• No results found

Plan van aanpak voor houtmobilisatie bij particuliere boseigenaren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Plan van aanpak voor houtmobilisatie bij particuliere boseigenaren"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Plan van Aanpak voor

houtmobilisatie bij

(2)

Colofon

Titel PLAN VAN AANPAK VOOR HOUTMOBILISATIE BIJ PARTICULIERE

BOSEIGENAREN

Voor Innovatieve technologie in beheer en oogst van houtige biomassa (InTohout, TEBE214007)

Datum juni 2016

Auteurs Sandra Clerkx (Alterra)

Patrick Reumerman (BTG) Mart-Jan Schelhaas (Alterra) Rik te Raa (BTG)

Contact BTG Biomass Technology Group BV

Postbus 835 7500 AV Enschede T. +31 (0)53 486 1186 W. www.btgworld.com E. secretariaat@btgworld.com Alterra Postbus 47 6700 AA Wageningen T: +31 317 480 700 W:www.wageningenur.nl/nl/Expertises-Dienstverlening/Onderzoeksinstituten/Alterra.htm

(3)

INHOUD

Samenvatting: Plan van Aanpak ... 1

1. Inleiding ... 2

2. achtergronden... 4

2.1 Conclusies enquête boseigenaren Twente/Salland ... 4

2.2 Beleid van afgelopen decennia ter verhoging van houtoogst ... 7

2.3 Resultaten ...10

2.4 Initiatieven tot collectieve houtoogst...11

2.4.1 Full service concept ...11

2.4.2 Succesvolle collectieven ...12

2.4.3 Andere projecten...13

2.5 Conclusies van enquête en acties uit het verleden...15

3. Plan van Aanpak: Acties...17

3.1 Algemene opzet van het plan van aanpak...17

3.2 Kennis/voorlichting...18

3.3 Samenwerking...20

3.4 Verbetering van de financiële opbrengsten/rendement...22

3.5 Inschatting extra houtoogst naar aanleiding van het actieplan...25

3.6 Tijdpad en kosten ...26

(4)

SAMENVATTING: PLAN VAN AANPAK

Inleiding

In Nederland bestaat 11% van het oppervlak uit bossen. Deze bossen vervullen belangrijke functies, zoals recreatie, bron van biodiversiteit en leverancier van grondstoffen voor bio-energie en de bioeconomie. Daarnaast passen bossen in de cultuur en tradities van Nederland.

De houtoogst in Nederland is laag – ongeveer de helft van de jaarlijkse bijgroei – en redelijk constant. Diverse (overheids)acties in de afgelopen 20 jaar hebben hier geen verandering in gebracht. Het is belangrijk om de houtoogst te verhogen vanwege de positieve effecten op de staat van het Nederlandse bos en vanwege de toekomstige grotere vraag naar hout. Uit een recente enquête onder particuliere boseigenaren in Twente is gebleken dat de helft van deze eigenaren – goed voor 2/5 van het bos in Twente – niet oogst. Daarnaast is ook gebleken dat een belangrijk deel van deze eigenaren bereid is te oogsten als de omstandigheden zouden verbeteren. In dit Plan van Aanpak zijn een aantal acties opgesteld met als doel de houtmobilisatie onder particuliere eigenaren te verhogen.

Acties plan van aanpak

Acties die voorgesteld worden in dit Plan van Aanpak zijn:

 Voorlichting aan particuliere eigenaren, omdat gebrek aan kennis één van de barrières is die genoemd worden door de eigenaren zelf.

 Stimuleren van samenwerking, omdat projecten uit het verleden hebben laten zien dat lidmaatschap van een collectief een effectieve manier kan zijn om particuliere eigenaren te activeren.

 Verbeteren van de financiële opbrengsten van bosbeheer en houtoogst blijkt ook voor een deel van de eigenaren belangrijk te zijn.

Om deze acties uit te voeren wordt voorgesteld om een “houtmobilisatiecoördinator” aan te stellen voor een periode van drie jaar. Deze persoon kan de eerder genoemde voorlichting initiëren, samenwerkingsverbanden steunen en helpen met het verspreiden van succesverhalen. Flankerend hieraan kunnen een aantal beginnende collectieve samenwerkingsverbanden gesteund worden, waarbij zoveel mogelijk uitgegaan zal worden van bestaande organisaties/structuren. Tot slot is onderzoek naar de geschiktheid van het huidige subsidiesysteem en naar de resultaten van houtmobilisatie belangrijk.

Kosten en opbrengsten

De totale kosten van het Plan van Aanpak zijn ca. 1 miljoen Euro voor een periode van drie jaar. Bij succesvolle uitrol kan – naar eerste inschatting – bijna 275.000 m3 hout per jaar extra geoogst worden.

(5)

1.

INLEIDING

Ongeveer 11% van het Nederlandse grondoppervlak is bos. Dit is in vergelijking met veel andere gebieden in Europa (en de wereld) relatief weinig, maar de totale hoeveelheid bos is in de afgelopen dertig jaar wel licht toegenomen.

Ondanks het relatief beperkte oppervlak vervult bos in Nederland een aantal belangrijke functies. De Nederlandse bossen zijn een bron van een veelheid aan flora en fauna en zijn in die zin een bron van biodiversiteit. Bossen zijn (zeer) belangrijk voor recreatie en veel bezoekers, eigenaren en andere belanghebbenden hechten aan de esthetiek,

natuurwaarden, cultuur en tradities die hierbij passen.

Bossen hebben daarnaast een rol bij de opslag van CO2, hebben een regulerende functie voor wat betreft het klimaat, werken als (fijn)stoffilter en hebben een functie bij de afvoer van water. Regelmatige oogst uit bossen zorgt ervoor dat er hoogwaardig hout beschikbaar is voor producten en de aanlevering van materiaal voor productie van duurzame bio-energie en – in de toekomst – biomaterialen.

De oogst van bos uit Nederland staat al geruime tijd onder druk. De meest recente cijfers laten zien dat de oogst slechts 46,5% is van de lopende bijgroei (Probos, 2014), nog onder het – al lage – Europese gemiddelde van 60%. Verhoging van de houtoogst is gewenst vanwege betere zelfvoorziening en de verwachte toename van de vraag door de bioeconomie en voor bio-energie. Daarnaast zorgt de te lage oogst ervoor dat het Nederlandse bos steeds ouder wordt, waardoor de hoeveelheid koolstof die elk jaar vastgelegd kan worden afneemt. Te weinig oogst kan daarnaast leiden tot verlies aan biodiversiteit (Muys et al., 2013).

Particuliere eigenaren hebben 32% van het bos in bezit en algemeen wordt aangenomen dat ze weinig oogsten. Om dit nader te onderzoeken is er in het kader van het project InToHout een enquête gehouden onder alle particuliere eigenaren in Twente. Uit deze enquête is inderdaad gebleken dat een groot deel (ca de helft) van alle particuliere boseigenaren niet oogst. Qua oppervlak is dat waarschijnlijk ruim de helft van het bosoppervlak in Twente (Clerkx et al., 2016).

Dit Plan van Aanpak is opgesteld door Alterra en BTG, en is bedoeld om de mobilisatie van hout te bevorderen. Het is geschreven in het kader van het project “Innovatieve

technologie in beheer en oogst van houtige biomassa”, kortweg InTohout (RVO nr. TEBE214007).

Het Plan maakt gebruik van resultaten van de enquête onder Twentse boseigenaren, maar heeft een nationaal karakter. Dit Plan van Aanpak zal ook ingebracht worden binnen het Actieplan Bos en Hout dat momenteel (juli 2016) opgezet wordt.

(6)

De structuur van het rapport is als volgt: eerst wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de oorzaken van de achterblijvende oogst bij kleine eigenaren. Er is een recente, uitgebreide enquête gehouden die hier licht op werpt, daarnaast zijn er in het verleden diverse acties/beleidsvoornemens geweest met als doel het verhogen van de houtoogst. In hoofdstuk 3 wordt een plan van aanpak gepresenteerd.

(7)

2.

ACHTERGRONDEN

2.1

Conclusies enquête boseigenaren Twente/Salland

Onderzoek onder boseigenaren in Twente/Salland heeft tot de volgende inzichten geleid (Clerkx et al., 2016).

Bosoppervlak

Het totale bosoppervlakte in Twente bedraagt 21.847 ha. 3029 boseigenaren hebben een enquête ontvangen. Samen bezit deze groep 16.073 ha. Hieruit blijkt dat het percentage bos dat in handen van particuliere boseigenaren is in Twente vrij hoog is.

Kenmerken eigenaren

De typische particuliere boseigenaar is tussen de 50 en 70 jaar oud en woont vrijwel altijd in Twente, en in veel (80%) gevallen op korte (minder dan 5 km) afstand van zijn bos. Van de eigenaren bezoekt 40% wekelijks het bos en 17% maandelijks. 4% komt er nooit. 5% heeft een opleiding op het gebied van bosbouw of als hovenier.

Ruim de helft van het bosareaal is door overerving in bezit gekomen, soms hebben de erven daar zelf nog wat bos bijgekocht. Er zijn in aantal meer eigenaren die het bos hebben gekocht dan eigenaren die via overerving in bezit van het bos zijn gekomen, maar de gemiddelde grootte van het gekochte bosbezit is kleiner dan wat door overerving is verkregen. Ruim de helft van de eigendommen zullen in bezit van de familie blijven. De helft van de eigenaren noemt zich een hobby-eigenaar. Zij bezitten samen 38% van het bosareaal, terwijl bijna een derde van het bosareaal in handen is van een passieve

boseigenaar. De passieve boseigenaren vormen samen een kwart van alle respondenten. Slechts 22% van het bos wordt beheerd door een betrokken eigenaar of een ervaren bosbouwer.

Voor 33% van het Twents bosareaal buiten de grote terreinbeherende organisaties wordt subsidie aangevraagd. De particuliere boseigenaar weet meestal niet welke regelingen er zijn en vraagt zich af of ze er wel voor in aanmerking komen. 12% heeft een beheerplan en metingen aan voorraad en bijgroei wordt door 8% van de eigenaren gedaan.

Oogstgedrag eigenaren

In 35% van het bos van de kleinere particuliere en publieke boseigenaren wordt geen beheer gevoerd, in 58% wel, maar er wordt niet overal geoogst. 51% van de boseigenaren oogst niet, zij bezitten samen ruim 10.500 ha (bijna 50% van het bos in Twente). In 52% van dit bos waar niet wordt geoogst ontbreekt het de eigenaar aan tijd of kennis (Twente 5.468,37 ha). Andere doelstellingen voor het bos is in een even groot aandeel reden om niet te oogsten. Hierbij is voor de helft de doelstelling ‘Natuur’ gegeven omdat de kwaliteit van het bos of de voorraad onvoldoende is. Natuur is hiermee een belangrijke reden om niet te oogsten, maar in verhouding veel minder dan dat dat voor grotere terreinbeherende

(8)

organisaties is. Uit onderzoek uitgevoerd in 2015 onder bosbezitters inclusief de grote terreinbeherende organisaties in heel Nederland, blijkt de natuurfunctie vooral onder de grote terreinbeherende organisaties de belangrijkste reden om niet te oogsten (54%) (Clerkx & Schelhaas, 2015). Verder blijken ook hier bosbouwkundige of economische argumenten reden om niet te oogsten.

Voor 69% van de niet-oogstende boseigenaren zijn bosbouwkundige argumenten aanleiding om niet te oogsten (te lage kwaliteit of voorraad). Voor een derde van deze groep die samen 2038 ha in Twente bezitten, zou verbetering van de kwaliteit of voorraad aanleiding zijn om wel te gaan oogsten.

Ruim de helft van de boseigenaren die nu niet oogsten, gaan dat ook niet in de toekomst doen, ongeacht welke maatregelen er zouden komen om de oogst te vergroten. Deze groep vertegenwoordigt 5639 ha in Twente.

De belangrijkste redenen om wel te oogsten, is om een aantrekkelijk bos/landschap te creëren en het groei van het bos bosbouwkundig optimaal te houden. Inkomsten zijn voor 42% van de oogstende eigenaren belangrijk, maar hiervan zal maar ongeveer de helft meer gaan oogsten als de financiële situatie verslechtert.

Mogelijkheden tot houtmobilisatie

Behalve dat er een aantal eigenaren aangeeft dat zij niet van plan zijn meer te gaan oogsten, biedt de enquête ook aanknopingspunten voor verhoging van de oogst (houtmobilisatie):

 37% van de niet-oogstende eigenaren en 41% van de oogstende eigenaren geeft aan gevoelig te zijn voor financiële prikkels. Dit komt overeen met 4182 ha, dus ruwweg 1/5 van het bos in Twente. Financiële prikkels voor oogst van tak- en tophout zou – uitgaande van de respons op de enquête - zelfs in 7727 ha effect kunnen hebben.

 Via toetreding tot een collectief zouden een aantal eigenaren samen goed voor ca 7500 ha geactiveerd kunnen worden.

Uit deze opsomming blijkt het meer algemene punt dat een groot deel van de particuliere eigenaren zelf aangeeft de oogst te willen verhogen onder de juiste condities.

Indeling eigenaren

Op basis van de enquête zijn de boseigenaren van Twente in 3 groepen verdeeld op basis van een eigen karakterisering:

 De professionele boseigenaar is een actieve en betrokken eigenaar en beheert het bos met visie en bosbouwkundige ervaring of heeft het beheer uitbesteed aan professionele beheerders.

 Hobbymatige boseigenaren zijn betrokken boseigenaren die het bos vooral als hobby zien. Ze hebben geen bosbouwkundige ervaring of opleiding, maar nemen zelf de beslissingen over het bos, soms na eerst advies te hebben ingewonnen.

(9)

 De passieve boseigenaar is weinig betrokken bij het bos. Deze eigenaren hebben weinig prioriteit bij het bos en besteden het beheer ook niet uit.

Vervolgens zijn drie hoofddoelstellingen vastgesteld voor het bos; doelen waarin oogst een belangrijke rol speelt, natuurdoelstelling en andere doelstellingen waaronder recreatie. Voor veel eigenaren geldt een combinatie van doelen, maar voor de indeling in

eigenaarsprofielen zijn de doelstellingen die gelden voor het grootste deel van het bezit genomen.

a) Oogst: deze eigenaren hebben een multifunctionele doelstelling of een natuurdoelstelling met ruimte voor het oogsten van hout.

b) Natuur: deze eigenaren hebben een puur natuur doelstelling.

c) Andere doelstelling: deze eigenaren hebben een andere hoofddoelstelling. Deze doelstelling is meestal recreatie, al dan niet opengesteld voor publiek.

Er zijn negen eigenaarsprofielen vastgesteld voor de Twente (voor uitgebreidere

beschrijving zie Clerkx et al., 2016) Hierin zijn Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten niet meegenomen. Voor elk van deze eigenaarsgroepen is bekeken hoe zij zouden gereageerd op verschillende strategieën en daaruit bepaald hoe groot het effect van de maatregel is. Dit is in Figuur 1 weergegeven.

Bij de bepaling welke effecten bepaalde strategieën kunnen hebben op de houtmobilisatie, is geen rekening gehouden met de mogelijke (negatieve) gevolgen ervan op andere ecosysteemdiensten die het bos leveren. Het is hoe dan ook nooit de bedoeling om alleen houtoogst te propageren! Combineren met andere doelen werkt beter. Door middel van

Figuur 1: Effectiviteit van mobilisatie strategieën per boseigenaarprofiel. De betekenis van de 3 vlakken in elke

driehoek staat vermeld in de grijze driehoek ‘strategie’ rechts in de figuur; de betekenis van de kleuren in het blokje effecten. De grootteverschillen van de driehoeken weerspiegelen het oppervlakteaandeel van het type in het totale bosoppervlakte van Twente.

(10)

voorlichting kan een eigenaar zien wat hij kan doen met beheer en oogst om zijn doelen te bereiken. Doel is duurzaam bos, niet zozeer meer hout.

2.2

Beleid van afgelopen decennia ter verhoging van houtoogst

De afgelopen 30 jaar zijn er verschillende momenten geweest waarop de overheid acties ter verhoging van de houtproductie en –oogst heeft geïnitieerd na het uitbrengen van beleidsnota. Een overzicht:

1. Meerjarenplan Bosbouw 1986: verhoging zelfvoorzieningsgraad van hout en houtproducten in Nederland. Maatregelen landelijke voorlichtingsactie gericht op verhoging van gebruik van hout

2. Actieplan Hout 2000: concrete acties om knelpunten op te lossen bij realiseren van doelstellingen uit eerdere beleidsstukken. Hier op volgend is door het ministerie van LNV in 2002 de Campagne `Nederlands Hout doet mee’ gestart, gericht op imago verbetering van houtoogst door het bij elkaar brengen van verschillende actoren binnen de houtketen en om het publiek te informeren over noodzaak van houtoogst. Dit heeft geresulteerd in de volgende acties:

a. Gerichte samenwerking

b. Cursussen en voorlichtingsbijeenkomsten

c. Boek Houtoogst en bosbeheer in Nederland, 2004

Tegelijkertijd met het Actieplan Hout 2000, komt de overheid met de nota ‘Natuur voor mensen, mensen voor natuur’: schets van de aanpak van het natuurbeleid in het eerste decennium van de 21steeeuw. Hierin wordt expliciet vermeld dat de doelstellingen voor de houtproductie in Nederland worden losgelaten.

3. Multifunctionaliteit in balans: visie op de houtoogst 2005, Ministerie LNV in samenwerking met PHN:

a. Het full service concept is aanbevolen om de houtoogst bij private eigenaren te stimuleren

Deze overheidsacties zijn hieronder nader toegelicht.

1. Meerjarenplan bosbouw 1986 (MJB)

Doel: Opvoering van houtproductie in bestaand bos en landschappelijke beplantingen en door uitbreiding van bosareaal en weg- en grensbeplantingen.

Grootste minpunten:

 Geen uitvoeringsplan, MJB beschrijft alleen doelen

 Veel belemmeringen op beleidsterrein, economisch en technisch vlak (Bos en Houtberichten 1988)

(11)

2. Actieplan Hout 2000:

Het Actieplan Hout 2000 bestond uit acties voor de korte, middellange en lange termijn: Korte termijn acties:

 voorlichting en advisering aan boseigenaren om oogst te verhogen zonder andere bosfuncties nadelig te beïnvloeden

 Invoering Rondhoutbank Middellange termijn acties:

 Sturing samenstelling van de houtvoorraad

 Zicht hebben op ontwikkelingen mbv oogststatistieken zoals HOSP  Verhoging aandeel populier

Langetermijn acties

 Bosbeleid moet expliciet kiezen voor houtproductie en verankeren in de natuurnota NBL21

 Correctie boomsoortensamenstelling

 Studie naar toekomstige houtproductie van hoogwaardige producten

Meest concrete actie hieruit volgend is de LNV Campagne ‘Nederlands hout doet mee’: doel imago verbetering van de houtoogst, dmv cursussen en bijeenkomsten voor alle betrokken partijen in sector en recreanten. Wat bleek:

 Imago van houtoogst onder recreanten is niet negatief

 Grootste obstakel is onbekendheid en wantrouwen van verschillende groepen binnen de sector

Om dit laatste te verbeteren zijn bijeenkomsten (‘panels’) gehouden waarin

vertegenwoordigers van boseigenaren, houthandelaren en belevers aanwezig waren, die elkaar op de hoogte brachten van hun werk en positie en daarmee wederzijds begrip kweekten (Borkent & Van Duinhoven, VNBL 2004). Streven was de panelleden als ambassadeur te laten optreden. Onduidelijk is echter welk vervolg dit heeft gekregen. Projectleider Peterink van ‘Nederlands Hout doet mee’ heeft een aantal aanbevelingen gedaan op het gebied van ketenontwikkeling en samenwerking, voorwaarden voor verkrijgen van overheidssubsidies (afhankelijk van aanwezigheid van verantwoord ondernemingsplan), verplicht stellen van houtoogst als onderdeel van bos- en natuurbeheer en dit vervolgens te belonen met subsidies en fiscale voorwaarden;

organisatie bijeenkomsten zoals het houtgala en het oprichten van een denktank voor het opstellen van een plan voor hout en houtoogst (Borkent & Van Duinhoven, 2004).

Kritiek hierop was dat deze aanbevelingen in feite niet vernieuwend waren. Conclusie bij criticasters is dat het waarschijnlijk niet reëel is om de Nederlandse houtoogst naar een hoger niveau te tillen, omdat de houtprijs al decennia niet was gestegen (maar de

(12)

arbeidskosten wel) en Nederland niet op vergelijkbaar schaalniveau kan opereren om met het buitenland te concurreren.

Rondhoutbank

De Rondhoutbank was een idee van Probos, verder uitgewerkt en beheerd door de Bosgroepen. Doel van de Rondhoutbank was een online veilingsite te maken, vergelijkbaar met Marktplaats, waar de boseigenaren hun vrijkomende hout konden aanbieden, waarop de houtindustrie kon reageren. Op deze manier zou de tussenhandel buiten spel gezet worden en konden de marges die opgingen aan de tussenhandel ten goede komen aan de boseigenaar.

Het idee werkte echter niet goed en de Rondhoutbank is niet meer in gebruik. Als oorzaak hiervoor kan worden genoemd dat de boseigenaren al hun rondhout in een partij aanboden, met alle sortimenten door elkaar. Daardoor was het voor de opkoper vaak niet interessant genoeg, omdat een deel van de sortimenten niet bruikbaar waren of een slechte prijs op zouden leveren (mondelinge mededeling Jan Oldenburger). Een andere oorzaak voor het niet slagen van de Rondhoutbank kan zijn dat veel (oudere) boseigenaren niet goed om weten te gaan met online tools en dit als een obstakel zien. Een verbeterpunt voor de Rondhoutbank had kunnen zijn dat er specifieke en zeer aantrekkelijke sortimenten als aparte items zouden worden aangeboden, terwijl de rest van het beschikbaar komend hout via de reguliere kanalen zou kunnen worden verhandeld.

3. Visie op de Houtoogst - Platform Hout Nederland 2005 i.s.m. Ministerie LNV PHN stelt in 2005 in samenwerking met de overheid de Visie op de Houtoogst op. De overheid heeft het beleid op de houtoogst explicieter gemaakt, rustend op de uitgangspunten dat (Leek, 2005):

 Houtproductie is belangrijke economische pijler onder bosbeheer

 Bestaande subsidieregelingen (toen nog SN) bieden ruimte voor bedrijfsmatig beheer met houtoogst

 Samenwerking wordt gestimuleerd: oprichten van de Bosgroepen en groepscertificering

 Voorlichtingsprojecten om houtoogst te stimuleren Actiepunten met hoogste prioriteit:

 Overheid geeft met signaal af dat houtproductie en oogst belangrijk is

 Vanwege geïntegreerd bosbeheer is de focus van het beheer op biodiversiteit en natuurlijke bossamenstelling vooral met loofhoutsoorten, versterkt door SN2000. Dit vraagt aanpassingen aan houtverwerkende industrie

 Schaalvergroting binnen de bos- en houtsector is nodig om efficiënter te kunnen werken en positie op houtmarkt te verbeteren. Het ‘Full service concept’ wordt opgezet (zie 0 voor resultaat)

 Bosuitbreiding buiten EHS en Nationale landschappen wordt losgelaten en moet door andere overheden worden overgenomen

(13)

Bij het zoeken naar oplossingen bij knelpunten rondom houtoogst, stelt de Visie als

oplossing dat de overheid permanent signalen moet afgeven dat ze productie en oogst wel belangrijk vindt en niet alleen de recreatie en ecologische functies.

Verder wordt aangeraden dat de bossector voorlichting en communicatie verzorgt om te laten zien dat positieve natuurbeleving samen kan gaan met oogst, en dat nadruk legt op het gebruik van hout als milieuvriendelijke grondstof. Volgens de visie heeft de overheid daar al veel aandacht aan besteed.

De houtverwerkende industrie heeft ook op lange termijn vooral behoefte aan naaldhout en populier. In het bos neemt echter aandeel inheemse loofboomsoorten toe. De zorg is dat met het concept geïntegreerd bosbeheer geen eindvellingen meer plaatsvinden. De visie stelt dat de overheid mogelijkheden voor het stimuleren van oogst en snelgroeiende soorten zou moeten verkennen. Dit heeft geleid tot onderzoek van Stichting Houtresearch naar verbeterde afzet en verwerking van inheems loofhout (berk, es en esdoorn). Uit dit onderzoek blijkt dat een deel van dit hout uit Nederlandse bossen zeker geschikt is voor hoogwaardiger toepassingen, maar de huidige beschikbaar komende hoeveelheid te laag is en vooral als brandhout wordt afgezet (Klaassen & Creemers 2009).

Eerdere subsidieregelingen voor bosuitbreidingen (bv nieuwe landgoederen) waren redelijk succesvol, maar is in 2004 door de overheid uit financiële overwegingen losgelaten om te concentreren op uitbreiding binnen de EHS.

Sinds het Nationaal Milieubeleidsplan uit 2001 is het gebruik van biomassa voor

energieopwekking beleidspunt. Met betrekking tot de kosten wordt in de Visie aanbevolen te zoeken naar goedkopere alternatieven uit landbouw en resthout/industrie.

2.3

Resultaten

Alle campagnes ten spijt, blijkt uit Figuur 2 dat in de periode tussen 1988 en 2013 het niveau van de oogst in het Nederlandse bos niet is veranderd. Een tijdelijke toename van oogst van grove den heeft tussen 1992 en 1995 plaatsgevonden en lijkt tot 2000 na te ijlen. Deze schommelingen kunnen het gevolg zijn van tijdelijke verhoging van oogst als gevolg van storm, maar ook voortkomen uit methodische verschillen. Het oogstniveau ten tijde van de NBI6 (2012-2013) is weer op het niveau van 25 jaar eerder, waaruit geconcludeerd wordt dat het oogstniveau over langere termijn redelijk stabiel is (Schelhaas et al 2014).

(14)

2.4

Initiatieven tot collectieve houtoogst

2.4.1 Full service concept

Rond 2005 kwamen Platform Hout in Nederland en het toenmalig Ministerie LNV met de Visie op de houtoogst, waarin werd gesteld dat samenwerking tussen kleine particuliere boseigenaren een aantal nadelen voor hen met betrekking tot onrendabele houtoogst zou kunnen reduceren. Het zogenaamd ‘full-service concept’ waarin alle diensten van blessen tot en met oogsten en verkoop de boseigenaren uit handen genomen zou worden door een partij (bv aannemer of bosgroep) werd geïnitieerd. Hierbij zou worden geprobeerd de kleinere eigenaren te laten samenwerken in het aanbieden van hout (Oldenburger, Probos Bosberichten 2007-3).

Verschillende aannemers en ingenieursbureaus hebben deze diensten aangeboden. Van dit concept wordt echter al lang niets meer vernomen. Jan Oldenburger van Probos vermoedt dat dit waarschijnlijk een combinatie is van het moeten doen van een te grote investering (door ingenieursbureaus en aannemers) en een onzeker aanbod van hout, waardoor het hele initiatief niet rendabel is gebleken voor de commerciële bedrijven die de diensten aanboden.

Het initiatief was vooral bedoeld om de kleine boseigenaren te ondersteunen, maar die waren alleen vanaf 5 ha oppervlakte geregistreerd bij het Bosschap. Om de kleinere

eigenaren te benaderen, moesten eerst de adresgegevens bij het kadaster (in 2007 à €1.15) worden opgevraagd. Vervolgens is een hele organisatie nodig om de boseigenaren te informeren, te interesseren en de logistiek van de operatie van de grond te krijgen. Om een

(15)

strakke en rendabele gebundelde oogst te kunnen plegen (tenslotte hebben de aannemers en bureaus ook een commercieel belang), moeten er over een niet te grote afstand

voldoende hout geoogst kunnen worden. Niet elk bos is tegelijkertijd aan dunning toe en iedere boseigenaar heeft ook nog zo zijn eigen ideeën en wensen. Deze organisatie vraagt dus een grote investering en de opbrengsten die er uiteindelijk uit voorkomen zijn te onzeker. Daarmee zal het voor commerciële bedrijven niet aantrekkelijk zijn geweest om er mee door te gaan.

2.4.2 Succesvolle collectieven De Bosgroepen

De bosgroepen zijn coöperatieve verenigingen die hun leden ondersteunen en ontzorgen bij het beheer van bos en natuur. Er zijn drie regionale bosgroepen:

 Bosgroep Noord-Oost Nederland  Bosgroep Midden Nederland  Bosgroep Zuid Nederland

Deze bosgroepen zijn verenigd in de Unie van Bosgroepen. De Unie van Bosgroepen bestaat dit jaar 25 jaar. Voorbeelden van evenementen die de bosgroepen organiseren zijn 1) de beheerdersdag en 2) een jaarlijkse rondhoutveiling. Deze rondhoutveiling wordt op één dag (de laatste dag van februari) gehouden. In 2015 werd er ruim 750 m3aan rondhout

verkocht. Naast deze evenementen geven de bosgroepen ook advies en kunnen zij ook daadwerkelijk onderhoud- en oogstwerkzaamheden uitvoeren. De bosgroepen hebben meer dan 1200 leden. Dit is maar een fractie van het aantal particulieren en overige kleine eigenaren in Nederland. Ook voor de bosgroepen geldt dat zij niet vaak weten wie de kleine particuliere boseigenaren zijn (< 5 ha) en een grote investering moeten doen om deze te identificeren. Op hun beurt weten deze kleine particulieren vaak niet tot wie zij zich kunnen wenden bij bosbouwkundige vragen (Clerkx et al. 2016).

Bosgroep Veluwe

De Bosgroep Veluwe is een voorbeeld van succesvolle samenwerking met veel kleine particuliere eigenaren (>200). Hier heeft elke eigenaar zich gecommitteerd aan een gezamenlijk beheerplan, gefinancierd uit SNL-middelen die gezamenlijk worden aangevraagd en beheerd. De eigenaar behoudt autonomie over zijn terreinen. Dat was aanvankelijk wennen maar werkt al een aantal jaren naar ieders tevredenheid (Huisman, VNBL 2014). Lidmaatschap van deze groep is gratis en daar krijgen de eigenaren verzekering en toezicht voor. In ruil voor hun hout maken zij gebruik van de diensten van de bosgroep. Ondanks de versnippering van eigendom, wordt het beheer uitgevoerd als zijnde één geheel. Dit initiatief is ongeveer 30 jaar geleden ontstaan door het samenbrengen van gedupeerde nieuwe grondeigenaren die de snippers bos hadden gekocht van makelaars die hen hadden voorgehouden dat ze er een huis op mochten bouwen. Toen dit niet mogelijk bleek, hebben zij zich op initiatief van Gerard Koopmans (Bosgroep Midden Nederland) verenigd in een cooperatie (mond. mededeling Gerard Koopmans). De aanpak die hij hierbij (en ook bij latere initiatieven oa rondom Winterswijk omstreeks 2000) heeft gevolgd, is de

(16)

boseigenaren persoonlijk te benaderen en ermee het bos in te gaan. Volgens Gerard werkt een één-op-één benadering veel beter dan het verspreiden van folders en mailings. De noodzaak van ingrepen kan het best worden getoond in het bos. Wannneer enkele boseigenaren overtuigd zijn van deze samenwerkingsvorm, zijn ze vervolgens in te zetten als ambassadeur naar hun buren. Mond-op-mond reclame onder de boseigenaren werkt zeer goed om vertrouwen te kweken.

BiomasSalland (2008 – nu)

Een ander succesvol collectief is BiomasSalland. Dit initiatief is in 2008 ontstaan in Salland als samenwerkingsverband tussen de agrarische natuurvereniging Groen Salland, Borgman Beheer en Projecten LTO Noord, onder andere met als doel het achterstallig onderhoud in het Sallandse landschap aan te pakken. Deze coöperatie is primair gericht op het leveren van biomassa voor duurzame energieopwekking binnen Salland. Belangrijk kenmerk van de coöperatie is dat de gehele keten van biomassa oogst en –levering transparant is. Via lange termijn contracten kan er continuïteit geboden worden aan afnemers en leveranciers. Kwaliteitseisen zijn vastgelegd zodat alle partijen weten waar ze aan toe zijn. Onderdeel van de diensten van de coöperatie is het maken van beheersplannen en het zorgdragen voor de logistiek. Het initiatief is tot stand gekomen met financiering van o.a. de provincie en diverse gemeenten. Één van de succesfactoren van BiomasSalland was de aanwezigheid van afzet in de vorm van een nieuwe ketel van Cogas die biomassa afneemt van

BiomasSalland.

2.4.3 Andere projecten Biomassa Upstream Stuurgroep

De Biomassa Upstream Stuurgroep is een initiatief van Shell Research en Probos (www.biomassa-upstream.nl): genereren en selecteren van ideeën voor nieuwe

bedrijvigheid op vlak van productie, inzameling, logistiek en voorbewerking van biomassa en inschatten effecten op economie, maatschappij en milieu. Een project dat hier uit is voortgevloeid is een onderzoek hoe oogst bij private personen gestimuleerd kan worden. Hierin zijn hele kleine eigenaren < 5 ha niet betrokken

Groene Metropool Twente

Een initiatief om op lokaal niveau de oogst van biomassa uit het landschap te stimuleren is de Groene Metropool Twente. Dit is een samenwerkingsverband van een aantal Twentse gemeenten met als algemeen doel de leefbaarheid van het platteland te versterken. Oogst voor bio-energie past daarin.

Stoken op Streekhout/Energiequelle Wallhecke (2009 – 2012)

Stoken op Streekhout is een Nederlands – Duits Interreg project dat in de periode van 2009 – 2012 uitgevoerd is. Essentie van het project was het verwaarden van biomassa uit landschapsonderhoud in de vorm van bio-warmte. Doelstelling daarbij was niet alleen het verbeteren van de staat van het landschap, maar ook om een economische impuls te geven aan het platteland. In het project werkten drie Nederlandse agrarische natuurverenigingen

(17)

uit de Achterhoek met diverse partijen uit Duitsland (Kreis Steinfurt (Lead Partner), Kreis Borken, Kreis Coesfeld, Kreis Warendorf en Landkreis Grafschaft Bentheim Kreis Steinfurt). Een interessant onderdeel dat met name aan Duitse zijde goed uitgewerkt is, is het

Wallhecke systeem. Dit is online GIS Database die gebruikt werd om landschapselementen te categoriseren en als hulpmiddel bij oogst en logistiek. Er was veel aandacht voor de voorbereiding, uitvoering en nazorg met betrekking tot het onderhoud aan de

landschapselementen. Ook was er veel aandacht voor ecologische aspecten. In Nederland bleven de resultaten achter bij de verwachtingen vooral door gebrek aan lokale afzet. Gemeenschapsbossen, een beproefde oplossing voor de huidige fragmentatie (Duits project, 2015 – nu)

Het achterblijven van de oogst bij kleinere eigenaren is een probleem dat niet alleen speelt in Nederland, maar ook in veel andere landen in Europa. Een oplossing om fragmentatie in Noordrijn Westfalen tegen te gaan is het oprichten van Gemeenschapsbossen.

Het centrale idee is dat een aantal boseigenaren elk een aandeel hebben in één stuk bos. Dit aandeel is echter niet terug te brengen tot één specifiek stuk grond; het is meer dat alle eigenaren één stuk bos gezamenlijk bezitten en daar als coöperatie mee om gaan. Om partijen zover te krijgen dat zij gezamenlijk een gemeenschapsbos oprichten worden er drie fasen doorlopen: 1) Het maken van een inventaris en een bosbeheerplan, 2) reallocatie en consolidatie van het bos, en 3) oprichten van een collectief dat het bosbeheer gaat uitvoeren. Fase 2 is een zeer kritische fase die soms lang kan duren omdat sommige partijen geen afstand willen doen van het eigen stuk bos. Het is belangrijk dat de waarde van elk stuk land in fase 1 goed bepaald is, om zo te zorgen voor een rechtvaardige verdeling van de aandelen in het gemeenschapsbos.

Een van de sleutels tot het succes is dat dit proces van bos-consolidatie al reeds lang gedaan wordt in Duitsland, en dat er specifieke trajecten (ook juridische trajecten) zijn die men kan doorlopen.

Duurzame energiewinning uit het Nationaal Landschap Noordoost Twente (2010 – 2012) In dit project werkten diverse gemeenten (Tubbergen, Dinkelland, Losser en Oldenzaal) samen met de bedrijven Welhuis en Aequator en Landschap Overijssel om een

inzamelstructuur voor biomassa uit Noordoost Twente op te zetten. Financiering was afkomstig van Mooi Nederland en de provincie Overijssel. De structuur die hierbij voor ogen stond was die van een intermediair die aanbieder, markt en aannemer bij elkaar zou brengen (zie Figuur 3).

Onderdelen die in dit verband zijn onderzocht waren het type overeenkomst, de

aanbestedingsvorm, werkomschrijvingen etc. Zover als nu bekend, heeft dit initiatief geen navolging gehad. Het is niet duidelijk waarom dit het geval was, maar uit de projectopzet blijkt dat er geen samenwerking gezocht is met bestaande partijen en dat er geen afzet van de biomassa gezekerd was.

(18)

Houtmobilisatie Food Valley (2015 – nu)

Dit project - wat zich met name richtte op de regio De Vallei in Gelderland – heeft als doel het combineren van onderhoud uit bos en landschap, uit te voeren door een collectief van eigenaren. Partners in dit project zijn de agrarische natuurvereniging Vallei Horstee, Borgman Beheer en BTG. Het project omvatte een pilot waarbij oogstplannen geschreven zijn en waarbij het beheer collectief uitgevoerd werd. In het project is ook samengewerkt met de gemeenten Ede en Barneveld.

Bij de uitvoering van het project bleek al dat het niet eenvoudig was om alle eigenaren op één lijn te krijgen, met name omdat elke eigenaar het laatste woord wil hebben over wat er gebeurt op zijn grondgebied. Interessant in dit project is de combinatie van het leveren van rondhout aan de markt en het leveren van houtchips aan de lokale stadsverwarming. Dit zorgt voor afzet.

De pilot fase van dit project is afgerond, en het collectief is van plan door te gaan, onder de paraplu van de agrarische natuurvereniging Vallei Horstee.

2.5

Conclusies van enquête en acties uit het verleden

Uit de enquête onder Twentse boseigenaren is inderdaad gebleken dat een groot deel (ca de helft) van alle particuliere boseigenaren niet oogst. Qua oppervlak is dat de helft van het bosoppervlak in Twente. Onderhoud van kleinere bospercelen is kostbaarder, waardoor de mogelijke houtoogstopbrengsten relatief laag zijn. Andere problemen die kleine eigenaren ondervinden zijn:

 gebrek aan kennis en een netwerk.  Geen prioriteit in de tijdsbesteding

 Vaak weten kleine boseigenaren niet waar hun bos ligt en soms is het bos niet goed toegankelijk

 De kwaliteit van de bomen is soms niet geschikt voor houtoogst.

Figuur 3: Duurzame energiewinning uit Nationaal Landschap Noordoost Twente: voorgestelde relatie tussen

(19)

 Houtopbrengsten zijn gedaald in de afgelopen periode

Uit de enquête blijkt verder dat een belangrijk deel van de particuliere boseigenaren meer wil gaan oogsten als de omstandigheden verbeteren.

Er is de afgelopen decennia het nodige aan beleid gemaakt om boseigenaren er toe te verleiden meer te oogsten, maar de acties zijn niet altijd (zichtbaar op internet)

gedefinieerd of uitgevoerd. Vooral ideeën die niet zijn geslaagd, zoals full service concept, zijn soms in vakblad besproken maar vooral d.m.v. gesprekken met betrokkenen inzichtelijk geworden.

Voor de meeste niet geslaagde initiatieven (o.a. full-service concept, rondhoutbank) zijn verklaringen te vinden waarom ze niet slaagden. Daarmee is het ook mogelijk om verbeterpunten vast te stellen. De initiatieven hebben veelal niet de mogelijkheid gehad om verbeterpunten door te voeren. Reden hiervoor kan zijn dat bij elke overheidsactie slechts voor beperkte duur financiën beschikbaar waren. Het is daarom aan te bevelen om bij toekomstige actieplannen ruimte in te bouwen voor vervolgstappen en om tussentijdse evaluaties en verbeterronden.

Uit de voorgaande bespreking van projecten blijken er diverse succesfactoren te benoemen. Succesvolle projecten werken samen met één of meer bestaande lokale partijen welke het collectief kan overnemen als het project voorbij is. Bij (bijna) alle succesvolle projecten waren één of meerdere agrarische natuurverenigingen betrokken. In aaneengesloten bosgebieden is coördinatie door bosgroepen succesvol. Een tweede conclusie die getrokken kan worden, is dat het belangrijk is om de afzet van het hout en de verdeling van de opbrengsten goed te regelen. Praktisch alle succesvolle partijen hadden de afzet geregeld, waardoor het collectief verder kon na het einde van het project. Tot slot laten de diverse initiatieven zien dat de financiële voordelen van houtoogst in het geval van kleinere eigenaren beperkt zijn. Het is niet te verwachten dat hier veel op verdiend zal worden. Dit pleit voor collectieve structuren die gedragen worden door de leden en waarbij de afhankelijkheid van commerciële partijen beperkt is.

Vooral kleine eigenaren hebben niet direct opbrengsten uit bos nodig. Zij moeten met andere argumenten over de streep worden getrokken (mooi bos, duurzaamheid). Juist het benaderen van kleine boseigenaren die niet bekend zijn vraagt een extra investering in tijd en geld. Het één op één benaderen van kleine, niet actieve boseigenaren is als succesfactor genoemd bij succesvolle samenwerkingsverbanden, maar dit is praktisch gesproken

(20)

3.

PLAN VAN AANPAK: ACTIES

3.1

Algemene opzet van het plan van aanpak

Voor wie is het plan van aanpak bedoeld?

Het plan van aanpak is bedoeld voor alle stakeholders in de sector, omdat zij allen meer of minder belang hebben bij een verhoging van de houtoogst bij kleine eigenaren. Stakeholders hebben uiteenlopende rollen en elke stakeholder kan het zijne doen om de houtoogst van bij kleine eigenaren te verhogen. Voorbeelden hiervan zijn:

 Overheid: stimulering collectieven via specifieke regelingen

 Kennisinstellingen: ontwikkeling voorlichtingsmateriaal, onderzoeken naar beste wijze van voorlichting

 Bosbouwondernemers: samenwerken met collectieven, etc. Opzet Plan van Aanpak

Het Plan van Aanpak richt zich op de volgende onderdelen:

 Kennis/voorlichting – Gebrek aan kennis is een belangrijk probleem genoemd bij kleinere eigenaren. Als eigenaren meer weten over bosbeheer, of toegang hebben tot een netwerk met kennis dan zal men meer geneigd zijn om onderhoud en oogst uit te voeren. Zeker omdat economische aspecten maar ten dele kunnen verklaren waarom eigenaren oogsten en vooral waarom niet, is het belangrijk om eigenaren voor te lichten over ‘goed bosbeheer’. Voorbeelden van acties zijn:

o Voorlichting over goed bosbeheer aan kleine eigenaren

o Overheid die consistent het belang van goed bosbeheer aangeeft  Samenwerking – Samenwerking in een netwerk is voor kleine eigenaren een

mogelijkheid om kosten te besparen door schaalvoordelen en kennis te delen. Daarnaast speelt het gemak van het niet zelf hoeven te regelen. De enquête laat zien dat er behoefte is voor het opzetten van dergelijke collectieven. Daarnaast is het de verwachting dat samenwerkingsverbanden leiden tot “goed

huisvaderschap” via cultuuroverdracht en interne sociale controle.

 Verbetering van de financiële opbrengsten/rendementen – Deze zijn niet alles bepalend (kleine eigenaren kunnen i.h.a. niet leven van de opbrengst van de oogst), maar spelen zeker een rol. Acties dienen zich te richten op:

o Verlaging van de kosten van oogst, en (voorbewerking) door innovatieve, kleinschalige oogsttechnieken

o Betere toegang tot markten (on-line app)

o Verhoging lokale afzet biomassa door implementatie van houtketels o Meer financiering via subsidies

(21)

3.2

Kennis/voorlichting

Het verhogen van de oogst en het slagen van ieder nieuw initiatief tot samenwerking staat of valt met de bereidheid hiertoe bij boseigenaren. Daarom is voorlichting aan de

boseigenaren van doorslaggevend belang. Hierbij moet op verschillende niveaus worden geopereerd, gericht op de verschillende categorieën eigenaren. Vanuit de enquête zijn de volgende factoren genoemd die voor de boseigenaren een belangrijke sturende werking hebben:

1. Boseigenaren denken vaak dat het bos te klein is of te weinig oplevert 2. Ze zijn vaak niet bekend met bosbouw en sector, wat leidt tot passiviteit 3. Er bestaat wantrouwen tegen aannemers, bosgroepen en andere commerciële

belanghebbenden dat deze ten kosten van de boseigenaar willen verdienen. 4. Er bestaat angst voor vernieling van het bos door oogstwerkzaamheden

5. Veel boseigenaren willen de regie graag zelf houden of willen het bos als puur privé behouden

Aangaande punt 1 en 2 is gebleken uit de enquête dat veel eigenaren onbekend zijn met bosbeheer en zelfs met de hele bosbouwsector, wat vaak leidt tot passiviteit. Er zijn verschillende respondenten die aangeven wel iets te willen met hun bos, maar niet weten waar ze moeten beginnen of tot wie ze zich zouden kunnen wenden. Veel eigenaren willen misschien wel wat met hun bos, maar denken dat het bos niets oplevert of te klein is. Onduidelijk is of deze gedachte is gestoeld op metingen, adviezen van professionals of gewoon voortkomt uit eigen onwetendheid. Voor al deze eigenaren zal een vorm van voorlichting over de staat van het bos een eerste stap moeten zijn. Zij moeten dan wel weten waar ze de voorlichting vandaan moeten halen. Hier moet ook een slag worden gemaakt: introductie van de bosbouwsector en introductie van bosbeheer.

Ter illustratie van de punten 3) en 4) geven de boseigenaren als reactie in de enquête of telefonisch naar aanleiding van de enquête aan dat ze in de praktijk zelf of in hun omgeving (de buurman, zwager of via via) voorbeelden kennen waarbij de ingrepen in het bos zo rigoureus waren dat ze niet zo makkelijk in een coöperatie zullen stappen (bos was ‘verwoest’, er was te veel kostbaar hout gezaagd, aannemers zijn aasgieren, de bosgroep heeft er een zooitje van gemaakt, iedereen wordt er beter van behalve ik....). Het

wantrouwen van de kleine particulier is daardoor gegroeid. Het is daarom belangrijk dat er iets veranderd aan het imago van de bosbouwsector.

Er zijn enkele boseigenaren die fel gekant zijn tegen ingrijpen in het bos. De natuurlobby uit de jaren 80 van de vorige eeuw lijkt erg succesvol geweest. Dat de inzichten inmiddels anders zijn en dat een nietsdoen beheer ten koste van de biodiversiteit kan gaan, is echter minder bekend.

Duidelijk moet worden dat alle betrokken partijen belang hebben bij duurzaam beheer van het bos en de leefomgeving.

(22)

Door middel van voorlichting kan worden geprobeerd kennis en inzicht onder de

boseigenaren te vergroten om zo de drempel voor oogst te verlagen. Voorlichting is nodig op gebied van:

 Correcte beeldvorming t.a.v. de bosbouwsector (dit moet onafhankelijk en ‘eerlijk’ gebeuren

 Introductie in de bosbouw en de staat van het bos en de noodzaak van ingrepen voor groei en biodiversiteit

 Gevolgen van ingrepen voor andere functies in het bos (recreatie, klimaat, natuur)  Gevolg en noodzaak van ingrepen voor doelen die de eigenaar heeft (mooi bos, bos

in goede staat achterlaten voor de erven, etc.)  Introductie in de groene economie

Naast de onbekendheid van een deel van de boseigenaren met de bosbouwsector, bestaat er ook een onbekendheid van de bosbouwsector met de privé-eigenaren. Tot aan de opheffing van het Bosschap in 2013, waren de boseigenaren met minimaal 5 ha verplicht zich te registreren. Nu zijn deze boseigenaren alleen in beeld als ze zijn aangesloten bij een bosgroep. Kleinere boseigenaren (< 5 ha) zijn buiten beeld gebleven, tenzij zij zich uit eigen beweging hebben aangesloten bij een bosgroep, of zoals in geval van enkele collectieven als de Bosgroep Veluwe persoonlijk zijn benaderd.

Uit de enquête in Twente blijkt dat 18% van het totale Twente bos in eigendom is van 2612 boseigenaren met minder dan 5 ha bos (Clerkx et al., 2016). Veel van deze eigenaren weten niet waar ze informatie moeten krijgen en zijzelf worden vanuit de sector niet gemakkelijk gevonden. Om deze groep te benaderen moet buiten de gebaande paden van gangbare informatievoorziening worden begeven.

Om een zo groot mogelijke groep te bereiken, is laagdrempelige informatievoorziening, liefst objectief, nodig. Hierbij kan een gericht schrijven plaatsvinden, maar een niet onaanzienlijk deel van de respondenten heeft bij de enquête aangegeven niet meer lastiggevallen te willen worden. Daarnaast is ook een deel niet te achterhalen omdat ze onder de noemer ‘erven’ bij het kadaster vermeld staan of omdat de eigenaar dan wel het adres niet bekend is.

87% van alle boseigenaren in Twente woont ook in Twente. De boseigenaren die zich niet direct bezighouden met hun bos en er geen kennis van hebben zijn niet te benaderen via de gangbare kanalen van vaktijdschriften of verenigingen op gebied van bos, natuur of

landbouw. Deze mensen zijn waarschijnlijk het best bereikbaar via regionale dagbladen en lokale weekbladen. Naast regionale dagbladen zullen lokale weekbladen (de lokale

‘sufferdjes’) waarschijnlijk ook een vrij groot publiek bereiken. Deze benadering zal in Twente goed werken, net als in andere regio’s waar het privaat boseigendom veel

voorkomt. In bosarme regio’s/provincies zou contacten kunnen worden gelegd door ANV’s (Agrarische Natuurverenigingen) of regionale afdelingen van LTO om zo eigenaren van kleine bosjes, landschappelijke beplantingen of boerengeriefbosjes te bereiken.

(23)

Een deel van de kleinere boseigenaren heeft zich natuurlijk al wel verdiept in het bos of heeft al ervaringen met bedrijven of bosgroepen. Actieve boseigenaren met subsidies en (al dan niet uitbesteed) beheer kunnen gericht informatie vinden bij deze bedrijven of zijn misschien al geabonneerd op het Vakblad Natuur, Bos en Landschap. In Twente blijkt echter maar weinig gebruik te worden gemaakt van bestaande subsidieregelingen. SNL wordt alleen door grotere eigenaren ingezet.

In Overijssel wordt meer gebruik gemaakt van GroenBlauwe Diensten, een provinciale regeling. Voor de informatievoorziening aan kleinere boseigenaren is daarom niet simpel gebruik te maken van dergelijke subsidieregelingen als platform voor het verspreiding van kennis.

De groep actieve eigenaren kunnen wel worden ingezet bij de verspreiding van informatie en positieve ervaringen (de successtory).

 Interviews in media

 Voorlichtingsbijeenkomsten (vanuit collectieven)

Een derde partij die hier aan mee kunnen helpen zijn de grotere natuurorganisaties. Deze hebben vaak goede contacten met naastgelegen eigenaren of doen mee in een collectief. Als zij een actieve rol spelen in het voorlichten van kleine eigenaren dan zal dit overtuigend overkomen en ligt daadwerkelijke actie meer voor de hand. Succesvolle projecten/samenwerkingsverbanden kunnen ook gebruikt worden bij de voorlichting (eerste onderdeel).

Uitvoering

Voor de uitvoering van deze actie is het nodig om voorlichtingsmateriaal te ontwikkelen, en – gedurende een langere tijd (bv 3 jaar) – een campagne op te zetten en uit te voeren. Dit voorlichtingsprogramma kan opgezet worden door een “houtmobilisatiecoördinator” Deze coördinator zal deze voorlichting niet alleen vormgeven, maar nadrukkelijk ‘leunen’ op andere partijen in het veld, omdat uit het verleden gebleken is dat samenwerking op dit gebied belangrijk is.

3.3

Samenwerking

Hoewel veel eigenaren niet afhankelijk zijn van inkomsten uit het bos, moet het onderhoud en de oogst voor hen geen kosten met zich mee brengen of op zijn minst gecompenseerd worden door de opbrengsten. Een grote groep boseigenaren vindt wat extra inkomsten wel plezierig. Naast het gemak van het niet zelf te hoeven organiseren, is een financiële

meevaller voor veel boseigenaren reden om mee te doen aan een coöperatie. Een collectief moet dan wel rendabel zijn, want er zullen hoe dan ook commerciële bedrijven worden ingezet om een aantal activiteiten uit te voeren (blessers, loonwerkers, transport, ...).

(24)

Daarnaast zal de personele inzet voor de coördinatie van een coöperatie ook gedekt moeten zijn.

In de versnippering die voor Twente zeer kenmerkend is (kleine bosjes, veel heel klein bosbezit, verschillende wensen en doelen voor het bos) kan een vorm van coöperatie waarschijnlijk wel bijdragen tot een hogere houtmobilisatie. Cruciaal voor het slagen ervan is de dat beeldvorming rond een gezamenlijk initiatief anders wordt dan bij eerdere, minder succesvolle initiatieven. Wanneer bijvoorbeeld de commerciële druk van aannemers of ingenieursbureaus wegvalt, zal bij de boseigenaren minder snel het beeld ontstaan dat er misbruik van ze wordt gemaakt. Initiatieven uit het verleden hebben ook laten zien dat een puur commerciële benadering niet werkt vanwege de beperkte verdiencapaciteit van deze activiteiten.

Een insteek zou kunnen zijn dat de coördinatie gaat plaatsvinden vanuit een organisatie die geen commerciële belangen heeft, maar juist bekend staat om zorg voor bos en natuur. Te denken valt aan een moderne vorm van een maalschap of in de vorm van aanhaken bij initiatieven die gecoördineerd worden vanuit niet-commerciële organisaties als

bijvoorbeeld provinciale Landschappen, Nationale Parken, Agrarische natuurverenigingen, LTO of Stichting Landschapsbeheer. Deze laatste organisaties kunnen met name in het beheer van de kleine bosjes en landschapselementen een coördinerende rol kunnen spel. Dit is iets wat met genoemde partijen verkend zou kunnen worden.

Samenwerkingsverbanden zullen de kosten en organisatielast voor de boseigenaren verminderen. Hiervoor is communicatie naar en voorlichting aan alle boseigenaren nodig. Dit zal een investering vragen van overheden om de vorming van deze collectieven te stimuleren, en van de kleine eigenaren zelf om dit tot een succes te maken.

Uitvoering

Stimulering door de houtmobilisatiecoördinator

De uitvoering van dit onderdeel kan in gang gezet worden door de – al bij het vorige onderdeel geïntroduceerde – houtmobilisatiecoordinator. Deze coördinator zou idealiter een belangrijk deel van haar/zijn taak (bv 0,5 FTE) besteden aan de volgende zaken:

1. Identificatie van organisaties die een leidende rol kunnen bekleden

2. Voorlichting vanuit op te zetten samenwerkingsverbanden (belangen van actoren aangeven)

3. Het identificeren en verspreiden van succesverhalen

4. Benaderen van boseigenaren, bij voorkeur één op één, bijvoorbeeld via voorlichtingsavonden

Deze stappen kunnen gezet worden samen met de algemene voorlichting via media, die ook door de houtmobilisatiecoordinator opgezet kan worden.

(25)

Directe stimuleren van een aantal collectieven

Naast stimulering via deze houtmobilisatiecoordinator is een tweede onderdeel van deze actie directe stimulering van een aantal collectieven. Omdat het opzetten van de

collectieven veel tijd en aandacht kost, en omdat dit het directe belang van de

initiatiefnemers overstijgt, wordt hier aanbevolen om een aantal collectieven een deel van de opstartkosten te vergoeden.

Het streven is dat op den duur geen extra ondersteuning meer nodig is bij de vorming van collectieven.

3.4

Verbetering van de financiële opbrengsten/rendement

Marktomstandigheden bepalen de opbrengsten die uit houtoogst behaald kunnen worden, en het is niet realistisch aan te nemen dat deze verandert kunnen worden met een plan van aanpak. Er zijn echter wel andere acties die ondernomen kunnen worden om houtoogst en meer in het algemeen bosonderhoud financieel aantrekkelijker te maken. Zonder dat dit Plan van Aanpak uitputtend kan of wil zijn, volgen hieronder enkele voorstellen:

1. Stimuleren innovatie met betrekking tot oogsttechnieken, logistiek en voorbewerking.

Dit gebeurt al ten dele onder andere, algemene innovatieprogramma’s, maar een specifieke nadruk op de bosbouw kan ervoor zorgen dat er meer middelen specifiek voor dit doel ter beschikking komen.

2. Betere toegang tot markten

Deelname aan een collectief, evenals voorlichting kunnen hierbij helpen. Andere maatregelen zijn bijvoorbeeld inzet van een online-app/tool zodat eigenaren die hout aanbieden toegang hebben tot een breed publiek. Voorbeeld hiervan is de Biomassamodule die eveneens in het kader van het InToHout project wordt ontwikkeld. Ervaringen met de Rondhoutbank leert ons dat de online tool gericht moet zijn op sortimenten, niet op hele partijen. Hiermee wordt een deel van de privé eigenaren bereikt. Een aanzienlijk deel van de (oudere) boseigenaren zal echter niet zo makkelijk gebruik maken van internet of apps.

3. Verhogen afzetmogelijkheden biomassa door meer lokale houtketels

Dit gebeurt al via de ISDE regeling, en er is in dit opzicht geen aanvullend beleid nodig van de nationale overheid. Overige stakeholders dienen zich nu met hulp van deze financiële regeling extra in te zetten om meer houtketels te implementeren op locaties die zich daarvoor lenen. Het voert te ver om dit hier te behandelen, met name omdat dit onderdeel relatief ‘ver’ afligt van de oogst van biomassa. Het belang van een goede afzet voor biomassa oogstprojecten kan echter haast niet overschat worden, en met name provinciale en regionale partijen zouden hier een actieve rol in kunnen spelen.

(26)

4. Subsidies op beheersactiviteiten

Financiële motieven spelen een belangrijke rol om niet te oogsten in het bos. Met het wegvallen in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw van subsidies op herplant en onderhoudswerkzaamheden in vooral de jonge fasen van het bos, zijn boseigenaren minder gaan oogsten. Hoewel het niet aannemelijk is dat dergelijke subsidies weer beschikbaar komen, is het goed te realiseren welke effecten ze nu zouden kunnen hebben, met name op enkele belangrijke beleidsdossiers.

Subsidies voor oogstwerkzaamheden en op herplantkosten wordt door ongeveer 40% van de oogstende boseigenaren genoemd als een middel om de houtoogst in hun bos te vergroten. Voor een kwart van de niet-oogstende boseigenaren zou een subsidie op oogstwerkzaamheden een middel zijn om wel te gaan oogsten. De achterliggende reden zou kunnen zijn dat het hier vooral gaat om het drukken van de kosten voor boseigenaren. Dit kan gedeeltelijk ook gebeuren door samenwerkingsverbanden.

Onderhoud en oogst van het bos doet de groei ervan toenemen en draagt derhalve bij aan koolstofopslag. Met het subsidiëren van onderhoud zal aan een van de beleidsdoelen van de overheid bijgedragen worden.

Subsidie op herplant drukt enerzijds de kosten van de boseigenaar, maar heeft het belangrijke neveneffect dat met een dergelijke subsidie een eigenaar beter materiaal zou kunnen gebruiken voor de volgende bosgeneratie, wat de kwaliteit van het hout ten goede zal komen (en bijdraagt aan een betere cascadering), maar ook genetisch beter is aangepast aan klimaatverandering. Daarmee wordt niet alleen meer oogst onder de huidige bosgeneratie verkregen, ook voor de volgende generatie zullen kwalitatief hoogwaardiger sortimenten bereikt kunnen worden.

De helft van de boseigenaren is bereid om tak- en tophout te oogsten wanneer er een subsidie op de kosten ervan komt. Zeker wanneer biomassaoogst vanuit het overheidsbeleid een doel is, zullen subsidies helpen doelstellingen te realiseren. Wanneer de overheid subsidies geeft voor ketels, zal de vraag naar tak- en tophout toenemen en daarmee de prijzen stijgen, zodat leveren ervan voor meer boseigenaren aantrekkelijker wordt.

Bestaande subsidies op natuurbostypen zouden de houtmobilisatie kunnen belemmeren (Clerkx et al 2015). Bossen met SNL-type N14 en N15 mogen in beperkte mate worden gedund (maximaal 20% van de bijgroei of van de oppervlakte). Omzetting naar productiebossen (N16) hebben voor een eigenaar bedrijfseconomisch niet veel effect. De toegenomen inkomsten uit hout worden grotendeels teniet gedaan door verlaging van de subsidie. Het verdient aanbeveling het effect van de beperkingen bij bestaande subsidieregelingen beter te bestuderen, waardoor ook inzicht kan worden verkregen hoe groot de potentiele houtoogst binnen deze typen is. Ook zou moeten worden gekeken of

(27)

verhoogde houtoogst mogelijk is binnen de bestaande natuurbostypen met behoud van de natuurwaarden.

Van de andere kant blijkt uit de enquête dat maar weinig boseigenaren in Twente gebruik maken van bestaande subsidies. Toepassingen van de regelingen variëren per provincie en per jaar. Het verdient aanbeveling om eerst inzichtelijk te maken welk aandeel van de eigenaren geen gebruik maken van SNL subsidies en waarom niet. De kleine boseigenaren geven aan niet te weten welke regelingen er zijn of vragen zich af of ze er wel voor in aanmerking komen. Met een informatiepakket kan duidelijk gemaakt worden wie er voor welke regelingen in aanmerking komen, of waar ze de informatie kunnen krijgen.

Opbrengsten die voortkomen uit een goed onderhoud van bos en natuur komen niet alleen bij de boseigenaar terecht, maar ook bij de samenleving in de vorm van toerisme en recreatie, gezondheid, zuivering van lucht en water, CO2 vastlegging, bodembescherming, bufferende werking, vestigingsklimaat voor burgers en bedrijven. De constatering is natuurlijk dat deze inkomsten, ook waar het hard geld betreft, niet bij de bos- en natuureigenaren neerslaan, maar daarbuiten. Financiële prikkels zijn alleen haalbaar via subsidies vanuit de overheid of provincies (Huisman 2014). Boseigenaren dragen bij aan beleidsdoelen zonder daarvoor de beloning te ontvangen. Het is voor de individuele eigenaar te veel inspanning om deze beloning te innen, maar als coöperatie staan de eigenaren sterker in onderhandeling met andere partijen die wel de baten ontvangen (horeca, waterschappen, etc). Als alternatief voor subsidie, bestaat als maatregel de mogelijkheid om bepaalde functies beter te waarderen. Als voorbeeld kan de koolstofvastlegging van bos worden genoemd. Wanneer dit wordt gekoppeld aan verplichtingen met betrekking tot beheer, doeningen en oogst, kunnen boseigenaren daarmee de kosten van deze activiteiten financieren.

Uitvoering:

Om een begin te maken met de genoemde onderwerpen kunnen de volgende acties ondernomen worden:

 De opzet van een (landelijk) programma om oogsttechnieken te stimuleren. Dit kan via een apart programma of via een aanpassing van bestaande innovatieprogramma’s zoals het TKI programma.

 Provinciale en regionale overheden kunnen in hun diverse programma’s t.a.v. de stimuleren van duurzame energie krachtig inzetten op implementatie van meer houtketels, zodat er lokale afzet is voor lokale biomassa. Dit zal indirect financiële prikkels bieden voor boseigenaren

 Ten aanzien van de subsidies op beheersactiviteiten is het duidelijk dat hier ruimte is voor verbetering. Het is echter nog niet duidelijk welke acties nu het beste zijn. De aanbeveling is om hier nader onderzoek te doen, en daarbij te focusseren op het huidige SNL systeem, toegang daartoe en mogelijk alternatieven om bosfuncties te belonen.

(28)

3.5

Inschatting extra houtoogst naar aanleiding van het actieplan

Inschatting extra houtoogst in Twente

Voor de onderzochte regio Twente (en Salland) is op basis van de eigenaarsprofielen en door hun aangegeven voorkeuren een schatting gemaakt van de effecten van de verschillende te hanteren strategieën (voorlichting, samenwerking en subsidies) op de houtmobilisatie, ervan uitgaande dat ze onafhankelijk van elkaar werken en zonder rekening te houden met effecten ervan op de andere ecosysteemdiensten (zie Figuur 4).

Figuur 4: Effecten van voorgestelde strategieën uitgedrukt in m3/jr voor de negen eigenaarsgroepen in de regio

Twente-Salland. (Bron Clerkx et al., 2016)

De totale hoeveelheid hout die extra geoogst kan worden als gevolg van de maatregelen dit plan is dus ca. 7200 m3/jaar (1900 + 2300 + 3000). Dit betekent een extra oogst van 15% bovenop de huidige oogst van 47.000 m3/jaar (= huidige oogst van particulieren in Twente). Inschatting extra houtoogst in heel Nederland

Deze resultaten zijn specifiek voor Twente, omdat de eigendomsverdeling zeer kenmerkend is voor Twente, door het relatieve hoge aandeel privébezit, de hoge aantallen eigenaren en de grote groep passieve boseigenaren die vanuit hun tijdsbesteding geen prioriteit geven aan hun bos of er geen kennis van hebben. Deze resultaten zijn daarom niet zo maar op te schalen naar Nederland. Als we hiervoor een benadering gebruiken, namelijk een extra 10%

(29)

oogst in Nederland (van 46,5% naar 56,5%), dan zou de huidige oogst van 1,26 miljoen m3 hout stijgen met 272.000 m3per jaar.

Om het realiteitsgehalte van deze inschatting te onderzoeken is ook andere literatuur onderzocht. Clerkx & Schelhaas (2015) berekenden op basis van de NBI6 voor niet-geoogst bos, dat verlaging van subsidies voor natuur een potentieel van 38.000 tot 52.000 m3zou opleveren op nationale schaal (bij 20% van de bijgroei). Op basis van de niet-geoogste plots in de NBI6 zou de totale mobilisatie 119.000-190.000 m3zijn. Dit is bij een oogst van maximaal 75% van de bijgroei. Hierboven op zou dan nog de mobilisatie kunnen komen van bos waarin al wel wordt geoogst maar waarbij het oogstpercentage zal toenemen van 46% naar 75% van de bijgroei. Hieruit blijk dat de genoemde stijging realistisch is ingeschat, alhoewel benadrukt moet worden dat er veel aannamen gemaakt zijn bij deze berekening. Uit een recente berekening blijkt dat de totale oogst met ongeveer 600.000 m3 kan toenemen als intensief geoogst gaat worden in de huidige multifunctionele bossen (58% van het areaal) (Nabuurs et al in prep). Om dit te behalen is er echter een aanzienlijke inspanning nodig, niet alleen bij de particuliere eigenaren, maar bij de gehele sector. Dit Plan van Aanpak kan een onderdeel van deze aanpak vormen.

3.6

Tijdpad en kosten

Een eerste inschatting van de kosten voor een landelijk mobilisatieprogramma is weergegeven in de volgende tabel:

Activiteit kosten per

jaar (kEuro) Kosten totaal(kEuro)

1. Ontwikkeling en verspreiding voorlichtingsmateriaal 50 150

2. Houtmobilisatiecoordinator 100 300

3. stimulering nieuwe collectieven (10 collectieven) 50 150

4. Verbetering financiële opbrengsten (beleidsvoorbereiding) 50 150

5. Onderzoek naar o.a. subsidies, resultaten van houtmobilisatie 80 240

Totaal 330 990

Bij deze kostenschatting past de volgende toelichting:

 Dit Plan van Aanpak gaat uit van een driejarig programma, dus de totale kosten zijn drie keer de jaarlijkse kosten.

 Kosten voor de houtmobilisatiecoordinator zijn ingeschat op 100 kEuro/jaar; dit omvat het tarief, inclusief overhead en ondersteuning.

 Direct stimuleren van collectieven betreft een ondersteuning van 15 kEuro per cluster, voor een totaal van 10 clusters.

 Ten aanzien van de verbetering van de financiële opbrengsten is het waarschijnlijk mogelijk om bestaande subsidieprogramma’s aan te passen of ook toegankelijk

(30)

voor bosbeheeractiviteiten te maken. Deze kosten zijn hierom niet begroot; alleen de kosten van het voorbereiden van beleidsverandering

 Eerder is al aangegeven dat het zinvol zou zijn om aanvullend onderzoek uit te voeren naar de subsidies op beheersactiviteiten, de effecten van huidige subsidies (bv de SNL subsidie) en mogelijke alternatieven. Daarnaast is het zinvol om te onderzoeken welke resultatenhoutmobilisatie activiteiten kunnen hebben. De totale kosten hiervan worden geschat op 240 kEuro.

De kosten van het Plan van Aanpak zijn dus ca 1 miljoen Euro. Dit is een aanzienlijk bedrag. Echter, uit dit document – en bijvoorbeeld ook uit het Actieplan Bos en Hout – is duidelijk dat verhoging van de oogst uit bos in Nederland een belangrijke prioriteit zou moeten zijn met als resultaat goed onderhouden en vitale bossen, een robuuste sector en meer hout voor hoogwaardige toepassingen en voor bio-energie.

(31)

4.

LITERATUUR

Borkent, I. & G. Van Duinhoven. 2004. Nederlands Hout doet mee: wat heeft het opgeleverd? Vakblad Natuur, Bos en Landschap. Oktober 2004.

Clerkx, A.P.P.M. , M.J. Schelhaas & J. Zwart. 2015. Oogst in het Nederlandse bos. Analyse van niet-geoogste plots uit de Zesde Nederlandse Bosinventarisatie. Wageningen. Alterra-rapport 2610.

Clerkx, A.P.P.M. , G.M. Hengeveld, M.J. Schelhaas & A.T.F. Helmink. Boseigendom in Twente en Salland; Resultaten van een enquête onder kleine boseigenaren in Twente en Salland, Alterra rapport 2731, 2016

Huisman, B. 2014. Samenwerken is noodzakelijk voor een rendabel bosbeheer. Vakblad Natuur, Bos en Landschap, Januari 2014.

Jans, M.F.F.W. 1999. Actieplan Bos en Hout 2000. Bos en Houtberichten 1999, nr 7. Stichting Bos en Hout, Wageningen.

Klaassen, R.K.W.M. & Ir. J.G.M. Creemers. 2009. Betere verwerking en afzet van inheems loofhout. Directie Kennis, Ministerie van Landbouw, Natuur en oedselkwaliteit. Rapport DK nr. 2009/dk114.

Leek, N.A. (ed). 2005. Multifunctionaliteit in balans. Visie op de houtoogst. Platform Hout Nederland & Ministerie LNV, Directie Natuur.

Muys, B., L. Hetemäki & M. Palahi. 2013 Sustainable wood mobilization for EU renewable energy targets. Biofuels, Bioprod. Bioref. 7

Meijden, H.A. van der,. 1988. Obstakels voor houtproduktie en houtoogst in het nederlandse bos (i). Bos en Houtberichten nr 6, 1988

Oldenburger, J. & P. Jansen. 2007. Het ‘Full service’ concept in Nederland. Probos Bosberichten 2007-3.

Probos, Kerngegevens 2014,http://www.probos.nl/publicaties/kerngegevens

Schelhaas, M.J., A.P.P.M. Clerkx, W.P. Daamen, J.F. Oldenburger, G. Velema, P. Schnitger, H. Schoonderwoerd & H. Kramer. 2014. Zesde Nederlandse Bosinventarisatie: methoden en basisresultaten. Wageningen: Alterra-rapport 2545.

(32)

BTG Biomass Technology Group BV Josink Esweg 34, 7545 PN Enschede Postbus 835, 7500 AV Enschede T. + 31 (0)53 486 1186 F. +31 (0)53 486 1180 W.www.btgworld.com E.secretariaat@btgworld.com Alterra Postbus 47 6700 AA Wageningen T: +31 317 480 700 W:www.wageningenur.nl/nl/Expertises-Dienstverlening/Onderzoeksinstituten/Alterra.htm

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Solidariteitsprincipe bespreken Indicaties versus solidariteit Groepsprofiel opstellen. Huisafspraken Opstellen

Afspraken plannen met ouders en waar mogelijk de bewoner, voor kennismaking en doornemen van uitkomsten vragenlijst.. Vaststellen van de huidige/ toekomstige

Bram heeft deze week zelfs een officiële klacht ingediend omdat hij al een half jaar wacht op een reactie: “deze wethouder had een ambtenaar laten bellen om aan te geven dat de

Speciale aandacht gaat uit naar wie onder moeilijke omstandigheden tijdens de coronacrisis afscheid heeft moeten nemen van

De boom is weinig in cultuur en wordt vaak verwisseld met zijn neef Amelanchier laevis, die altijd kale bladeren heeft en altijd smakelijke en sappige vruchten.. Amelanchier

Hiervoor worden alle organisaties uitgenodigd die bij de discussiebijeenkomst in november 2008 aanwezig waren of op een andere wijze hebben aangegeven bij de aanpak van

Door de vaststelling van de peildatum op 1 januari 2010 kan tegen personen die tot die datum in het GBA zijn ingeschreven niet handhavend worden opgetreden wegens

De doelstelling van het opstellen van het plan van aanpak is door middel van participatie te komen tot een omgevingsvisie met een breed draagvlak voor het beleid en voor de