Intergenerationele
rechtvaardigheid en pensioenen
1. Inleiding
• diepe emoties zonder veel analyse • moeilijke technische argumenten
verbergen ethische en sociale implicaties • ideologische wolken
– privatisering en solidariteit
• nuchtere, zo objectief mogelijke maar waardenbewuste analyse
Structuur
2. Feiten en uitdagingen: het Belgische pensioensysteem
3. Inzichten uit het wetenschappelijk onderzoek
4. Intergenerationele en intragenerationele rechtvaardigheid
2. Feiten en uitdagingen
A. structuur van het pensioensysteem
1. EERSTE PIJLER:
– repartitie
– pensioenbedrag gebaseerd op het gemiddelde loon
– Bismarcksysteem, maar:
minimumpensioenen en plafonds – gelijkgestelde perioden
2. TWEEDE PIJLER:
– groepsverzekeringen en pensioenfondsen: collectieve kapitalisatie
– traditioneel vooral gebruikt door hogere inkomens
– vanaf 1/1/2004: "solidarisering"
• iets meer dan de helft van de werknemers?
• ongeveer 25% van totale pensioenuitkeringen?
2. Feiten en uitdagingen
2. Feiten en uitdagingen
C. de vergrijzing
Voorzichtigheid geboden?
• hypothesen over toekomstige evolutie productiviteit (+ 1,75% per jaar), over
werkloosheid (van 14% nu naar 7,5% in 2030), over uitgaven gezondheidszorg
• noodzaak van een streng begrotingsbeleid • geleidelijke erosie van het wettelijke
2. Feiten en uitdagingen
D. activiteitsgraad van de ouderen
• gemiddelde leeftijd van uittreding uit de arbeidsmarkt: 57 jaar
• vooral vroege uittreding bij laaggeschoolden
aantal gepensioneerden x gemiddeld
pensioen = aantal actieven x gemiddeld loon x gemiddelde bijdragevoet op loon
3. Inzichten uit het onderzoek
A. de band tussen bijdragen en
uitkeringen
• economische gevolgen van een bijdragenverhoging
• vormt alternatieve financiering een oplossing?
• belangrijker is de structuur van de uitkeringen
– wanneer loonsverhogingen en/of harder
werken niet alleen tot hogere bijdragen leiden, maar ook tot een hoger pensioen: wellicht
3. Inzichten uit het onderzoek
B. kapitalisatie versus repartitie
• echte vraag: effecten op spaarvolume en op investeringen?
– wellicht eerder beperkt
• bij de overgang is er een generatie die "dubbel" betaalt
• "kapitalisatie" door de overheid: het Zilverfonds en de afbouw van de
3. Inzichten uit het onderzoek
C. defined benefit versus defined
contribution
• defined benefit: pensioenbedrag op voorhand vastgelegd
defined contribution: pensioenbedrag
bepaald op basis van opbrengst bijdragen • binnen een repartitiesysteem cruciaal voor
de verdeling van de last van de vergrijzing over de generaties
– DB: de actieve bevolking draagt de last – DC: de gepensioneerden dragen de last
3. Inzichten uit het onderzoek
D. baten en kosten van privatisering
• minder gevaar voor politieke inmenging • belangrijk zoveel
mogelijk mensen te betrekken bij het
gebeuren op kapitaalmarkten
• privatisering leidt tot individualisering en ondermijnt gevoelens van solidariteit
• lager geschoolde
burgers gemakkelijke prooi voor verkeerde informatie
3. Inzichten uit het onderzoek
E. vervroegde uittredingsmechanismen
• vervroegde uittreding kan met vele factoren samenhangen (bv.
arbeidsomstandigheden)
• maar internationale verschillen hebben in de eerste plaats te maken met financiële prikkels – impliciete belasting op werken • in België sterk beïnvloed door systemen
• nu sociaal verankerd!
• "Op welke leeftijd hoopt U op pensioen te gaan?"
Vervroegde uittreding als
tewerkstellingsmaatregel?
Waarom perverse effecten?
1. Wanneer het aantal inactieven toeneemt, is er een opwaartse druk op de lonen.
2. Het is niet mogelijk hooggeschoolde oudere werknemers door
laaggeschoolde jongeren te vervangen. 3. Kosten van (permanente) economische
4. Intergenerationele en
intragenerationele rechtvaardigheid
• Twee onaanvaardbare uitgangspunten:
– verworven rechten
– gelijke bijdragevoeten voor alle generaties ("generational accounting")
Een ethisch referentiekader
• alle mensen moeten gelijke kansen krijgen om hun doelstellingen te realiseren
• ze zijn verantwoordelijk voor hun eigen
voorkeuren, maar moeten gecompenseerd worden voor verschillen in hun externe
omgeving of aangeboren eigenschappen waarmee ze zich niet identificeren
Leeftijdsgroepen versus cohorten
-Leeftijdsgroepen - Cohorten: 30 40 50 60 1960/61 15.2 15.6 14.0 11.5 1972/73 19.7 20.3 18.8 16.9 1984/86 20.6 23.6 22.2 21.7 1987/90 21.4 25.4 23.7 23.9- per capita consumptie in VS, in duizenden 1993 $ 30 40 50 60 30 in '60 15.2 20.3 22.2 23.9 30 in '72 19.7 23.6 23.7 30 in '84 20.6 25.4 30 in '90 21.4
identieke mensen
binnen cohorte verschillen binnen cohorte identieke
cohorten geen probleem van rechtvaardigheid intragenerationele rechtvaardigheid verschillen
tussen cohorten
intergenerationele
identieke mensen
binnen cohorte verschillen binnen cohorte
identieke
cohorten geen probleem van rechtvaardigheid intragenerationele rechtvaardigheid
verschillen tussen
cohorten
intergenerationele
rechtvaardigheid globale rechtvaardigheid
A. Identieke mensen in identieke
cohorten
Situatie 1: niet-overlappende cohorten
• mensen zouden zelf verantwoordelijk zijn voor de spreiding van hun arbeidsinzet
over hun leven
• vroeger op pensioen: meer sparen en/of harder werken en/of lager pensioen
• vergelijk twee cohorten met verschillende verwachte levensduur
Situatie 2: overlappende cohorten
• repartitie: mogelijkheid van risicodeling bij onverwachte schokken
(vergelijk: repartitie in traditionele families versus repartitie door overheid)
• hoe ver zal efficiënte verzekering moeten gaan? • Musgrave voorstel:
constante verhouding tussen netto-inkomen gepensioneerden en netto-inkomen actieve bevolking
• vanuit standpunt van risicospreiding best een gemengd systeem
identieke mensen
binnen cohorte verschillen binnen cohorte identieke
cohorten geen probleem van rechtvaardigheid intragenerationele rechtvaardigheid
verschillen intergenerationele globale
• herverdeling van "rijkere" naar "armere" cohorten volledig gerechtvaardigd, indien er geen verantwoordelijkheid speelt
• voorbeeld 1: welvaartstoename bij de actieve bevolking
– onverwachte schok
– OF: inspanningen jongere generatie – OF: investeringen oudere generatie
• voorbeeld 2: vergrijzing
– onverwachte schok
– OF: "beslist" over de daling van het geboortecijfer
identieke mensen
binnen cohorte verschillen binnen cohorte identieke
cohorten geen probleem van rechtvaardigheid intragenerationele rechtvaardigheid
verschillen intergenerationele globale
Minimumpensioen en Bismarck
• voorrang voor een zo hoog mogelijk minimumpensioen
• MAAR:
– intergenerationele risicodeling via repartitie ook voor hogere inkomens van belang
– politieke houdbaarheid van het systeem
– arbeidsmarkteffecten hangen af van de band tussen bijdragen en uitkeringen
Bijkomende overwegingen van
intragenerationele rechtvaardigheid
1. Gelijkgestelde periodes (indien geen vrijwillige keuze)
2. Verschillen in de kwaliteit van de
arbeidsomstandigheden weerspiegelen gedeeltelijk ongelijke kansen
identieke mensen
binnen cohorte verschillen binnen cohorte
identieke
cohorten geen probleem van rechtvaardigheid intragenerationele rechtvaardigheid
verschillen tussen
cohorten
intergenerationele
rechtvaardigheid globale rechtvaardigheid
5. Hervorming van het
A. intergenerationele rechtvaardigheid
en de eerste pijler
• moeten de pensioenen welvaartsvast worden gemaakt of integendeel
verminderd?
• zijn de jongere en toekomstige generaties de klos?
A. intergenerationele rechtvaardigheid
en de eerste pijler
• moeten de pensioenen welvaartsvast worden gemaakt of integendeel
verminderd?
• zijn de jongere en toekomstige generaties de klos?
2000 2050
Belasting op arbeid als % brutoloon 45 75
A. intergenerationele rechtvaardigheid
en de eerste pijler
• moeten de pensioenen welvaartsvast worden gemaakt of integendeel
verminderd?
• zijn de jongere en toekomstige generaties de klos?
Moeten huidige generaties grotere
inspanningen leveren?
• ETHISCHE argumenten?
– verantwoordelijkheid voor daling geboortecijfer?
– repartitiesysteem ongerechtvaardigde "gift" aan vroegere generaties?
• ECONOMISCHE argumenten!
• Musgrave-regel als een maatschappelijk compromis?
B. intragenerationele rechtvaardigheid
en het evenwicht tussen de
verschillende pijlers
• EERSTE PIJLER:
– minimumpensioen mag niet in het gedrang komen
– discussie over gelijkgestelde perioden
– band tussen bijdragen en uitkeringen mag niet verder worden afgezwakt, als we de zwakkere groepen in de samenleving
• DERDE PIJLER:
– sfeer van de vrije keuze
– GEEN goede redenen voor fiscale stimulering
• TWEEDE PIJLER:
– kapitalisering
– door de hervorming van 2003 "gesolidariseerd"
Verschil tussen een eerste pijler van het Bismarck-type en een gesolidariseerde tweede pijler niet zo groot
C. de eindeloopbaanproblematiek
• verlenging van de actieve loopbaan evident noodzakelijk!
• toepassing principes van "gelijke kansen" en "verantwoordelijkheid"
– idee van een "normale" loopbaan, uitgedrukt in een aantal gewerkte jaren
• studieperiode NIET meegerekend
• bredere discussie over verwachte levensduur en arbeidsomstandigheden
De tewerkstelling van (vooral)
laaggeschoolden vergt een gericht en actief beleid.
Vervroegde uittredingsmechanismen zijn
een inefficiënte en perverse maatregel als deel van het tewerkstellingsbeleid.
Verschillen in het moment van uittreding zijn perfect gerechtvaardigd.
6. Uitleiding
• feiten, theoretische verbanden, waarden
• lacunes in onze kennis moeten aangeduid worden, maar mogen niet paralyseren
• onzin is onzin
– "de pensioenkassen zijn leeg"
– kapitalisering = privatisering = individueel DC-systeem
• ethische vooronderstellingen moeten geëxpliciteerd worden
• genuanceerde verdediging van het model van de Europese welvaartsstaat
– tegengewicht bieden tegen hen die paniek zaaien
– maar tegelijkertijd zijn hervormingen dringend noodzakelijk
• Gezondheidszorguitgaven een veel moeilijker probleem!