• No results found

De Antwerpse ambities van Hugo Schiltz : Exploratief onderzoek naar het schepenambt van Hugo Schiltz in Antwerpen tussen 1995 en 2000

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Antwerpse ambities van Hugo Schiltz : Exploratief onderzoek naar het schepenambt van Hugo Schiltz in Antwerpen tussen 1995 en 2000"

Copied!
51
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE ANTWERPSE AMBITIES VAN HUGO SCHILTZ

Exploratief onderzoek naar het schepenambt van Hugo Schiltz in

Antwerpen tussen 1995 en 2000

Wetenschappelijke verhandeling Aantal woorden: 26.880

Simon Dekaezemaker

Stamnummer: 01400449

Promotor: Prof. dr. Herwig Reynaert Copromotor: Prof. dr. Tom Verhelst

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de richting Politieke Wetenschappen afstudeerrichting Nationale Politiek

(2)

Deze pagina is niet beschikbaar omdat ze persoonsgegevens bevat.

Universiteitsbibliotheek Gent, 2021.

This page is not available because it contains personal information.

Ghent University, Library, 2021.

(3)

Abstract:

Over de nationale politieke carrière van Hugo Schiltz zijn er nu al enkele inzichten voorhanden. Hij vormde zijn partij de Volksunie om tot een beleidspartij en gaf mee vorm aan de federale staat België via de Sint-Michielsakkoorden. Over zijn mandaat als Antwerps schepen van Financiën, Economie, Toerisme en KMO

tussen 1995-2000 is er voorlopig nog amper wetenschappelijke literatuur voorhanden. Dit exploratief onderzoek tracht een aanzet te geven om dit hiaat in de wetenschappelijke literatuur in te vullen. Dit door

het geschiedkundig belang van de persoon Schiltz.

Dit onderzoek gaat uit van de inductieve, bottom-up-benadering waarbij een grondige bronnenstudie de basis vormt voor kwalitatieve diepte-interviews. Er werden 18 betrokkenen geïnterviewd, wat resulteerde

in bijna 45 uur aan interviewmateriaal. Door het aftoetsen van bepaalde stellingen aan meerdere personen, onafhankelijk van elkaar, tracht ik de verhaallijn te reconstrueren.

Na dit exploratief onderzoek kan ik toch wel concluderen dat Schiltz getracht heeft een pioniersrol te spelen op vlak van de sanering. Hij boekte enkele belangrijke successen, maar kon ook bepaalde tendensen niet tegengaan. Verder worstelde hij met de uitwassen van de vroegere Antwerpse politieke cultuur in het bestuur en beleid en de bijhorende mentaliteit van een groot aantal mensen. Ook op zijn

andere beleidsdomeinen zoals toerisme heeft hij een aantal zaken kunnen verwezenlijken. Hij had impact als schepen, maar het missen van de burgemeesterssjerp en het ambt van havenschepen

bleef heel de legislatuur vreten. Daarnaast kwam zijn naam vaak in opspraak tijdens de legislatuur. Zo stelde hij zich ook kwetsbaar op tegenover het Vlaams Blok. Deze anomalieën gaven uiteindelijk een fatale, maar jammerlijke nekslag voor zijn populariteit. Misschien was het inderdaad het mandaat te veel

(4)

Inhoudsopgave 1. Inleiding ... 5 2. Methodologisch luik ... 6 2.1 Probleemstelling ... 6 2.2 Status quaestionis ... 6 2.3 Onderzoeksdesign ... 8 3. Exploratief onderzoek ... 11

3.1 VLD of CVP, met welke partij gaat Schiltz naar de kiezer? ... 11

3.2 Van Peel keldert ambities Schiltz ... 15

3.3 Schiltz runt kabinet op een ‘halftime’ ... 17

3.4 Moeilijke verhoudingen in het schepencollege ... 19

3.5 Schiltz lobbyt ‘in goede en in slechte zin’ ... 21

3.6 Wivina Demeester waakt met sterke hand ... 24

3.7 Eerste financiële meevaller voor de stad ... 25

3.8 De eerste schandalen en enkele moeilijke dossiers ... 26

3.9 Vlaams Blok viseert Schiltz in de gemeenteraad ... 27

3.10 Dexia-beursgang: Schiltz onderhandelt op ‘zijn niveau’ ... 29

3.11 Antwerpen kan opnieuw investeren nadat aflossing saneringsschuld wordt herzien ... 30

3.12 Schiltz geestelijke vader van project Meistraat ... 31

3.13 Antwerpen misloopt centen Mercuriusfonds, maar krijgt tweede schuldherschikking... 32

3.14 Geen doorbraak in dossier luchthaven van Deurne en de ‘dubieuze’ Himmos ruiloperatie ... 33

3.15 Kabinetschef Schiltz vertrekt en Johan Sauwens nieuwe Antwerpse voogdijminister ... 34

3.16 Schandalen bij de Waterwerken geven Schiltz’ imago een nekschot ... 36

3.17 Begroting ontspoort bij afscheid Schiltz ... 37

4. Conclusie ... 40

(5)

1. Inleiding

Op 2 juli 2018 maakten Antwerps burgemeester Bart De Wever (N-VA), Vlaams minister van Binnenlands Bestuur Liesbeth Homans (N-VA) en Antwerps schepen van Financiën Koen Kennis (N-VA) bekend dat de historische schuld van de Scheldestad afgelost was. Daardoor werd de financiële curatele van de Vlaamse regering stopgezet. Dit toezicht startte in 1995 onder de toenmalige Vlaamse regering Van den Brande IV (Verberght, 2017). De Wever prijst het bestuur onder Patrick Janssens (sp.a) tussen 2003 en 2012 waarbij schepen van Financiën Luc Bungeneers (toen VLD, nu N-VA) een belangrijke rol speelde. Vanaf dan werd de schuldafbouw echt ingezet. De Wever en zijn bestuur maakten de klus af (Van de Velden, 2018). Maar wat gebeurde er in de periode net na de instelling van de curatele? In 1995 werd Hugo Schiltz (VU) schepen in het eerste schepencollege onder Leona Detiège (SP). De voormalige nationale minister van Begroting trok zich na de Sint-Michielsakkoorden in 1993 langzaam terug uit de Belgische politiek. In 1994 nam hij als lijsttrekker van de kartellijst Antwerpen 94 deel aan de gemeenteraadsverkiezingen met de ambitie om burgemeester of havenschepen te worden. Als schepen van Financiën was hij tot en met 2000 verantwoordelijk voor de sanering van de stadsfinanciën. Het stadsbestuur kende een turbulente bestuursperiode met een aantal schandalen waarin ook de naam van Schiltz viel. Toch kon het enkele zaken realiseren die vandaag de dag nog altijd merkbaar zijn. Achteraf omschreef Schiltz in een afscheidsinterview in Knack zijn rol als schepen als het mandaat te veel (Renard, 2000). Anderen daarentegen prijsden hem voor zijn belangrijke rol in de schuldsanering en het financieel gezonder maken van Antwerpen (Broeckmeyer, 2000).

De bestuursperiode 1995 tot 2000 is het eindpunt van een politiek monument van de tweede helft van de 20ste eeuw. Daarom wil ik de rol van Hugo Schiltz als schepen van Financiën, Economie, Toerisme en KMO onderzoeken in de ontwikkeling van ‘zijn’ Antwerpen. Tussen 2018 en 2020 deed ik met 18 betrokkenen diepte-interviews over Schiltz zijn schepenambt en deze periode in de Antwerpse lokale politiek. Dit resulteerde in bijna 45 uur aan interviewmateriaal. Met mijn onderzoek wil ik een eerste aanzet geven om dit hiaat in de literatuur in te vullen.

Voordat ik overga tot het methodologisch luik geef ik eerst een kort overzicht van het verloop van dit onderzoek. Eerst geef ik mijn probleemstelling weer, waarmee ik zowel de maatschappelijke als wetenschappelijke relevantie wil duiden. Vervolgens ga ik verder met een status quaestionis. Hierna volgt mijn onderzoeksdesign, waarbij ik uitleg geef over mijn werkwijze. Daarna volgt het exploratief onderzoek. Dit vat ik aan door eerst de aanloop naar de verkiezingen en de onderhandelingen over het nieuwe college te bespreken. Hierna bespreek ik de bestuursperiode 1995 en 2000 en blijf ik stilstaan bij een aantal cruciale momenten. Afsluiten doe ik met een conclusie over mijn onderzoek.

(6)

2. Methodologisch luik 2.1 Probleemstelling

De wetenschappelijke relevantie van dit onderzoek zit in het gegeven dat Hugo Schiltz een protagonist was van de Belgische politieke geschiedenis van de 20ste eeuw. Hij heeft misschien niet de bekendheid van een Jean-Luc Dehaene, Wilfried Martens of Leo Tindemans, maar hij speelde wel een belangrijke rol. Schiltz vormde de Volksunie om van een zweeppartij tot een beleidspartij en nam ook deel aan de macht. Zijn grootste verdienste ligt echter in het effectief verwezenlijken van een altijd zaken met als summum het Sint-Michielsakkoord (Verplancke, 1996). Over zijn nationale carrière zijn er enkele inzichten voorhanden, maar over zijn rol als schepen nog niet. Ik ben mij bewust van de moeilijkheden die dit zal teweegbrengen, maar ik zie hierin ook de nodige uitdaging. Daarnaast zit je met een hoog actualiteitsgehalte, aangezien de afbouw van de historische schuld van Antwerpen net afgerond is. Daarnaast heeft de sanering van de stadsschuld het bestuur van Antwerpen de voorbije tientallen jaren meebepaald. Dit verhaal speelt zich ook af in de periode van de hoogdagen van het Vlaams Blok. De enige manier om hun electorale succes in te dijken was door goed bestuur, althans dat was toen de redenering. Daarin speelde de schuldsanering een belangrijke rol om zo investeringen mogelijk te maken. Ik bouw mijn onderzoek op aan de hand van een chronologisch verhaal, volgens de belangrijkste gebeurtenissen. Mijn focus ligt op de periode 1995-2000 en wat Schiltz als schepen kon verwezenlijken. Wel heb ik aandacht voor de politieke context en de verhoudingen in het stadsbestuur. Op het einde wijk ik ook even uit naar de volgende legislatuur, om een belangrijke, afsluitende redenering te maken. Door middel van bronnenonderzoek en kwalitatieve diepte-interviews wil ik een antwoord geven op mijn onderzoeksvraag: Welke rol speelde Hugo Schiltz als schepen op de ontwikkeling van Antwerpen. Zo wil ik te weten komen in welke dossiers hij een beslissende rol speelde. Een belangrijk opzet van de coalitie bestond eruit om de stadsfinanciën gezonder te maken.

Daarnaast staat er in het bestuursakkoord vermeld dat ze wilden streven naar een rechtvaardige behandeling bij de hogere overheid. Daarom stel ik ook deze deelvragen: Heeft Hugo Schiltz als schepen van de Financiën eerst en vooral de stadsfinanciën gezonder kunnen maken en ten tweede heeft hij door onderhandelingen met de hogere overheden bepaalde afspraken kunnen maken die de sanering van de financiën ten goede kwamen. Financiën en begroting waren Schiltz zijn belangrijkste bevoegdheden, maar daarnaast had hij ook beleidsdomeinen als toerisme, economie en kmo. Daar om stel ik ook nog de volgende vragen: Welke impact heeft Schiltz gehad op het toeristisch beleid in Antwerpen? Welke initiatieven heeft hij genomen om Antwerpen economisch te ondersteunen? Ten slotte vraag ik mij af in welke dossiers hij een beslissende rol heeft gespeeld en wat zijn impact was op het politieke bestuur in Antwerpen die periode?

2.2 Status quaestionis

Over Schiltz zijn er in de literatuur enkele werken geschreven. Een belangrijk naslagwerk is het boek van Paul Huybrechts en Koen De Leus uit 2009: ‘Hugo’s heilige vuur: de intieme biografie van de jonge Hugo Schiltz (1927-1954)’. Dit werk is gebaseerd op Schiltz zijn dagboeken en geeft een inkijk in de periodes die hem vormden als persoon. Tijdens zijn tienerjaren was Schiltz diepgelovig en daarom werd hij tijdens de Tweede Wereldoorlog lid van de NSJV. Na de oorlog wordt Schiltz zoals vele lotgenoten hiervoor opgesloten. Dit zorgt voor een switch in mindset en Schiltz laat hierop zijn radicale gedachten wat liggen en aanvaardt de rechtsstaat, de democratie en Europa. Toch geeft hij nooit de Vlaamse idealen van zijn grootvader en vader op. Schiltz is dan onder invloed van de jezuïeten en ‘founding fathers’ van

(7)

Vlaanderen. Toch zullen vooral de werken van de Franse filosoof en schrijver Albert Camus een grote invloed op hem uitoefenen. In 1958 wordt hij voor het eerste verkozenen als onafhankelijke op een CVP-lijst in de Antwerpse gemeenteraad. Huybrechts stopt zijn werk bij de toetreding van Schiltz als verruimingskandidaat bij de VU in 1963.

In 2017 verschijnt ‘Onvoltooid Vlaanderen: van taalstrijd tot natievorming’. Het werk van Frank Seberechts duidt de geschiedenis van de Vlaamse natievorming vanaf Hendrik Conscience en gaat dan via Frans Van Cauwelaert en Hugo Schiltz om zo te eindigen bij de N-VA onder Bart De Wever. Seberechts bundelt inzichten uit recent wetenschappelijk onderzoek in een chronologisch verhaal. Dit boek heeft wel duidelijk een sterke Vlaams-nationalistische insteek, waardoor er soms genuanceerd moet worden. Over andere protagonisten van de Vlaamse en Belgische politiek in de tweede helft van de 20ste eeuw verschenen er ook enkele biografieën en dergelijke naslagwerken. Schiltz wordt hierin ook vermeld. Belangrijk hierbij is dat zij het verhaal van bepaalde politieke gebeurtenissen kaderen volgens hen herinneren. Dat houdt dus een eerder enge versie van het verhaal in waarin vooral de nadruk op de desbetreffende personen ligt.

Schiltz schreef tijdens zijn lange carrière een aantal boeken. In 1973 verscheen een boek over het politieke actieplan van de Volksunie. Zowel in 1974, 1984 als in 1988 verscheen er een naslagwerk over de financiële wetgeving van zijn hand. In 1982 kwam ‘Macht en onmacht van de Vlaamse beweging’ uit, waarin Schiltz zijn visie vertolkt op de Volksunie en de Vlaamse beweging. In 1985 volgde het boek ‘Uitdagingen aan de Vlaamse meerderheid’, waarbij Schiltz zijn visie gaf op de verdere ontwikkeling van de Vlaamse raad en Vlaams executieve. Als nationaal minister van Begroting schreef hij in 1989 het Franstalig boek: ‘Les finances publiques en Belgique et l'effet coucou’ over de publieke uitgaven. In 1990 publiceerde hij het boek ‘Gedaan met treuren en zeuren: omtrent de jongste staatshervorming’ waarin Schiltz het over federalisme heeft. In 1992 volgde ‘Monologen met Hugo Schiltz’ door Kris Hoflack en Schiltz zelf. Hierin reflecteert hij over zijn politieke carrière. In 1994 gaf hij samen met een aantal anderen hun kijk op de nieuwe staatshervorming in het boek: ‘De nieuwe bevoegdheden van gemeenschappen en gewesten’. In 1999 gaf hij dan nog ‘Wilde jaren, wilde haren in woord en beeld’ en ‘Roskam’s mijmeringen’ uit. Maar over de periode 1995-2000 en zijn schepenambt schreef hij zelf geen bijdragen. Schiltz dacht tijdens zijn nationale politieke carrière na over de maatschappelijke problemen, waaronder in de denkgroep Vlaanderen Morgen. Onder het alias Roskam schreef Schiltz columns met bepaalde inzichten over de Vlaamse ontvoogdingsstrijd.

Qua wetenschappelijk werk is er weinig voorhanden. In 1996 verscheen een masterscriptie over de rol van Schiltz in de Volksunie en zijn invloed op regeringsonderhandelingen en regeringswerk. In 2008 volgde een masterscriptie over de aandacht van de Vlaamse pers voor Schiltz. Na de screening van deze werken blijkt dat er over Schiltz zijn lange nationale carrière toch al aantal inzichten voorhanden zijn. Wel blijkt dat er over de periode 1995-2000 nog niet veel geschreven is. Ook over de gemeentefinanciën van Antwerpen is er nog amper wetenschappelijke literatuur voorhanden. Er bestaan een aantal standaardwerken over de gemeentefinanciën, maar die gaan niet in op de politieke context van schuldbemiddeling. In 1999 verscheen wel de masterscriptie van Serge Ronsse over de gemeentefinanciën in het Vlaamse Gewest. Daarin verkende hij de opbrengsten en uitgaven tussen de 13 centrumsteden en de overige 295 gemeenten van het Vlaamse gewest. Hierin legt hij de werking van gemeentefinanciën in het algemeen uit. Twee deelhoofdstukken zijn wel van belang voor de casus Antwerpen. In de eerste plaats over het Vlaams financieringsfonds tot herstel van de gemeentefinanciën. Ten tweede over de beursgang van het Gemeentekrediet eind 1996.

(8)

De administratie Binnenlandse Aangelegenheden bracht ook een overzicht uit van de Vlaamse gemeentefinanciën van respectievelijk 1996, 1998 en 2000. Hierin vind je een overzicht van de uitstaande schuld van de desbetreffende jaren en de schuld per inwoner. Daarnaast heb je ook nog het blad ‘De Gemeente’, uitgegeven door de VVSG. In iedere editie is er een financieel luik, maar ook dit blijft beperkt tot een aantal algemene zaken. Door de archiefwet zijn er nog weinig primaire bronnen ter beschikking. Wel is het mogelijk inzage te krijgen in het bestuursakkoord en de gemeenteraadsnotulen. Persoonlijke archieven van betrokken personen, aldus over de desbetreffende periode, zijn nog niet open voor inzage. 2.3 Onderzoeksdesign

Hoe zal ik te werk gaan in mijn onderzoek. Zoals ik vermeldde in mijn literatuuroverzicht is de status quaestionis naar het schepenambt van Hugo Schiltz tussen 1995 en 2000 heel beperkt. Daarom ga ik voor de inductieve, bottom-up benadering waarbij ik dit relatief weinig ontgonnen terrein in de politieke wetenschappelijke literatuur wil verkennen. Voor aanvang zijn er al enkele hindernissen duidelijk. Eerst en vooral liet Hugo Schiltz in 2006 het leven (Gazet van Antwerpen, 2006). Ten tweede zijn beleidsdocumenten door de archiefwet nog niet toegankelijk. De toegang tot primaire bronnen is dus zeer beperkt. Ten derde zijn er nog een aantal andere betrokken personen die ofwel overleden zijn ofwel moeilijk te bereiken, maar daar geef ik meer uitleg over bij de verdere uitwerking van mijn onderzoeksdesign.

Via Academic Gopress zocht ik naar krantenartikelen over de periode 1994-2000. Ik koos er bewust voor om de zoekopdracht ruimer te trekken omdat ik zo de aanloop naar de verkiezingen en de coalitieonderhandelingen kon bekijken. Dit om de politieke situatie in Antwerpen goed te vatten. Via de trefwoorden Hugo Schiltz kwam ik op 1606 resultaten uit. Enkel het trefwoord Schiltz zorgde voor 2364 resultaten. Hierbij gaat het om krantenartikelen van: De Tijd, De Morgen, Het Laatste Nieuws, Het Nieuwsblad, De Standaard, Gazet van Antwerpen, Het Belang van Limburg en ook een aantal Belga-artikelen. Daarnaast zocht ik ook de edities van Knack voor deze periode op. Deze artikelen screende en vergeleek ik om zo een tijdslijn op te stellen. Ik besef dat niet alles hierin vermeld wordt, maar mijn doelstelling was om zo een concreet en correct mogelijk overzicht te verkrijgen. Dit door veel krantenartikelen te bekijken en vergelijken en de inhoud hiervan aan elkaar af te toetsen. Deze krantenartikelen werden aangevuld met de verslagen van de gemeenteraad, parlementaire vragen en twee nota’s over de sanering van de stadsfinanciën. De ene nota is een persnota naar aanleiding van het nieuws dat de historische schuld verdwenen was. De andere is een interne nota die ik verwierf, maar waarvan de persoon staat op zijn anonimiteit. Hier wens ik gehoor aan te geven. In controleerde de inhoud met wat er in de media voorhanden was aan info en met de andere persnota. Hieruit kan ik concluderen dat de interne nota betrouwbaar en waardevol is om te gebruiken.

Op basis van deze screening van de voorhanden persartikels wou ik een overzicht verwerven over de periode 1995-2000. Zo kreeg ik een eerste inzicht over de belangrijke momenten, tendensen en de rol die bepaalde personen speelden. Dit alleen is natuurlijk niet voldoende om een zo correct mogelijk antwoord te geven op mijn onderzoeksvragen. Daarom focust het belangrijkste gedeelte van mijn onderzoek op kwalitatieve diepte-interviews met de betrokken personen. De kracht van dit type van informatieverzameling ligt in het verkennende karakter en kan je doorvragen naar intenties, opinies. Hierbij is het wel belangrijk om als interviewer een evenwicht te zoeken tussen het sturen van de interviewee, maar hem toch niet te veel in een richting te duwen. Via dit type kan je nieuwe informatie boven brengen en wordt de wijze waarop die personen de gebeurtenissen hebben waargenomen hebben duidelijk (Roose & Meuleman, 2014). Bij het type interview kies ik voor de semigestructureerde variant, waarbij je gerichte, maar open vraag stelt en er de mogelijkheid is om te verduidelijken. Daarbij komen zowel openingsvragen, inleidingsvragen, transitievragen, sleutelvragen en besluitende vragen aan bod. Na

(9)

het transcriberen verwerk ik de interviews op basis van de condensatiemethode. Daarbij zal ik de ideeën, gevoelens, meningen, … van de interviewees verkort en kernachtig weergeven in mijn werk (Roose & Meuleman, 2014).

Zoals eerder aangehaald kan ik Schiltz zelf niet meer interviewen Een bijkomende moeilijkheidsgraad komt er dan nog eens door zijn aard. Hij had een groot netwerk, maar liet nooit het achterste van zijn tong zien. Om een betrouwbaar antwoord te geven op mijn onderzoeksvraag zou ik met veel betrokken personen moeten praten om een antwoord te geven op mijn onderzoeksvraag. Hierbij komt dan weer de moeilijkheidsgraad dat dit enorm tijdrovend en arbeidsintensief is. Toch ben ik ervan overtuigd dat het belangrijk is om zoveel mogelijk betrokken personen te interviewen. Bij aanvang van dit onderzoek maakte ik een lijst van personen die ik zeker wou interviewen. Tijdens de screening van krantenartikelen kwam uit op Roger Van Houtte, toenmalig stadsjournalist voor de Gazet van Antwerpen. Hij werd geroemd voor zijn analyses, maar overleed al in 2011 (Het Nieuwsblad, 2011).

Ten eerste lijkt het mij aangewezen om een aantal protagonisten uit het toenmalige schepencollege te interviewen. Het schepencollege bestond in die periode naast Hugo Schiltz uit Leona Detiège (SP), Leo Delwaide jr. (VLD), Mieke Vogels (Agalev-BSV), Alfons Geeraerts (SP), Marc Wellens (Antwerpen 94), André Gantman (VLD), Patsy Sörensen (Agalev-BSV), Gilbert Verstraelen (SP), Eric Antonis (Antwerpen 94) en Bruno Peeters (Antwerpen 94). Bob Cools (SP) was in die periode OCMW-voorzitter. In 1996 neemt Geeraerts ontslag en wordt zijn schepenambt verder ingevuld door Paul De Loose (SP). In juni 1999 worden Vogels en Sörensen vervangen door Erwin Pairon (Agalev-BSV) en Dirk Geldof (Agalev-BSV). Begin 2000 moet Gantman ontslag nemen na verdenkingen van fiscale fraude. Hij wordt opgevolgd door Ann Coolsaet (VLD). Detiège was in de periode 1995-2000 burgemeester en werkte dus intensief samen met Schiltz. Als verpersoonlijking van het bestuur, is zij een gewichtige stem die ik zeker aan bod moet laten komen. Zij kan me inzichten geven over de verhoudingen in het schepencollege en Schiltz zijn rol in bepaalde dossiers. Tijdens de legislatuur wordt er een kernkabinet opgericht om zo dossiers vlotter af te handelen. Naast Schiltz en Detiège zetelden hier ook Gantman en Vogels in, beiden wil ik aan bod laten komen. Daarnaast wil ik nog een aantal belangrijke schepenen interviewen die in bepaalde dossiers met Schiltz moesten samenwerken. Ik denk hierbij aan Wellens en Verstraelen. Ook Cools moet gehoord worden. In de media lees ik dat Cools in bepaalde dossiers dwarslag en dat Schiltz geen grip kon krijgen op de OCMW-begroting. Als voormalig burgemeester heeft hij ook een heel gewichtige stem. Toenmalig havenschepen Delwaide, zoon van voormalig katholiek burgemeester Leo Delwaide sr., had ook een belangrijke rol in het bestuur, maar focuste zich enkel op de haven. Hem besloot ik daarom niet te interviewen, mede ook doordat hij teruggetrokken leeft na de onthullingen over zijn vader als oorlogsburgemeester. Geeraerts moest al vroeg in de legislatuur ontslag nemen na een schandaal. Zijn opvolger De Loose op Openbare Werken wil ik zeker interviewen, omdat Schiltz wou saneren om aan stadsvernieuwing te doen. Uit het interview met De Loose wil ik de invloed van Schiltz op Openbare Werken proberen in kaart te brengen. Sörensen en Peeters waren geen zwaargewichten in het schepencollege en daarom kies ik ervoor om deze niet te interviewen. De andere nieuwe schepenen interview ik niet. De legislatuur liep toen al zijn einde en zij konden geen rol meer spelen. Antonis kan ik niet interviewen doordat hij al in 2014 overleed.

De besluitvorming gebeurde in het schepencollege en tijdens bilaterale gesprekken tussen schepenen. Toch lijkt het aangewezen om enkele personen uit de gemeenteraad te interviewen. Eerst en vooral de fractieleider van Antwerpen 94 Marc Van Peel. De CVP’er kan duiden hoe Schiltz zich opstelde in de gemeenteraad, hoe Antwerpen 94 is gevormd en hoe het fractieoverleg verliep. Ook VLD-fractievoorzitter Ward Beysen was een interessante persoon om te interviewen, maar hij liet het leven in 2005. De andere fractieleiders komen niet aan bod doordat hun invloed eerder beperkt was. Ten slotte zit je nog met de oppositiepartijen in de gemeenteraad. Deze bestond uit het Vlaams Blok met 18 zetels en WOW, dat met

(10)

Jef Van Leemput één zetel had. Laatstgenoemde laat ik niet aan bod komen. Zijn rol was namelijk te miniem volgens mijn research. De oppositie in Antwerpen werd namelijk vertolkt door het Vlaams Blok van Filip Dewinter. In de gemeenteraad voerden hij en Schiltz hevige debatten, er was zelfs een viscerale aversie tussen beiden. Daarom lijkt het mij aangewezen om hem aan bod te laten komen. Dit als spreekbuis van de oppositie, maar onlosmakelijk ook door zijn impact vanaf de zijlijn.

Naast deze protagonisten in het schepencollege en de gemeenteraad lijkt het mij ook aangewezen om een aantal personen van Schiltz’ kabinet te interviewen. Zijn kabinet bestond uit Wilfried De Goeyse, Sandy Ceulemans, Jan Verbert en Caroline Noyez. De Goeyse vervulde de rol van kabinetschef tussen 1995 en 1999. In het volgende schepencollege zou hij dezelfde functie vervullen onder Schiltz’ opvolger Luc Bungeneers. Hij kent de stadsfinanciën even goed als zijn eigen broekzak en speelde vanuit het ambtelijke perspectief een heel belangrijke rol in de sanering ervan. Zijn opvolger Louis Verrezen interview ik niet, omdat zijn impact heel beperkt was. Daarnaast opteer ik er ook voor om Ceulemans te interviewen. Zij volgde de beleidsdomeinen economie, KMO en toerisme op en kan me duiding geven bij enkele van haar dossiers. Verbert en Noyez interview ik niet omdat hun rol te beperkt was. Verbert volgde wel patrimonium op, maar zijn invloed kan geduid worden door andere betrokkenen uit die periode. Uit de voorlopige research blijkt dat Schiltz zeker contacten had bij bepaald ministers. Uit de interviews met hen wil ik bepalen welke voorstellen hij kon doorduwen en welke niet. De Antwerpse bestuursperiode maakte drie Vlaamse regeringen mee. Eerst de Vlaamse regering Van den Brande III en IV en vanaf juli 1999 de regering Dewael I. Voor beide regeringen was er een Vlaamse minister die de schuldsanering voornamelijk opvolgde. Onder de regeringen Van den Brande was dat Wivina Demeester (CVP), die toen Vlaams minister van Financiën en Begroting was. Voor de regering Dewael was dat Johan Sauwens (VU) die toen Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden was. Zij twee volgden het dossier het meest op. Ook de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden onder Van den Brande, Leo Peeters (SP) wou ik in eerste instantie interviewen. Dit doordat het de Vlaamse minister voor Binnenlandse Aangelegenheden was die de finale begroting moest goedkeuren. Ik trachtte hem te contacteren, maar zonder succes. Toch is dit geen belemmering doordat Demeester volledig op de hoogte was van het dossier, dit omdat de Vlaamse regering hierover collegiaal besliste. In de regering Dewael had de minister-president zelf de bevoegdheden begroting en financiën. Ik kies ervoor hem niet te interviewen omdat het vooral Sauwens was die dit dossier opvolgde. Een aantal ander Vlaams ministers die vermeld worden in een aantal dossiers zijn o.a. Eric Van Rompuy (CVP) en Eddy Baldewijns (SP). Deze laat ik niet aan bod komen doordat hun rol te beperkt is.

Naast de ministers wil ik zeker ook enkele kabinetsleden interviewen die zetelden in de begeleidingscommissie. Dit omdat zij de dossiers vaak van dichter opvolgden dan de bevoegde minister. Tijdens de periode 1995-1999 was Guido Decoster de referentie. Na 1999 kwam hij in de Vlaamse administratie terecht en bleef hij vanuit zijn nieuwe rol de schuldsanering opvolgen. Jammer genoeg overleed Decoster in 2018. Daarom opteer ik ervoor om Johan Ide van het kabinet Demeester te interviewen. Voor de legislatuur 1995-1999 leek het me ook aangewezen om ook Luc Billo (SP), de voorzitter van de begeleidingscommissie te interviewen. Hem kon ik niet bereiken doordat hij nu in Spanje woont. Na 1999 werd Didier De Tollenaere hoofd van de begeleidingscommissie, vanuit het kabinet van Sauwens. Ook hem kon interviewen. Deze personen kunnen me uitleg geven over de werking van deze begeleidingscommissie en en welke invloed er van Schiltz of zijn kabinet was.

Aan de hand van het bronnenonderzoek en de kwalitatieve diepte-interviews wil ik een antwoord geven op mijn onderzoeksvragen. In het begin geef ik ook duiding bij de onderhandelingen die Schiltz voerde met de liberalen, de vorming van het kartel Antwerpen 94 en de onderhandelingen. Het is namelijk belangrijk om dit mee te geven en mee te onderzoeken omdat wat er toen gebeurd is, zijn impact heeft

(11)

gehad om de legislatuur. Wegens de belangrijkheid van deze gebeurtenissen besloot ik het hier ook over te hebben met een aantal betrokken personen zoals Leona Detiège, Bob Cools, André Gantman, Marc Van Peel en Mieke Vogels. Uit deze gesprekken kwamen nog een aantal namen naar boven die een belangrijke rol hebben gespeeld tijdens deze periode, waaronder Luk Lemmens die ik dan ook interviewde. Na enkele interviews bleek het toch noodzakelijk om in een aantal specifieke dossiers contact met extra personen. Daarbij denk ik Frank Geudens die als gedeputeerde betrokken was bij de redding van het Sportpaleis. Daarnaast zijn er een aantal dossiers waarin de bouwonderneming Vooruitzicht terugkomt. De toenmalige zaakvoerder Peter Galliaert woont nu in de VS en is niet bereikbaar. Ook interviewde ik Alex Van Geel, een toenmalig CVP-bestuurslid. Ik kwam toevallig op hem uit en hij maakte de kartelvorming Antwerpen 94 mee. Ik vond het belangrijk om zijn bevindingen aan bod te laten komen om het verzet tegen het kartel, dat sterk van onderuit kwam, te duiden.

Ik besef dat mijn manier van onderzoek voeren een aantal moeilijkheden met zich teweegbrengt. Eerst en vooral zit je, zoals ik in het begin al duidde, met een beperkte wetenschappelijke literatuur voorhanden. Daar ben ik mij bewust van en belangrijk hierbij is dat dit onderzoek dient als een eerste stap en aanzet voor verder onderzoek naar de rol van Hugo Schiltz als schepen in Antwerpen. Daarnaast zit je ook met de subjectiviteit van de interviewees. Iedereen ervaart bepaalde zaken anders en door de tands des tijds zullen veel gebeurtenissen niet meer zo helder zijn. Daarom koos ik bij mijn interviews ervoor om te werken met een vaste interviewlijst, waarbij ik per thema telkens ook wat duiding geef. Per interviewee doe ik telkens kleine aanpassingen aan de vragen, maar toets ik ook de informatie van andere interviewees af. Daarnaast zit je ook met een aantal ‘persoonlijke’ belemmeringen. Eerst en vooral heeft niet iedere persoon notities genomen in die periode. Zo wordt het moeilijker om de zaken te herinneren. Ten tweede zal de kwaliteit van de interviews ook afhangen van de personen zelf. Niet iedereen zal of kan de interviewvragen grondig doornemen. Nu de interviews achter de rug zijn, kan ik constateren dat dit niet het geval is. Ook bleek dat door een grondige voorbereiding van mezelf er tijdens de interviews een bepaalde dynamiek ontstond waarbij de interviewee zich als het ware bepaalde feiten of gebeurtenissen toch kon duiden. Dit doordat ik een bepaalde duiding gaf of bepaalde bijvragen stelde. Toch besef ik dat al deze betrokken personen, maar een klein gedeelte van de waarheid in handen hebben. Daarom duid ik nogmaals op het belang van met zoveel mogelijk betrokken personen te praten, maar ook hier moesten er soms keuzes gemaakt worden. In totaal interviewde ik 18 verschillende betrokkenen, wat resulteerde in bijna 45 uur interviewmateriaal. Na de verwerking van deze interviews kan ik enkel maar concluderen dat ik op basis hiervan een meer dan eerste aanzet kan geven om dit hiaat in de wetenschappelijke literatuur in te vullen. Op de volgende pagina’s kan u de bevindingen van mijn exploratief onderzoek vinden.

3. Exploratief onderzoek

3.1 VLD of CVP, met welke partij gaat Schiltz naar de kiezer?

Begin jaren ‘90 was Bob Cools burgemeester in Antwerpen. De socialist volgde in 1983 partijgenote Mathilde Schroyens op aan het hoofd van de nieuwe fusiestad (Ackaert, 2013). In 1988 veroverde hij een nieuw ambtstermijn, maar het Vlaams Blok stond toen op de rand van de doorbraak. Tijdens zijn bestuursperiode ging Cools lijnrecht in de aanval tegen het discours van het Blok. Hij startte projecten met wrevelagenten en buurtcentra om zo van Antwerpen een multiculturele samenleving te maken. Toch slaagde hij moeilijk in zijn opzet. Tijdens zijn bestuursperiode werd hij vaak vleugellam gemaakt door de logge administratie, maar vooral door de torenhoge schuldenlast (“De Antwerpse Burgemeesters”, z.d.). Het dieptepunt volgde in 1990 wanneer Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden Luc Van den Bossche (SP) in Antwerpen orde op zaken komt stellen. Onder zijn toedoen werd er een begeleidingscommissie opgericht die Antwerpen moest helpen bij de saneringen. De eerste

(12)

vergaderingen zetelde hij hoogstpersoonlijk met ijzeren hand voor. In 1992 volgde er een volgend pijnlijk moment. De coalitie SP-CVP verloor na enkele overlopers hun meerderheid. De VU trad toe tot de coalitie en Gerard Bergers werd schepen. Luk Lemmens voerde als lokaal VU-voorzitter deze onderhandelingen. “In die periode zei Schiltz in interview dat hij droomde van een Antwerpse verstandhouding tegen het extremisme. De toetreding tot de coalitie, mocht deze plannen wel niet hypothekeren.”

De gemeenteraadsverkiezingen van 1994 stonden in teken van het Vlaams Blok uit het Schoon Verdiep te houden. Zwarte Zondag was net achter de rug en bij bepaalde politici was er een zekere ontreddering. “We zagen als CVP de bui al hangen”, aldus Marc Van Peel. “Als centrumpartij zaten we gesandwicht tussen Cools en Dewinter. We hadden toen ook geen figuren van electorale envergure om daar tegenop te kunnen. Jean-Luc Dehaene heeft me daarop aangeraden om met Schiltz te praten.” Vooraleer Van Peel aan deze operatie begon, had hij Leo Tindemans, die in het naburige Edegem woonde, gevraagd om de lijst te trekken. Tindemans had toen nog altijd veel aanzien, maar wees het voorstel te af. Toen was het voor Van Peel duidelijk dat Schiltz de lijst moest trekken. Toenmalig Vlaams minister Wivina Demeester, die in het naburige Zoersel woont, werd naar eigen zeggen in 1993 gevraagd om de lijst te trekken, maar weigerde omdat niet iedereen haar steunde.

Op 20 januari 1994 raakte bekend dat de CVP en VU samen zouden opkomen. Het voorakkoord moest wel nog goedgekeurd worden door de verschillende partijinstanties (De Tijd, 1994). Deze operatie werd sterk van bovenaf gestuurd. Schiltz had hierover gesprekken met premier Dehaene, CVP-voorzitter Johan Van Hecke, maar ook Van Peel bleef vanuit Antwerpen sterk betrokken. Laatstgenoemde liet in 1994 in de media optekenen dat hij bereid was om de lijst te trekken. “Ik had die ambitie niet. Het was eerder een tactische zet om de lijst verkocht te krijgen.” Bij de CVP was er namelijk veel wrevel rond de persoon Schiltz. In 1958 werd hij als onafhankelijke verkozen op een CVP-lijst. Toenmalig kopstuk Leo Delwaide sr. wou hem binnenhalen, maar in 1963 maakte hij de overstap naar de VU, iets wat niet in goede aarde viel bij een aantal CVP’ers. De vrees voor verzet was terecht want op 26 januari keurt het Antwerps CVP-bestuur het kartel af. “De figuur Schiltz was voor velen de druppel die de emmer liet overlopen. Hij was de vijand en mocht dan nog eens de lijst trekken terwijl wij de grootste partij waren”, aldus Van Peel. Het verzet tegen de figuur Schiltz werd gevoerd door Tindemans, die volgens Van Peel met een gespleten tong praatte. “In mijn gezicht zei hij nooit dat hij tegen was, maar hij stookte dan anderen op om tegen het project te stemmen. Dat kwam door zijn verleden met Schiltz. Die aversie was ook wederzijds.”

Het wantrouwen tegenover Schiltz werd dan nog een versterkt doordat Bergers het kartel niet wou steunen. Bergers was volgens Lemmens sterk gekant tegen Schiltz. “Cools praatte in het schepencollege op hem in. 'Stel dat jij de VU-lijst trekt, je gaat veel stemmen halen'. Gerard was op het hoogtepunt van zijn carrière en had mogen proeven van de macht. Hij geloofde dat we apart naar de kiezer moesten gaan.” Daarnaast waren er ook geruchten over gelijktijdige gesprekken met de VLD over een kartel (De Tijd, 1994). Gantman bevestigt dit, maar die gesprekken liepen al spaak in november 1993. Een maand eerder werd hij opgebeld door Guy Verhofstadt. Op een weekenddag zou er een vergadering zijn in de fabriek van toenmalig senator Jacky Buchmann. De aanwezigen waren Buchmann, Leo Delwaide, Ward Beysen, Hugo Schiltz, Luk Lemmens en Gantman zelf. “We hebben eerst enkele besprekingen gehad. Deze gingen inhoudelijk over o.a. de depolitisering van het openbaar ambt en de schuldenproblematiek.” Op de laatste vergadering was volgens Gantman naast hemzelf ook Schiltz, Delwaide, voormalig gouverneur Andries Kinsbergen en Verhofstadt aanwezig. De onderhandelaars hadden toen een samenwerkingsakkoord. Lemmens bevestigt het verhaal van Gantman. Op die vergadering was hij zelf niet aanwezig, maar Schiltz bracht er hem van op de hoogte. Het plan was om Schiltz lijsttrekker te maken met Delwaide en Gantman op twee en drie. Kinsbergen zou duwen. Tijdens die vergadering gaf Gantman

(13)

Schiltz een blanco lidkaart van de VLD. “Schiltz weigerde om lid te worden. ‘Ik ben heel mijn leven Vlaams-nationalist geweest. Ik wil heel mijn leven erkend Vlaams-Vlaams-nationalist blijven’ repliceerde hij. Zelf vond ik dat de lijsttrekker lid moest zijn. Verhofstadt had hier geen probleem mee, maar Kinsbergen wel. Schiltz stelde nog voor om de lijst de naam VLD-Vlaamse Alliantie te geven. Verhofstadt ging akkoord, maar opnieuw was het Kinsbergen die zich verzette. Hij zei tegen Verhofstadt dat ze net waren gestart met de naam VLD. Daardoor konden ze het intern niet verkocht krijgen om onder een nieuwe naam op te komen of iets toe te voegen.”

Hierna braken de onderhandelingen over een kartel VU-VLD in Antwerpen af. De VLD voelde zich ook sterk genoeg om toch alleen naar de kiezer te gaan. “Wij dachten toen op het stichtingscongres van de VLD dat wij het antwoord waren op het Blok. Ik herinner me dat Willy De Clercq er speechte: ‘Zwarte Zondag was een foertstem van de Vlamingen tegenover de politiek. Wij waren de stem van het publiek, de burgerdemocratie.’ Wij geloofden daarin”, aldus Gantman. Volgens Lemmens zat de VLD toen in een winning mood. Zelf moest hij tijdens de gesprekken met de VLD op eieren lopen tegenover de CVP. “Hugo trok zich daar niets van aan. Hij vond dat het voor die partijen een voorrecht was dat hij de lijst wou trekken. Hij was een groots staatsman, maar had ook zijn kleine kantjes.”

Na een eerste afwijzing van het kartel CVP-VU vond er in maart 1994 een voorzichtige toenadering plaats. Een aantal Antwerpse prominenten zoals Vaast Leysen en Eric Antonis steunden openlijk een kartel. CVP en VU gaven hierop aan bereid te zijn om de gesprekken opnieuw op te starten. Van Peel bevestigt dat deze oproep georkestreerd was. Hij zag het niet zitten om met de CVP alleen naar de kiezer gegaan en zo is Antwerpen 94 geboren. “Die oproep was allemaal netjes opgezet spel. Om zo de verzuchting te geven dat wij gehoor gaven aan wat leefde in de maatschappij. Dan hebben de CVP-schepenen één voor één bekendgemaakt dat ze de lijst zouden steunen. De Gazet van Antwerpen speelde daar een grote rol in. Telkens er iemand toetrad, dan was het nieuws.” Vlak na de eerste afwijzing maande Schiltz Lemmens ook aan om de gemoederen te bedaren en tijd te kopen. Hij had namelijk nog iets achter de hand, Antwerpen 94. “Dat was Schiltz zijn brede Antwerpse verhouding, met onafhankelijken zoals Antonis.”

Op 15 maart gaf nationaal CVP-voorzitter Van Hecke aan om de Antwerpse prominenten gehoor te geven. Voor hem kon Schiltz zonder probleem lijsttrekker worden. Heel deze vorming van het kartel CVP-VU en later Antwerpen 94 past ook in een breder, nationaal plaatje. Vanhecke zag dit Antwerps proefstuk als een afspiegeling van een nationaal kartel, om de CVP te vernieuwen. Er was sprake van de naam te veranderen naar VP, Volkspartij. “Vaast Leysen stuurde ook sterk aan op zo’n kartel. Hij was een flamingantische CVP'er en ondernemer”, aldus Van Peel. “Je zag in de steden dat de VU over hun hoogtepunt was”, pikt Lemmens in. “Hugo besefte dat ook. Hij zag Antwerpen denk ik als een labo om meer te doen. Trekkers waren Swaelen, Van Hecke, Van Peel en Schiltz. Van Peel stond altijd positief tegenover de samenwerking, want hij zag ook Hij zag ook dat de CVP aan het verliezen was.”

In april wordt Antwerpen 94, het kartel CVP-VU met onafhankelijken, boven de doopvont gehouden. De lijst zou pas na de Europese verkiezingen op 12 juni meegedeeld worden, maar lekte al een dag eerder uit. Schiltz trok zoals verwacht de lijst voor Van Peel en Antonis. CVP-schepen Marc Wellens had wel de ambitie om de lijst te trekken, maar deed het niet omdat de partij te sterk verdeeld was. Uiteindelijk kreeg hij de lijstduwerplaats. “De andere schepenen waren allemaal naar de uitgang geduwd. Mijn positie was verzwakt, maar ik kon wel blijven eisen dat ik schepen werd.” Beide partijen kozen ervoor om de lijst niet meer voor te leggen aan de bevoegde partijinstanties, waardoor er uit onvrede met de gang van zaken scheurlijsten ontstonden. Gerard Bergers richtte de lijst Pro Vu op en daarnaast kwam er ook een alliantie rond Jos Mees (De Tijd, 1994). Alex Van Geel was toen CVP-bestuurslid en maakte mee de overstap naar de CVB. “Ik kon samen met een vijftigtal militanten iets nieuws opbouwen dat volledig verderging op de basisprincipes van de christendemocratie, die bij Antwerpen 94 opzij werden gezet.”

(14)

De verkiezingen werden een clash tussen politieke zwaargewichten Bob Cools, Hugo Schiltz, Filip Dewinter, Mieke Vogels en Leo Delwaide jr. De belangrijkste campagnepunten van Antwerpen 94 waren de volgende: de sanering van de stadsfinanciën, het cliëntelisme van de socialisten aanpakken, de modernisering van het havenbedrijf en ten slotte een nieuw museum. Van Peel benadrukt dat dit, naar de zeden van toen, grote veranderingen waren. Schiltz profileerde zich nadrukkelijk als burgemeester en verspreidde kaartjes met zijn foto en het opschrift ‘Hugo Schiltz, kandidaat-burgemeester, wie anders’. Volgens Dewinter waande Schiltz zich al burgemeester. “Hugo had het gedaan als hij kon, maar ik denk toch dat hij liever havenschepen was geworden. Dat heeft hij verschillende keren gezegd. Hij wist namelijk dat het moeilijk was om de SP te kloppen”, aldus Lemmens. Van Peel bevestigt dit. Hij wou met Antwerpen 94 vooral goed scoren om zo zwaarder te wegen in het bestuur. Toen was het volgens hem niet mogelijk om de socialisten van ‘de troon’ te stoten als grootste partij.

De campagne was vooral gekant tegen het Vlaams Blok. “Maar daarin verzoop Schiltz omdat hij geen profiel had”, vertelt Dewinter. “Hij zag zich als de enige redder, van de socialisten en verder extremistisch verval.” Er waren tijdens de campagne weinig rechtstreekse debatten, maar volgens Dewinter had Schiltz wel het oor van de media. Zelf vond hij Antwerpen 94 weinig vernieuwend. Het draaide volgens hem vooral over Schiltz. “Daarmee overschatte hij zichzelf. Schiltz was te hautain om de gewone Antwerpse kiezer te overhalen. Hij was misschien vergeten dat het programma electoraal interessant moest zijn. Het grote verhaal was immigratie op dat moment. Wij aan de ene kant, links aan de andere kant. Schiltz moest daartussen iets vinden, maar het lag er te veel op dat hij de kandidaat van de havenbonzen was.” Toch zat Dewinter tijdens de campagne met een wrang gevoel. “Hoe meer we konden afpakken van de socialisten, hoe groter Schiltz’ kans om burgemeester te worden. De doodgraver van de Vlaamse beweging Schiltz, waarvoor we de VU verlaten hadden, kon dan via de achterpoort terugkomen om hier burgemeester te worden, dankzij de stemmen die wij weghalen van de socialisten.”

In augustus stelde Schiltz zich publiekelijk de vraag of er in Antwerpen wel kon samengewerkt worden met Agalev. Hij zag in Vogels een goede schepen, maar vreesde dat ze last ging krijgen met haar achterban. In De Tijd van 23 september riep hij dan ook Agalev op om kleur te bekennen over de ecologische en economische belangen van de stad en vroeg hij of de partij bereid was om hierover compromissen te sluiten. In het interview gaf Schiltz aan te twijfelen over zijn burgemeesterambities als het tot een coalitie met vier partijen kwam (De Tijd, 1994). Agalev reageerde hierop met het verwijt dat Antwerpen 94 een pion van de industrie was. “Dat waren onze partners niet”, legt Vogels uit. “Dus mij kwam het goed uit dat hij op onze kap zat.” Dat hij de ecologisten viseerde, was niet onlogisch. Op 14 september verscheen er een enquête van de GVA over wie de voorkeur kreeg om burgemeester te worden. Vogels stond op één met 41% van de stemmen. Daarna volgden Cools en Detiège met respectievelijk 36 en 34%. Hugo Schiltz stond op plek vier met 30% (Het Belang van Limburg, 1994). Zelf droomde Vogels niet van de burgemeesterssjerp, maar wou ze met Agalev vooral in de meerderheid gaan.

Voor Antwerpen 94 volgde er hierna wel een tegenslag, wanneer hun lijstnaam wordt afgewezen. Cijfers mochten toen niet in de naam voorkomen. (De Tijd, 1994). Volgens Van Peel was dit een domper. “Twee bekende merken verdwenen. We hadden geïnvesteerd om een nieuw merk in de markt te zetten en dan gebeurde dit.” De campagne van Antwerpen 94 kostte uiteindelijk volgens Wellens een bom geld. “Zonder overleg werd er geld uitgegeven. De campagne werd door niemand gestuurd. Schiltz deed pogingen, maar hij was vooral met zichzelf bezig. Het was uiteindelijk een CVP-lijst met Schiltz op kop.” Na de verkiezingen zat het kartel dan ook met een schuldenberg van enkele miljoenen frank. “We hadden veel geleend en met Hugo was er dan een discussie over wie hoeveel moest betalen. Uiteindelijk is dat in der minne opgelost. Mede doordat ik in 1996 partijvoorzitter werd, heb ik de nationale kas wat laten bijbetalen.” Ook Luk Lemmens erkent dat de campagne moeilijk verliep. “De partijen waren toen

(15)

amateuristischer georganiseerd dan nu. We waren allemaal ervaren politiekers, maar er zijn fouten gemaakt.”

De verkiezingsuitslagzorgde opnieuw voor een politieke aardschok. Het Vlaams Blok werd de grootste partij met 28% van de stemmen. De SP en Antwerpen 94 verloren en behaalden respectievelijk 20% en 15%. In 1988 behaalden de CVP en VU samen nog 28.4%. De VLD bleef stabiel en behaalde 12.1 procent en Agalev scoorde 13.04 procent. Het was dan al duidelijk dat het kartel gefaald had. Uit studies zou blijken dat slechts 42% van de mensen die op de VU en CVP stemden in 1988 nu voor Antwerpen 94 kozen. Vooral het Vlaams Blok profiteerde hiervan en haalde net geen 13.000 kiezers van de partijen binnen. Stemmenkanon qua voorkeurstemmen in Antwerpen was Filip De Winter met 28.599 stuks. Hugo Schiltz behaalde er 13.710 en Leona Detiège 10.356 (De Tijd, 1994). Dewinter had vooraf niet gedroomd van zo’n sterk resultaat. “Polarisatie werkt als je de boksbal bent van de anderen en op het juiste thema speelt.” Van Peel was niet tevreden over het resultaat. De scheurlijsten hadden Antwerpen 94 twee zetels gekost. Na verkiezingen zagen Cools en Schiltz elkaar. “Hij vond zijn uitslag niet schitterend, maar hij was wel enthousiast.” Schiltz besefte volgens Cools dat hij geen burgemeester zou worden, maar hij had nog een tweede troefkaart die hij absoluut wou: het ambt van havenschepen.

3.2 Van Peel keldert ambities Schiltz

Na de teleurstellende verkiezingsuitslag startten de SP, Antwerpen 94, VLD en Agalev-BSV onderhandelingen op in het Schipperswelzijn. Deze beloofden alvast moeilijk te worden doordat Antwerpen voor het eerst een bonte coalitie moest maken om een meerderheid te vormen. Voor Antwerpen 94 waren Schiltz, Van Peel en Antonis de onderhandelaars. Voor de SP en Agalev-BSV namen respectievelijk Marcel Colla, Bob Cools, Mieke Vogels, Patsy Sörensen en Eddy Boutmans deel. Leona Detiège, toen nog Vlaams minister, pendelde tussen Brussel en Antwerpen. Voor de VLD was André Gantman, naast Leo Delwaide, één van de onderhandelaars. Agalev was mathematisch niet nodig, maar Colla wou ze er absoluut bij volgens Gantman. Zo wou hij oppositie op zijn linkerflank vermijden en een te krappe meerderheid wou hij ook niet. Bij Agalev waren er wel interne strubbelingen doordat de BSV-groep van Sörensen optimaal profiteerde van het kartel en drie verkozenen binnenhaalde.

Zowel VLD als Antwerpen 94 ijverden voor bestuurlijke vernieuwing. VLD en Agalev ijverden daarnaast voor een nieuwe burgemeester. Gantman geeft aan dat hij en Beysen werden uitgenodigd voor een vergadering bij Boutmans. Hij stelde een veto tegen Cools en de VLD kon daarmee leven. Van Peel bevestigt dat Schiltz en hijzelf daarmee akkoord waren. Ook Lemmens, die de onderhandelingen opvolgde vanuit de tweede lijn, bevestigt dit. “Als je echt naar een depolitisering en nieuwe politieke cultuur wou gaan, dan kon je dat niet doen met Cools. Dat werd ook door Antwerpen 94 duidelijk gemaakt.” Volgens Cools was deze houding van Beysen en VLD mede het gevolg van zijn keuze om in 1992 zijn coalitie met de VU aan te vullen en niet met VLD. “Beysen heeft me dat niet vergeven.” Zowel Gilbert Verstraelen als Paul De Loose geven aan dat de SP toen verdeeld was. Er was de groep rond Cools en daarnaast had je een groep nieuwlichters zoals De Loose en Verstraelen, maar ook Jan Claes, Frank Geudens en Laurent Daems die verandering wilden. Marcel Colla behoorde tot de oude garde, maar was overtuigd dat er iets moest veranderen. Volgens Frank Geudens was er gewoon sprake van een generatieconflict binnen de partij. De nieuwlichters wilden Cools weg. In de media gaf de SP eerst aan Cools niet te laten vallen. “Laten we onszelf niets wijsmaken”, pikt Gantman in. “Als de socialisten hadden gezegd dat het met Cools was, dan was het zo. Ze hebben hem laten vallen.” Cools besefte dat zijn positie moeilijk lag en deed tijdens de onderhandelingen een tegenvoorstel. Hij ging drie jaar burgemeester blijven, daarna kon Detiège overnemen. Van Peel, Colla en Schiltz waren volgens hem hiermee akkoord, maar Beysen en Boutmans niet. Volgens De Loose zag Cools in Colla zijn opvolger, maar zag hij voor zichzelf meer een rol weggelegd op het nationale niveau.

(16)

Over de coalitieonderhandelingen verschijnt er niet veel in de media. Waarnemers gaan ervan uit dat het eerste gedeelte van de onderhandelingen louter ging over wie er burgemeester zou worden. “Fout, Schiltz wou onmiddellijk inhoudelijk praten”, aldus Cools. “Schiltz wou het hebben over geld en prioriteiten. Na een tijdje kregen een aantal mensen het hiervan op de heupen. Vogels stond te popelen om schepen te worden.” Vogels heeft haar bedenkingen bij deze uitspraak. “Dat is Bob Cools hé. Wij dachten ook eerst dat er inhoudelijk werd gepraat, maar dat waren nepgesprekken. Achteraf heb ik pas vernomen dat er ondertussen twee personeelsproblemen moesten opgelost worden. Eerst en vooral wat met Cools bij de SP. Colla en anderen vertelden mij later dat dit bloed, zweet en tranen heeft gekost.” Verstraelen bevestigt dit. Op 26 november werd in de media voor het eerst publiekelijk gezegd dat Cools geen burgemeester zou worden. Gantman kreeg hierna telefoon van Colla om te praten over de positie van Cools. Op deze vergadering in het VLD-secretariaat waren naast Gantman en Colla ook Cools, Beysen en Delwaide aanwezig. “Ik zat dat gesprek voor en vroeg aan Colla waarover hij wou praten. Cools besefte dat hij geen burgemeester zou worden, maar vond dat het ambt van havenschepen hem dan toekwam. Wij zagen Leo in die functie. Ik vroeg hem of hij dat meende, waarop hij bevestigend antwoordde. Hij keek naar Leo en vroeg wat hij ervan dacht: ‘Als ik het goed begrijp wil jij in de stoel van uw pa schuiven’. Leo die altijd wat gebogen liep, stond op en zei: ‘Mijn heren, ik heb voldoende gehoord. Daag.’ Daarop vroeg Cools wat Leo ging doen. Ik zei dan: ‘Je hebt het gehoord, hij heeft voldoende gehoord’. Dan zei hij van: ‘Ja waarover gaan we klappen’. Ik zei dan: ‘Bob ik denk dat de vergadering afgelopen is’.

Het tweede op te lossen personeelsprobleem zat bij Antwerpen 94. Tegen eind november lagen de kaarten zo dat het kartel drie mandaten kreeg, waaronder dat van havenschepen. De lokale CVP-voorzitter schoof Wellens en Peeters naar voren als schepen waardoor er geen plaats was voor Antonis. Een aantal verkozenen van Antwerpen 94 gingen niet akkoord en Van Peel moest de gemoederen bedaren (De Tijd, 1994). “Bruno Peeters was ‘the pain in the ass’, omdat hij na een goede persoonlijke score in Ekeren absoluut een mandaat eiste”, aldus Vogels. Van Peel kelderde die deal en eiste twee schepenmandaten op voor de CVP. Daarnaast wou hij Antonis niet laten vallen. “Ik wou hem er absoluut bij om frisse inzichten te hebben. Zonder onafhankelijke was de opzet van Antwerpen 94 volledig gefaald.” Hierna zijn er enkele zware gesprekken geweest tussen Schiltz en Van Peel op zijn kantoor. “Schiltz besefte na een tijdje dat ik niet anders kon. Hij heeft me dat ook niet kwalijk genomen, daarvoor was hij te professioneel.” Wellens bevestigt ook de redenering dat het Van Peel was die Schiltz zijn ambities kelderde. “Na de verkiezingen is de CVP wakker geworden. We waren van 11 verkozenen naar 5 gegaan. Toen hebben we gezegd: wij moeten twee schepenen hebben. Je kan dat niet verdelen in één, één en één. Daardoor kon Hugo geen havenschepen worden. De liberalen hebben toen hun kans gezien, met de steun van de socialisten. Ze zagen Delwaide liever komen dan Schiltz.”

Na het kelderen van de deal door Van Peel, zaten de gesprekken vast. SP-voorzitter Louis Tobback kwam in het weekend van 10-11 december naar Antwerpen en zorgde ervoor dat de SP een schepenmandaat wou afstaan. VLD zag zijn kans en claimde het ambt van havenschepen (De Tijd, 1994). “Voor ons was het logisch dat Leo havenschepen zou worden”, pikt Gantman in. “De haven was zijn maîtresse bijna. Niemand anders mocht later in het schepencollege iets zeggen over de haven.” Delwaide zou erin slagen om de haven in zijn twee legislaturen als schepen uit te bouwen tot een autonoom en operationeel gemeentebedrijf. Volgens Cools had de VLD een boost gekregen na de verkiezingen en hadden ze machtshonger. “Schiltz wou op het einde bijna afhaken door de druk van Delwaide. Hij heeft tegen zijn kandidatuur van havenschepen zitten manoeuvreren, maar dat lukte niet. Hij kwam dan een keer niet naar de onderhandelingen waardoor ze stilvielen. Ze zijn dan Tobback gaan halen en dat was dodelijk. Dat zeg ik eerlijk. Het was de eerste keer dat iemand vanuit Brussel zich kwam mengen. Twee werden er uiteindelijk opgeofferd in de compromisvorming: Cools en Schiltz.” Toch lijkt het vooral dat Schiltz te weinig steun had binnen zijn eigen groepering om havenschepen te worden. “Als ik het mandaat van

(17)

havenschepen had opgeëist, dan hadden we het mandaat gekregen. De haven gaat altijd naar de 2de partij in Antwerpen, dat was een traditie” aldus Van Peel. Luk Lemmens bevestigt deze redenering. De VU zat ook als juniorpartij in het kartel en had gehoopt om met figuren als Antonis en Schiltz beter te scoren. “Hugo is altijd iemand geweest die een ongelofelijk groot gedacht van zichzelf had”, pikt Vogels in. “Hij vond dat omwille van het feit dat hij Hugo Schiltz was, met die staat van dienst en dat verstand, een stapje voor had op de anderen. Maar zo werkt dat natuurlijk niet hè.”

Schiltz moest zich dus tevredenstellen met financiën, economie, KMO en toerisme. Op 13 december bracht hij dit nieuws naar buiten op een geïmproviseerde persbijeenkomst (De Tijd, 1994). Schiltz twijfelde volgens Lemmens zelfs om het mandaat op te nemen. Samen met Vaast Leysen praatte hij dan succesvol op Schiltz in. Tijdens de onderhandelingen legde Schiltz nadrukkelijk de saneringen en de depolitisering op tafel. “De SP besefte ook dat er iets moest veranderen. Er was een samenwerking tussen VLD, Agalev en Antwerpen 94, die met dezelfde eisen kwamen. Zij wilden ook een nieuwe politieke cultuur. De SP moest dat slikken, maar voor hun was vooral de post van burgemeester belangrijk”, legt Lemmens uit. “In die tijd werd er niet geïnvesteerd in Antwerpen”, pikt Gantman in. “Er was zelf sprake van desinvestering. Schiltz wou aan stadsvernieuwing doen en de stad het aanzien geven dat ze verdientde. Daarom moest er gesaneerd worden.” Ondanks dat Schiltz naast het mandaat van havenschepen greep, vond Gantman dat Schiltz tot zijn recht kwam op financiën en begroting. “Als je de samenstelling van het college bekijkt, dan was hij de enige bekwame om dat te doen. Hij genoot er tijdens de legislatuur ook van om zijn kennis uit te stallen. Ik had er geen probleem mee. Hij deed dat met kennis van zaken, soms met humor en brio.”

3.3 Schiltz runt kabinet op een ‘halftime’

Op 10 januari 1995 legde Hugo Schiltz de eed af en verkoos de gemeenteraad hem tot eerste schepen. Zijn belangrijkste opdracht was om de historische schuld van Antwerpen af te bouwen. Uit het bestuursakkoord voor de periode 1995-2000 blijkt dat de economische, financiële en culturele heropbouw van Antwerpen tot een Vlaamse economische en culturele metropool een van de belangrijkste pijlers was. Dit hield naast de afbouw van de schuldenlast ook een eis van rechtvaardige behandeling door de nationale overheden in. Op 1 januari 1995 bedroeg de uitstaande schuld aan het Vlaams financieringsfonds 25,5 miljard frank ofwel 632,1 miljoen euro. Aan het Fonds 208 moest de stad 36,6 miljard frank ofwel 907,2 miljoen euro terugbetalen ([Historische schuld stad Antwerpen], z.d.). Om de thematiek van de historische schuld te verstaan, geef ik hierbij een korte historische schets. De historische schuld van de stad Antwerpen heeft zijn oorsprong in de jaren ’60 en ’70. Oorzaken hiervan waren de energiecrisis, de stijgende energieprijzen alsook de hollende inflatie. De stad betaalde in die periode intrestvoeten van 15% en meer. Het stadsbestuur moest zo openbare leningen aangaan om de uitgaven te kunnen financieren. Deze leningen dekten niet enkel de investeringen, maar ook de tekorten op de gewone begroting. Deze systematische tekorten kwamen vooral door de torenhoge werkings- en personeelskosten. Dankzij dit systeem, waarbij ze openbare leningen aangingen om de financiële putten te dekken, kon de stad Antwerpen de financiële situatie een aantal jaren onder controle houden. Vanaf 1981 kreeg Antwerpen het moeilijk om dit systeem aan de publieke opinie te blijven verantwoorden. Volgens de afgesproken voorwaarden bij het aangaan van de lening werd namelijk bepaald dat vooral in het laatste jaar van de openbare lening de grootste sommen moesten terugbetaald worden. De steden kwamen in een vicieuze cirkel en konden enkel de leningen aflossen door er nieuwe aan te gaan. Een tweede opdoffer was het feit dat bij de fusiegolf in 1976 het toenmalig stadsbestuur te lang treuzelde om

(18)

tot een akkoord te komen. Hierdoor fusioneerde Antwerpen pas in 1983 en misliep het zo een kwijtschelding van zijn schulden (Radio Centraal, 2011).

Dit systeem kwam op een einde in 1983. Van de 589 Belgische gemeenten hadden 202 gemeenten samen een tekort tegen de 60 miljard frank. De helft daarvan was te wijten aan Brussel, Gent, Luik, Charleroi en Antwerpen. Voor Antwerpen bedroeg de uitstaande schuld van de openbare leningen op 1 januari 1983 42,3 miljard frank ofwel 1,048 miljard euro. De toenmalige regering Martens V besliste om de uitstaande leningen te herfinancieren. Daarop werd het federale Hulpfonds tot financieel herstel van de gemeenten opgericht om dit te ondersteunen en controleren. Sindsdien gebruiken we ook de term historische schuld. Vanaf 1989 werd de begeleiding hiervan overgenomen door het Vlaams gewest. Het federale Hulpfonds tot financieel herstel van de gemeenten werd vervangen door het Vlaams Financieringsfonds. Het beheer hiervan was in handen van de Vlaamse minister van Binnenlandse aangelegenheden ([Historische schuld stad Antwerpen], z.d.).

Terug naar 1995. Om zijn schepenambt te vervullen, kreeg Schiltz de steun van een beperkt kabinet. De toenmalige Antwerpse politieke cultuur bemoeilijkte de vorming van een goed kabinet. Twee medewerkers van zijn voorganger Etienne Boonet (CVP) moest hij overnemen, Jan Verbert en Caroline Noyez, die de secretaresse was. Zijn kabinetschef mocht hij wel kiezen. Zijn keuze viel op Wilfried De Goeyse, die dezelfde functie vervulde toen Schiltz Gemeenschapsminister van Financiën en Begroting was in de eerste Vlaamse executieve. Volgens De Goeyse was Verbert gefrustreerd dat hij geen kabinetschef meer mocht zijn. “Hij stelde me voor dat hij in titel kabinetschef mocht zijn, maar ik de vergoeding kreeg. Daar ben ik niet op ingegaan.” De administratie in Antwerpen was sterk gepolitiseerd en dat bemoeilijkte de samenwerking. “In mijn herinnering deden de socialisten veel moeilijker dan de CVP’ers. Ontvanger Bekaert was van CVP-strekking en de directeur financiën was een socialist. Die twee waren het over niets eens. Schiltz was het na een tijd beu om ze te ontvangen. Uiteindelijk is de directeur vertrokken en heb ik die rol ook maar ingevuld.” Lemmens is net zoals veel anderen lovend over De Goeyse. Volgens hem was het Schiltz’ verdienste dat hij zich liet omringen door iemand als De Goeyse. “Ik heb niemand anders gekend die zoals hij konden omgaan met sanering en begrotingscijfers. Zeker in de beginjaren, heeft hij daar enorme stappen gezet.” Ook Dewinter is lovend over De Goeyse, maar volgens hem lekte hij doelbewust zaken naar het Blok. “Diep in zijn hart was dat een VMO'er. Wilfried kon bepaalde uitspraken van Schiltz en zijn zakenvermengingen ook niet verkroppen. Hij vond dat we voor dezelfde zaak streden. Hij wou de socialisten treffen.”

Tussen 1995 en 1999 werkte Sandy Ceulemans op het kabinet. Zij trok de bevoegdheden rond economie, toerisme en KMO naar zich toe. Door de tijdgeest toen moest ze wel vechten tegen de bierkaai. “Op dat moment was er geen focus op economie, enkel op de haven en daar moest de stad zich niets van aantrekken.” Ceulemans meldde zich dan ook spontaan aan bij Schiltz. Ze wou via de politiek meer aandacht krijgen voor het economisch weefsel in Antwerpen. De samenwerking met De Goeyse verliep heel gemoedelijk. Ze omschrijft hem als een vertrouwenspersoon. Met Noyez en Verbert verliep de samenwerking moeilijk. “Schiltz moest zijn tijd verdelen tussen zijn kabinet en de advocatuur. Veel werd er gedelegeerd naar Wilfried en mij. Dat zorgde ervoor dat ik veel dingen moest doen, waar ik nog weinig ervaring mee had.” Ondanks dat Schiltz veel vrijheid liet aan zijn kabinetsleden, bleef hij op zijn manier zeer betrokken bij de werking van het kabinet. “Als hij niet akkoord was, zei hij het. Hij dacht altijd twee stappen vooruit en kon bijna voorspellen wel acties erop zouden volgen. Strategisch was hij sterk, ik heb nooit zijn gelijke ontmoet.” Verwijten dat hij zijn kabinet verwaarloosde, veegt Ceulemans van tafel. Volgens haar runde Schiltz zijn kabinet meer zoals een minister. “Hij was zo efficiënt dat hij op een halftime al die beleidsdomeinen kon runnen op een visionaire manier. Hij kon nota’s screenen en er

(19)

onmiddellijk uithalen waar het knelpunt zat. Hij deed de stad niets te kort, integendeel. Hij is een schepen geweest die zorgde dat de dingen gebeurden.” Zowel Ceulemans als De Goeyse ontpopten zich als sterke kabinetsleden. Zij zullen in de legislatuur een belangrijke rol spelen. Toch zal de beperkte werking van het kabinet later ook zijn tol eisen.

Ook in zijn eigen fractie ondervond Schiltz beperkte steun. Iedere week vond er in het kantoor van Schiltz overleg plaats ter voorbereiding op het schepencollege. Dit overleg bestond uit de vier schepenen en Van Peel. De Goeyse geeft aan dat Wellens en Schiltz geen vrienden waren. “Ik heb ze nooit ruzie weten maken, maar Wellens deed waar hij zin in had.” Lemmens omschrijft Antwerpen 94 als een verstandshuwelijk, waarbij er bij de twee partijen amper draagvlak was. Vanuit zijn OCMW-mandaat had soms overleg met de fractie, dat niet uitblonk in samenhorigheid volgens hem door de grote ego’s. Van Peel moest als fractievoorzitter vaak bemiddelen tussen Schiltz en Antonis. Ze hadden tegenovergestelde visies, maar respecteerden elkaar wel. “Bij het MSK moest er een fontein komen. Antonis had een wedstrijd georganiseerd en de keuze viel op een watervlak dat met de getijden vol liep. Hugo was daar fel tegen. 'Een fontein moet spuiten', zei hij.” Daarnaast haalt Van Peel ook een ander voorbeeld aan. Schiltz was eerst voorstander om op de plek van het latere MAS een groot winkelcentrum te bouwen. Van Peel en Antonis hebben dat toen afgewezen. Vogels vertelde ook nog dat hij voorstander was om daarnaast een aquarium te zetten. “Dat was Schiltz, die dweepte met dat soort dingen. In kader van toerisme, wat voor hem een belangrijke bevoegdheid was, ging hij naar Spanje en bracht hij grootschalige ideeën mee.” 3.4 Moeilijke verhoudingen in het schepencollege

Velen gaven het nieuwe bestuur weinig kans op slagen. Daarom was het belangrijk om snel resultaten te boeken. Volgens De Goeyse wou Schiltz in het begin vooral geld binnenhalen door patrimonium te verkopen. Na een tijdje merkte hij dat deze maatregel niet haalbaar was omdat er amper iets verkoopbaar was. Bij het OCMW zat er wel veel patrimonium, maar daar zat Cools. “Die was maar in één iets geïnteresseerd en dat was om stokken in de wielen te steken van Schiltz en het college”, geeft De Goeyse aan. Volgens hem kon Cools het maar niet verteren dat hij geen burgemeester meer mocht zijn. Zelf erkent Detiège dat de samenwerking met Cools moeilijk verliep, maar ze nuanceert ook. “Bob was lijsttrekker bij de verkiezingen en behaalde een sterk resultaat. Er was geen andere optie dan deze coalitie dus dan moet je compromissen maken.” Cools kreeg dan als troostprijs het OCMW-voorzitterschap. Iets waar hij niet blij mee was. “Een medewerker zei hem dat het OCMW ook een belangrijke positie was. Met die persoon heeft hij jaren niet meer gesproken”, aldus Detiège.

De Goeyse omschrijft Cools als een ‘hoofse’ Antwerpenaar. “Hij was enorm intelligent en tegenover de Detiège en de andere schepenen voelde hij zich in het overwicht. Maar bij Schiltz lukte dat niet en dat zorgde ook op persoonlijk vlak voor botsingen.” Deze waren er bijvoorbeeld op het wettelijk overleg tussen het OCMW en het stadsbestuur. Schiltz, Wellens, Gantman en Cools waren hierop aanwezig. “Schiltz wou direct de baas spelen, maar dat was hopeloos. Je kon Cools niet sturen. Het enige wat je kon doen is zeggen hoeveel het deficit van het OCMW mocht zijn. Begrotingsgewijs geen goede situatie, maar bon”, legt Wellens uit. Cools zijn houding bemoeilijkte duidelijk de schuldsanering. “Hij was als de dood voor besparingen. Dat raakte aan zijn imperium in de culturele en sociale sector waaraan hij zijn populariteit te danken had”, aldus Ide. Cools zelf nuanceert deze uitspraken. “Je kan niet werken zonder geld uit te geven. Socialisten, en dat is altijd zo geweest, liggen niet wakker van een deficit. Schiltz heeft dat op een drastische manier willen aanpakken, maar wat ben je daar nu mee.” Cools alludeert daarmee op de privatisering van een aantal gebouwen, waardoor Schiltz het verenigingsleven beschadigde.

(20)

Met een aantal andere schepenen had Schiltz wel een goede relatie. Het personeelsbestand in Antwerpen was log en werkte niet naar behoren. Gantman probeerde als bevoegd schepen het personeelsbestand te herstructureren. Schiltz verdedigde zijn hervorming vurige, terwijl Detiège de meeste weerstand bood. “Op een bepaald moment zei ze: ‘We gaan toch geen gevecht aangaan met onze eigen administratie’. Ik zei daarop van nee we gaan die administratie moderniseren. Voor de socialisten was het personeelsbeleid een verlenging van de partij-activiteiten.” Daarop pikt De Loose in: “Gilbert Verstraelen en ik waren hiermee akkoord. Wij wisten dat de hervorming een breekpunt was voor de andere partijen.” Ook Vogels erkent Schiltz zijn collegialiteit. Daarbij haalt ze het voorbeeld van de sanering van de Hooge Maey aan. Volgens Vogels hadden de socialisten dit dossier bewust laten aanmodderen en was er geen geld voorzien in het bestuursakkoord. Daarom zocht ze in de privé naar een partner. “Schiltz heeft me dan ondersteund en mee de onderhandelingen gedaan. Daarvoor was ik hem heel dankbaar.” Wellens omschrijft Schiltz als een ‘ancien patron’ die er een ploeg probeerde van te maken. “Feitelijk vonden we elkaar wel. We steunden elkaar in een zekere zin om een kwaliteitsvol bestuur te krijgen.” Ook Verstraelen omschrijft Schiltz als een loyale collega. “Dat waardeerde ik, want dat waren we van de CVP niet gewend. Hij zette mij zelfs uit de wind in het college, als er wat te veel kritiek op het stedelijk onderwijs kwam.” Verder beschrijft hij Schiltz als één van de sterke figuren in het college. “Er was weinig eendracht en de enige die geprobeerd heeft om er een ploeg van te maken, was Schiltz. Hij stelde voor om na het college samen iets te eten, wat ervoor niet werd gedaan. Je moet met mensen besturen zei hij dan. Als wij als mensen elkaar niet vinden, gaan we nooit als een team functioneren.” De Loose sluit zich aan bij deze woorden. “Hij had interesse in de personen waarmee hij samenwerkte. Hij was de eerste van het schepencollege die op de trouw van mijn dochter stond.”

Met die andere liberale schepen Leo Delwaide was de verstandhouding veel minder. “Hugo zat tijdens het schepencollege naast me en Delwaide tegenover me”, legt Detiège uit. “In de middag gebeurde het soms dat Hugo zijn ogen even toe deed. Dan deed Delwaide een teken naar mij. Hugo lachte daar zelf wel mee.” Delwaide wordt door vele betrokkenen omschreven als eigenaardig persoon. “We gingen op ‘retraite’ in de Martinushoeve met het college en een greep uit het managementteam”, begint Ceulemans. “Er was ons gevraagd om in casual kledij te komen. Vogels had een legging aan met daarover een slobbertrui. Net na haar komt Delwaide binnen in een volledig grijs kostuum met bruine schoenen. Vogels zegt tegen hem: 'Leo, je weet toch dat het casual was vandaag?' 'Maar Mieke, ik ben casual. Ik heb mijn gilet niet aan?' Dat was dus de twee karikaturen bij elkaar. Hij was de aristocraat die zich door het leven bewoog en daarnaast had je Mieke in haar slobbertrui.” Ondanks zijn speciale karakter, beaamt Ceulemans wel dat hij een goede havenschepen was. Wellens omschrijft Schiltz en Delwaide als minzame opponenten. Ze gingen elkaar het leven niet zuur maken. “Ze hadden elkaar nodig om dingen te verwezenlijken in de haven. In de gemeenteraad zat ik naast Delwaide en hij kon wel ongelofelijk cynisch zijn over Schiltz. Die rancune bleef spelen.”

Met burgemeester Detiège was er een professionele samenwerking. “Hij was bekwaam en een teamspeler. Eenmaal hij zijn akkoord gaf, dan bestuurde hij. Normaal was het de traditie dat de burgemeester de bespreking van de begroting deed, maar ik wou dat Hugo dat deed. Hij was één van de belangrijkste figuren in dat college.” Toch geven andere schepenen aan dat er spanningen waren tussen beide. Detiège moest Schiltz telkens verdedigen als hij in opspraak kwam, maar volgens Dewinter deed ze dat nooit van harte. Volgens Vogels klikte het niet tussen Schiltz en Detiège. “Leona spreekt rechttoe, rechtaan en Hugo kon daar echt niet mee om. Zij vond hem arrogant.” Schiltz bleef wel altijd discreet en professioneel in omgang met Detiège volgens Vogels. Sommigen opperden wel eens dat hij schaduwburgmeester was. “Mentaal was hij inderdaad burgemeester”, zegt Gantman. “In het schepencollege was hij gewoon de meest invloedrijke. Als hij praatte, werd er geluisterd. Men had respect

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het lijkt waarschijnlijk dat reduceerders minder gebruik maken van hulpmiddelen omdat ze zich eerder in staat voelen ook zonder middelen te kunnen stoppen of omdat ze een

Die cruces zullen eerst geleidelijk kunnen verdwijnen, als ook de tijdgenooten en correspondenten van Grotius, in het bijzonder de philologen, aan wie Leiden in de eerste plaats

Ick en conde ooc niet verstaen dat dese Synode Nationael de Staten van Hollant, om groote redenen daervoren beschroomt zijnde, met recht conde overgedrongen werden, nyet alleen

anders parthij wilde kiesen. Ick kant niet geloven, immers niet in die forme. Dese brieff - seydt men mij mede - wordt met den geintercipieerden geconfereert, de copie van

Chastillon 6 , die gisteren hier wt Hollant gearriveert is ende vandaege naer Vranckrijck vertreckt, seyt, dat de meeste stemmen tot den trefves vallen, maer dat sommige sijn,

De heeren, die tot Amsterdam wt de vergaderynge van de Gener(alitey)t ende Rade van State waren geweest, sijn versterckt met meerder getal wt de hare, sulckx genouchsaem collegialiter

Alsoo ick van hier niet ende hebben 'tgeene schrijvenswaerdich sijn mocht U Excellentz te comuniceeren, soo is doch dat soo veel te meer 'tgundt mij geschreven wordt uyt Poommeren

9 Febr. verstaen de Engelsche tijdingen ende die confronteren met hetgunt ick hier uit den ambassadeur 25 sal connen verstaen, alsoo Blon 26 op mij quaelijck tevrede sijnde aen mij