• No results found

Veenweiden Innovaties / Veenweiden Beweiden: Basiskennisbundel Beweiding

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Veenweiden Innovaties / Veenweiden Beweiden: Basiskennisbundel Beweiding"

Copied!
72
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Veenweiden Innovaties / Veenweiden Beweiden

December 2018

Samenstellers: Frank Lenssinck (WUR/VIC), Karel van Houwelingen (WUR/KTC Zegveld) en Youri Egas (KTC Zegveld)

(2)

Inhoud

1. Bodem

2. Water

3. Gewas

(3)

Wereldwijd is er circa 420mlj. ha veengrond

(4)
(5)

En 290.000 ha in Nederland

 Veengronden zijn bodems met meer dan 40 cm

moerig materiaal binnen 80 cm vanaf maaiveld

 Hoog organische stofgehalte: 30-60%

(6)
(7)

Veen kan onderscheiden worden in drie klassen

 Eutroof (rijk) veen

C/N 15-30, bijmenging van klei, 80.000 ha

 Mesotroof veen

C/N 15-30, bijmenging van klei of zand 145.000 ha

 Oligotroof (arm) veen

C/N 40-70, nauwelijks bijmenging 65.000 ha

(8)

Veen kent verschillende bovengronden  Moerig materiaal 158.000 ha  Kleidek (15 a 40 cm dik) 107.000 ha  Zanddek (15 a 40 cm dik) 11.000 ha  Veenkoloniaal dek 13.000 ha

(9)
(10)

Indeling en benaming naar het organische stofgehalte

(11)
(12)

 Veenmosveen: resten van veenmossen, wollegras en heideplanten

 Bolster: jong veenmosveen

 Spalterveen: zeer fijne veenmossen

 Zeggeveen: fijne en grove zeggesoorten

 Rietveen: grovere wortelstokken van riet

 Zeggerietveen en rietzeggeveen: overgangen tussen rietveen en zeggeveen

 Bosveen: houtresten van o,a, els, wilg, es, iep en eik

 Broekveen: houtresten en resten van andere planten zoals zeggen en riet

De (botanische) samenstelling van verschillende veensoorten

(13)

Verschillende veensoorten en hun eigenschappen

(14)

 Het C/N quotiënt neemt af van oligotroof naar eutroof veen en hoe lager het C/N quotiënt, hoe meer anorganische stikstof er vrijkomt bij de afbraak van eenzelfde hoeveelheid veen.

 Het C-percentage van de organische stof heeft een relatie met de droge stofopbrengst va gras.

Type veen bepaalt o.a. hoeveel stikstof vrijkomt

Relatie tussen C-percentage van de organische stof en droge stofopbrengst van gras (Deru et al., 2012)

(15)

 Landbouw 223.000 ha

 Natuur 67.000 ha

 Totaal 290.000 ha

(16)

Veengronden zakken zo’n centimeter per jaar!

De verwachte daling en

stijging van het oppervlak van Nederland van 2000-2050 (bron: Rijkswaterstaat, NAM)

(17)

Bodemdaling wordt veroorzaakt door drooglegging

 Drooglegging van veengronden leidt tot:

- Krimp

- Inklinking - Oxidatie

(18)

Oxidatie leidt tot afbraak organische stof

(19)

 Organische stof is een verzamelnaam voor zeer grote hoeveelheid natuurlijke organische bindingen. De belangrijkste hoofdgroepen van verbindingen zijn:

- Koolhydraten: voornamelijk cellulose en hemicellulose als de belangrijkste componenten van planten. Het zijn stikstofloze polysachariden, die zowel onder aerobe als anaerobe omstandigheden kunnen worden afgebroken. - Lignine: een complex stikstofloos polymeer, waarvan de depolymerisatie zuurstofafhankelijk is, daardoor neemt in veen het lignine gehalte toe

naarmate het veen ouder wordt.

- Eiwitten: stikstof en zwavel bevattende polymeren met een grote variatie in afbraaksnelheid. Voor de vorming ervan is stikstof (en in mindere mate

zwavel) nodig.

- Vetten, wassen en harsen: (soms) fosfor bevattende lipiden die meestal vrij snel worden afgebroken, maar onder bepaalde (zure en natte) condities kunnen ophopen, waardoor het gehalte in veen toeneemt in de tijd.

(20)

Samenstelling veen bepaalt graad van afbraak

(21)

Invloed van temperatuur op de afbraaksnelheid

(22)

Effect van het seizoen op de afbraak van cellulose

(23)

Relatie tussen kleigehalte en potentiële C-mineralisatie

(24)

Effect van het lutumgehalte op de afbraak van cellulose

(25)

Hoe diep vindt de meeste afbraak plaats?

Verloop in de diepte van de relatieve afbraaksnelheid k van bosveen te Zegveld bij 9,5 °C (Otten, 1985)

(26)

Effect van het slootpeil op bodemdaling

3

13

(27)

Indringingsweerstand bij verschillende grondwaterstanden

(28)
(29)

Grondwaterstand is niet gelijk aan het slootpeil..

Winterperiode

Zomerperiod e

..en is anders in zomer en winter!

(30)

Effect van onderwaterdrainage op grondwaterstand

(31)

Effect van dynamisch slootpeil bij

(32)
(33)

Hoe sturen op grondwaterstand?

 Kan alleen effectief met toepassing van onderwaterdrains

 Zomer –/ winterpeil versterkt in principe werking van drains.

● Extra drainage in het winter half jaar en extra infiltratie in zomer halfjaar

● Bij hoog zomerpeil leiden onderwaterdrains in natte perioden tot extra vernatting

 Dynamisch slootpeilbeheer versterkt ook werking onderwaterdrains, maar variëren met slootpeil heeft nadelen:

● Slootkanten verzwakken en extra baggervorming

● Niet bevorderlijk voor de ecologie in de sloot

(34)

Een stap vooruit: peilgestuurde onderwaterdrainage

(35)
(36)

Sturen op grondwaterstand onafhankelijk van het slootpeil

• Gemiddelde zomergrondwaterstand 40 cm –mv bij zowel

(37)

Effect van (peilgestuurde)

onderwaterdrainage op grasopbrengsten

C = controle (geen onderwaterdrainage) P = Peilgestuurde onderwaterdrainage S = Onderwaterdrainage

N0 = geen stikstofbemesting N1 = wel stikstofbemesting

(38)

Economie onderwaterdrains met putbemaling  Break even:

Meer beweiding (+30 extra weidedagen)

●Minder vertrappingsverliezen en dus hogere benutting (+500 kg ds/ha)

(39)

Effect van (peilgestuurde) onderwater-drainage op de indringingsweerstand

(40)

 Organische stof in de bodem wordt omgezet naar anorganische componenten: - In aanwezigheid van zuurstof wordt organische stof omgezet in kooldioxide en organische stikstof (via ammonium in nitraat).

- Anaerobe afbraak kan ook plaats vinden maar verloopt veel langzamer.

- De omzetting wordt uitgevoerd door bacteriën en schimmels.

(41)

Effect van slootpeil op jaarlijkse mineralisatie van stikstof

Verband tussen het polderpeil en de omvang van de jaarlijkse mineralisatie van stikstof (Schothorst, 1977)

(42)

Effect van slootpeil op stikstofopbrengsten

(43)

 De resultaten laten een relatief groot jaareffect zien en een relatief klein effect van de behandeling Drainage in 2017. In dit jaar duidt de toepassing van onderwaterdrains op een lagere stikstofopbrengst, onafhankelijk van het stikstofbemestingsniveau. Voor 2016 waren de stikstofopbrengsten nagenoeg gelijk (Hoving et al., 2018).

Effect van (peilgestuurde)

(44)

Stikstoflevering is het hoogst in de zomermaanden

(45)

 Veen vraagt om:

- Vernatting om veenafbraak/ bodemdaling te remmen

- Geen grondbewerking om veenoxidatie zoveel mogelijk te voorkomen - Een gewas dat zorgt voor een voldoende draagkracht om het land begaanbaar te houden:

(46)

 Gras dat koeien zelf uit de wei halen kost 5 tot 10 cent minder per kg droge stof dan ingekuild gras:

“Elke hap gras die de koe vreet, levert geld op!“

Gras, gras en nog eens gras…  Beweiden!

(47)

Verloop voedingswaarde vers gras

(48)

Beweiden in de veenweiden Mogelijke beweidingsystemen: - Omweiden - Standweiden - Stripweiden - Roterend standweiden - Rantsoenbeweiding Zie hoofdstuk 2. Beweidingsystemen voor meer informatie

(49)

Een innovatief systeem: ‘Kurzrasen’

 Kurzrasen is een beweidingssysteem waarbij continu een stoppellengte van 3 tot 5 centimeter wordt aangeboden voor beweiding. De focus in dit

beweidingsysteem is een optimalisatie tussen de melkproductie en

grasbenutting bij continue beweiding door een hogere voederwaarde en minimaal beweidingsverlies.

(50)

Nyncke Hoekstra

Kurzrasen en Stripgrazen

Resultaten van beweidingsonderzoek te Zegveld 2016 en 2017

(51)

Grashoogte bij kurzrasen G ra s h o o g te ( c m ) 31/3 30/4 30/5 29/6 29/7 28/8 27/9 27/10 26/110 2 4 6 8 10 12 14 KR OEB+ Lichte maaisnede vanwege geringe draagkracht

Maart Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov

2016

2017

Premowen vanwege bossen

(52)

Grashoogte bij stripgrazen G ra s h o o g te ( c m ) 0 5 10 15 20 Inschaarhoogte Uitschaarhoogte

Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt

11cm 6,4 cm 2016 2017 13 17.5 22 26.5 31 35.5 40 44.5 0 5 10 15 20 In-schaarhoogt e

Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt

11,3 cm 6,0 cm

(53)

Effect van stripgrazen en kurzrasen op de voederwaarde (2017)

 RE, VEM, DVE en Vcos hoger bij KR

 As, Ruwe celstof, NDF en ADF lager bij KR 53   KR SG p RE 254 231 * VEM 1022 1011 0,07 DVE 112 105 * RAS 95 91 ns RC 192 213 ** NDF 464 494 * ADF 211 238 * ADL 20 19 ns VCos 84 83 0,08

(54)

Verloop botanische samenstelling bij kurzrasen en stripgrazen

Kurzrasen percelen ouder en minder goede grassen2016: Afname van %Engels raaigras en timothee in

2016 t.o.v. 2015, sterkere afname voor SG

2017: afname ER en timothee, sterke toename ruw beemdgras beide systemen

(55)

Het effect op de melkproductie

*Meetperiode 2016: 21/4 – 21/10 (185 dagen) 2017: 27/3 - 4/10 (191 dagen) **Berekend obv VEM behoefte

***Uitgangspunt: gemiddelde VEM behoefte per liter melk obv hele weideseizoen, 20% conserverings en voerverliezen obv DS, gecorrigeerd voor verschil in kuilgrasopname (kg DS / ha), VEM kuil = 900

(56)

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% KR SG

%VEM dekking uit weidegras

% V E M d e k k in g u it w e id e g ra s % V E M d e k k in g u it w e id e g ra s 2016 2017 -10% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% KR SG

(57)

Melkproductie (kg FPCM per koe per dag)

 OEB niveau: geen significant effect

 Ras: 2016 2017 OEB - 21,2 22,5 OEB 0 - 23,0 OEB + 23,1 22,5 2016 2017 Jersey 19,5 21,2 HF 24,0 23,6

(58)

Sturen van het ureumgehalte 0 5 10 15 20 25 30 35 40 KR SG KR_I nt KR vs SG Systeem P <0,001 Week x Systeem P <0,001

OEB-L OEB-M OEB-H 0 5 10 15 20 25 30 35 40 KR SG Systeem x OEB niveau Systeem x OEB P=0,049

Hoger ureumgehalte bij KR kan worden

(59)

Meer graasgedrag in de zomer bij kurzrasen

Kurzrasen: meer graasgedrag zomer (P < 0,05) 02/050 01/06 02/07 01/08 01/09 01/10 01/11 10 20 30 40 50 60 70 % grazen van weidetijd KR SG datum 2016

(60)

Jersey meer graasgedrag dan Holstein Friesian (P < 0,05) 02/050 01/06 02/07 01/08 01/09 01/10 01/11 10 20 30 40 50 60 70 % grazen van weidetijd HF Jer datum 2016

(61)

Kurzrasen leidt tot dichtere graszode % b e d e k k in g m e t g ra s Aug Nov 0 0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9 P < 0,01

Mar May Sep

KR SG 2016 2017 Pointquadrat methode Sys: P < 0,05 Maand: P < 0,05 Sys x Maand: ns Kurzrasen Stripgrazen Hogere zodedichtheid bij KR in zowel 2016 en 2017

(62)

Hogere draagkracht bij kurzrasen

Apr May July Sep Nov 0 50 100 150 200 250 KR SG

Mar May July Sep Oct 0 50 100 150 200 250 KR SG 2016 2017 • Kurzrasen > Stripgrazen

• Verschil in 2017 kleiner dan 2016

• Significant effect maand  sterk gerelateerd aan bodemvocht

• Effect lijkt maximaal na 1 jaar KR

Sys: P < 0.05 Tijd: P < 0.05 Sys x Tijd: ns Sys: P < 0,05 Tijd: P <0.001 Sys x Tijd: <0,001 2015 Apr 0 50 100 150 200 250

(63)

Bodem vochtgehalte (grondmonsters 0-10 cm, %)

2016 2017

Apr May July Sep Nov 0 10 20 30 40 50 60 70 KR SG

Mar May July Sep Oct 0 10 20 30 40 50 60 70 KR SG Sys: ns Tijd: P < 0.05 Sys x Tijd: ns Sys: P = 0.06 Tijd: < 0,01 Sys x Tijd: ns Apr 0 10 20 30 40 50 60 70 2015

(64)

Worteldichtheid 10 cm (# 100 cm-2) 2015* 2017 • Systeem: • 2015: KR > SG • 2016: ns • 2017: SG ≥ KR

• Jaar: SG neemt relatief toe

• Zelfde patroon op 20 cm diepte, geen verschuiving in relatieve diepte

*nulmeting 2015: KR n=3, SG n=1

Apr Nov May July Sep 0 50 100 150 200 250 300 KR SG Sys: ns Tijd: P < 0.05 Sys x tijd: P = 0.06 Sys: 0,07 Tijd: 0,07 Sys x Tijd: ns

Mar Oct May July Sep 0 50 100 150 200 250 300 KR SG Apr 0 50 100 150 200 250 300 2016

(65)

Gras past zich aan beweidingsysteem aan Kurzrasen Stripgrazen vóór beweiding na beweiding   Spruit Blad (Lamina) pseudo-stengel (Schede)

(66)

Percentage blad bij kurzrasen en stripgrazen

Mei Juli September

% blad KR

• altijd hoger dan SG na

• Vergelijkbaar of iets lager (juli) dan SG voor • 2016 en 2017 vergelijkbaar B la d ( % v a n t o ta le l e n g te ) 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

May Jul Sep

0% 20% 40% 60% 80% 100% KR SG Pre SG Post 2016 2017

(67)

Grasmorfologie bij kurzrasen en stripgrazen Aantal bladeren / spruit Aantal nieuwe bladeren per spruit Aantal bladeren KR

• altijd hoger dan SG na

• 2016: Lager (mei) hoger (juli) of gelijk aan SG voor

• 2017: gelijk aan SG voor

A a n ta l b la d e re n

Mei Jul Sep

0.0 0.5 1.0 1.5 2.0 2.5 3.0 3.5

Mei Jul Sep 0.0 0.5 1.0 1.5 2.0 2.5 3.0 SG: beweiding bij 1,5 – 3 bladstadium KR: 1 - 1,5 bladstadium

May Jul Sep

0.0 0.5 1.0 1.5 2.0 2.5 3.0 3.5 KR SG Pre SG Post

May Jul Sep

0.0 0.5 1.0 1.5 2.0 2.5 2016 2017

(68)

Graslandvernieuwing op veen: effect op botanische samenstelling nihil

(69)

Graslandvernieuwing op veen: na 7 jaar terug bij de oude situatie..

(70)

Productie van smalle weegbree op veen (in het droge jaar 2018)

(71)

Productie van kg vet en eiwit/ 100 kg

lichaamsgewicht van Jersey en Holstein Friesian

(72)

Deze diaserie is samengesteld in het kader van het project WURKS-beweiding door Wageningen

Livestock Research. Onze dank gaat uit naar allen die materiaal aangeleverd hebben voor deze dia’s. De samenstellers hebben hun uiterste best gedaan om juiste en actuele informatie te plaatsen. Wageningen Livestock Research aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade

voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van het getoonde onderzoek of de toepassing van de adviezen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daardoor waren historici in staat om veel meer aspecten, vooral van sociaal-culturele aard, bij hun onderzoek te betrekken en om nieuwe vragen te stellen of om nieuwe antwoorden

De Groningse weeskamer verkreeg zijn ordonnantie in 1613; pas in 1724 behoefde de regeling te worden aangepast en vernieuwd; deze instructie en ordonnantie op de weeskamer bleef van

lyse werd door onderzoekers, beheerinstanties en vis- sers op basis van de beschikbare gegevens en kennis zo goed mogelijk ingeschat welke effecten spieringvisserij kan hebben

Met de clusteranalyse, die door Schuurman bij het inventarisonderzoek werd geïntroduceerd, kunnen misschien standaardin- richtingen en standaardgarderobes worden gereconstrueerd

Men vraagt zich af waarom een zo interessante briefwisseling, die niet alleen voor de onderzoeker bedoeld is (41 ), niet wat toegankelijker gemaakt wordt door een onderverdeling

De gedachte achter deze indeling is (1) dat grip op de nauwkeurigheid van registratie op individuele varkensbedrijven vrijwel afwezig is, (2) minder

Jarenlang hadden Rooms-keizer en Rooms-koning (strijd met Turken en de opdringende Bourgondiërs) de handen niet vrij om zo noordelijk invloed te doen gelden. Speculerend op

Het keuzedeel ‘Verdieping Expertise Audicien: verdieping audiologisch advies’ betreft het verdiepen van kennis over aanvullende subjectieve en objectieve audiometrische testen en