• No results found

homeopathie als compensatiestrategie voor controlegebrek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "homeopathie als compensatiestrategie voor controlegebrek"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Homeopathie als compensatiestrategie voor

controlegebrek

G. Langenberg

Universiteit van Amsterdam

Bastiaan Rutjens en Frenk van Harreveld

Augustus ’17

(2)

Abstract

Het gebruik van homeopathie kan dienen als compensatiestrategie voor controlegebrek. Eerder onderzoek laat zien dat deelnemers meer van een homeopathisch middel gebruiken wanneer ze weinig controle ervaren, ten opzichte van deelnemers die meer controle ervaren. Eerder onderzoek suggereert dat de mate van ervaren controle, en gebruik van homeopathie (of een andere vorm van bijgeloof), invloed kan hebben op prestatie. In de huidige studie werd aan de hand van vragenlijsten en een cognitieve taak onderzocht of een gebrek aan ervaren controle inderdaad invloed heeft op de ingenomen hoeveelheid van een homeopathisch middel. Daarnaast werd er gekeken of de mate van ervaren controle en de hoeveelheid gebruikt homeopathisch middel invloed heeft op cognitieve prestatie en de subjectieve evaluatie van deze prestatie. Uit het onderzoek bleek dat de gemanipuleerde controle geen invloed had op de hoeveelheid gedronken homeopathisch middel. Deelnemers die lage controle ervoeren dronken niet meer van het homeopathisch middel dan deelnemers die controle ervoeren. Meer homeopathie maakte dat deelnemers accurater presteerden maar niet sneller. Subjectieve evaluatie werd niet beïnvloed door homeopathie. We vonden ook geen effect van conditie op prestatie.

(3)

Introductie

Rafael Nadal, Johan Cruijff of Pelé. Grote sporthelden die allen gebruik maakten van vaste rituelen voordat ze begonnen aan een wedstrijd of toernooi. Zo zet Nadal zijn waterflesjes met militaire precisie in een rechte lijn, had Pelé zijn geluksshirt nodig en spuugde Cruijff graag zijn kauwgom op de helft van de tegenstander (Vermeulen, 2016). Deze bijgelovige gedragingen of voorkeuren hebben deels te maken met een onzekerheid en een behoefte aan controle. Bij een sportieve krachtmeting kan er sprake zijn van onzekerheid en deze onzekerheid wordt groter wanneer er veel op het spel staat of een tegenstander sterker is. Bepaalde rituelen of attributen kunnen dan houvast geven en op deze manier functioneel zijn (Schippers & Lange, 2006). Ze geven het gevoel dat het individu controle weet uit te oefenen over de omstandigheden en op deze manier betreffende onzekerheden weet terug te dringen.

Een gevoel van controle over het leven is van essentieel belang voor fysieke en mentale gezondheid (Rodin & Langer, 1977; Taylor & Brown, 1988). Wanneer men dit gevoel van controle verliest zal moeten worden gecompenseerd om dit gevoel terug te winnen. In de literatuur wordt onderscheid gemaakt tussen primaire en secundaire controle (Rothbaum et al., 1982). Heeft een individu het gevoel dat hij of zij de wereld om zich heen kan beïnvloeden, dan is er sprake van primaire controle. Wanneer dit niet lukt zal het individu de controle buiten zichzelf zoeken. Deze strategie van controle terugwinnen wordt secundaire controle genoemd. Hierbij zal het individu zichzelf meer in lijn brengen met de wereld om zich heen, door zijn gedachtes en gedragingen aan te passen aan de omstandigheden. Rothbaum et al. (1982) onderscheiden vier verschillende soorten secundaire controlestrategieën.

Vicarous en illusory control

Twee van de vier door Rotbaum et al. (1982) beschreven secundaire controle strategieën zijn vicarious en illusory controle. Bij vicarious control, ook wel compensatory control (Kay et al., 2008),

(4)

heeft om op deze manier te compenseren voor een gebrek aan waargenomen controle. Wanneer een individu het gevoel heeft controle uit te oefenen op zijn of haar directe omgeving, terwijl dit niet het geval is, wordt er gesproken van illusoire controle. Deze vorm van secundaire controle komt vaak voor wanneer men op basis van kans een wenselijke uitkomst behaalt, waarbij er dus eigenlijk gewoon sprake is van geluk. Zolang er sprake is van intentie, en een connectie is zichtbaar tussen het eigen gedrag en de wenselijke uitkomst, zal de illusie van controle ontstaan (Thompson, 1999).

Bijgeloof en magisch denken zijn vormen van illusoire controle. Eerder onderzoek suggereert dat situaties waarin men weinig controle ervaart, ervoor zorgt dat mensen bijgelovig worden. Malinowski deed onderzoek naar vissers en zag hen magische rituelen uitvoeren wanneer ze de open zee op gingen. Deze rituelen werden achterwege gelaten wanneer er gevist werd in een veiligere lagune (Malinowski & Redfield, 1948). Situaties waar weinig controle wordt ervaren kunnen zorgen voor angstige gevoelens. Magie kan worden gebruikt om deze angstige gevoelens terug te dringen (Felson & Gmelch, 1979). Bovendien gaat angst vaak gepaard met stress wat het gevoel van controle kan verlagen. Bijgeloof kan helpen om het gevoel van controle terug te winnen. Zo blijkt dat mensen die veel behoefte hebben aan controle en daar veel stress bij ervaren ook meer bijgelovig gedrag vertonen. Anderzijds vertonen mensen die eenzelfde controlebehoefte hebben maar daar minder stress bij ervaren, minder bijgelovig gedrag (Keinan, 2002). Zo vond Keinan (2002) dat deelnemers eerder het ritueel ‘afkloppen op hout’ uitvoerden wanneer ze stress ervoeren, dan deelnemers die minder stress ervoeren. Een meer recente studie liet zien dat deelnemers die weinig controle ervaren eerder geloven in precognitie, een vorm van magisch denken, dan mensen die veel controle ervaren (Greenaway, 2013). Het huidige

(5)

Homeopathie

In de huidige studie zal worden gekeken naar homeopathie als een vorm van bijgelovig gedrag. Homeopathie is een alternatieve geneeswijze waar geen wetenschappelijk ondersteuning voor is (Ernst, 2002; Shang et al., 2005). Homeopathie zou als volgt moeten werken: hetgeen waar men ziek van is geworden, zou, mits heel erg verdund en in een homeopathisch medicijn verwerkt, diegene ook weer beter maken (Hahnemann & Hering, 1869). Dit principe komt overeen met een vaccin, waarbij het lichaam een immuunrespons opwekt nadat een middel met ziekteverwekkers wordt toegediend. Het verschil is echter dat bij homeopathie geen enkele wetenschappelijke ondersteuning is gevonden voor het effect ervan. Zo wordt het

immuunsysteem bijvoorbeeld niet geactiveerd. Het gebruik van homeopathie lijkt op het eerste gezicht een bij uitstek geschikte manier om een gevoel van controle te herwinnen. Niet alleen biedt homeopathie, een manier om een (illusoire) gevoel van controle te verkrijgen, maar homeopathie zorgt er ook voor dat het individu een actieve deelnemer in het helingsproces is. Hierdoor is er spraken van intentie en connectie; de patiënt heeft intentie om beter te worden en het (door eigen besluit) nemen van het middel zorgt voor connectie tussen het gedrag en de gewenste uitkomst, er vanuit gaande dat de patiënt weer beter wordt (Thompson, 1999). Dit proces verschilt van het proces waarbij een arts iets voorschrijft en de patiënt het doktersbevel slechts opvolgt. Bij het gebruik van homeopathie is de patiënt een actieve deelnemer die controle over zijn of haar eigen helingsproces uitoefent.

De invloed van bijgeloof op prestatie

Eerder werd besproken dat een gebrek aan ervaren controle over het leven en bepaalde situaties kan leiden tot bijgelovig gedrag. Verschillende studies suggereren dat een gevoel van controlegebrek invloed heeft op prestatie (Kofta & Sedek, 1989; Pittman & Pittman, 1979; Rodin & Langer, 1977; Taylor & Brown, 1988). Het is dus aannemelijk dat het terugwinnen van deze controle middels bijgelovige handelingen, ook effect zal hebben op prestatie. Damisch, Stoberock

(6)

en Mussweiler (2010) onderzochten deze aanname. Zij keken of bijgelovige handelingen de prestatie zouden verbeteren. Ze vonden dat wanneer deelnemers bijgelovig gedrag vertoonden voor een taak, of een taak uitvoerden in het bijzijn van een geluksbrenger, ze daadwerkelijk beter presteerden. Deze relatie werd gemedieerd door toegenomen zelfvertrouwen. In een

correlationeel onderzoek van Dudley (1999) moesten deelnemers een anagram taak uitvoeren. Deelnemers die hoog scoren op de Paranormal Belief Scale (PBS) (Tobacyk, 1988) presteerde beter

dan deelnemers die laag scoorden, terwijl beide groepen een gevoel van controlegebrek ervoeren. Zoals eerder besproken hebben ook topsporters baat bij het uitvoeren van rituelen voor een belangrijke wedstrijd (Schippers & Lange, 2006). Bijgeloof lijkt functioneel te zijn wanneer gepresteerd moet worden doordat het gevoel van controle wordt teruggewonnen.

Functioneel is echter niet het juiste woord als er naar de bevindingen van Vegt (2011) wordt gekeken. In een onderzoek van Vegt (2011) werden sommige deelnemers overmoedig na het gebruik van homeopathie. In een ‘zoek de verschillen’ taak vonden deelnemers meer verschillen dan er daadwerkelijk waren, wanneer ze een homeopathisch drankje hadden

gedronken ten opzichte van deelnemers die dat niet deden. Doordat de illusie van controle werd gewekt door het gebruik van homeopathie, zou het zelfvertrouwen van de deelnemers

toegenomen kunnen zijn, net als in onderzoek van Damsich et al. (2010). Vegt (2011)

beargumenteert dat het ook zou kunnen dat deelnemers het gebruik van homeopathie moesten rechtvaardigen tegenover zichzelf, of dat hun self-efficacy is toegenomen, waardoor ze

over-presteerden. Een ander onderzoek van Janson (2015) onderzocht of een gebrek aan controle negatieve invloed had op cognitieve prestatie en of homeopathie dit effect kon terugdringen. Zij vond een direct effect van controlegebrek op de snelheid waarmee deelnemers een anagram taak volbrachten. Hierbij speelde homeopathie dus geen mediërende rol. Zij beargumenteerde deze bevinding aan de hand van een onderzoek van Greeneway (2015). Greeneway (2015) vond dat door een gebrek aan controle de motivatie om een bepaald kort termijn doel te behalen kan

(7)

toenemen. Controlegebrek zou mogelijk de motivatie kunnen vergroten om te taak zo snel mogelijk te volbrengen. Deze tegenstrijdige bevindingen nodigen uit tot verder onderzoek.

Onderzoeksvragen en verwachtingen

In deze studie zal de relatie tussen controle en bijgeloof met behulp van homeopathie verder worden onderzocht. De huidige studie zal de twee onderzoeken van Vegt (2011) en Janson (2015) integreren en pogen te repliceren. Vegt (2011) vond dat een gevoel van controlegebrek zorgde voor een hogere inname van een homeopathisch middel. Vervolgens bleek dat meer gebruik van homeopathische middelen zorgden voor meer overmoedigheid bij de deelnemers. Homeopathie functioneerde hier als mediërende factor. Belangrijk hierbij is dat de deelnemers in het onderzoek van Vegt (2011) de illusie hadden beter te presteren maar dit niet daadwerkelijk deden. Janson (2015) vond geen effect van homeopathie op prestatie. Deze verschillende bevindingen kunnen liggen aan het feit dat Janson (2015) keek naar daadwerkelijke prestatie op een anagram taak, waarbij werd gekeken hoe accuraat en hoe snel deelnemers de taak volbrachten. Janson (2015) vond wel hetzelfde effect van ervaren controle op het gebruik van homeopathie.

De huidige studie zal antwoord proberen te geven op de volgende twee inhoudelijke vraagstellingen. Gebruikt men meer van een homeopathisch middel wanner men een lage mate van controle ervaart dan wanneer men veel controle ervaart? En heeft de hoeveelheid inname van het homeopathische middel invloed op de cognitieve prestatie, dan wel de subjectieve evaluatie van die prestatie? Aan de hand van vragenlijsten en een cognitieve taak zullen deze vraagstellingen worden onderzocht. Drie hypothese zullen worden getest. Hypothese 1 stelt dat deelnemers meer gebruik maken van een homeopathisch middel in de conditie waar ze weinig controle ervaren ten opzichte van veel controle. Hypothese 2 stelt dat deelnemers hun eigen prestatie op de cognitieve taak zullen overschatten wanneer ze meer van het homeopathisch middel hebben gedronken ten opzichte van deelnemers die minder hebben gedronken. En ten

(8)

slotte stelt hypothese 3 dat er geen effect gevonden zal worden van de hoeveelheid inname homeopathie op prestatie.

Methode

Deelnemers

Honderdnegentien deelnemers (88 vrouwen) werden geworven om mee te doen aan het onderzoek. De leeftijd van de deelnemers varieerden van 17 tot 67 jaar (M = 23.03, SD = 7.60).

Deelnemers kregen een vergoeding van vijf euro of een half proefpersoonpunt voor hun deelnamen. Ze werden willekeurig verdeeld over de twee condities, lage-controle conditie en hoge-controle conditie.

Materialen

Manipulatie en manipulatiecheck

Het onderzoek werd afgenomen met behulp van het programma Qualtrics. Om de mate

van ervaren controle bij deelnemers te manipuleren is gebruik gemaakt van eenzelfde

geheugentaak als in eerder onderzoek van Rutjens en collega’s (2010). Deelnemers werd gevraagd een negatieve situatie of gebeurtenis terug te halen waarin ze weinig of veel controle ervoeren, afhankelijk van de conditie waarin ze zaten, en deze situatie in maximaal 100 woorden te beschrijven. Vervolgens werd ze gevraagd of ze drie argumenten konden bedenken waarom ze veel of juist weinig controle hebben over het eigen leven, afhankelijk van in welke conditie ze zaten. Een manipulatiecheck, bestaande uit drie vragen, werd uitgevoerd om te kijken of de manipulatie was geslaagd. De vragen luide als volgt; ‘Denk nog eens terug aan die situatie die je eerder beschreven hebt. Hoeveel controle had je over deze situatie?’. De antwoordmogelijkheid bestond uit een zeven punt Likert schaal variërend van 1 (helemaal geen controle) tot 7 (totale controle).

‘Hoe vervelend vond je deze situatie destijds?’, 1 (heel vervelend), 7 (helemaal niet vervelend). En ‘Zie je

(9)

Homeopathisch middel

Als homeopathisch middel werd een placebo gebruikt in de vorm van water met een beetje balsamico azijn, eenzelfde substantie die gebruikt werd in het onderzoek van Vegt (2011) en Janson (2015). Balsamico werd toegevoegd om de substantie te laten lijken op een

homeopathisch middel. Op het flesje (en de bijsluiter) werd het volgende beschreven: ‘Geriaforce® van A.Vogel biedt goede ondersteuning ter verbetering van het geheugen. Het verbetert de cognitieve capaciteiten bij het oplossen van problemen en bevordert het

concentratievermogen. Daarnaast helpt het tegen hoofdpijn. Het is 100% natuurlijk en kan zonder problemen langdurig worden gebruikt.’. de ingenomen hoeveelheid (in grammen) werd als afhankelijke maat gebruikt.

Filler vragenlijst

Nadat deelnemers van het middel hadden gedronken werd ze gevraagd naar een aantal gegevens. Gevraagd werd naar; leeftijd, geslacht, nationaliteit, studie, beroep en woonsituatie. Daarnaast werd gevraagd hoe lang hun reis was naar de universiteit, of ze roken en/of alcohol drinken, of ze een muziekinstrument bespelen en of ze koffie hadden gedronken vandaag. Doordat ze enige tijd bezig waren met het beantwoorden van deze vragen had het middel zogenaamd tijd om in te werken.

Anagrammen taak

Cognitieve prestatie werd gemeten aan de hand van een anagram taak. Deze taak was gelijk aan de taak die werd gebruikt door Dudley (1999). Deelnemers werd gevraagd 15

anagrammen op te lossen (bv. iuftr-fruit, nrtde-trend, tsife-fiets) en dit zo snel mogelijk te doen. De prestatie maten werden gemeten aan de hand van het aantal goed opgeloste anagrammen (een totaal van 15) en de snelheid waarmee de anagrammen werden volbracht (in ms). Deelnemers

(10)

hadden de mogelijkheid om op een ‘Ik weet het antwoord niet’ knop te drukken, zodat ze door konden gaan met de taak wanneer ze er niet uitkwamen.

Effect homeopathisch middel

Deelnemers werd gevraagd of ze iets van het drankje hadden gedronken. Als dit het geval was kregen ze een vragenlijst, bestaande uit vijf items, die maten of deelnemers het idee hadden of het homeopathisch middel invloed had op hun prestatie. De vijf items waren ‘Denk je dat het drankje heeft gewerkt?’, ‘Denk je dat het drankje invloed heeft gehad op je prestatie?’, ‘Denk je dat het drankje je heeft geholpen bij het maken van de anagrammen taak?’, ‘Voelde je je anders nadat je van het drankje had gedronken?’ en ‘Denk je dat je zonder het drankje minder goed op het taakje had gepresteerd?’. De meting

vond plaats aan de hand van een zeven punt Likert schaal variërend van 1 ‘totaal niet’ tot 7 ‘zeker wel’ (Cronbach’s α = .91).

Subjectieve evaluatie anagram taak

Deelnemers werd gevraagd hoe ze de anagram taak vonden gaan. De vragenlijst,

bestaande uit zes items, is onder te verdelen in twee factoren. Twee van de drie items meten hoe goed de deelnemers hun best hebben gedaan (Cronbach’s α = .72); ‘Heb je erg je best gedaan op de taak?’, en ‘In hoeverre vond je het belangrijk om goed te presteren op de taak?’. Wanneer het item ‘Hoe belangrijk vind je dat?’ uit de analyse werd gehaald was er sprake van een substantiële toenamen in

betrouwbaarheid (voorheen Cronbach’s α = .52). De drie overige items meten de subjectieve

evaluatie van de deelnemers over de eigen prestatie op de taak (Cronbach’s α = .80); ‘Denk je dat je meer anagrammen hebt opgelost dan een gemiddelde andere deelnemer?’, ‘Hoeveel sneller denk je dat je was dan een gemiddelde andere deelnemer?’, ‘Hoe goed denk je dat je hebt gepresteerd op de taak?’. Items werden gescoord

op een 10 punt Likert schaal variërend van 1 (totaal niet, langzamer, nee veel minder, helemaal niet belangrijk, erg slecht) tot 10 (zeker wel, sneller, ja veel meer, heel belangrijk, erg goed).

(11)

Attitude homeopathie

Attitude over homeopathie werd gemeten aan de hand van vijf items (Cronbach’s α =

.85); ‘Wat vind je van homeopathie?’, ‘Heb je in het verleden gebruik gemaakt van homeopathische middelen?’, ‘Ben je in de toekomst van plan homeopathische middelen te gebruiken?’, ‘Zijn er mensen in je omgeving die gebruik maken van homeopathische middelen?’, ‘Zou je het gebruik van homeopathische middelen aan andere aanraden?’. Alle items werden gescoord aan de hand van een zeven punt Likertschaal van 1 (nooit)

tot 7 (heel vaak). Exit-vragenlijst

Om te kunnen controleren voor de invloed van religiositeit bestond de exit vragenlijst uit twee vragen over religie: ‘Beschouw jij jezelf als religieus?’ Gescoord via zeven punt Likert schaal van

1 (totaal niet) tot 7 (zeker wel). Wanneer 1 (totaal niet) niet werd geselecteerd werd gevraagd onder

welke religieuze stroming ze zichzelf zouden scharen. Antwoordmogelijkheden waren Boedhisme, Christendom, Hindoeisme, Islam, Jodendom, of anders namelijk: … Daarnaast werd gevraagd of

deelnemers de vragenlijst serieus hebben ingevuld, hoe vaak ze gemiddeld woordspelletjes spelen en wat hun gedachten waren over het doel van het onderzoek.

Procedure

Bij aankomst werden de deelnemers door de proefleider begeleid naar een experimentele ruimte. Het experiment werd gepresenteerd op een computer. De proefleider legde de

deelnemers uit dat het onderzoek te maken had met het geheugen, cognitieve prestatie en de invloed van homeopathie op het geheugen en prestatie. Hij gaf aan dat de deelnemers eerst de informatie brochure mochten lezen en vervolgens de informed conscent konden ondertekenen.

Daarnaast benadrukte hij dat het van groot belang was om goed en nauwkeurig te lezen. Eerst werd het gevoel van controle gemanipuleerd met daaropvolgend de

manipulatiecheck. Daarna werd de deelnemers gevraagd of ze een zelf gekozen hoeveelheid uit het flesje in een bekertje wilden schenken om dit vervolgens op te drinken. Hierbij werd vermeld

(12)

dat we benieuwd waren naar de invloed van homeopathie op cognitieve prestatie en de

mogelijkheid bestond om de bijsluiter te bekijken. Om de deelnemers het idee te geven dat het middeltje tijd nodig had om effect te hebben werd ze gevraagd de filler vragenlijst in te vullen. De

cognitieve taak volgde toen met het verzoek om deze zo snel mogelijk op te lossen. Wanneer de anagrammen waren opgelost, werd de deelnemers aan de hand van vragenlijsten gevraagd of ze dachten dat het homeopathisch middel effect had op hun cognitieve prestatie. Daarnaast werd gevraagd naar hun subjectieve evaluatie, hun attitude over homeopathie en werd de exit vragenlijst aangeboden.

Analyse

Ten eerste werd een ANOVA uitgevoerd om te testen of er een hoofdeffect was van ervaren controle (onafhankelijke variabele) op de hoeveelheid gedronken homeopathisch middel (afhankelijke variabele). Ten tweede werd een ANCOVA uitgevoerd om hetzelfde effect te testen en te controleren voor de attitude over homeopathie bij de deelnemers, het idee bij de

deelnemers of het drankje effect had op cognitieve prestatie, en de mate waarin deelnemers hun best hebben gedaan om goed te presteren op de taak. Vervolgens werd er een regressie

uitgevoerd om te kijken of er een effect was van homeopathie op prestatie en subjectieve evaluatie. Ten slotte werd middels een ANOVA gekeken of er een effect was van conditie op de prestatiematen van de cognitieve taak en of er een effect was van conditie op subjectieve

evaluatie.

Resultaten

Van de 119 deelnemers zijn zeven deelnemers niet meegenomen in de analyses. Eén deelnemer gaf aan mee te hebben gedaan aan het onderzoek van Janson in 2015. Drie deelnemers hebben niks gedronken van het homeopathische middel. Bij de drie overige deelnemers verliep de procedure niet als gepland. Zo is een deelnemer begonnen zonder instructies te krijgen, een

(13)

andere deelnemer was in de veronderstelling dat ze het gehele flesje moest opdrinken, en iemand dronk pas van het middel nadat ze de anagrammen taak had volbracht. Verder is er gekeken naar eventuele outliers. Drie outliers werden gevonden. Eén van de drie outliers werd uit de dataset

verwijderd omdat deze observatie meer dan drie standaarddeviaties van het gemiddelde verschilden.

Manipulatiecheck

Een ANOVA is uitgevoerd om te kijken of de manipulatie was geslaagd. Gekeken werd of de experimentele condities van elkaar verschilden in mate van ervaren controle, hoe vervelend ze de herinnerde situatie vonden, en ten slotte of deelnemers zichzelf meer als acteur of regisseur van hun eigen leven beschouwen. Deelnemers in de lage-controle conditie ervoeren

daadwerkelijk minder controle dan deelnemers in de hoge-controle conditie F(1,110) = 340.54, p

< .001. Deelnemers in de lage-controle conditie vonden de situatie die ze terughaalde vervelender dan deelnemers in de hoge-controle conditie F(1, 110) = 4.63 , p = .03. De assumptie

(homogeniteit) van gelijke variantie tussen de groepen is echter wel geschonden op dit item, F(1,

110) = 5.32, p = .02. Hierdoor is een Welsch F test uitgevoerd, F(1, 105.68) = 4.60, p = .03. De

deelnemers uit de verschillende condities verschilden significant met elkaar op de scores van manipulatiecheck-item 3, F(1, 110) = 4.17, p = .04. Deelnemers in de lage-controle conditie zagen

zichzelf meer als acteur in hun eigen leven en deelnemers in de hoge-controle conditie zagen zichzelf meer als regisseur in hun eigen leven. Voor gemiddeldes en standaarddeviaties zie tabel 1.

Hoofd effect

Uit de analyse bleek dat er geen hoofdeffect was gevonden van de mate van ervaren controle op de hoeveelheid ingenomen homeopathisch middel, F(1, 110) = .27, p = .60.

Deelnemers in de lage-controle conditie hebben gemiddeld iets meer van het homeopathische middel gedronken dan deelnemers in de hoge-controle conditie. Maar dit verschil was niet significant. Tevens was er geen effect gevonden van de mate van ervaren controle op de

(14)

hoeveelheid ingenomen homeopathisch middel, nadat gecontroleerd werd voor de attitude over homeopathie bij de deelnemers, de mate waarin deelnemers hun best hebben gedaan op de anagramtaak, en het idee bij de deelnemers of het drankje effect had op de eigen prestatie F(1,

107) = 1.20, p = .28.

Effect homeopathie op prestatie en subjectieve evaluatie

Een regressie is uitgevoerd om te kijken of er een effect was van de hoeveelheid gedronken homeopathie op cognitieve prestatie en de subjectieve evaluatie van de deelnemers over die prestatie. Gekeken werd naar het aantal correct opgeloste anagrammen en naar de snelheid waarmee de anagrammen zijn opgelost. Er werd een effect gevonden van homeopathie op het aantal correct opgeloste anagrammen b = .19, t = 2.05, p = .04. Daarnaast is er een

significante correlatie tussen homeopathie en het aantal correct opgeloste anagrammen. Voor toetsresultaten zie tabel 2. Er is geen effect gevonden van homeopathie op de snelheid waarmee deelnemers de anagramtaak volbrachten b = .09, t = .91, p = .36. Er is tevens geen effect

gevonden van homeopathie op subjectieve evaluatie b = .08, t = .83, p = .41. Effect conditie op prestatiematen

Een ANOVA is uitgevoerd om te testen of conditie effect heeft op cognitieve prestatie. Gekeken werd naar het aantal correct opgeloste anagrammen en naar het verschil in snelheid waarmee de anagrammen zijn opgelost. Er werd geen effect gevonden van de mate ervaren controle op het aantal correcte anagrammen F(1, 110) = .12, p = .73. Deelnemers in de

lage-controle conditie hadden gemiddeld evenveel anagrammen opgelost als de hoge-lage-controle conditie. Daarnaast is er ook geen effect van conditie op de gemiddelde snelheid waarmee de anagrammen zijn opgelost F(1, 110) = .42, p = .52. Deelnemers in de lage-controle conditie

(15)

Effect conditie op subjectieve evaluatie

Een ANOVA is uitgevoerd om te kijken of de experimentele condities verschillen in hun subjectieve evaluatie over de prestatie op de anagramtaak. Er werd een marginaal significant verschil gevonden, F(1,110) = 3.40, p = .07. Deelnemers in de hoge-controle conditie schatte hun

eigen prestatie hoger in dan deelnemers in de lage controle-conditie. Er werd geen effect gevonden op subjectieve evaluatie wanneer werd gecontroleerd voor de hoeveelheid gedronken homeopathisch middel F(1, 116) = .20, p = .65.

Tabel 1: Gemiddeldes en standaarddeviaties

*** Prestatiematen

Conditie Controle Geen controle

Mate van ervaren controle* 5.60 (1.23) 1.81 (.93) Mate van hoe vervelend

deelnemers de herinnerde situatie vonden*

2.85 (2.04) 2.09 (1.73)

‘Zie je jezelf als de acteur in, of de regisseur van, je eigen leven?’ * 4.87 (1.26) 4.35 (1.43) Hoeveelheid gedronken homeopathisch middel** 17.24 (11.11) 18.51 (14.32) Aantal correcte anagrammen*** 11.69 (1.88) 11.56 (2.13) Snelheid*** 16.47 (6.92) 17.46 (9.12) Subjectieve evaluatie 5.38 (1.62) 4.84 (1.47) Noot: * Manipulatiecheck ** Hoofdeffect

(16)

Tabel2: Pearson correlatie coëfficiënten bij de variabelen Conditi

e Homeopathie Accuratesse Snelheid Attitude Effort Effect Evaluatie Conditie - Homeopathi e .05 - Accuratesse -.03 .19* - Snelheid .06 .09 -.17 - Attitude -.09 .14 .11 -.05 - Effort .06 .08 .31** -.14 .08 - Effect -.17 .26** .15 -.07 .28** .07 - Evaluatie -.17 .08 .46** -.38** .06 .45* * .11 - Noot: * p < .05, ** p < .01 Toelichting variabelen:

Conditie: deelnemers zaten in de hoge- of lage controle conditie. Homeopathie: de hoeveelheid gedronken homeopathisch middel. Accuratesse: het aantal correct opgeloste anagrammen.

Snelheid: de tijd waarbinnen de anagrammen zijn opgelost.

Effort: de mate waarin deelnemers hun best hebben gedaan op de taak.

Effect: het idee bij deelnemers of het homeopathisch middel effect had op ze. Evaluatie: de subjectieve evaluatie van deelnemers over de eigen prestatie.

(17)

Discussie

In het huidige onderzoek werd de relatie tussen bijgeloof en ervaren controle onderzocht, in de context van homeopathie. Daarnaast werd gekeken of de mate van ervaren controle, en de hoeveelheid gedronken homeopathisch middel invloed had op cognitieve prestatie en de

subjectieve evaluatie van deze prestatie. Drie hypotheses werden getest. Hypothese 1, die stelde dat deelnemers meer gebruik zouden maken van een homeopathisch middel wanneer ze weinig controle ervaren ten opzichte van deelnemers die veel controle ervaren, is verworpen. Er werd geen effect gevonden van de mate van ervaren controle op het gebruik van homeopathie. Hypothese 2, die stelde dat deelnemers hun eigen prestatie op de cognitieve taak zouden overschatten wanneer ze meer homeopathisch middel dronken dan deelnemers die minder dronken, is tevens verworpen. Deelnemers werden niet overmoedig naarmate ze meer van het homeopathische middel dronken. Ten slotte is hypothese 3, die stelde dat er geen effect

gevonden zou worden van het gebruik van homeopathie op prestatie, ook verworpen. Cognitieve prestatie verbeterde naarmate meer van het homeopathisch middel werd gedronken. Dit komt niet overeen met onze verwachtingen die we hadden op basis van eerder onderzoek. We verwachten namelijk dat ervaren controlegebrek zou leiden tot meer gebruik van homeopathie, en dat het gebruik van homeopathie geen effect zou hebben op prestatie maar wel op subjectieve evaluatie.

De gevonden resultaten sluiten niet aan bij de bevindingen van Vegt (2011) en Janson (2015) die een effect vonden van controlegebrek op de hoeveelheid gedronken homeopathisch middel. Bovendien sluiten de resultaten ook niet aan bij eerder onderzoek waarin wordt

gesuggereerd dat situaties waar men weinig controle ervaart, maakt dat men bijgelovig wordt (Malinowski & Redfield, 1948; Felson & Gmelch, 1979; Keinan, 2002; Greenaway, 2013). Een

(18)

mogelijke verklaring hiervoor is dat homeopathie niet de illusie van controle heeft opgewekt en dat deelnemers een andere secundaire controle strategie hebben gehandhaafd om te compenseren voor hun gebrek aan controle. Rothbaum et al. (1982) beschreven vier verschillende controle strategieën. Naast illusoire controle kan er nog spraken zijn geweest van vicarious, predictive of interpretive control. Vervolgonderzoek is nodig om te kijken of dit het geval is. Een ander

mogelijke verklaring van dit resultaat kan het gevolg zijn van de steekproef en de populatie. Het is aannemelijk dat een aantal deelnemers puur voor de beloning zijn komen opdagen. Hierdoor vindt zelfselectie plaats en wordt de populatie niet goed gerepresenteerd. Daarnaast bestond de steekproef uit veel eerstejaars studenten, voornamelijk van sociale wetenschappen, die een half proefpersoonpunt als beloning kregen welke ze verplicht zijn te behalen in het eerste jaar (20 studiepunten in totaal). Dit betekent een afname van heterogeniteit van de onderzoekspopulatie. Doordat het onderzoek heeft plaatsgevonden aan het einde van het jaar zullen de meeste

studenten minder naïef zijn dan aan het begin van het jaar. Gedurende het academische jaar zullen ze meer te weten zijn gekomen over hoe wetenschappelijk onderzoek beoefend wordt, en verschillen hiermee met hun leeftijdsgenoten die geen wetenschappelijke opleiding volgen. Een suggestie voor vervolgonderzoek is een steekproef te trekken die de populatie beter representeert.

Er werd wel een effect gevonden van homeopathie op de geleverde prestatie. Naarmate deelnemers meer dronken van het homeopathisch middel werden ze accurater op de anagram taak. Opvallend hierbij is dat er een positieve correlatie is gevonden tussen het gebruik van homeopathie en het geloof dat het drankje effect had op de prestatie. Dit suggereert dat wanneer men gelooft in het effect van de substantie die ze tot zich nemen, het daadwerkelijk prestatie kan verbeteren. Dit is echter nog maar de vraag omdat er geen significante correlatie is gevonden tussen het aantal goed opgeloste anagrammen en het idee bij deelnemers of het drankje effect heeft gehad. Het resultaat komt niet overeen met de bevindingen van Janson (2015) die geen effect vond, maar wel met de bevindingen van Damisch et al. (2010). Zij vonden dat bijgelovige handelingen de daadwerkelijke prestatie deed verbeteren. Een mogelijke verklaring kan net als bij

(19)

Damisch et al. (2010) toegenomen zelfvertrouwen zijn. Bijgeloof zorgde voor een toenamen in zelfvertrouwen bij de deelnemers, wat zorgde voor een betere prestatie. Vervolgonderzoek zou zich meer moeten richten op de onderliggende factoren van de relatie tussen bijgeloof en prestatie.

Daarnaast werd er een marginaal effect gevonden van ervaren controle op subjectieve evaluatie. Ervaren controle had geen invloed op de snelheid of accuraatheid waarmee de deelnemers de taak volbrachten. Dit is tegenstrijdig met de bevindingen van Janson (2015) en Greenaway (2015). Deelnemers die veel controle ervoeren dachten wel beter gepresteerd te hebben op de cognitieve taak dan deelnemers die minder controle ervoeren. We hadden verwacht dat gebruik van homeopathie zou zorgen voor een positieve zelf evaluatie maar in dit geval had een hoge mate van ervaren controle dat effect. Onze verwachtingen zijn gebaseerd op het onderzoek van Vegt (2011) waarin zij beargumenteerde dat homeopathie zorgde voor de illusie van controle, welke zorgde voor overmoed. In het huidige onderzoek was niet de illusie van controle maar het gemanipuleerde gevoel van controle een voorspeller voor een positieve zelfevaluatie. Het is aannemelijk dat een gevoel van controle zorgt voor meer zelfvertrouwen en een positieve zelf evaluatie.

Het is middels het huidige onderzoek niet gelukt eerdere bevindingen van Vegt (2011) en Janson (2011) te repliceren. Homeopathie heeft niet voor een illusie van controle gezorgd en op deze manier niet gefunctioneerd als een secundaire controle strategie. Dit onderzoek biedt wel ondersteuning dat bijgelovig gedrag de prestatie kan verbeteren. Het is echter nog niet duidelijk of dit komt door het geloof dat de bijgelovige handeling effect heeft. Maar feit is wel dat er een verband is tussen de hoeveelheid gedronken homeopathisch middel en cognitieve prestatie.

(20)

Literatuur

Damisch, L., Stoberock, B., & Mussweiler, T. (2010). Keep your fingers crossed! How superstition improves performance. Psychological Science, 21(7), 1014-1020.

Dudley, R. T. (1999). The effect of superstitious belief on performance following an unsolvable problem. Personality and Individual Differences, 26(6), 1057-1064.

Ernst, E. (2002). A systematic review of systematic reviews of homeopathy. British journal of clinical pharmacology, 54(6), 577-582.

Felson, R. B., & Gmelch, G. (1979). Uncertainty and the use of magic. Current anthropology, 20(3),

587-589.

Greenaway, K. H., Louis, W. R., & Hornsey, M. J. (2013). Loss of control increases belief in precognition and belief in precognition increases control. PloS one, 8(8), e71327.

Hahnemann, S., & Hering, C. (1869). Samuel Hahnemann's Organon of Homoeopathic Medicine. Wm.

Radde.

Janson, B.G. (2015). Wishful Thinking. The influence of homeopathy and lack of control on performance. Universiteit van Amsterdam

(21)

Kay, A. C., Gaucher, D., Napier, J. L., Callan, M. J., & Laurin, K. (2008). God and the government: testing a compensatory control mechanism for the support of external systems. Journal of personality and social psychology, 95(1), 18.

Keinan, G. (2002). The effects of stress and desire for control on superstitious behavior.

Personality and Social Psychology Bulletin, 28(1), 102-108.

Kofta, M., & Sędek, G. (1989). Repeated failure: a source of helplessness or a factor irrelevant to its emergence?. Journal of Experimental Psychology: General, 118(1), 3- 12.

Malinowski, B., & Redfield, R. (1948). Magic, science and religion and other essays (Vol. 23). Boston:

Beacon Press.

Pittman, N. L., & Pittman, T. S. (1979). Effects of amount of helplessness training and internal– external locus of control on mood and performance. Journal of Personality and Social Psychology, 37(1), 39-47.

Rodin, J., & Langer, E. J. (1977). Long-term effects of a control-relevant intervention with the institutionalized aged. Journal of Personality and Social Psychology, 35(12), 897

Rotter, J.B. (1966). Generalized expectancies of internal versus external control of reinforcements. Psychological Monographs, 80, (whole no.) 609

Rutjens, B. T., Van Der Pligt, J., & Van Harreveld, F. (2010). Deus or Darwin: Randomness and belief in theories about the origin of life. Journal of Experimental Social Psychology, 46(6),

(22)

Schippers, M. C., & Van Lange, P. A. (2006). The Psychological Benefits of Superstitious Rituals in Top Sport: A Study Among Top Sportspersons1. Journal of Applied Social Psychology, 36(10), 2532-2553.

Shang, A., Huwiler-Müntener, K., Nartey, L., Jüni, P., Dörig, S., Sterne, J. A., Pewsner. D., & Egger, M. (2005). Are the clinical effects of homoeopathy placebo effects? Comparative study of placebo-controlled trials of homoeopathy and allopathy. The Lancet, 366(9487),

726-732.

Taylor, S. E., & Brown, J. D. (1988). Illusion and well-being: a social psychological perspective on mental health. Psychological Bulletin, 103(2), 193.

Thompson, S. C. (1999). Illusions of Control: How We Overestimate our personal influence.

Current Directions in Psychological Science, 8(6), 187 – 190.

Tobacyk, J. (2004). A Revised Paranormal Belief Scale. The International Journal of Transpersonal Studies, 24, 94-98

Vegt, K. (2011) The Diluted Delusion: Homeopathy as an illusory control providing substance. Universiteit van Amsterdam.

Vermeulen, M. (2016, 30 juli). ‘Bijgeloof en sport gaan hand in hand. Volkskrant. Geraadpleegd

(23)

Whitson, J. A., & Galinsky, A. D. (2008). Lacking control increases illusory pattern perception.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een grote mate van gelijkenis tussen deze verschillende sets van best practices is ook wenselijk daar meer dan 70% van de aandelen van de grootste Nederlandse

Audit Magazine sprak met Geraldine Leegwater, voorzitter van het uitvoerend bestuur van het ABN AMRO Pensioenfonds (AAPF), over haar rol als bestuurder, de rol van Internal Audit

Met het ondertekenen van het formulier bevestigt u dat het gemeentebestuur van Herentals een gemeentelijke volksraadpleging moet organiseren om de mening van de inwoners van

Dit scenario geeft aan welke kosten én in welk jaar de kosten voor het regulier en groot onderhoud van de afzonderlijke gebieden worden opgenomen in de begroting van het schap..

“Hahnemann kan geen christen zijn, hoewel hij zo vroom is als een piëtist. Hahnemanns’ god grijpt weliswaar steeds als een leidende en schenkende macht in, hij brengt tot erkentenis

Hein van de Wijgert Jurgen van der Heijden Wanka Lelieveld Eelco Fortuijn Jaap Drooglever Thomas Hessels Kees van Dalen Carla Fransen Xandra van Lipzig Maaike Kaiser

Hij werd zo geraakt door de enorme wijsheid en intelligentie die in de wetten en filosofie van de homeopathie besloten liggen dat hij ervoor koos om homeopaat te worden in plaats

Het spreekt voor zich dat de maatregelen die zijn genomen door het Kabinet en de richtlijnen van het RIVM altijd moeten worden opgevolgd door