STARR-Methode
Situatie: – Wat gebeurde er precies? Waar speelde de situatie zich af? Hoelang speelde deze situatie al? Kun je de plek voor mij beschrijven? Waar stond jij op dat moment?
Hoeveel mensen zaten er in jouw team die hierbij aanwezig waren? Op welk moment speelde deze situatie?
Wat was het doel deze bijeenkomst? Taak – Wat was jouw rol hierin?
Welke rol vervulde jij in het team? Welke specifieke taken had jij?
Wat werd er van jou verwacht in deze situatie? Hoe was de rolverdeling?
Met wie werkte je samen en welke rol speelde jij hierin? Wat vond jij van jouw taak en hoe voerde je deze uit? Wie droeg bij deze opdracht de eindverantwoordelijkheid?
Toen je deze opdracht aannam, hoe verwachtte je deze toen in te vullen? Waarom kreeg jij deze specifieke taak?
Welke verantwoordelijkheden had jij? Wat was jouw voornaamste taak? Hoe voelde jij je in deze rolverdeling? Actie – Wat heb jij gezegd en gedaan?
Welke actie heb jij toen ondernomen? Hoe heb jij aan deze actie bijgedragen?
Welke aanpak heb je toen gekozen, en waarom specifiek deze? Hoe ben je met deze situatie omgesprongen?
Wat was je plan van aanpak?
Hoe ging je om met deze teleurstelling?
Wat heb je gedaan om de situatie te verbeteren? Wat heb je toen precies gezegd?
Heb je de situatie nog kunnen redden?
Welke stappen heb jij toen ondernomen en waarom? Resultaat – Wat was het resultaat van je handelen?
Welke specifieke rol heb jij gespeeld in het eindresultaat? Was de opdracht succesvol?
Wat was het resultaat van jouw handelen?
Reflectie – Vind je achteraf dat je goed gehandeld hebt? Hoe reageerden anderen op jouw handelen?
Achteraf gezien, denk je dat je goed hebt gehandeld?
Als je het over zou moeten doen, zou je het dan anders doen? Welk gevoel heb je hier aan overgehouden?
Ben je trots op het resultaat?
Wat heb je van deze situatie geleerd?