• No results found

Een driftige dreumes, accepteren of negeren? : een onderzoek naar het verband tussen de reacties van moeders op, en de tijdsduur van, driftbuien

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een driftige dreumes, accepteren of negeren? : een onderzoek naar het verband tussen de reacties van moeders op, en de tijdsduur van, driftbuien"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Running head: ACCEPTEREN OF NEGEREN

Een Driftige Dreumes, Accepteren of Negeren?

Een onderzoek naar het verband tussen de reacties van moeders op, en de tijdsduur van, driftbuien

Masterscriptie Preventieve Jeugdhulp en Opvoeding Pedagogische Wetenschappen en Onderwijskunde

Universiteit van Amsterdam D.M. Wolters, 11406143 Begeleiding: mw. dr. A.L. van den Akker,

mw. dr. L. van Rijn – van Gelderen Amsterdam, juni 2018

(2)

ACCEPTEREN OF NEGEREN 2

Temper tantrum of a toddler, Accept or Ignore?

An investigation between the reactions of the mothers on their children’s temper tantrums and the duration of these temper tantrums

Although temper tantrums can cause difficulties for parents and toddlers themselves, little is known on how to handle with them. For this reason, a diary study was carried out among Dutch mothers of children between one and a half and five years (N = 143) in order to investigate a relation between the reactions of the mothers on their children’s temper

tantrums and the duration of these temper tantrums. Furthermore, this study examines if this relationship is related to the cause of the temper tantrums. A hierarchical multiple regression analysis did not show a relation between these variables. Overall, it may be possible that the reactions of parents on temper tantrums are not of any influence since toddlers can not regulate themselves yet.

(3)

ACCEPTEREN OF NEGEREN 3

Een Driftige Dreumes, Accepteren of Negeren?

Een onderzoek naar het verband tussen de reacties van moeders op, en de tijdsduur van, driftbuien

Ouders van peuters en basisschoolkinderen hebben meer last van opvoedproblemen en maken zich vaker zorgen dan ouders met oudere kinderen (Zeijl, Crone, Wiefferink, Keuzenkamp, & Reijneveld, 2005). Uit interviews met jeugdartsen over het voorkomen van opvoedproblemen, kwam naar voren dat opvoedproblemen voornamelijk teweeg worden gebracht door gedragsproblemen van kinderen (Zeijl et al., 2005). Een veel voorkomend gedragsprobleem bij kinderen tussen de anderhalf en vier jaar zijn driftbuien (Blijd-Hoogewys, 2013). Peuters willen in deze periode meer autonomie en onafhankelijkheid krijgen, maar ze hebben nog niet genoeg vaardigheden om dit daadwerkelijk te realiseren. Voor peuters kan dit daardoor leiden tot frustraties en andere emoties. Daarbij kunnen ze op deze leeftijd hun emoties nog niet benoemen en reguleren, wat kan resulteren in driftbuien (Buruma & Blijd-Hoogewys, 2013).

Driftbuien kunnen worden omschreven als een extreme periode van frustratie en/of woede (Potegal & Davidson, 2003). Het gedrag van peuters tijdens driftbuien kan zich uiten in schreeuwen, het stijf houden van ledematen, huilen, op de vloer laten vallen en de adem inhouden. Maar het kan ook resulteren in stampen, gooien, weglopen, trekken, duwen, slaan, met spullen gooien en schoppen (Davidson, 2006; Leikin & Lipsky, 2003; McCurdy, Kunz, & Sheridan, 2006; Potegal & Davidson, 2003).

Van de weinig studies die zijn gedaan naar driftbuien, is er één grote studie geweest waarin de conclusie wordt getrokken dat kinderen tot drie à vier jaar gemiddeld gezien

dagelijks een driftbui hebben (Potegal, Kosorok, & Davidson, 2003). Na het vierde levensjaar neemt de frequentie van de driftbuien af. Verder is er uit deze studie gebleken dat driftbuien gemiddeld 3 minuten duren, waarbij 75% van alle driftbuien 1,5 tot 5 minuten duren.

(4)

ACCEPTEREN OF NEGEREN 4

Naarmate kinderen ouder worden duren de driftbuien steeds langer. In het eerste levensjaar van peuters duren driftbuien gemiddeld 2 minuten en 1 seconde en in het vierde levensjaar kan dit oplopen tot 5 minuten. Wel werden tussen de kinderen individuele verschillen gevonden in de duur van driftbuien. Zo viel 10% van de driftbuien van de kinderen in de tijdsduur van 11 tot 39.5 minuten (Potegal et al., 2003). Uit deze studie komt naar voren dat de duur en de frequentie van driftbuien allebei afhankelijk zijn van de leeftijd van het kind. Opvallend hierbij is dat het effect van de leeftijd tegenovergesteld lijkt te zijn. Wanneer het kind ouder wordt dan neemt de duur van driftbuien toe terwijl de frequentie van driftbuien afneemt.

Over het algemeen nemen driftbuien bij peuters dus af naarmate ze ouder worden. Indien na het vijfde levensjaar driftbuien nog vaak en/of langdurig voorkomen dan kan dit duiden op een serieus probleem (Daniels, Mandleco, & Luthy, 2012). Zo kunnen driftbuien bij oudere kinderen duiden op externaliserend, bijvoorbeeld agressief, gedrag (Achenbach & Ruffle, 2000). Daarnaast blijken deze kinderen, die geregeld last hebben van driftbuien, een grotere kans te hebben om gepest te worden (Giesbrecht, Leadbeater, & MacDonald, 2011; Potegal & Davison, 2003).

Hetgedrag van peuters tijdens driftbuien kan lastig zijn om mee om te gaan. Ouders kunnen schaamte en stress ervaren door driftbuien bij hun eigen kinderen (Potegal & Davidson, 2003). In extreme gevallen, wanneer driftbuien vaak voorkomen, langdurig of agressief zijn, dan kan het zijn dat ouders boos of bang worden van het gedrag van hun kind en daardoor onzeker worden over hun eigen gevoelens (Potegal & Davidson, 2003).

Omgaan met driftbuien

Hoewel driftbuien dus voor moeilijkheden kunnen zorgen bij ouders en- peuters zelf, is er nog weinig bekend hoe men kan omgaan met deze driftbuien. De sociale leertheorie gaat ervan uit dat ouders en kinderen elkaar wederzijds beïnvloeden (Patterson, 1982). Uitgaande

(5)

ACCEPTEREN OF NEGEREN 5

van deze theorie zullen driftbuien van peuters en de daaropvolgende reacties van ouders elkaar dus wederzijds beïnvloeden.

De sociale leertheorie van Patterson (1982) gaat uit van een coërcieve cyclus. Een ouder vraagt bijvoorbeeld aan zijn kind om zijn speelgoed op te ruimen. Het kind heeft hier geen zin in en reageert hierop met een driftbui. De ouder kan dan reageren door toe te geven en de vraag over het speelgoed opruimen te laten gaan. Hierdoor zal het kind mogelijk stoppen met de driftbui. De ouder en het kind worden op deze manier beiden negatief bekrachtigd, het kind hoeft het speelgoed niet meer op te ruimen en de ouder heeft geen last meer van de driftbui. Wel kan dit ervoor zorgen dat als de ouder in de toekomst weer een soortgelijke vraag aan het kind stelt, dat het kind dan wederom reageert met een driftbui (Granic & Patterson, 2006; Snyder & Patterson, 1995).

Een andere variant van de coërcieve cyclus is wanneer ouders hun kind hard en/of fysiek straffen als reactie op een driftbui. Het kind kan hierdoor een gedragspatroon

ontwikkelen, bijvoorbeeld het niet meer luisteren naar zijn of haar ouders. Agressieve reacties tijdens een ouder-kind interactie kunnen hierdoor in stand worden gehouden (Brotman, Gouley, & Chesir-Teran, 2005). Peuters zullen dan naar verwachting intensievere en langere driftbuien gaan inzetten (Kyle, 2008; Murphy & Berry, 2009).

Verder kunnen ouders proberen om kalm te reageren blijven en de driftbui te negeren. Het negeren zorgt ervoor dat de coërcieve cyclus niet ontstaat, doordat het gedrag van het kind niet bekrachtigd wordt (Ware, Fortson, Beverly, Mcneil, & Cheryl, 2003). Door kalm te blijven tijdens driftbuien, leren peuters hoe ze zich zouden horen te gedagen in soortgelijke situaties (Ware et al., 2003).

Momenteel zijn er nog weinig onderzoeken gedaan naar reacties op driftbuien. In een meta-analyse van acht artikelen, acht boeken en informatie van de website American

(6)

ACCEPTEREN OF NEGEREN 6

kinderen tijdens driftbuien kunnen negeren totdat de driftbui voorbij is (Daniels, Mandleco, & Luthy, 2012). Door het negeren van driftbuien zou het kind leren dat het inzetten van een driftbui niet zorgt voor ouderlijke aandacht (Daniels et al., 2012). Tegengesteld laat een longitudinaal onderzoek een positief verband zien tussen de tijdsduur van een driftbui en het negeren van deze driftbui (Broder, 2013). De reactie negeren zou ervoor zorgen dat de duur van driftbuien toeneemt (Broder, 2013). Tot slot blijkt uit een onderzoek dat driftbuien langer zouden duren wanneer ouders ingaan op het motief voor de driftbui (Einon & Potegal, 1994).

Uit voorgaande onderzoeken lijkt een verband te bestaan tussen reacties op, en de tijdsduur van, driftbuien. Er is echter nog weinig onderzoek uitgevoerd of dit verband daadwerkelijk bestaat, terwijl dit onderzoek juist zo van belang is zodat richtlijnen voor ouders opgesteld kunnen worden over het omgaan met driftbuien. Voor dit onderzoek staat daarom de volgende onderzoeksvraag centraal: “Is er een verband tussen de reacties van moeders op driftbuien van hun kinderen en hoe lang deze driftbuien duren? Aan de hand van de hierboven besproken reacties op driftbuien zal huidig onderzoek zich richten op drie soorten reacties, namelijk ingaan op het motief voor de driftbui, geen aandacht geven aan het kind en het straffen van je kind.

Aanleiding voor driftbuien

De sociale leertheorie (Patterson, 1982) gaat ervan uit dat driftbuien negatief bekrachtigd worden wanneer ouders toegeven aan hun kind. Mogelijk is dit niet bij alle driftbuien het geval. De ‘drive theory’ (Hilgard & Bower, 1975) stelt dat elk kind een motief heeft voor zijn of haar driftbuien (Hilgard & Bower, 1975) en dat het belangrijk is om dit motief te

onderzoeken en, indien het een aanvaardbaar motief is, hierop in te spelen. Dit zou ervoor zorgen dat de duur van driftbuien wordt verminderd (Thelen, 1979). Het verband tussen de reacties op en de tijdsduur van driftbuien kan dus mogelijk afhangen van de aanleiding van de driftbuien.

(7)

ACCEPTEREN OF NEGEREN 7

Driftbuien bij peuters kunnen ontstaan door verschillende aanleidingen. Een mogelijke aanleiding voor driftbuien is fysieke behoeften, zoals honger en slaap (Daniels , Mandleco, & Luthy, 2012; Potegal & Davidson, 2003). Daarnaast kan ‘iets niet mogen van de ouders’ een aanleiding voor een driftbui zijn. De wensen van het kind zijn dan tegenstrijdig met de opvoeding van de ouders (Daniels et al., 2012). Tot slot kunnen peuters driftbuien krijgen wanneer iets niet lukt en/of zij/hij iets niet goed kan uiten. Door beperkte taalvaardigheid zijn kinderen nog niet in staat om alle wensen en frustraties te uiten. Peuters kunnen hierdoor nog gefrustreerder raken, wat kan resulteren in driftbuien (Österman & Björkqvist, 2010). Aangezien aanleidingen van driftbuien mogelijk invloed kunnen hebben op het verband tussen de reacties op, en de tijdsduur van, driftbuien zal dit in huidig onderzoek ook meegenomen worden. De volgende onderzoeksvraag is geformuleerd: “Is het verband tussen de reacties op, en de tijdsduur van, driftbuien anders voor verschillende aanleidingen van driftbuien?”. Aan de hand van de bovengenoemde aanleidingen zal huidig onderzoek zich richten op de volgende soort aanleidingen: ‘fysieke behoeften’, ‘iets mag niet van de ouder’ of ‘iets lukt niet bij het kind’.

Figuur 1. Conceptueel model

Huidig onderzoek

Deze studie bestudeert het verband tussen de reacties van moeders op driftbuien van hun kinderen, en hoe lang deze duren, aan de hand van een dagboek studie van zeven dagen

(8)

ACCEPTEREN OF NEGEREN 8

lang. Daarnaast wordt onderzocht of dit verband anders is voor verschillende aanleidingen van driftbuien. Bij traditionele onderzoeksmethoden moeten de respondenten vaak

herinneringen ophalen over een langere periode, waardoor een relatief grote kans op

retrospectieve vertekening ontstaat (Bryman, 2016). Een dagboekstudie vermindert deze kans op retrospectieve vertekening, aangezien de moeders op dezelfde dag nog rapporteren.

Hierdoor zullen de constructen tijdsduur, de aanleiding van driftbuien, en de reacties op driftbuien naar waarschijnlijkheid nauwkeuriger worden gerapporteerd. Om deze reden is in dit onderzoek gebruik gemaakt van een dagboekonderzoek in plaats van een traditionele onderzoeksmethode.

Hypothesen

Naar aanleiding van de vraag “Is er een verband tussen de reacties van moeders op driftbuien van hun kinderen en hoe lang deze driftbuien duren?” zijn de volgende hypothesen geformuleerd. Verwacht wordt dat het uitdelen van een fysieke straf als reactie op driftbuien geassocieerd is met langere driftbuien (Kyle, 2008; Murphy & Berry, 2009). Als ouders ingaan op de wensen van het kind dan is de verwachting dat driftbuien op dat moment zullen ophouden, maar dat deze over tijd langer zullen gaan duren omdat het kind iets voor elkaar wil krijgen (Daniels, Mandleco, & Luthy, 2012; Granic & Patterson, 2006; Snyder & Patterson, 1995). Wanneer ouders driftbuien negeren dan wordt verwacht dat de duur van driftbuien zal afnemen, aangezien het gedrag van de peuters niet bekrachtigd wordt (Koch, 2003; Leung & Fagan, 1991). Gekeken naar dit verband, en of deze anders is voor

verschillende type aanleidingen van driftbuien, wordt verwacht dat de reactie ‘ingaan op de wensen van het kind’ ervoor zorgt dat de tijdsduur van driftbuien afneemt wanneer deze is ontstaan door een fysieke behoefte of als het kind iets niet lukt. Bij driftbuien veroorzaakt door dit type aanleidingen hebben ouders naar waarschijnlijk de meeste kans van slagen door de bron van de frustratie weg te nemen of te verminderen (Davidson, 2006). Wanneer peuters

(9)

ACCEPTEREN OF NEGEREN 9

driftbuien krijgen omdat ze iets niet mogen van ouders, dan is de verwachting dat ouders driftbuien het beste kunnen negeren. Peuters worden dan niet bekrachtigd voor driftbuien en leren daardoor dat het inzetten van een driftbui geen goede manier is om te reageren wanneer ze iets niet mogen van de ouders (Ware, Fortson, Beverly, Mcneil, & Cheryl, 2003).

Methode Steekproef

Huidig onderzoek is onderdeel van een groter onderzoek dat wordt uitgevoerd door de Universiteit van Amsterdam. De Ethische Commissie heeft voor dit onderzoek toestemming gegeven. In het eerste deel van het onderzoek is gebruikt gemaakt van een vragenlijst die werd afgenomen bij moeders met een kind tussen de één en vijf jaar. Vervolgens is een dagboekonderzoek ontwikkeld is op basis van de vragenlijst ‘Woedebuien bij Kinderen-Ouderversie (Van Leeuwen, Bourgonjon, Huisman, & Van Meenen, 2007). Moeders met een kind tussen de anderhalf en vijf jaar konden hieraan meedoen, waarbij ze gedurende een week lang elke dag in het dagboek moesten rapporteren over de driftbuien van hun kind. Huidig onderzoek zal gebruik maken van dit dagboekonderzoek.

Studenten van de Universiteit van Amsterdam hebben de moeders geworven door middel van het uitdelen van flyers in Amsterdam, via internetfora en uitnodigingen via Facebook. Onder de deelnemende moeders is een cadeaubon van vijftig euro verloot.

Voorafgaand aan het onderzoek zijn de moeders geïnformeerd over deze studie, waarbij is aangegeven dat de gegevens vertrouwelijk verwerkt worden en dat deelname vrijwillig is. Daarnaast zijn het doel en de procedure van het onderzoek uitgelegd. Na toestemming voor deelname aan het onderzoek ontvingen de moeders voor een week lang elke dag een mail met daarin een link naar hun persoonlijke dagboek. Hierbij werd aan de moeders gevraagd om het dagboek in de avond in te vullen als hun kind op bed lag. Het dagboek is via de online software Qualtrics (www.qualtrics.com) opgesteld. Indien het

(10)

ACCEPTEREN OF NEGEREN 10

dagboek niet (volledig) was ingevuld dan ontvingen de moeders een herinneringsmail. Hiermee is geprobeerd om de non respons zo laag mogelijk te houden. In het geval dat de moeders het dagboek wel hadden ingevuld, dan werden ze hiervoor via de mail bedankt. Aan het einde van het onderzoek hebben de moeders een klein prentenboek ontvangen om ze te bedanken voor de deelname.

Aan het dagboekonderzoek hebben in totaal 143 moeders deelgenomen die het

dagboek voor een week lang hebben ingevuld. De gemiddelde leeftijd van de moeders was 33 jaar (SD= 4.32), de jongste moeder was 24 jaar en de oudste moeder was 46 jaar. Van deze groep moeders heeft 79.1% hoger onderwijs (HBO of universiteit) afgerond, 14% heeft middelbaar beroepsonderwijs afgemaakt en 2.1% heeft het voortgezet onderwijs als hoogst genoten opleiding afgerond. Verder was 51.3% van de kinderen een jongen en was de gemiddelde leeftijd van de kinderen 2.3 jaar (SD= 0.7), waarbij het jongste kind 1.5 jaar was en het oudste kind 5 jaar en 3 maanden.

Instrumenten

Tijdsduur driftbuien. De tijdsduur van de driftbuien werd gemeten op ordinaal niveau aan de hand van een 7-puntsschaal. De tijdsduur werd bevraagd door middel van het item “Hoe lang duurde de driftbui ongeveer?” Hierbij konden de moeders, met behulp van een 7-puntsschaal (1= minder dan één minuut en 7 = veertig minuten) antwoorden kiezen. Reacties op driftbuien. De reacties per driftbui zijn gemeten op basis van het item “Hoe reageerde u op de driftbui van uw kind?”. Hierbij konden de moeders bij acht reacties aangeven of ze deze reacties die dag hadden toegepast op de driftbuien van hun kind. Deze acht reacties zijn onderverdeeld in drie categorieën, namelijk: ‘ingaan op het motief voor de driftbui’, ‘geen aandacht geven aan je kind’, of ‘straffen’. Onder de categorie ‘ingaan op het motief voor de driftbui’ vallen de reacties: ‘Ik gaf toe aan mijn kind’ en ‘Ik onderhandelde met mijn kind’. De reacties ‘Ik stuurde mijn kind naar kamer/hoek/time-out/ en ‘Ik gaf mijn

(11)

ACCEPTEREN OF NEGEREN 11

kind geen aandacht/negeerde mijn kind’ vallen onder de categorie ‘geen aandacht geven aan je kind’. Onder de laatste categorie vallen de reacties ‘Ik werd boos op mijn kind’, ‘Ik strafte mijn kind’, ‘ik sprak mijn kind streng toe’ en ‘Ik pakte mijn kind flink beet’.

Aanleiding voor driftbuien. De aanleidingen voor driftbuien werden gemeten met behulp van het item ‘Wat heeft geleid tot de driftbui?’. De moeders konden bij zes

aanleidingen aangeven of die van toepassing waren voor de driftbuien. De zes aanleidingen zijn onderverdeeld in drie categorieën, namelijk ‘fysieke behoeften’, ‘iets lukt niet bij het kind’ en ‘iets mag niet’. Onder de categorie ‘fysieke behoeften’ vallen de aanleidingen ‘Mijn kind had honger/trek’ en ‘Mijn kind was vermoeid’. De aanleiding ‘Mijn kind lukt iets niet’ valt onder de categorie ‘iets lukt niet bij het kind’. De laatste categorie bestaat uit de

aanleidingen ‘Mijn kind mocht iets niet’ en ‘Mijn kind moest stoppen met een activiteit’ Analyseplan

Huidig onderzoek heeft een hiërarchische meervoudige regressie analyse uitgevoerd met de tijdsduur als afhankelijke variabele. Voor de analyse werd eerst gecontroleerd voor vier assumpties. Aan de hand van een scatterplot is gekeken of er een lineaire relatie is tussen de afhankelijke en onafhankelijke variabelen. Indien de punten op of rondom de horizontale lijn liggen dan is er voldaan aan een lineaire relatie. Daarnaast is door middel van een histogram gecontroleerd of de residuen normaal verdeeld zijn. Verder is er aan de hand van een Pearson correlatiecoëfficiënt gekeken of de afhankelijke variabelen met elkaar correleren. Indien de variabelen niet correleren, dan is voldaan aan deze assumptie. Tot slot is middels een scatterplot gekeken of aan homoscedasticiteit is voldaan. Aan deze assumptie is voldaan wanneer er geen duidelijk patroon te zien is in het scatterplot.

Na het controleren van de assumpties bestond de eerste stap van de analyse uit het corrigeren voor de achtergrondvariabelen: de leeftijd en het opleidingsniveau van de moeder, en de leeftijd en het geslacht van het kind. In de tweede stap zijn de variabelen ‘ingaan op het

(12)

ACCEPTEREN OF NEGEREN 12

motief voor de driftbui’, ‘straffen’, ‘fysieke behoeften’ en ‘iets lukt niet bij het kind’ omgezet naar dummy variabelen. De variabelen ‘geen aandacht geven’ en ‘iets mag niet van de

ouders’ zijn de referentie categorieën.

In de derde stap van de analyse is een interactie-effect tussen de onafhankelijke variabelen getoetst. Hiervoor zijn vier interactievariabelen aangemaakt. De variabelen

‘ingaan op het motief voor de driftbui’ en ‘straffen’ zijn afzonderlijk vermenigvuldigd met de variabelen ‘fysieke behoeften’ en ‘iets lukt niet bij het kind.

Resultaten Beschrijvende statistiek

Voor deze studie zijn in totaal 593 driftbuien in het dagboek gerapporteerd, waarvan bij 107 driftbuien een reactie en een aanleiding zijn gerapporteerd. Deze driftbuien zijn meegenomen in de analyse. Bij 46% van de driftbuien toonden moeders de reactie ‘negeren’, bij 32% van de driftbuien was dit ‘straffen’ en bij 23% was dit ‘ingaan op het motief voor de driftbui’.Verder komt naar voren dat 35% van de onderzochte driftbuien zijn ontstaan door fysieke behoeften van het kind en 65% van de onderzochte driftbuien zijn ontstaan doordat het kind iets niet mocht van de ouders. Slechts 3% (n= 3) van de onderzochte driftbuien zijn ontstaan doordat iets niet lukte bij het kind, deze variabele zal daarom niet verder worden meegenomen in de analyse.

Hiërarchische meervoudige regressie analyse

Uit de eerste stap van de analyse komt naar voren dat de controlevariabelen (de leeftijd en het opleidingsniveau van de moeders, en de leeftijd en het geslacht van de kinderen) niet significant blijken bij te dragen aan het regressiemodel. Dit houdt in dat de tijdsduur van de driftbuien niet kan worden voorspeld door deze factoren, F (4.93) = 2.40, p = .056.

(13)

ACCEPTEREN OF NEGEREN 13

Wanneer de onafhankelijke variabelen aan het regressiemodel worden toegevoegd blijken deze ook geen significante bijdrage te leveren, F (7.90) = 1.95, p = .071. Wel komt uit tabel 1 naar voren dat er een verband lijkt te zijn tussen de variabelen opleidingsniveau van de moeders en de tijdsduur van driftbuien. Echter is deze stap in de analyse niet

significant, waardoor dit in dit onderzoek niet verder onderzocht zal worden. Daarnaast wordt in tabel 1 weergegeven dat er geen significant hoofdeffect gevonden is voor de reacties straffen, ingaan op het motief voor de driftbui en negeren op de tijdsduur van de driftbuien.

In de derde stap van het model is te zien dat de bijdrage van de interactievariabelen niet significant is, F (9.88) = 2.37, p = .146. Deze stap toont wel opnieuw een verband aan tussen de variabelen opleidingsniveau van de moeders en de tijdsduur van de driftbuien van hun kinderen. Verder is in deze stap te zien dat er geen significant interactie effect is tussen de aanleiding ‘fysieke behoeften’ en de reactie ‘straffen’ op de tijdsduur van driftbuien. Het effect van de reactie ‘straffen’ op de tijdsduur van driftbuien hangt niet af van de aanleiding ‘fysieke behoeften’. Ook voor de interactie ‘fysieke behoeften’ en ‘ingaan op het motief voor de driftbui’ op de tijdsduur van driftbuien werd geen significant interactie effect gevonden. Ook hierbij geldt dat het effect van de reactie ingaan op het motief voor de driftbui op de tijdsduur van driftbuien niet afhankelijk is van de aanleiding fysieke behoeften.

Discussie

Voor huidig onderzoek is gebruik gemaakt van een dagboekstudie om het verband tussen de reacties van moeders op driftbuien van hun kinderen, en hoe lang deze duren, te onderzoeken. De analyse heeft geen verband kunnen aantonen tussen deze variabelen. Verder is in huidig onderzoek onderzocht of het verband tussen de reacties op, en de tijdsduur van, driftbuien anders was voor verschillende aanleidingen van driftbuien. De resultaten tonen geen verband met de verschillende aanleidingen.

(14)

ACCEPTEREN OF NEGEREN 14

Voorafgaand aan de analyse werd verwacht dat bij de reacties straffen en ingaan op het motief voor de driftbui de tijdsduur van driftbuien langer zou zijn vergeleken met de reactie negeren. De reactie negeren zorgt ervoor dat driftbuien niet bekrachtigd worden, waardoor ouders niet in de coërcieve cyclus terecht komen (Ware, Fortson, Beverly, Mcneil, & Cheryl ,2003). De resultaten van huidig onderzoek laten echter geen verband zien tussen de reacties van de moeders op, en de tijdsduur van, de driftbuien.

Resultaten uit eerder longitudinaal onderzoek tonen wel een verband tussen de reactie van moeders op driftbuien van hun kinderen en hoe lang deze driftbuien duren. Bij het eerste meetmoment is gevonden dat driftbuien langer duren wanneer ouders weglopen of hun kinderen knuffelen tijdens driftbuien (Broder, 2013). Bij het tweede meetmoment werd dit verband alleen nog gevonden wanneer ouders wegliepen tijdens driftbuien (Broder, 2013). Mogelijk ontstaat dit positieve verband doordat peuter nog niet goed zijn in het reguleren van emoties (Geleerd, 1945). De reactie negeren kan dan voor extra frustraties zorgen, aangezien peuters de ouders nodig zouden kunnen hebben bij het helpen reguleren van hun emoties (Geleerd, 1945). Verder moet bij de interpretatie van deze resultaten meegenomen worden dat de helft van de participanten uitgevallen was bij het tweede meetmoment (n=55) en dat ouders mogelijk de vragen over het knuffelen verkeerd geïnterpreteerd hadden (Broder, 2013). Daarnaast kan het tijdstip van de knuffel van belang zijn geweest. Potegal, Kosorok, en Davidson (2003) geven aan dat kinderen een knuffel als dwang kunnen zien wanneer deze voor de piek van de driftbui wordt gegeven.

Verder heeft een ander onderzoek weer een negatief verband gevonden tussen knuffelen en tijdsduur van driftbuien (Einon & Potegal, 1994). Hierbij werd aangegeven dat dit verband niet causaal is. Het is mogelijk dat ouders van kinderen met kortere en minder intense driftbuien meer knuffelen. Daarnaast heeft deze studie een positief verband gevonden

(15)

ACCEPTEREN OF NEGEREN 15

tussen de reactie ingaan op het motief voor de driftbui en de tijdsduur (Einon & Potegal, 1994).

Dat huidig onderzoek geen verband toont kan mogelijk verklaard worden doordat peuters zich nog niet kunnen reguleren (Buruma & Blijd-Hoogewys, 2013). Hierdoor zouden reacties van moeders op driftbuien mogelijk niet uitmaken voor de tijdsduur van driftbuien. Zelf regulatie is de mogelijkheid om het eigen gedrag te controleren (Kopp, 1982). Peuters beheersen deze controle nog niet en zijn nog bezig met het ontwikkelen van deze regulatie vaardigheden, waaronder het controleren van emoties en het onafhankelijk te worden (Buruma & Blijd-Hoogewys, 2013). Het is aannemelijk dat peuters daardoor hun gedrag tijdens driftbuien niet kunnen controleren. Zelfregulatie zou daarom van invloed kunnen zijn op de effectiviteit van de reacties van ouders op driftbuien.

Een mogelijke tweede verklaring is dat reacties op driftbuien niet direct effect hoeven te hebben op de tijdsduur van driftbuien. Eventueel hebben reacties pas invloed op driftbuien wanneer ouders deze reacties consequent inzetten. Dit zou verklaard kunnen worden aan de hand van de operante conditionering. Het model van de operante conditionering is de basis van de coërcieve cyclus (Granic & Patterson, 2006). Het is een vorm van leren, waarbij de omgeving van het kind beloningen geeft op bepaald gedrag en op basis hiervan wordt gedrag gevormd (Granic & Patterson, 2006). Wel geven Patterson en Granic (2006) hierbij aan dat zij uitgaan van een bi-directioneel verband, niet alleen het kind leert van de omgeving, maar moeders leren ook van het kind. Gekeken vanuit driftbuien zouden de consequente reacties van ouders op driftbuien ervoor kunnen zorgen dat het gedrag van het kind gevormd wordt tijdens driftbuien, waardoor de tijdsduur van driftbuien mogelijk zal gaan veranderen.

Voor het verband tussen de reacties op, en de tijdsduur van, driftbuien en of die anders was voor verschillende aanleidingen van driftbuien, werd verwacht dat ouders het beste in konden gaan op de wensen van het kind wanneer driftbuien waren ontstaan door

(16)

ACCEPTEREN OF NEGEREN 16

fysieke behoeften en de kinderen daardoor gefrustreerd raakten. Ouders zouden dan moeten proberen om de reden van de frustratie te verminderen (Davidson, 2003). Wanneer peuters driftbuien krijgen omdat ze iets niet mogen van de ouders, dan werd verwacht dat de reactie ‘negeren’ het beste zou werken om de tijdsduur van driftbuien te verkorten. Door iets te verbieden hebben ouders bij deze driftbuien zelf voor frustraties bij het kind gezorgd. Ouders moeten daardoor niet toegeven aan het kind, aangezien de driftbuien anders negatief

bekrachtigd worden (American Academy of Pediatrics, 2008). Huidig onderzoek toont geen verband wanneer de verschillende aanleidingen worden meegenomen in de analyse. De bevindingen komen daarmee niet overeen met de vooraf gestelde hypothesen.

Het is mogelijk dat het voor de tijdsduur van driftbuien niet uitmaakt wat de

aanleiding was. De aanleidingen voor driftbuien lijken allemaal een directe oorzaak gemeen te hebben, namelijk frustratie (Daniels, Mandleco,& Luthy, 2012). Peuters willen graag zelf dingen doen, maar nog niet alles kan of mag, wat kan resulteren in frustratie (Mönks et al., 2004). Deze frustratie wordt versterkt doordat de taalvaardigheid van peuters nog beperkt is en ze daardoor nog niet hun wensen en frustraties kunnen uiten. (Österman & Björkqvist, 2010).

Daarnaast zou het gevonden resultaat van huidig onderzoek verklaard kunnen worden doordat de moeders de aanleidingen van de driftbuien verkeerd geïnterpreteerd hebben. Voor het onderzoek moesten de moeders in het dagboek zelf de aanleiding van de driftbui invullen. Door de beperkte taalvaardigheid van peuters (Österman & Björkqvist, 2010) kunnen de moeders mogelijk de aanleiding anders hebben geïnterpreteerd dan daadwerkelijk het geval was.

Dat aanleidingen van driftbuien geen invloed hebben op de tijdsduur van driftbuien komt overeen met eerder onderzoek van Potegal et al. (2003), waarbij ze vonden dat de tijdsduur van driftbuien niet beïnvloed werd door de reden van de driftbui. Hierbij is echter

(17)

ACCEPTEREN OF NEGEREN 17

niet het verband tussen de reacties van de ouders op en de tijdsduur van driftbuien meegenomen.

Sterke punten en beperkingen

Huidig onderzoek bevat als sterk punt dat er gebruik is gemaakt van een

dagboekstudie. Deze methode zorgt ervoor dat er minder snel retrospectieve vertekeningen optreden, aangezien moeders op dezelfde dag rapporteerde over de driftbuien. Daarnaast was het door de dagboekstudie mogelijk om informatie te verzamelen over de reacties, tijdsduur en aanleidingen van driftbuien van meerdere dagen. Een ander voordeel van een

dagboekonderzoek is dat het gedrag in een natuurlijke setting werd onderzocht (Bull, Oliver, Tunnicliffe & Woodcock, 2015; Eisbach et al., 2014).

Hoewel een dagboek een betrouwbare manier is om driftbuien te onderzoeken, bestaat er wel een risico dat de moeders sociaal wenselijke antwoorden hebben ingevuld. Het lijkt dan beter om peuters en de moeders te observeren, zodat sociaal wenselijke antwoorden voorkomen worden. Echter kan een onbekende observator een trigger zijn voor het ontstaan van driftbuien (Bull et al., 2015). Het gebruik van een dagboek zorgt ervoor dat dit

uitgesloten wordt.

Voor de interpretatie van de resultaten moeten wel beperkingen in acht worden genomen. Zo bestond de steekproef uit moeders waarvan het grootste deel het hoger onderwijs heeft afgerond. Hierdoor is niet bekend in welke mate de uitkomsten te

generaliseren zijn naar moeders van lagere sociaaleconomische klassen. Uit onderzoek komt namelijk naar voren dat het opleidingsniveau van invloed lijkt te zijn op de tijdsduur van driftbuien (Hellinckx, De Munter, & Grietens, 1993). Voor vervolgonderzoek wordt aangeraden om uit alle sociaaleconomische klassen evenveel moeders te selecteren voor de steekproef.

(18)

ACCEPTEREN OF NEGEREN 18

Een tweede beperking is dat de power wellicht te klein is van het onderzoek. Het is mogelijk dat het verband tussen de reacties op en de tijdsduur van driftbuien wel bestaat, maar dat deze niet wordt gevonden doordat de power te klein is. Verder heeft huidig onderzoek geen rekening ermee gehouden om driftbuien als onafhankelijke observaties te analyseren. Het is mogelijk dat er tussen de moeders ook verschillen zitten in de tijdsduur van de driftbuien van hun kinderen en de reacties die ze hierop hebben gegeven. Daarnaast

kunnen de driftbuien van een peuters ook per moeder verschillen. Per dag konden de moeders maximaal zeven driftbuien beschrijven, deze kunnen qua reacties en duur heel uiteenlopend zijn. Hieraan gerelateerd is dat de driftbuien elkaar opvolgende in tijd en daardoor mogelijk nog effect op elkaar hebben gehad.

Conclusie

Momenteel is nog weinig empirisch onderzoek gedaan naar het verband tussen de reacties op en de tijdsduur van driftbuien en de verschillende aanleidingen op driftbuien. Terwijl driftbuien wel kunnen zorgen voor onder andere schaamte en stress bij ouders en mogelijke negatieve gevolgen voor peuters zelf. Voor de praktijk is het van belang dat dit onderzocht wordt. Hierdoor kunnen richtlijnen aan ouders gegeven worden hoe ze moeten omgaan met driftbuien. Voor vervolg onderzoek wordt daarom aangeraden om per moeder te kijken naar de driftbuien en dit onderzoek te starten voor de geboorte van het kind. Het is dan mogelijk om te kijken wat van invloed kan zijn geweest op eventuele veranderingen over tijd.

Concluderend toont huidig onderzoek geen verband tussen de reacties van moeders op, en de tijdsduur van, driftbuien. Dit verband lijkt op basis van huidig onderzoek ook niet aanwezig wanneer gekeken wordt naar de aanleidingen van de driftbuien. Dit komt niet overeen met de opgestelde verwachtingen en voorgaand onderzoek. Echter, het is mogelijk dat er geen verband is tussen de reacties van ouders op de driftbuien van hun kinderen en de

(19)

ACCEPTEREN OF NEGEREN 19

tijdsduur van driftbuien, aangezien peuters nog geen zelfregulatie hebben. Extra onderzoek zal hierin meer duidelijkheid moeten bieden.

(20)

ACCEPTEREN OF NEGEREN 20

Referenties

Achenbach, T.M., & Ruffle, T.M. (2000). The child behavior checklist and related forms for assessing behavioral/emotional problems and competencies. American Academy of Pediatrics, 21, 267 -271. doi: 10.1542/pir.21-8-265

American Academy of Pediatrics. (2008). Temper tantrums: A normal part of growing up . geraadpleegd op 9 januari 2018, van https://www.nfaap.org/netforum/eweb

Broder, L. (2013). Individual differences in toddlers' temper tantrums: The role of language and self-regulation. Connecticut: University of Connecticut.

Brotman, L.M., Gouleay, K.K., & Chesir-Teran, D. (2005). Assessing peer entry and play in preschoolers at risk for maladjustment. Journal of Clinical Child and Adolescent Pscyhology, 34, 671-680. doi: 10.1207/s15374424jccp3404_9

Bryman, A. (2016). Social research methods. Oxford: University Press

Bull, L. E., Oliver, C., Tunnicliffe, P. L., & Woodcock, K. A. (2015). An informant report behavior diary for measuring temper outbursts in an intervention setting. Journal of Developmental and Physical Disabilities, 27, 489-504. doi: 10.1007/s10882-015-9429-1.

Buruma, M., & Blijd-Hoogewys, E.M.A. (2013). Leren omgaan met driftbuien. Vroeg, 4-5. Daniels, E., Mandleco, B., & Luthy, K. E. (2012). Assessment, management, and prevention

of childhood temper tantrums. Journal of the American Academy of Nurse Practitioners, 24, 569-573. doi: 10.1111/j.1745-7599.2012.00755.x

Davidson, T. (2006). Temper tantrums. In K. Krapp & J. Wilson (Eds.), Gale encyclopedia of children's health: Infancy through adolescence (pp. 1803–1804). Detroit: Gale.

Einon, D., & Potegal, M. (1994). Temper tantrums in young children. In M. Potegal., & J.F. Knutson (Red.), The Dynamics of Aggression: Biological and Social Processes in Dyads and Groups. (pp. 157 – 166). Hove, Verenigd Koninkrijk: Psychology press.

(21)

ACCEPTEREN OF NEGEREN 21

Eisbach, S. S., Cluxton-Keller, F., Harrison, J., Krall, J. R., Hayat, M., & Gross, D. (2014). Characteristics of temper tantrums in preschoolers with disruptive behavior in a clinical setting. Journal of Psychosocial Nursing and Mental Health Services, 52, 32–40. doi: 10.3928/02793695-20140110-02

Fox, N., & Calkins, S. (2003). The development of self-control of emotion: Intrinsic and extrinsic influences. Motivation and Emotion, 27, 7-26. doi: 10.1023/A:1023622324898 Geleerd, E.R. (1945). Observations on temper tantrums in children. American Journal of

Orthopsychiatry, 15, 238-246. doi: 10.1111/j.1939-0025.1945.tb04937.x

Giesbrecht, G., Leadbeater, B., & MacDonald, S. (2011). Child and context characteristics in trajectories of physical and relational victimization among early elementary school children. Development and Psychopathology, 23, 239-252. doi:

10.1017/S0954579410000763

Granic, I., & Patterson, G. R. (2006). Toward a comprehensive model of antisocial

development: A dynamic systems approach. Psychological review, 113, 101-131. doi: 10.1037/0033-295X.113.1.101

Hellinckx, W., De Munter, A., & Grietens, H. (1993). Gedrags- en emotionele problemen bij kinderen – Deel 2. Leuven/ Apeldoorn: Garant.

Hilgard, E. R., & Bower, G. H. (1975). Theories of learning. Englewood Cliffs, New Jersey: Prentice-Hall.

Koch, E. (2003). Reflections on a study of temper tantrums in older children. Psychoanalytic Psychology, 20, 456. doi: http://dx.doi.org/10.1037/0736-9735.20.3.456

Kopp, C. B. (1982). Antecedents of self-regulation: A developmental perspective. Developmental Psychology, 18, 199-214. doi: 10.1037/0012-1649.18.2.199

(22)

ACCEPTEREN OF NEGEREN 22

Leikin, J. & Lipsky, M. (2003). American medical association: Complete medical encyclopedia. New York: Random House Reference.

Leung, A.K., & Fagan, J.E. (1991). Temper Tantrums. American Family Physician, 44, 559-563.

McCurdy, M., Kunz, G. M., & Sheridan, S. M. (2006). Temper tantrums. Children’s needs III: Development, prevention, and intervention, 149-157.

Mönks, F., Van den Bergh, B, Goossens, L, Haselager, G.J.T, Knoers, A.M.P, Lieshout, E.C.D.M van, & Marcoen, A. (2015). Ontwikkelingspsychologie : Inleiding tot de verschillende deelgebieden (14e druk ed.). Assen: Koninklijke Van Gorcum BV. Murphy A., & Berry A. (2009). Developmental management of toddlers and preschoolers. In

C. E. Burns, A. M. Dunn, M. A. Brady, N. B. Starr, & C. G. Blosser (Eds.), Pediatric primary care (pp. 91–108). St. Louis , MO: Saunders Elsevier.

Österman, K,. & Björkqvist, K. (2010). A cross-sectional study of onset, cessation, frequency, and duration of children's temper tantrums in a nonclinical sample 1. Pychological Reports, 106, 448-454. doi: 10.2466/pr0.106.2.448-454.

Patterson, G. (1982). Coercieve Family Processes. Eugene, OR: Castilia.

Potegal, M. & Davidson, R. J. (2003). Temper tantrums in young children: 1. Behavioral composition. Journal of Developmental and Behavioral Pediatrics, 24, 140-147. Potegal, M., Kosorok, M., & Davidson, R. J. (2003). Temper tantrums in young children: 2.

Tantrum Duration and Temporal Organization, Journal of Developmental and Behavioral Pediatrics, 24, 148-154.

Snyder, J. J., & Patterson, G. R. (1995). Individual differences in social aggression: A test of a reinforcement model of socialization in the natural environment. Behavior

(23)

ACCEPTEREN OF NEGEREN 23

Thelen, M.H. (1979). Treatment of temper tantrum behavior by means of noncontingent positive attention. Journal?, 8, 140. doi: 10.1080/15374417909532905

Van Leeuwen, K., Bourgonjon, L., Huijsman, L., & Van Meenen, M. (2007). Dagboekje Woedebuien bij Kinderen. Gent: Universiteit Gent.

Van Leeuwen, K. G., & Vermulst, A. A. (2004). Some psychometric properties of the ghent parental behavior scale1. European Journal of Psychological Assessment, 20, 283-298. doi: 10.1027/1015-5759.20.4.283

Ware, L.M., Forson, B.L., & Mcneil, C.B. (2003). Parent-child Interaction therapy: a promising intervention for abusive families. The Behavior Analyst Today, 3, 375-372. doi: 10.1037/h0099993

Zeijl, E., Crone, M., Wiefferink, C., Keuzenkamp, S., & Reijneveld, S. (2005). Kinderen in Nederland. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

(24)

ACCEPTEREN OF NEGEREN 24

Noot. Opleidingsniveau = opleidingsniveau moeder; Ingaan op motief = ingaan op het motief voor de driftbui;

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de interviews werden de motieven om een partnerschap aan te gaan achterhaald. Voor de culturele organisaties geldt dat financiële ondersteuning voor de bedrijfsvoering het

One Participant stated that they picked the combination of Gif and Text because “I wouldn't feel uncomfortable using a GIF with my best friend but only after I

In the context of funding in humanitarian assistance specifically, the definition would imply that donors trust organizations in that they will not mobilize funds for

More specifically, it looks at two banana industry companies operating in Costa Rica, Hipp and Rewe, which have both implemented a socially inclusive approach with local communities

We hypothesized that in this lake (i) dis- solved nitrogen and phosphorus concentrations would be related with flamingo abundance due to guanotroph- ication and sediment

From these four teams, boundary objects (e.g., emails, presentation slides) were collected and all team members were interviewed twice. Furthermore, their log files, minutes

The homopolymer was found to exhibit a glass transition at 15 °C, which is 60 °C higher compared to all previously reported poly (ethylene n-alkyl phosphonate)s.. Copolymerization

The book positions the psychology of retention as a function of six inter-related factors: (1) an appropriate evaluative paradigm through which retention is explored, (2) retention