• No results found

Lege koffiekoppen en vuile asbakken.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Lege koffiekoppen en vuile asbakken."

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Lege koffiekoppen en vuile asbakken

Margit van der Steen

Parlementariërs zijn ook maar mensen, die sigaren roken, koffie morsen, broodkruimels knoeien en met vieze schoenen het tapijt bevuilen. Maar wie ruimt de rommel in de Kamer op? Lang is dit werk uitsluitend door vrouwenhanden verricht en schoonmakers waren dan ook de eerste vrouwen in het parlement. We kunnen ons nauwelijks voorstellen dat parlementariërs serieuze gedachten wijdden aan de troep die zij in het gebouw achter lieten. Toch gebeurde dat. Midden jaren vijftig waren vieze peuken onderwerp van parlementair debat.

Om die jaren vijftig hangt een walm van muf gekookte spruitjes. Het tijdvak roept beelden op van grote gezinnen aan tafel. Moeder schept het eten op en vader krijgt het grootste stukje vlees. Maar er waren ook politici die morrelden aan traditionele opvattingen over gezin, huwelijk en de positie van de vrouw. Nadat het kiesrecht was verworven, wilde een nieuwe generatie vrouwen dat recht verzilveren door in de jaren vijftig via het parlement de positie van met name gehuwde

vrouwen te versterken. Dat deden ze met slim lobbywerk, een klein maar sterk old girl’s netwerk met contacten tot in het Koninklijk Huis aan toe en juridische argumenten ontleend aan de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en de International Labour Organisation. Met succes werd de handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw aangepakt. Per 1 januari 1957 mochten

getrouwde vrouwen zelf een bankrekening openen en waren ze de jure niet langer gelijk gesteld aan onmondigen of geesteszieken. Ook arbeidsverboden van gehuwde vrouwen stonden ter discussie. En hier raakte de bedrijfsvoering van de Kamer aan de principes en belangen van de parlementariërs.

Arbeidsverboden voor gehuwde en huwende ambtenaressen waren een aantal Kamerleden een doorn in het oog. Deze bepalingen dateerden van het begin van de twintigste eeuw en

culmineerden in een voorontwerp van wet van Romme (1937) dat stelde dat gehuwde vrouwen in het gezin thuis hoorden. Het voorontwerp riep zoveel weerstand op, ook bij werkgevers, dat het niet tot besluitvorming leidde. Na de oorlog zeurde de discussie door. Toen de regering op 13 september 1955 besloot het ontslag van huwende ambtenaressen (enkele uitzonderingen daargelaten) te handhaven, interpelleerde het sociaaldemocratische Tweede Kamerlid Corrie Tendeloo twee dagen later en pleitte voor het afschaffen van de discriminerende maatregel. Eerder al had zij laten weten dat ‘gedwongen ontslag een zodanige beperking van de persoonlijke vrijheid [is], dat ik het niet eens

meer democratisch vind.’ Ze ontmoette veel weerstand, vooral uit confessionele hoek. De katholieke

vicepremier Beel wees op het dienstbelang en de betekenis voor het gezin. Midden in de Koude Oorlog dreigde de ARP-er Stapelkamp met Oost-Europese toestanden: ‘Ook van achter het IJzeren

(2)

Gordijn horen wij berichten over uitgebreide arbeid van de gehuwde vrouw, die soms zelfs in de mijnen werkt. Laten wij ons er voor hoeden de eerste stap te zetten op deze weg.’

Opvallend was dat in deze discussie een bijzondere groep over het hoofd werd gezien: de vier gehuwde vrouwen die zelf in de Kamer zaten. Indirect kregen zij zo van hun collega’s te horen dat zij hier niet thuis hoorden. Ook schoonmaaksters vormden een speciale categorie: voor hen gold het arbeidsverbod namelijk niet. Het idee dat mannen zouden kunnen boenen en schrobben was toen nog een brug te ver. Het ging hier overigens om relatief grote aantallen vrouwen. In 1950 werkte 45% van de gehuwde vrouwen in overheidsdienst als schoonmaakster.

Het was opvallend dat de Kamerleden die zich verzetten tegen het opheffen van de

arbeidsverboden van huwende ambtenaressen tegelijkertijd wel wilden dat zij hun troep in de Kamer opruimden. Zodra het eigen belang in het geding was, deden de principes er kennelijk niet zo veel toe. De communist Henk Gortzak zei er dit over: ‘Ik heb ook wel eens geprobeerd mij te verplaatsen

in de gevoelens van die Kamerleden die zo bepleiten, dat de vrouw in het gezin behoort, bij haar kinderen, en die figuurlijk gesproken in dit Kamergebouw, elke dag opnieuw op uren, waarop de vrouw het minst in haar gezin gemist kan worden, hun nek breken over de gehuwde vrouwen die in Overheidsdienst in dit gebouw werkzaam zijn. Ik heb geprobeerd mij in hun gevoelens te verplaatsen en mij afgevraagd of zij niet elk ogenblik behoefte zouden hebben tegen deze vrouwen te zeggen: ga naar huis; op dit uur hoor je bij je kinderen! Maar zij lieten haar rustig de asbakken schoonmaken; zij lieten haar koffie brengen, zonder dat zij gewetensbezwaren hadden over de vraag, of die kinderen wel verzorgd werden.’

Zijn inbreng mocht niet baten. Beel reageerde met de woorden dat de situatie van de

gehuwde schoonmaaksters ‘geen ideale toestand is’, maar ook ‘onontkoombaar’, en ‘zeker niet op dit

ogenblik – valt te veranderen’. De overgrote meerderheid van de confessionele heren bleef op zijn

standpunt staan. Maar de girls van de KVP en CHU wilden wel verandering. Ze steunden Tendeloo, die een motie indiende waarin ze stelde dat ‘het niet op de weg van de staat ligt de arbeid van de

gehuwde vrouw te verbieden.’ Het leidde tot een bijzonder spannende stemming: met 46 tegen 44

werd de motie van Tendeloo aangenomen. Het betekende een echte Doorbraak en een primeur in de parlementaire geschiedenis: voor het eerst wogen seksebelangen zwaarder dan partijtrouw.

Het ontslag van de huwende en gehuwde ambtenares werd afgeschaft nadat in 1956 een nieuwe coalitie was aangetreden. Romme ontbrak in de regering. Hoewel hij vice-premier en

minister van Binnenlandse Zaken had kunnen worden, bedankte hij voor de eer. Dat hij verplicht was de motie Tendeloo uit te voeren, heeft daarbij het grootste obstakel gevormd.

Bronnen:

(3)

Anneke Linders, ‘Frappez, frappez toujours’. N.S. Corry Tendeloo (1897-1956) en het feminisme van

haar tijd (Hilversum 2003).

Margit van der Steen, Drift en koers. De levens van Hilda Verwey-Jonker (1908-2004) (Amsterdam 2011 2de druk).

Gepubliceerd in:

Anne Bos, Alexander van Kessel en Jan Ramakers (red.), Sproken en Verhalen. Beschouwingen over

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In Nederland krijgen jaarlijks ruim 700 vrouwen baarmoederhalskanker, dat is twee procent van alle nieuwe gevallen van kanker bij vrouwen.. In ruim de helft van de gevallen gaat

De feministische radioprogramma’s Radioweekblad en Hoor Haar en hun plaats in de

Deze groepe- ringen zetten zich in die jaren vooral in voor het recht van vrouwen op onderwijs, arbeid en individueel kiesrecht en de rechtspositie van de gehuwde vrouw..

Deze twee jongens (waar blijven eigenlijk de jonge vrouwen?) zullen zich gedurende de gehele cam- pagne inzetten voor een goed verkiezingsresultaat. Als zij en

Verschillende sociaalwetenschappelijke benaderingen zullen elk een andere verklaring geven voor het achterblijven van de economische participatie van vrouwen in Nederland.. 2p 8 –

mannen, met andere woorden over eenzelfde hulpbron onderwijs (cultureel kapitaal) als mannen beschikken, wordt de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen op terrein van

Men doet juyst niet altijt datmen wel doen sou moeten, Daer is mijn ellefrib, die nacht en dagh moet wroeten, En krijgt niet eens dank heb voor al sijn slaverny.. Ik doe al wat ik

De algehele gemeenschap van goederen ontkent naar het oordeel van mijn fractie de emancipatie van de vrouw, ontkent dat veel vrouwen tijdens het huwelijk blijven werken, ontkent