• No results found

Haverlij

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Haverlij"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Haverlij

Citation for published version (APA):

Technische Hogeschool Eindhoven (THE). Planologisch Adviesburo (1981). Haverlij. (PAB-publikaties). Planologisch Adviesburo.

Document status and date: Gepubliceerd: 01/01/1981

Document Version:

Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record

Please check the document version of this publication:

• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be important differences between the submitted version and the official published version of record. People interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the DOI to the publisher's website.

• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.

• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page numbers.

Link to publication

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.

If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:

www.tue.nl/taverne Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us at: openaccess@tue.nl

providing details and we will investigate your claim.

(2)

Planologisch Adviesburo

Haverlij

SEPTEMBER 1981

(3)
(4)

INHOUDSOPGAVE IIoofdstuk 1. IIoofdstuk.2.

2.1

Inleiding

De noodzal;:elijkheid van het bedrijven-terrein.

Inleiding

2.2 Beschrijving van het Onderzoelc struktuur,:",

bIz. 2

5

5

sch~m~ bcdrijventerreinen Noord-Brabant

5

Hoofdstuk Slotwoora. Noten

2.2.1 Samenvatting van de stappen van het

.

onderzoek

2.2.2 Kanttekeningen bijde stappen van"het onderzoek

2.3 Resultaat van het Onderzoek struktuur-schema beclrijventerreinen Hoord-Brabant met betreY,.king tot het stadsgewest Den Bosch.

2.4 Conclusie met betreY~ing tot het resul-taat van het Onderzoek struktuurschema bedrijventerreineu Noord-Brabant.

3. De lokatiekeuze van het bedrijventerrein

3.1 Inleiding

3.2 De lokatiekeuze van het bedrijventerrein "Haverlijll.

3.3 Commentaar op de lokatiekeuze

3.4 Aanbevelinsen bij een lokatiekeuze

6

8

11 12 14 14 14

16

17

18

19

(5)

HOOFDSTUK 1

INLEIDING

Voor u ligt ,het rapport waarin het P.A.B.(1) verslag doet van een onderzoek in opdracht van de stichting tot behoud van polder- en natuurgebied van i;ngelen en Bokhoven.

De stichting voelt zich bedreigd door de plannen van Den Bosch om naast het bestaande bedrijventerrein Vutter 1, een nieuw be-drijventerrein, Haverlij,aan te leggen tussen Engelen en

Bok-u •

hoven en heeft het P.A.B. de volgende vragen voorgelegd. 1.ls het nodig dat er een bedrijventerrein bij komt? 2.Zo ja, moet het dan op de geplande plaats?

3.Wordt het milieu in de omgeving van het bedrijventerrein aangetast?

4.Wordt de leefbaarhe~d in Engelen en Bokhoven aangetast door de komst van een bedrijventerrein?

De laatste twee vragen zijn niet in het onderzoek betrokken,

omdat deze niet in de studieopzet van de studenten die het onder-, zoek hebben verricht, pasten. De eerste twae vragen worden in afzonderlijke hoofdstu~ren behandeld.

De noodzakelijkheid van het bedrijventerrein is beoordeeld aan de hand vanhet door het E.T.I.N.(2) en het N.E.I.(3) opgestelde konseptrapport:"Onderzoek struktuurschema bedrijventerreinen Noord Brabant". Bij dit rapport zijn in hoofdstuk 2 een aantal kant-tekeningen geplaats~. Zij leiden tot de konklusie dat er niet zo veel bedrijventerrein noodzakelijk is, £lIs wordt aangegeven in het rapport. De lagere uitgiftesnelheid in de laatste jaron

wijst o6k in doze ~ichting. Een geringere behoefte aan bodrijien-terrein maakt het gemakkelijker daar lokaties voor te vinden.

De hiermee samenhangende vraag betreffendo de juistheid van de geplande plaats, wordt in hoofdstuk 3 behandeld. Daarbij wordt uitgegaan vall de door eemeente gebruikte argumentatio, waarbij

(6)

.;"2-kanttekeningen worden geplaatst bij het lokatiekeuze vraagstuk. Uit de kanttekeningen blijkt dat· de afweging van de gemeente Den Bosch nogal diskutabel is geweest en dat de afweging zoals aangegeven in de struktuurschets als onvoldoende moet worden gekwalificeerd.

Om de in dit rapport behandelde onderzoeksmethode voor de behoefte~

berekening van bedrijventerrein te begrijpen, is het nodig de plaats ervan in de bedrijve.nterreinplanning te kennen. DaD.rtoe is onderstaande beschouwing opgenomen.

Maatregelen die genomen worden op het gebied van de bedrijven-terreinen zijn geen losstaande feiten, maar komen voort uit opvat-tingen die in de loop der tijd: I ontwikkeld zijn. Bij

bedrijven-terreinen hebben we te maken met een anticiperend optreden, hetgeen wil zeggen dat er direkt bedrijventerreinen beschikbaar zijn. Vaak wordt gebruik gemaakt van het ijzeren voorraad model. Dit is een model dat gehanteerd wordt om de hoeveelheden bedrij-venterreinen die nodig zijn te bepalen. Uitgangspunt hierbij is dat er altijd bedrijventerreinen terstond uitgeefbaar moeten"zijn. Vooral voor kleinere gemeenten is dit belangrijk om te kunnen konkurreren met buurgemeenten. Als maat wordt gehanteerd een

voorraad van

5x

de jaarlijkse uitgifte van bedrijventerreinen.(4).

B~j dit model zijn enkf!le kanttekeningen te plaatsen.

Evenals bijandere produkten" in de korti;:urrentie sieer "kan ook bij bedrijventerreinen €len overp:coduktie ontstaan (bv. J"'Ioerdijk, Zuid-Limburg). Zeker gelet op "een langzamere uitgifte en daardoor hoge renteverliezen van Ieegliggende terreinen, wordt het erg duur. Verder is het een bezwaar dat bij de methodes die gebruikt worden voor de berekening van de terrcinbehoefte gee'll aanC.acht Vlordt geschonken aan de mate waarin de uitgegeven bedrijventerreinen ook rlerkelijk gebruikt worden en het daE~rmee samenhal1sende pro-bleem .van het efficient gebruiken van de schaarse l~uimte. Zo heeft b.v. het ineff~cient gebruik; van ruimte (bedrijven met

(7)

grote braaklig~cnde terreinen) invloed op hct terrei~quoticnt (5)~

Het gebruik van de voorgaande beschreven methode vloeit voort uit het fei t dat in onze 'llyrije" en lIonernemine;sgewijzell

pro-duktie de ontwikkelingen in laatste instantie worden gereguleerd door de konkurrentie en niet door de maatschappelijke behoefte aan werkgelegenheid en produkten. In de regionale ekonomische planning betekent dit dat er geen enkele zekerheid bestaat Over de omvang en socrt van die produktie, die in de regio met behulp van overheidssteun kan worden behouden of verlaegen.

Provinciale en lokale ov~rheden zien zich voor een zekere

tegenstrijdig~eid geplaatst daar ze enerzijds bijna machteloos moe ten toezien hoe bedrijf na bedrijf sluit en reorganiseert,

terwijl de instrumenten voor het scheppen van nieuv;e arbeids-plaatsen anderzijds indirekt en onzeker zijn. Voor het oplossen van dit probleem is o.i. een fundamentele herorientatie vereist. De ekonomische krisis en de werkeloosheid vereisen een aktief industrialisatiebeleid waarbij het kreeeren van volledige werk-gelegenheid en de verbetering van het l~venspe voorop moe ten staan. laet het dogma van het "meer winst, meer v/erk", ook nict het zonder meer bouwen van dUre infrastrukturele voorzieningeri als IIlokkertjell voor grote concerns waarvan 'weinig of geen effckt

te verwachten is, moe ten daarbij als uitgangspunt worden gehan-teerd. Er moet een industriepolitiek komen waarvan het belang-rijkste fundament bestaat uit de nu in de regio voorhande zijnde produktieve vermogens, kennis en ervaring.(6).

(8)

HOOFDSTUK 2

DE NOODZAKELIJKHEID VAN BET BEDRIJVENTERREIN

2.1 Inleiding

Bedrijventerreinen wQrden op initiatief van de overheid aangelegd. Daarom moet de overheid de omvang van de behoefte aan bedrijven-terrein kennen. Naar deze behoefte dan ook eerst onderzoek gedaan moeten worden. Op basis van dit onderzoek stelt de overheid vervolgens richtlijnen op voor de planning van bedrijventerrei-nen.

Zo is er voor het Struktuurschema bedrijventereinen Noord~

Brabant onderzoek gedaan door het E.T.LN. en het lLE.L naar de behoefte ~an bedrijventerrein. De opzet van dit onderzoek wordt in dithoo{dstuksamengez ·t:en van enige kritische kanttekeningen voorzien. Het resultaat van dit onderzoek voor het Stadsgewest ;:Jen Bosch is vleergegeven en van kommentaar'voorzien.

2.2:Beschrijving van het Onderzoek struktuurschema

bedrijven-~ terreinen Noord-Brabant.

In het onderzoek worden een aantal stappen onderkend die hier-onder in het kort worden uiteengezet. De nummering van de stappen korrespondeert met de nummering in figuur 1. Eerst voIgt per stap een samenvatting en daarna worden per stap kritische kanttekeningcn geplaatst.

(9)

-5-riguur 1: Schema tische weergave van het Onderzoek strulituur-schema bedrijventerrei~en Noord-Brabant.

",

.

4. DE VEHANDEI1ING IN DE WERl\GELEGENIlEID

~"./"~

. T]!;nHEINnEHOI~VENDE \i};nKGELEGENHEID

!

TOEDELING NAAR CATEGORIEEN

!

J3EI10EI~TE AAN BEDlUJ-VENTEJmEINEN pen CATlmOJUE TERnEINnEsciIIKDAAr~STELI.ENDl!: WlmKGELEGl!:KIIEID

!

'l'OEDELXNG NAA!{ CA'fEGORIEEN

"

.. J

JmSCHxr.:n.un KI )HENDE DEDRIJVr;NTERlmINJ~N PER CATF;GOIUE

NETTO DEHOEFTE AAN

BEDRIJ\']!;~ KONFRONTA'l'I;~

, ..tANDOD VAN

nEDRI~VE~'TEmiEIN~~~

"

2.2.1 Samenvatting van de stappen van het onderzoek

stap 1. De verandering in de werkgelegenheid

" '

Op nationaal nivo is per bedrijfstak een pro5nose ge1!laakt van de werkgelegenheidsontwikkeling. In daze pro3'no3e is een scheiding aangebracht tussen aanbod van en vraag na&r arbeidskrachten. De verandering in de werkgelegenheid wordt vieergegeven door de ver-andering in de vraag naa1' a1'beidskrachten. Bij de prognose gaat 1!len bovendien uit van twee varianten; variant

A,

waarbij geen rekening wordt gehouden met het overheidsbeleid en variant

B,

Vlsar dit weI gebeurt.

Op ,basis van daze ~ationale prognose is de werkgelcgenheid van Noord-Brabant en per gewest berekend vo~r de perioden 1980-1985 en

1985-1990. Bij d,eze berekening is gebruik gemaakt van de

(10)

-6-analyse".' Dit is een methode die regionale verdeelpatronen tussen· twee tijdstippen beschrijft en verplaatsingswinsten en -verliezen van een regio statistisch uiteenrafelt, zodat gemeten kan worden in hoeverre zij door de ekonomische struktuur van een regio of het vestigingsplaatsvoordeel beinvloed worden.(?).

De aandele'n van Noord-Brabant in de nationale werkgelegenheid worden geextrapoleerd ,naar de toekomst. Men gaat hierbij uit van de nationale beleidsvariant. De toekomstige aandelen van een

gewest in de werkgelegenheidsontwikkelingen van Noord-Brabant resp_ Nederland worden berekend door middel van een zuivere trenddoor-trekking.

stap 2. Terreinbehoevende en terreinbeschikbaarstellende werkgele-genheid.

De verandering van de vraag naar arbeidskrachten wordt opgesplitst naar werkgelegenheid die extra bedrijventerrein nodig heeft en werkgelegenheid die extra bedrijventerrein oplevert.~e extra benodigde bedrijventerreinen komen voort uit nieuwvestigingen van bedrijven, terwijl vertrek van bedrijven terreinen vrijmaakt. De verandering in terreinbehoefte die ontstaat door uitbreidingen' en inkrimpingen van bedrijverr is te verwaarlozen.

stap

3.

Toedeling naar categorieen •.

De werkgelegenheid verdeeld over terreinbehoevende.en terrein-beschikbaarstellende werkgelegenheid wordt verdeeld over catego-rieen bedrijventerrein. Op terreinen van categorie 1 moet zwaar-dere industrie komen en deze terreinen moeten dus uit de buurt ian woonwijken ligg~n. Op terreinen van categorie 2 moet lichtere industrie komen, maar ook bier moeten deze terreinen van de woon-wijken worden gescheiden. De totaal niet voor de woonwoon-wijken

hinderlijke wer~gelegenheid moet tenslotte op terreinen van categorie

3

komen,welke gemengd worden met de woonbebouwing. De toe de ling van werkgclegenheid nsar categorieen bedrijvcnterrein is zuiver normatief.

(11)

stap

4.

De netto behoeftc aan bedrijventerreinen

Er is tot nu toe aIleen nog gerekend in arbeidsplaatsen. Omdat terreinbehoefte niet aangegeven kan worden in arbeidsplaatsen, maar moet worden aangegeven in hektares, moet er dus een om-rekening plaatsvinden. Daarom wordt de verandering van de werkgelegenheid in elke bedrijfstak vermenigvuldigd met het aantal hektares die per arbeidsplaats in die bedrijfstak nodig zijn. Ret aantal hektares per arbeidspl&ats noemt men het terreinquotient.

stap

5.

Het aanbod van bedrijventerreinen en de konfrontatie tussen behoefte en aanbod.

De berekende toe name van de behoefte aan bedrijventerreinen wordt getoetst aan de reeds geplande terreinen. Dr heeft hierbij een verdeling plaatsgevonden in terreinen die van 1981 tot 1985 beschikbaar komen en die van 1905 tot 1990 beschikbaar komen.

..'

2.2.2 Kanttekeningen bij de stappen van het onderzoek.

stap 1. De verandering in de werkgelegenheid

- Er moet worden onderzocht in hoeverre vraag naar en a~nb~d van arbeidskrachten elkaar beinvloeden. In hot rapport worden vraag en aanbod van arbeidskrachten van elkaar gescheiden behandeld

~p grond van informatiegebrek. In het westen van Nederl~nd is een groter aanbod van hooggeschoold personeel dan in de rest van Nederland. Bij de huidige toenemende vraag naar hoger geschoold personeel zou het bedrijfsleven zich in het westen van Nederland eerder kunnen vestigen, omdat daar het aanbod van arbeidskrachten guns tiger voor haar is. Een dergelijk mogelijk optredend verschijnsel is in.deze studie niet opge-nomen.

- Het gebruik Van de "shift-analyse" zorgt voor een reduktie in de nauwkeurigheid van de uitkomsten van de prognose. Deze reduktie wordt veroorzaakt door de volgende punten:

(12)

a} de ilshift-analyse ' f is duidelijk kwetshaCJ.r in haar ollvermogen

om regionale bijzonderheden, zoals een grensoverschreidende industrialisatieoverloop,en implikaties van sektorveranderingen van bedrijven te omvatten.

b) de verhouding tussenregionale en totaal-ekonomische ontwik-kelingen verloopt nict constal1tmaar cyclisch. De "shift-analyse" e chter hehandel t het golfvormige ontwik,kelingsverloop als zijl}de cen lineaire trend. Bovendien is de lfshift-analyse!! .Jillekeurig in de keuze van haar momentopnamen.

c) de "shift-analyse houdt ook geen rekening met het feit dat vestigingen regionaal gezien meestal incidc!ltele gevallen zijn, en zeker nist als een continu proces gezien moeten ~orden.

d) totaal-ruil:ltelijkc prognoses zijn niet te regionaliseren aangezien de vestigingsplaatsk·,vali tei t, zekcr voor kleine

deelruimten niet constant hlijft. Bij erg grote deelruimten is een temporele stabiliteit eventueel gewaarhorgd.(8)

- nat betreft de ontwikkeling van de Brabantse aandelen in de werkgelegenheid,in Nederland kan gezegd worden dat extrapolatie

()

van deze ontwik.keling een zeer moeilijke zaak is. De cijfers die dan ook geext~apolee~d zijn, moeten niet to absoluut gezien worden. Ook hierdoor ontstaat een r6duktie in de nauwkeurigheid van de prognose.(9).

- Wanneer men veronderstelt dat nationale beleidsmaatregelen recht$treeks doorwerke:l op provinciaal nivo, wordt er niet teracht van uitgegaan dat de provincie Noord-Brabant een

verkleinde kopie Van Nederland is.(10).In de nota Regionaal 50ciaal-ekol1omisch beleid 1981-1985 heaft men als eerste Uitganispunt

de verbetering van de werkgelegenheidsstruktuur in het westen van Nederland. Dit uitgangspunt zal zeker geen extra werkgelegen-heid naar Noord-Brabant brengen. Een vermind-erde behoefte aan bedrijventerreinen zal hoogstvmarschijnlijk het gevolg zijn. - Zr is een zeer grote kennis van de tre-lld noodzakelijk, voordat men deze kan doortre~ten.(11).De werkgelegenheid in een gewest is in de tijd zeer instabiel.(12).Door vertrek van G~n bedrij~ kunnen

(13)

-9-de aan-9-delen van een; gewest in Koord-Brabant resp. Ne-9-derland sterk dalen. Ook hierdoor wordt de nauwkeurigheid van het onderzoek kleiner.

stap 2.Terreinbehoevende en terreinbeschikbaarstellende werkgelegeDheid.

- Er is zeer gebrel.>:1dge informatie omtrent niem'lvestiging en vertrek van bedrijven aanwezig. Ook met betrekldng tot ont-wikkelingen in het verleden is er weinig datamateriaal.

stap

3.

Toedeling naar cat'egorieen.

- Bij de toedeling van de werkgelegenheid naar categorieen zijn nauwelijks de vestigingsplaatsfaktoren bekeken. Deze toedeling is gebaseerd op de wensen van de overheid, maar kan afwijken van de feitelijke ontwikl;;:eling van het vestigings-plaatsgedrag van de bedrijven. De gegevens hierover zijn incompleet. De toedeling naar categorieen kan niet anders dan

onnauwkeurig zijn.

stap 4. De netto behoefte aa~ bedrijventerreinen.

- De praktische bruikbaarheid van het terreinquotient is niet erg groote Blijkens eerdere publikaties 03).beseft het E.T.I.N.

di took. 'ren aanzien van de bruikbaarheid van hetterrein-quotient kan het volgende vJOrden opgemerkt (14):

a) het terreinquotient is sterk afhankelijk van het gebruikte statistische materiaalj bedrijven zijn niet snel bereid om vertrouwelijke informatie te geven.

b) de bedrijfsklass'eindeling is zeer belangrijk; elk bedrijf vormt zowel een ekonomische als een planologische individualiteit en daar.om lijkt een adequate bedrijfsklasse-indeling welhaast een onmogelijkheid; doze indeling ka.n

pl'agmatisch plaats vinden.

ell subjel;;:tief en

c) binnen een bodrijfsklasse bestaat er een disproportionaliteit in terreingebruik, die·vcrbonden is met de struktuur en de

dynamiek van het bedrijfsleven; zeer oude vestigingcll hob ben

(14)

bijvoorbeeld een veel lagere terreinquoticnt dan nieuwe vesti-gingon.

- Er vindt door de overheid geen sturing van het terreinquotient plaats. Veel bedrijven kopen terreinen om in reserve to houden. Deze terreinen ligben vaak lange tijd leeg. Bovendien Vlordt de grond vaak extens.ief gebruikt. Als de overheid kans zou zien om de intensiviteit van het grondgebruik te verhogen, zou dit

een vermindering van de benodigde bedrijventerreinen betekenen.(15)

stap

5.

Het aanbod van bedrijventerreinen en de confrontatie van aanbod en behoefte.

- De uitgevoerde inventarisatie van terstond uitgeefbare bedrijventerreinen in het onderzoek verschilt met de.door de stichting tot behoud van natuur- en poldergebied van Engelen en Bokhoven uitgevoerde inventarisatie. Eieronder worden de verschillende resultaten aangegeven. Als het verschil.tussen de twee inventarisaties te verklaren is uit de verschillende tijd-stippen van uitvoering, dan is er in die Korte tijd een groot verschil ontstaan.

Terstond uitgeefbaar bedrijventerrein in het gewest Den Bosch: volgens het onderzoek: per 1 januari 1980

53,36

ha.

volgens de stichting : per december 19.80 105,5 ha •

a.3.Resultaat van het Onderzoek struktuurschema bedrijventerrei-nen Noord-Brabant met betrkking tot het stadsgewest Den Bosch.

In de tabel op de vclgende bladzijde worden de resultaten voor het stadsgewest Den Bosch aangegeven. Bier ~taat in hoeveel

~

bedrijventerrein er per categorie over of tekort is in de prognoseperiodes 1980-1985 en 1985-1990. V~~r een verklaring van de categorieEb en de varianten zij verwezen naar de samen-vatting (2.2.1).

(15)

·'

mI\B"L' ~ re , :> ult::.·~t

....

van hat ('nd~rzoclc <;truktuurschcma 13"drijventerreinen Noord-Brabant m.b.t. ~ het ·"Jtad"r""I"e"t Jen Bosch

-~It." .. :..~ :r1: ~ ~:'~ _' A

V ;~~'1:.~:!'~ B

c.\~' ;;:Gr:~IS 1 GA'rmORIE 2 Cj\'ri:.'--;ORIr.; 3

be- aun- ver- be- aan- ver- be- ilun-

lIC1'-hocfte bod Bellil ho'~ftc bod schil hocfte bod schil

19':>0

-

45.80 10;::..32 -59.52 65.78 14.83 50.95 70.66 1 ';;Iii 5 1955

-1 c~:\O 47,0'+ 15.£0 31.24 63.86 1.70 62.16 67.50 'i980 - 52.32 105.32

I

-.53.00 77.07

'~62'24

82.60 19::,1" 193;; - 57.27 15.CO 41.47 35.68 1.70 8}.98 96.76 1QQO

Volgens de tabel zal er in de periode 1980-1985 van 1-terreinen tUBsen de 59,52 en 53,00 he. overblijven. Van categorie-2-terreinen zal er in deze periode nog tUBsen de 50,95 en 62,24 ha aangelesd moe ten worden:

In de periode 1985-1990 zal er een tekort aan categorie-1-terreinen zijn van tussen'de 31,24 en 41,47 ha., als het over-schot of tekort uit de vorige periode niet wordt me teld. Onder dezelfde ~oorwaarde geldt voor categorie-2-terreinen dat er een tekort zal zijn van tUB Ben de 62,16 en 83,98 ha. in de periode 1985-1990.

Catgorie-3-terreinen zijn in dit kader minder belangrijk, omdat dit ni~t grote geplande bedrijv8nterreinBn zijn met collectieve voorzieningen.

2.4

f:onclusie met betrelddng. tot het resultaat van het Onder-zoek struktuurschema bedrijventerreinen Noord-Brabant.

Hoewel er geen betere onderzoeksmethoden tar beschikking zijn moet toch worden onderkend dat het ondorzoek nogal wat onnauw-keurigheden bevat. Doze onnauwkeurigheid va~ het onderzoek

ontstaat door het gebruik van de "shift-analyse", de instabili-' teit van de werkgelegenheid in een gewest, de gebrekkige infor-matie, de gebrekldge toedeling naar categorieen en het gebruik van het terreinquotient. Bovendien zijn er vraagtekens te plaatsen bij de inventarisatie van het aanbod van bedrijven-terre'inen.

(16)

,,:,,12-Van een Bantal onnauwkeuri8heden is nietonderzocht of zij in de uitkomst van het onderzoek tot meer of Minder 'benodigd

bedrijventerrein leiden. Toch zijn er aUllwijzingen dat de behoefteberekening waarschijnlijk te ruim is. De vestigings-plaatsvoordelen in de Randstad zijn groter voor het bedrijfs-leven: or'is meer hoogf;schoold personeel en de rijksoverheid wil de werkgelegenheidsstruktuur van de Randstad in de eerste plaats versterken. Daarnaast zou het terreinquotient zodanig door de overheid beinvloed kunnen worden, dat het Bantal hek-tares per arbeidsplaats minder zou worden.

Bovendien blijkt de uitgiftesnelheid van bedrijventerreinen in het stadsg~west Den Bosah lager te w~rdeno In

1978

werd

37,2

ha. uitgegeven, in

1979 30,'1

ha. en in

1980

was dit nog maar

5,5

ha. Als er zo weinig bedrijventerrein uitge8even blijft worden, dan zal er door de le~g liggende bedriJven-terreinen een groot renteverlies zijn.

Cijfers uit onderzoeken als deze, worden door de overheden vaak als zeer absoluut gezien. Het kan niet uitdrukkelijk genoeg p:ezegd \-lorden, dat dereelijIce resultaten niet te abso-luut mogen worden genomen; er worden namelijk veel vooronder-stellingen in genomen, die niet altijd met de werkelijke

onhlikkelingen korresponderen. Deze \-/aarschuwing geldt dua ook voor het atruktuurschemabedrijventerreinen Noo!d-Brabant.

Concluderend kan gesteld worden, dot de cijfers niet te absoluut genomen mogen worden en dat de behoefteberekening aan de ruime kant is.

(17)

.';"13-HOOFDSTUK

3

DE LOKATIEKEUZE VAN RET BF.DRIJVENTERREIN

3.1

Inleiding

In het vorige hoofdstuk is ingegaan op de vraag hoeveel bedriJ-venterrein er de lwmende jaren nodig is. Hierop is geen direkt antwoord gageven in die zin

aat

er een concreet getal uit is gekomen. Daarom is het van belang, er rekening mee te houden dat er nieurl bedrijventerrein nod1g kon zijno De vraag is waar nieuw bedrijventerrein moet worden gelokaliseerd. Door

onvol-donde tijd en middelen zijn in daze studie geen lokaties tegen elkaar afgewogen. De arg'umentatie van de gemeente Den Bosch voor de keuze van bedrijventerrein "Haverlij", onderzocht en daarbij de aansluiting op de visie van het stadsgewest zoals beschreven in de struktuurschets, en de visie van de provincie zoals beschreven in bet streekplan Midden- en Cost-Brabant. Op de ar3'UJ:1cntatie van de gemeente is;l{ritiek

geleverd. Verder zijn afzonderlijk nog enkele opmerkingen geplaatst bij lokatiekeuze voor bedrijventerreineno

3.2

De lokatiekeuze van het bedrijventerrein "Haverlijfl.

In het volgende stuk zijn de argumenten van 'de gemeente Den Bosch voor de lokatiekeuze van de "Haverlijll samengevat weergegeven. Deze argumenten zijn ontleend aan de "'roelichting op het Bestemmingsplan bedrij fsterreinen "De Vutter11l1o

1) Er zijn afsprru£en gemaakt bij de annexatie Van de gemeente Engelen door de gemeente Den Bosch, tussen detoenmalige gemeen_ tebesturen van resp. Engelen en Den Bosch. Enkele van daze

(18)

afspraken zijn de volgende:

a) een frequente autobusverbinding zal gelij1ce trod houden met de groei van de gemeentes Engelen en Bol,;:hoven, en l;lCt de

industriele ontuikkeling op het grondgebied van l~ngelen.

b) de aanleg van gasleidingen en rioleringen moet plaats hebben bij de aan~eg van het nieuwe industrieterrein.

2)Bedrijfsvestiging nnbij bestaand ~edrijfsterrein is aantrek-kelijker i.v.m. :0.) het aanwezige klimaat

b) centrale voorzieningen

c)nabijheid van hulp- en toeleveringsbedrijven.

3) Een goede inf:::astruktuur: de Haasroute vormt een zeer goede aansluiting op het autosnelwegennet van Nederland. Verder ont-sluiting via de gordelweg (en :1ietveldenweg) en de Uae.sraute. Het Vusht was overles gac.nde e. a. ever een verbetering van de verbinding met de bedrijventerreinen via de Gemont.

4)

Een geede situering t.e.v. woonwijken resp. de westelijke vlOonwijken van Den Bosch, de.gemeente Vlijmen en de jongste uitbreiding Naaspoort.

5)

Een goede bedemgesteldheid.

6)

Het plan is in overeenste~ming met het struktuurplan van het stadsgewest Den Bosch en met het ontwerp-streekplan Hidden- en Oost-Brabant.

7)

Haverlij is afgewegen tegen Den Dungen wut betreft landschap-pelijke waarde. Den DunGen is afgewezen vanr/ege de ongcwcnste

drukop de .open ruimte in het zuid-eestclijke deel van het gewest.

(19)

-15-3.3

Commentaar op de lokatiekeuze

Bij een aantal argunenten van de gemeente kunnen kanttekeningen geplaatst worden. In deze paragraaf wordt hierop ingegaan.

1") Het eerste argument is niet legitiem. Sen frequente

bus-verbinding en de aanleg van gasleidingen en riolering kunnen er ook komen zonder de aanleg van het industrieterrein.

2) Dit argmaent is twijfelachtig. Uit een onderzoek van de Pater betreffende de Plaspoelpolder (een groot en veelzijdig bedrijventerrein) te Rijswijk blijkt dat onderlinge goederen-en digoederen-enstgoederen-enstromgoederen-en sporadisch voorkomgoederen-en goederen-en VJeinig om het lijf hebben

(1?).

De vier voornaamste vestigingsvoorwaarden zijn: a) de aanwezigheid van voldoende bouwgrond

b) de ligciing nabij snelwegen

c)de nabijheid van de oude vestigingsplaats(-en) d) cen redelijke prijs van de grond

Stuart Holland geefj; aan dat te weinig rekening gehouden wordt met het dalen van de transportkosten t.o.v. de totale kosten (relatief gezien), waardoor verschillende bedrijven niet meer zo lokatie gebonden meer zijn.(1?)

3) De inL'astruktuur. De ligging van het bedrijventerrein t.o.v. de Hausroute is goed. De aansluiting op de Iviaasroute is echter onvoldoende.

4)

Geen commentaar

5)

Geen commentaar

6)

Het struktuurplan wijst Haveriij duidelijk aan, afhankelijk van de uitbreidingen in Maaspoort. Het struktuurplan geeft echter geen argumentatie.

(20)

in Den'Bosch mogelijk.

7)

Bij de afweging.van Haverlij tegen Den Dungen wordt niet ingegaan op de landsehappelijke waarde van Haverlij. Een keuze tussen beide terreinen blijft eehter eeft keuze uit twee kwaden. Lndere loka~iemogelijkheden zijn door geen enkele overheid onderzoeht.

,.4

Aanbevelingen bij een lokatiekeuze.

In het ontwerp-bestemmingsplan wordt gesproken over twee alter-natieven. Ret is wellieht mogelijk om meer kleinere terreinen binnen de gemeente voor bedrijfsvestiging gesehikt te maken (dus

ook terreinen van bijvoorbeeld 1 ha. groot).

In hoofdstuk 2 is aangegeven dat de behoefteraming aan de ruime kant is. Een ,kleinere behoefte aan bedrij'renterreinen kan het vinden van gesehikte lokatie(s) ervoor vergemakkelijken.

Ruimte moet als sehaftrS goed besehouwd worden. In de stads-vernieuwing wordt 0.1 lang gewerktonet intensivering van het ruimtegebruik. 1:10gelijkheden tot intensivering van het ruimte-gebruik van bedrijventerrein moeten oak onderzocht worden.

De Stichting tot behoud van polder- en natuurgebied van Engelen en Bokhoven stelt dat er ook andere mogelijkheden voor de lokatie van bedrijventerrein in het stadsgewest zijn.

Deze andere lokaties zijn in deze studie niet op him bruikb~arheid

getoetst. Hier liggen nog mogelijkheden voor onderzoek.

(21)

SLOTWOORD

Bij de planning van bedrijventerreinen kan door de overheii ekonomischer met de schaarse ru~mte worden omgesprongen dan nu het geval is.Enerzijds liggen veel bedrijventerreinen vaak lange tijd ongebruikt,doordat gemeentes bedrijventerreinen als

"10kkertj~1I voor bedrijven aanleggen en elkaar zo bekonkurreren. Deze braa~liggende terreinen zorgen voor veel rente verlies. Anderzijds worden veel bedrijventerreinen die reeds uitgegeven zijn, zeer inefficient gebruikt.De overheid zou om dit te ver-beteren een intensiever gebruik van terreinen door bedrijven kunnen bevorderen.

Het ETIN heeft in opdracht van de provincie Noord-Brabant een uitvoerig onderzoek gedaan naar de toekomstige behoefte aan bedrijventerreinen in «e jaren tachtig.ln bet onderzoek zijn vele aannamen gedaan waardoor de resultaten van het on-derzoek met enig voorbehoui moeten worden gehanteerd.Ondanks dat de onderzoekers dit ook zo stellen worden de uitkomsten in het algemeen door de verscbillende overbeden als vaststaan« en onaantastbaar gebruikt.Bij het onderzoek zelf kan nog opge-Merkt worden dat de berekende beboefte aan bedrijventerreinen aan de ruime kant is.

De gemeente en bet stadsgewest s'Hertogenboscb hebben de 10-katiekeuze van het bedrijventerrein II Haverlijll onvoldoende beargumenteerd.Degemeente zou meer onderzoek kunnen doen naar andere lokaties Toor bedrijfsvestiging,met name kleinere ter-reinen komen hiervoor in aanmerking.

(22)

Noten

1) Het planologies adviesburo (PAB) is een groep die bestaat uit studenten en medcwerkers Van de afdeling Bou~kundc van de Technische Hogeschool Eindhoven. Het PAB heeft de volgende doelstellingen: a) Het door middel van onafhankelijke adviezen steunen van bevolkingsgroepen bij hun fu~tiviteiten tot behoud van een goed leefmilieu, b) Het vergroten van inzicht bij de student en in de praktijk van de planning.

2) Ekonomisch Technologisch Instituut Noord-Brabant

3) Nederlands l~kol1omisch Ins ti tuut

4) Tijdschrift Hoord-Brabant nr.4 1979

5) Voor terreinquotient zie bIz. 8,stap 4.

6) Tijdschrift Noord-Brabant nr.6 1980

7) R.D.Hoppen, Die Shift-Analyse, Raumforschung und R8umordnung nr.1, 1975, blz.6-8.

8) zie noot 7.

9) J.Heinz Nuller, Nethoden aUs regionaler Analyse und Prognose (2.Auflage), Hannover 1978, blz.113-118.

10) zie noot 9, blz.118-121.

11) zle noot 9.

12) zie noot 7.

(23)

-19-13) E.?I.N., Bedrijventerreinen: een verkenning naar

vraag-faktore~, juli 1977.

14) L.Bak, Het industriele terreingebruik in Nederland, Den Haag, 1961, blz.36-42.

15)

Te denken valt !lier bijvoorbeeld aan voorschriften van overheidswege om het terreingebruik door bedrijven te inten-siveren. Sorn~ige '~n-verdiepingsgebouwen kunnen ook in twee verdiepingen uitgevoerd worden en dit spaart aanzienlijke ruimte.

,6)"de Pater, Lokatietheorie, lokatiekeuze en ruimtelijke relaties, Stedebouw en Volkshuisvestins, november 1989.

17) Stuart Holland, Capital versus the regions, London 1976, blz. 50-54.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zo’n ontmoetingen zijn belangrijk voor de groei van de werking: ze zorgen voor interactie met de projecten en de deelnemers en kunnen zo steeds leiden tot nieuwe samenwerkingen.

De Dayclock wordt veel gebruikt door mensen met (beginnen- de) dementie, maar naar mijn idee is het voor iedereen een aanwinst.’. Medewerker Medipoint Chantal Geerts

In Dordrecht zijn veel kwetsbare mensen en gezinnen, zowel jong als oud(er), voor wie de zorg voor het gezin of voor zichzelf moeilijk is en voor wie meedoen in het

Een afschrift van de beslissing kan je opvragen via omgevingsloket@bree.be Je kan, als betrokken publiek, een beroep instellen tegen deze beslissing als je gevolgen ondervindt of

„Je denkt alleen maar aan wat je zelf wilt en niet aan wat God van Mij vraagt.” Dan zegt Hij tot de leerlingen: „Wie Mij wilt volgen, moet zichzelf wegcijferen en zijn

In particular, differ- ent attributes in a stream can have: (i) different compres- sion ratios using the same compression algorithm; (ii) different compression costs using the

Since the net- work localization provides coarse-grained information, once we make sure that the user is around the coffee shop, we periodically scan the Wireless Access Points

Onze voornaamste conclusies waren – de lezer zij verwezen naar de Kroniek voor alle details – (1) dat de Hoge Raad nu voor het eerst echt expliciet tendeert naar een