel in deze categorieën worden geplaatst, niet omdat deze mensen inherent anders zijn en doen, maar omdat men geneigd is mensen per se te labelen. Het bewijs hiervoor is dat de criteria voor ‘gek/niet-gek’, ‘ziek/niet-ziek’ ect. niet universeel uniform zijn. Deze theorie gaat vooral over deze mechanismen, en

gerelateerde mechanismen als de self-fulfilling prophecy, die stereotypen in de samenleving in stand houden.

Wanneer het gaat om de concepten van stereotypering en vooroordelen zelf, zijn de academische werken grofweg in twee categorieën in te delen (Fiske et al, 2002, p. 878). Enerzijds is er een hoeveelheid kennis vergaard over de oorsprong, de functie en de consequenties van stereotypen, vooroordelen en discriminatie voor het individu en voor samenlevingen. Deze kennis gaat over het proces van stereotypering en vooroordelen. Anderzijds wordt de inhoud en de verschillende dimensies van

(11)

stereotypering en vooroordelen onder de loop genomen. Deze kennis gaat over de inhoud van stereotypen.

De inhoud en het proces van stereotypering kan niet geheel afzonderlijk van elkaar bestudeerd worden. De specifieke stereotypen die uiteindelijk bij dit onderzoek gemeten zullen worden hangen af van processen die zich in de hersenen afspelen voordat er uiteindelijke meetbare handelingen aan het licht komen. De expliciete inhoud hangt dus af van het proces. Eerst zal er in worden gegaan op de verschillende dimensies die de inhoud van stereotypen kan hebben. Er zal specifiek aandacht worden besteed aan welke stereotypen verwacht kan worden over mensen met een donkere huidskleur in relatie tot hip hop. Vervolgens wordt er ingegaan op de

tijdsgeest en plaats die ‘stereotypen inhoud’ door middel van het ‘stereotypen proces’ kunnen beïnvloeden. Hier worden theorieën over hedendaags racisme

behandeld. Dan zal er kort op priming, ofwel impliciete associatieprocessen in de hersens, worden ingegaan. Dit is het meest concrete niveau waarop impliciete stereotypering en vooroordelen gemeten kunnen worden. Tot slot zullen er enkele relevante toegepaste onderzoeken worden behandeld.

2.3.1. Dimensies van stereotypering

In de zoektocht naar de inhoud van stereotypen over mensen met een donkere huidskleur is het belangrijk dat er naar een specifieke categorie aan stereotypen wordt gekeken die past bij deze groep. Er bestaan volgens sociaal psychologe Susan Fiske (2002, p.883) namelijk stereotypen over alle mogelijke identiteitsgroepen in de samenleving. In haar vooronderzoek wordt er de open vraag gesteld om alle

mogelijke groepen in de samenleving te identificeren. De volgende groepen werden geïdentificeerd: Blacks (74%), Hispanics (45%), rich people (45%), poor people (42%), gay men (39%), Asians (32%), elderly people (29%), blue-collar workers (23%), Jews (23%), disabled people (19%), retarded people (16%), poor Whites (13%), physically attractive people (13%), professionals (13%), southerners (10%), welfare recipients (10%). Hoewel deze studie is uitgevoerd door Amerikaanse jonge studenten en niet-studenten worden soortgelijke categorieën geïdentificeerd in andere westerse landen (Cuddy et al, 2009, p.25).

Vroegere sociaal psychologisch theorieën over in-groups en outgroups (Allport, 1956, aangehaald in Fiske 2002, p. 882) voorschreef dat vooroordelen over

(12)

outgroups, ofwel andere groepen, eigenlijk altijd negatief zijn. Stereotypen zouden ook als eendimensionaal negatief bekeken moeten worden omdat ze logischerwijs negatieve vooroordelen zouden weerspiegelen. Positieve stereotypering is volgens deze theorie alleen gericht op de eigen in-group of als deze wordt gericht naar outgroups kan dit alleen maar komen door moderne egalitaire waarden.

Door middel van een clusteranalyse laat Fiske zien dat er meer dimensies aan te wijzen zijn waarop stereotypen begrepen kunnen worden. Deze analyse geeft aan dat er vier groep aan te wijzen vallen. Het verschil tussen deze groepen wordt bepaald door twee dimensies, namelijk competence en warmth, ofwel warmte en competentie (Fiske et al, 2002, p.878). Hiermee verwerpt Fiske het eendimensionale stereotype model van voorheen. Het model voorspelt dat stereotypen inhoud vaak ambivalent is wat betreft deze twee dimensies. Dit houdt in dat wanneer een out-groep als ‘warm’ wordt beoordeeld deze groep niet als competent zal worden gezien. Wanneer een out-group hoog scoort wat betreft competitiviteit, voorspelt het model dat deze groep als ‘koud’, oftewel niet aardig, gezellig, leuk enz. zal worden ingeschat. Met groepen die hoog scoren wat betreft warmth worden groepen bedoeld die een paternalistische attitude uitlokken, zoals ouderen, huisvrouwen en gehandicapten (Fiske et al, 2002, p.879-880). Deze worden in westerse samenlevingen gezien als niet competitieve groepen die geholpen dienen te worden. De stereotypen die hierbij logischerwijze uitgelokt worden zijn gericht op de verwachting dat deze groepen niet veel zelf kunnen, geholpen dienen te worden, zwak zijn enz. De groepen die hoog scoren wat betreft competentie zijn groepen in de samenleving waarop men vanwege status jaloers kan zijn, zoals Aziaten, rijke mensen, joden enz. Op deze groepen worden vervolgens de negatieve stereotypen van koud zijn, niet vriendelijk enz. geprojecteerd (Fiske et al, 2002, p.880).

Dit model geeft dus aan dat er meer is dan uitsluitend en uniform negatieve stereotypering, maar dat er verschillende vormen zijn met verschillende motivaties die worden geprojecteerd op een variëteit aan groepen. Door het op deze manier indelen van groepen ontstaat er een gebalanceerd beeld van wat voor soort stereotypen er bij welke groepen in westerse samenlevingen verwacht kunnen worden. Dit heet ook wel de Stereotype Content Model. Vanuit deze theorie kunnen hypotheses worden

opgesteld over de verwachte inhoud van stereotypen naar bepaalde groepen op basis van karakteristieken als etniciteit, leeftijd, opleiding, gender enz. Een rijke immigrant

(13)

zal hoog scoren wat betreft competitiviteit maar niet erg warm. Een feminist waarschijnlijk ook. Maar een afhankelijke huisvrouw zal wel als warm beschouwd worden maar juist niet als competitief (Fiske et al. 2002, p.880). Dit komt omdat beide zowel rijke immigranten als feministen in tegenstelling tot huisvrouwen sociaal en economisch competitief zijn aan de blanke man.

Wat betreft mensen met een donkere huidskleur, is er dus ook niet per se één eenduidig stereotype. Zo maakt het bijvoorbeeld uit of het gaat om arme zwarte bevolking of hoogopgeleide zwarte professors. Dit genuanceerde beeld van stereotypen laat dus ook ruimte voor verschillende stereotypen in het geval van verschillende hip hop stromingen.

2.3.2 Hedendaagse racisme.

Wanneer er naar stereotyperende en bevooroordeelde attitudes wordt gezocht is het belangrijk dat er rekening wordt gehouden met sociaal gewenste antwoorden die bij een bepaalde tijdgeest en plek horen. Hiervoor moet er dus rekening gehouden worden met hedendaagse normen en waarden over racisme in de samenleving. De subtle racism theory (Pettigrew & Meertens, 1995 ) en de aversive racisme theory (Gaertner & Dovidio, 1986) helpen bij het beter kunnen voorspellen van wanneer er wat voor soort vormen van stereotypering en bevooroordeeldheid verwacht kunnen worden, wanneer er in een moderne westerse samenleving naar deze fenomenen onderzoek wordt gedaan.

De aversive racism theorie geeft aan dat vooroordelen en stereotypering steeds minder expliciet waar te nemen zijn in de VS omdat constitutionele egalitaire normen en waarden steeds meer worden geadopteerd. Volgens de aversive racism theorie betekent dit alleen niet dat er ook minder gediscrimineerd wordt. Deze theorie voorspelt namelijk dat er nog minstens evenveel impliciet, oftewel onbewust en vaak oncontroleerbaar, wordt bevooroordeeld en gestereotypeerd als vroeger. De aversive racism theorie voorspelt dat deze impliciete stereotypering en vooroordelen kan leiden tot werkelijke discriminatie uitingen in twee gevallen (Fried, 1999, p.708). De eerste is wanneer iemand moet reageren op een situatie waarbij er sprake is van tegenstrijdige normen of normen die ambigue zijn. De tweede is wanneer een

(14)

die niets met ras te maken hebben. Aan deze twee voorwaarden moet er dus worden voldaan voordat er sprake kan zijn van meetbare bevooroordeelde en stereotype attitudes. Deze voorwaarden zijn alleen erg vaag. In wat volgt worden specifieke situaties behandeld waarbij er aan deze voorwaarden wordt voldaan. De theorie is ook toepasbaar in andere westerse staten die expliciet egalitaire waarden promoten

(Gaertner & Dovidio, 1986; Kinder & Sears, 1981).

Op basis van deze theorie kan er worden verwacht dat het onwaarschijnlijk is dat respondenten gemakkelijk expliciete uiting zullen geven aan vooroordelen en stereotypen over mensen met een donkere huidskleur. Er zijn een aantal manieren om toch achter deze vaak impliciete stereotyperende en bevooroordeelde attitudes te komen. Een simpele manier is afkomstig uit het werk van Fiske (2002, p. 884). Zij vraagt eerst aan respondenten welke groepen er allemaal aan te duiden vallen in de samenleving, vervolgens vraagt ze wat de samenleving vindt van deze groepen. Door de nadruk te leggen op wat de samenleving vindt is het minder moeilijk voor de respondenten om uiting te geven aan stereotypen denkbeelden omdat het niet direct in conflict komt met het individuele doel om egalitair te zijn, oftewel het doel om niet te discrimineren. Op deze manier kan er toch kennis worden genomen van de

stereotypen die respondenten hebben over verschillende groepen. Dit zegt alleen nog weinig over uiteindelijk stereotyperend en bevooroordeeld gedrag van mensen in de werkelijkheid. Iemand kan namelijk veel kennis hebben van stereotypen hebben maar toch weinig zelf vooroordelen en stereotyperen. Dit kan komen doordat mensen niet precies dezelfde doelen hebben om egalitair te zijn en dit kan komen omdat sommige mensen sterk bevooroordeeld zijn en sommige mensen minder.

Priming

Verschillende onderzoeken laten zien dat stereotypen en vooroordelen simpel te activeren zijn. Hiervan hoeft de persoon waarbij het stereotype geactiveerd wordt niet eens op de hoogte te zijn, aangezien dit ook impliciet kan gebeuren. Priming is bij uitstek de manier om de relatie tussen een muziekstroming en bevooroordeelde of stereotyperende attitudes te meten. Het concept van priming gaat namelijk om impliciete associatieprocessen in de hersenen. Het voordeel van een experimentele

(15)

opzet op basis van priming is dat mensen er minder snel sociaal gewenste antwoorden geven omdat er wordt ingespeeld op onbewuste associaties die niet per sé hoeven overeen te komen met de expliciete attitudes van een persoon. Dit is vooral een

voordeel als het gaat om een gevoelig topic als discriminatie, aangezien in veel landen discriminatie bij wet verboden is en mensen zich in veel gevallen ook zelf aan deze waarden zullen houden, al is het alleen maar omdat discriminatie in veel gevallen niet aansluit bij maatschappelijke egalitaire normen en waarden (Pettigrew & Meertens, 1995; Hodgen et al, 2005). De onderzoeken waarover het gaat en die relevant zijn voor dit onderzoek zullen worden behandeld onder paragraaf 3.3.

De hoeveelheid kennis van stereotypen die een persoon heeft zegt dus nog te weinig over de te verwachten individuele uitingen van stereotypen naar een

gestereotypeerde groep. Van groot belang is namelijk ook de emotionele waarde die een persoon aan bepaalde stereotypen hangt. Oftewel de mate van

bevooroordeeldheid van een persoon maakt uit voor de uiteindelijke expliciete uitingen van stereotypen attitudes. Het meten van bevooroordeeldheid kan

doormiddel van de implicit association test ofwel de IAT (Greenwald, Poehlman, Uhlmann & Banjani, 1998). Deze testen zijn tot op heden ontwikkeld om

bevooroordeeldheid te meten over een beperkt aantal zaken. Hieronder vallen vooroordelen over zwart-wit relaties, maar ook man-vrouw, jong-oud en

homoseksueel-heteroseksueel relaties. De test is niet ontwikkeld om bevooroordeelde attitudes op basis van muzikale stromingen te meten. In theorie zouden in een

dergelijke test proefpersonen moeten worden blootgesteld aan muzikale audio- of videoclips en vervolgens zou vluchtig moeten worden gevraagd deze te associëren met negatieve dan wel positieve items, net als de bedoeling is tijdens de bestaande Impliciete Attitude Tests. In het geval van dit onderzoek moeten proefpersonen dan aan old skool dan wel aan gangstarap video- of audioclips worden blootgesteld. Het op deze manier testen van de relatie tussen vooroordelen en muzieksmaak is alleen beperkter dan de IAT om twee samenhangende redenen. Ten eerste zijn de

categorieën niet zo duidelijk te scheiden in een vluchtige prime, terwijl twee

duidelijke afgescheiden primes wel een voorwaarde zijn voor de IAT. Gangstarap en Old Skool zijn stromingen die veel overlap vertonen dus het kan niet verwacht worden dat iemand binnen een seconde geprimed is met specifieke stereotypen. Ook heeft niet iedereen echt kennis van de stromingen wat snelle associaties in de weg kan zitten. De

(16)

reden dat er toch wordt gezocht naar een onderscheidt tussen deze gerelateerde

stromingen is dat categorieën op zich bijna altijd overlap vertonen en dit maakt ze ook juist zo spannend. Zo zijn de categorieën van de IAT test ook overlappend. Mensen die proberen niet te discrimineren aan dat ze in de eerste plaats mensen zien in plaats van ras, geaardheid enz. Ten tweede wordt er ook gecontroleerd voor de hoeveelheid kennis die een persoon van de verschillende hip hop stromingen heeft. Tot slot zou het noch zo kunnen zijn dat mensen meer gevoelsmatig een verschil tussen de stromingen opmerken in plaats van expliciet. Dit zou allemaal toch redenen kunnen geven voor significante verschillen bij dit onderzoek.

Om achter bevooroordeelde en stereotyperende attitudes over mensen met een donkere huidskleur te komen in relatie tot muzieksmaak zijn er een aantal

mogelijkheden. Eén mogelijkheid is het niet direct bevragen van vooroordelen en stereotypen over een groep mensen maar over een fenomeen dat vaak sterk

gerelateerd is aan mensen uit bepaalde groepen. Een andere manier is het wel richten op vooroordelen en stereotypen over mensen met een donkere huidskleur onder het mom van het concept deservingness. Beide mogelijkheden worden nu verder uitgelegd.

3.3 Empirisch onderzoek naar anti rap attitudes & deservingness

Hoewel mensen in de meeste situaties bewuste vooroordelen en stereotypering voor zich zullen houden door egalitaire waarden blijkt er één situatie een uitzondering te vormen op deze regel. Deze uitzondering houdt in dat mensen vaak de status quo machtsverhouding in de maatschappij waarin ze leven zullen verdedigen aan de hand van het argument dat iedere groep de sociaal economische positie die zij hebben ook daadwerkelijk hebben verdiend (Reyna, Brandt & Viki, 2009, p. 393). Meer

succesvolle groepen worden gezien als competent en deserving terwijl sociaal economisch achtergestelde groepen worden gezien als minder competent en

undeserving - werken niet hard genoeg, zijn lui, ontbreken aan wilskracht enz. Deze zienswijze komt voort uit het geloof dat iedereen verantwoordelijk is voor wat diegene krijgt in het leven. Deze negatieve ‘verantwoordelijkheid stereotypen’

worden dus toegeschreven aan groepen in de maatschappij aan de hand van de sociaal economische positie die zij innemen. Vragen over deservingness zullen dus

(17)

waarschijnlijk bevooroordeelde en stereotyperende uitingen over mensen met een donkere huidskleur uitlokken aangezien deze minderheidsgroepen vaak in een sociaal economisch achtergestelde positie verkeren waarvan men dus geneigd is te vinden dat ze het zelf hebben verdiend.

Deze verantwoordelijkheid stereotypen blijken de grootste voorspeller te zijn voor de steun of oppositie van groepsgerichte beleidsmaatregelen. In het experiment Priming media stereotypes reduces support for social welfare policies: The mediating role of empathy van Johnson, Olivo, Gibson et al. (2009) wordt een groep mensen blootgesteld aan videoclips waarin schaars geklede afro-Amerikaanse vrouwen seksueel of sensueel dansen. Een controlegroep wordt hier niet aan blootgesteld. Het resultaat van dit onderzoek is dat de groep die wordt blootgesteld aan de dansende afro-Amerikaanse vrouwen uit de videoclips hierna bereid is significant minder steun te verlenen aan beleidsmaatregelingen die achtergestelde donkere bevolkingsgroepen zouden helpen dan de groep die niet is blootgesteld aan de beelden. Dit experiment steunt dus de thesis dat blootstelling aan stereotypen ook tot de projectie van deservingness- of wel verantwoordelijkheid- stereotypen over mensen met een donkere huidskleur zal leiden.

In de studie Blame it on hip hop; Anti-rap attitudes as a proxy for anti-black attitudes van Reyna, Brandt en Viki (2009, p.365-373) komt ook het beeld naar voren dat vooroordelen en stereotypen over mensen met een donkere huidskleur vooral geneigd zijn zich te doen gelden in de vorm van ‘verantwoordelijkheid stereotypen’. Zij beschrijven specifiek het beeld van de gangstarapper die belangrijke

maatschappelijke normen en waarden ondermijnt door zich te profileren als crimineel, niet hard werkend, vrouwonvriendelijk enz. In de drie verschillende studies wordt de relatie tussen anti-rap en anti-black attitudes getoetst. Er blijkt steeds een significante relatie te zijn tussen de twee en in alle studies komt naar voren dat specifiek de verantwoordelijk - binnen het bredere spectrum van anti-black attitudes - van mensen met een donkere huidskleur wordt benadrukt. Respondenten die anti-rap attitudes uitten projecteerden telkens ook meer negatieve verantwoordelijkheid stereotypen op mensen met een donkere huidskleur. Opvallend is wel dat deze resultaten slechts gelden voor de Amerikaanse sample en niet voor de Britse sample. Hoewel de Britse sample ook waarde hecht aan de verantwoordelijkheid stereotypen blijkt deze groep

(18)

deze waarde in tegenstelling tot de Amerikaanse sample niet te gebruiken ter legitimatie van de steun van beleidsmaatregelen die zwarte minderheidsgroepen negatief beïnvloeden (Reyna, Brandt & Viki, 2009, p.374).

Behalve het aanduiden van de belangrijke rol van verantwoordelijkheid stereotypen toont het onderzoek van Reyna, Brandt & Viki dus ook aan dat er sprake is van een duidelijke correlatie tussen deze verantwoordelijkheid stereotypen en anti-rap attitudes. Deze anti- anti-rap attitudes werden bij dit onderzoek gemeten door middel van de Rap Attitude and Perception Scale, ofwel de RAP schaal (Tyson, 2006) en de general social study, ofwel de GSS (1993). Om verantwoordelijkheid stereotypen over mensen met een donkere huidskleur te meten wordt de subtle racisme scale (Henry & Sears, 2000) en ook de GSS (1993) gebruikt. Hoewel de GSS een goed algemeen beeld over attitudes meet over meerdere zaken waaronder de meest belangrijke voor dit onderzoek, namelijk rap attitudes en ook vooroordelen en stereotypen over mensen met een donkere huidskleur, is deze vragenlijst gedateerd. Het is inmiddels meer dan 20 jaar later wat goed kan betekenen dat de perceptie van rap muziek en donkere mensen wel veranderd zijn. Dit is de reden dat Reyna, Brandt en Viki (2009) dus ook gebruik maken van de RAP schaal en de subtle racism scale die beide effectief zijn in het aantonen van verschillende attitudes. In dit onderzoek zal ook de RAP schaal voor anti- rap attitudes worden gebruikt en een combinatie van de subtle racisme scale en de GSS zal voor verantwoordelijkheid stereotypen over mensen met een donkere huidskleur worden gehanteerd. Voor verdere

verantwoording van het gebruik van de RAP schaal zie het kopje ‘operationalisering RAP schaal’ bij 4.3.2.

Er hoeft zoals het onderzoek van Reyna, Brandt & Viki aangeeft dus niet direct gevraagd te worden naar anti-black attitudes. Er kan dus ook naar anti-rap attitudes gevraagd worden aangezien zij sterk gerelateerd aan anti-black attitudes zijn. In devolgende twee onderzoeken worden ook niet direct anti-black attitudes bevraagd maar indirect anti-rap attitudes.

Sociaalpsycholoog Carrie (1998) beschrijft in haar stuk who is afraid of rap music, differential reactions to music lyrics het experiment dat zij had uitgevoerd naar reacties op muziekteksten. Carrie stelde respondenten bloot aan songteksten die als agressief zouden kunnen overkomen. Deze songtekst kwam van een oud Amerikaanse

(19)

folk nummer genaamd; Bad man’s blunder. De ene groep werd erop geattendeerd dat het rapteksten waren terwijl de andere groep te horen kreeg dan het om country muziekteksten zou gaan. Resultaat was dat de groep die erop werd geattendeerd dat het om hip hop teksten zou gaan negatievere attitudes aangaven. Niet onder alle voorwaarden is het verschil significant gebleken, zo beoordeelden twintig- tot veertigjarige hip hop maar iets negatiever.

De mogelijkheid van priming door middel van hip hop audioclips is ook al onderzocht. In het onderzoek van Shevy (2008) worden twee experimenten

uitgevoerd. Groepen mensen worden blootgesteld aan hip hop muziekclips en country muziekclips. Bij beide clips is aan het einde een stem te horen die zogenaamd de stem van de artiest moet symboliseren. Deze stem is echter door Shevy zelf geproduceerd en is in beide clips dezelfde. Vervolgens wordt er aan de luisteraars gevraagd wat zij denken over de zogenaamde artiest. Er wordt duidelijk dat de stem van de hip hop clip door de respondenten onder andere jonger wordt geschat, minder vriendelijk en minder te vertrouwen.

Hoofdstuk 4. Probleemstelling

In het theoretisch kader is naar voren gekomen dat er vanuit verschillende perspectieven gekeken kan worden naar het thema van dit onderzoek, ofwel de eventuele bestendiging van stereotypen en vooroordelen over mensen met een donkere huidskleur door ontwikkelingen in de muziekstroming hip hop. Of het ook echt zo blijkt te zijn dat door gecommercialiseerde hip hop stereotypen en

vooroordelen over mensen met een donkere huidskleur worden bestendigd, is de focus van deze studie. Mocht dit zo zijn, dan is het ook van belang de mechanismen te onderzoeken die hieraan ten grondslag liggen. Bij nadere beschouwing zijn er twee te onderscheiden aspecten die een rol kunnen spelen bij die eventuele bestendiging:

1. Toe-eigening door de populaire cultuur. Dit is een vorm van

commercialisering, waarmee de kracht van de oorspronkelijke boodschap voor de zwarte cultuur verloren gaat; inclusief de eigenwaarde en emancipatorische tendens voor mensen met een donkere huidskleur. Dit aspect komt regelmatig naar voren in de bestaande literatuur over hip hop (Chang 2007; Potter 1995; Boyd 1997). Het blijft hier echter bij theoretische beschouwing en

(20)

2. De commercialisering - aansluiting bij de massa-industrie - van een culturele uiting. Deze popularisering van in dit geval hip hop is effectief door zich aan te sluiten bij al bestaande populaire stereotypen in de bredere cultuur.

Daardoor worden deze stereotypen impliciet bevestigd, wat ook van invloed kan zijn op feitelijk gedrag. Op dit gebied is er theorie, als de aversive racisme theorie, en empirisch onderzoek, bijvoorbeeld via priming, die de hypothese lijken te bevestigen dat stereotypen en vooroordelen via priming worden geactiveerd en leiden tot negatieve discriminatie (Carney, 2009; Johnson e.a. 2009; Gaertner & Dovidio, 2004, Carrie, 1998, Shevy, 2008). Hoewel het genuanceerde stereotype content model van Fiske (2002) suggereert dat er een verschil zou kunnen zijn tussen verschillende sub-stromingen in zwarte

cultuur is dit nog niet empirisch onderzocht voor de old skool muziekstroming tegenover de gangstarap muziekstroming zoals uitgelegd in het theoretisch kader.

Dit onderzoek doet een poging om voor de muziektraditie hip hop op beide aspecten deze leemte op wetenschappelijk niveau enigszins te vullen.

De resultaten van dit onderzoek zijn in een toenemende mate ook

maatschappelijk relevant omdat hip hop als cultureel fenomeen in toenemende mate mensen, en vooral jeugdcultuur, wereldwijd beïnvloedt (Alridge, 2005, p.190; Potter, 1995, p.7). Hip hop wordt namelijk niet uitsluitend meer geproduceerd voor en door een kleine groep donkere jeugd in New York zoals dat in de jaren ‘70 wel het geval was. Inmiddels wordt hip hop op een veel grotere schaal geproduceerd en

geconsumeerd. De eventuele bevestiging van stereotypen in hip hop muziek is dus in de eerste plaats relevant voor mensen met een donkere huidskleur die leven in

gemeenschappen waar hip hop een rol speelt. Daarnaast vormt de eventuele bevestiging van stereotypen over mensen met een donkere huidskleur een

maatschappelijk probleem voor samenlevingen die het doel hebben egalitair te zijn. Dit onderzoek is erop gericht om helderheid rondom dit vraagstuk te verkrijgen door een antwoord op de volgende hoofdvraag te zoeken:

Leidt het luisteren naar gangstarap hip hop in tegenstelling tot het luisteren naar old skool hip hop tot meer negatieve vooroordelen en stereotypering van mensen met een donkere huidskleur?

(21)

Op basis van de theoretische onderbouwingen van Chang (2007), Boyd (1997) en Cashmore (aanghaald in Brown, 1998) in combinatie met de kennis over de inhoud en het proces van stereotypering (Fiske, 2003; Dovido & Gartner) en toegepast

onderzoek (Carney et al, 2009; Johnsen et al, 2009; Shevy, 2008: Carrie; 1998) zijn de verwachtingen dat gangstarap meer vooroordelen en stereotypen die een zwakke sociaal-economische positie benadrukken, over mensen met een donkere huidskleur zal activeren. Er wordt dus verwacht dat er meer status quo stereotypen en

vooroordelen worden bestendigd door gangstarap en dat er meer emancipatie stereotypen worden bestendigd door old skool. Het meten van deze vooroordelen en stereotypen over mensen met een donkere huidskleur kan dus op een aantal manieren gedaan worden. Er kan indirect naar anti rap attitudes worden gevraagd zoals in het geval van de RAP schaal, het onderzoek van Carrie (1998) en het onderzoek van Shevey (2008) of er kan direct naar verantwoordelijkheid stereotypen worden gevraagd zoals met de subtle racism scale (Henry & Sears, 2002) of een aangepaste GSS (Reyna, Brandt & Viki; 2009).

3.1 Deelvragen

Omdat het hier zal gaan om een experimentele opzet, waarbij respondenten aan één of geen audioclip worden blootgesteld, old skool dan wel gangstarap dan wel geen audioclip, is er in eerste instantie sprake van één onafhankelijke variabele, dit is dus de ‘muziekstroming audioclip’. Deze zal vanaf nu als audioclip of kort als ‘audio’ worden aangeduid. Wat betreft de afhankelijke variabelen wordt er gekeken naar de verschillende manieren om stereotypering en vooroordelen over mensen met een donkere huidskleur te meten. In het theoretisch kader werd de correlatie tussen anti-rap attitudes en anti-black attitudes behandeld. Op basis van deze kennis wordt er in dit onderzoek indirect naar anti rap attitudes gevraagd om achter vooroordelen en stereotypen over mensen met een donkere huidskleur te komen. Zo worden anti-rap attitudes op drie verschillende manieren gemeten, Gebaseerd op RAP schaal en de onderzoeken van Carrie (1998) en Shevey (2008). Bij de laatste deelvraag wordt direct de verantwoordelijkheid stereotypering van mensen met een donkere huidskleur bevraagd. Deze methodes zijn kort genoemd in het theoretisch kader en komen verder terug in de operationalisering onder hoofdstuk 4 methode.

(22)

De eerste deelvraag is erop gericht om achter anti-rap attitudes te komen via de RAP schaal (Tyson & Porcher, 2012). Deze kent drie dimensies, waarvan de eerste twee dimensies ook de eerste twee deelvragen van dit onderzoek belichamen. De eerste zijn positieve empowerment vooroordelen (1=EMP), de tweede zijn negatieve gewelddadige en vrouwonvriendelijke, ofwel violent en misogenist, vooroordelen (2=VM) en de laatste artistieke vooroordelen (AE). Vanuit de literatuur over de tegenstelling tussen old skool en gangstarap zoals behandeld in het theoretisch kader kan er vooral vanuit worden gegaan dat de twee muziekstromingen anders scoren wat betreft EMP en VM. Zo zou volgens Boyd (1997, p.85) old skool bijvoorbeeld vooral draaien om afro- centrische emancipatie, of te wel EMP, en zou gangstarap volgens Cashmore (aangehaald in Brown, 1998, p.844) vooral onderdrukkend werken omdat het een beperkt negatief beeld van zwarte cultuur laat zien. De artistieke waarde is minder relevant voor dit onderzoek vandaar dat er geen deelvraag over de AE waarde geformuleerd is.

Deelvraag 1. Activeert gangstarap in tegenstelling tot old skool meer negatieve VM rap attituden op de RAP schaal?

H0= er is geen verschil en H1= gangstarap activeert meer negatieve rap attitudes op de RAP schaal dan old skool

Deelvraag 2. Activeert old skool in tegenstelling tot gangstarap meer positieve EMP rap attituden op de RAP schaal?

H0= er is geen verschil en H1= gangstarap activeert meer negatieve rap attitudes op de RAP schaal dan old skool

De tweede methode is erop gericht om negatieve attitudes over rapsongteksten te meten. Deze methode is gebaseerd op het experiment van Carrie (1998) en vormt deelvraag 3. De verwachting hierbij is net als bij deelvraag 1 ‘ja’. Dit om dezelfde redenen als bij de eerste deelvraag.

(23)

Deelvraag 3. Activeert gangstarap in tegenstelling tot old skool meer negatieve attituden over rap lyrics?

H0= er is geen verschil en H1= gangstarap activeert meer negatieve attituden over rapsongteksen dan old skool

De derde methode is erop gericht om de attitude gericht op rappers zelf te meten. Deze methode zet de twee dimensies van Fiske (2002), oftewel warmth en competence tegen elkaar af. Deze methode is een combinatie van de experimenten van Shevey (2008) en Fiske (2002) en brengt deelvragen 4 en 5 met zich mee. De Theorie van Fiske voorspelt dat mensen met een donkere huidskleur veelal niet met competence stereotypen worden benaderd en daarom een status quo

machtsverhouding weerspiegelen. Op basis van de theorie over het verschil tussen old skool en gangstarap kan er worden verwacht dat old skool er wel op is gericht om emancipatie van zwarte bevolkingsgroepen te faciliteren. Vandaar dat er wordt verwacht dat deze muziekstroming meer competence stereotypen activeert.

Deelvraag 4. Activeert old skool in tegenstelling tot gangstarap tot meer positieve competence attituden over rappers?

H0= er is geen verschil en H1= Old skool activeert meer positieve competence attituden over rappers dan gangstarap

In het geval van ‘warmte’ stereotypen wordt precies het tegenovergestelde verwacht. De gecommercialiseerde gangstarap stroming zou namelijk juist de status quo machtsverhouding in de samenleving weerspiegelen.

Deelvraag 5. Activeert gangstarap in tegenstelling tot old skool tot meer positieve warmth attituden over rappers?

H0= er is geen verschil en H1= Old skool activeert meer positieve competence attituden over rappers dan gangstarap

De vierde en laatste methode is er wel direct op gericht om vooroordelen en

stereotypering van mensen met een donkere huidskleur te meten. Dit gebeurt door het meten van verantwoordelijkheid stereotypen die gericht zijn op de eigen

(24)

verantwoordelijk van mensen met een donkere huidskleur voor de sociaal economisch achtergestelde positie die ze innemen. Deze methode ligt aan de basis van deelvraag 6. Hiervoor wordt een combinatie van de subtle racisme scale (Henry & Sears, 2002) en de GSS (1993) gebruikt.

Deelvraag 6. Activeert gangstarap in tegenstelling tot old skool meer negatieve verantwoordelijkheid stereotypen over mensen met en donkere huidskleur? H0= er is geen verschil en H1= gangstarap activeert meer negatieve

verantwoordelijkheid stereotypen over mensen met een donkere huidskleur dan old skool.

3.2 Interdisciplinariteit.

De insteek van dit onderzoek is interdisciplinair. De theoretische basis wordt gevormd door wetenschappelijke kennis op drie niveaus. Op het hoogste niveau wordt de neo marxistische cultuurindustrietheorie van Horkheimer en Adorno aangehaald om dit onderzoek in perspectief te plaatsen. Dit als het ware een Grand theorie die helpt om de wereld beter te begrijpen. Deze theorie is alleen niet specifiek toetsbaar omdat deze theorie nou juist een blauwdruk is voor algemene processen die per casus kunnen verschillen. De frankfurter schule roept ook juist op om hun ideeën te interpreteren en niet empirisch te toetsen. Dit empirisch toetsten gebeurt juist wel bij dit onderzoek, maar dit moet dus gebeuren op basis van meer mid-level theories dan alleen de abstracte cultuurindustrie theorie.

Deze middle-range wetenschappelijke kennis wordt gevormd door de kwalitatieve onderzoeken naar de specifieke ontwikkeling van hip hop door de jaren heen (Allridge, Boyd, Carney, Cashmore, Potter). Deze academische werken

suggereren dat hip hop aan authenticiteit heeft verloren door commercialisering. De realiteit hiervan is alleen nog nooit empirisch getoetst. Deze empirische toetsing is dus precies wat er in dit onderzoek gebeurt.

De methode voor deze empirische toetsing is gebaseerd op priming en komt uit de sociaal psychologische discipline. Dit is dus letterlijk weer op een ander, lager niveau, ofwel het individu in relatie tot andere individuen, naar de wereld kijken. De

(25)

experimenten van Carrie (1998), Shevey (2008) en Johnson et al (2009) zijn op priming in relatie tot hip hop gericht maar richten zich niet op ontwikkelingen of commercialisering vanuit de stroming zelf. Door gebruik te maken van theorieën en wetenschappelijke kennis op deze drie niveaus is er een onderzoek tot stand gekomen dat vanuit elk van deze niveaus afzonderlijk dus niet zou gebeuren. Wel draagt dit onderzoek bij aan de wetenschappelijke kennis over al deze niveaus.

4. Methode.

4.1 Ontologische en Epistemologische overwegingen

Er is gekozen voor een kwantitatieve onderzoeksstrategie om de invloed van old skool en gagstarap op bevooroordeeld en stereotyperend gedrag empirisch te onderzoeken. De ontologie die dit onderzoek hiervoor hanteert is daarmee objectivistisch. Er wordt vanuit gegaan dat sociale fenomenen op zich staande feiten zijn, die niet

beïnvloedbaar zijn door sociale actoren (Bryman, 2008, p.18). De epistemologische overwegingen zijn positivistisch. Er wordt binnen dit onderzoek namelijk vanuit gegaan dat het mogelijk is om waardevrij empirisch onderzoek uit te voeren. 4.2 Onderzoeksontwerpen.

Zoals in het theoretisch kader besproken, zijn er een aantal manieren om de relatie tussen muzieksmaak en bevooroordeeld en stereotyperend gedrag te meten. Er is gekozen voor een experimentele opzet door middel van priming. Specifiek worden de experimenten van Carrie, Carney et al, Shevy en Johnson et. al. aangepast zodat ze te gebruiken zijn voor dit onderzoek naar een verschil tussen twee hip hop stromingen.

(26)

4.3. Operationalisering concepten

4.3.1.Operationalisering onafhankelijke variabelen: old skool en gangstarap Voor het beantwoorden van de deelvragen moeten in eerste instantie de

onafhankelijke variabelen; old skool en gangstarap audiomixtapes

geoperationaliseerd worden. Daarna moeten ook nog de onafhankelijke variabelen old skool en gangstarap artiesten geoperationaliseerd worden.

Er zijn twee mixtapes gemaakt waarvan één met alleen maar old skool samples en één met alleen maar gangstarap samples. Een sample is een fragment van een nummer en een mixtape is dus een compilatie van samples van verschillende nummers bij elkaar. Allebei de mixtapes zijn twee minuten lang en bevatten zes samples. De selectie van de samples old skool en gangstarap, ofwel de twee onafhankelijke variabelen waaraan respondenten worden blootgesteld, is als volgt gebeurd.

DJ kool Herc geeft aan dat moderne gangstarappers in een luxe positie zitten omdat zij meer jeugd wereldwijd aanspreken dan dat rappers dat voorheen deden (Chang, 2005, p.10). ‘Commercieel bereik’ is dus de indicatie die DJ Kool Herc noemt om gangstarap van old skool te onderscheiden. Ook Russel Potter (Bron) geeft aan dat hip hop aan authenticiteit verloor op het moment dat hip hop voor een steeds groter publiek geproduceerd werd. Commercieel bereik zal dus als e eerste bepalende factor worden meegenomen bij het plaatsen van samples in de old skool dan wel de gangstarap mixtape.

Tod Boyd (1998, p.85) voegt toe dat het vooral de westcoast rap- scene is die verantwoordelijk is voor het nihilisme binnen de nummers. Boyd geeft hier drie indicatoren voor het onderscheiden van old skool en gangstarap. De eerste en de tweede zijn de plaats en tijd waar de hip hop gemaakt werd. De eastcoast, New York, in de jaren 70 en 80 was voornamelijk het toneel van old skool en de westcoast vormde vanaf de jaren 80 het toneel voor gangstarap. Als laatste noemt Boyd als bepalende factor voor het onderscheiden van old skool en gangstarap de

overkoepelende thema’s in de nummers. Bij old skool stonden volgens Boyd politieke thema’s veelal centraal terwijl in gangstarap nummers in toenemende mate zinloos geweld, pracht en praal centraal als thema’s kwamen te staan.

(27)

Aangezien de ene stroming uit de ander voortkomt bestaat er overlap tussen de twee. In de mixtapes moet overlap zoveel mogelijk worden uitgebannen omdat anders eventuele verschillen tussen de twee niet aan het licht komen. Er moet dus een nauwe definitie zijn van authentieke en gecommercialiseerde hip hop die zo min mogelijk overlappen. Dit wordt gedaan door de vier indicaties mee te nemen in de zoektocht naar bruikbare samples.

In het geval van het vinden van authentieke old skool nummers zijn de volgende beslissingen genomen. Aangezien hip hop zich ontwikkelde uit andere genres, waaronder disco en futuristische funk, is veel van de aller vroegste hip hop nog niet een eigen authentieke stijl te noemen (Boyd, 2005, p.82; Chang, 2005, p. 21-25). Het gaat hier om de DJ’s en producers die letterlijk breaks samples overnamen van bekende disco en funk nummers. Pas vanaf eind jaren 70 en vooral in de jaren 80 kan er gezegd worden dat de verschillende unieke muzikale elementen van hip hop muziek naar voren kwamen, zoals scratchen en complexere rapteksten. Nummers van grondleggers als Afrika Bambaataa- ‘Planet rock’, Grandmaster Flash - ‘the message’ en Sugar hill gang- ‘Rappers Delight’ worden dus niet meegenomen in de mixtapes van dit onderzoek gezien hun grote disco en futuristische funk gelijkenissen. Ook Run DMC valt buiten de boot door de overduidelijke fusie tussen hip hop en rock in hun nummers.

De artiesten en nummers die over blijven die voldoen aan de authentieke old skool criteria zijn uit Chang (2005, p) zijn populaire can’t stop won’t stop historische beschrijvende hip hop boek gehaald (Zie bijlage 1). Doug E Fresh - The show. Biz markie - vapors. Ain’t no half steppin - big daddy kane. Krs One’ - ‘my philosophy’. jungle brothers - straight out. slick rick- children story. Deze artiesten scoorden hits in de jaren 80.

In het geval van het vinden van de gangstarap samples voor de mixtape zijn de volgende beslissingen genomen. Aangezien de kans op overlap met old skool het kleinst wordt geacht naarmate de hip hop industrie commerciëler is geworden is er gekozen voor rap nummers die de laatste jaren populair waren. Ook bij de ‘gangstarap mixtape’ is het belangrijk dat de samples de lading dekken van het belangrijkste kenmerk hiervan, ofwel gecommercialiseerde hip hop. Moderne hip hop is erg

(28)

gevoelig voor hypes. Deze hypes kunnen het best omschreven worden als mode die erg tijdelijk is. Om uit te sluiten dat er niet wordt gemeten of de huidige hype eerder stereotypen bevestigt dan oldskool moeten er dus ook gecommercialiseerde samples in de gangstarap mixtape worden opgenomen die niet alleen onder de huidige hype te plaatsen valt. Er worden dus samples meegenomen van rap nummers uit de laatste paar jaar.

Nog meer nog dan dat het geval was bij old skool is gecommercialiseerde hip hop hedendaags nog meer een mengelmoes van allerlei stijlen door elkaar. In

toenemende mate wordt hip hop met andere populaire genres gecombineerd en worden er herinterpretaties gedaan van oude soul, disco, funk, rock n’ roll enz. nummers gedaan. Om deze afleiding van de essentie van gecommercialiseerde hip hop te voorkomen is er gekozen voor de populaire rap nummers, zonder zang, die door zwarte rappers de afgelopen jaren zijn gemaakt.

Voor de gangstarap mixtape is simpelweg gekeken naar de Amerikaanse bilboard hot top 100 in de categorie ‘best gewaardeerde rap nummers’ van de laatste 3 jaar. De volgende nummers zijn geselecteerd: coco ot-genesis, Bobby schmurda - hot nigga, tyga - hookah, Drake - jumpman rick ross - hustlin, kevin gates really really, new slaves - kanye west.

Ook in de gangstarap mixtapes is er geprobeerd de lading van

gecommercialiseerde hip hop van de laatste paar jaar te dekken. Bepaalde nummers vertonen mogelijk meer overlap met old skool. Zo heeft Jay Z een wel heel directe band met de old skool eastcoast hip hop omdat hij er geboren is. Aan de andere kant zijn in de muziek van een eveneens populaire rapper Kendrick Lamar melodieën te horen die sterk neigen naar de jazzy afro geïnspireerde New York hip hop van de jaren 80. Maar door enkele rappers weg te laten is er niet afgedaan aan de algehele trend in moderne gecommercialiseerde hip hop. De grootste namen ontstijgen mogelijk wellicht bij vlagen het genre (Kendrick Lamar, Kanye West, Jay Z en Drake). Maar in het overgrote deel van het moderne gecommercialiseerde hip hop aanbod valt zeker wel een trend te ontdekken (Tyga, Boby schmurda, Ace hood, Kevin Gates, Meek Mill, Big Sean, Lil Wayne, Young Thug, Chief Kief, Cucci Mane, Fetty Wap. Rae Smurda, rick ross, travis scott, rich homie quan, yq,). Voor een

(29)

visueel overzicht van de operationalisering van gekozen artiesten voor de gangstarap mixtape dan wel de old skool mixtape zie bijlage 1.

4.3.2 Operationalisering onafhankelijke controle variabelen ‘kenner’ en ‘afkomst’

Hoewel er primair wordt gekeken naar de invloed van het blootstellen aan de verschillende audioclips op negatieve attitudes naar mensen met een donkere

huidskleur moet er rekening gehouden worden met de invloed van andere factoren die bepalend kunnen zijn voor de resultaten. Zo is vanuit de theorie naar voren gekomen dat het er toe zou kunnen doen in hoeverre iemand kennis heeft van de old skool en gangstarap stromingen in hip hop. Volgens de IAT moeten categorieën namelijk geen overlap vertonen voordat er een significant verschil te verwachten is in de perceptie van deze categorieën. Hoewel er vanuit gegaan kan worden dat respondenten bewust dan wel onbewust niet geheel onbekend zijn met hip hop en haar stereotypen is het toch een goed idee om te controleren voor de hoeveelheid kennis die een persoon heeft. Met name kennis over de old skool stroming is niet een gegeven omdat deze minder gecommercialiseerde stroming minder prominent aanwezig is in het huidige muziekaanbod. De hoeveelheid kennis van hip hop is gemeten op basis van de drie vragen; 43. Hoe vaak luister je naar rap muziek? 44 wie zijn je favoriete rappers? 45. Wie is je favoriete rapper? Doordat respondenten konden aangeven hoe vaak (of nooit) ze rapmuziek luisterden en welke gangstarappers dan wel old skool rappers hun favoriet waren (of dat ze geen favoriet hadden of dat ze de artiesten niet kenden) werd er een totale som score geformuleerd voor ‘kennis’.

Gezien de oorsprong van hip hop in de Bronx van en voor donkere jeugd is natuurlijk ook de vraag voor wie rapmuziek waarschijnlijk als empowering dan wel bevooroordeeld en of stereotyperend wordt ervaren. Er kan beargumenteerd worden dat het er alleen toe doet en altijd alleen toe heeft gedaan in hoeverre donkere jeugd rapmuziek als empowering wordt ervaren. Om deze reden wordt er in dit onderzoek ook rekening gehouden met ‘afkomst’. Om ethische redenen is er niet direct gevraagd naar huidskleur en we hebben hier in Nederland geen equivalente term voor ‘afro-Amerikanen’. Het onderscheid is gemaakt op basis van allochtoon of autochtoon. Deze term houdt in ‘minstens een ouder die niet geboren is in Nederland’. Omdat het

(30)

vooral belangrijk is dat blanke mensen niet in de groep van mensen met een donkere huidskleur terecht komen zijn westerse allochtonen en autochtonen bij elkaar

gevoegd. Op deze manier wordt natuurlijk niet uitgesloten dat voornamelijk Turkse en Marokkaanse mensen in de ‘donkere huidskleur’ categorie terecht komen. Dit is niet heel erg omdat het vooral gaat om de tegenstelling in sociaal economische positie die vooral op basis van westers en niet-westers wordt gedefinieerd.

4.3.3 Operationalisering afhankelijke variabelen stereotypen en vooroordelen Operationalisering RAP schaal.

De eerste 17 vragen zijn afkomstig uit de Rap Attitude en Perception scale, ofwel de RAP schaal (Tyson & Porcher, 2012, p.8). Dit is een schaal die is ontworpen om de rol van rap muziek voor jeugd te analyseren. Deze schaal werd oorspronkelijk ontworpen om de rol van rap muziek voor verschillende groepen meetbaar te maken. Hier ging het in eerste instantie om tegenstellingen tussen jong en oud, op basis van geslacht en ook op basis van afkomst. Zo kwam uit onderzoek van Tyson

bijvoorbeeld naar voren dat rapmuziek als minder agressief en vrouwonvriendelijk wordt gezien door afro-Amerikaanse jongeren dan blanke Amerikaanse kinderen. Hoewel de schaal niet ontworpen is om specifiek het verschil tussen old skool en gangstarap te meten is de schaal er wel geschikt voor omdat het erop gericht is kleine verschillen in attitudes naar rap muziek op te merken. De schaal meet drie aspecten die aan rapmuziek worden toegeschreven. De eerste is het empowerment karakter. Dit aspect benadrukt positieve functies van de muziekstroming voor jongeren over het algemeen en minderheidsgroepen. Dit aspect wordt afgekort tot EMP. Het tweede aspect wat wordt belicht is het negatieve violent en misogenist, ofwel het gewelddadige en vrouwonvriendelijke karakter van de muziek. Dit aspect wordt afgekort naar VM. Het derde aspect is het Artistieke deel. Dit deel wordt afgekort naar AE. De rap schaal werd door Tyson in eerste instantie ontwikkeld om verschillen tussen algemene groepen te meten in de manier hoe zij een perceptie over rap muziek hebben. Zo kwam er uit algemeen onderzoek uitgevoerd door Tyson zelf naar voren dat afro-Amerikaanse jongeren het EMP aspect van de muziek meer

(31)

benadrukken dan blanke Amerikaanse jongeren. De goed samenhangende vragenlijst – zie cronbach’s alpha in bijlage – leent zich goed voor dit onderzoek.

Operationalisering rap lyrics attitude.

Het tweede deel van de vragenlijst, vraag 18 t/m 23 zijn gebaseerd op het werk van sociaalpsycholoog Carrie (1998). Zij beschrijft in haar stuk who is afraid of rap music, differential reactions to music lyrics het experiment waarbij ze een vermoedelijke songtekst laat beoordelen met als onafhankelijke variabelen erbij zeggen dat het om rap dan wel country muziek gaat. Men wordt bij dit onderzoek blootgesteld aan dezelfde tekst die Carrie gebruikt. Alleen is deze ingekort en iets aangepast zodat de vragenlijst niet te lang wordt en zodat de tekst ook in deze tijd zou passen.

Operationalisering Competentie en warmte

Het derde deel van de vragenlijst, oftewel vraag 23 t/m 29 is gebaseerd op het experiment van Shevy uit 2008 waarin er werd gekeken naar de activering van stereotypen door het luisteren naar hip hop audioclips dan wel country audioclips. Aan het eind van elke clip volgde er een stem die zogenaamd de artiest moest voorstellen. Vervolgens werd er gevraagd aan de respondenten of ze in konden schatten wat voor karakter eigenschappen deze artiest heeft. Er werd onder meer naar de vriendelijkheid, vertrouwelijkheid, politieke voorkeur, huidskleur en leeftijd gevraagd. Behalve vriendelijkheid en vertrouwelijkheid zal er bij dit onderzoek nog worden gevraagd naar zachtaardigheid. Voor een visuele weergave van de precieze vraagstelling, zoals deze aan de respondenten voorgelegd zullen worden zie bijlage 2a.

Operationalisering verantwoordelijkheid stereotypen.

Het meten van verantwoordelijkheid stereotypen is gebaseerd op het werk Blame it on hip hop; Anti-rap attitudes as a proxy for prejudice van Reyna, Barndt & Viki (2009). Verantwoordelijkheid stereotypen worden onder meer gemeten door de eventuele oppositie tegen beleidsmaatregelen die donkere minderheidsgroepen positief

(32)

afro-Amerikanen een minder goede baan hebben dan blanke Amerikanen B. Geloven dat afro-Amerikanen slechtere huizen bewonen dan blanke Amerikanen C. Geloven dat afro-Amerikanen minder inkomen hebben dan blanke Amerikanen. Als de respondenten ja beantwoorden, wordt ze vervolgens gevraagd in hoeverre ze denken dat dit komt door A. Dat afro-Amerikanen niet de juiste motivatie en wilskracht hebben B Dat afro-Amerikanen niet het aangeboren talent hebben en C. Dit door discriminatie komt. Er is voor gekozen in dit onderzoek op deze manier

verantwoordelijkheid stereotypen te bevragen. Omdat de Amerikaanse context niet volledig toepasbaar is op de Nederlandse samenleving is ervoor gekozen om de vragen over de kwaliteit van de woningen weg te laten en in plaats van

afro-Amerikanen worden Surinamers en Antillianen genoemd als vertegenwoordigen van zwarte minderheidsgroepen. Er kan dus worden gesproken van een combinatie tussen de subtle racism scale (Henry & Sears, 2002) en de GSS (1993) zoals die gebruik worden in het werk van Reyna, Brandt & Viki.

4.4 Statistische tests.

Voor de statistische tests die zijn uitgevoerd in SPSS is gekozen voor verschillende ANOVA’s oftewel Analysis of Variance en de MANOVA oftewel Multiple Analysis of Variance. Met deze tests worden verschillende onafhankelijk variabelen gemeten en dezelfde participanten worden gebruikt in elke conditie. In principe kan hier ook een repeated-measures (related) factorial design voor worden gebruikt alleen moet er dan aan de aanname van sphericity, ofwel dat de variantie bij over alle condities gelijk verdeelt, worden voldaan (Field, 2009, p. 422). Dit is niet het geval bij dit onderzoek.

(33)

5. Resultaten.

Hier worden kort de belangrijkste resultaten weergegeven. Dit zijn de ANOVA’s per deelvraag, de covarianties ‘kennis’ en ‘afkomst’ en drie MANOVA’s waarin alle mogelijke factoren mee worden genomen in één model. Voor de

betrouwbaarheidsanalyses en de aannames van de individuele ANOVA’s zie bijlage 3. Voor de aannames van de individuele ANCOVA’s zie bijlage 5 en voor de aannames van de MANOVA’s zie bijlage 6.

5.1 Algemene informatie.

Via social media is er gebruik gemaakt van een convenience sample om aan de respondenten groep te komen. De volgende groep respondenten is verzameld. Audiomixtape: (gemanipuleerde conditie) Gangstarap Old skool Controlegroep N=31 N=31 N=33 Kenner (primaire covariantie 1) Kenner Niet- kenner N=14 N=81 Afkomst (primaire covariantie 2) Westers Niet- westers N=73 N=22 Gender (secundaire covariantie 1) Mannen Vrouwen Missing N=48 N=46 N=0 Opleidingsniveau (secundaire covariantie 2) Laag: Middel Hoog Anders N=13 N=51 N=29 N=2 Leeftijd (secundaire covariantie 3) <21 21 t/m 23 24 t/m 26 27 t/m 30 30> N=14 N=48 N=24 N=5 N=3

Er deden in totaal N=95 mensen mee aan dit onderzoek. Er werden 31 personen blootgesteld aan de gangstarap audiomixtape en er werden ook 31 personen blootgesteld aan de old skool audiomixtape. 33 personen werden niet aan een audioclip blootgesteld voordat zij de enquête invulden. Deze vormden de controlegroep. Er waren 48 mannen en 46 vrouwen bij dit onderzoek en één

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

To achieve this aim, the following objectives were set: to determine the factors that play a role in the pricing of accommodation establishments; to determine

Op basis van mogelijke aanwezigheid van gevaren in diervoedergrondstoffen en diervoeders, mogelijke overdracht van deze gevaren naar dierlijke producten én toxiciteit van de gevaren

In situaties waarbij de parkeerdruk in de openbare ruimte structureel hoog is, maar er nauwelijks gebruik wordt gemaakt van de parkeervoorzieningen op eigen ter- rein,

Toelichting van begrippen • Arbeidsopbrengst ondernemer = de vergoeding voor de arbeid die de ondernemer levert inclusief leidinggeven en het door hem gedragen ondernemersrisico in

• de adviesaanvraag van 19 maart 2003 van de Minister van Werkgelegenheid over een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 maart

Omdat het doel van deze filetmonsters primair de vergelijking met de gehalten in de gehele sub- adulte vis was zijn alleen filet monsters geproduceerd voor soorten en

Voor zover er wel werd geadviseerd door de ouders, werden de ambachtelijke beroepen het meest aangeraden (31%)« Het landarbeidersberoep werd veel min- der vaak aangeraden (11%).

Overeenkomstig de figuren neerslag x maanden, waarin per tijdvak een 6- of 7 tal lijnen van gelijke kans zijn verzameld (1) en van neer- slag minus afvoer x maanden (3) zijn thans