• No results found

Homoseksualiteit en Revius : Een beeldvormend onderzoek naar de behoeften van docenten, in het omgaan met homosekueel gerichte leerlingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Homoseksualiteit en Revius : Een beeldvormend onderzoek naar de behoeften van docenten, in het omgaan met homosekueel gerichte leerlingen"

Copied!
41
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

HOMOSEKSUALITEIT EN REVIUS

Een beeldvormend onderzoek naar de behoeften van docenten, in het omgaan met homoseksueel gerichte leerlingen.

Esther Gijsbertsen – Vogelaar

Eindscriptie aangeboden aan de examencommissie van de Christelijke Hogeschool te Ede

Ter verkrijging van de bachelorgraad van de opleiding Godsdienstleraar

Opdrachtgever: Wartburg College Projectbegeleider: Bert Vonk

Begeleidend docent CHE: dr. J.M.Praamsma november 2010 – juni 2011

(2)

VOORWOORD

Voor u ligt het afstudeeronderzoek, dat ik heb uitgevoerd in het kader van mijn afstuderen aan de opleiding GL.

Als docent godsdienst, heb ik te maken met een veelkleurigheid aan leerlingen. En dat is wat mij aanspreekt in mijn werk: de diversiteit van mensen en de dynamiek die dit met zich meebrengt. De leefwereld van leerlingen is boeiend. Als ik een onderwerp moet noemen waar zij veel mee bezig zijn, dan is dat: seksualiteit. De leerlingen zijn volop in ontwikkeling, zowel op fysiek, emotioneel als sociaal gebied. In het onderwijs is er voor veel van deze gebieden aandacht. Maar, wordt er voldoende aandacht geschonken aan het thema seksualiteit, dat voor de leerlingen zo belangrijk is? Als we praten over leerlingen dan gaat het voornamelijk over hun cijfers en gedrag.

Met mijn afstudeeronderzoek wil ik graag een bijdrage leveren aan het verwoorden en uitdiepen van een thema, dat onderbelicht is in de schoolpraktijk, namelijk: seksualiteit.

Binnen dit grote thema seksualiteit, kies ik ervoor om het thema homoseksualiteit verder uit te werken. Waarom dit kwetsbare en gevoelige onderwerp?

Omdat ik ervan overtuigd ben dat er leerlingen zijn, binnen onze school, in mijn klassen, die zich niet herkennen in de seksuele gevoelens die door hun klasgenoten worden besproken.

Leerlingen die vragen hebben over homoseksualiteit of die worstelen met hun gevoelens voor hetzelfde geslacht.

Het raakt mij, dat er voor hen geen duidelijkheid is bij wie zij terecht kunnen met hun vragen en worsteling. Dat er geen openheid is over homoseksualiteit, maar eerder het tegendeel. Hoe vaak hoor ik negatieve opmerkingen over homo’s.

Door middel van dit afstudeeronderzoek wil ik het thema homoseksualiteit onder de aandacht brengen. Beginnen bij de homoseksueel gerichte leerlingen is niet mogelijk, ze zijn immers onzichtbaar. Daarom heb ik ervoor gekozen om bij de docenten te beginnen. Dit door hun behoeften in beeld te brengen, in het omgaan met homoseksueel gerichte leerlingen. De toerusting van docenten staat immers ten dienste van de leerlingen. Mijn wens is dan ook dat mijn afstudeeronderzoek eraan bijdraagt, dat homoseksueel gerichte leerlingen hun gerechtvaardigde plaats kunnen innemen.

Ik hoop dat u als lezer door middel van bovenstaande beschrijving nieuwsgierig bent geworden naar de verdere inhoud van dit onderzoeksverslag. Rest mij nog u veel inspiratie en een bewogen hart toe te wensen bij het lezen.

Esther Gijsbertsen –Vogelaar Ingen, juni 2011

(3)

Homoseksualiteit en Revius...0 Voorwoord...1 1 Inleiding...4 1.1 Aanleiding...5 1.2 Onderzoeksvraag...5 1.3 Doelstelling...6 1.4 Onderzoeksverantwoording...6 1.5 Leeswijzer...7 2 Theoretisch kader...8 2.1 Visienota en Handreiking...8 2.1.1 Bijbels kader...8 2.1.2 Begrippen...8 2.1.3 Wetenschappelijk kader...9 2.1.4 Maatschappelijk kader...9 2.1.5 Schoolvisie...9

2.1.6 Richtinggevers voor beleid...10

2.2 Samenvatting en conclusie...11

3 De onderwijspraktijk...12

3.1 Ui model Korthagen...12

3.2 Inventarisatie van de behoeften...13

3.2.1 Omgeving (schoolpraktijk Revius)...13

3.2.2 Gedrag...15 3.2.3 Bekwaamheden...16 3.2.4 Overtuigingen...17 3.2.5 Identiteit...19 3.2.6 Betrokkenheid...19 3.3 Samenvatting en conclusies...20 3.3.1 Samenvatting...20

3.3.2 Afstemming van de verschillende niveaus...21

4 Verbinding theoretisch kader en de onderwijspraktijk...22

4.1 Uitkomst behoeftepeiling gekoppeld aan het theoretisch kader...22

4.1.1 Omgeving (schoolpraktijk Revius)...22

4.1.2 Gedrag...26

4.1.3 Bekwaamheden...26

4.1.4 Overtuigingen...27

4.1.5 Identiteit...28

(4)

4.2 Samenvatting en conclusie...29

4.2.1 Samenvatting...29

4.2.2 Conclusie...30

5 Conclusies...31

6 Aanbevelingen voor de onderwijspraktijk...33

7 Slotbeschouwing...36

Dankwoord...37

Lijst van geraadpleegde literatuur...38

(5)

1

INLEIDING

‘Er is de laatste jaren toenemende belangstelling voor homoseksualiteit in het onderwijs, het pedagogisch klimaat en de manier waarop scholen veiliger kunnen worden gemaakt. Ook in reformatorische en protestants-christelijke scholen vraagt homoseksualiteit om aandacht’.

Met deze woorden wordt de Visienota (homo)seksualiteit van de Vereniging Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS) ingeleid1. In dit document is de VGS de uitdaging aangegaan, om zich te bezinnen ten aanzien van haar visie op homoseksualiteit. De Bijbel vormt hierin het uitgangspunt, zij is normerend.

Het visiedocument is een mooi stuk theoretisch werk geworden. Maar, hoe gaat het in de schoolpraktijk met de aandacht voor homoseksualiteit?Hoe wordt er omgegaan met homoseksueel gerichte leerlingen?

Een veelbesproken onderwerp is homoseksualiteit zeker niet. In reacties van docenten komt naar voren dat zij worstelen met een gebrek aan visievorming of hun visie en de praktijk niet kunnen verenigen. (Handelings)verlegenheid richting homoseksueel gerichte leerlingen komt ook aan de orde.

Dit alles wordt onderstreept door de resultaten van een onderzoek, dat door de stuurgroep Homoseksualiteit2 is afgenomen onder de bij de Vereniging Gereformeerd Schoolonderwijs aangesloten scholen. De VGS heeft een visienota (homo)seksualiteit en een handreiking voor beleidsvorming m.b.t. (homo)seksualiteit geschreven. Haar wens is om deze beide documenten te vertalen naar de onderwijspraktijk.

Op dit moment is de visie in deze nota onbekend bij de docenten en niet geïntegreerd binnen de schoolpraktijk.

Het samenbrengen van visie en praktijk staat in mijn onderzoek centraal. De praktijk bestaat in dit onderzoek uit de schoolpraktijk van Revius3. De visie is aanwezig, maar wat zijn de behoeften in de praktijk? Hebben de docenten van Revius behoefte aan kennis over het onderwerp of missen ze handvatten om hun kennis toe te passen?

Om visie en praktijk met elkaar te verbinden is het van belang om de behoeften van docenten in het omgaan met homoseksuele leerlingen in beeld te brengen.

1.1 Aanleiding

Dit onderzoek in het kader van mijn afstuderen heb ik uitgevoerd in opdracht van het Wartburg College4.

1 De organisatie voor besturen van reformatorische scholen.

2 Deze stuurgroep is ingesteld ten behoeve van het christelijk/reformatorisch onderwijs. De eindverantwoordelijkheid voor de stuurgroep ligt bij de Vereniging Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS).

(6)

Binnen onze school heb ik regelmatig de verlegenheid rondom het onderwerp ‘homoseksualiteit’ ervaren. En ook concrete vragen gehoord, zoals: ‘Wat moeten we ermee als school’? Hoe gaan we om met homoseksueel gerichte leerlingen?

Ik vind het belangrijk dat we als school oog hebben voor de totale leerling. Hiermee bedoel ik o.a. zijn/haar cijfermatige prestaties, gedrag en (seksuele) ontwikkeling. En dat wij de leerlingen aanspreken vanuit wat God van hen vraagt. Als docenten dienen we met de leerlingen om te gaan naar Gods bedoeling. Kortom een holistische benadering.

Het verlangen om recht te doen aan het geheel van de leerlingen, is mijn motivatie om aan de slag te gaan met een onderwerp, dat onderbelicht is, namelijk: homoseksualiteit binnen onze school’. Het onderwerp staat niet op zichzelf, maar vindt een plaats binnen het geheel van de seksuele ontwikkeling.

Recht doen aan de leerling krijgt gestalte in het handelen van de docenten. Met dit onderzoek breng ik de behoeften van docenten in het omgaan met homoseksueel gerichte leerlingen in beeld. Deze beeldvorming en het voorzien in de behoeften van de docenten staat ten dienste van de leerlingen. 1.2 Onderzoeksvraag

‘Waar hebben docenten van Revius behoefte aan, in het omgaan met homoseksueel gerichte leerlingen? ‘

Om de onderzoeksvraag goed te kunnen beantwoorden is het van belang deze onder te verdelen in deelvragen. Deze deelvragen vormen met elkaar het raamwerk van het onderzoek.

Deelvragen:

 Welke behoefte hebben docenten in het omgaan met homoseksueel gerichte leerlingen als het gaat om hun eigen omgeving?

 Welke behoefte hebben docenten in het omgaan met homoseksueel gerichte leerlingen als het gaat om hun eigen gedrag?

 Welke behoefte hebben docenten in het omgaan met homoseksueel gerichte leerlingen als het gaat om hun eigen bekwaamheden?

 Welke behoefte hebben docenten in het omgaan met homoseksueel gerichte leerlingen als het gaat om hun eigen overtuigingen?

 Welke behoefte hebben docenten in het omgaan met homoseksueel gerichte leerlingen als het gaat om hun eigen identiteit?

 Welke behoefte hebben docenten in het omgaan met homoseksueel gerichte leerlingen als het gaat om hun eigen betrokkenheid?

 Wat biedt de visienota van de VGS aan om in deze behoeften te voorzien?  Welke aanbevelingen (voor concrete producten) zijn er mogelijk?

1.3 Doelstelling

Met mijn afstudeerproject hoop ik een bijdrage te leveren aan de verbinding van de visienota van de VGS en de onderwijspraktijk van Revius. Concreet door de behoeften van docenten in het omgaan

(7)

met homoseksuele leerlingen in beeld te brengen en deze te koppelen aan wat de visienota (homo)seksualiteit van de VGS biedt.

Dit alles met als doel om recht te doen aan de homoseksueel gerichte leerlingen. Tegelijkertijd werk ik met dit onderzoek mee aan een stuk professionalisering van docenten.

1.4 Onderzoeksverantwoording

Het onderzoek is kwalitatief van aard. Geen harde cijfers, maar zorgvuldig gekozen woorden die schriftelijk vastgelegd zijn vormen het basismateriaal. Kwalitatief onderzoek baseert zich op de zogenaamde interpretatieve benadering1. Deze benadering hanteert de opvatting, dat de sociale werkelijkheid niet los staat van mensen. Zij bestaat, doordat ze vorm wordt gegeven door bewuste handelingen van mensen. Menselijk gedrag wordt beïnvloed door de betekenis die sociale wezens daaraan geven. De taak van de onderzoeker is dan ook, inzicht te krijgen in hoe mensen de werkelijkheid ervaren, beleven en hier betekenis aan geven. Tegelijkertijd blijft staan dat, ik in lijn met de Visienota van de VGS, vasthoud aan een waarheid buiten onszelf: Het Woord van God.

De menselijke leefwereld is het onderzoeksveld. Kennis wordt dan ook verkregen door de werkelijkheid van binnenuit te bestuderen.

Voor dit onderzoek betekent het dat ik in de schoolpraktijk heb onderzocht welke behoeften docenten van Revius hebben in het omgaan met homoseksueel gerichte leerlingen.

Dit heb ik gedaan aan de hand van een onderwijskundige structuur: het ui-model van Korthagen (zie 3.1).Diverse niveaus, te noemen: omgeving, gedrag, bekwaamheden, overtuigingen, identiteit en betrokkenheid, komen aan de orde. Op deze wijze breng ik in beeld op welk(e) gebied(en) de docenten van Revius toerusting nodig hebben in het omgaan met homoseksueel gerichte leerlingen. Om de behoeften van docenten in beeld te brengen heb ik gebruik gemaakt van open interviews. Een open interview kent verschillende vormen. In dit onderzoek gebruik ik halfgestructureerde interviews. De gebruikte structuur is een interviewschema2. Dit is een lijst met gespreksonderwerpen die in de loop van het interview aan de orde dienen te komen. Eigenlijk zijn de gespreksonderwerpen verschillende niveaus die stuk voor stuk worden geopend. In dit onderzoek is het de onderwijskundige structuur, het ui-model van Korthagen. We beginnen bij de buitenste laag van de ui (de omgeving) en pellen deze af tot we bij het binnenste niveau zijn gekomen (betrokkenheid, persoonlijke missie). Om de behoeften van docenten vanuit meerdere perspectieven te bekijken, bevraag ik ook een directielid, vertrouwenspersoon, orthopedagoog en een collega van het Zorg Advies Team.

Voordat ik aan het onderzoek begon was het de bedoeling dat ik ook enkele (oud) leerlingen zou bevragen die waren uitgekomen voor hun homoseksuele gerichtheid. Met als doel vanuit hun ervaring te kijken op welk terrein docenten behoefte aan toerusting nodig hebben. Tijdens de interviews is gebleken dat in de afgelopen vijftien jaar, het één keer is voorgekomen dat een leerling een ‘coming out’, heeft gehad. Alleen die leerling interviewen geeft een niet representatief beeld. Hiermee lijkt het wel alsof er geen sprake is van een vraag.

1 Migchelbrink, F., Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn (Amsterdam: SWP, 2006) p. 34 2 Zie voor het interviewschema de Bijlage

(8)

De gegevens van de Rutgers Nisso Groep geven ons een beter beeld:’ Onder jongeren van 12 tot 25 jaar zegt 2,0% van de jongens en 1,3% van de meisjes zowel, vooral of uitsluitend op personen van het eigen geslacht te vallen’3.

Ook op Revius moeten er dus leerlingen zijn met een homoseksuele gerichtheid. Er blijkt dus sprake te zijn van een verborgen vraag. Soms hebben docenten vermoedens dat leerlingen worstelen met hun seksuele identiteit. Het blijkt lastig om dit bespreekbaar te maken.

Het is tijd om met het onderbelichte thema ‘ homoseksualiteit’ aan de slag te gaan. Om zo docenten toe te rusten, ten dienste van deze leerlingen.

De uitkomsten van dit praktijkonderzoek verbind ik met de visienota en handreiking (homo)seksualiteit van de VGS. Wat is er nodig in de praktijk en in welke behoeften kan vanuit de visienota worden voorzien en op welke wijze? Is de vraag die in dit onderzoek wordt beantwoord. Hieruit volgen aanbevelingen voor de onderwijspraktijk.

1.5 Leeswijzer

In deze leeswijzer geef ik een korte schets van de inhoud.

In het eerste hoofdstuk verwoord ik de aanleiding tot het onderzoek en werk ik de onderzoeksvraag met de bijbehorende deelvragen uit. Ook de doelstelling en de onderzoeksverantwoording komen in dit eerste hoofdstuk aan bod.

Het tweede hoofdstuk bestaat uit de beschrijving van het theoretisch kader. Deze wordt gevormd door de Visienota (homo)seksualiteit en de Handreiking voor beleidsvorming m.b.t. (homo)seksualiteit.

Hoofdstuk drie bevat de beschrijving van de onderwijspraktijk. De behoeften van docenten in het omgaan met homoseksueel gerichte leerlingen zijn geïnventariseerd. Dit aan de hand van de onderwijskundige structuur, het ui-model van Korthagen.

In hoofdstuk vier worden theorie en praktijk aan elkaar verbonden. De behoeftepeiling in de onderwijspraktijk wordt gekoppeld aan het theoretisch kader.

In hoofdstuk vijf komen alle voorgaande hoofdstukken samen. Dit hoofdstuk geeft een terugblik en een helder overzicht.

Hoofdstuk zes bestaat uit aanbevelingen voor de onderwijspraktijk. Het onderzoek wordt afgerond met een slotbeschouwing in hoofdstuk zeven.

Hierna volgen nog het dankwoord, de lijst van geraadpleegde literatuur en websites en de bijlage met het interviewschema.

(9)

2

THEORETISCH KADER

Het theoretisch kader van dit onderzoek wordt gevormd door de Visienota (homo)seksualiteit, de Handreiking voor beleidsvorming m.b.t. (homo)seksualiteit en het ui model van Korthagen. Eerstgenoemde documenten zijn tot stand gekomen onder regie van de stuurgroep homoseksualiteit. Deze stuurgroep is ingesteld ten behoeve van het christelijk-reformatorisch onderwijs. De eindverantwoordelijkheid voor de stuurgroep ligt bij de Vereniging Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS).

Het ui model van Korthagen bespreek ik in het begin van het volgende hoofdstuk ‘De onderwijspraktijk’.

In dit hoofdstuk zal ik de hoofdpunten uit zowel de nota als de handreiking benoemen. De Visienota is in alles de basis. Een aantal onderdelen worden in de handreiking uitvoeriger beschreven. Bij onderstaande beschrijving volg ik de structuur van de Visienota.

Onderstaande tekst is op deze wijze een samenvatting van de visie van de VGS, verwoord in de visienota en handreiking.

Deze samenvatting heeft als doel in het vervolg van dit onderzoek, theorie en schoolpraktijk op een overzichtelijke wijze aan elkaar te kunnen verbinden.

2.1 Visienota en Handreiking 2.1.1 Bijbels kader

De Visienota heeft haar toetsingskader ten aanzien van het onderwerp homoseksualiteit ten eerste in de waarden en de normen van de Bijbel. De Bijbel is gezaghebbend op alle levensterreinen en zo het richtsnoer voor al ons persoonlijk en maatschappelijk handelen.

De Bijbelse visie op homoseksualiteit dient vooraf gegaan te worden door een Bijbelse en schepselmatige visie op seksualiteit. In Genesis 2: 18, 23 en 24 vinden we de norm voor het seksuele gedrag. Seksualiteit in de Bijbel heeft te maken met het vormen van een onverbrekelijke verbintenis tussen één man en één vrouw.

Sinds de zondeval leven we in een gebroken wereld, waarin ook veel ‘seksuele gebrokenheid’ is. Homoseksualiteit is ook een gevolg van die seksuele gebrokenheid.

In de Bijbel krijgt seksualiteit alleen een positieve plaats in het huwelijk van man en vrouw. Tot het Bijbels kader waarbinnen we met onze homoseksuele naaste omgaan, hoort ook het omzien naar elkaar in de gebrokenheid van het leven.

2.1.2 Begrippen

Er wordt in de visienota onderscheid gemaakt tussen homoseksuele gerichtheid (het verlangen) en de homoseksuele praxis (de seksuele relatie). De persoon met zijn of haar gerichtheid dienen we te accepteren en met christelijke naastenliefde te benaderen. Het hebben van homoseksuele relaties wordt op grond van de Bijbel nadrukkelijk afgewezen.

De VGS heeft gekozen voor het gebruik van het begrip: homoseksuele gerichtheid, omdat dit woord neutraal is met betrekking tot de theorieën over het ontstaan van homoseksuele gevoelens.

(10)

2.1.3 Wetenschappelijk kader

Over het ontstaan van homoseksualiteit bestaan diverse meningen. Dat homoseksualiteit voornamelijk genetisch bepaald is, wordt niet bewezen vanuit wetenschappelijk onderzoek.

De meeste deskundigen gaan ervan uit dat homoseksualiteit zich ontwikkelt in de vroege jeugd, als gevolg van een combinatie van factoren op het gebied van aanleg en milieu.

De VGS ziet in navolging van Kinsey de schaalverdeling van de seksuele gerichtheid van mensen als een continuüm. Dit betekent dat er geen scherpe grens is te trekken tussen een groep mensen die heteroseksueel gericht zijn en een andere groep mensen die homoseksueel gericht zijn. Vooral bij jongeren die het proces doormaken van de ontwakende seksualiteit is er nogal wat verschuiving mogelijk.

De begeleiding en hulpverlening dienen zich niet in de eerste plaats te richten op de verandering van de seksuele gerichtheid, maar op de verbetering van psychisch welbevinden.

Er wordt spanning ervaren tussen het willen leven naar de Bijbelse norm en het gevoelen van een homoseksuele gerichtheid. Dit doet een appél op christelijke naastenliefde, op steun, begrip, respect en begeleiding van de omgeving.

2.1.4 Maatschappelijk kader

Gelijkheidsideaal, ware tolerantie, erkenning en aanvaarding van homoseksualiteit zijn kernwoorden die weergeven hoe in onze maatschappij wordt gedacht over homoseksualiteit. De visie van de VGS staat hier haaks op.

2.1.5 Schoolvisie

De Bijbel en de daarop gebaseerde belijdenisgeschriften vormen de grondslag van onze school. Deze grondslag dient onderschreven te worden door medewerkers en ouders en aan leerlingen voorgehouden en voorgeleefd te worden. Hierdoor ontstaat een sterke eenheid, waarbinnen de vorming van onze leerlingen zo goed mogelijk tot haar recht kan komen.

De nota van de VGS geeft aan dat christenen met een homoseksuele gerichtheid deze niet hoeven ontkennen. Ze mogen er eerlijk over zijn en de school kan haar medewerkers en leerlingen daarbij tot steun zijn.

Aanvaarding is hierbij een belangrijk begrip. Mensen met een homoseksuele gerichtheid mogen zichzelf, net als anderen, aanvaarden als onvolmaakte zondige mensen, die grote waarden hebben, omdat God hen geschapen heeft en voor wie, door bekering, vernieuwing mogelijk is door Jezus Christus.

Christenen ontlenen hun identiteit niet aan hun hetero of homo zijn. De Bijbel spreekt over identiteit in termen van wie iemand is in de relatie tot God en de naaste.

De school is verantwoordelijk voor het scheppen van een veilig klimaat, goede toerusting en vorming van leerlingen en begeleiding en ondersteuning van individuele leerlingen en medewerkers.

(11)

2.1.6 Richtinggevers voor beleid

Bovenstaande visie op homoseksualiteit is de basis voor concretisering binnen beleid op deelterreinen. Daarvoor zijn de volgende richtinggevende uitspraken opgesteld:

Klimaat

Ruimte en veiligheid voor homoseksuele gerichtheid van leerlingen en medewerkers. Ook openheid voor liefdevolle correctie op verkeerd gedrag. Homohaat wordt actief tegengegaan.

Toerusting en vorming

Het thema homoseksualiteit dient een plaats te hebben binnen het bredere thema van de seksualiteit. Het thema seksualiteit verdient voldoende en continue aandacht, in een doorgaande lijn met de basisschool en in een vakoverstijgende aanpak. Dit dient een geheel te vormen met de aandacht die het onderwerp krijgt in het gezin en de kerkelijke gemeente.

Er wordt uitgegaan van een positieve visie op seksualiteit, als een scheppingsgave van God. Leerlingbegeleiding

Docenten, mentoren en leerlingbegeleiders moeten weten hoe ze moeten omgaan met leerlingen met homoseksuele gevoelens en hun directe klasgenoten.

De begeleiding van leerlingen met homoseksuele gevoelens heeft een plaats in de normale structuur van leerlingbegeleiding.

Leerlingen mogen, binnen de kaders van het beleid van de school, uitkomen voor hun homoseksuele gerichtheid. Omdat hun persoonlijkheid nog in ontwikkeling is, wordt afgeraden dit te vroeg te doen. In eerste instantie wordt het individuele contact met een familielid of vertrouwenspersoon van school of kerk geadviseerd. Indien de leerling dat wenst, kunnen meer personen (bijvoorbeeld de klas) op de hoogte worden gesteld.

Personeelsbeleid

Niet van toepassing, omdat het onderzoek zich richt op de behoeften van docenten in het omgaan met homoseksueel gerichte leerlingen.

Communicatiebeleid

Met ouders en kerken wordt gecommuniceerd over de wijze waarop school omgaat met de toerusting en vorming van de leerlingen. Voor communicatie met de media en de overheid zijn duidelijke afspraken gemaakt om zorgvuldigheid en eenduidigheid te waarborgen.

2.2 Samenvatting en conclusie

(12)

Het thema homoseksualiteit vindt haar toetsingskader in de Bijbel. De homoseksueel gerichte persoon dienen wij te accepteren, een homoseksuele relatie moet op grond van de Bijbel worden afgewezen.

Het ontstaan van een homoseksuele gerichtheid wordt beïnvloed vanuit een complex geheel in aanleg en diverse omgevingsfactoren. De begeleiding van homoseksueel gerichte leerlingen richt zich op de verbetering van psychisch welbevinden. Aanvaarding is hierin een sleutelbegrip.

Belangrijk is het om voor ogen te houden dat christenen hun identiteit niet ontlenen aan hun hetero of homo zijn, maar aan wie zij zijn in relatie tot God en hun naaste.

Binnen het schoolklimaat zijn de begrippen: ruimte, veiligheid en liefdevolle correctie uitgangspunt. Het thema homoseksualiteit dient een plaats te krijgen binnen het grote thema seksualiteit. Begeleiding van homoseksueel gerichte leerlingen vindt plaats binnen de normale structuur van leerling zorg. Uitkomen voor een homoseksuele gerichtheid is mogelijk, wel is voorzichtigheid geboden, i.v.m. een ontwikkelende persoonlijkheid.

Het visiedocument is kernachtig en helder in haar bewoordingen en standpunten. Hoe dit alles in de praktijk wordt ervaren en vormgegeven gaan we ontdekken in de volgende hoofdstukken.

(13)

3

DE ONDERWIJSPRAKTIJK

‘Waar hebben docenten van Revius behoefte aan, in het omgaan met homoseksueel gerichte leerlingen?’ Zo luidt de onderzoeksvraag. Om de verschillende behoeften overzichtelijk in beeld te brengen maak ik gebruik van een onderwijskundige structuur: het ui-model van Korthagen. Hieronder volgt een korte uitleg van het model en de toepassing ervan in dit onderzoek.

3.1 Ui model Korthagen

Gedrag en bekwaamheden worden bepaald door de overtuigingen die mensen bewust of onbewust hebben. Het ui-model van Korthagen geeft zicht op het eigen handelen op verschillende niveaus. De verschillende uiringen, staan voor verschillende niveaus van verandering. Hoe dieper je de ui ‘binnen gaat’, hoe dichter je bij je eigen ‘kern’ komt. We spreken dan ook wel van kernreflectie. Dit is onderzoek van je persoonlijke kwaliteiten, overtuigingen, houding en identiteit. De verschillende ringen van de Ui beïnvloeden elkaar daarbij wederzijds. Het gaat erom de zes lagen op elkaar afgestemd te krijgen.

Discrepanties tussen de niveaus treden op wanneer bijvoorbeeld iemand wel een bepaalde bekwaamheid bezit, maar zijn feitelijk gedrag er niet mee spoort. Of iemand heeft een persoonlijke missie, maar durft die niet in de praktijk tot uitdrukking te brengen.

Afstemming van de verschillende niveaus binnen de leraar met de omgevingsniveaus, leidt tot effectiever functioneren1.

De diverse niveaus, te noemen: omgeving, gedrag, bekwaamheden, overtuigingen, identiteit en betrokkenheid, komen aan de orde in de interviews. Op deze wijze breng ik in beeld wat docenten waarnemen, bezitten en waarvan ze overtuigd zijn als het gaat over het omgaan met homoseksueel gerichte leerlingen. En ook wat hun behoeften zijn in de verschillende niveaus. Tegelijkertijd komt zo 1 www.kernreflectie.nl

(14)

in beeld hoe deze lagen op elkaar zijn afgestemd. Of er sprake is van afstemming, of dat er ook discrepanties tussen de verschillende niveaus zijn waar te nemen.

3.2 Inventarisatie van de behoeften

Het wordt tijd om de overstap naar de onderwijspraktijk te maken. Hier volgt een beschrijving van wat er tijdens de interviews met de docenten besproken is. Zie voor meer informatie over de opzet van de interviews 1.4 onderzoeksverantwoording en de bijlage.

Na de beschrijving, volgen de behoeften die door de docenten zijn geuit en hoe volgens hen in deze behoeften kan worden voorzien. Dit alles aan de hand van het ui-model van Korthagen. Per niveau wordt inzicht gegeven in wat besproken is en wat de behoeften van de docenten zijn.

3.2.1 Omgeving (schoolpraktijk Revius)

Docenten geven aan weinig tot niets tegen te komen in de schoolpraktijk als het gaat om homoseksueel gerichte leerlingen. Soms zijn er vermoedens dat een leerling homoseksueel gericht zou kunnen zijn en worden er dus signalen opgevangen, maar daar blijft het bij. Deze signalen worden incidenteel doorgespeeld naar de mentor.

Een docent geeft aan dat zij niet weet van een ‘coming out’ van een leerling in de vijfentwintig jaar dat zij lesgeeft. Anderen geven aan dit één keer te hebben meegemaakt in de afgelopen twintig jaar. Een adjunct directeur kent twee leerlingen die in de afgelopen vijf jaar openheid (naar hem) hebben gegeven over hun homoseksuele gerichtheid. Nog een docent vertelt dat hij van vier leerlingen weet dat zij na hun schoolperiode ervoor uit zijn gekomen homoseksueel gericht te zijn. In de afgelopen vijftien jaar op school is er één keer een ‘coming out’ door een leerling in zijn klas en naar de docenten voorgekomen.

We hebben in de schoolpraktijk te maken met veel vooroordelen als het gaat over homoseksualiteit. Het is een onderwerp waar weinig over gesproken wordt, wat aan verlegenheid wordt toegeschreven. ‘Homo’ is een ingeburgerd scheldwoord op Revius. Er wordt uitgegaan van ‘het gewone’: je bent hetero totdat anders blijkt.

Een ‘coming out’, is mogelijk op Revius, maar de school houdt zich tegelijkertijd op een afstand als het gaat om homoseksueel gerichte leerlingen. Een docent geeft aan dat Revius een onvoldoende veilig klimaat heeft voor leerlingen om uit te komen voor hun homoseksuele gerichtheid. Leerlingen zijn bang voor afwijzing en houden daarom hun mond. Een ander denkt dat het klimaat voldoende veilig is en merkt de positieve sfeer op. Maar de veiligheid versterken is altijd aan te raden.

De behoeften die docenten hebben in het omgaan met homoseksueel gerichte leerlingen als het gaat om de schoolomgeving zijn:

Er is behoefte aan duidelijkheid naar de leerlingen toe. Zodat de leerlingen weten bij wie zij terecht kunnen, als ze behoefte hebben aan een gesprek over (homo)seksualiteit.

Ook wordt de behoefte aan onderlinge openheid geuit. Het onderwerp homoseksualiteit dient bespreekbaar te zijn, onderling als collega’s en zeker naar de leerlingen toe. Zij moeten weten dat er altijd iemand binnen de school is, waar zij hun verhaal kwijt kunnen. ‘Hoe schep je ruimte op school (sfeer) waarin het onderwerp bespreekbaar is?’ Is een vraag die in dit kader werd gesteld.

(15)

Er wordt nog opgemerkt dat er binnen onze school gewerkt moet worden aan een open houding van de leerlingen onderling. Aan de hele basishouding van ‘Refojongeren’ ten opzichte van alles wat vreemd is en dus ver van hen af staat. Een open houding in plaats van een veroordelende houding. Als het gaat om een anti scheld- en pestbeleid geldt dat hier in algemene zin aan gewerkt moet worden.

Meerdere keren is de volgende behoefte verwoord door docenten:’Ik heb behoefte aan een eenduidig maar ook breed verspreide schoolvisie, waarin ruimte is voor mijn persoonlijke visie’. En heldere communicatie t.a.v. de schoolkaders als het gaat over homoseksualiteit (zie ook het niveau: overtuigingen)

Een vraag die in dit kader werd gesteld: ‘Hoe open moet je over dit onderwerp zijn als school?’ Er is ook behoefte aan het herkennen en signaleren van een homoseksuele gerichtheid. En de bewustwording van het feit dat er homoseksueel gerichte leerlingen zijn op onze school!

In deze behoeften kan volgens de docenten worden voorzien door:

Als het gaat over duidelijkheid naar leerlingen toe, is er behoefte om in de voorlichting concreet te benoemen, dat zij bij de vertrouwenspersoon terecht kunnen. En dit ook te vermelden in een folder. Ieder cursusjaar dient dit opnieuw aan de orde te worden gesteld. Ook tijdens een ouderavond. Een docent verwoordde haar behoefte als volgt: ‘Het lijkt mij heel goed om een aanspreekpersoon binnen onze school te hebben voor deze leerlingen, maar ook voor docenten die met deze thematiek te maken hebben. En ik denk ook dat het goed kan zijn om voor deze leerlingen een gespreksgroepje te hebben. We hebben een rouwverwerking groep, waarom dan niet een groep leerlingen die worstelt met hun seksuele gerichtheid?’

Als we het hebben over openheid en bespreekbaarheid, is de relatie met de leerlingen belangrijk. Hierbij wordt vooral gedacht aan de rol van de mentor, die vaak het dichtste bij de leerlingen staat. Het is belangrijk dat docenten open zijn over het thema seksualiteit.

Niet alleen openheid bij een persoon op school, maar ook het bespreekbaar maken van homoseksualiteit in de klas is een behoefte die is geuit.

Verder wordt genoemd, het thema homoseksualiteit te plaatsen binnen het grote thema seksualiteit en te zoeken naar een geschikte vorm om het aan de orde te stellen.

Er is behoefte om te werken aan respect om in het algemeen. Dat is persoon en klas gebonden, maar er dient permanent gewerkt te worden aan respect voor elkaar. Heel praktisch kan dit worden verwerkt in een schoolregel. En het bewust elkaar aanspreken op het belang van een respectvolle basishouding.

(16)

3.2.2 Gedrag

De vraag die ik in dit niveau heb gesteld luidt: ‘Wat doe je als je te maken hebt/zou krijgen met een homoseksueel gerichte leerling? Hierop is het volgende geantwoord:

 ‘Zo gewoon mogelijk. Als ik het vermoeden heb dat een leerling een homoseksuele gerichtheid heeft, dan ben ik voorzichtig bij het benoemen hiervan. Ik kijk daarbij naar de persoon en zijn context. Ik help de persoon, afhankelijk van de behoefte die er is’.

 ‘Als een leerling zelf naar mij toekomt in vertrouwen, dan sta ik open voor een gesprek. Ik zou het dan niet voor mijzelf houden, maar er met andere deskundigen over willen praten. En vragen als: Hoe denken de ouders hierover en welke begeleiding heeft deze persoon nodig, willen beantwoorden. Ik wil een klankbord voor de leerlingen zijn’.

 ‘Openheid bieden. De persoon zal ik niet afwijzen of ontlopen. De homoseksuele praxis wijs ik wel af. Een belangrijke vraag vind ik: ‘Hoe praat je hierover met een leerling, zonder te beschadigen?’

 ‘Inspelen op de behoefte van deze leerling, in zoverre dit goed is voor de leerling. Ik ga het gesprek aan, benoem consequenties van keuzes en schakel thuis in’. Mijn vraag is: ‘Wat zou ik doen als een leerling tegen mijn persoonlijke overtuiging ingaat?’

 ‘Als ik een homoseksueel gerichte leerling in de klas heb, maak ik geen verschil met andere leerlingen. Verder probeer ik fijngevoelig te zijn voor persoonlijke omstandigheden van mijn leerlingen. Ik sta open voor gesprekken en bekijk dan wie de juiste persoon is om deze leerling verder te helpen’.

 ‘Allereerst bedank ik hun voor het vertrouwen. En ik geeft ruimte voor hun verhaal, een open houding dus. Ik vraag ook door naar de thuissituatie. Is het daar al besproken en wat was de reactie? Ik heb deze gesprekken een met een aantal oud-leerlingen gevoerd. Waar ik tegenaan liep is dat een leerling zei: ‘God heeft mij zo gemaakt’. Welke reactie moet ik daar op geven? Dat vind ik erg moeilijk. Ik wil niet oordelen’.

 ‘Ik zal de persoon niet afwijzen en zijn/haar gevoel en eventuele pijn erkennen. Er is geen praktische oplossing, daarom is erkenning zo belangrijk. Verder zal ik het netwerk van de leerling inschakelen. Dit alleen in overleg met de leerling zelf. In de begeleiding is het van belang om verder te kijken en de leerlingen perspectief te bieden’.

 ‘Ik zal de leerling dan een luisterend oor bieden en het gesprek aangaan. Ik heb daarin een nuchtere houding. De leerling blijft voor mij dezelfde persoon als daarvoor. Ik oordeel niet’. Openheid en vertrouwen bieden, het zijn van een klankbord, respect, een nuchtere houding en fijngevoeligheid. Maar ook het inspelen op de behoefte van de leerling, de persoon niet afwijzen en hetzelfde behandelen als de andere leerlingen en inschakelen van het netwerk van de leerling, zijn de hoofdzaken die genoemd worden bij het niveau gedrag.

Alle docenten vinden hun gedrag als ze te maken hebben of zouden krijgen met een homoseksueel gerichte leerling wenselijk. Er is geen discrepantie in waarneembaar gedrag en wenselijk gedrag.

(17)

De behoeften die docenten hebben in het omgaan met homoseksueel gerichte leerlingen als het gaat om hun gedrag:

Op dit gebied zijn weinig behoeften geuit. Er is bij sommige docenten behoefte aan meer kennis over het onderwerp homoseksualiteit. Zeker als het gaat om de vertaalslag naar het handelen in de praktijk.

3.2.3 Bekwaamheden

De volgende bekwaamheden hebben docenten in het omgaan met homoseksueel gerichte leerlingen: Een open houding en hierin openheid voor het verhaal van de leerling. Goed kunnen luisteren (ook naar de vraag achter de vraag) en het zijn van een klankbord. Het eerlijk benoemen en onder ogen zien van het onderwerp. Respect voor de persoon en het serieus nemen van de leerling. Vertrouwen kunnen schenken en een vertrouwensband op bouwen. Meedenken in het proces (empathie). Leerling gericht zijn: Wat is goed voor de leerling, in deze situatie? Naast de persoon kunnen gaan staan en een nuchtere, niet-oordelende houding hebben.

De behoeften die de docenten hebben in het omgaan met homoseksueel gerichte leerlingen als het gaat om hun bekwaamheden:

Een aantal docenten geeft aan geen behoeften te hebben. Dit zal weer aan de orde zijn, na een confrontatie in de praktijk. Anderen geven aan het onderwerp homoseksualiteit graag te willen delen en bespreken met collega’s om zo elkaar aan te scherpen.

Meer kennis opdoen over de seksuele ontwikkeling van pubers en ook over identiteitsontwikkeling wordt nog genoemd. En ook kennis over de oorzaken van een homoseksuele gerichtheid. Een verdere bezinning op een Bijbelse visie op mens zijn, is ook een van de genoemde behoeften.

Tot slot wil ik twee vragen die op dit gebied zijn geuit benoemen: ‘Hoe ga je om met de maatschappelijke visie op het onderwerp homoseksualiteit? Hoe kan ik hen een weerwoord bieden? En als tweede: ‘Hoe maak ik de vertaalslag van een theoretische visie naar de praktijk? Hoe ga ik het gesprek aan met leerlingen?’

In deze behoeften kan volgens de docenten worden voorzien door:

Door kennis te nemen van een Bijbelse visie op homoseksualiteit en de omgang hiermee in de praktijk. En van literatuur over de seksuele- en identiteitsontwikkeling van pubers.

Op de vraag: ‘Hoe ga je om met de maatschappelijke visie op het onderwerp homoseksualiteit? Kan worden geantwoord middels duidelijke kaders vanuit school t.a.v. communicatie met maatschappij, maar ook met ouders.

(18)

3.2.4 Overtuigingen

De vraag die ik aan de docenten heb gesteld is: ‘Waar geloof je in als het gaat over het omgaan met homoseksueel gerichte leerlingen?’ Zij hebben het volgende geantwoord:

 ‘Dat ze hun gerechtvaardigde plaats moeten kunnen innemen. Op onze school dienen ze geaccepteerd te zijn en geen uitzonderingspositie in te nemen. En zeker niet gekwetst te worden’.

 ‘ Dat zij als mens, net zo geborgen zijn in Gods liefde als ieder ander. Heel belangrijk dat wij ze dit laten weten’.

 ‘Dat zij mens zijn zoals ieder ander. Ze nemen geen uitzonderingspositie in’.

 ‘Ik vind het belangrijk om hun persoon centraal te stellen en niet hun seksuele identiteit. Hierbij is vraaggericht te werk gaan belangrijk. Eigenlijk vind ik school hier niet relevant. De relatie met thuis is belangrijker en zeker de relatie met God’.

 ‘Dat zij gewoon medemensen zijn en het geen verschil in de omgang maakt dat zij homoseksueel gericht zijn. Wij moeten dit absoluut niet problematiseren. Ook ten opzichte van God staan zij hetzelfde als andere mensen. Persoonlijk heb ik geen uitgesproken mening over homoseksualiteit’.

 ‘Een homoseksuele gerichtheid is niet door God geschapen, maar een gevolg van onze gebroken wereld. Als het gaat over zonden, dan dienen wij geen onderscheid te maken in verschillende soorten zonden. Homoseksueel gerichte leerlingen hebben geen uitzonderingspositie. Geen aanzien des persoons’.

 ‘Zij zijn unieke schepselen van God. Hun homoseksuele gevoelens zijn niet zo door God bedoelt, maar een gevolg van de gebrokenheid. En deze treft vooral relaties, wat ons mensen het dichtste bij ons hart ligt’.

 ‘ Dat zij zijn als ieder ander medemens, maar dan een medemens met een innerlijke strijd. Ik zie hen niet als een uitzondering, want elk mens heeft zijn zwakheden. En ten opzichte van God zie ik hen als schepselen van wie God houdt, zoals Hij houdt van alle mensen.

De basis is dat God van deze persoon houdt en zijn/haar homoseksuele gerichtheid geen verhindering is in de weg naar God’

Wat de docenten raakt als het gaat om homoseksueel gerichte leerlingen is hun worsteling en kwetsbaarheid. Ze worden het buitenbeentje gevonden en komen een veroordelende en afwijzende houding tegen (ongenuanceerde zwart/wit uitspraken).

Het raakt de docenten dat deze leerlingen niet hun echte plek in kunnen nemen en niet open kunnen of durven zijn over hun gevoelens. Dat vervolgens niemand hun kan helpen en zij het alleen uit moeten zoeken.

En de zoektocht van deze leerlingen, waarin zij op zoek zijn naar zichzelf. Daarbij walsen anderen over hen heen, ze mogen niet zwak zijn. ‘Welk relationeel perspectief hebben zij?’

(19)

De behoeften die docenten hebben in het omgaan met homoseksueel gerichte leerlingen als het gaat om hun eigen overtuiging(en) zijn:

Opvallend is, dat in de geuite behoeften het spanningsveld tussen de Bijbelse visie en de praktijk centraal staat. Eén van de docenten verwoordt dit als volgt: ‘ Voor mij is de Bijbelse visie en de praktijk een spanningsveld. Ik heb behoefte aan meer kennis als het gaat om exegese van Bijbelgedeelten die gaan over homoseksualiteit. Ik wil de Bijbel als leidraad van mijn leven hanteren, maar vind het heel wat om tegen een medemens te zeggen: ‘Jij mag geen liefdesrelatie aangaan’. Wie ben ik om dat te zeggen?’

Meerdere keren hebben docenten aangegeven behoefte te hebben aan een eenduidig maar ook breed verspreide schoolvisie, waarin ruimte is voor persoonlijke visie. Heldere communicatie t.a.v. de schoolkaders als het gaat over homoseksualiteit, is hieraan verbonden.

Een docent merkte op dat in de visie van de VGS een scheiding wordt gemaakt tussen theorie en praktijk. ‘ Dit is nogal zwart/wit. Het ligt veel gecompliceerder dan wij denken. Op het terrein van seksualiteit is het niet van niets naar alles’.

Andere behoeften zijn: het praten met collega’s over persoonlijke overtuigingen rond dit onderwerp, zodat zij deze van elkaar weten en vervolgens verder nadenken over de vraag hoe om te gaan met homoseksuele leerlingen.

Een docent merkt op dat als we praten over leerlingen, niet de persoon centraal stellen, maar zijn/haar prestaties. Als het gaat over de diverse aspecten van ontwikkelingen die leerlingen doormaken, dan is de seksuele ontwikkeling buiten beeld. Hier klinkt ook een duidelijke behoefte in door.

Het kennisnemen van diverse Gods- en mensbeelden is ook een wens.

Enkele vragen die in het kader van overtuigingen werden gesteld:’ Hoe kunnen homoseksueel gerichte leerlingen een zinvolle levensinvulling vinden met de Bijbel als norm?’

‘Wat doe ik als een leerling tegen mijn persoonlijke overtuiging ingaat’? En een docent vertelde dat hij mee heeft gemaakt dat een leerling zie: ‘God heeft mij zo gemaakt’. ‘Welke reactie moet ik daar op geven?’ Is vervolgens zijn vraag. Hij ervaart dat als erg moeilijk, omdat hij niet wil oordelen.

In deze behoeften kan volgens de docenten worden voorzien door:

Meer kennis op te doen, over o.a. de Bijbelse visie op homoseksualiteit en vervolgens de vertaalslag hiervan naar de schoolpraktijk. Deze kennis kan worden opgedaan door het lezen van literatuur, een studiedag of tijdens een APV. Het aangaan van gesprekken met elkaar als collega’s en ook met leerlingen, is zinvol om de vertaalslag van deze kennis naar de praktijk te maken.

Tijdens een bezinningsmoment is het goed mogelijk om kennis te nemen van de schoolvisie en deze samen met collega’s te bespreken. Zo ook als het gaat om de kaders t.a.v. homoseksualiteit en de ruimte voor persoonlijke visie. En hoe er praktisch moet worden omgegaan met de genoemde twee lijnen van theorie en praktijk.

(20)

3.2.5 Identiteit

Tijdens de interviews bemerkte ik bij dit domein een sterk overlap met voorgaande domeinen. Op mijn vraag: ‘ hoe zie jij jezelf in je professionele rol?’ kreeg ik dezelfde antwoorden als bij de domeinen, gedrag en bekwaamheden. Zo was het ook voor mijn tweede vraag: ‘Wie ben jij in je werk als het gaat om homoseksueel gerichte leerlingen?’

In dit domein zijn dan ook geen specifieke behoeften geuit. Daarvoor liggen de behoeften te dicht bij het domein overtuigingen1.

3.2.6 Betrokkenheid

Op welk groter geheel voelen docenten zich betrokken als het gaat over homoseksueel gerichte leerlingen?

De één ziet het als een variant binnen de categorie zorgleerlingen. Hiermee wordt niet bedoelt dat homoseksuele gerichtheid een afwijking is. Maar de leerlingen die hiermee worstelen verdienen onze zorg en aandacht.

Een ander benoemt dat zij zich betrokken voelt in haar verschillende rollen binnen de school. Het medeverantwoordelijk voelen voor een open en veilig schoolklimaat komt ook aan de orde.

Op het uitvoerende niveau voel ik mij betrokken zegt een docent. Niet beleidsmatig, maar in het omgaan met leerlingen in de schoolpraktijk. Ook buiten de schoolpraktijk wordt aangegeven dat er betrokkenheid is als het gaat om homoseksueel gerichte mensen. Bijvoorbeeld in de kerkelijke gemeente en in de maatschappij.

De behoeften die docenten hebben in het omgaan met homoseksueel gerichte leerlingen als het gaat om hun eigen betrokkenheid:

Samen met collega’s visie vormen. Dit door onderling na te denken over de persoonlijke visies en hierin elkaar ook de ruimte geven. School dient expliciet te communiceren wat haar visie is en hoeveel ruimte daarbinnen is voor een persoonlijke visie.

Er is behoefte aan de afbakening van grenzen: ‘In mijn professionele rol zijn mijn kaders, grenzen en verantwoordelijkheden helder. Daarbuiten heb ik behoefte aan afbakening’, zo verwoord een docent Een andere docent gaf juist aan dat voor hem deze grenzen helder zijn. ‘ Ik ben verantwoordelijk voor het welbevinden van mijn leerlingen op school’.

In deze behoeften kan volgens de docenten worden voorzien door:

Als het gaat om samen met collega’s visie vormen is het goed om onderling na te denken over persoonlijke visies. Dit kan bijvoorbeeld plaats vinden tijdens een bezinningsmoment.

De school wordt geacht inzage te geven in de visienota (homo)seksualiteit van de VGS. En hierbij helder te zijn over de schoolkaders en de ruimte die er is voor de persoonlijke visie van de docenten.

(21)

3.3 Samenvatting en conclusies

In het vorige onderdeel heb ik beschreven wat in de interviews is besproken en wat de behoeften van docenten in het omgaan met homofiel gerichte leerlingen zijn. Vervolgens hoe in deze behoeften volgens de docenten kan worden voorzien. Hier volgt een samenvatting en weergave hoe de verschillende niveaus op elkaar afgestemd zijn.

3.3.1 Samenvatting

Op het niveau van omgeving zijn veel behoeften geuit. Hier volgen de belangrijkste behoeften middels kernwoorden: duidelijkheid, openheid, bespreekbaarheid, een heldere schoolvisie met ruimte voor persoonlijke visie en respect.

Als het gaat om het niveau gedrag, omschrijven de docenten hun gedrag met de woorden: erkenning, acceptatie van de persoon, een open houding en een luisterend oor. Op dit niveau zijn weinig behoeften geuit.

Bekwaamheden die docenten hebben in het omgaan met homoseksueel gerichte leerlingen zijn samengevat: goed kunnen luisteren, vertrouwen kunnen schenken en empathisch vermogen. Deze bekwaamheden zijn niet specifiek voor de omgang met homoseksueel gerichte leerlingen, maar gelden in het algemeen voor de omgang met leerlingen.

Als het gaat over de overtuigingen van docenten in het omgaan met homoseksueel gerichte leerlingen zien zij hun als mens, zoals ieder ander. Er is geen verschil in de omgang en homoseksualiteit wordt als gevolg van een gebroken schepping gezien. De kwetsbaarheid en de worsteling van deze leerlingen, raakt de docenten.

De centrale behoefte (vraag) die binnen dit niveau is geuit luidt: ‘Hoe moeten wij omgaan met het spanningsveld tussen de Bijbelse visie en het omgaan met onze homoseksuele medemens in de praktijk? Meer kennis van de Bijbelse visie, de schoolvisie, maar ook ontwikkeling van persoonlijke visie zijn hierin hulpmiddelen. Binnen de schoolvisie willen de docenten graag zoeken naar ruimte voor persoonlijke visie. Van de school verwachten zij heldere kaders.

Identiteit is een niveau dat aan de orde komt binnen het ui-model van Korthagen, maar tijdens de interviews is sterk overlap gebleken met de andere niveaus. Om deze reden heb ik het niveau identiteit niet verder uitgewerkt.

Het laatste niveau betrokkenheid, laat zien dat docenten zich zowel binnen de school als daarbuiten, betrokken voelen als het gaat om de homoseksueel gerichte medemens. Ook hier komt de behoefte om samen met collega’s visie te vormen, weer naar voren.

(22)

3.3.2 Afstemming van de verschillende niveaus

Zoals beschreven bij 3.1, beïnvloeden de verschillende niveaus van het ui-model van Korthagen elkaar. Het doel is om de zes lagen op elkaar afgestemd te krijgen.

Zo worden gedrag en bekwaamheden bepaald door onderliggende (bewuste of onbewuste) overtuigingen. Bij de docenten zie je dat deze niveaus op elkaar zijn afgestemd. Homoseksueel gerichte leerlingen worden gezien als mens zoals ieder ander en geliefd schepsel van God. In de positieve benadering van docenten is dit terug te zien. Hier zijn dan ook de minste behoeften waar te nemen.

De binnenste ring, het niveau van betrokkenheid is bij de docenten afgestemd op de overige niveaus. Zij weten zich binnen school, maar ook daar buiten betrokken in hun professionele rol en als mens bij de homoseksuele medemens.

Discrepantie is waar te nemen tussen de niveaus: omgeving en overtuigingen. Omdat gedrag en bekwaamheden worden bepaald door onderliggende overtuigingen, beschouw ik deze beiden opgenomen in het niveau overtuigingen.

Omgeving - waar docenten mee te maken hebben

Door de docenten wordt weinig onderlinge openheid onder collega’s ervaren als het gaat om het onderwerp homoseksualiteit. Ook richting de leerlingen is er onvoldoende openheid, volgens de docenten

Verder is er in de schoolpraktijk sprake van vooroordelen over homoseksualiteit. Onderling is er bij leerlingen sprake van een veroordelende houding en ‘homo’, is een ingeburgerd scheldwoord. Voor de leerlingen is het onduidelijk bij wie zij terecht kunnen met hun vragen m.b.t. homoseksualiteit. Kortom er is sprake van en een onvoldoende veilig schoolklimaat.

De docenten geven ook aan dat de schoolvisie, inclusief de schoolkaders m.b.t. homoseksualiteit hen onvoldoende duidelijk is.

Overtuigingen - waar docenten in geloven

Docenten geloven in een open houding en een luisterend oor, onderling en naar de leerlingen. Homoseksueel gerichte leerlingen zijn gewone medemensen, zij blijven dezelfde persoon als voor hun ‘coming out’. ‘Wij mogen niet oordelen en er dient een respectvolle houding naar elkaar te zijn met ruimte voor een ‘coming out’, zo verwoordt een docent.

De docenten vinden het belangrijk dat het voor de leerlingen duidelijk is bij wie zij terecht kunnen met hun vragen over homoseksualiteit.

Een eenduidige en breed verspreide schoolvisie met daarbinnen ruimte voor persoonlijke visie is een vaak geuite behoefte van de docenten. Zo ook heldere communicatie ten aanzien van de schoolkaders m.b.t. homoseksualiteit.

Uit bovenstaande overzicht blijkt dat de niveaus: omgeving en overtuigingen verdere afstemming vereisen. In overeenstemming hiermee zijn de behoeften die in beide niveaus zijn geuit.

(23)

4

VERBINDING THEORETISCH KADER EN DE ONDERWIJSPRAKTIJK

In dit vierde hoofdstuk komen theorie en praktijk weer bij elkaar. Want zoals in de inleiding eerder verwoord, staat in mijn onderzoek het samenbrengen van visie en praktijk centraal.

Dit is de verbinding van de visienota van de VGS en de onderwijspraktijk van Revius.

In hoofdstuk twee heb ik het theoretisch kader bestaande uit, de visienota (homo) seksualiteit en de Handreiking voor beleidsvorming m.b.t. (homo) seksualiteit beschreven. De onderwijspraktijk is in het derde hoofdstuk aan bod gekomen, met voorafgaand de onderwijskundige structuur; het ui model van Korthagen. Nu wil ik theorie en praktijk aan elkaar verbinden.

De behoeften van docenten in het omgaan met homoseksueel gerichte leerlingen, koppel ik terug naar het theoretisch kader. Hieruit zal duidelijk worden in welke behoeften de visienota voorziet. Maar ook, op welke punten zij aangescherpt en uitgebreid dient te worden, om in de behoeften van docenten te voorzien. Dit werk ik verder uit aan de hand van de inmiddels bekende structuur van het ui-model van Korthagen.

Wat is er nodig in de praktijk en in welke behoeften kan vanuit de visienota worden voorzien en op welke wijze? Is de vraag die in dit onderzoek wordt beantwoord.

Bij de Theorie verwijs ik naar het officiële document Visienota (homo)seksualiteit. Hoofdstuk twee in dit onderzoeksrapport is daar een samenvatting van.

4.1 Uitkomst behoeftepeiling gekoppeld aan het theoretisch kader.

4.1.1 Omgeving (schoolpraktijk Revius) Praktijk - behoefte 1

Eris behoefte aan duidelijkheid naar de leerlingen toe, bij wie zij terecht kunnen met hun vragen over homoseksualiteit.

Theorie:

De visienota beschrijft dat de begeleiding van leerlingen met homoseksuele gevoelens plaats heeft in de normale structuur van leerlingbegeleiding1.

In eerste instantie wordt het individuele contact met een familielid of vertrouwenspersoon van school of kerk geadviseerd. Indien de leerling dat wenst, kunnen meer personen (bijvoorbeeld de klas) op de hoogte worden gesteld.

De Handreiking vermeldt dat de vertrouwenspersonen binnen de school een natuurlijk aanspreekpunt zijn voor personeelsleden resp. leerlingen/studenten2.

Conclusie:

De Visienota en de Handreiking zijn helder over de begeleiding van leerlingen met homoseksuele gevoelens en bij wie zij binnen school terecht kunnen, namelijk de vertrouwenspersoon.

Uit de schoolpraktijk blijkt dit onvoldoende duidelijk te zijn.

1 8.Richtinggevers voor beleid - Leerlingbegeleiding 2 6.2 Organisatie van de begeleiding, p.6

(24)

Voorlichting in de klassen en op ouderavond en expliciete vermelding in de folder van de vertrouwenspersonen zijn suggesties door docenten gedaan om te voorzien in deze behoefte.

Praktijk - behoefte 2

Er is behoefte aan onderlinge openheid en bespreekbaarheid van het onderwerp homoseksualiteit. Dit onder collega’s en naar de leerlingen toe.

Theorie:

Over interne communicatie staat in de Visienota (homo)seksualiteit niets vermeld. In de Handreiking voor beleidsvorming m.b.t. (homo)seksualiteit staat visievorming in het team, genoemd1. Dit betekent communicatie over de visie m.b.t. homoseksualiteit door docenten binnen de teams.

En bij personeel kan er aandacht zijn voor het thema tijdens de nascholing of tijdens bezinnende momenten2.

In de Handreiking staat ook dat homoseksuele gerichtheid ten minste op individueel niveau bespreekbaar dient te zijn3. En dat in een veilig klimaat voor leerlingen en in hun begeleiding, docenten en mentoren een belangrijke rol spelen4. Niet elke docent en mentor heeft voldoende kennis en ervaring om homoseksuele leerlingen te begeleiden. Om dit goed te kunnen doen moet hij zich er zelf ook veilig bij voelen.

Conclusie:

Docenten hebben in de interviews de behoefte geuit om het onderwerp homoseksualiteit bespreekbaar te maken en er open over te zijn. Zowel onderling als collega’s, als docenten richting de leerlingen.

De Visienota biedt hiervoor geen handvatten. De Handreiking noemt visievorming in het team en bespreekbaarheid op individueel niveau.

Hoe dit een praktische vertaalslag krijgt, blijkt summier uit 4.2 onderlinge omgang. Hier wordt nascholing voor docenten of het aandacht schenken aan het thema tijdens een bezinnend moment genoemd. Docenten geven zelf aan met elkaar in gesprek te willen tijdens een bezinningsmoment op een APV of studiedag. Dit voorziet in de behoefte om het onderwerp homoseksualiteit onderling te bespreken.

In de bespreekbaarheid naar leerlingen toe speelt de mentor een belangrijke rol, omdat deze het dichtst bij de leerlingen staat. Docenten geven aan dat zij openheid over het thema seksualiteit richting leerlingen belangrijk vinden. Het onderwerp dient bespreekbaar te zijn in de les. Tegelijkertijd werd door de docenten benoemd dat, dit niet voor iedereen even gemakkelijk is. Er moet oog zijn voor voldoende veiligheid.

Praktijk - behoefte 3

1 3.1 Intern, Fase 2 visievorming in het team, p.2 2 4.2 Onderlinge omgang, p.4

(25)

Het thema ‘homoseksualiteit’ dient een plaats te krijgen binnen het grote thema seksualiteit. Theorie:

In de Visienota staat hierover het volgende: ‘Het thema homoseksualiteit dient een plaats te hebben binnen het bredere thema van de seksualiteit. Het thema seksualiteit verdient voldoende en continue aandacht, in een doorgaande lijn met de basisschool en in een vakoverstijgende aanpak. Dit dient een geheel te vormen met de aandacht die het onderwerp krijgt in het gezin en de kerkelijke gemeente. Er wordt uitgegaan van een positieve visie op seksualiteit, als een scheppingsgave van God’1.

De Handreiking noemt dat de toerusting en vorming van leerlingen een plaats dient te krijgen in bijvoorbeeld de lessen over seksualiteit of burgerschap of in de mentoruren2.

Conclusie:

De Visienota en de Handreiking voorzien beiden ruimschoots in de genoemde behoefte. Bijna letterlijk wordt de behoefte verwoord in de Visienota. Toch blijkt in de schoolpraktijk van Revius dat het thema homoseksualiteit geen plaats heeft.

Er wordt nog gewerkt aan de invulling en inbedding van het overkoepelende thema seksualiteit. De doorgaande lijn met de basisschool en vakoverstijgende aanpak zijn in de praktijk nauwelijks aanwezig.

Praktijk - behoefte 4

Er is behoefte om te werken aan een open en respectvolle basishouding van de leerlingen onderling. Deze behoefte komt voort uit de schoolpraktijk waarin er veel vooroordelen over homo’s leven en ‘homo’ een ingeburgerd scheldwoord is.

Theorie:

In de Visienota staat hierover het volgende: ‘In de christelijk-reformatorische gezindte is homoseksualiteit een beladen onderwerp en komen we ook homovijandigheid tegen. We voelen ons als school verantwoordelijk om daaraan aandacht te besteden, door het scheppen van een veilig klimaat, goede toerusting en vorming van alle leerlingen en begeleiding en ondersteuning van individuele leerlingen en medewerkers’3.

Verder wordt in de Visienota helder neergezet dat er ruimte en veiligheid dient te zijn voor homoseksuele gerichtheid van leerlingen en medewerkers. En zo zegt de visienota: ‘Homohaat wordt actief tegengegaan’4.

Conclusie:

In de schoolpraktijk blijkt dat de mooie woorden uit de Visienota geen verankering hebben gevonden. Veiligheid, ruimte, toerusting, ondersteuning en het actief tegengaan van homohaat verdienen allemaal aandacht.

Docenten hebben op dit punt aangegeven dat als het gaat om een anti scheld- en pestbeleid, hier in algemene zin aan gewerkt moet worden. Schoolregels kunnen hierin een middel zijn.

Praktijk - behoefte 5

1 8. Richtinggevers voor beleid – Toerusting en vorming 2 4.2 Onderlinge omgang, p.4

3 7. Schoolvisie

(26)

Er is behoefte aan een heldere schoolvisie t.a.v. homoseksualiteit, met daarin ruimte voor persoonlijke visie van docenten. Met daarbij heldere communicatie over de schoolkaders.

Theorie:

De Visienota voorziet ruimschoots in de behoefte aan een heldere schoolvisie. Of daarbinnen ruimte is voor persoonlijke visie van docenten en zo ja, hoeveel ruimte dat is, wordt niet expliciet genoemd in de Visienota.

‘Van medewerkers en ouders van leerlingen wordt gevraagd dat zij de grondslag van de school, welke gevormd wordt door de Bijbel en de daarop gebaseerde belijdenisgeschriften onderschrijven. En deze aan de leerlingen voorhouden en voorleven. Hierdoor ontstaat een sterke eenheid, waarbinnen de vorming van onze leerlingen zo goed mogelijk tot haar recht komen1’.

Kort samengevat komt de schoolvisie neer op het aanvaarden van de homoseksueel gerichte mens en het afwijzen van de homoseksuele relatie.

Heldere communicatie over de schoolkaders is ook te vinden in de Visienota2. Ook de handreiking voorziet in de vervulling van deze behoefte.

Conclusie:

Er bestaat een heldere schoolvisie met daarin de schoolkaders, deze is echter niet/nauwelijks bekend in de schoolpraktijk bij de docenten. Bekendheid geven aan de Visienota (homo)seksualiteit en implementatie ervan is wenselijk.

In de Visienota staat dat medewerkers zich aan de grondslag van de school dienen te houden. De schoolvisie m.b.t. homoseksualiteit is hiermee verweven. De praktijk leert door middel van de interviews met docenten, dat het onderschrijven van deze visie geen automatische zaak is.

En schoolvisie en persoonlijke visies van docenten niet vanzelfsprekend met elkaar corresponderen. Docenten hebben behoefte aan een bezinningmoment waarin de schoolvisie besproken wordt en waar ruimte is voor onderling gesprek.

Praktijk - behoefte 6

In het niveau omgeving is tot slot behoefte aan bewustwording en het leren herkennen en signaleren van een homoseksuele gerichtheid bij leerlingen.

Theorie:

Het verspreiden van de Visienota onder de docenten zal de bewustwording van de aanwezigheid van homoseksueel gerichte leerlingen bevorderen.

Inhoudelijk vermelden de Visienota en de Handreiking niets over het herkennen en signaleren van een homoseksuele gerichtheid. Wel is als bijlage bij de Visienota een overzicht van de gebruikte literatuur en overige (christelijke) literatuur over homoseksualiteit opgenomen. Zo ook in de Handreiking3.

Conclusie:

Weer komt hier naar voren hoe belangrijk het is om bekendheid te geven aan de Visienota (homo)seksualiteit. Het literatuuroverzicht biedt de docenten handvatten om zich verder te verdiepen in het herkennen en signaleren van een homoseksuele gerichtheid bij leerlingen.

1 7. Schoolvisie

(27)

Docenten hebben zelf ook aangegeven dat kennis opdoen door middel van literatuur een hulpmiddel is. Zo ook het spreken van een ervaringsdeskundige, is genoemd.

4.1.2 Gedrag Praktijk - behoefte 1

Er is behoefte aan meer kennis over het onderwerp homoseksualiteit. Zeker als het gaat om de vertaalslag naar het handelen in de praktijk.

Theorie:

In meer kennis over het onderwerp homoseksualiteit voorzien de Visienota en de Handreiking. En zoals eerder genoemd, biedt het literatuuroverzicht voldoende mogelijkheden voor verdieping in het onderwerp.

De vertaalslag naar handelen in de praktijk is niet te vinden in de Visienota. In de Handreiking wordt het iets concreter1.

Conclusie:

In de behoefte aan meer kennis over het onderwerp homoseksualiteit kan worden voorzien is volgens bovenstaande aangetoond. Als het gaat om de vertaalslag naar het handelen in de praktijk spreekt het voor zich dat een visienota zich beperkt tot visie en niet verder gaat met de vertaalslag naar de praktijk. De Handreiking gaat daar een stap verder in. De vraag blijft staan of dit concreet genoeg is om aan de behoeften van de docenten te voldoen.

4.1.3 Bekwaamheden

Praktijk - behoefte 1

Docenten hebben behoefte aan het delen en bespreken met collega’s van het onderwerp homoseksualiteit, met als doel elkaar aan te scherpen.

Theorie: Zie hiervoor behoefte 2, 4.1.1. Omgeving. Er is behoefte aan onderlinge openheid en bespreekbaarheid van het onderwerp homoseksualiteit. Dit onder collega’s en naar de leerlingen toe. Conclusie:

Er is sprake van een zelfde behoefte geuit in het niveau omgeving.

Praktijk – behoefte 2

Er is behoefte aan het opdoen van meer kennis over de seksuele ontwikkeling van pubers en ook over identiteitsontwikkeling. En ook over de oorzaken van een homoseksuele gerichtheid. En verdere bezinning op Bijbelse visie op mens zijn, is ook een van de genoemde behoeften.

Theorie:

(28)

In kennis over de seksuele ontwikkeling van pubers, identiteitsontwikkeling en een Bijbelse visie op mens zijn, voorzien de Visienota en de Handreiking niet. Over de oorzaken van een homoseksuele gerichtheid staat beknopte informatie in de Visienota1.

Conclusie:

De literatuurlijsten kunnen deels in deze behoeften voorzien. Er is meer nodig aan toerusting van de docenten om hun kennisniveau op peil te brengen. Dit kan vorm krijgen door middel van een studiedag waarbij een spreker informatie geeft en waar ruimte is voor onderlinge bezinning.

Praktijk – behoefte 3

Er is behoefte aan beantwoording van de vraag hoe om te gaan met de maatschappij visie op het onderwerp homoseksualiteit.

Theorie:

De Visienota voorziet in informatie over hoe de maatschappij omgaat met homoseksualiteit2. Conclusie:

De Visienota en de Handreiking voorzien beiden niet in een antwoord op de vraag, hoe om te gaan met de maatschappij visie op het onderwerp homoseksualiteit. Wel geeft de visienota informatie over de maatschappelijke visie op homoseksualiteit.

4.1.4 Overtuigingen Praktijk – behoefte 1

De grootste behoefte op dit niveau is het zich leren verhouden tussen de Bijbelse visie op homoseksualiteit en het ermee omgaan in de praktijk. Dit is een spanningsveld dat door de meeste docenten is verwoord.

Theorie:

In de Visienota staat het volgende: ‘De begeleiding en hulpverlening dienen zich niet in de eerste plaats te richten op de verandering van de seksuele gerichtheid, maar op de verbetering van psychisch welbevinden.

Er wordt spanning ervaren tussen het willen leven naar de Bijbelse norm en het gevoelen van een homoseksuele gerichtheid. Dit doet een appél op christelijke naastenliefde, op steun, begrip, respect en begeleiding van de omgeving’3.

Ook staat in de Visienota dat: ‘christenen met een homoseksuele gerichtheid deze niet hoeven ontkennen. Ze mogen er eerlijk over zijn en de school kan haar medewerkers en leerlingen daarbij tot steun zijn.

Aanvaarding is hier een belangrijk begrip. Mensen met een homoseksuele gerichtheid mogen zichzelf, net als anderen, aanvaarden als onvolmaakte zondige mensen, die grote waarden hebben, omdat God hen geschapen heeft en voor wie, door bekering, vernieuwing mogelijk is door Jezus Christus.

1 5. Wetenschappelijk kader 2 6. Maatschappelijk kader

(29)

Christenen ontlenen hun identiteit niet aan hun hetero of homo zijn. De Bijbel spreekt over identiteit in termen van wie iemand is in de relatie tot God en de naaste’4.

Conclusie:

‘Het thema homoseksualiteit vindt haar toetsingskader in de Bijbel. De homoseksueel gerichte persoon dienen wij te accepteren, een homoseksuele relatie moet op grond van de Bijbel worden afgewezen’. Dit blijkt een groot spanningsveld te zijn, zo wordt door alle docenten aangegeven. De Visienota erkent deze spanning tussen het willen leven naar de Bijbelse norm en het in de praktijk te maken hebben met een homoseksuele gerichtheid.

Een concreet antwoord om met dit spanningsveld om te gaan is er niet. Wel wordt in de Visienota aangegeven dat christelijke naastenliefde, steun, begrip, respect en begeleiding van de omgeving, van groot belang is. Een ander belangrijk begrip dat wordt genoemd is: aanvaarding.

Zoals gezegd is er geen pasklaar antwoord om in deze behoefte te voorzien. Wel is het van belang dat de schoolleiding zich bewust is, dat docenten worstelen met de vraag hoe zij de Bijbelse visie op homoseksualiteit moeten verhouden tot de omgang met de homoseksuele medemens.

Praktijk – behoefte 2

Een andere behoefte die binnen dit niveau is verwoord is, om bij de leerlingenbespreking niet de prestaties centraal te stellen, maar de persoon. En de diverse aspecten van de ontwikkelingen die leerlingen doormaken in beeld te brengen. Zo ook de seksuele ontwikkeling.

Theorie:

De Visienota en de Handreiking kunnen niet in deze behoefte voorzien. Zij is van puur praktische aard.

Conclusie:

Om te voorzien in deze behoefte is het nodig om de inhoud van de leerlingenbespreking aan de orde te stellen met de directie.

4.1.5 Identiteit n.v.t.

4.1.6 Betrokkenheid

Docenten hebben als het gaat om betrokkenheid behoefte aan visievorming. Zowel persoonlijk als school. Dit is in de beschrijving van behoefte 5 bij 4.1.1 omgeving al aan de orde gesteld.

(30)

4.2 Samenvatting en conclusie

In deze samenvatting, een overzicht in welke behoeften de Visienota en/of de Handreiking voorzien, dit per niveau. Op deze manier wordt de vraag beantwoord in elke behoeften die de docenten hebben geuit, vanuit de Visienota kan worden voorzien.

4.2.1 Samenvatting Omgeving

Behoefte 1: Visienota en Handreiking voorzien beiden in behoefte. Behoefte 2: Visienota voorziet niet in behoefte, Handreiking wel. Behoefte 3: Beide documenten voorzien in behoefte.

Behoefte 4: Beide documenten voorzien in behoefte.

Behoefte 5: Visienota en Handreiking voorzien in behoefte aan schoolvisie, of hierin ook ruimte is voor de persoonlijke visie van docenten is onduidelijk.

Behoefte 6: Visienota en Handreiking voorzien niet in behoefte. Gedrag

Behoefte 1: Visienota voorziet in kennis over homoseksualiteit, niet over de vertaalslag naar handelen in de praktijk. Handreiking gaat daarin een stap verder, maar onvoldoende om in behoefte te voorzien.

Bekwaamheden

Behoefte 1: Zie behoefte 2 Omgeving.

Behoefte 2: Visienota geeft alleen beknopte informatie over de oorzaken van een homoseksuele gerichtheid.

Behoefte 3: Visienota en Handreiking voorzien niet in behoefte. Overtuigingen

Behoefte 1: Visienota erkent spanningsveld en benoemt enkele belangrijke waarden. Wordt hierin onvoldoende concreet om in behoefte te voorzien.

Behoefte 2: Visienota en Handreiking voorzien niet in behoefte. Identiteit

n.v.t.

Betrokkenheid

Referenties

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De verplichte bijeenroeping van de algemene vergadering: beoordeling en afweging ten opzichte van andere actiemiddelen.. Het vraagrecht

Het spel is er dus niet voor de internal audit functie, maar gamification kan juist onderdeel uitmaken van het speelveld waarbinnen informatie over risico’s wordt verzameld,

The purpose of this study was to determine the prevalence and changes of postural deformities during the course of adolescence among black African adolescent boys

In het explosieve boek In the Closet of the Vatican (In de kast van het Vaticaan), beschrijft auteur Frederic Martel een homoseksuele subcultuur in het Vaticaan en roept de

Je te zien wande- len met Jezus nabij een diepblauwe rivier en denken dat Jezus stierf voor onze tranen is niet het- zelfde als van uzelf belijden een zondaar te zijn die de

Alle zonden scheiden de mensheid van God: “Maar uw ongerechtigheden maken scheiding tussen u en uw God, uw zonden doen Zijn aangezicht voor u verborgen zijn, zodat Hij u niet

1) Gods evaluatie van Sodom: “Verder zei de HEERE: hun zonde [is] heel zwaar” (Genesis 18:20). 2) De Sodomieten, denkend dat de twee engelen mannen waren, begeerden hen: “Breng hen

Les Rencontres Scientifiques d’IFP Energies nouvelles MEASURING OIL RECOVERY USING OPTICAL MICROSCOPY.. WITH PACKED BEDS IN