• No results found

Biologische bestrijding van de langstaartwolluis (Pseudococcus longispinus) in de teelt van Dracaena marginata : onderzoek binnen project 41203147 "Verbetering biologische bestrijding van wolluis in diverse potplanten"

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Biologische bestrijding van de langstaartwolluis (Pseudococcus longispinus) in de teelt van Dracaena marginata : onderzoek binnen project 41203147 "Verbetering biologische bestrijding van wolluis in diverse potplanten""

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

P R A K T I J K D N D E R Z D E K

P L A N T «Sc D M G E V I N G

\1A

Productschap y f Tuinbouw

Biologische bestrijding van de

langstaartwolluis [Pseudococcus

longispinus) in de teelt van Dracaena

marginata

Onderzoek binnen project 41203147 "Verbetering biologische bestrijding van

wolluis in diverse potplanten"

B.C. Boertjes

J. Bruin

L Kok

Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Business Unit Glastuinbouw

Oktober 2003 Intern rapport 41203147

(2)

© 2003 Wageningen, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Praktijkonderzoek Plant & Omgeving.

Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. is niet aansprakelijk voor eventuele schadelijke gevolgen die kunnen ontstaan bij gebruik van gegevens uit deze uitgave.

Dit is een vertrouwelijk document, uitsluitend bedoeld voor intern gebruik binnen PPO dan wel met toestemming door derden. Niets uit dit document mag worden gebruikt, vermenigvuldigd of verspreid voor extern gebruik.

Gefinancierd door:

\k

Productschap V ' Tulnbmiw Productschap Tuinbouw Postbus 280 2700 AG Zoetermeer Projectnummer: 41203147

Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.

Business Unit Glastuinbouw

Adres Tel. Fax E-mail Internet Linnaeuslaan 2a 1431 JV, Aalsmeer 0297 -35 25 25 0297 - 35 22 70 info.ppo@wur.nl www.ppo.dlo.nl

(3)

Inhoudsopgave

pagina

SAMENVATTING 4 1 INI FIDING FN DOELSTELLING 5

L I Inleiding 5 12 Doelstelling 5 2 MATFRIAAI EN METHODEN 6 2A Algemeen 6 22 Behandelingen 6 22 Proefverloop 7 2A Waarnemingen 7 23. Verwerking van de gegevens 7

3 RESULTATEN 8 3.1 Wolluis ontwikkeling 8

22 Biologische bestrijding 10 3.3 llithreiding van de aantasting 13

4 CONCLUSIES 15 BUI AGF 1, KASINDELING 16

(4)

Samenvatting

In 2002 en 2003 is door PPO Glastuinbouw het project "Verbetering biologische bestrijding van wolluis in diverse potplanten" (project 41203147) uitgevoerd. Het project werd gefinancierd door het Productschap Tuinbouw. Binnen dit project werd onder meer onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van biologische bestrijding van de langstaartwolluis Pseudococcus /ong/sp/nus'm de teelt van Dracaena.

De proef werd uitgevoerd in vier kassen. Per kas stonden op afzonderlijke tafels twee types plantmateriaal: "halfwas" en "toef". Een aantal planten per tafel werd met wolluis besmet. Verschillende natuurlijke vijanden werden getest. Eén kas gold hierbij als controle, in deze kas werd alleen wolluis uitgezet. In de andere kassen werden de roofkever Cryptolaemus montrouzien'als larve of de sluipwesp Anagyrus fusciventris of de sluipwesp Leptomastix sp. ingezet. Wekelijks werd een vast aantal planten per tafel beoordeeld op wolluisaantasting en op vraat, parasitering en aanwezigheid van natuurlijke vijanden. Driemaal werden alle planten per kas beoordeeld. De gegevens zijn per type plantmateriaal verwerkt.

De zwaarste wolluisaantasting werd waargenomen in de controle kas en in de kas met de roofkevers. Aan het eind van de proef was bijna elke plant met wolluis besmet. De aantasting in de kassen met de sluipwespen was minder zwaar dan in de controle kas, maar ook hier werden onacceptabele aantallen wolluis waargenomen. De biologische bestrijding was onvoldoende effectief. Het aantal geparasiteerde wolluizen bleef in de minderheid. Vraat door roofkevers werd niet waargenomen.

(5)

1 Inleiding en doelstelling

1.1 Inleiding

In 2002 en 2003 is door PPO Glastuinbouw het project "Verbetering biologische bestrijding van wolluis in diverse potplanten" (project 41203147) uitgevoerd. Het project werd gefinancierd door het Productschap Tuinbouw. Dit project bestond uit 3 onderdelen, namelijk:

1. Het ontwikkelen van een goede signaleringsmethode voor citruswolluis 2. Biologische bestrijding van langstaartwolluis in Dracaena

3. Onderzoeken van de nawerking van insecticiden op de activiteit van sluipwespen tegen citruswolluis Dit verslag rapporteert over onderdeel 2.

In de teelt van Dracaena vormt de langstaartwolluis [Pseudococcus longispinu$ een plaag. Door de verborgen levenswijze van de wolluis, diep in de bladoksels, vlak tegen de stam, en in het dichte groeipunt, wordt een beginnende aantasting gemakkelijk over het hoofd gezien. Zodra de aantasting toeneemt, worden de wolluizen ook op het blad waargenomen. Dracaena is een moeilijk indringbaar gewas voor bestrijdingsmiddelen, doordat er veel blad vlak bij elkaar staat ingeplant. Door de verborgen levenswijze van de wolluis en de moeilijke indringbaarheid van het gewas, valt het resultaat van een chemische bestrijding met contactmiddelen vaak tegen.

Van de langstaartwolluis zijn enkele natuurlijke vijanden te koop; de roofkever Cryptolaemus montrouzierien de sluipwesp Anagyrus fusciventris. Ervaringen in de praktijk met biologische bestrijding van de langstaartwolluis in de teelt van Dracaena zijn (zo goed als) afwezig. De moeilijke indringbaarheid van het gewas, de verborgen levenswijze van de wolluis en de erg korte teeltduur (8 weken), kunnen er toe leiden dat biologische bestrijding moeilijk is.

1.2 Doelstelling

De doelstelling van dit onderzoek was het onderzoeken van de mogelijkheid van biologische bestrijding van de langstaartwolluis (Pseudococcus /ong/sp/nus) in de teelt van Dracaena.

(6)

Materiaal en methoden

2.1 Algemeen

Het onderzoek werd uitgevoerd van half juni (week 25) tot begin november (week 45) 2002 in de kassen A9 - Al 2 van PPO Glastuinbouw in Aalsmeer. De vier kassen hebben elk een bruto oppervlakte van 60 m2 en een netto oppervlakte van 29 m2. In elke kas stonden twee vaste tafels. De proef werd uitgevoerd met het gewas Dracaena marginata "Magenta". Op de linker tafel in de kas stond plantmateriaal afkomstig uit de import, waarbij een hoge en een lage stek samen in een 17 cm pot werden opgepot; een zogenaamde "toef". Op de rechtertafel stond halfwas materiaal (1 stam per pot) in een 17 cm pot. Op elke tafel stonden 180 planten, verdeeld over twee veldjes van 9 bij 10 planten (Bijlage 1). Water werd gegeven via een druppelleiding met stekers. Op de bodem van de tafels lag een bevloeiingsmat met zwart folie. De klimaatgegevens in de kas tijdens de proef staan in bijlage 2. Tijdens de proef werd er gestookt op 21°C overdag en 's nachts en werd er gelucht op 23°C.

2.2 Behandelingen

Van beide soorten plantmateriaal werden 32 planten met de langstaartwolluis besmet. Dit gebeurde door met langstaartwolluis besmette blaadjes met knijpertjes aan de Dracaena's vast te maken, zodat de wolluizen over konden lopen. Dit werd na enkele weken herhaald. Vier van deze aangetaste planten werden in de kas in het midden van elk veld planten geplaatst. Verschillende natuurlijke vijanden werden getest. Eén kas gold hierbij als controle, in deze kas werd alleen wolluis uitgezet.

Tabel 1. De natuurlijke vijanden die in de verschillende kassen werden uitgezet, in aantallen per tafel.

kas A9 AIO A l l A12 Behandeling

Controle. Geen natuurlijke vijanden

Roofkever Cryptolaemus montrouzieri, larven Sluipwesp Anagyres fusciventris

Sluipwesp Leptomastixsp. Week 33 -20 10 10 Week 35 -20 10 10 Week 41 -20 10 10

De roofkever Cryptolaemus montrouzieriïs een zwarte kever met een oranje kop en thorax. De larve van de kever is wit van kleur met wasdraden en lijkt daardoor enigszins op de wolluis. De kever heeft een voorkeur voor temperaturen hoger dan 20°C en een R.V. hoger dan 50%. De jonge larven en de volwassen kever voeden zich bij voorkeur met eieren van wolluis. Dit is bij de langstaartwolluis echter onmogelijk, doordat deze in tegenstelling tot de citruswolluis geen eizak produceert. De oudere larven voeden zich met alle stadia van de wolluis1. In de proef is deze natuurlijke vijand daarom uitgezet als larve.

De sluipwesp Anagyrus fusciventris heeft een voorkeur voor een lichte aantasting, waarbij de wolluizen geïsoleerd voorkomen. De sluipwesp parasiteert de oudere nimfenstadia en jonge volwassen wolluizen. Enkele weken na parasitering wordt de huid van de wolluis stugger en verandert deze in een gele cocon. De cocon is door de wasdraden heen zichtbaar. Geparasiteerde wolluizen proberen zich te verstoppen. Hierdoor is het alleen tellen van het aantal geparasiteerde wolluizen onvoldoende om een beeld van het verloop van de bestrijding te krijgen, maar zal ook de populatieontwikkeling van de wolluis waargenomen

1 Stüssi, S., U. Guyer & M. Zuber, 1999. Handbook for release of beneficial insects in glasshouses & indoor cultures.

(7)

moeten worden. Na drie à vier weken komt de sluipwesp uit de geparasiteerde wolluis te voorschijn, door een gat in de cocon te maken1.

Sluipwespen van het geslacht Leptomastix worden bij voorkeur ingezet bij temperaturen van 19°C en hoger. De ingezette sluipwesp Leptomastix is een "nieuwe" soort, waarvan momenteel de volledige

wetenschappelijke naam nog onbekend is, of nog niet is toegekend.

2.3 Proefverloop

In week 26 werd het plantmateriaal opgepot en in de kassen geplaatst. Gestart werd met 200 planten per tafel, verdeeld over twee veldjes. Vier planten van elk veldje werden in een andere kas besmet met de langstaartwolluis. Op het opgepotte plantmateriaal kwam bij aflevering al wolluis voor en ook werden enkele geparasiteerde wolluizen waargenomen. Besloten werd om gedurende een aantal weken het gewas te controleren en hierbij alle planten met aantasting te verwijderen. Het aantal planten per veldje daalde hierdoor naar 90 stuks. De met wolluis besmette planten werden in week 32 in het midden van de veldjes geplaatst. In week 33 werden voor het eerst natuurlijke vijanden uitgezet en werd er gestart met de wekelijkse tellingen. In week 35 werden opnieuw natuurlijke vijanden uitgezet. Omdat de wolluispopulatie zich bleef uitbreiden, werden in week 41 nogmaals natuurlijke vijanden uitgezet.

2.4 Waarnemingen

Wekelijks werden 18 vaste planten per veldje beoordeeld. Enkele malen (week 36, 40 en 45) werden alle planten per veld beoordeeld (Bijlage 1). Per plant werden de volgende zaken waargenomen:

• Aantal wolluizen: 0 = geen wolluis, 1 = 1-10 wolluizen; 2 = 11-25 wolluizen; 3 = 26 - 50 wolluizen; 4 = 51 - 1 0 0 wolluizen; 5 = >100

• Parasiteringsniveau: 0 = geen parasitering; 1 = 0 - < 30 % parasitering; 2 = 30 - 60% parasitering; 3 = >60% parasitering

• Aanwezigheid van volwassen sluipwespen • Aanwezigheid keverlarven

• Aanwezigheid volwassen kevers

2.5 Verwerking van de gegevens

De gegevens zijn verwerkt door de uitkomsten te middelen over het aantal waargenomen planten. Bij de wekelijkse telling is dat een selectie van de planten en bij de maandelijkse telling zijn dat alle planten per veld. Er werd hierbij gerekend met de klassenummers (0-5 voor wolluisaantasting, 0-3 voor parasitering). Bij het berekenen van de gemiddelde parasitering werden planten zonder wolluisaantasting buiten beschouwing gelaten, omdat op deze planten geen parasitering mogelijk is. De berekeningen werden per type

(8)

Resultaten

In dit hoofdstuk worden de resultaten per type plantmateriaal weergegeven.

3.1 Wolluis ontwikkeling

De resultaten van de wekelijkse waarnemingen naar het aantal wolluizen op de gemarkeerde planten, staat weergegeven in figuur 1 en 2; voor planttype "toef" respectievelijk "halfwas".

|—*— controle —U— roofkever Cryptolaemus —* -sluipwesp Anagyres - A- -sluipwesp Leptomastix j

Figuur 1. Gemiddeld aantal wolluizen per plant, type "toef", bij de wekelijkse telling. Aantallen zijn weergegeven volgens waarnemingsschaal. 0 = geen wolluis, 1 = 1-10 wolluizen; 2 = 11 -25 wolluizen; 3 = 26 - 50 wolluizen; 4 = 51 - 100 wolluizen; 5 = >100

controle —*—roofkever Cryptolaemus —X- • sluipwesp Anagyres • -ér -sluipwesp Leptomastix |

0.0

Jj^L^L lm

33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 week

Figuur 2. Gemiddeld aantal wolluizen per plant, type "halfwas", bij de wekelijkse telling. Aantallen zijn weergegeven volgens waarnemingsschaal. 0 = geen wolluis, 1 = 1-10 wolluizen; 2 = 11-25 wolluizen; 3 = 26 - 50 wolluizen; 4 = 51 - 100 wolluizen; 5 = >100

(9)

De meeste wolluizen werden waargenomen in de kas zonder biologische bestrijders (controle) en in de kas met de roofkever Cryptolaemus. Het aantal wolluizen per plant in de kassen met de sluipwesp Anagyruso\

Leptomastix was lager dan in de controle kas, maar de aantasting nam in de loop van de tijd toe tot een

onacceptabel hoog niveau. De wolluisaantasting in plantmateriaal "toef" lijkt iets minder zwaar te zijn dan in plantmateriaal "halfwas" (figuur 14).

In figuur 3 en 4 staan de resultaten van de waarnemingen aan alle planten per kas. Ook hier werden de meeste wolluizen aangetroffen in de controle kas en in de kas met de roofkever. De gemiddelde aantasting per plant was iets lager dan op de planten van de wekelijkse telling, omdat de planten van de wekelijkse telling gemiddeld dichter bij de introductieplek van de wolluizen stonden (Bijlage 1).

I —•— controle —9— roofkever Cryptolaemus —* • sluipwesp Anagyres • -ér • sluipwesp Leptomastix | 2,5 .9 2,0 1.5 1.0 0,5 0.0

1-"

?6 41 i week 45

Figuur 3. Gemiddeld aantal wolluizen per plant, type "toef, bij de telling van alle planten. Aantallen zijn weergegeven volgens waarnemingsschaal. 0 = geen wolluis, 1 = 1-10 wolluizen; 2 = 11 - 25 wolluizen; 3 = 26 - 50 wolluizen; 4 = 51 - 100 wolluizen; 5 = >100

-controle —9— roofkever Cryptolaemus —* • sluipwesp Anagyres - A- • sluipwesp Leptomastix [

Figuur 4. Gemiddeld aantal wolluizen per plant, type "halfwas", bij de telling van alle planten. Aantallen zijn weergegeven volgens waarnemingsschaal. 0 = geen wolluis, 1 = 1 - 1 0 wolluizen; 2 = 11 - 25 wolluizen; 3 = 26 - 50 wolluizen; 4 = 51 - 100 wolluizen; 5 = >100

(10)

3.2 Biologische bestrijding

In deze paragraaf worden de resultaten van de waarneming naar parasitering, vraat en aanwezigheid natuurlijke vijanden weergegeven. In figuur 5 en 6 staan de resultaten van de wekelijkse waarnemingen. In figuur 7 en 8 staan de resultaten van de waarnemingen aan alle planten per kas. Slechts eenmaal werd vraat door roofkever(larven) gevonden in kas AIO. In figuur 5-8 staan daarom alleen de waarnemingen naar door sluipwesp geparasiteerde wolluizen weergegeven. Volwassen kevers werden tijdens de proef niet waargenomen. Keverlarven werden een enkele keer, vooral aan het eind van de proef waargenomen. Ook sluipwespen werden vooral vanaf week 40 waargenomen.

|—•—controle —>—rooflcever Cryptolaemus —* -sluipwesp Anagyres • A- • sluipwesp Leptomastix [

Figuur 5. Gemiddeld parasiteringsniveau per plant, type "toef, bij de wekelijkse telling. Aantallen zijn weergegeven volgens waarnemingsschaal. 0 = geen parasitering; 1 = < 30 % parasitering; 2 = 30 - 60% parasitering; 3 = >60% parasitering

- controle —M—roofkever Cryptolaemus —* -sluipwesp Anagyres - A- 'sluipwesp Leptomastix | ï.: 1.0 | 0,8 0,6 0.4 0,2 0,0 4

Jt—K

Figuur 6. Gemiddeld parasiteringsniveau per plant, type "halfwas", bij de wekelijkse telling. Aantallen zijn weergegeven volgens waarnemingsschaal. 0 = geen parasitering; 1 = < 30 % parasitering; 2 = 30 - 60% parasitering; 3 = >60% parasitering

(11)

-controle —M— roofkever Crypiolaemus —X- -sluipwesp Anagyres - A- -sluipwesp Leptomastixj i.: 3 0,8 0.6 B 0.4 0.2 ?b 40 week 45

Figuur 7. Gemiddeld parasiteringsniveau per plant, type "toef", bij de telling van alle planten. Aantallen zijn weergegeven volgens waarnemingsschaal. 0 = geen parasitering; 1 = < 30 % parasitering; 2 = 30 - 60% parasitering; 3 = >60% parasitering

|—•— controle —»— roofkever Cryptolaemus —* • sluipwesp Anagyres - A- • sluipwesp Leptomastix |

0 > X *• • 9 36 40 week 45

Figuur 8. Gemiddeld parasiteringsniveau per plant, type "halfwas", bij de telling van alle planten. Aantallen zijn weergegeven volgens waarnemingsschaal. 0 = geen parasitering; 1 = < 30 % parasitering; 2 = 30 - 60% parasitering; 3 = >60% parasitering

De meeste parasitering werd logischerwijs waargenomen in de kassen waar de sluipwespen werden uitgezet. Ook in de controle kas en in de kas met roofkevers werd een enkele geparasiteerde wolluis waargenomen. De gemiddelde parasitering is niet hoger gekomen dan 30% (waarde 1 op de

waarnemingsschaal). Omdat geparasiteerde wolluizen de neiging hebben zich te verstoppen, kan de waarneming naar parasiteringsniveau een onderschatting van de situatie geven. Daarom werd tevens de ontwikkeling van de wolluispopulatie waargenomen. De effectiviteit van beide sluipwespen is ongeveer gelijk. Uit de gegevens van figuur 5-8 lijkt het dat de sluipwespen in halfwas plantmateriaal een lager

parasiteringsniveau bereiken dan in het plantmateriaal "toef". De wolluisaantasting in plantmateriaal "toef lijkt ook iets minder zwaar te zijn dan in plantmateriaal "halfwas" (figuur 14).

De bestrijding van de langstaartwolluis door de roofkever Cryptolaemus montrouzieri\s in deze proef gering. De langstaartwolluis produceert, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de citruswolluis, geen eizak. Bij citruswolluis legt deze kever eieren in de eizak van de wolluis. De jonge larven en de volwassen kevers

(12)

voeden zich bij voorkeur met de eieren van de wolluis, maar eten ook andere stadia. Bij de langstaartwolluis is eileg in de eizak en eivraat niet mogelijk, en is deze predator dus mogelijk ongeschikt. De roofkever is daarnaast ook erg temperatuurgevoelig. De kever heeft een voorkeur voor temperaturen hoger dan 20°C en een R.V. hoger dan 50%. De proef is gedurende de zomerperiode uitgevoerd, waardoor het klimaat in de kas eigenlijk geen beperking geweest kan zijn.

(13)

3.3 Uitbreiding van de aantasting

In figuur 9 en 10 staat de uitbreiding van de aantasting in de tijd weergegeven, voor plantmateriaal "toef respectievelijk "halfwas". Elk vakje stelt een plant voor. Door middel van kleur wordt de graad van aantasting weergegeven. Een wit vakje geeft aan dat een plant niet door wolluis is aangetast, dit komt overeen met klasse 0 van de waarnemingsschaal. Hoe donkerder de kleur, hoe zwaarder de aantasting.

Week 33 controle 4 J 4 3 0 / 0 W 1 U roofkever Cryptotaemus 1 4 J 4 S O / 0 W 1 U sluipwesp Anagyrus i s a 4 * a r v sluipwesp Leptomasrjx I 1 3 4 9 O *— A A A UU A T — A 10 10 14 I J U 1U 0 o 0 4 1 % 1 A T — A UI vv UU | — i A A 1 / IO IS 14 I J e 0 o 4 J 1 A ' T -A A A A A A A IO 11 IO 10 14 1 J u 11 1U V Ö 0 0 4 J à. A T — A A A * A VU vv Ut vv LU A A •x— * A Week 36 ^ 3 4 3 0 / O W l U x — i — I — i — | — | — I — I I X — x x — x x x x H - 7 , n~ n x x x x — x x — T x — x x — x x x x w - w f f - f 7 x x x x x X Week 40 1 'l 3 4 ö Ö / 0 V 1U A A A A A A A A A A A A -A Week 45 12 3 4 5 6 7 6 A-~l A « VU " YV A A A 1 l J 4 A 5 0 / 0 A A y A 1U 1 - ' A i. A J A 4 A A 0 77 0 / A Ö A U A TU 1 2 J A A 4 A 5 6 ? 8 A A 9 10 Kleur Klasse Aantal luis

V ? 9 9 ¥ ¥

0 1-10 11-25 26-50 51-100 >100 I J 4 O 0 T — A A A A A A • '1 A 1 2 1 4 5 Ö / 1 i A J A A 4 A * 3 b / A A » A A TU A 1 2 1 A A A A 4 A 5 6 " 7 A 6 A A 9 10

Figuur 9. Overzicht van de aangetaste planten voor het plantmateriaal 'loef' in de kassen A9 - Al2, in de loop van de tijd. Elk vakje stelt een plant voor. Per tafel staan 180 planten. Door middel van kleur wordt de graad van aantasting (volgens waarnemingsschaal) weergegeven. Hoe donkerder de kleur, hoe zwaarder de aantasting.

(14)

controle Week 33

i i A 4 a o

roofkever Cryptolaemus

1 ^ J 4 Ö B ' B V 1 U

sluipwesp Anagyrus sluipwesp Leptomastix

T.' • A A A x - ID 1/ It» ID 14 1.5 11 1U y 8 O 3 4 J Ü 1 A vv vv A A * A A Week 36 1 / J 4 D D X * A W JV A X A A Week 40 1 A ^ A A J A 4 * b b / a A A y A 1U A Week 45 A " A A A W VU w A \ X X A x — X A * i 'à J ** a b 1 *; A J 4 a b / ü A A y A A Kleur Klasse Aantal luis 0

9 V Ç Ç ¥ ¥

1-10 11-25 26-50 51-100 >100 j 4 a o 1 -; A 3 4 A S b / B 0 A A y A TU 1 «; J A 4 a n 0 vv -A Ö À a A TU A 1 d j 4 a a / o y i u A A * * A A A À A A A 1 id j 4 a o - e y iu 1 YV n A A 1 2 3 4 3 0 i b y 1U A A A A A

Figuur 10. Overzicht van de aangetaste planten voor het plantmateriaal "halfwas" in de kassen A9 - A l 2, in de loop van de tijd. Elk vakje stelt een plant voor. Per tafel staan 180 planten. Door middel van kleur wordt de graad van aantasting (volgens waarnemingsschaal) weergegeven. Hoe donkerder de kleur, hoe zwaarder de aantasting.

Voor beide typen plantmateriaal werden de meeste aangetaste planten aangetroffen in de controle kas en in de kas met de roofkevers.

(15)

Conclusies

De biologische bestrijding van langstaartwolluis Pseudococcus/ong/sp/nusm Dracaena door de roofkever Cryptolaemus montrouzien''of de sluipwesp Anagyrus fusc/Ventr/s of de sluipwesp Leptomastixwas in deze proef onvoldoende.

De sluipwespen Anagyrus fusciventris en Leptomastix gaven de beste bestrijding van langstaartwolluis. Van de roofkever Cryptolaemus montrouzierivtwû geen vraat aan wolluizen waargenomen, ook werd de ontwikkeling van de wolluispopulatie niet geremd.

(16)

Bijlage 1. Kasindeling

Het onderzoek vond plaats in de kassen A9-A12. In elk van de vier kassen stonden twee tafels met

Dracaena marginata. Op de linker tafel werd gestart met het plantmateriaal "toef", op de rechtertafel met halfwas planten. Per tafel stonden twee veldjes met elk 90 planten. Aan achttien vaste planten per veld werd wekelijks waargenomen.

Objecten

Kas A9 controle, geen natuurlijke vijanden Kas AIO roofkever Cryptolaemus montrouzieri Kas A l 1 sluipwesp Anagyres fusciventris Kas Al 2 sluipwesp Leptomastix

Plattegrond van de kassen

Toef Veld 2 Toef Veldl Halfwas Veld 2 Halfwas Veld 1 Toef Veld 2 Toef Veldl Halfwas Veld 2 Halfwas Veld 1 Toef Veld 2 Toef Veldl Halfwas Veld 2 Halfwas Veld 1 Toef Veld 2 Toef Veldl Halfwas Veld 2 Halfwas Veldl

kasA12 kas A11 kas A10 kas A9

Platl Elke planl 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 tegrond va tafel bevatt en per tafe 1 X X 2 X X n een tafel

e 18 rijen van elk 10 planten. In onderstaand schema . Schema is 90% gedraaid. 3 X X 4 X X 5 W W 6 W W 7 X X 8 X X 9 X X 10 X X 11 X X

is elk vakje een f 12 X X 13 X X 14 W W Mant; totaal 180 15 W W 16 X X 17 X X 18 X X W = met wolluis besmette plant bij start van de proef, plant wekelijks waarnemen

X = plant wekelijks waarnemen

(17)

Bijlage 2. Klimaatgegevens gedurende proefperiode

In onderstaande tabel wordt het klimaat in kas KI3 weergegevens voor de periode waarin de proef plaatsvond.

Min maand T (RV) = laagste uurgemiddelde temperatuur (RV) gemeten per maand Max maand T (RV) = hoogste uurgemiddelde temperatuur (RV) gemeten per maand Gem. maand T (RV) = gemiddelde waarde temperatuur (RV) per maand

Std T (RV) = standaardafwijking bij gemiddelde T (RV)

Kas

maand

Temperatuur min max gem.

maand T maand T maand T StdT

Luchtvochtigheid min max gem. maand RV Maand RV maand RV Std RV A9 AIO A l l A12 A9 AIO A l l A12 A9 AIO All A12 A9 AIO A l l A12 A9 AIO A l l A12 A9 AIO A l l A12 Juni Juni Juni Juni Juli Juli Juli Juli Augustus Augustus Augustus Augustus September September 17,9 16,7 18,2 18,3 17,5 16,6 17,9 17,4 17,7 17,6 18,5 17,8 19,0 15,5 September 19,4 September Oktober Oktober Oktober Oktober November November November November 19,0 18,8 13,3 18,9 18,7 18,9 19,2 19,2 18,9 35,3 35,2 34,6 35,1 36,7 35,9 36,2 36,5 30,8 29,8 30,4 31,5 27,3 26,9 27,3 27,4 26,2 26,1 26,4 26,3 23,8 23,8 23,4 23,8 22,8 22,5 23,0 23,5 23,2 22,6 23,1 23,4 22,8 22,6 23,0 23,0 21,8 20,7 21,7 21,8 20,5 18,5 20,6 20,6 20,4 20,4 20,5 20,4 3,3 3,6 3,2 3,6 3,4 3,6 3,1 3,4 2,9 2,7 2,5 2,8 2,2 2,9 2,0 2,1 1,2 2,8 1,2 1,2 1,0 1,0 1,0 1.0 43,4 33,3 50,2 30,7 45,3 42,8 57,7 37,8 56,6 60,6 40,8 63,2 63,2 60,2 44,9 66,7 64,2 63,6 58,1 73,4 69,1 67,2 65,6 87,1 86,8 75,3 86,7 91,9 95,3 86,4 99,6 91,4 82,7 91,5 91,3 97,5 82,6 91,5 89,9 99,6 79,6 89,6 88,2 93,9 79,0 89,9 66,9 63,2 63,3 61,2 76,4 79,0 72,7 71,4 81,0 74,7 76,9 80,9 82,9 74,4 77,5 79,2 82,8 71,7 75,5 82,7 82,9 75,2 79,6 10,8 14,7 6,0 15,3 9,0 10,2 5,2 11,9 7,3 4,3 9,6 6,0 7,4 4,4 7,6 4,7 6,1 3,5 7,0 3,6 4,9 2,7 6,4 17

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dissertation submitted in fulfillment of the requirements for the degree Magister Scientiae in the Faculty of Natural and Agricultural Sciences (Department of Genetics) at

Die doel van die studie was om die elemente waaruit die verskynsel by polisiebeamptes bestaan, te identifiseer, en dit te vergelyk met die elemente soos reeds in die

In a later section, an analysis of the pupils' responses to the questions put to them, draws attention to the degree of literary en9agement which can be achieved in the

Tot op hede blykdie metode baieeffektief te wees, om dat geen swaels nog 'n aanduiding gegee het dat hulle nie gediend is met 'n spioenasieluik in hulle w o n in g s

for setting standards for General and Further Education and Training in South Africa and for assuring their quality.. In addition to developing and managing the quality of

Practical implications of using the DBE vs SS cut-scores In this section, the practical implications of using the cut-scores for reporting on the percentage of learners

DATE/TIME PLACE WEAPONS USED CASUALTIES COMMENTS 4 September 1987 – 20h55 Elundu 60mm mortars, SKS rifle- grenades, Small arms Nine x SADF wounded 23 x mortars hit the