• No results found

"Het verhaal van binnenuit" De invloed van samenwerking tussen een archiefinstelling en een gemeenschap op de waardering van community archives

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share ""Het verhaal van binnenuit" De invloed van samenwerking tussen een archiefinstelling en een gemeenschap op de waardering van community archives"

Copied!
46
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

“HET VERHAAL VAN

BINNENUIT”

De invloed van samenwerking tussen

een gemeenschap en een

archiefinstelling op de waardering van

community archives

ROELINDE BOSCH VAN SUCHTELEN, 12399272

Masterscriptie, Archival and Information Studies, Universiteit van Amsterdam

Begeleider: Annet Dekker Tweede lezer: Michael Karabinos Aantal woorden: 17376

(2)

1

De foto op de titelpagina is genomen op de eerste avond van de bezetting van het Maagdenhuis. Bron: nrc.nl

De hoofdtitel is een citaat uit het interview dat voor dit onderzoek is gehouden met Alexander Nieuwenhuis, die onderdeel uitmaakte van de groep bezetters die het Maagdenhuisarchief heeft bewerkt.

(3)

2

Inhoud

Inleiding ...4 Literatuurbespreking ...5 Community archives ...5 Waardering ...7 Samenwerken ...9 Custodiale samenwerkingen...9 Postcustodiale samenwerkingen ... 10 Methode ... 12 Hoofdstukindeling ... 13

Hoofdstuk 1 Afstemming en Samenwerking ... 14

1.1 Waarderingscriteria en factoren ... 14

1.2 De archiefvorming van het Maagdenhuisarchief ... 14

1.3 Redenen voor de bezetters om samen te werken ... 16

1.4 Redenen voor het Stadsarchief om samen te werken ... 17

1.5 Wederzijdse verwachtingen en afspraken over de samenwerking ... 19

1.6 Conclusie ... 21

Hoofdstuk 2 Waarden van digitale records ... 22

2.1 Authenticiteit, integriteit en betrouwbaarheid ... 22

2.1.1 De Inventaris bij het Stadsarchief... 22

2.1.2 Maagdenhuis2015.com ... 24

2.2 Bruikbaarheid, nut en toegankelijkheid ... 25

2.2.1 De Inventaris bij het Stadsarchief... 25

2.2.2 Maagdenhuis2015.com ... 26

2.3 Uniciteit, diversiteit en representatie ... 28

2.3.1 De Inventaris bij het Stadsarchief... 28

2.3.2 Maagdenhuis2015.com ... 30

2.4 Conclusie ... 31

Hoofdstuk 3 Kosten van beheer en reproductie en de haalbaarheid van projecten ... 32

3.1 Het Stadsarchief ... 32

3.1.1 Kosten van bewerking en beheer ... 32

3.1.2 Technische en juridische haalbaarheid... 32

3.2 Maagdenhuis2015.com ... 34

3.2.1 Financiële middelen... 35

3.2.2 Vrijwilligers ... 35

(4)

3

Conclusie ... 38

Bibliografie ... 40

Appendix ... 43

Interview guide voor Mirjam Schaap ... 43

(5)

4

Inleiding

Op de avond van 25 februari 2015 viel een groep van twee- tot driehonderd studenten het Maagdenhuis binnen, het bestuursgebouw van de Universiteit van Amsterdam. Diezelfde avond en nacht gingen voorzitter van de universiteit, Louise Gunning, en toenmalig burgemeester, Eberhart van der Laan, met de demonstranten in gesprek in de hoop dat ze zouden vertrekken.1 Het mocht niet

baten: de bezetters wilden namelijk pas weg wanneer er aan hun eisen werd voldaan. Zij gingen, naar eigen zeggen, de strijd aan tegen de kafkaëske bureaucratie, een gebrek aan inspraak, transparantie in de besluitvormingen. Daarnaast was men de bezuinigingen door schulden, de schadelijke effecten van de torenhoge publicatiedruk op de onderzoekskwaliteit, en de precaire positie van academici meer dan zat.2 Uiteindelijk werd het pand na zeven weken van bezetting en protesten

ontruimd en kwam de bezettingsactie ten einde.

Tijdens de bezetting werden er honderden artikelen geschreven en gepubliceerd in nationale en internationale media, kwamen er mensen van over de hele wereld om lezingen in het Maagdenhuis te geven en ontstonden er levendige discussies op Twitter en andere sociale media. Ook werden er talloze flyers, banners, kunstwerken en andere objecten geproduceerd over de bezetting, door de actievoerders.3 Een groepje bezetters (de archiefbewerkers) vond de records4 die werden

geproduceerd het bewaren waard en begon al tijdens de bezetting van het Maagdenhuis met het verzamelen van records voor de vorming van het Maagdenhuisarchief. Dit gebeurde op zogenaamde archiving days, waarop actievoerders records konden inleveren.5

In de zomer van 2015 hebben de archiefbewerkers het Stadsarchief Amsterdam benaderd om samen met hen het archief te bewerken en om het te laten opnemen in de collectie van het Stadsarchief. Het archief is vanaf dat moment bewerkt door een tweetal voormalige bezetters, onder begeleiding van een archivaris van het Stadsarchief. Uit deze bewerking zijn twee producten gevormd. Ten eerste is dat een inventaris van het Maagdenhuisarchief. Deze inventaris is onder begeleiding van het Stadsarchief gemaakt. Ten tweede is er op 28 februari 2020, ruim vijf jaar na het begin van de bezetting, de website Maagdenhuis2015.com gelanceerd. Dit is een product van de archiefbewerkers zelf. Het is de bedoeling dat op deze website openbare records van het Maagdenhuisarchief beschikbaar worden gemaakt. Daarnaast willen de bezetters de mogelijkheid bieden voor gebruikers om zelf records te uploaden en oral history online te zetten door middel van audio-opnamen die door ooggetuigen zelf zijn gemaakt.

In dit onderzoek wordt de volgende onderzoeksvraag gesteld: Welke invloed heeft een samenwerking tussen een archiefinstelling en een gemeenschap op de waardering van het community archive van de betreffende gemeenschap? De focus van dit onderzoek komt te liggen op de casus van het archief van de Maagdenhuisbezetting in 2015 en de samenwerking tussen de Maagdenhuisbezetters en het Stadsarchief Amsterdam. De volgende deelvragen zijn daarom gevormd om de onderzoeksvraag te beantwoorden: 1. Waarom is het Maagdenhuisarchief gevormd? 2. Hoe is de samenwerking tussen de bezetters en het Stadsarchief tot stand gekomen en wat waren de verwachtingen van deze samenwerking? 3. Welke afwegingen zijn er gemaakt rondom de waardering van het Maagdenhuisarchief binnen de tweede producten? 4. Wat was de invloed van de kosten van beheer

1 Lorianne van Gelder en Laura Obdeijn, “Studenten bezetten sinds gisteravond Maagdenhuis,” Het Parool, 26 februari,

2015, https://www.parool.nl/nieuws/studenten-bezetten-sinds-gisteravond-maagdenhuis~b1109cd2/?referer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F.

2 Tashina Blom en Mirjam Schaap, “Van Protestactie tot Archief: de Maagdenhuisbezetting 2015”, Archievenblad nr. 8

(2018): 14.

3 Ibidem, 15.

4 Termen zoals archiefbescheiden en documenten hebben een archaïsche connotatie en geven niet de indruk dat een groot

scala aan objecten wordt bedoelt. Omdat in dit onderzoek een zeer grote variëteit aan documentatie wordt beschreven wordt de term ‘records’ gebruikt. Deze term dient te worden opgevat in de breedste zin van het woord.

(6)

5

en de haalbaarheid van projecten op de waardering van het Maagdenhuisarchief binnen de twee producten?

Literatuurbespreking

In deze literatuurbespreking komt een aantal centrale begrippen aan de orde die voor het onderzoek van belang zijn. Het zijn de definities van community archive en waardering. Daarnaast wordt er ingegaan op samenwerkingen tussen community archives en gevestigde archiefinstellingen.

Community archives

Tijdens de bezetting van het Maagdenhuis werden al records verzameld, maar het archief werd nog niet direct gevormd. Het verzamelen van de records is nog doorgegaan tot nadat de bezetting ten einde kwam. Volgens de archiefbewerkers zelf was een belangrijke reden voor de archiefvorming om desinformatie over de bezettingsactie te voorkomen. Inspiratie hiervoor werd opgedaan uit het boek May 68 and afterlives van Kirstin Ross.6 Zij beschrijft hoe de herinnering van de Maagdenhuisbezetting

van 1968 in de jaren tachtig steeds meer werd gedepolitiseerd en dat weggezet als een generatieconflict tussen de jonge studenten en het oudere universiteitsbestuur. In plaats van de politieke redenen, die ook achter de bezetting zaten.7

De archiefbewerkers van het Maagdenhuisarchief besloten dat het acquireren van records over de bezetting van het Maagdenhuis het beste kon worden benaderd met een community archive-perspectief, waarmee een participatief en collectief archief werd gecreëerd vanuit de gemeenschap zelf. De vormers vonden in navolging van archivaris Terry Cook dat deze aanpak voordelen had.8 Hij

stelt dat het nodig is om archieven te democratiseren om ze in lijn te brengen met het sociale ethos, de communicatiepatronen en de behoeften van het digitale tijdperk. Daarnaast vonden de archiefbewerkers dat mediaberichtgeving over de vaak een eenzijdig perspectief gaf van de protestbeweging. Daarom was samenwerken met de rest van de actievoerders en bezetters van het Maagdenhuis zo belangrijk voor de archiefbewerkers. Ook stelde dit hen in staat zich te positioneren als actievoerder en op die manier was het volgens hen mogelijk materiaal te verzamelen wat anders buiten bereik zou blijven.9

De opvatting van de archiefvormers om vanuit een community archive aanpak het archief te vormen past binnen de huidige opvattingen over community archives. Archiveren is in deze vorm niet alleen weggelegd voor de professionals en recordkeerpers. Eerder gaat het om groepen mensen of individuen die hun eigen verhaal willen vormen en bewaren, vaak zonder bemoeienis van gevestigde instituties, of archiefinstellingen. Op deze manier vormen van archiveren, maar ook andere initiatieven worden ook wel aangeduid met de term participatory heritage. Participatory heritage beschrijft een ruimte waarin individuelen culturele activiteiten ondernemen, buiten de formele instituties om. Deze activiteiten hebben als doel om kennis creëren en te delen met anderen.10

Er bestaat geen eenduidige definitie van community archives, noch van community of van archive. Bibliothecaris en archivaris Jeanette Bastian spreekt zelfs van een dusdanig gecompliceerde en ambigue betekenis van de begrippen gemeenschap, archief en community archive, dat een afgekaderde definitie niet op zijn plaats zou zijn. Volgens haar betekent dit voor iedereen wat anders

6 Kirstin Ross, May ’68 and its Afterlives (Chicago: The University of Chicago Press, 2002). 7 Blom en Schaap, “Van protestactie tot archief,” 15.

8 Ibidem, 15. 9 Ibidem, 15.

10 Henrietty Cunliffe en Andrea Copeland, “Introduction,” in Participatory Heritage, ed. Henrietty

(7)

6

en zal voor iedereen andere associaties oproepen, afhankelijk van context.11 Community archives

komen in veel variaties voor. Het is daarom lastig om een eenduidige of inclusieve definitie te geven. Tegelijkertijd is een duidelijke definitie wel degelijk belangrijk. Een goede afgekaderde definitie kadert namelijk ook een onderzoek af en sluit uit en in wat er met een begrip wordt bedoelt. Wakimoto, Bruce en Partridge erkennen net als Bastian dat het vinden van een goede en inclusieve definitie van community archive een uitdaging is. In hun opvattingen wordt community archives gedefinieerd als archieven die zijn gecreëerd, onderhouden en gecontroleerd door gemeenschapsleden binnen hun eigen gemeenschap. Dit wordt benadrukt door Mary Stevens, die stelt dat het definiëren van community archives afhankelijk is van betrokken gemeenschapsleden, die hun eigen records binnen het archief verzamelen en beoordelen om “on their own terms” tot een gezamenlijke geschiedenis te komen.12 Met andere woorden, een community archive beperkt zich bij Wakimoto, Bruce en Partridge

tot hetgeen dat wordt gevormd door de gemeenschap zelf en is geen archief dat over de gemeenschap, door externen, wordt gevormd. Wakimoto, Bruce en Partridge maken daarbij echter geen verschil tussen community archives die binnen de gemeenschap worden beheerd en archieven die zijn ondergebracht bij gevestigde instellingen.13

Binnen de bovenstaande definitie verandert ook de rol van de archivaris. Deze is niet meer de professionele buitenstaander die de gemeenschap bijstaat in het vormen van het archief, maar eerder een interne betrokkene die samen met de gemeenschap en als onderdeel van de gemeenschap het archief vormt. De activist wordt dan de archivaris. Wakimoto, Bruce en Partridge zien dit als een tweeledige ontwikkeling. Ten eerste wijzen zij naar de evolutie van de professionele rol van de archivaris en het betrekken van activisme bij de archivistiek. Ten tweede heeft de opkomst van community archives een rol gespeeld. Deze, zo stellen de auteurs, zijn namelijk activistisch van nature.14 Community archives vormen dan de belichaming van activisme binnen archieven.15 Als de

archivaris activist is geworden en een eigen community archive vormt, dan zijn binnen de community archives de belangrijkste rollen weggelegd voor de oprichters en vrijwilligers die het archief vormen, beheren en behouden. Deze personen creëren de mogelijkheid voor een gemeenschap om zich uit te spreken over hun eigen geschiedenis en hun eigen identiteit te vormen.

Community archives, zo stellen Caswell et. al., vormen het tegenovergestelde van “de stilte, de misrepresentaties en de marginalisaties van archiefinstellingen.”16 Het vult daarmee een gat dat

bestaat binnen gevestigde instanties over de desbetreffende gemeenschap, vaak op het gebied van etnische of religieuze identiteit, gender en seksuele identiteit, sociale en economische klasse en geografische locatie.17 Dit komt samen in symbolic annihilation, een leenterm dat is geïntroduceerd

door feministische academici, zoals Gaye Tuchman, om de absentie en misrepresentatie van vrouwen in mainstream media te omschrijven. Dit heeft gevolgen op de opvattingen van meisjes over genderrollen, hun toekomstbeeld en de behandeling van vrouwen in het algemeen. Binnen de archivistiek wordt symbolic annihilation toegepast om aan te duiden hoe verschillende gemarginaliseerde groepen zich verhouden tot de absentie en misrepresentatie van hun communities in geïnstitutionaliseerde archieven en andere instellingen.18

11 Jeannette Bastian en Ben Alexander, “Communities and archives – a symbiotic relationship,” in Community archives: The Shaping of memory”, ed. Jeannette Bastian en Ben Alexander (Londen: Facet Publishing, 2009),

xxii.

12 Wakimoto, Bruce en Partridge, “Archivist as activist,” 295. 13 Bastian en Alexander, “Communities and archives,” xxii. 14 Wakimoto, Bruce en Partridge, “Archivist as activist,” 295. 15 Ibidem, 297.

16 Michelle Caswell et al., “‘To be able to imagine otherwise’: community archives and the importance of

representation,” Archives and Records 38, nr. 1 (2017): 8.

17 Caswell et al., “To be able to imagine otherwise,” 6. 18 Ibidem, 8.

(8)

7

Andrew Flinn, Mary Stevens en Elizabeth Shepherd nemen eveneens de groeiende onvrede over hun marginalisatie en misrepresentatie als uitgangspunt om een community archive te definiëren. Zij stellen dat een gemeenschap niet zozeer een groep mensen is, die zich op een plaats in een tijd bevindt, maar spreken van een continue begrip, een groep met een gezamenlijke geschiedenis en wellicht een gezamenlijk politiek doel. Er bestaat een verbintenis door de tijd heen.19 Door dit plaats

en tijd overstijgende aspect van gemeenschap en community archives definiëren zij het als volgt: “A community is any group of people who comes together and presents themselves as such, and a community archive is the product of their attempts to document the history of their commonality.”20

In dit onderzoek zal deze definitie van Flinn, Stevens en Shepherd worden aangehouden omdat deze zowel spreekt van inclusiviteit als een duidelijke afkadering. Verder leggen zij een duidelijke relatie tussen de gemeenschap zelf en hun community archive, waarbinnen autonomie en onafhankelijkheid een belangrijke rol innemen.

Het vertellen van een zelf gekozen verhaal, vanuit zelf gekozen perspectief is essentieel voor community archives en de gemeenschap die het vormt. Op deze manier zorgt de gemeenschap dat zij herinneren en herinnerd worden. Dit verhaal van binnenuit, was ook was de bezetters nastreefden toen zij het Maagdenhuisarchief vormden. De uitspraak van Alexander Nieuwenhuis, die als titel van dit onderzoek is gebruikt illustreert dit goed.

Waardering

Waardering21 wordt gedefinieerd als het proces van waarde geven aan (digitale) records. In archiefinstellingen wordt dit voornamelijk geassocieerd met de acquisitie van materiaal die door de instelling worden bewaard en beheerd voor langere tijd.22 Archivaris Anne Gilliland stelt dat het

oorspronkelijke doel van waardering was om het volume van archieven te reduceren en tegelijkertijd het inzicht van de besluitvorming te behouden. Recordvormers werden al door Hilary Jenkinson in 1965 gezien als een autoriteit op het gebied van waardering. Zij wisten wat moest blijven en wat vernietigd kon worden.23 Dit werkte met name voor de overheid en universiteit en hun

bureaucratische en gecompliceerde informatiesystemen. Inmiddels wordt er door velen op die manier over waardering gedacht. Hans Booms introduceerde een inclusievere manier van waardering, een erfenis uit de jaren zestig, waardoor adequate en systematische documentatie van maatschappelijke ervaringen die anders buiten beschouwing worden gelaten wel werden meegenomen in het proces.24

De grootste recente verandering is de intrede van digitale informatie en de hoeveelheid van informatie. Terry Cook beargumenteerde daarom dat waardering op de context en de functies van records gebaseerd moest worden, met een top-down benadering.25 Dit kan met macro-appraisal,

waarin grote hoeveelheden records die bij hetzelfde informatieproces horen worden gewaardeerd.

19 Andrew Flinn, Mary Stevens, and Elizabeth Shepherd, “Whose Memories, Whose Archives? Independent

Community Archives, Autonomy and the Mainstream,” Archival Science 9, nr. 1 (2009): 80.

20 Flinn, Stevens en Shepherd, “Whose memory, whose archives,” 75.

21 Waardering komt niet alleen voor wanneer een record door een collectie of archief wordt geacquireerd,

maar is een doorlopend proces waardoor de waarde van records keer op keer worden geëvalueerd. Daarnaast wordt waardering vaak in een adem met selectie genoemd. Echter is selectie een onderdeel of uitkomst van waardering en kan het niet als hetzelfde proces worden beschouwd. In dit onderzoek wordt daarom alleen naar waardering gekeken, niet naar de combinatie van waardering en selectie.

22 Barbara Craig, Archival Appraisal (München: K.G. Saur, 2005), 3.

23 Anne Gilliland, “Archival appraisal: practising on shifting sands,” in Archives and recordkeeping: theory into practice, ed. Caroline Brown, (Londen: Facet Publishing, 2014), 38.

24 Hans Booms, “Society and the formation of a documentary heritage: issues in the appraisal of archival

sources,” Archivaria 24 (1987): 69-107.

(9)

8

Gevestigde processen die worden uitgevoerd door gevestigde instanties hebben meer waarde en de records die uit deze processen voortkomen zijn dan waarschijnlijk het bewaren waard.26

Bethany Anderson, Fynnette Eaton en Scott Schwartz, kijken vanuit traditionele waardering naar toekomstige waarderingsprocessen. Ze stellen dat macro-appraisal een goede uitkomst biedt voor de acquisitie en beheren van digitale informatie. Anders wordt de hoeveelheid en variëteit aan informatie te overweldigend.27 Informatiewetenschapper Jinfang Niu beargumenteert echter dat deze methode

niet toereikend genoeg is omdat het ontwikkeld is met een focus voor instituties die hun aandacht richten op records die worden geproduceerd door organisaties, niet door individuen.28 Haar

waarderingsmethode is weliswaar gebaseerd op traditionele methode, maar zij gaat een stap verder en gebruikt deze methoden om een nieuwe op te zetten, dat gericht is op digital curation. Dit is waarderen, selecteren, conserveren, onderhouden, verzamelen en archiveren van digitale informatie. De criteria zijn volgens haar de beste manier om digitale informatie te waarderen binnen digitale curatie. In deze nieuwe methode wordt onder andere gekeken naar het onderwerp van waardering en belangrijker nog, waarderingscriteria. Ze benadrukt hierbij dat instituties en individuen vooral ook zelf moeten kijken welke methode van waardering bij hun doel past. Het gaat immers om hun verhaal dat verteld wordt.29

Volgens Niu spelen vier criteria een belangrijke rol in het waarderingsproces. Ten eerste is dat de afstemming. Records die worden geselecteerd voor het archief dienen aan te sluiten bij het doel van de vormers, maar de records dienen ook binnen bereik van de beheerder te zijn. Ten tweede zijn de waarden van digitale records belangrijk. Verschillende waarderingsmethoden zullen zich op verschillende waarderingsfactoren focussen. Dit zijn ten eerste authenticiteit, betrouwbaarheid en integriteit van records. Ten tweede spelen de bruikbaarheid, nuttigheid en toegankelijkheid een rol. Ten derde zijn de factoren uniekheid, diversiteit en representatie belangrijk.30 Naast afstemming en de

waarde van digitale is het derde waarderingscriteria de kosten van het beheer of juist de reproductie van bepaalde records. Dit speelt met name bij onderzoeksdata. Wanneer de kosten van het reproduceren van data hoger zijn dan de kosten van het beheer, zal de data eerder langer bewaard blijven. Hetzelfde geldt andersom. Ten vierde wordt de haalbaarheid meegewogen in het waarderingsproces. De capaciteit van de beheerder, maar ook legale restricties worden hier gewogen. Al deze criteria verschillen per instituties en archiefbeheerder of vormer.31 Deze waarderingscriteria

en factoren worden gebruikt als kaders voor dit onderzoek en worden verder toegelicht in het eerste hoofdstuk.

De community archives van de Occupy-beweging illustreren Niu’s criteria. Opvallend hier was de keuze van de beweging om creative common licenties op te stellen in plaats van mee te gaan in de standaard donorovereenkomsten van archieven, die tegen de centrale waarden van de beweging ingingen doordat gelijke toegankelijkheid niet gewaarborgd werd. In deze licentie werd toestemming gegeven voor het kopiëren, verzamelen en gebruiken van de records voor onderzoeks- en educatieve doeleinden, door iedereen die maar wilde.

Bastian stelt dat: “All community archives are united by the desire to tell their own story.”32 De

herinnering en het verhaal dat wordt verteld door een community archive komt naar voren in de 26 Bethany Anderson, Fynnette Eaton, and Scott W Schwartz, “Archival Appraisal and the Digital Record:

Applying Past Tradition for Future Practice,” New Review of Information Networking: Shaping our Legacy:

Preserving the Social and Cultural Record 20, nr. 1-2 (2015): 4. 27 Anderson, Eaton en Schwartz, “Archival Appraisal,” 13.

28 Jinfang Niu, “Appraisal and selection for Digital Curation,” International Journal of Digital Curation 9, nr. 2

(2014): 71.

29 Ibidem, 67,74. 30 Ibidem, 72-73. 31 Ibidem, 72-73.

(10)

9

waardering van de records die het archief vormen. Door middel van keuzes en de (her)afweging van waarden tijdens het proces, kan een gemeenschap een collectie vormen waarmee hun eigen geschiedenis wordt verteld en waarin hun eigen identiteit naar voren komt. Elke vormer en beheerder geeft hierin prioriteit aan andere criteria, waardoor het waarderingsproces elke keer wordt aangepast. Omdat community archives vaak uit gemarginaliseerde groepen ontstaan wordt er vaak gewaardeerd met het oog op identiteit en herinnering. Records die zijn ontstaan uit bedrijfsvoering en andere processen, die wel door archiefinstellingen worden geacquireerd, passen daar niet altijd in. Daarom zijn digital-born records, Twitter, oral history, meubels, audiovisueel materiaal, kledingstukken en zelfs boodschappenlijstjes, wat vaak door archiefinstellingen worden aangeduid als ephemeral, of vergankelijk, terug te vinden in de collectie van community archives. Hiermee zoeken community archive-vormers de grenzen op van de traditionele kaders binnen waardering en de hele archivistiek.33

De aanpak van Niu past hier goed in, omdat zij kiest voor een integratie van meerdere methoden dat geschikt zijn voor een grote diversiteit aan records. Daarnaast biedt het de ruimte om zelf een methode te ontwikkelen met de vier waarderingscriteria als basis. Eveneens bieden de vier criteria een maatstaaf om waarderingsprocessen gestructureerd in kaart te brengen.

Samenwerken

In dit onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen twee vormen van samenwerking tussen archiefinstellingen en community archives. Ten eerste de custodiale samenwerking, waarbij het community archive fysiek wordt geacquireerd en beheerd door de archiefinstelling. Dit is een benadering die voortkomt uit traditionele manier van archiveren van analoge archieven en records. 34

Daarnaast is er de post-custodiale samenwerking, waarbij het beheer en management van het archief op afstand gebeurt. Het archief wordt is niet fysiek aanwezig in de archiefinstelling, maar blijft bij de gemeenschap.

Custodiale samenwerkingen

Voor community archives heeft een custodiale samenwerking het voordeel dat de gemeenschap gebruik kan maken van de expertise van de archiefinstelling op meerdere vlakken. Dit is nodig omdat veel community archives vaak onvoldoende eigen middelen hebben om hun archief voor langere tijd duurzaam te bewaren. Caswell licht toe dat dit met name komt doordat na verloop van tijd de oorspronkelijke archiefvormers wegvallen. Het onderhouden van het archief wordt dat in een keer een stuk moeilijker en vraagt veel van de achtergebleven vrijwilligers en andere betrokkenen. Als community archives door de oorspronkelijke vormers gefinancierd werden, dient dit gat te worden opgevuld, en dat is lang niet altijd gemakkelijk.35 Daarnaast hebben archiefinstellingen vaak een groter

bereik en zichtbaarheid in de maatschappij. Via de kanalen die een archiefinstelling gebruikt, kan een gemeenschap ook hun verhaal aan een breder publiek presenteren.

Archiefinstellingen hebben andere redenen om te gaan samenwerken met community archives. Voor hen is het een kans om blinde vlekken in het archief dat ze reeds beheren op te vullen. Wakimoto, Bruce en Partridge stellen dat: “…to understand the reasons behind the creation and continued importance of [queer] community archives, archivists will be better positioned to take action to develop more inclusive places and be more reflective in their work.”36 Samenwerkingen met

community archives kunnen dus bijdragen aan een groter bewustzijn van gevestigde archieven over hun eigen collecties en kunnen daarop een inclusiever archief vormen. Flinn gaat een stap verder en argumenteert dat er een verantwoordelijkheid bij archiefsector ligt om actief op zoek te gaan naar

33 Bastian en Alexander, “Communities and Archives,” xxiii; Stevens, Flinn en Shepherd, “Whose memory,

whose archives,” 74.

34 Flinn, “Community Histories, Community Archives,” 168. 35 Caswell, “To be able to imagine otherwise,” 7.

(11)

10

representatie van de gehele samenleving binnen archieven en collecties. Anders is de kans groot dat de records en het materiaal verloren gaat en niet bewaard wordt.37

Er is ook kritiek op custodiale samenwerkingen tussen archiefinstellingen en gemeenschappen met betrekking tot community archives. Belinda Battley beschrijft hoe een community barrière tussen de gemeenschap en hun archief ontstaat, wanneer een community archive conform de vaste normen van een archiefinstelling wordt geacquireerd.38 De gemeenschap, dat verliest dan letterlijk de toegang en

het contact met hun eigen archief. De gemeenschap was het recordkeeping systeem waarbinnen het archief bestond. Want wanneer records niet langer worden gewaarborgd binnen het systeem, gaat de betekenis van deze records verloren.39 In dit geval is een custodiale samenwerking dus schadelijk voor

de het archief, de records en het recordkeeping system.

Flinn, Stevens en Shepherd stellen eveneens dat een dergelijke samenwerking, waarin community archives gebruik maken van de middelen van een archiefinstelling, bijna altijd leidt tot het verlies van autonomie en onafhankelijkheid voor het community archive.40 Het verhaal van de gemeenschap kan

in een slecht lopende samenwerking (deels) verdwijnen. Daarnaast wordt de samenwerking bemoeilijkt doordat community archives aan de eisen van de instelling en de eventuele geldschieter moeten voldoen, terwijl community archives tegelijkertijd de community dienen te representeren, wat volgens Flinn, Stevens en Shepherd vaak slecht te combineren valt.41 Echter sluiten een goede

samenwerking en het representeren van de gemeenschap elkaar niet uit. Wanneer de beide partijen voor een langere tijd duidelijke afspraken met elkaar maken over de vorming en het bewaren van het archief, zou dit niet in de weg moeten staan van het verhaal dat het archief over de gemeenschap vertelt.42

Postcustodiale samenwerkingen

De postcustodiale benadering van archiveren komt voort uit de grote toename van digital born records van de afgelopen twee decennia. Voor dit soort records werkt de custodiale benadering niet altijd. Dit heeft te maken met aard van digitale records. Digital born records die online zijn gevormd zijn vaak al gekopieerd en bewerkt voor ze door een archiefinstelling in een collectie worden opgenomen. Daarnaast bestaat een online records binnen een netwerk tot andere online records. Denk bijvoorbeeld aan Facebookpagina’s, waarop gebruikers kunnen reageren met hun eigen Facebook profielen en kunnen verwijzen in links naar andere pagina’s op het internet.43 Dit soort records zijn erg

gecompliceerd en passen vaak niet binnen de afgesloten en offline collectiebeheersystemen van archiefinstellingen. Een postcustodiale samenwerking zou voor de gemeenschap betekenen dat zij hun archief in eigen beheer houden, maar hulp van archiefinstellingen krijgen voor bijvoorbeeld het management. Dit heeft als voordeel dat de gemeenschap niet te maken heeft met het verlies van autonomie, zoals bij custodiale samenwerkingen wel kan voorkomen.

Shannon Lucky is echter kritisch en dat postcustodiale samenwerkingen op de lange termijn niet altijd even duurzaam zijn. Een archivaris kan bijvoorbeeld wel begeleiden bij het beheer van een community archive, maar wanneer de betrokkenen van dat archief wegvallen is het lastig het archief draaiende te houden. In dat geval zou een custodiale samenwerking toch een uitkomst kunnen bieden. Daarnaast 37 Andrew Flinn, “Community histories, Community archives: some opportunities and challenges,” Journal of the Society of Archivists 28, nr. 2 (oktober 2007): 154.

38 Belinda Battley, “Authenticity in places of belonging: community collective memory as a complex, adaptive

recordkeeping system,” Archives and Manuscripts 48, nr. 2 (2019): 62.

39 Battley, “Places of belonging,” 63.

40 Flinn, Stevens en Shepherd, “Whose Memories, Whose Archives?”80. 41 Ibidem 80.

42 Diana Wakimoto, Christine Bruce en Helen Partridge, “Archivist as activist: lessons from three queer

community archives in California,” Archival Science 13 (2013): 311.

43 Lydia Spotts and Andrea Copeland, “Issues with archiving community data,” in Participatory Heritage, ed.

(12)

11

kunnen er nog altijd spanningen ontstaan tijdens de samenwerking over de afspraken die zijn gemaakt. Daarnaast zijn duidelijke afspraken worden daarom ook als een essentieel onderdeel van de samenwerking gezien. De kans is anders groot, zo stellen Flinn, Stevens en Shepherd dat er spanningen ontstaan en dat de samenwerking stuk loopt..44 Eveneens stellen zij dat een samenwerking makkelijk

kan misgaan door de verschillende verwachtingen over de verantwoordelijkheden van de beide partijen. Dit kan komen door een verminderd respect tegenover de andere partijen, verschillende verwachtingen over beroepshouding of professionaliteit, of het niet erkennen van de ander zijn of haar vaardigheden en expertise. Daarnaast komen culturele insensitiviteit of zelfs racisme voor. Het is daarom niet vreemd dat community archives met een zeker wantrouwen naar archiefinstellingen en eventuele samenwerkingen kijken. Daartegenover staat wel de vergrote zichtbaarheid die een samenwerking met een archiefinstellingen kan bieden.45

Het lijkt dus niet eenvoudig om een vruchtbare samenwerking tussen een community archives en archiefinstellingen tot stand te brengen en duurzaam te laten voortduren. Verschillende factoren spelen een rol in het falen of slagen van een samenwerking. Goede afspraken over de samenwerking zelf, maar ook over de bewerking en het beheer van het archief, zijn hierbij van groot belang, zoals ook wordt bevestigd door Flinn.46 Community archives die het kunnen, werken vaak liever alleen. Dit gaat

niet op voor alle community archives, want sommige kiezen bewust voor een samenwerking. De archieven van de Canadese Artist-Run Centres (ARC) worden bijvoorbeeld beheerd door middel van een post-custodiale samenwerking met gevestigde archieven, zodat de archieven in eigen beheer blijven van de centra, waar ze ook het meest worden geraadpleegd. Echter helpt een professional dan wel met het op orde brengen van de collectie en beheer.47 Een postcustodiale benadering kan dat een

goede uitkomst bieden, omdat het archief dan niet is ondergebracht bij een instelling en in een gesloten systeem wordt beheerd. Daarentegen kan de archivaris een management rol vervullen voor archieven buiten de organisatie. Het archief is dan niet in fysiek beheer.48

44 Flinn, Stevens en Shepherd, “Whose memory, whose archives,” 80-81. 45 Ibidem, 80-81.

46 Flinn, “Community History, Community Archives,” 166.

47 Shannon Lucky, “Digital Archiving in Canadian artist-run centres,” in Participatory Heritage ed. Henriette

Roued-Cunliffe en Andrea Copeland (Londen: Facet Publishing, 2017): 169.

(13)

12

Methode

Voor dit onderzoek zijn de beide partijen van de samenwerking in een semigestructureerde vorm geïnterviewd. Interviews zijn een veel gebruikte methode om persoonlijke keuzes en afwegingen die zijn gemaakt binnen het waarderingsproces in beeld te brengen en te door te vragen naar persoonlijke ervaringen binnen de samenwerking. Wakimoto, Bruce en Partridge gebruikten een combinatie van archiefonderzoek en oral history-interviews om de geschiedenis van drie queer community archives te reconstrueren.49 Caswell et. al. gebruikten eveneens interviews voor hun onderzoek naar de

representatie van community archives in staat Californië in de Verenigde Staten. De onderzoekers kozen daar voor kwalitatieve, semigestructureerde interviews.50 De interviews vormen daarom een

belangrijk onderdeel van het onderzoek. Bepaalde informatie kan namelijk vaak niet op een andere manier verkregen worden. Er zijn drie belangrijke redenen om te kiezen voor interviews. Deze worden hieronder beschreven.

1. Op deze manier kan het waarderingsproces goed in kaart worden gebracht. Dit is een bewust, maar ook onbewust proces. Dit betekent dat personen die bij het waarderingsproces van het Maagdenhuisarchief betrokken zijn geweest ook onbewust invloed hebben gehad op de waardering van het archief. De bewuste en onbewuste keuzen die zijn gemaakt zijn beter te achterhalen door middel van interviews dan geschreven bronnen.

2. De interviews kunnen worden gebruikt om de samenwerking tussen twee partijen in kaart te brengen. Data hierover kan via schriftelijke overeenkomsten verzameld worden, maar dat geeft bijvoorbeeld geen inzicht in afwegingen die zijn gemaakt voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst. Verder wordt dan niet duidelijk wat de beide partijen van de samenwerking vinden en hoe ze erop terugkijken.

3. Ten slotte worden de interviews gehouden omdat de bezetting van het Maagdenhuis en de archiefvorming recentelijk hebben plaatsgevonden. Betrokken personen niet benaderen en interviewen zou daarom een gemiste kans zijn.

In totaal zijn drie personen benaderd, waarvan er uiteindelijk twee zijn geïnterviewd. De eerste persoon is de vanuit het Stadsarchief betrokken archivaris Mirjam Schaap. De tweede persoon is een van de archiefbewerkers en voormalig bezetter van het Maagdenhuis, Alexander Nieuwenhuis. Deze twee personen zijn gekozen om omdat ze allebei dicht betrokken zijn geweest bij het waarderingsproces van het Maagdenhuisarchief. De interviews zijn afgenomen met Skype omdat het vanwege de Coronamaatregelen niet verantwoord was om in persoon af te spreken.

De respondenten van de interviews worden bij naam genoemd omdat de personen al naar buiten zijn getreden over hun werk met het Maagdenhuisarchief. Zowel Wakimoto, Bruce en Partridge als Caswell et. al. kiezen ook om de respondenten van hun onderzoek niet te anonimiseren.51 Door niet te

anonimiseren hebben de interviews niet alleen een functie om data te verzamelen voor de reconstructie van een geschiedenis of proces, maar dienen zo ook om participanten hun stem te laten horen.52 Omdat de interviews zijn afgenomen bij leden van gemeenschap, die is ontstaan met een

eigen politiek doel, is dit een manier om symbolic annihilation te voorkomen. Dit speelt ook bij het Maagdenhuisarchief omdat het een community archive is dat samenwerkt met een grote instelling. Het bekendmaken van de namen van de geïnterviewden heeft daarnaast de functie dat het onderzoek reproduceerbaar is.53 Wanneer geschiedenissen en processen van community archives worden

gereproduceerd zijn de namen van het archief, zowel als de betrokkenen onderdeel van die geschiedenissen en processen. Hun namen weglaten is dan gelijk aan het weglaten van een deel van 49 Wakimoto, Bruce en Partridge, “Archivist as activist,” 299.

50 Caswell et al., “To be able to Imagine otherwise,” 10-11.

51 Wakimoto, Bruce en Partridge, “Archivist as activist,” 299; Caswell, et al., “To be able to Imagine

otherwise,”12.

52 Caswell et al., “To be able to Imagine otherwise,” 12. 53 Wakimoto, Bruce en Partridge, “Archivist as activist,” 299.

(14)

13

de onderzoeksuitkomsten, wat in dit scenario niet wenselijk is. Uiteraard is voorafgaand aan de interviews toestemming gevraagd om in het onderzoek de respondenten met naam te noemen. De interviews zijn niet als bijlagen bij het onderzoek gevoegd, maar zijn wel beschikbaar ter inzage.

Hoofdstukindeling

In het eerste hoofdstuk wordt de eerste deelvraag behandeld en besproken hoe het Maagdenhuisarchief is ontstaan. Verder wordt in het eerste hoofdstuk ingegaan op hoe de samenwerking tussen het Stadsarchief Amsterdam en de Maagdenhuisbezetters is ontstaan en welke verwachtingen beide partijen van de samenwerking hadden. In het tweede hoofdstuk wordt onderzocht welke afwegingen betreffende de waardering van het archief zijn gemaakt en wat daarin het verschil is tussen de twee producten. In het derde hoofdstuk wordt gekeken naar de invloed van de beschikbaarheid van middelen op de haalbaarheid van de waardering en ontsluiting van de twee verschillende projecten.

(15)

14

Hoofdstuk 1 Afstemming en Samenwerking

1.1 Waarderingscriteria en factoren

Niu’s vier criteria voor waarderingsmethoden vormen de basis voor de analyse van dit onderzoek. Per criterium wordt bekeken afwegingen er zijn gemaakt over de waardering van de inventaris en de website. Op deze manier ontstaat er een gestructureerd beeld van keuzen die in het waarderingsproces zijn gemaakt. De analyse van de twee producten functioneren daarnaast als aanvullend materiaal op de interviews.

De waarderingscriteria van Niu zijn als volgt:

1. Afstemming; de records die worden geselecteerd voor het archief of de collectie, dienen aan te sluiten bij het doel van de archiefvormers, maar de records dienen ook binnen het bereik van de beheerder te zijn.54

2. Waarden van digitale records; volgens Niu zijn hier meerdere factoren van toepassing die de waarde van records bepalen. Dit zijn:

1. Authenticiteit, betrouwbaarheid en integriteit 2. Bruikbaarheid, nuttigheid en toegankelijkheid 3. Uniekheid, diversiteit en representatie55

Niu geeft geen directe definities voor deze factoren. Dit gebeurt namelijk tijdens de waardering van het archief zelf. Definities zullen dus per instelling, community archive, archief of collectie verschillen.

3.

Kosten van beheer of reproductie; Niu stelt dat dit met name van toepassing kan zijn bij de waardering van onderzoeksdata.56 Als het bijvoorbeeld duurder is om data voor langere tijd te

bewaren, dat ze opnieuw te reproduceren, is het voor de beheerder van de data aantrekkelijk om voor de laatste optie te gaan.

4. Haalbaarheid: De haalbaarheid van een waarderingsproces en archiefbeheer is vooral afhankelijk van de technische capaciteit van de beheerder.57 Omdat niet elke archiefinstelling

voldoende middelen heeft om bepaalde soorten records te beheren, worden hier keuzen in gemaakt.

In dit hoofdstuk wordt, aan de hand van Niu’s eerste criterium, ingegaan op een drietal zaken om de eerste deelvraag van dit onderzoek te beantwoorden. Te weten de redenen van de bezetters om het archief te vormen (par. 1.1), de redenen voor het groepje de bezetters (par. 1.2) en het Stadsarchief (par. 1.3) om met elkaar te gaan samenwerken, de wederzijdse verwachtingen en de afspraken die zijn gemaakt over de samenwerking (par. 1.4). Dit wordt gekoppeld aan de literatuur, waarin wordt aangegeven dat samenwerkingen voor community archives vaak draaien om duurzaam bewaren, financiële middelen en zichtbaarheid. Voor gevestigde instellingen is het meer te doen om de inclusiviteit en diversiteit van hun eigen collecties.

1.2 De archiefvorming van het Maagdenhuisarchief

In deze paragraaf wordt ingegaan op redenen waarom de bezetters het Maagdenhuis archief hebben gevormd. Ten eerste werd het archief gevormd omdat de bezetters het historisch belang van de bezetting van het Maagdenhuis in zagen. De tweede reden was dat de bezetters het belangrijk vonden om hun eigen perspectief op de gebeurtenis vast te leggen. Door eerst de redenen van de 54 Niu, “Appraisal and Selection,” 71.

55 Ibidem, 72. 56 Ibidem, 72. 57 Ibidem, 73.

(16)

15

archiefvorming uiteen te zetten, ontstaat er duidelijkheid over de redenen om de samenwerking aan te met het Stadsarchief. Dit komt in de volgende paragraaf aan de orde.

De archiefvormers wilden het moment van de bezetting bewaren, maar merkten aan het einde van de bezetting dat ze niet veel tijd meer hadden om het te archiveren. Schrijver Alexander Nieuwenhuis, die vanaf het begin bij de bezetting betrokken was licht toe: “We zagen het als een soort historisch moment, waar we middenin zaten. Dit zagen we als een kans, zeker omdat we het gevoel hadden dat we niet alleen de universiteit aan het veranderen waren, maar ook de maatschappij. Het was een soort kantelpunt.”58 Deze uitspraak kenmerkt de urgentie die de archiefvormers op dat moment voelden.

Nieuwenhuis licht toe dat het verzamelen van materiaal op gang kwam tegen het einde van de bezetting: “We merkten dat het niet lang meer ging duren en dat we in een hoek werden gedrukt.” Nog voor de ontruiming is men toen begonnen met het verzamelen van materiaal voor de vorming van het archief. Dit deed men de archiving days te organiseren, om gevormde archiefrecords van de gemeenschap te verzamelen. De vormers zaten nog tijdens de bezetting aan een tafeltje met een spandoek die mensen opriep om materiaal in te leveren. De records die werden verzameld waren zowel analoog als digitaal kwam van verschillende makers, die op verschillende manieren bij de bezetting betrokken waren en tot de gemeenschap behoorden.

Het gevoel van urgentie bij het meemaken van een historisch significante gebeurtenis is vaak een reden voor community archives om materiaal te verzamelen en een archief te vormen. Sinds de jaren zestig zijn veel community archives gevormd rondom historische gebeurtenissen.59 Ook toen zag men

dat ze onderdeel waren van een belangrijke historische gebeurtenis en impact hadden op de maatschappij als geheel. Het materiaal dat tijdens de demonstraties en protestacties door de gemeenschap werd gecreëerd was voor hen het bewaren waard. De Occupy Wall Street-beweging die in 2011 Wall Street in New York bezette om te protesteren tegen de overheidssteun voor Amerikaanse banken tijdens de kredietcrisis van 2008, voelde hetzelfde. De slogan “We are the 99%”, weerspiegelde volgens de beweging het maatschappij brede gevoel van onvrede over de controle van een klein groepje machthebbers over de rest van de samenleving.60

De tweede reden voor het vormen van het archief was dat de bezetters bang waren dat hun perspectief op de bezetting verloren zou gaan. Wanneer dit perspectief er niet meer zou zijn, was men bang voor een eenzijdig verhaal en symbolic annihilation.61 Caswell vraagt zich af wat het betekent

wanneer een bepaalde groep niet gerepresenteerd wordt in archieven en geschiedenisboeken. Ze noemt het SAADA (South Asian American Digital Archive) als voorbeeld. Dat is opgericht omdat Zuid-Aziatische Amerikanen, die over de decennia heen veel hebben betekend voor de Amerikaanse politiek en maatschappij, uit de geschiedenis zijn weggelaten.62 Hun perspectief was onzichtbaar en kreeg geen

aandacht. Dit had als gevolg dat die delen van de geschiedenis vergeten werden. Het SAADA werd ook door Caswell en andere archiefprofessionals opgericht om hun eigen perspectief aan de buitenwereld te laten zien. Het bood zo een alternatief voor het materiaal en het verhaal in archiefinstellingen. Zuid-Aziatische Amerikanen kunnen dan zelf hun perspectief vormen en doorgeven, zonder de invloed van een gevestigde archiefinstelling. 63 Evenals bij het SAADA is het bewaren en doorgeven van hun eigen

58 Interview met Alexander Nieuwenhuis, 8 mei 2020. 59 Flinn, “Independent community archives,” 41.

60 Howard Besser, “Archiving aggregates of Individually Created Digital Content: Lessons from Archiving the

Occupy Movement,” Preservation, Digital Technology and Culture 42, nr. 1 (2013): 33.

61 Michelle Caswell, “Seeing yourself in history: and the fight against symbolic annihilation,” The Public Historian 36, nr. 4 (november 2014): 27.

62 Caswell, “Seeing yourself in history,” 27. 63 Ibidem, 27-28.

(17)

16

perspectief en het tegengaan van symbolic annihilation was dit voor de bezetters eveneens een reden om het archief te vormen.

Met een eigen archief werd het mogelijk om vanuit de gemeenschap een eigen narratief naar buiten te brengen, of zoals Nieuwenhuis dat omschrijft; “…het verhaal van binnenuit.” waarbij personen en groepen die bijvoorbeeld in de media niet aan het woord kwamen, wel worden gezien en de kans krijgen hun verhaal te doen. Mirjam Schaap, die de bezetters begeleidde, legt uit dat de bezetters vonden dat het verhaal in de media over de acties eenzijdig en niet compleet was. De focus lag veel op grote evenementen en slechts een paar personen met wie de pers steeds sprak. Dit was geen representatieve weergave van het protest. Tevens raakten andere aspecten van het protest, zoals de University of Colour, een groepering die zich inzette voor dekolonisatie van de universiteit, op de achtergrond.64

Voor de bezetters waren er dus twee redenen om het community archive te vormen. Ten eerste omdat zo het historisch belang van de bezetting inzagen en daarom vonden dat materiaal over de gebeurtenis het bewaren waard was. Evenals bij de archiefvorming van de Occupy-beweging wilde het groepje bezetters dan hun verhaal en hun perspectief niet zou worden vergeten. Ten tweede omdat men bang was dat, zonder Maagdenhuisarchief, hun perspectief op de bezetting zou verdwijnen en er slechts een eenzijdig beeld zou overblijven van de gebeurtenis. De bezetters van het Maagdenhuis passen daarmee in een trend die door Flinn al wordt aangeduid als redenen voor archiefvorming door gemeenschappen.65

1.3 Redenen voor de bezetters om samen te werken

Voor community archives is het vaak een uitdaging om voldoende financiële middelen te vinden om onafhankelijk te kunnen opereren, zonder hulp van gevestigde archieven. Onafhankelijk blijven is mede daarom voor veel community archives geen optie. In de literatuur wordt echter het beeld geschetst van community archives die het wel lukt om onafhankelijk te blijven. Het SAADA is daar een voorbeeld van. In haar artikel benadrukt Caswell hoe het digitale archief zonder hulp van instellingen is opgericht en draaiende wordt gehouden door vrijwilligers en studenten. Financiële middelen noemt ze enkel tijdens de oprichting van het archief, toen alle betrokkenen honderd dollar uit eigen zak bijdroegen.66 Deze zelfverkozen onafhankelijkheid is niet voor alle community archives mogelijk en

veel besluiten toch hun onafhankelijkheid (ten dele) op te geven en een samenwerking aan te gaan met een archiefinstelling. Simpelweg omdat het nou eenmaal niet gemakkelijk is een archief te vormen en te ontsluiten zonder voldoende middelen.

Ook voor de bezetters van het Maagdenhuis was het niet mogelijk om onafhankelijk te blijven om bovenstaande reden. Nieuwenhuis legt uit dat de samenwerking met het Stadsarchief een uitkomst bood omdat er zo middelen beschikbaar kwamen, waaruit de archiefvormers betaald kregen en het archief kon worden gevormd. Wanneer deze er niet geweest waren, was het voortbestaan van het archief onzeker geweest. Daarnaast was duurzame bewaring een belangrijke factor geweest om te gaan samenwerken met een archiefinstelling. “Ik weet niet of de digitale collectie op de website over vijf jaar nog in de lucht is, maar ik weet wel zeker dat de collectie bij het Stadsarchief voor honderd jaar of langer goed bewaard blijft”, aldus Nieuwenhuis. Ook Flinn stelt dat controle en eigenaarschap over community archives vanuit de gemeenschap zelf moet komen.67 Echter hadden Nieuwenhuis en

de andere bezetters al door dat het behouden van onafhankelijkheid en niet gaan samenwerken geen 64 Interview met Mirjam Schaap, 29 april 2020.

65 Flinn, “Independent Community Archives,”41. 66 Caswell, “Seeing yourself in history,” 27.

(18)

17

optie was wanneer ze het archief duurzaam wilden bewaren. De praktijk werkt hier dus anders dan de literatuur doet voorkomen.

De bezetters van het Maagdenhuis wilden ook samenwerken met het Stadsarchief Amsterdam, omdat zij op deze manier het archief duurzaam wilden bewaren. Dit obstakel werd ook erkend door de vormers van het digitale archief van de Occupy-beweging. Toen de protesten in New York ten einde kwamen, merkte een groep alumni van de University of New York op dat veel digitaal materiaal dat door de beweging was gemaakt verloren zou gaan, wanneer het niet permanent beheerd zou worden op een veilige plek. Er werd daarop samengewerkt met de leden van de beweging om materiaal gereed te maken en zo duurzaam mogelijk te bewaren.68 Bij de bezetters van het Maagdenhuis kwam het

initiatief niet vanuit een gevestigde instelling of archiefprofessionals zoals in New York, maar eerder vanuit de gemeenschap zelf. Alexander Nieuwenhuis stelt dat de eerste prioriteit van de archiefvormers was dat het archief voor eeuwig bewaard moest worden. Dit kon niet op een website die permanent onderhouden moest worden tegen hoge kosten, maar wel bij het Stadsarchief. De twee voornaamste redenen om voor het groepje bezetters om te gaan samenwerking met een archiefinstelling waren het volgende: Ten eerste beschikten ze niet over de financiële middelen om onafhankelijk te blijven. Ten tweede wilden ze dat het Maagdenhuisarchief duurzaam en langdurig bewaard zou blijven, maar van mening waren dat ze daar zelf niet toe in staat zouden zijn. De literatuur laat zien dat er vaak over de financiële moeilijkheden van community archives wordt geschreven, zoals de archiefvormers van het Maagdenhuisarchief dat ook ervoeren. Echter worden in de voorbeelden die worden aangehaald vaak onafhankelijke community archives getoond. Community archives die samenwerkingen aangaan met gevestigde archieven komen daarom weinig voor in de theorie, maar voor de praktijk geldt dat niet altijd.

1.4 Redenen voor het Stadsarchief om samen te werken

In deze paragraaf wordt ingegaan op de voornaamste redenen van het Stadsarchief om een samenwerking aan te gaan met de archiefvormers en bezetters van het Maagdenhuisarchief. Ten eerste zag het Stadsarchief de samenwerking als een kans om een nieuwe invulling van het archief en van de archivaris bij het verwerven van digitale particuliere archieven verder uit te werken. Dit kwam voort uit het schetsboek Documenteren van de Samenleving, wat in 2015 werd uitgebracht.69 Het

Schetsboek is het eindresultaat van verschillende archiefateliers om archivarissen bij te spijkeren en om te brainstormen over de snel veranderende digitale wereld en de rol van de archivaris binnen die wereld. Mirjam Schaap had eveneens meegewerkt aan deze ateliers en wilde dit in de praktijk gaan toepassen. Ten tweede wilde het Stadsarchief de bezetting vastleggen als een belangrijke historische gebeurtenis van de stad, wat paste binnen de hotspotmonitor, die op dat moment vorm begon te krijgen.

De nieuwe invulling van de rol van archivaris kwam voort uit de archiefateliers. Deze werden georganiseerd om deelnemende Nederlandse archieven en archivarissen anders te laten denken over de verwerving van particuliere digitale archieven. Archivaris Laura Millar, stelt in haar bijdrage aan het Schetsboek dat: “… the essence of archival service is to acquire, preserve, and make available the documentary evidence of society’s communications, actions, and transactions. That documentary evidence was, for centuries, a tangible entity: a physical item that had to be managed in a particular geographic location. The uniqueness of the item was intricately connected to its placement within an aggregation of materials, all of which were bound together by the integrity of their collective content, 68 Besser, “Archiving the Occupy Movement,” 34.

69 Els van den Bent, ed., Schetsboek Documenteren van de Samenleving: de rollen van een archivaris; denken en doen (Den Haag: Stichting Archiefpublicaties, 2015).

(19)

18

context, and structure. Archivists do not collect single items; we acquire accumulations of materials, ideally through some formal process of transfer from creating agency to storage room.”70Hiermee

onderschrijft zij de transformatie waar de archiefwereld zich momenteel in bevindt en waar het Stadsarchief vorm aan probeerde te geven door de samenwerking met de bezetters. De voorheen gangbare tastbare records maken nu plaats voor digitale records en archieven moeten zich daarop aanpassen.

Het stadsarchief besloot deze overgang van analoog naar digitaal op te pakken door middel van het raamwerk van de wild frontier van Costis Dallas.71 Daarin kan de archivaris vier verschillende rollen

vervullen. Ten eerste is dat de rol van beheerder en controleur van archieven met een hoog risico. Ten tweede is dit de rol van adviseur voor organisaties die zelf willen archiveren. Beheer is hierbij niet noodzakelijk. Ten derde kan de archivaris een rol vervullen als mede ontwikkelaar van praktische hulpmiddelen die in de samenleving kunnen helpen met het creëren van betrouwbare en authentieke digitale records. Ten slotte kan de archivaris helpen met het vergroten van het bewustzijn in de samenleving voor digitale archivering.72 Het Maagdenhuisarchief valt hier samen met de tweede rol

en het Stadsarchief kon zich in de samenwerking gaan opstellen als adviseur voor de bezetters en hen op die manier begeleiden met het bewerken van het archief.

Voor het Stadsarchief was dit een nieuwe manier van samenwerken. Voorheen participeerde het Stadsarchief in samenwerkingsverbanden namelijk vanuit de eerste en de derde rol: particuliere archieven (analoog of digitaal) werden in huis gehaald door middel van verwerving, maar het archief moest wel door de archiefvormers zelf worden bewerkt. Hiervoor was een handboek voor particuliere archieven, waarin richtlijnen waren opgesteld voor het juist bewerken en ontsluiten van het archief. Een samenwerking waarin meer een adviseursrol werd ingevuld was dus nieuw voor het Stadsarchief en werd gezien als een experiment. Echter was het wel vanaf het begin de bedoeling dat het archief over de Maagdenhuisbezetting in de collectie van het Stadsarchief zou worden opgenomen. Hiermee werd dus niet alleen de experimentele adviseursrol gebruikt, maar vervulde het Stadsarchief nog steeds de rol van beheerder en controleur van archieven, dat ui een custodiale benadering voortkomt. De tweede reden waarom het Stadsarchief wilde samenwerken met de bezetters van het Maagdenhuis was dat het stadsarchief een representatieve en inclusievere collectie van belangrijke gebeurtenissen in de samenleving wilde hebben. Hiervoor hadden ze een hotspotmonitor ingericht, waarin gebeurtenissen worden opgenomen die een grote impact hebben op de Amsterdamse samenleving. Gevestigde archieven hebben vaak onbewust minder bekende verhalen van community archives of andere gemeenschappen gemarginaliseerd. Joan Schwartz en Terry Cook stellen dat: “…that some can afford to create and maintain records and some cannot; that certain voices thus will be heard loudly and some not at all; that certain views and ideas about society will in turn be privileged and others marginalized.”73 Het is dus niet altijd vanzelfsprekend voor gevestigde archieven zoals het Stadsarchief

om stemmen van gemarginaliseerde groepen te herkennen en te verwerven voor hun collecties. De hotspotmonitor wordt door het Stadsarchief gebruikt om belangrijke gebeurtenissen in de stad aan te merken voor permanente bewaring, ook wanneer deze gebeurtenissen zijn voorgevallen binnen gemarginaliseerde groepen.

70 Laura Millar, “What is the Role of the Archivist in Documenting a Society in an Society that is Increalingly

Documenting Itself?” in Schetsboek Documenteren van de Samenleving: de rollen van een archivaris; denken en

doen, ed. Els van den Bent (Den Haag: Stichting Archiefpublicaties, 2015): 26.

71 Costis Dallas, “Digital Curation beyond the “Wild frontier”, a pragmatic approach,” Archival Science 16 (2016). 72 Laura Millar, “Role of the Archivist,” 27-33.

73 Joan Schwartz en Terry Cook (2002) “Archives, records and power: the making of modern memory,” Archival Science 2, nr. 1 (2002): 14.

(20)

19

1.5 Wederzijdse verwachtingen en afspraken over de samenwerking

In deze paragraaf wordt besproken welke verwachtingen er leefden bij de samenwerkingspartijen en hoe er op basis van deze verwachtingen tussen het Stadsarchief en de bezetters van het Maagdenhuis afspraken werden gemaakt over de bewerking van het Maagdenhuisarchief.

Concreet gezien zijn er vijf afspraken gemaakt tussen het Stadsarchief en de bezetters. De eerste drie afspraken gaan over het formaat en de metadata van de records die in het archief worden opgenomen.74 Deze zijn belangrijk voor de waardering van het archief en daar wordt in het tweede

hoofdstuk verder op ingegaan. De vierde afspraak heeft betrekking op het samenwerkingsproces. Er werd afgesproken dat twee van de archiefvormers elke vrijdagochtend tegen een vergoeding het archief op het Stadsarchief zouden komen bewerken. Daarbij zouden ze hulp krijgen van een professionele archivaris, Mirjam Schaap. Ten slotte werd er afgesproken dat het bewerkte archief op termijn overgedragen zou worden aan het Stadsarchief, waarna het via het collectiebeheersysteem toegankelijk werd gemaakt voor gebruikers. Deze afspraken werden vastgelegd in een intentieverklaring, waar beide partijen mee akkoord zijn gegaan.

De afspraken die in de intentieverklaring zijn opgenomen waren een experiment voor het Stadsarchief. Het Stadsarchief verwachtte dus dat het Maagdenhuisarchief na bewerking zou worden overgedragen, waarna het Stadsarchief de beheerder van het archief zouden worden en dus een custodiale taak zouden krijgen.. Hier was echter geen termijn over afgesproken. Mirjam Schaap legt uit dat het voor het Stadsarchief een sprong in het diepe was: “We gingen wel met ze aan de slag, maar we hadden natuurlijk totaal geen zekerheid over wat er aan het einde van het traject uit zou komen.” In de inleiding is reeds toegelicht dat een custodiale aanpak past bij gevestigde instellingen, waarbij zij archieven beheren en ontsluiten naar eigen inzicht. Dit betekent dat zij binnen hun meer traditionele opvattingen van archiveren, een experiment wilden uitvoeren dat om een nieuwe invulling vraagt van de rol van archivaris, zoals is uitgelegd in de vorige paragraaf. Het experiment is nog niet geslaagd, het archief is namelijk nog niet overgedragen, omdat de verwachtingen van het Stadsarchief teveel van een traditionele custodiale situatie uitgingen en niet van de idealen en participatieve aspecten van het Maagdenhuisarchief en de archiefvormers.

De archiefvormers van het Maagdenhuisarchief hadden aanvankelijk de verwachting dat zij een participatief archief binnen de muren van het Stadsarchief konden oprichten. Dit was echter niet mogelijk omdat het collectiebeheersysteem van het Stadsarchief daarin niet kan faciliteren. Daarnaast wilde het Stadsarchief geen aparte website in de lucht houden waarop dat wel mogelijk was. De archiefvormers besloten daarop een eigen website te bouwen waarop het archief op een participatieve manier ontsloten kon worden en gebruikers van het archief zelf records konden uploaden. Deze website zou naast het archief in het Stadsarchief bestaan en voor een groot deel dezelfde collectie hebben.75 De bezetters zochten dus niet alleen naar een custodiale samenwerking,

waarin zij hun archief langdurig en duurzaam wilden bewaren, maar ook een participatief archief, dat aansloot bij hun idealen van representativiteit en inclusiviteit.

De bezetters verwachtten dat het archief binnen een korte tijd gevormd zou zijn en online kon worden geplaatst. Voor de website wilden zij in plaats van een mappenbeschrijving, een stukbeschrijving. Hier wordt verder op ingegaan in hoofdstuk 2. Daarnaast wilde men participatieve elementen inbouwen waarmee leden van de gemeenschap zelf records kunnen uploaden en toevoegen aan het archief. Dit

74 Blom en Schaap, “Van protestactie tot archief,” 16. 75 Blom en Schaap, “Van protestactie tot archief,” 16.

(21)

20

past goed bij het model van het community archive en ook naar het streven van de bezetters om een inclusief en representatief archief te vormen.

Echter bleek in werkelijkheid dat de website en de bijbehorende inventaris met beschrijvingen op stukniveau niet gemakkelijk gevormd kon worden. Alexander Nieuwenhuis geeft aan dat hij had verwacht dat de vormers in een paar maanden klaar zouden zijn, maar inmiddels is het vijf jaar later en het archief is nog steeds niet volledig beschikbaar en ontsloten. Daarnaast zijn er niet voldoende middelen om alle participatieve elementen in het archief op te nemen. De website is nog niet klaar en volledig ontsloten, evenals het digitale archief bij het Stadsarchief. De verwachtingen van de bezetters zijn dus niet uitgekomen, waardoor zowel de website als het archief bij het Stadsarchief niet volledig afgerond zijn.

De uitkomst van de samenwerking laat zien dat de verschillende verwachtingen van de twee partijen en de afspraken omtrent de samenwerkingen niet voldoende op elkaar waren afgestemd. Het Stadsarchief ging uit van een meer conventionele bewerking van het archief, waarna een overdracht zou plaatsvinden en zij het archief zouden beheren. De bezetters zagen echter ook hun kans om het archief naar eigen inzicht op een website te ontsluiten. Voor de bezetters had dit te maken met hun eigen idealen en wellicht ook de weinige ervaring die zij hadden als archiefvormers. Hun verwachtingen op een relatief snelle archiefvorming en bewerking kwamen daarom niet uit. Dit heeft geresulteerd in twee producten, die beiden incompleet en niet volledig ontsloten zijn. Ten eerste is dat het digitale archief dat bij het Stadsarchief zou worden ondergebracht. Ten tweede is dat de website die volledig doorzoekbaar en participatief had moeten zijn, ook dat is niet gelukt.

In de literatuur wordt duidelijk dat samenwerkingen tussen community archives en gevestigde archieven wel degelijk kunnen slagen, wanneer de afspraken en verwachtingen tussen de beide partijen duidelijk zijn.76 Een voorbeeld van samenwerkingen tussen archiefprofessionals en community

archives is het No Gun Ri Digital Archive. Dit is een community archive dat aandacht besteedt aan een massamoord op vluchtelingen tijdens de Koreaoorlog in 1950. De gebeurtenis was bijna een halve eeuw uit de geschiedenis weggelaten en door het community archive project moest het weer onder de aandacht worden gebracht. 77 Het materiaal voor het archief werd bewaard in het No Gun Ri Peace

Park and Museum. Anders dan bij het Maagdenhuis werd hier een extern team van archivarissen voor gevormd en hielpen mensen uit de gemeenschap niet actief mee met het vormen van het archief. Donghee Sinn, die meewerkte aan het project, beargumenteert dat dit niet noodzakelijk was omdat het verspreiden van kennis over archiveren niet het doel was van het project. Het doel was om de belangrijkste records te identificeren en te digitaliseren om ze permanent te bewaren.78

Door de duidelijke verwachtingen en onderlinge afspraken tussen de samenwerkende partijen van de No Gun Ri gemeenschap en de archiefprofessionals was het duidelijk welke uitkomst de samenwerking zou hebben. De archiefprofessionals die het No Gun Ri community archive bewerkten, deden dit zonder actieve hulp van de gemeenschap. Deze werd er alleen bij betrokken voor het oral history project dat onderdeel was van het archief. Hier werden aparte afspraken over gemaakt met een lid van een prominente familie van de gemeenschap. Verder bewerkten de archivarissen het analoge en digitale archief naar eigen inzicht. De verwachting bestond niet dat de gemeenschap een grotere rol

76 Flinn, “Independent community archives,” 42.

77 Donghee Sinn, “No Gun Ri Digital Archive: Challenges of archiving memory for a historically marginalized

incident,” in Participatory Heritage, ed. Henriette Roued-Cunliffe en Andrea Copeland (London: Facet Publising, 2017): 105.

(22)

21

zou spelen dan ze al deed. Men vertrouwde er op dat de archivarissen wisten wat ze deden en dat ze de gemeenschap goed zouden representeren in het community archive.79

1.6 Conclusie

De reden tot archiefvorming van het maagdenhuisarchief vallen samen met het doel van veel gemeenschappen om hun verhaal door middel van een community archive naar buiten te brengen. Het Maagdenhuisarchief werd daarom gevormd door de gemeenschap en voor de gemeenschap. Voor veel community archives is het de realiteit dat de gemeenschap het archief niet zelfstandig kan onderhouden, zo ook voor het Maagdenhuisarchief. Een samenwerking met een archiefinstelling was daarom een optie.

Het Stadsarchief had eigenlijk een dubbele agenda om te gaan samenwerken met de Maagdenhuisbezetters. Ten eerste wilde men het archief acquireren om het Stadsarchief representatiever te maken en blinde vlekken in de collectie op te vullen. Ten tweede werd deze samenwerking als experiment gezien om te kijken hoe andere eventuele samenwerkingen met community archives in de toekomst vorm kunnen krijgen.

Duidelijke afspraken zijn essentieel voor samenwerkende partijen om de samenwerking te laten slagen. Wanneer deze afspraken niet duidelijk zijn, is de kans groot dat de samenwerking stuk loopt op meningsverschillen tussen de twee partijen. De afspraken tussen het Stadsarchief en het groepje bezetters bleken echter minimaal te zijn en enkel gebaseerd op een intentieverklaring om het archief na bewerking aan het Stadsarchief over te dragen. Veel meer staat er niet in. Deze vrijheid wat betreft afspraken zorgde voor het ontstaan van het tweede product, de website

Maagdenhuis2015.com, dat los van het Stadsarchief gevormd is.

Daarnaast mocht het groepje bezetters relatief vrij van restricties bepalen hoe het archief bewerkt zou worden. Dit paste in het experimentele aspect van de samenwerking, waar het Stadsarchief zo trots op was. Echter hebben deze vrije afspraken ook een keerzijde. Zonder duidelijke afspraken, zoals Flinn al stelde, weten partijen niet wat ze van een samenwerking kunnen verwachten. In de laatste paragraaf bleken deze namelijk al uit elkaar te liggen. Daarnaast kunnen het ontbreken van afspraken over de waardering van het archief ertoe leiden dat de benadering hiervan te ver uiteen ligt, wat de samenwerking vermoeilijkt. In het volgende hoofdstuk wordt dit verder onderzocht.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De inzet van ervaringsdeskundigheid in het onderwijs wordt van binnenuit, niet van buitenaf, geïntroduceerd: docenten en onderzoekers die de noden van mensen, en hun eigen

To achieve this aim, the following objectives were set: to determine the factors that play a role in the pricing of accommodation establishments; to determine

de vraag ‘waar kan wat’, een dualistische plattelandsvisie met ML een overzichtelijk beeld geeft, met perspectief voor een beperkt en geordend gevecht om de ruimte tussen

Dit onderzoek heeft opgeleverd dat Oriëntals heel goed een warmwaterbehandeling bij 41°C kunnen verdragen mits de bollen gedurende 4 dagen bij 20°C worden bewaard voor en na de

Maatregel Om de aanvoercapaciteit van zoetwater voor West-Nederland te vergroten wordt gefaseerd de capaciteit van de KWA via zowel Gouda als Bodegraven uitgebreid.. Dit

Voor enkele onderwerpen werden de verbeter- mogelijkheden geschetst aan de hand van korte pitches: over de implementatie van richtlijnen door Menno Tusschenbroek (LPGGZ);

Om een keuze te kunnen maken tussen verscheidene tracés voor een wandelpad en een fietspad zijn een aantal criteria gehanteerd, waaraan paden en bezoekers van het gebied zullen

Veel van dit materiaal is heden ten dage voor de bouw in- teressant; tras, gemalen tuf is zeer geschikt als specie voor waterdicht metselwerk.. Bims, puimsteenkorrels tot