• No results found

Archeologisch onderzoek windmolenpark Maldegem (provincie Oost-Vlaanderen)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Archeologisch onderzoek windmolenpark Maldegem (provincie Oost-Vlaanderen)"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Colofon

Ruben Willaert bvba Auteur: Thomas Pieters

Foto’s, tekeningen en plannen: Ruben Willaert bvba (tenzij anders vermeld) In opdracht van: Electrabel NV

© Ruben Willaert bvba, Sijsele, Oktober 2011

Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of welke wijze dan ook zonder voorafgaandelijke schriftelijke

toestemming van Ruben Willaert bvba.

Ruben Willaert bvba aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.

Prospectie

Vergunningsnummer: 2011/223

Naam aanvrager: Thomas Pieters

(3)

Inhoud

Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied ... 4

1. Inleiding ... 5 1.1. Kader en doelstelling ... 5 1.2. Onderzoeksopzet en uitgangspunten ... 5 1.3. Ruimtelijke situering ... 5 1.3.1. Algemeen ... 5 1.3.2. Aardkundige data ... 7 1.3.3. Historische data ... 8 2. Methode ... 9 2.1. Technische bepalingen ... 9 2.2. Uitvoeringsmodaliteiten ... 9 3. Resultaten ... 10 3.1. Geopodologische waarnemingen ... 10 3.2. Archeologische waarnemingen ... 11 3.2.1 Bodemsporen ... 12 3.2.2 Materiaalcategorieën ... 17 4. Conclusie ... 18 5. Bronnen ... 19 6. Bijlagen ... 20 6.1.1. Bijlage 1: Spoorlijst ... 20

6.1.2. Bijlage 2: Kaart Werkput 1 & 3 ... 21

(4)

Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied

Provincie: Oost-Vlaanderen

Gemeente: Maldegem-Adegem

Kadastrale Gegevens: 955A en 956A (Afdeling 1, Sectie B), 305A, 306A, 311A, 324, 325, 326, 327, 329, 330, 331, 402 en 403 (Afdeling 5, Sectie A) Opdrachtgever: Electrabel nv Projectverantwoordelijke (vergunninghouder): Th. Pieters

Ruben Willaert bvba T: 050/362820

E: info@rubenwillaert.be

Bevoegde Overheid: N. Lemay, Onroerend Erfgoed (Oost-Vlaanderen) Gebroeders Van Eyckstraat 4-6

9000 Gent T: 09/2654649

E: nancy.lemay@rwo.vlaanderen.be

Metaaldetectie: Thomas Pieters

Nr. opgravingsvergunning: 2011/223 Nr. vergunning metaaldetectie: 2011/223(2)

Projectcode: MAL-AL-11

(5)

1.

Inleiding

1.1. Kader en doelstelling

Naar aanleiding van de aanleg van windmolens langs de E34 te Maldegem door de firma Electrabel nv werd door Onroerend Erfgoed (Oost-Vlaanderen) aangestuurd op archeologisch onderzoek. De aanlegzones van de windmolens bevinden zich op de percelen 955A en 956A (Afdeling 1, Sectie B), 305A, 306A, 311A, 324, 325, 326, 327, 329, 330, 331, 402 en 403 (Afdeling 5, Sectie A). Het gaat om de aanleg van twee windturbines met tijdelijke en permanente werkzones en van de wegen ernaartoe.

Het archeologisch onderzoek vond plaats tussen 19 en 27 september 2011 en werd uitgevoerd door Ruben Willaert bvba. Uitwerking en rapportage van de onderzoeksresultaten is uitgevoerd tussen 17 en 22 oktober 2011.

Het onderzoek kreeg de opgravingsvergunning 2011/223 en de werkcode MAL-AL-11.1

1.2. Onderzoeksopzet en uitgangspunten

Tijdens de terreininventarisatie is door middel van vlakdekkend onderzoek nagegaan of er binnen het plangebied archeologische vindplaatsen aanwezig zijn die aangetast of vernield kunnen worden naar aanleiding van de realisatie van de bouwplannen.

Uitgangspunten vormden de bijzondere voorschriften opgenomen in de vergunning voor uitvoering van een archeologische opgraving 2011/223.

De opgravingen werden uitgevoerd door Thomas Pieters (Ruben Willaert bvba) en Ian Van Nieuwkoop (ADC Archeoprojecten).

De terreininventarisatie is uitgevoerd in samenwerking met landmeter-expert Geert Barbier (AR-TO, Brugge) en Floris Beke (Ruben Willaert bvba). Metaaldetectie is verzorgd door Thomas Pieters. Het kraanwerk is uitgevoerd door de firma M. Mus.

Het archeologisch onderzoek vond plaats onder toezicht van Nancy Lemay Onroerend Erfgoed (Oost-Vlaanderen).

1.3. Ruimtelijke situering

1.3.1. Algemeen

Het projectgebied bevindt zich ten zuiden van de E34, op het grondgebied van Adegem, deelgemeente van Maldegem in de provincie Oost-Vlaanderen. Kadastraal gaat het om de

1

Wij willen alle partners, vooral de firma Electrawinds nv en Electro Construct nv,, bedanken voor de vlotte samenwerking tijdens het project.

(6)

percelen 955A en 956A (Afdeling 1, Sectie B), 305A, 306A, 311A, 324, 325, 326, 327, 329, 330, 331, 402 en 403 (Afdeling 5, Sectie A).

Afb. 1 Situering van het plangebied op de kaart van Adegem. (www.agiv.be)

Het projectgebied was bij aanvang van de inventarisatie nagenoeg volledig in gebruik als graasland. Het maaiveld varieert in de zone van werkput 1 en 3 tussen + 4,33m en +5,18m TAW (Tweede Algemene Waterpassing), in de zone van werkput 2 is dit tussen +4,57m en +4,94m.

Werkput 1 beslaat het werkvlak en de standplaats van de windmolen in de Kleine Moerwege. Werkput 2 omvat zowel de toegangsweg, werk- en standplaats van de windmolen in de Bredeweg, gezien de beperkte oppervlakte werden deze niet opgesplitst. Werkput 3 is de toegangsweg naar Werkput 1.

(7)

1.3.2. Aardkundige data

Afb.2 Bodemkundige situering van het plangebied (www.agiv.be)

Op de bodemkaart is duidelijk te zien dat werkput 1 en 3 nagenoeg volledig in Zep en Sep gronden liggen, dit zijn respectievelijk natte zand- en natte, lemige zandbodems zonder profiel. Werkput 2 bevindt zich dan weer in een zone met Zdb bodem, dit is een matig natte zandgrond met B horizontstructuren.

(8)

1.3.3. Historische data

Op de kaart van Ferraris (blad 33) is duidelijk te zien dat werkput 1 gelegen is in bosrijk gebied, werkput 3 strekt zich uit over een drietal akkers.

Werkput 2 is op de kaart omgeven door akkerland.

Afb.3 Adegem en ommeland op de kaart van Ferraris2 met het plangebied in rood omkaderd. Links bevindt zich Werkput 2, rechts Werkput 1 en 3.

2

J.J.F. de Ferraris, 2009. De Grote atlas van Ferraris: de eerste atlas van België. 1777: Kabinetskaart van de Oostendrijkse Nederlanden en het Prinsbisdom Luik. Tielt. Kaartblad 35. Digitale

versie: Koninklijke Bibliotheek van België:

(9)

2.

Methode

2.1. Technische bepalingen

De bijzondere voorschriften opgenomen in de vergunning voor uitvoering van een archeologische opgraving 2011/223 geven ondermeer aan dat:

 de totale af te graven oppervlakte overeen komt met alle geplande afgravingen, inclusief die voor tijdelijke werkoppervlakken, zoals beschreven in de stedenbouwkundige aanvraag.

 de afgraving gebeurt door een kraan op rupsbanden met tandenloze graafbak, waarvan de bakbreedte minstens 1,8m à 2m bedraagt. Deze graafwerken gebeuren onder de begeleiding van de leidinggevende archeoloog, die de diepte van het hoogstgelegen, archeologisch relevante niveau aangeeft, maar niet dieper dan de geplande graafwerken.

 per deellocatie minimaal 1 profielput wordt aangelegd zodat minstens 50cm van de moederbodem zichtbaar is.

2.2. Uitvoeringsmodaliteiten

De archeologische opgraving is uitgevoerd conform de bijzondere voorschriften opgenomen in de vergunning voor uitvoering van een archeologische opgraving 2011/223.

(10)

3.

Resultaten

3.1. Geopodologische waarnemingen

Conform de BVS opgelegd door Onroerend Erfgoed (Oost-Vlaanderen) werd in elke zone minimum één profielput gemaakt, waarbij 50 centimeter van de moederbodem zichtbaar gemaakt werd. De stratigrafie in alle zones was nagenoeg gelijk:

Afb.4 Bodemprofiel in werkput 3

Afbeelding 4 toont het bodemprofiel uit werkput 3. Het profiel is representatief voor volledige westelijke zone.

De ploeglaag bestaat uit vrij gehomogeniseerd, bruin tot donkerbruin zand met een dikte ongeveer 30 cm.

Onder de ploeglaag bevindt zich een laag van lichtbruin zand. Het betreft hier een uitlogingshorizont van de ploeglaag. Deze laag heeft een dikte van 5 à 10 cm.

(11)

Hieronder werd de moederbodem aangetroffen, die hier bestaat uit lichtgrijs, weinig lemig, zand.

Afb.5 Bodemprofiel in werkput 2

In werkput 2 bestond het bodemprofiel uit 2 lagen. De bovenste laag van ongeveer 36cm dikte bestond uit bruingrijs, homogeen zand en kan als ploeglaag geïdentificeerd worden. De laag eronder bestaat uit gelig grijs zand met ijzeraanrijkingshorizonten.

3.2. Archeologische waarnemingen

Op de projectlocatie situeert het archeologisch leesbaar niveau zich direct onder de ploeglaag, gemiddeld op 30cm onder het maaiveld.

(12)

3.2.1 Bodemsporen

Bij de terreininventarisatie zijn 22 antropogene bodemsporen geregistreerd. Vertegenwoordigde spoorcategorieën zijn uitsluiten grachten en greppels. Voor een beschrijvend overzicht van de sporen wordt verwezen naar bijlage 1.

3.2.1.1 Werkput 1

Deze werkput werd gedomineerd door boomvallen en wortelsporen. In de zone bevonden zich vier antropogene sporen, met name grachten en/of greppels en telkens met een nagenoeg N-Z verloop.

(13)

De meest westelijke gracht werd niet gecoupeerd, gezien deze nog in actief gebruik was. Beide andere grachten (1-3 en 1-5) bleken na couperen recent gevuld te zijn met boomstronken. Hoewel deze percelering al in gebruik is in de 18e eeuw, zo getuige de Ferraris-kaart, werden in de grachtvulling geen vondsten aangetroffen die mogelijk kunnen duiden op een pre-moderne datering. De greppel (1-4) had een gelijkaardige vulling.

Volgens de landeigenaar werden de greppels gedicht na de Tweede Wereldoorlog.

(14)

3.2.1.2 Werkput 2

Afb.8 Overzichtsfoto werkput 2 vanuit westen.

Ook Werkput 2 werd gekarakteriseerd door een hoge densiteit aan natuurlijke verstoringen, vermoedelijk afkomstig van gewassen. Op de zuidelijke rand van het vlak werd een perceelsgreppel aangetroffen. Deze werd in de late jaren ’80 van de vorige eeuw gedempt. Voor het opgeven van de greppel werd deze jaarlijks onderhouden, wat de kans tot het aantreffen van in situ overblijfselen minimaliseerde. Er werd geopteerd om deze greppel niet verder te bestuderen.

Aan de westelijk grens van de werkput bevonden er zich een aantal recente verstoringen, veroorzaakt door landbouwwerktuigen.

(15)

Afb.9 Overzichtsfoto werkput 2 vanuit oosten.

3.2.1.3 Werkput 3

In werkput 3 werden 17 antropogene sporen aangetroffen. Het betrof hier 8 greppels met een N-Z oriëntatie en 9 greppels met een W-O oriëntatie. Alle greppels werden gecoupeerd en vertoonden een nagenoeg uniforme samenstelling: een vrij homogeen vullingspakket, soms met boomresten, op een fijne organische afzetting.

Uit de greppels werd geen indicatief aardewerk gerecupereerd. Wel werden resten van 20e -eeuws bouwpuin aangetroffen. Een bevinding die aanleunt bij de dichting van de greppels na 1945.

(16)

Afb.10 Overzichtsfoto werkput 3

(17)

Afb.12 Coupes op greppels in werkput 3

3.2.2 Materiaalcategorieën

Tijdens de terreininventarisatie werden geen archeologisch relevante vondsten gerecupereerd.

(18)

4.

Conclusie

Van 19 tot 27 september 2011 heeft het archeologisch projectbureau Ruben Willaert bvba een archeologische opgraving uitgevoerd naar aanleiding van de aanleg van twee windmolens langs de E34 te Maldegem door de firma Electrabel nv.

De opgraving had als doelstelling na te gaan of er binnen het plangebied archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, die aangetast of vernield kunnen worden naar aanleiding van de geplande werken en om deze te registreren en te onderzoeken.

Het projectgebied omvatte een westelijke (werkput 2) en een oostelijke zone (werkput 1 & 3). De westelijke zone bevond zich volledig op zandgrond, terwijl de zone zich bevond op de grens tussen een zandig gebied en een gebied met lemig zand.

In beide werkzones werden talrijke natuurlijke verstoringen aangetroffen. In werkput 2 betrof het vooral doorworteling van gewassen, in werkput 1 voornamelijk boomvallen.

In zowel werkput 1 als werkput 3 werd een groot aantal greppels aangetroffen. Deze bleken echter allemaal in de 20e eeuw gedempt. Op basis van de kaart van Ferraris wordt een 18e -eeuws gebruik vermoed, dit kon echter niet ondersteund worden met archeologische bewijzen.

(19)

5. Bronnen

DE FERRARIS J.J.F. , 2009. De Grote atlas van Ferraris: de eerste atlas van België. 1777: Kabinetskaart van de Oostendrijkse Nederlanden en het Prinsbisdom Luik. Tielt. Kaartblad 35. Digitale versie: Koninklijke Bibliotheek van België:

http://www.kbr.be/collections/cart_plan/ferraris/ferraris_nl.html

Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen, Bodemkaart Vlaanderen:

(20)

6.

Bijlagen

6.1.1. Bijlage 1: Spoorlijst

SPORENLIJST Spoor Interpretatie 1-3 greppel 1-4 greppel 1-5 greppel 2-1 greppel 3-1 greppel 3-2 greppel 3-3 greppel 3-4 greppel 3-9 greppel 3-10 greppel 3-11 greppel 3-12 greppel 3-13 greppel 3-14 greppel 3-15 greppel 3-16 greppel 3-17 greppel 3-18 greppel 3-19 greppel 3-20 greppel 3-21 greppel

(21)
(22)
(23)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het percentage penen met een Sclerotinia aantasting uit 5 praktijkpercelen waar in 2007 een groenbemester, braak of TerraProtect is toegepast en in 2008 peen is geteeld.. Er is in

Echter, een beeldbepalend onderdeel van het bedrijfs- systeem laat grote problemen zien: de beheersing van ziekten en plagen is erg moeilijk, waardoor de kwaliteit en soms ook

Dit onderzoek heeft zich met name gericht op de ontwikkeling van een toets voor de detectie van Erwinia chrysanthemi en Erwinia carotovora sp in hyacintenbollen (maar ook in

Depositie spuitvloeistof boven gewas en op de grond tussen de rijen Verdeling in aardappelen op chromatografiepapier in aardappelplanten Depositie op filters Resultaten

Er werd in de proeven van 2008 nauwelijks tot geen effect gevonden van een startgift op de weggroei, dit in tegenstelling tot de proeven van 2007 Er is geen duidelijke verklaring

De totale toegerekende kosten zijn bij Eggink met 7,34 euro per 100 kg melk bijna 5 euro per 100 kg melk lager dan van de Spiegelgroep.. Vooral de veevoerkosten

Op basis van diverse gesprekken met deskundigen vanuit de bijproductenhandel, mengvoerindustrie en slachterijen zijn echter geen directe aanwijzingen gevonden voor een negatief

Aan vooruitziende vertegenwoordigers van de primaire productie, handel/verwerking en kennis/advies is ge- vraagd welke waarden de plantaardige sectoren zouden moeten nastreven