• No results found

Naweiden met schapen geeft meer Engels raaigras

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Naweiden met schapen geeft meer Engels raaigras"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Praktijkonderzoek 95-1 51 In de praktijk wordt vaak gesproken over een

po-sitief effect van het beweiden met schapen op de dichtheid en draagkracht van de zode en de bo-tanische samenstelling van de grasmat. Verbete-ring van de draagkracht is vooral interessant voor de minder draagkrachtige gronden.

Op ROC Zegveld is van 1989 t/m 1993 onder-zoek gedaan naar de invloed van het naweiden met schapen op deze aspecten. De percelen werden gedeeltelijk beweid met schapen. ’s Zo-mers weidden de schapen na de melkkoeien en ’s winters ruimden ze de resten van het gras, dat was blijven staan na het opstallen van het melk-vee.

Meer Engels raaigras met naweiden door schapen

Voor de voederwaarde van een perceel grasland is het aandeel goede grassen, met name Engels raaigras, bepalend. Op natte percelen kwam ge-middeld 29% Engels raaigras voor en op droge percelen 47%. Gezien de voorkeur van Engels raaigras voor drogere groeiomstandigheden is dit niet verwondelijk. Bij de najaarschattingen was het percentage Engels raaigras gemiddeld 13% hoger dan in het voorjaar. Dit wordt veroorzaakt doordat Engels raaigras zijn optimum heeft in de nazomer.

Om de toe- of afname van Engels raaigras na te

Naweiden met schapen geeft meer Engels raaigras

J. de Boer en K. Sikkema (PR)

Zelfs bij een relatief lage schapenbezetting heeft naweiden met schapen een

gunsti-ge invloed op het percentagunsti-ge Engunsti-gels raaigras in het grasland. Bij deze lagunsti-ge

veebe-zetting is geen effect gevonden van schapenbeweiding op de zodedichtheid en

draagkracht.

Ongeveer 1,5 schaap (inclusief lammeren) per ha wanneer schapen als ’grasopruimers’ op melkveebedrijven gehouden worden.

(2)

52 Praktijkonderzoek 95-1 gaan zijn de bezettings percentages van 1988

vergeleken met die van 1992 bij de voorjaars-schattingen en met die van 1993 bij de najaars-schattingen.

In figuur 1 staat de toe- of afname van Engels raaigras. Uit de figuur blijkt, dat op zowel natte als droge percelen naweiden met schapen een gunstig effect had op de gemiddelde bezetting aan Engels raaigras. In het voorjaar is een sterke-re toename op het met schapen nageweide deel. In het najaar is bij het naweiden met schapen een toename, bij het niet naweiden is er een afname. Gemiddeld is de toename van Engels raaigras ongeveer 5% geweest.

Een toename van Engels raaigras betekent een afname van andere soorten. Soms is dit ruw beemdgras, maar in andere gevallen ook fiorin of straatgras, maar ook de hoeveelheid geknikte vossestaart kan onder extreme omstandigheden flink fluctueren (droge en natte jaren).

Zodedichtheid niet beïnvloed

Het naweiden met schapen heeft geen invloed gehad op de gemiddelde zodedichtheid. Wel werden er jaarverschillen geconstateerd. Zo

had-den bij de voorjaars-schattingen in 1991 enkele percelen een vrij open zode. Dit was echter zo-wel op de met schapen als op de niet met scha-pen nageweide perceelshelften het geval.

Geen effect op de draagkracht

Er is geen verschil in draagkracht ontstaan door het naweiden met schapen. De draagkracht va-rieerde sterk tussen de jaren en was uiteraard op de droge percelen hoger dan op de natte perce-len. De draagkracht is ruim voldoende als de in-dringingsweerstand meer is dan 7 kg/cm2en

on-voldoende bij minder dan 5 kg/cm2. De hoefdruk

van een schaap is ongeveer 1,0 kg/cm2.

Proefopzet

De metingen zijn verricht op vier percelen op het diep ontwaterde deel (droog) en vier percelen op het deel van Zegveld met hoge slootwaterstan-den (nat). Gedeelten van percelen die niet door schapen werden beweid, werden gebloot of na-geweid met jongvee. Gedurende de proefperiode zijn twee keer per jaar de zodedichtheid en de botanische samenstelling geschat. De zode-dichtheid wordt visueel bepaald en uitgedrukt in geschatte bezettingspercentages, waarbij een

(3)

Praktijkonderzoek 95-1 53 volledig met planten bezette zode 100 % is.

Daarnaast werden met de penetrometer draag-krachtmetingen uitgevoerd.

Bemesting en graslandgebruik

Gemiddeld over de jaren was de N gift voor zo-wel nat als droog bijna 200 kg. Van deze N gift

bestond de helft uit rundveedrijfmest (gemiddeld 25m3per hectare)

Het graslandgebruik op ROC Zegveld bestaat uit weiden en maaien, waarbij er als regel na twee beweidingen gemaaid wordt voor voederwin-ning. Het maaipercentage bedroeg ongeveer 150%.

Beweiding

Als schapen op melkveebedrijven worden ge-houden voor het opruimen van overtollig gras is het aantal ooien per hectare vaak vrij laag. Dit is ook als uitgangspunt genomen bij de opzet van de proef. Op de 50 ha die op Zegveld beschik-baar waren zijn 75 ooien met lammeren gehou-den. Voor het beweiden wordt het O2 systeem toegepast. Het naweiden met schapen vond plaats met ooien of met lammeren of een combi-natie hiervan.

Het aantal weidedagen met schapen was gemid-deld 12 dagen per jaar (inclusief de winterbewei-dingen). De beweidingsdruk is op het droge ob-ject iets hoger geweest. Dit is veroorzaakt door een groter aantal schapen tijdens de beweidings-perioden.

Figuur 1 Toe-afname Engels raaigras voor nat en droog in voor- en najaar

schapen niet schapen

Nat/voorjaar Nat/najaar Droog/voorjaar droog/najaar

30 20 10 0 -10 Per centage

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

3 transport benodigde hoeveelheid zeewater was ongeveer 10 miljoen m In verband met de grote hoeveelheid zout spoelwater zijn een aantal voor- zieningen getroffen om verzilting

Cumulatieve stuksproductie najaarsteelt komkommer Emissie Maand Lozing omgerekend naar m3/ha; kg N/ha Reden lozing. Augustus 50; 12.5

Aangezien niet bij voorbaat vaststaat dat voor de ontsluiting gebruik kan worden gemaakt van de bestaande wegen is niet alleen voor model I maar ook voor model III de

Alleen bij zeer grof zand kan sprake zijn van zuurstoftoevoer naar water dat infiltreert uit de kanalen van meer dan een meter breedte. Bij minder grof zand is de zuurstoftoevoer

Essien reports on an investigation into what teacher educators consider to be best practices in how to prepare pre-service teachers to effectively deal with the

This review will focus on (i) the effects, both inhibitory and stimulatory, of herbicides per se on soil micro-biota in general, with specific reference to glyphosate; and (ii)

Although the schools' contractual arguments and the amicus curiae's administrative law arguments were not invoked as a basis to enforce the Department's promise to pay subsidies,

Samenvattend wordt binnen de GGZ-sector de moeizame opvang van de complexe(re) (forensische) doelgroepen door een groot deel van de respondenten voornamelijk verklaard door: (1)