• No results found

Het wit gekleurde beeld van Afrika : een discoursanalyse van de representatie van Afrika en haar bevolking tijdens de Ebola epidemie door Nederlandse nieuwskranten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het wit gekleurde beeld van Afrika : een discoursanalyse van de representatie van Afrika en haar bevolking tijdens de Ebola epidemie door Nederlandse nieuwskranten"

Copied!
81
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het wit gekleurde beeld van Afrika

Een discoursanalyse van de representatie van Afrika en haar bevolking tijdens de Ebola epidemie door Nederlandse nieuwskranten

Bachelor scriptie Algemene Sociale Wetenschappen Fenne Sinnige – Fennesinnige@gmail.com

10362630

Begeleider: Lianne Cremers Tweede lezer: Debby Gerritsen 3 januari 2017

(2)

Voorwoord

Voor u ligt de scriptie ‘Het wit gekleurde beeld van Afrika’. Er is een onderzoek uitgevoerd naar de communicatie van de ebola epidemie door Nederlandse nieuwskranten. Deze scriptie is geschreven in het kader van mijn afstuderen aan de opleiding Algemene Sociale

Wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Van september 2016 tot december 2016 ben ik bezig geweest met het onderzoek en het schrijven van mijn scriptie.

Met plezier heb ik dit onderzoek uitgevoerd en deze scriptie geschreven, de communicatie omtrent niet-Westerse culturen in Nederlandse nieuwskranten is iets waar ik sinds lange tijd belangstelling voor heb en het was erg interessant dit in de praktijk toe te passen.

Bij dezen wil ik graag mijn voormalige begeleider, Martijn Dekker, en mijn eindbegeleider Lianne Cremers bedanken voor hun begeleiding en ondersteuning tijdens dit traject. Ook wil ik mijn familie en vrienden bedanken voor hun wijze raad, morele steun en motiverende woorden.

Ik wens u veel leesplezier toe. Fenne Sinnige

(3)

Samenvatting

Dit onderzoek gaat in op de manier waarop Afrika en haar bewoners neergezet worden tijdens de ebola epidemie in Nederlandse nieuwskranten. Hierbij wordt er gekeken in hoeverre er hiërarchische verhoudingen geconstrueerd worden, tussen het Westen en Afrika op cultureel, economisch en politiek gebied. Met behulp van een kritische discoursanalyse is dit in perspectief gebracht. Er zijn in totaal 170 artikelen geanalyseerd van de Volkskrant en Telegraaf vanaf de start van de ebola epidemie in 2014. Op basis van deze analyse kan geconcludeerd worden dat er in deze berichtgeving sprake is van een hiërarchische verhouding tussen het Westen en Afrika. De epidemie wordt vrijwel alleen vanuit een

Westers perspectief benaderd. Waardering voor lokale tradities en culturen ontbreekt, en leidt in sommige gevallen zelfs tot onbegrip. Het Westen wordt gepositioneerd als de reddende partij, die Afrika moet redden van de epidemie door middel van kennis en geld.

(4)

Inhoudsopgave

1. Inleiding 6

2. Casestudy: ebola-epidemie in Guinee, Liberia en Sierra Leone 8

3. Theoretisch kader 11 3.1 Post-kolonialisme 11 3.1.1 Hedendaags racisme 12 3.1.2 Othering 14 3.2 Discours 15 3.2.1 Dichotomieën 16 3.2.2 Stereotypen 17 3.3 Media 19 3.3.1 Journalisten 20 3.3.2 Mediahype 21 3.3.3 Relevantie slachtoffers 22 4. Interdisciplinariteit 23 5. Probleemstelling 24 5.1 Doelstelling 24 5.2 Onderzoeksvraag en deelvragen 25 5.3 Maatschappelijke relevantie 26 5.4 Wetenschappelijke relevantie 26 6. Methode 28 6.1 Onderzoeksstrategie 28 6.2 Onderzoeksdesign 29 6.3 Onderzoeksmethoden 29 6.4 Operationalisering 30 6.5 Populatie en sampling 31 6.6 Dataverwerking en analyse 32 6.7 Ethische verantwoording 32 7. Resultaten 33 7.1 Journalisten 33 7.2 Mediahype 34

7.3 Wij: Het Westen 35

(5)

7.3.2 Westerse slachtoffers 36

7.3.3 Het risico voor het Westen 37

7.4: Zij: Afrika 38

7.4.1 Afrikanen als slachtoffer 39

7.4.2 Onbegrip bevolking 40 7.5 Discours 41 8. Conclusie 44 9. Discussie 47 10. Reflectie 48 11. Literatuurlijst 49 12. Bijlagen 70 12.1 Bijlage 1: Operationaliseringsschema 70

(6)

1.Inleiding

‘Komt zij uit Afrika? Hoe kan dat? Maar ze is blank? Woont ze in een hutje? Hoe kan zij hier op de universiteit zitten?’

Dit waren de vragen die ik kreeg toen ik mijn nichtje uit Malawi voorstelde aan vrienden. Ze waren erg verward toen mijn nichtje vertelde dat ze uit Afrika kwam. Ze hadden een beeld in hun hoofd van donkere personen, die arm zijn, in hutjes wonen, en niet de mogelijkheid of kennis hebben om te studeren. Maar mijn nichtje is blank, woonde in een huis in Malawi, en studeert nu in Amsterdam. Dit was erg in strijd met het stereotype van de ‘Afrikaan’. Op een filmpje van BrandOutLoud (2015) worden mensen in Amsterdam gevraagd wat er bij hen opkomt als ze aan Afrika denken. Dit leidt tot de volgende antwoorden: ‘Armoede en ellende; stervende kinderen; hulpeloosheid; dikke buikjes; verhongering; AIDS; zielige kindjes.’ (BrandOutLoud, 2015). Dit was voor mij aanleiding om te onderzoeken hoe Afrika gerepresenteerd wordt door het Westen. Het beeld dat mensen van Afrika hebben lijkt erg eenzijdig en negatief gekleurd te zijn. Aangezien kranten op dagelijkse basis gelezen worden door veel mensen, en mensen hier hun kennis vandaan halen over de omstandigheden in andere landen leek mij dit een effectieve manier om het imago van Afrika te onderzoeken. Hoe wordt er in Nederlandse kranten over Afrika geschreven?

In dit onderzoek zal er gekeken worden naar een specifieke casus, namelijk de ebola crisis. In maart 2014 brak er in West-Afrika een ebola epidemie uit. Op 14 september 2014 waren er al 4507 besmettingen van ebola en 2296 overledenen in vier verschillende landen: Guinee, Liberia, Nigeria, en Sierra Leone (Whoer, 2014). De betreffende vorm van ebola staat bekend om zijn hoge sterftepercentage. Tussen 70 en 90 procent van de patiënten overlijdt als gevolg van interne bloedingen en orgaanfalen. Het virus staat daarom ook wel bekend als ‘killer disease’. Het daadwerkelijke aantal dodelijke slachtoffers ligt waarschijnlijk nog een stuk hoger dan de uiteindelijke 10.000 doden (Whoer, 2014), aangezien een deel van de

overledenen thuis is gestorven en omdat er mensen zijn begraven zonder dat er een diagnose is gesteld. Uit een reconstructie van het British Medical Journal blijkt dat de eerste

besmetting waarschijnlijk al in december 2013 plaatsvond in een dorpje in Guinee (Whoer, 2014). Er is in dit dorp een holle boom met vleermuizen, welke ondertussen is afgebrand. Vleermuizen kunnen het virus bij zich dragen zonder er ziek van te worden. Via hun

ontlasting wordt het verspreid onder apen. Chimpansees zijn een belangrijke voedselbron van de lokale bevolking in Guinee. Op deze manier wordt ebola doorgegeven aan mensen.

(7)

De grote meerderheid van de Nederlandse bevolking heeft ebola niet van dichtbij

meegemaakt. Toch hebben de meeste mensen wel een duidelijk beeld in hun hoofd omtrent de epidemie. Nieuwsberichten vormen een belangrijke basis om dit beeld te construeren. In deze scriptie worden de resultaten besproken van een analyse van Nederlandse media die over de ebola crisis hebben gecommuniceerd, en hoe Afrika en haar bewoners daarin worden beschreven. De onderzoeksvraag luidt: Op welke manier wordt Afrika en haar bevolking gepresenteerd tijdens de ebola crisis door de Nederlandse nieuwskranten?

Door een discoursanalyse uit te voeren van 170 nieuwberichten in de Volkskrant en Telegraaf met betrekking tot de ebola epidemie in 2014, waarbij gelet wordt op het taalgebruik, het gebruik van dichotomieën en de eventuele aanwezigheid van stereotypen, kan er

geanalyseerd worden op welke manier Afrika neergezet wordt in de Nederlandse media. De hypothese van dit onderzoek sluit aan bij de verschillende studies naar de ebola

communicatie in Westerse media (Abeysinghe, 2015; Trockova, 2015; Hobbs, 2016) die inderdaad aantonen dat er sprake is van een eenzijdig belicht Afrika in Westerse media en het veelvuldig gebruik van stereotypen.

Door middel van dit onderzoek wordt geprobeerd dergelijke mechanismen bloot te leggen en bewustzijn daaromtrent te creëren. Tevens biedt dit onderzoek referenties naar alternatieve perspectieven op Afrika in het algemeen en de ebola crisis in het bijzonder. Deze punten maken het onderzoek erg relevant. Bovendien is er nog geen specifiek onderzoek naar de communicatie van Nederlandse nieuwskranten rondom ebola gedaan.

(8)

2. Casestudy: ebola-epidemie in Guinee, Liberia en Sierra Leone

Het constructivisme stelt dat het niet mogelijk is een feitelijke werkelijkheid te schetsen (Fierke, 2012). De werkelijkheid is een sociale constructie, een gevolg van gedeelde ideeën. Zo zijn grenzen bijvoorbeeld sociaal geconstrueerde werkelijkheden. Aangezien dit

onderzoek vanuit een constructivistisch wereldbeeld geschreven wordt, is het niet mogelijk een feitelijke werkelijkheid te schetsen van wat er tijdens de ebola epidemie gebeurd is. Werkelijkheden worden gevormd door de perceptie van de waarnemer. Kranten spelen hierbij een belangrijke rol in het construeren van sociale werkelijkheden. Er wordt in dit onderzoek niet getracht een werkelijkheid te vinden, maar om de geconstrueerde werkelijkheid in Nederlandse nieuwskranten te achterhalen. Aangezien er niet een feitelijke werkelijkheid van de ebola epidemie is maar er meerdere perspectieven zijn vanuit waar de ebola epidemie beschreven kan worden, is er gekozen om naast wetenschappelijke bronnen ook de ervaring van lokale bewoners, journalisten en medici te gebruiken. Deze actoren zijn direct betrokken geweest bij de ebola-epidemie, en op deze manier kan er een meer omvattend beeld van de epidemie geschetst worden.

Ebola uit zich in het begin door symptomen als koorts, vermoeidheid en spierpijn waardoor het moeilijk te onderscheiden is van andere veel voorkomende ziektes zoals cholera en malaria. Op dat moment is de ziekte echter al besmettelijk. In een gevorderd stadium na ongeveer 10 dagen, ontstaan er interne bloedingen, waardoor patiënten bloed verliezen uit neus, mond, ogen en anus. Het virus wordt overgedragen door contact via lichaamssappen. Als gevolg van de zorg voor zieke mensen en het begraven van de overledenen werd dit virus snel doorgegeven en liep het dodental hoog op (Healy, & Myles, 2016). Verdere besmetting kan voorkomen worden door een combinatie van vroege diagnoses, het traceren van

contacten, isolatie van patiënten, zorg, en begrafenissen zonder lichamelijk contact (Whoer, 2014). In het gebied waar als eerste de ebola epidemie uitbrak was er veel mobiliteit en handel, hetgeen het proces van besmetting versnelde. Voornamelijk hulpverleners en naaste familieleden lopen hierdoor het risico geïnfecteerd te raken. Op 8 augustus 2014 verklaarde WHO de epidemie een internationaal gezondheidsrisico.

De kans dat ebola ooit zal uitbreken in het Westen is klein. De uitbraak in West-Afrika was zo groot vanwege verschillende redenen: tekort aan middelen, slechte infrastructuur,

gebrekkig gezondheidszorg en miscommunicatie naar burgers toe. Het Westen kenmerkt zich door een veel betere gezondheidsstructuur en de middelen om een epidemie te beheersen (Whoer, 2014). Negen maanden nadat het eerste geval zich had voorgedaan groeiden de

(9)

aantallen overledenen en besmettingen nog steeds (Whoer, 2014). Guinee, Liberia en Sierra Leone werden het meest aangegrepen door de epidemie en er volgden enorme lokale

uitdagingen om de epidemie onder controle te krijgen en de patiënten medische hulp te bieden. Sierra Leone was nog herstellend van een burgeroorlog die tussen 1991 en 2002 woedde, waardoor ook het vertrouwen in de overheid minimaal was en het land niet de middelen had om een dergelijke epidemie tegen te gaan. Meer dan 240 lokale hulpverleners zijn overleden aan ebola, wat grote impact heeft gemaakt op het zorgsysteem in de getroffen landen en waardoor er veel behoefte was aan internationale hulp aangezien er voor de epidemie al een grote behoefte aan dokters en verpleegkundigen was. Zo waren er in Sierra Leone voor de epidemie 120 dokters op een bevolking van 6 miljoen inwoners; dit aantal is na de epidemie sterk gedaald (Mark, 2014).

Er volgden strenge maatregelen om verdere verspreiding te voorkomen: zieke kinderen moesten door ouders worden achtergelaten, er kwam een verbod op traditionele

begrafenissen. Dit aangezien er bij lokale begrafenisceremonies nauw contact is met de overledene, waardoor er mensen gauw besmet raken. Doden werden afgespoten met bleekmiddel, en afgevoerd in witte plastic lijkzakken (Healy & Myles, 2016). Families werden uit elkaar gehaald. Dit had grote invloed op de samenlevingen en zorgde voor emotionele reacties bij de bevolking. Lokale medici en bevolking meldden dat de straten bedolven waren met lijken (Vukojevic, 2015). Ziekenhuizen moesten doodzieke mensen weigeren aangezien ze geen ruimte of de middelen hadden om ze te helpen. Artsen zonder Grenzen waarschuwde in maart 2014 al dat de ebola-epidemie onbeheersbaar zou gaan worden als er geen hulp zou komen. Pas toen het te laat was, en er al duizenden besmettingen waren, kwam de internationale hulp op gang (Vukojevic, 2015).

Antropoloog Mooy (Vukojevic, 2015), die al negen jaar onderzoek doet in Sierra Leone, beschrijft dat stervenden patiënten werden verstopt uit angst dat ze werden meegenomen in de ambulances en verbrand zouden worden. Mooy (2015) benadrukt dat de epidemie veel emoties met zich meebracht. Moeders mochten hun kinderen niet begraven of erbij zijn als ze overleden. Mensen werden geïsoleerd tot na hun dood. Mensen werden hierdoor kwaad, ze zagen de dokters als duivels en kwamen in opstand. Als mensen niet volgens een traditioneel ritueel hun dierbaren begraven, blijft volgens hun redenering hun geliefde eeuwig ronddolen en zal degene nooit rust vinden (Vukojevic, 2015). Mooy (2015) stelt dat er een alternatief rituele begrafenis bedacht had moeten worden, welke de rituelen en tradities van de

(10)

bevolking respecteert en toch een zo laag mogelijk risico op verdere besmetting met zich meebrengt. Doordat alle mankracht ingezet werd in de strijd tegen ebola, steeg het

slachtofferaantal van andere ziekten. Artsen zonder Grenzen deelde malariamedicatie uit in de poging dit tegen te gaan. Bijeffecten van malaria medicatie zijn echter koorts en spierpijn - dezelfde kenmerken als het beginstadium van ebola. Hierdoor werden deze mensen

opgehaald en bij ebola patiënten in ebola centra geplaatst, en liepen ook zij het virus op (Vukojevic, 2015). Mensen waren bang om naar ziekenhuizen te gaan, want niemand kwam er levend uit en ze wisten dat ze geen traditionele begrafenis zouden krijgen maar verbrand zouden worden. Men zag vreemde mensen in witte pakken hun geliefden afpakken. En ze werden niet teruggezien. Men wist niet waar hun dierbaren werden begraven dan wel of ze überhaupt overleden waren. Dit is erg onmenselijk stelt Mooy (2015) en hun reactie is begrijpelijk.

Ook internationaal bleek het lastig te zijn de epidemie onder controle te krijgen. Zo werd er een mobiele app opgezet om mensen te informeren over de ziekte, echter het grootste deel van de bevolking in de getroffen landen heeft geen smartphone (Vukojevic, 2015). Half september was er in Sierra Leone een lock down, waarbij alle burgers drie dagen niet naar buiten mochten komen (Schmets, 2014). Eerder werkte deze maatregel in Liberia ook al averechts. Mensen hadden geen inkomsten en eten en trokken juist massaal naar de markt. Als gevolg hiervan was er een hoog besmettingsrisico. Zo deelde Unicef zeep uit in Sierra Leone. Het probleem was echter geen gebrek aan zeep, maar een gebrek aan water (Schmets, 2014). Door een groot gebrek aan voedsel en water, gingen zieke patiënten naar buiten met kans op verdere besmettingen. Lokale bevolking vertelde dat ze niet geloven dat ebola echt was, maar dat het een manier van de overheid is om geld te krijgen aangezien ze blut zijn door de burgeroorlog (Schmets, 2014). Er waren rellen uitgebroken bij de behandelcentra aangezien mensen de artsen niet vertrouwden en boos waren dat ze hun geliefden afpakten. Een lokale bewoner vertelt dat er een kind werd doodgeschoten door het leger tijdens de opstand. Dit kwam het wantrouwen tegen de overheid zeker niet ten goede. Er was geen duidelijke communicatie naar de bevolking toe over ebola en dit voedde het wantrouwen (Schmets, 2014).

(11)

3. Theoretisch Kader

In dit hoofdstuk wordt het theoretisch kader van deze scriptie besproken. Ten eerste wordt het post-kolonialisme geïntroduceerd, hetgeen het perspectief betreft van waaruit dit onderzoek is geschreven. In het bijzonder worden de mechanismen van racisme en het concept van

othering besproken. Hierna wordt er aandacht geschonken aan de theorie van de discours analyse. Er zal er worden ingegaan op het belang van taal. Hierbij zal het gebruik van dichotomieën, stereotypen en metaforen in nieuwsberichten toegelicht worden. Hierna zal er worden ingegaan op de rol die media speelt, waarbij extra aandacht uit zal gaan naar de invloed van journalisten, het ontwikkelen van een mediahype en in hoeverre bepaalde slachtoffers invloed hebben op media-aandacht van rampen.

Dit onderzoek richt zich op het beeld van ‘Afrika’ en de bewoners hiervan. Volgens definitie (WHO) is Afrika het een na grootste continent van de wereld en wonen er meer dan 1 miljard mensen. Afrika is onder te verdelen in verschillende delen zoals Noord-Afrika en Zuidelijk Afrika. Afrika bestaat uit 54 verschillende landen met hun eigen culturen en talen, zo worden er in Afrika tussen de 1250 en 2100 verschillende talen gesproken. Ook binnen landen is er een grote variatie aan talen en cultuur, zo worden er in Nigeria meer dan 500 talen gesproken (CIA). Toch wordt Afrika vaak als een geheel neergezet, en dit is dan ook een van de

stereotypen die gebruikt wordt in de communicatie omtrent ebola in Amerikaanse

nieuwskranten (Trckova, 2015). In dit onderzoek zal bewust de term Afrika gebruikt worden als een categorie, verwijzend naar Sub-Sahara Afrika. Dit zijn de Afrikaanse landen die ten zuiden van de Sahara liggen. Hiervoor is gekozen aangezien dit de landen zijn die Westerse mensen in eerste instantie vaak associëren met Afrika. Noord-Afrika wordt eerder

geassocieerd met het Midden-Oosten (Trckova, 2015). 3.1 Post-kolonialisme

Dit onderzoek wordt benaderd vanuit een kolonialistisch perspectief. Het

post-kolonialisme is een stroming die zich bezighoudt met zowel het vroegere als het hedendaagse denken. Deze stroming is ontstaan met de focus op het Westen en zijn voormalige kolonies vanaf de 17e eeuw waarin grote delen van de wereld onder controle waren van het Westen. Er ontstond een proces waarbij landen hun macht in andere delen van de wereld wilde uitbreiden door gebieden te veroveren en beheersen, op cultureel, economisch en politiek gebied. Dit wordt imperialisme genoemd. Het post-kolonialisme ageert zich tegen het

(12)

zijn er systemen opgezet, gebaseerd op hiërarchie en uitbuiting, om de economie van de kolonisatoren intact te houden (Mudimbe, 1988). Hierbij werden bewoners in Afrika tot slaaf gemaakt, en naar verschillende gebieden verscheept. Racisme op basis van huidskleur

vormde de ideologische basis van slavernij. 3.1.1 Hedendaags racisme

Uit onderzoek van Van Dijk (2009) blijkt dat ook in de hedendaagse samenleving racisme aanwezig is, in het bijzonder in de pers. Van Dijk (2000) beargumenteert dat het discours van de pers bijdraagt aan een nieuwe vorm van racisme en zorgt voor verdere etnische

ongelijkheid in samenlevingen. Waar het oude racisme gekenmerkt wordt door slavernij, apartheid en expliciete uitgesproken superioriteitsgevoelens, wordt het nieuwe racisme onzichtbaar geuit via discours. Deze nieuwe vorm van racisme is subtiel aanwezig, en worden geuit in alledaagse discours, zoals schoolboeken, films en het nieuws. Ze zijn niet zo openlijk aanwezig als het oude racisme, maar kunnen nog steeds net zo effectief zijn en als gevolg minderheden uitsluiten en voor segregatie en racisme zorgen. Juist door het over te brengen als normaal en natuurlijk, kan het extra pijnlijk zijn voor de mensen die

gediscrimineerd worden en kan het voor onbegrip en conflicten in de maatschappij zorgen (Van Dijk, 2000).

Dit discours is een vorm van etnische hegemonie, gebaseerd op gelegitimeerde ideologieën en het wordt geaccepteerd door de dominante groepen in de maatschappij. Het zorgt voor meer cohesie voor de dominante groepen in de maatschappij, en het legitimeert en behoudt de positie van de dominante groepen in de maatschappij. De machtigen klassen kunnen hun eigenbelang projecteren via het onderwijs, media en wetenschap en kunnen zo anderen klassen en groepen marginaliseren. Hierin schuilt veel macht, aangezien hier ‘normaal’ en ‘abnormaal’ kan worden toegewezen aan groepen, zo kunnen er machtsposities toegewezen en behouden worden. Doordat deze groep de controle heeft over het publieke discours en politiek, is het voor de minderheden extra lastig hiertegen in opstand te komen. May (2010) stelt dat discours gevormd wordt door de interesses van machtige economische en politieke belangen. Deze worden op hun beurt weer gereflecteerd door de commerciële belangen van massamedia. Het post-kolonialisme laat niet-Westerse opvattingen en culturen juist op de voorgrond treden. Het post-kolonialisme richt zich op discours en de macht die daarin schuilt (Mudimbe, 1988). Door middel van een kritische discoursanalyse van nieuwsberichten in Nederlandse kranten omtrent de ebola crisis, kan er onderzocht worden op welke manier taal en afbeeldingen in nieuwsberichten bepaalde machtsverhoudingen neerzetten of steunen.

(13)

Wanneer een discours constant is, en er over mensen of gebeurtenissen steeds op dezelfde manier gecommuniceerd wordt, wordt dit de overheersende discours in een maatschappij en wordt dit geïnternaliseerd. Hiervan is sprake als een discours een sociale routine wordt; welke mensen aannemen zonder hierover na te denken (Simpson & May, 2010). Via discours kunnen er zo sociale patronen ontstaan die onderdeel worden van dagelijkse gewoonten, waardoor het dominante discours als natuurlijk zal worden aangezien. Als Afrika continue als zwak en primitief wordt neergezet tijdens de ebola epidemie, kan dit de werkelijkheid voor mensen worden. Een sociaal patroon zorgt er echter voor dat als er eenmaal een negatief beeld is neergezet, dit pas gecorrigeerd kan worden als het tegendeel bewezen is (Simpson & May, 2010). En omdat de meeste mensen juist geen persoonlijke ervaringen hebben met deze bevolkingsgroepen en dus geen alternatieve bronnen van kennis hebben, is het gebruikte discours erg bepalend voor het ontstane beeld. De gevolgen hiervan zijn groot; racisme, conflicten en het uitsluiten van groepen. Juist door het natuurlijke karakter van deze vorm van racisme, wordt het door minder mensen ervaren als racistisch. Als er dan tegen in wordt gegaan, kan hierop met onbegrip gereageerd worden door mensen die buiten de getroffen doelgroepen staan en zelf geen racisme in het discours terugvinden (Van Dijk, 2000). Deze vorm van racisme is dan ook eerder een vorm van onwetendheid en angst.

In verband hiermee staat het concept van aversief racisme dat door psychologen Geartner en Dovidio (1986) werd geïntroduceerd. Zij geven aan dat racisme nog steeds in grote vorm bestaat, echter nu in gewijzigde subtiele vorm. Mensen zeggen en denken van zichzelf dat ze niet discrimineren. Uit onderzoek blijkt echter dat veel blanke mensen niet publiekelijk hun vooroordelen over zwarte mensen uiten, maar wel onbewuste negatieve gevoelens over hen hebben en het contact vermijden. Dit betekent dat ondanks dat mensen van zichzelf denken dat ze geen racist zijn en ze niet racistisch handelen, ze toch discrimineren op subtiele manier. Deze vormen zijn lastig te herkennen, omdat dit gedrag niet direct toegewezen kan worden aan discriminatie maar eerder aan onwetendheid. Ook journalisten kunnen dit

toepassen in artikelen, zonder hiervan bewust te zijn. In dit onderzoek zal er gekeken worden in hoeverre er sprake is van een sociaal patroon in de nieuwskranten, en in hoeverre er sprake is van verborgen racisme. Door hierna te kijken, kan er gekeken worden welke

(14)

3.1.2 Othering

Het kolonialisme heeft zowel in het verleden als in het heden niet enkel racistische

mechanismen gecreëerd, maar zich ook toegelegd op de uitbuiting van grondstoffen, hetgeen geleid heeft tot aantasting van economieën en culturen. Het post-kolonialisme stelt dat deze geschiedenis ook op lange termijn zijn sporen heeft achtergelaten, en dat er nog steeds ongelijke relaties en structurele ongelijkheden zijn als gevolg van het kolonialisme (Grovogui, 2012).

Zo heeft het kolonialisme niet alleen gezorgd voor onrechtvaardige machtsverhoudingen op gebied van economie, maar ook voor grote binnenlandse politieke problemen en voor het ontstaan van bepaalde identiteiten die nog steeds intact zijn. Tijdens het Europese

kolonialisme zagen de koloniserende landen zichzelf als centraal; als voortbrengers van een revolutie waarbij de andere landen als buitenstaanders werden gezien. Zij maakten dus geen onderdeel uit van de revolutie op gebied van cultuur, economie, technologie of kunst. Ontwikkeling wordt nu nog steeds bekeken vanuit een Westers perspectief. Landen die hiervan afwijken of zich niet in dezelfde ontwikkelingsfase als het Westen bevinden, worden als onderontwikkeld geportretteerd. Dit perspectief waarbij er vanuit het Westen wordt neergekeken op andere culturen beschrijft Said (1978) in zijn boek Oriëntalisme, ook wel als het beginpunt van postkoloniaal denken beschouwd. Hierin beschrijft hij het concept

‘othering’. Hierbij wordt de eigen cultuur, the self, neergezet tegenover een andere cultuur, the other. In het boek van Said wordt het Midden-Oosten als de ander neergezet tegenover het Westen, maar dit is ook toepasbaar op Afrika. In Oriëntalisme is er sprake van een verborgen macht, die zichzelf kenmerkt door ongelijkheid en dominantie. De andere cultuur is hierbij ondergeschikt aan het Westen. De zelf is hierbij dus het Westen en de ander is Afrika. Er is hierbij sprake van een dominante groep, die het verschil tussen zijn eigen en de andere groep benadrukt en hierdoor ontstaat er een onderlinge kloof. Durkheim (1895/2007) stelt dat deviantie juist de solidariteit van de dominante groep versterkt. De groep die

overeenstemmende kenmerken heeft, voelt zich extra sterk in hun verbondenheid. Deze groep sluit zich af van de ander. Juist door het hebben van een andere cultuur die achterloopt, en onbeschaafd is, komt de eigen identiteit en het collectieve gevoel van the self sterker naar voren. Door de ander neer te zetten als irrationeel, primitief en feminien tegenover het Westen als rationeel, sterk en masculien wordt de Westerse cultuur versterkt (Said, 1978). Doordat de onderlinge verschillen benadrukt worden, nemen deze een hoofdrol aan in het construeren van de ander. Er wordt een beeld van de ander neergezet met de focus op de verschillen die vergroot worden, waardoor de onderlinge overeenkomsten verloren gaan. The

(15)

other wordt hierbij als minderwaardig neergezet tegenover het Westen, en gedefinieerd aan de hand van wat het niet is (Said, 1978). Er wordt zo een werkelijkheid gecreëerd over een onbekende groep, vanuit de dominante cultuur die niet in contact staat met deze groep. Deze fictieve verhalen worden zo uiteindelijk de dominante ideologie.

Zo blijkt uit onderzoek van Harrison (2014) dat slachtoffers van ebola worden

gesimplificeerd tot inwoners van gevaarlijke en besmettelijke gebieden (Harrison, 2014). Ze staan tegenover de geciviliseerde en gezonde Westerse bevolking. Er ontstaat angst voor de besmettelijke, en onbeheersbare Afrikaanse ander. Ebola wordt neergezet als een resultaat van een primitieve identiteit, die de Westerse veiligheid bedreigd in plaats van een resultaat van ongelijke verdeelde middelen. De focus van Amerikaanse media ligt op primitief tegenover geciviliseerd, en slachtoffers van ebola worden niet als personen gezien maar als dragers van ziektes (Harrison, 2014). In dit onderzoek zal er gekeken worden in hoeverre er sprake is van othering in Nederlandse nieuwskranten rondom de communicatie over ebola. Er wordt derhalve een fictieve werkelijkheid van de ander gecreëerd aan de hand van de

percepties van het Westen. De eigen identiteit wordt versterkt door onder andere het gebruik van dichotomieën, stereotypen en metaforen over de ander middels geschreven tekst in de media, oftewel discours (Said, 1978).

3.2 Discours

Discours is volgens Foucault het samenhangend geheel van uitspraken door een bepaalde groep, die hiermee normen, waarden en een werkelijkheid creëert (Foucault, 1980). Discours is alle vormen van geschreven of gesproken tekst, ook nieuwsberichten zijn hier een

onderdeel van. Volgens Foucault (1980) is discours geladen met macht. Door middel van taal kunnen machtsverhoudingen in de sociale wereld aan het licht komen. Macht is volgens Foucault (1980) een constante stroom van waarheid in een maatschappij middels discours. Deze macht produceert realiteiten. Elke samenleving heeft zijn eigen waarheid. Deze

waarheid wordt gebracht middels educatie, media, en politieke en economische ideologieën. Deze macht wordt echter niet altijd succesvol opgelegd. Zo wordt er volgens Fairclough (1995) niet altijd klakkeloos de bedoelde interpretatie van een schrijver aan het publiek opgelegd. Mensen kunnen zelf ook kritisch nadenken bij tekst. Een manier waarop de eigen identiteit versterkt wordt is aan de hand van dichotomieën.

(16)

3.2.1 Dichotomieën

Chukwudi (2002) beschrijft hoe Afrika in Westerse media vaak wordt beschreven vanuit dichotomieën. Dit is het gebruik van tegenstellingen, bijvoorbeeld zwart-wit of wij-zij. Zo wordt het Westen vaak gekoppeld aan democratie en vrijheid. Afrika daarentegen wordt vaak gekoppeld aan armoede en corruptie. Wanneer het Westen zijn eigen waarden en ideologieën prijst, worden van landen met andere waarden en ideologieën steeds benadrukt dat ze anders zijn. Het Westen wordt positief neergezet, en aangezien Afrika andere ideologieën en waarden heeft is het niet positief. Binnen deze dichotomieën zitten machtsstructuren verborgen. Er wordt volgens Chukwudi (2002) tijdens de communicatie over Afrika niet gekeken naar de geschiedenis van deze landen en naar de individuen in Afrika zelf. Het Westen wordt superieur afgetekend tegenover andere culturen en minderheden, dit o.a. door het gebruik van concepten zoals ‘onderontwikkeld’ en ‘derdewereldland’. Landen die niet op dezelfde manier naar de wereld kijken of dezelfde waarden hebben als het Westen worden als onderontwikkeld beschouwd, of ze worden gezien als in ontwikkeling zijnde naar de positie van het Westen toe. Het idee dat ze zich op een andere manier ontwikkelen als het Westen, of wellicht niet hetzelfde doel voor ogen hebben als het Westen, wordt afgewezen. De drijfveren van deze progressie naar eenheid van ontwikkeling zijn volgens Chukwidi (2002) het neo-liberalisme en kapitalisme.

Waar het Westen altijd neergezet wordt als rationeel en open, wordt Afrika volgens Chukwidi (2002) daarentegen primitief en gesloten neergezet. Afrika wordt beschreven als een tijdloos continent voordat het Westen zijn kolonies stichtte. Er lijkt nog steeds geen sprake te zijn van vooruitgang, wat in het huidige kapitalistische Westers systeem een erg belangrijk streven is. Het lijkt wel alsof er in Afrika voornamelijk mensen zijn die wachten tot het Westen ze komt redden en helpen. Het Westen wordt vaak neergezet als een held, die het meelijwekkende Afrika moet redden. Afrikaanse slachtoffers worden hierbij gesimplificeerd tot een zwak sociaal construct. Het Westen kon de problemen in Afrika niet voorkomen, of heeft er geen bijdrage aan geleverd, maar is juist de reddende engel door medicijnen of geld te sturen en scholen te bouwen. Afrika lijkt zo afhankelijk van het Westen te zijn. Er lijken geen

wetenschappers te zijn, kunstenaars of filmmakers. Dit bevestigt volgens Chukwudi (2002) nog steeds de positie van het Westen als de kolonisator, en Afrika als de gekoloniseerde. Alhoewel dit in de geschiedenis ligt, is er in het huidige discours nog steeds sprake van, maar is dit minder direct zichtbaar (Chukwudi, 2002). Ook stereotypen hebben volgens Chukwudi (2002) een belangrijke invloed op het negatieve beeld van Afrika in de Westerse media.

(17)

3.2.2 Stereotypen

Een belangrijk concept in dit onderzoek is stereotypen. Door deze bloot te leggen in het onderzoek kan er inzicht gegeven worden in veelvoorkomende thema’s in de berichtgeving over ebola en hoe Afrika neergezet wordt. Stereotypen zijn gesimplificeerde en

veralgemeende verwachtingen die gegeneraliseerd worden voor een gehele groep die

homogeen is in gedragskenmerken of uiterlijk (Stephan & Stephan, 1993). Dit kan zich uiten in afbeeldingen of in tekst in de media over bijvoorbeeld een bepaalde groep of land. Ook dit is een vorm van discours waarbij een objectieve waarheid niet mogelijk is. Stereotypen komen voort uit een bepaalde ideologie, en creëren zo een bepaalde werkelijkheid. Wanneer er over iemand wordt geschreven of afbeeldingen worden geselecteerd, worden er bewuste keuzes gemaakt over hoe iemand op een bepaalde manier neergezet kan worden. Er kan voor gekozen worden om juist te focussen op iemands huidskleur of afkomst, waardoor dit extra vergroot wordt. Een stereotype is vaak een versimpeld beeld van de werkelijkheid, waarbij er wel enige vorm van waarheid in kan zitten, maar waarbij het gehele beeld vaak verloren gaat en er karaktereigenschappen aan een hele groep toegewezen worden aan de hand van

gedeelde kenmerken zoals huidskleur of afkomst (Gentz, 2004). Juist doordat er soms wel een klein deel van de werkelijkheid in zit, kan het lastig zijn er tegenin te gaan.

Stereotypen kunnen zowel positief als negatief zijn, maar beide zorgen wel voor sociaal categoriseren. Alles wat dan buiten de eigen categorie valt wordt als afwijkend beschouwd, en deze afwijkende groep wordt als slechter dan de eigen groep ervaren. Zo kan ook een positief stereotype dus nog wel een negatieve werking hebben en zorgen voor verdere uitsluiting tussen de groepen. Stereotypen benadrukken vaak de verschillen tussen groepen, en zo ontstaat er een steeds sterkere categorisering. Volgens Dyer (1979) creëren juist de mensen met meer macht stereotypen over mensen met minder macht. Dit staat volgens hem in verband met het feit dat er vooral stereotypen zijn over minderheden en mensen met lagere posities in de samenleving, zoals mensen met een laag inkomen, homoseksuelen of niet-blanken. Doordat de stereotypen ook gecreëerd worden door de mensen die buiten deze groep staan, komt er ook een vorm van macht ter sprake. De groep die te maken heeft met

stereotypen, heeft niet de macht om zich hiertegen te verzetten. Ze hebben namelijk niet de positie om invloed uit te oefenen in bijvoorbeeld de media. Groepen met meer macht en met een dominante positie komen zo eerder in de positie om stereotypen toe te delen, en zo een minderheid verder uit de dominante groep te sluiten. Door het steeds vaker herhalen van

(18)

stereotypen, wordt het vanzelf een werkelijkheid (Dyer, 1979). Het probleem van stereotypen is dan ook, dat mensen niet meer beseffen dat het een stereotype is. Ze zien het als een

werkelijkheid en gaan het stereotype koppelen aan personen van een bepaalde groep.

Stereotypen van een bepaalde groep zorgen er zo voor dat er gezocht wordt naar bevestiging van deze stereotypen de grens tussen insiders en buitenstaanders wordt overdreven, er

ontstaat homogenisatie van buitenstaanders en het zorgt voor in-group favouritisme (Stephan & Stephan, 1993). Uit eerder onderzoek naar de representatie van ebola en zijn slachtoffers in Amerikaanse nieuwskranten blijkt dat ebola vrijwel alleen wordt neergezet als een metafoor van oorlog (Trockova, 2015). Het virus blijkt hierbij als de dader te worden aangewezen in plaats van de beperkende maatschappelijke omstandigheden in West-Afrika. De

verantwoordelijkheid blijkt vooral bij de lokale bevolking en medici neergelegd te worden, waarbij er regelmatig wordt gesteld dat de bewoners zelf te weinig verantwoordelijkheid hebben genomen om verdere besmetting te voorkomen. Afrikaanse slachtoffers worden niet als individuen neergezet, maar ze worden geobjectiveerd als armzalige slachtoffers zonder een eigen wil of identiteit (Trockova, 2015).

Nothias (2014) schrijft dat er de laatste decennia wel degelijk een meer positieve trend gaande is in het discours rondom Afrika. Nothias (2014) heeft onderzoek gedaan naar de voorpagina’s van tijdschriften in Engeland, Frankrijk en Amerika tussen 2011 en 2013 welke aandacht geven aan de veranderingen in Afrika. Waar eerder Afrika vooral werd gekoppeld aan hopeloosheid en honger, wordt het nu in de media meer gekoppeld aan hoop en de opkomst van Afrika. Volgens Nothias (2014) wordt er echter nog steeds een other gecreëerd aan de hand van zijn analyse, en tegelijkertijd wordt de neoliberale status quo versterkt met de focus op economie en vooruitgang. Er wordt nu alleen gekeken naar de positieve aspecten van de vooruitgang van Afrika, vanuit het Westerse ontwikkelingsperspectief. Zo wordt Afrika neergezet vanuit Westerse criteria van vooruitgang, en poogt het Westen de toekomst van Afrika te voorspellen. De Wereldbank en IMF geven de rank van Afrika aan op

wereldwijd niveau. Ondanks dat dit beeld in de media veel positiever is, blijft dit beeld ideologisch achterhaald. Volgens Nothias (2014) merken de arme burgers in Afrika namelijk weinig van deze vooruitgang. Deze economische vooruitgang bevoordeelt namelijk met name de lokale elites.

Ojambo (2008) schrijft dat het werkelijke Afrikaanse beeld is weggevaagd door het grote verhaal over Afrika samengesteld door stereotypen. Afrika wordt volgens haar neergezet als

(19)

een continent met donkere mensen verstrikt in armoede, ziektes, stammenoorlogen en AIDS. Ojambo (2008) schrijft dat er een te grote afwezigheid is van Afrikaanse schrijvers in de wetenschap, en dat als deze er wel zijn er altijd benadrukt moet worden dat ze afkomstig uit Afrika zijn alsof het een uitzondering is. Een belangrijk gebruikt stereotype is volgens haar de ‘Pornography of Poverty’. Hierbij worden er foto’s van extreme armoede in

ontwikkelingslanden laten zien, vaak van kinderen. Denk hierbij aan hongerbuikjes, vliegen rondom kinderen of gieren die wachten naast een kind tot het sterft. Deze conditie van armoede wordt hierbij gebruikt om sympathie te creëren, en om zo kranten te verkopen of donaties te vragen voor goede doelen. Armoede wordt hierdoor gekoppeld aan Afrika en mensen die doodgaan van de honger, en creëert zo een verkeerd beeld van het concept armoede. Zo heeft ook zestig procent van de Amerikanen armoede ervaren tussen de leeftijd van 20 en 74 (Ojambo, 2008). Het gebruik van poverty porn zorgt voor medelijden en liefdadigheid, maar dit helpt niet bij het oplossen van de daadwerkelijke problemen. Zulke afbeeldingen portretteren mensen als hulpeloze wezens, waarbij men ze kan redden door simpelweg geld te doneren. Doordat donoren verteld wordt dat zij de positie hebben in de maatschappij om andere mensen te redden, zorgt het voor een gevaarlijke verhouding. Het slaagt er zo niet in om het Westerse publiek bewust te maken van de structurele

veranderingen die nodig zijn om armoede in Afrika te verminderen, en het zorgt voor een paternalistische houding ten opzichte van mensen in Afrika. Hiernaast worden ook de arme mensen geobjectiveerd, door ze te definiëren aan de hand van hun lijden. Ze worden in de media neergezet zonder enige vorm van autonomie, agency en eigen mogelijkheden (Mhangami-Ruwende, 2011). Journalisten spelen een belangrijke rol bij het toekennen van deze rollen.

3.3 Media

Journalisten spelen een belangrijke rol in het creëren van werkelijkheden. Uit onderzoek van Mcnair (2006) blijkt echter dat kranten grotendeels door mensen als objectief en waar

beschouwd worden. Hierdoor spelen kranten niet alleen een rol in het leveren van informatie, maar construeren ze ook een algemene kennis over gebeurtenissen in de wereld en sociale contexten. Tijdens het schrijven van artikelen wordt bewust gekozen om bepaalde

gebeurtenissen uit te lichten of achterwege te laten, en wordt er gekozen voor het gebruik van bepaalde woorden. Het selecteren van nieuws is een onvermijdelijk proces, en zorgt ervoor dat het niet mogelijk is voor kranten om objectief te zijn. Mcnair (2006) schrijft ook dat een objectief discours niet mogelijk is, en dat het discours in het nieuws altijd de ideologieën van

(20)

de dominante groepen in de maatschappij zal weerspiegelen. Objectiviteit is een illusie van het Westen die impliceert dat het mogelijk is om feitelijk te zijn.

3.3.1 Journalisten

Zo schrijft ook politicoloog Nyabola (2014) over de volgens haar belangrijkste oorzaken dat Westerse journalisten verkeerd over Afrika schrijven in de media. Westerse journalisten spreken vaak alleen Engels, of hooguit Swahili, waardoor er altijd een selectiebias optreedt. Als deze journalisten mensen willen interviewen, worden er vaak mensen geïnterviewd die de taal van de journalisten kunnen spreken en hierdoor is er al een erg selectiebias. Hierin

ontbreekt ook de non-verbale communicatie in de vertaling, die volgens Nyabola erg belangrijk is in Kenia. Nyabola (2014) geeft aan dat in Nairobi de meeste mensen drie talen spreken. Echter, mensen gebruiken Engels alleen als een formele taal, en het Sheng wordt daarentegen gebruikt voor meer vertrouwde en broederlijke gesprekken. Op het moment dat een journalist alleen de formele taal spreekt, maar het als informeel begrijpt, gaat er een groot deel verloren in het proces van vertalen. Zo is etniciteit een hard en onveranderlijk begrip in het Engels, maar is dit in Sheng een heel buigbaar begrip. In deze omschakeling van

vertaling, gaat het concept van een woord verloren. Zo wordt een vertaald woord vanuit het Sheng naar het Engels verzwakt of verzwaard in zijn betekenis. Hierdoor kan er veel miscommunicatie ontstaan, en kan dit ervoor zorgen dat de visie van mensen in Afrika niet op de juiste manier begrepen wordt en vertaald worden naar Westerse begrippen en

perspectieven (Nyabola, 2014).

Journalisten zijn geen neutrale actoren die simpelweg feiten aan ons doorgeven. Vanaf het begin tot aan het einde van het proces van media wordt er geselecteerd en vergroot. Vanaf de persoonlijkheid van de journalist, tot de omgeving waarin hij werkt, tot aan de commerciële belangen. Zo is journalistiek de afgelopen decennia sterk vercommercialiseerd. Media wordt grotendeels gestuurd vanuit economische belangen; winst, verkoopcijfers en kijkcijfers. Zo blijkt uit onderzoek naar Amerikaanse nieuwsvoorkeuren dat mensen voornamelijk

geïnteresseerd zijn in oorlog, rampen, criminaliteit en het weer (Greenslade, 2007). Uit onderzoek van Trussler en Soroka (2013) blijkt dat mensen meer geïnteresseerd te zijn in negatieve nieuwsberichten. Mensen geven echter zelf aan een voorkeur te hebben voor positief nieuws. Maar uit onderzoek blijkt dat negatieve berichten dertig procent meer kans hebben om de interesse van mensen te trekken. Dit wordt ook wel een negatieve bias genoemd, onze hersenen blijken meer gevoelig te zijn voor negatieve trigger dan positieve

(21)

triggers. Ook zou de focus op slecht nieuws mensen een beter gevoel geven over hun eigen leven (Trussler & Soroka, 2013). Een ramp zoals ebola zou hierdoor dus meer kans hebben om gelezen te worden door mensen, waardoor er ook meer artikelen over worden geschreven. Trckova (2015) geeft dan ook aan dat er in Amerikaanse nieuwskranten sprake was van een mediahype rondom ebola.

3.3.2 Mediahype

Geregeld ontstaan er gebeurtenissen die veelal in de media besproken worden, en zich ontwikkelen tot een zogenaamde mediahype. De mediawetenschappen definieren een media hype als: ‘a media-generated, wall-to-wall news wave, triggered by one specific event and enlarged by the self-reinforcing processes within the news production of the media’ (Vasterman, 2005). Hierbij wordt er door de media niet simpelweg verslag gedaan van gebeurtenissen, maar wordt er nieuws gecreëerd. De media neemt hierbij een actieve rol aan. Een mediahype ontstaat na een belangrijke gebeurtenis die zorgt voor een nieuwsgolf. Er wordt veelal gesproken over het onderwerp in de media, en ook de verslaggeving van vergelijkbare kwesties neemt toe. Zo bleek de berichtgeving over de Mexicaanse griep niet regelmatig te zijn, maar bleek het meerdere nieuws golven te bevatten die allen gerelateerd waren aan een belangrijke gebeurtenis, zoals de eerste dode in Nederland (Vasterman, 2005). Epidemieën in het buitenland met een laag risico voor het betreffende land kunnen zo toch veel media-aandacht krijgen. Er is een ketting van evenementen waarbij een risico wordt vergroot, wat gevolgen heeft op sociaal, politiek en economisch gebied. Dit wordt ook wel risk amplificatie genoemd (Vasterman, 2005). Doordat mensen het idee krijgen dat er sprake is van een risico, heeft dit effect op de gehele samenleving en het gedrag van individuen hierin. De overheid voelt de druk om maatregelen te treffen, vanwege de gecreëerde angst door de mediahype. Terwijl er echter geen sprake van een echt gevaar hoeft te zijn. Zo bereidde de wereld zich voor op een globale epidemie tijdens de Mexicaanse griep, maar bleek deze uiteindelijk niet meer dreigend te zijn dan de normale griep (Vasterman, 2005). Media speelt hierbij een belangrijke rol bij het creëren van angst. Wanneer er genoeg artikelen in de media worden gepubliceerd over een bepaald onderwerp, wordt dit sneller opgepakt in de publieke discussie en wordt er zo sneller op gereageerd. In dit onderzoek kan er gekeken worden naar de berichtgeving van ebola, en in hoeverre er sprake is van een mediahype, wat de gevolgen hiervan zijn en in hoeverre er angst wordt gecreëerd. Dit kan onderzocht worden door te kijken of er sprake is van een nieuwsgolf en welke gebeurtenissen dit mogelijk opwekken (Vasterman, 2005).

(22)

3.3.3 Relevantie slachtoffers

Het aantal artikelen dat er wordt geschreven over een bepaalde ramp hangt ook samen met de slachtoffers. Uit onderzoek van Lule (2014) blijkt dat er enkele factoren van belang zijn waarmee een ramp internationale media-aandacht krijgt. Wanneer er een lokaal persoon gewond raakt in een ramp, zal dit veel media-aandacht opleveren in het betreffende land. Deze persoon zal echter de meeste aandacht krijgen, waardoor het risico optreedt dat conflicten gesimplificeerd worden. Adams (2014) heeft in 1986 onderzoek gedaan naar natuurrampen tussen januari 1972 en 1985 wereldwijd en in hoeverre deze media-aandacht kregen. Hieruit bleek dat een hoger aantal doden, niet zorgde voor meer media-aandacht (Urist 2014). Zo was er een aardbeving in Guatemala met meer dan 4000 doden, die een derde van de aandacht krijg van een aardbeving in Italië waarbij nog geen 1000 doden waren. Volgens Adams (2014) is de geografische nabijheid van een land en het aantal lokale

toeristen dat er gemiddeld naar het land toe gaan waar de ramp zich afspeelde van belang voor de mate van media-aandacht. Hiernaast moet er subjectief gekeken worden naar de nieuwswaardigheid van een verhaal, afhankelijk van de slachtoffers of de mate waarin het verhaal shockerend is. Doordat mensen in het Westen zich eerder associëren met iemand uit Amerika dan iemand uit Afrika, worden slachtoffers uit Amerika als belangrijker ervaren. Volgens Adams (2014) is dit het gevolg van sociaal geconstrueerde verschillen tussen degene waar we ons wel mee identificeren en degene waar we ons niet mee identificeren. Zo wordt de Rwanda genocide door de media als minder serieus beschouwd dan de moord op prinses Diana. Dit is gebaseerd op de sociale en politieke status van personen in een hiërarchisch geordende samenleving en de verschillen die gecreëerd zijn tussen mensen (Urist, 2014). Ook blijkt uit psychologisch onderzoek dat mensen minder empathie voelen voor het leiden van een groep, dan het leiden van individuelen. Dus hoe meer slachtoffers er zijn, hoe lager de empathie wordt. Doordat mensen zich minder snel kunnen identificeren met de slachtoffers, omdat het een hoog cijfer is in plaats van individuele personen, kan de empathie verdwijnen en worden mensen als het waren verlamd. Stel er is een epidemie met een slachtoffer, dan zou deze minder angst creëren en aandacht ontvangen dan een epidemie met 11 slachtoffers. Maar stel er is een epidemie met 101 slachtoffers, dan is er weinig verschil qua media-aandacht met 111 slachtoffers (Urist, 2014). Door te analyseren in welke mate slachtoffers van de ebola epidemie aandacht krijgen in media, kan er kijken welke sociaal

(23)

4.Interdisciplinariteit

Dit onderzoek wordt vanuit meerdere disciplines benaderd. Zo is het theoretisch kader opgesteld vanuit politicologie, communicatiewetenschappen en antropologie. Zo wordt er vanuit politicologie gekeken in hoeverre macht van belang is om de sociale werkelijkheid te construeren. Er wordt gekeken naar de machtige positie van het Westen ten opzichte van Afrika, en hoe door middel van discours en hegemonie van cultuur sociale structuren gelegitimeerd worden. Er wordt dus gekeken hoe macht op macroniveau invloed heeft op verhoudingen op microniveau.

Vanuit de communicatiewetenschappen wordt er gekeken naar het belang en de gevolgen van communicatie via de media. Er wordt gekeken in hoeverre de media een rol speelt bij het construeren van de sociale werkelijkheid, en wat de effecten zijn van het discours wat wordt gebruikt rondom Afrika.

Vanuit de culturele antropologie wordt er gekeken naar de andere culturen en invalshoeken. Zo wordt er gekeken naar de ervaring van ebola van lokale bewoners, en worden hierbij niet alleen Westerse wetenschappelijke bronnen gebruikt maar juist ook lokale bronnen.

In dit onderzoek wordt op deze manier de drie disciplines geïntegreerd en kunnen ze elkaar aanvullen in het beantwoorden van de onderzoeksvraag. Zo wordt het macro politicologisch perspectief verdiept met behulp van de visie op de manier waarop er gecommuniceerd wordt in de media. Door gedetailleerd te kijken naar de taal waarmee er over de ebola epidemie gecommuniceerd wordt kunnen zo mogelijk machtsverhoudingen aan het licht gebracht worden. Dit wordt dan ook weer verdiept met de micro-lokale perspectieven. Hierdoor kan er met een ander perspectief naar de communicatie omtrent ebola gekeken worden. De

verschillende disciplines komen samen tijdens het bestuderen van de communicatie omtrent de ebola crisis, met de nadruk op het perspectief van lokale bewoners, de neergezette machtsverhoudingen en de invloed van taalgebruik.

(24)

5. Probleemstelling 5.1 Doelstelling

Het doel van dit onderzoek is het in beeld brengen van de manier waarop Afrika en haar bevolking gerepresenteerd wordt door Nederlandse nieuwskranten, door middel van een analyse van een case study. Deze case study betreft de ebola epidemie die in 2014 plaatsvond in Sierra Leon, Guinee en Liberia en waarover Nederlandse kranten hebben bericht. Door middel van deze analyse wordt beoogd om de onderlinge verhoudingen tussen het

Westen/Nederland en Afrika bloot te leggen. Hierbij wordt er ingegaan op de meest voorkomende thema’s en stereotypen waarmee het Westen en Afrika, en de bevolking van deze twee gebieden, worden gerepresenteerd en is er nadrukkelijke aandacht voor de

ontwikkelingen gedurende de ebola epidemie. Zowel het neergezette beeld van Afrika als van het Westen zal bestudeerd worden, omdat beide groepen betrokken zijn geweest bij de ebola epidemie. Zo blijkt uit eerdere onderzoeken naar de representatie van ebola in nieuwskranten dat er nog steeds een negatief en eenzijdig beeld van Afrika in Britse, Australische en

Amerikaanse nieuwskranten heerst (Abeysinghe, 2015; Trockova, 2015; Hobbs, 2016). De focus zou op het mogelijke risico in het Westen liggen en niet op de problemen in West-Afrika. Ook zou de populatie van Afrika gehomogeniseerd worden en geen individuele belangstelling krijgen. Er is echter nog een lacune betreft onderzoeken naar de representatie van Afrika tijdens de ebola epidemie in Nederland.

Dit onderzoek zal analyseren in hoeverre er een negatief en eenzijdig beeld van Afrika neergezet wordt tijdens de ebola epidemie in de Nederlandse nieuwskranten. Door de vele beelden die men binnenkrijgt vanuit media wordt er een bepaald beeld geconstrueerd. Als er vooral negatieve beelden over Afrika binnenkomen, wordt dit ook de werkelijkheid van lezers. Een constant dominant discours wordt immers geïnternaliseerd door lezers, totdat het tegendeel bewezen is. Zo blijkt dat 80% van de Britse bevolking Afrika associeert met honger, een grote verlaten vlakte, rampen, primitiviteit, en Westers ontwikkelingshulp (VSO, 2001). Dit beeld versterkt het verschil tussen het Westen en Afrika, en creëert een barrière. Ook creëert dit beeld een neerbuigende rol naar Afrika toe. Een verkeerd en neerbuigend beeld van Afrika kan hand in hand gaan met discriminatie en hierdoor voor conflicten en onbegrip zorgen. Zo zijn er ook veel positieve ontwikkelingen gaande in Afrika. De extreme armoede is het laatste decennium met 7.5 procent gedaald in Sub-Sahara Afrika. Ook het sterftepercentage van kinderen in Afrika is gedaald en het percentage van moedersterfte is in 25 jaar met 47 procent gedaald (Borchi, 2013). Nergens ter wereld groeit de

(25)

5.2 Onderzoeksvraag en deelvragen

Om de veel voorkomende thema’s en stereotypen over Afrika in Nederlandse kranten te achterhalen, luidt de onderzoeksvraag: Op welke manier wordt Afrika en haar bevolking tijdens de ebola-epidemie in West-Afrika gepresenteerd door Nederlandse nieuwskranten? Er zal gekeken worden naar zowel veelgebruikte thema’s en stereotypen van Afrika en haar bevolking, als die van het Westen. Op deze manier kunnen de onderliggende verhoudingen blootgelegd worden. De deelvragen hebben betrekking op de verschillende betrokkenen, en het gebruik van taal.

1.   Op welke manier wordt het Westen neergezet tijdens de ebola-epidemie door Nederlandse nieuwskranten?

In deze deelvraag worden de veelgebruikte thema’s en stereotypen rondom het Westen blootgelegd die gebruikt worden door Nederlandse nieuwskranten tijdens de ebola epidemie. Er wordt voornamelijk aandacht besteed aan in hoeverre het Westen als een held wordt neergezet. Er wordt hierbij gekeken hoe Westerse betrokkenen bij de epidemie neergezet worden. Op deze manier kan er achterhaald worden hoe het Westen zichzelf tegenover Afrika zet en kan de positie van het Westen tegenover Afrika blootgelegd worden.

2.   Op welke manier wordt Afrika en haar bevolking neergezet tijdens de ebola-epidemie door Nederlandse nieuwskranten?

In deze deelvraag wordt er gekeken naar de veelgebruikte thema’s en stereotypen omtrent Afrika en haar bevolking tijdens de ebola-epidemie in Nederlandse

nieuwskranten. Er wordt voornamelijk aandacht besteed aan in hoeverre Afrika als een slachtoffer en zwak wordt neergezet tegenover het Westen. Hier kan er gekeken worden hoe de gebruikte thema’s en stereotypen een verhouding neerzetten, en in hoeverre Afrika juist als laag wordt neergezet door het Westen.

3. Welk discours wordt er gebruikt rondom de communicatie omtrent Afrika en haar bewoners in de Nederlandse nieuwskranten?

In deze deelvraag wordt er gefocust op het gebruikte discours rondom Afrika en haar bewoners. In hoeverre wordt er gebruik gemaakt van racisme, echter nu verborgen in het alledaagse discours? En in hoeverre wordt er gebruikt gemaakt van metaforen en dichotomieën. Op deze manier kan er gekeken worden naar de verhoudingen die verborgen zitten binnenin het taalgebruik rondom Afrika. Op deze manier kunnen de sociale context en verhoudingen naar buiten komen.

(26)

5.3 Maatschappelijke relevantie

Uit onderzoek van Vossen (2015) naar beeldvorming van wereldwijde armoede in de media blijkt dat het beeld van Afrika in de media erg eenzijdig gekleurd is door honger, rampen en stervende kinderen. Zo blijkt uit een onderzoek in Denemarken dat twee derde van de

respondenten dacht dat dertig procent van kinderen in ontwikkelingslanden naar school gaat. Het correcte antwoord, negentig procent, werd door maar twee procent van de respondenten gekozen (Danida, 2013). Mensen schatten de situatie van ontwikkelingslanden dus erg negatief en eenzijdig in. Het benadrukt juist de slachtofferrol en hulpeloosheid van veel mensen. Door het blootleggen van de thema’s en stereotypen die gebruikt worden in de communicatie over Afrika en de slachtoffers van Ebola in Nederlandse kranten, kan men zich meer bewust worden van dit discours en is dit een grote stap richting het verminderen van maatschappelijke problemen zoals discriminatie. Daarom is het belangrijk om een veelzijdig perspectief te hebben van rampen en conflicten waarbij ook op microniveau naar de

betrokkenen wordt gekeken. Door mensen bewust te maken dat objectiviteit in journalistiek niet mogelijk is worden mensen gestimuleerd zelf ook kritisch naar nieuws te kijken. Op deze manier kunnen discriminatie en racisme tegengegaan worden en kan er met meer waardering naar Afrika, en wellicht ook andere landen, gekeken worden. Het is dus van maatschappelijk belang om aandacht te besteden aan de gebruikte stereotypes over Afrika door het Westen. 5.4 Wetenschappelijke relevantie

Er is al veel onderzoek gedaan naar de manier waarop het Westen Afrika neerzet en de negatieve gevolgen hiervan. Veel onderzoeken wijzen erop dat er inderdaad sprake is van een homogeniserend beeld over Afrika en dat het Westen als belangrijker wordt neergezet

(Vossen, 2015; VSO, 2011;). Deze onderzoeken richten zich echter voornamelijk op Amerika en Engeland, en over het algemene beeld van Afrika. Er zijn enkele onderzoeken gedaan naar de communicatie omtrent ebola in Amerikaanse en Britse nieuwskranten (Abeysinghe, 2015; Trockova, 2015; Hobbs, 2016). Hieruit bleek ook dat er een erg eenzijdig beeld naar voren komt, en dat ebola voornamelijk als een probleem voor het Westen wordt neergezet wordt. Dit onderzoek zal ook de ervaring van lokale bevolking tijdens de ebola epidemie gebruiken om de media kritisch te analyseren. Er is nog geen onderzoek gedaan naar de beeldvorming rondom Afrika tijdens de ebola epidemie in Nederland en zal daarom een aanvulling zijn op voorgaande onderzoeken. Met dit onderzoek zal een gat in de literatuur opgevuld worden door specifiek naar de communicatie over de ebola-epidemie in Nederland te kijken vanuit

(27)

een post-kolonialistisch en politicologisch perspectief. De eerdere onderzoeken (Abeysinge, 2015; Trockova, 2015; Hobbs, 2016) kijken naar de manier waarop er werd gecommuniceerd over de ebola-epidemie maar vergelijken dit niet met de ervaringen van lokale bewoners.

(28)

6. Methode

6.1 Onderzoeksstrategie

Door middel van een inhoudsanalyse van nieuwsberichten over de reeds voltrokken ebola zullen in onderzoek de thema’s en stereotypen van Afrika en de bewoners van Afrika worden blootgelegd. Er is hierbij gekozen om gebruik te maken van een kwalitatieve inhoudsanalyse. Bij een kwalitatieve inhoudsanalyse wordt de inhoud niet gekwantificeerd, maar wordt er vooral gekeken naar het perspectief en de inhoud (Bryman, 2004). Interpretatie is van groot belang bij deze methode, en deze interpretatie komt dan ook uit de onderzoeker zelf. Doordat bij een kwantitatieve studie teksten vaak gecodeerd en afgezonderd worden, kan zo het gehele perspectief verloren gaan (Bryman, 2004). Juist wanneer er gekeken moet worden naar stereotypering en beeldvorming door tekst en afbeeldingen, is het van belang dat er tijdens het onderzoek gekeken kan worden welke thema's en personen aandacht krijgen in de media om op deze manier stereotypering te registreren. Op deze manier kan er diep op de artikelen ingegaan worden, en gekeken naar de achterliggende betekenis. Een inhoudsanalyse kan zoiets zeggen over welke boodschappen en beeld een tekst met zich meebrengt, en de gehele sociale betekenis en invloed hiervan.

Tijdens deze analyse zal er gebruik gemaakt worden van een zowel inductieve als deductieve manier van werken, zo kan met een open beeld de kranten worden benaderd en kunnen er nieuwe categorieën gegenereerd worden naast de al vastgestelde categorieën. Er zullen van tevoren enkele categorieën worden neergezet vanuit de theorie, om een basis te hebben waarop gelet kan worden tijdens de analyse. Tijdens de analyse kunnen er echter ook nieuwe categorieën ontstaan. Dit onderzoek maakt dus gebruik van beide. Er wordt tijdens het onderzoek uitgegaan van het concept ‘othering’ waarbij er een onderscheid wordt gemaakt tussen ‘wij’ en ‘zij’. Hoe dit daadwerkelijk vorm krijgt in de nieuwsartikelen is afhankelijk van de analyse.

Nieuwsberichten geven mensen informatie over Afrika en aangezien veel lezers nog nooit in Afrika zijn geweest is dit hun enige informatiebron over Afrika. Hierdoor bepalen nieuwskranten het gehele imago van Afrika. Om dit imago te onderzoeken sluit een

discoursanalyse goed aan. In dit onderzoek wordt er gekeken welke sociale werkelijkheid er wordt gecreëerd aan de hand van taalgebruik en afbeeldingen.

Hiernaast zal voor het theoretisch kader van dit onderzoek zowel Westerse als Afrikaanse wetenschappers gebruikt worden, en zowel van mannelijke als vrouwelijke wetenschappers. Vanuit dit oogpunt zullen er bepaalde artikelen bewust gekozen worden, om zo een zowel eurocentrisch als mannelijk oogpunt te voorkomen. Een onderzoek naar Afrika

(29)

schrijven vanuit alleen westerse schrijvers kan een eenzijdig beeld geven Dit staat erg in strijd met dit onderzoek. Het post kolonialisme stelt dat er ook gekeken moet worden vanuit de lokale culturen, en de daar geldende ideologieën. Op deze manier kan er een zo veelzijdig mogelijk beeld gecreëerd worden vanuit waar het onderzoek gedaan kan worden.

6.2 Onderzoeksdesign

Er is voor dit onderzoek gekozen voor een case study design, hierbij wordt er een specifieke case diepgaand geanalyseerd (Bryman, 2008). Dit onderzoek richt zich specifiek op de ebola epidemie in West-Afrika vanaf 2014. De ebola uitbraak is veelal over gecommuniceerd in Nederlandse kranten en is daarom een geschikt instrument om de verhoudingen tussen het Westen en Afrika te onderzoeken. Het was een grote ramp op zichzelf, met 10.000 doden als gevolg, maar ook in de berichtgeving erover heeft het veel aandacht gekregen. Ondanks dat het ebola virus uitbrak in drie Afrikaanse landen, zoals bovenstaande foto (Taylor, 2014) illustreert, werd het toch als een Afrikaans probleem gezien. Echter zijn mensen uit Amsterdam dichterbij de door ebola getroffen landen dan mensen uit Kaapstad. Zo is het vanaf Kaapstad 9.300 km rijden naar Sierra Leone, en vanuit Amsterdam 6.800 km. Ook is het een vrij recente gebeurtenis, waardoor de huidige gebruikte thema’s en stereotypen omtrent Afrika in Nederland goed onderzocht kunnen worden.

6.3 Onderzoeksmethoden

Om het discours in nieuwskranten te kunnen onderzoek, is er gebruik gemaakt van een discoursanalyse. Zowel een kritische discoursanalyse als een discoursanalyse zullen voor dit onderzoek gebruikt worden.

Een discoursanalyse is een kwalitatieve onderzoeksmethode die stelt dat taal een manier is om een sociale werkelijkheid te creëren (Bryman, 2008). Het kan toegepast worden op alle vormen van tekst, zoals nieuwsartikelen. Het doel van een discoursanalyse is om een tekst te analyseren vanuit de context waarin het geschreven is, en om zo te achterhalen wat er

(30)

daadwerkelijk wordt gezegd door mensen in een tekst en wat voor een sociale werkelijkheid er door middel van tekst gecreëerd wordt. De manier waarop een tekst geschreven is en door de gebruikte uitspraken kan er gekeken worden naar de maatschappij (Bryman, 2008). Er zal gezocht worden naar veelgebruikte thema’s door bijvoorbeeld: herhaling van ideeën,

dichotomieën en metaforen, het weglaten of benadrukken van gebeurtenissen en het perspectief vanuit waar geschreven wordt.

Nog een stap verder dan de discoursanalyse is de critical discourse analyse. Een kritische discoursanalyse onderzoekt hoe teksten de belangen van machtige groepen in een maatschappij dienen en hoe er door middel van een discours macht bereikt kan worden (Bryman, 2008). Het onderzoekt hoe sociale en politieke ongelijkheden in discours worden gereproduceerd en in stand worden gehouden. Het richt zich op de dominante en

minderheidsgroep in een samenleving wiens positie in de maatschappij onder andere

neergezet wordt vanuit het gebruikte discours. Het gaat hierbij niet alleen om wat er letterlijk in een tekst gezegd wordt, maar om de achterliggende ideologieën in teksten. Door te kijken naar de systemen en wereldbeelden vanuit waar een tekst is geschreven, kan er gekeken worden naar de verhoudingen die worden neergezet vanuit een discours (Bryman, 2008). 6.4 Operationalisering

Aan de hand van het theoretisch kader zijn de centrale concepten in dit onderzoek geoperationaliseerd. Het operationaliseringsschema is bijgevoegd als bijlage. Deze

indicatoren worden gebruikt tijdens het analyseren van de teksten, echter staan deze niet vast maar is het een indicatie waarvan uit gewerkt kan worden. Tijdens het onderzoek zelf is het juist van belang dat er met een open perspectief gewerkt wordt, zodat er opvallende thema’s of categorieën toegevoegd kunnen worden.

Vanuit het post-kolonialisme zijn de concepten hedendaags racisme en othering uiteengezet. Vanuit het theoretisch kader zijn deze uiteengezet in verschillende dimensies en indicatoren. Hedendaags racisme is te herkennen aan een sociaal patroon van dichotomieën en

stereotypen. Dit is te herkennen aan een continu negatief en eenzijdig neergezet beeld van Afrika.

Dichotomieën zijn te herkennen aan het gebruik van tegenstellingen. Hierbij wordt het Westen gekoppeld aan positieve waarden zoals democratie en vrijheid, waar Afrika daarentegen gekoppeld wordt aan voornamelijk negatieve waarden zoals armoede en corruptie.

(31)

Stereotypen zijn gesimplificeerde en veralgemeende verwachtingen die gegeneraliseerd worden voor een gehele groep. Dit is te herkennen aan Afrika die als een geheel wordt neergezet. En hierbij worden Afrikaanse slachtoffers geobjectiveerd tot slachtoffers zonder een eigen wil of identiteit. Daarnaast moet er gekeken worden of Afrika als afhankelijk van het Westen wordt neergezet, waarbij het Westen als een held wordt neergezet. Vervolgens moet er gekeken worden of vooruitgang vanuit een Westerse perspectief wordt benaderd. Als laatste wordt er gekeken naar het gebruik van poverty porn, waarbij er afbeeldingen van extreme armoede of honger worden gebruikt waarbij mensen worden geobjectiveerd tot hulpeloze wezens.

Hiernaast wordt er gekeken in hoeverre er sprake is van een mediahype. Dit is te herkennen aan een golf van nieuwsberichten over een bepaald onderwerp. Ook wordt er hierbij gekeken of er sprake is van risk amplificatie, waarbij er een risico voor de gehele samenleving wordt gecreëerd aan de hand van een stroom aan media-aandacht.

6.5 Populatie en sampling

Voor dit onderzoek is gekozen om de Volkskrant en Telegraaf te analyseren. De Volkskrant, heeft ruim 700.000 dagelijkse lezers, en Telegraaf, met een bereik van 1,4 miljoen lezers dagelijks, zullen hierbij geanalyseerd worden (Bakker, 2015). Dit aangezien deze kranten de meest gelezen landelijke, betaalde kranten van Nederland zijn en aangezien ze allebei een andere invalshoek hebben en er zo een zo breed mogelijk beeld gegeven kan worden over de communicatie rondom ebola in Nederland. De Volkskrant staat bekend als een linkse,

progressieve krant en de Telegraaf staat bekend als een meer sensationele krant met een meer conservatieve stijl (Bakker, 2015). Niet alleen de tekst zal geanalyseerd worden, maar ook de afbeeldingen behorende bij de tekst over ebola zullen geanalyseerd worden.

Er zijn in totaal 170 nieuwsartikelen geanalyseerd. 85 Artikelen van de Telegraaf en 85 van de Volkskrant. Er is begonnen bij de start van de ebola-epidemie in maart 2014, en vanaf toen zijn alle artikelen omtrent de ebola epidemie gelezen tot en met augustus 2014. De nieuwsartikelen zijn online geanalyseerd. Hiervoor is gekozen aangezien het lastig was alle papieren versies in te kunnen zien van beide kranten. Aangezien er de laatste jaren een toename is van het aantal online nieuwsartikelen dat wordt gelezen, is het ook relevant om deze juist online te analyseren (Bakker, 2016).

Er is gekozen om niet alle nieuwsberichten omtrent de ebola te analyseren vanwege twee redenen. Ten eerste is het niet reëel voor een onderzoeker om al deze berichten te

(32)

analyseren in een korte tijd. Ten tweede bleek er na het lezen van 200 nieuwsberichten dat datasaturatie al bereikt was.

6.6 Dataverwerking en analyse

Om de nieuwsberichten te analyseren is er van alle gelezen artikelen een samenvatting gemaakt. Hierin staat per gelezen artikel de volgende informatie:

-   Titel nieuwsbericht en datum publicatie -   Welke afbeeldingen worden er gebruikt -   Korte samenvatting over de inhoud

-   Vanuit welk perspectief is het artikel geschreven, en wie is de schrijver -   In hoeverre is er sprake van othering

-   In hoeverre is er sprake van stereotypering -   Analyse van discours

-   Overige opvallende analyses

Vanuit deze totale samenvatting zijn vervolgens de resultaten opgesteld. Vanuit deze samenvatting is er gekeken in hoeverre er sprake is van het herhalen van ideeën en

gebeurtenissen, het benadrukken of weglaten van bepaalde gebeurtenissen, en wat de grote verhaallijn en thema is van alle artikelen.

6.7 Ethische verantwoording

Er wordt in dit onderzoek gepoogd een Westers perspectief en bias te voorkomen. Echter ben ik zelf een Westerse persoon, en heb ik hierdoor een Westers bias. Dit kan niet voorkomen worden. Dit onderzoek wordt geschreven vanuit een constructivistisch oogpunt. Het is daardoor niet mogelijk een objectieve werkelijkheid te schetsen, of uit mijn Westerse bias te stappen. Wat wel geprobeerd wordt in dit onderzoek, is zoveel mogelijk bewust te zijn van het Westerse bias door de nastreving om zowel Westerse en Afrikaanse schrijvers te gebruiken, en om de epidemie ook vanuit een lokaal perspectief te bekijken.

(33)

7. Resultaten

Een belangrijk concept in dit onderzoek is othering, waarbij er onderscheid gemaakt wordt tussen de zelf, wij, en de ander, zij. De zelf voelt zich hierbij superieur tegenover de ander en deze dominantie positie spiegelt zich in het nieuws. Er zal ook in deze resultaten onderscheid worden gemaakt tussen deze twee groepen, om zo nauwkeurig de beide posities te kunnen beschrijven. Dit hoofdstuk bestaat uit vier onderdelen. Het eerste subhoofdstuk behandelt de meest voorkomende thema’s en stereotypen die verbonden worden aan de wij-groep. Het tweede subhoofdstuk kijkt naar de mate waarin er sprake was van een mediahype. Het derde hoofdstuk behandeld de meest voorkomende thema’s en stereotypen die verbonden worden aan de zij-groep. In het vierde hoofdstuk wordt er gekeken naar het gebruikte discours en de hierin schuilende dichotomieën. De gebruikte quotes zijn toegevoegd als bijlage welke het sociale patroon weergeven. In de resultaten zelf worden enkele quotes uitgelicht.

7. 1. Journalisten

Er wordt in dit onderzoek ook aandacht besteed aan de correspondenten die de artikelen hebben geschreven, om te kijken in hoeverre deze in contact staan met de lokale taal en cultuur. Tot 80% van de geschreven artikelen van zowel de Volkskrant als Telegraaf hadden het ANP, het Algemene Nederlands Persbureau, als bron, slechts enkele artikelen waren geschreven door individuele correspondenten. Er is contact opgenomen met de ANP om te onderzoeken door wie deze artikelen oorspronkelijk zijn geschreven. Het ANP gaf aan dat ze geen correspondenten in Afrika hebben. Ze haalden deze informatie vanuit de Associated Press en Reuters. Associated Press is een Amerikaans persbureau, en Reuters een Brits persbureau. Via deze websites is er gekeken naar de correspondenten van artikelen omtrent ebola. Zo blijkt Krista Larson de ebola artikelen voor de AP geschreven te hebben. Krista Larson haar LinkedInpagina geeft aan dat ze Amerikaans is, en ze heeft journalistiek

gestudeerd aan de Northwestern University in Evanston. Na als journalist gewerkt te hebben in Vermont en New Jersey is ze gaan werken in West-Afrika om daar als teamleider te werken voor de Associated Press. Het is vrij opmerkelijk dat de nieuwsberichten vrijwel niet door individuele correspondenten zijn geschreven, maar allemaal afkomstig zijn vanuit hetzelfde Amerikaanse persbureau. Ook waren enkele artikelen van de Volkskrant en de Telegraaf exact hetzelfde qua inhoud, dit laat zien dat tekst overgenomen wordt van hetzelfde persbureau. Door het verschillende karakter van deze twee kranten, was het opvallend dat de artikelen qua inhoud veel overeenkwamen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

35 Er was wel degelijk een dreiging [de schrijver doelt hier op de ebola- uitbraak] en die is er wellicht nog, niet alleen voor buurlanden, maar in deze tijd van

• (voorbeeld van een juiste uitleg) Het post-klassieke beeld van de internationale orde geeft aan dat de speelruimte van natiestaten beperkt wordt door onder andere

Vir die doel van hierdie studie is daar gesê dat narratiewe kommunikasie as retoriese strategie in „n preek aangewend word wanneer daar 50 % van die narratiewe

Daaruit blijkt dat mensen meer willen betalen voor anderen die zorg nodig hebben, maar die niet het gevolg is van extra gezond- heidsrisico’s die mensen nemen zoals roken of

De jacht op sterns en het op grote schaal rapen van eieren zijn in het begin van de twintigste eeuw de belang- rijkste oorzaken voor een forse afname van het aantal broedende

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Die plantegroei van Suidelike Afrika word in talle Afrikaanse gedigte tematies ontgin en in die gedigte waarin blomme, borne of ander plante nie die onderwerp van