• No results found

Analyse van de landbouwstructuur tussen 1966 en 1983 in het zuidelijk deel van de ruilverkaveling Uden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Analyse van de landbouwstructuur tussen 1966 en 1983 in het zuidelijk deel van de ruilverkaveling Uden"

Copied!
54
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ICW nota 1561 maart 1985

(0

O

c

c CU O) c c O) co c is D O - C CO 'D _c i_ CD 4—» CO c CD 0) 'c JZ o 0) D O v_ O o > -t—J 3 Cfl C

ANALYSE VAN DE LANDBOUWSTRUCTUUR TUSSEN 1966 EN 1983 IN HET ZUIDELIJK DEEL VAN DE RUILVERKAVELING UDEN

ing. W. Th. tenHaaf en drs. G.G. van Leeuwen *Landbouw-Economisch Instituut

Nota's van het Instituut zijn in principe interne communicatie-middelen, dus geen officiële publikaties.

Hun inhoud varieert sterk en kan zowel betrekking hebben op een eenvoudige weergave van cijferreeksen, als op een concluderende discussie van onderzoeksresultaten. Inde meeste gevallen zullen de conclusies echter van voorlopige aard zijn omdat het onderzoek nog niet is afgesloten.

Bepaalde nota's komen niet voor verspreiding buiten het Instituut in aanmerking

(2)

I N H O U D

SAMENVATTING

Blz.

1. INLEIDING 1 1.1. Algemeen 1 1.2. Het onderzoekgebied Uden-Zuid 1

1.3. Doelstelling en werkwijze 4 2. BEDRIJFSSTRUCTURELE ONTWIKKELINGEN IN UDEN-ZUID 6

2.1. Algemeen 6 2.2. Aantal bedrijven 6

2.3. Oppervlakte cultuurgrond 8

2.4. Bedrijfstypen 10 2.5. Bedrijfsgroottestructuur 11

3. EFFECTEN VAN RUILVERKAVELING OP DE VERKAVELINGSSITUATIE 14 IN UDEN-ZUID

3.1. Algemeen 14 3.2. Bedrijfskavels, kavels en topografische percelen 14

3.3. Oppervlakte grond bij huis 19

3.4. Afstand van de grond 21 3.5. Eerder verricht onderzoek 22

3.6. Bevindingen 23 4. EFFECTEN VAN RUILVERKAVELING OP DE AGRARISCHE STRUCTUUR 26

IN UDEN-ZUID

4.1. Algemeen 26 4.2. Aantal bedrijven en aantal arbeidskrachten 29

4.3. Oppervlakte cultuurgrond en bodemgebruik 33

4.4. Veedichtheid 35 4.5. Produktie-omvang in zijn totaliteit 37

4.6. Produktie-omvang per bedrijf en per man 39

4.7. Bevindingen 42

5. CONCLUSIES 44 GERAADPLEEGDE LITERATUUR 46

(3)

SAMENVATTING

Bij het opstellen van een methode voor het verzamelen, verwerken en opslaan van gegevens van afgesloten ruilverkavelingen is, naast de aard van de gegevens, het tijdstip van belang waarop de gegevens moeten worden verzameld. Er vinden immers voortdurend veranderingen plaats

in de agrarische structuur, gedeeltelijk als gevolg van in ruilverka-velingsverband gepleegde ingrepen. Door de Werkgroep Afgesloten Ruil-verkavelingen; bestaande uit medewerkers van de Landinrichtingsdienst

(LD), het Landbouw-Economisch Instituut (LEI) en het Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding (ICW), is onder andere onderzoek verricht naar het meest geschikte tijdstip voor gegevensverzameling van afgesloten ruilverkavelingen.

Het onderzoek is uitgevoerd in Uden-Zuid. Het betreft het zuide-lijk deel van de in 1982 afgesloten ruilverkaveling Uden,met een opper-vlakte van 1650 ha.

Het doel van het hier beschreven onderzoek is de, op verschillende tijdstippen waarneembare effecten van de door ruilverkaveling tot stand gekomen verbeteringen, met betrekking tot de verkavelingssituatie en sociaal-economische situatie, te achterhalen. Bij het onderzoek is niet ingegaan op onder andere arbeidstijdbesparing, kostenverlaging, mate van investeringen en inkomensontwikkeling als gevolg van het uitvoeren van de ruilverkaveling. Het onderzoek in Uden-Zuid heeft betrekking op de jaren 1966 tot en met 1983.

Hierbij wordt een periode van uitvoering (1966-1978) en een

periode na" uitvoering van de ruilverkaveling (1978-1983) onderscheiden. In de periode 1966-1978 hebben zich grote veranderingen voorge-daan in de agrarische structuur van het onderzoekgebied. Het totale aantal, bij de landbouwmeitelling geregistreerde bedrijven neemt in deze periode sterk af, mede onder invloed van de invoering van de

(4)

in het kader van het Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw. Ruim 40% van de 206 bedrijven in 1966 is in de periode 1966-1978

opgeheven of beneden de 10 sbe-grens geraakt. Het betreft voornamelijk kleinere rundvee- en gemengde bedrijven. Tussen 1966 en 1978 zijn bovendien 36 bedrijven nieuw geregistreerd waardoor de feitelijke teruggang van het totale aantal bedrijven in deze periode per saldo ruim 2% per jaar bedraagt. In de periode na de kavelovergang in 1978 worden nog eens 21 bedrijven opgeheven en 23 bedrijven nieuw

geregis-treerd, zodat het totale aantal bedrijven in Uden-Zuid na 1978 vrijwel constant blijft.

De oppervlakte cultuurgrond in gebruik bij de geregistreerde bedrijven is in de periode 1966-1978 afgenomen met rond 300 ha. Dit is ruim 21% van de oppervlakte cultuurgrond in 1966. Deze sterke

afname van de oppervlakte cultuurgrond bij de geregistreerde bedrijven is slechts zeer ten dele een gevolg van grondonttrekking in het kader van de ruilverkaveling. In ruilverkavelingsverband is per saldo slechts 35 ha cultuurgrond aan de landbouw onttrokken, onder andere voor te

verbreden en nieuw aan te leggen waterlopen alsmede voor het realise-ren van landschappelijke en recreatieve voorzieningen. Daarnaast is buiten de ruilverkaveling om nog eens ca. 25 ha cultuurgrond aan de

landbouw onttrokken, namelijk 15 ha voor de aanleg van een provinciale weg en 10 ha voor uitbreiding van een zand- en grindafgraving. Boven-dien is het uitwonend binnengebruik in Uden-Zuid in 1978 met 30 ha

toegenomen ten opzichte van 1966.

De belangrijkste oorzaak voor de sterke afname van de oppervlakte cultuurgrond in gebruik bij de geregistreerde bedrijven is echter gelegen in de toename van het particuliere grondgebruik met 210 ha.

Deze particuliere grondgebruikers zijn enerzijds voormalige agrariërs die hun bedrijf hebben opgeheven of agrariërs met een bedrijf, waarvan de bedrijfsomvang kleiner is dan 10 sbe en anderzijds burgers, die in het buitengebied van Uden zijn gaan wonen. Na 1978 blijft de totale oppervlakte cultuurgrond in Uden-Zuid nagenoeg gelijk.

Mede door de sterke afname van de oppervlakte cultuurgrond en

het vestigen van nieuwe bedrijven met een niet-grondgebonden produktie-richting blijft de gemiddelde bedrijfsoppervlakte in Uden-Zuid vrijwel gelijk. Als gevolg van een specialisatie in de richting van de

(5)

ver-schuiving plaats van het aantal bedrijven in de oppervlakteklasse 5-15 ha naar de oppervlakteklassen kleiner dan 5 ha en groter dan 15 ha.

Door de realisatie van ruilverkavelingswerken vindt een sterke verbetering plaats van de verkavelingssituatie in Uden-Zuid. Deze verbetering komt direct na de kavelovergang in 1978 sterk tot uiting

in de afname van onder andere het aantal bedrijfskavels van 1318 tot 233 en het aantal kavels van 1545 tot 279. Het aantal bedrij fskavels per bedrijf alsmede het aantal kavels per bedrijf nemen respectieve-lijk af van 6,4 en 7,5 tot 1,5 en 1,8 in 1978. De verbetering van de

verkavelingssituatie in Uden-Zuid komt eveneens tot uiting in de toe-name van de oppervlakte grond bij huis en in de aftoe-name van de afstand

tussen de grond en de bedrijfsgebouwen. De oppervlakte huisbedrijfs-kavel en de oppervlakte huishuisbedrijfs-kavel, in percentages van de totale opper-vlakte cultuurgrond, zijn achtereenvolgens toegenomen van 31% tot 78% en van 22% tot 67%. De gewogen gemiddelde schijnbare afstand van alle kavels in Uden-Zuid is afgenomen van 1.901 m tot 937 m in 1978. Deze verbeteringen in de verkavelingssituatie zijn in zijn geheel toe te schrijven aan het uitvoeren van de ruilverkaveling.

Na de kavelovergang in 1978 vinden géén noemenswaardige wijzi-gingen meer plaats in de verkavelingssituâtie van Uden-Zuid, zodat verkavelingsgegevens van de nieuwe situatie zowel direct na de kavel-overgang als enkele jaren daarna verzameld kunnen worden. De voorkeur gaat echter uit naar een tijdstip direct na de kavelovergang, omdat dan de nieuw ontstane verkavelingssituâtie, als gevolg van het uit-voeren van de ruilverkaveling, het beste wordt gekarakteriseerd. Bovendien zijn actuele gegevens beschikbaar uit het plan van toedeling.

De ontwikkeling van de agrarische structuur in Uden-Zuid is vergeleken met de ontwikkeling van de agrarische structuur in een

drietal vergelijkingsgebieden, waar géén ruilverkaveling heeft plaats-gevonden. De vermindering van het aantal bedrijven en het aantal

arbeidskrachten is, zowel voor als nä afsluiting van de ruilverkave-ling, trager verlopen dan in de vergelijkingsgebieden. Voor 1978 neemt de oppervlakte cultuurgrond sterker af dan in de vergelijkingsgebieden, hetgeen slechts zeer ten dele direct is toe te schrijven aan het uitvoeren van de ruilverkaveling. De belangrijkste oorzaak voor de sterke afname van de oppervlakte cultuurgrond in Uden-Zuid is gelegen in de reeds

(6)

veedicht-heid blijft in Uden-Zuid voor afsluiting van de ruilverkaveling duide-lijk achter. Na afsluiting doet zich echter een sterkere stijging voor dan in de vergelijkingsgebieden. De totale toename van de produktie-omvang per bedrijf en per man verloopt voor 1978 in Uden-Zuid ongeveer in hetzelfde tempo als in de vergelijkingsgebieden. Na het gereedkomen

van de ruilverkaveling vindt in Uden-Zuid echter een sterkere toename plaats van de produktie-omvang.

Uit de gebiedsvergelijking blijkt dat in Uden-Zuid na de kavel-overgang in 1978 vooral de veedichtheid en de totale produktie-omvang, als ook de produktie-omvang per bedrijf en per man, sneller zijn toe-genomen dan in de vergelijkingsgebieden waar geen ruilverkaveling is uitgevoerd. Deze snellere toename in Uden-Zuid is overwegend een

gevolg van het aanpassingsproces van de bedrijfsvoering op de bedrijven, aan de door de ruilverkaveling verbeterde produktie-omstandigheden. Deze aanpassingen kunnen eerst enkele jaren na de kavelovergang tot uiting komen waarbij de indruk bestaat dat direct na de kavelovergang de aanpassingen het grootst zijn en daarna geleidelijk minder worden. Gegevens met betrekking tot de karakterisering van de agrarische structuur in de nieuwe situatie kunnen dan ook het best pas ca. 5 jaar na de kavelovergang worden verzameld. Mogelijk ligt dit tijdstip zelfs nog daarna. Nader onderzoek kan hiertoe worden overwogen.

(7)

1. INLEIDING

1.1. Algemeen

Er bestaat momenteel nog onvoldoende inzicht in de resultaten van afgesloten ruilverkavelingen, onder andere door het ontbreken van een

systematische beschrijving van deze resultaten. Naar aanleiding van deze constatering is een werkgroep ingesteld met als taak het

opstel-len van een methode voor het systematisch verzameopstel-len, verwerken en

opslaan van gegevens van afgesloten ruilverkavelingen. Deze werkgroep, genaamd 'Werkgroep Afgesloten Ruilverkavelingen', bestaat uit mede-werkers van de Landinrichtingsdienst (LD), het Landbouw-Economisch

Instituut (LEI) en het Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuis-houding (ICW).

Bij het opstellen van de methode van gegevensverzameling, -verwer-king en -opslag van afgesloten ruilverkavelingen is, naast de aard van de te verzamelen gegevens, het tijdstip waarop de gegevens worden verzameld van belang. Er vinden immers voortdurend veranderingen plaats in de agrarische structuur. Deze veranderingen kunnen deels onafhankelijk van de ruilverkaveling ontstaan en deels als resultaat van de, in het kader van de ruilverkaveling, gepleegde ingrepen.

Door het LEI en het ICW is gezamenlijk onderzoek verricht naar

de ontwikkeling van de verkavelingssituâtie en de agrarische bedrijfs-structuur, tussen 1966 en 1983, in een deel van de ruilverkaveling

Uden in Noord-Brabant. Het onderzoek in Uden is in overwegende mate uitgevoerd met het doel inzicht te verkrijgen omtrent het tijdstip

waarop verkavelingsgegevens en sociaal-economische gegevens van afge-sloten ruilverkavelingen het beste kunnen worden verzameld alsmede in de aard van de gegevens zelf.

1.2. Het onderzoekgebied Uden-Zuid

De ruilverkaveling Uden is gelegen in de provincie Noord-Brabant binnen de stedendriehoek Nijmegen-Eindhoven-'s-Hertogenbosch. De ruilverkaveling beslaat een oppervlakte van +^ 3750 ha, waarvan rond 3300 ha cultuurgrond, 200 ha bos en woeste grond en 250 ha wegen,

waterlopen en bebouwing. De dorpskommen van Uden en Volkei zijn, met

(8)

(Rapport ex art. 34, Ruilverkaveling Uden, 1966).

Het onderzoek heeft echter betrekking op een deel van de ruilver-kaveling Uden, namelijk op het gedeelte ten zuiden van de vroegere spoorlijn Boxtel-Gennep.

De totale oppervlakte bedraagt 1 650 ha. In dit rapport wordt het onder-zoekgebied hierna aangeduid als 'Uden-Zuid'. De situering en begrenzing zijn aangegeven in fig. 1.

Het gedeelte van de ruilverkaveling Uden ten noorden van de oude spoorlijn Boxtel-Gennep is om de volgende redenen niet in het onder-zoek betrokken:

- veel kavels, met name gelegen in de dorpsenclave Uden, zijn buiten de ruilverkaveling gehouden;

- in een aaneengesloten, aan de dorpsenclave Uden grenzend, gebied (Hoeven) is nieuw toegedeeld op de plaats van inbreng in verband met hoge vergoedingen voor aan te kopen gronden door de gemeente Uden. Het betreft een oppervlakte van 85 ha;

- de gemeente Uden heeft in dit deel van de ruilverkaveling veel grond verworven ten behoeve van de realisatie van haar uitbreidingsplannen.

De belangrijkste momenten in de ruilverkaveling Uden zijn als volgt in de tijd gesitueerd:

- Jaar van aanvraag + aanvragers

. Coöperatieve aan- en verkoopvereniging in

landbouwbenodigdheden te Uden 1943

. Gemeenteraad Uden 1954 . NCB Afdeling Nistelrode 1963

. Gemeenteraad Uden 1965 - Jaar van plaatsing op Voorbereidingsschema 1965

- Jaar van gereedkomen rapport ex art. 34 1966

- Stemming 1967 - Vaststelling lijst rechthebbenden 1972

- Vaststelling uitkomsten Ie schatting 1972 - Vaststelling plan van wegen en waterlopen 1975

- Ter visie legging plan van toedeling 1977

- Feitelijke kavelovergang 1978 - Vaststelling plan van toedeling 1979

- Aktepassering 1979 - Vaststelling lijst geldelijke regelingen 1982

(9)
(10)

In de periode 1970-1977 zijn de werken met betrekking tot de verbe-tering van de ontsluiting uitgevoerd. In deze periode zijn tevens een achttal boerderijen verplaatst waarvan 5 in Uden-Zuid. Tussen 1974 en

1978 zijn de waterbeheersingswerken uitgevoerd. De Leigraaf, een zij-rivier van de Aa en tevens de belangrijkste waterloop van het afwate-ringsstelsel van het onderzoekgebied, is echter al in 1959 verbeterd in A2-verband. Ter hoogte van Uden-Zuid zijn onder andere een viertal stuwen gerealiseerd (Rapport ex art. 34, ruilverkaveling Uden, 1966). In de jaren 1977 tot en met 1979 zijn de kavelinrichtingswerken uitge-voerd, terwijl de overgang van de oude naar de nieuwe kavels reeds in het voorjaar van 1978 heeft plaatsgevonden.

Na het passeren van de akte van toedeling in 1979 zijn nog enkele werken uitgevoerd. Zo is in het kader van een in ruilverkavelingsverband te realiseren fietspadenplan alsnog 16,5 km fietspad aangelegd. Overeen-komstig het landschapsplan is nog 19 ha singelbeplanting gerealiseerd en incidenteel zijn nog kavelinrichtingswerken uitgevoerd. In 1982 zijn de laatste werken in ruilverkavelingsverband gereed gekomen.

1.3. Doelstelling en werkwijze

De doelstelling van dit onderzoek is de, op verschillende tijd-stippen waarneembare, effecten van de door ruilverkaveling tot stand gekomen verbeteringen, met betrekking tot de verkavelingssituatie en de sociaal-economische situatie, te achterhalen. Deze kennis draagt er toe bij het tijdstip te bepalen op welk moment gegevens van afge-sloten ruilverkavelingen het beste kunnen worden verzameld.

Na het inleidende hoofdstuk 1 worden in hoofdstuk 2 enkele bedrij fs-structurele ontwikkelingen in Uden-Zuid geschetst tegen de achtergrond van de ruilverkaveling.

Voor het bepalen van het meest geschikte moment nâ ruilverkaveling, waarop verkavelingsgegevens moeten worden verzameld, is inzicht ver-eist in de ontwikkeling van de verkavelingssituatie op verschillende tijdstippen. Hiervoor is in het onderzoekgebied Uden-Zuid een cultuur-technische inventarisatie uitgevoerd op vier verschillende tijdstippen. Deze ontwikkeling van de verkavelingssituatie in Uden-Zuid wordt, aan de hand van deze vier cultuurtechnische inventarisaties, beschreven in hoofdstuk 3. De resultaten, van dit onderzoek worden tevens verge-leken met de resultaten van een tien jaar geleden uitgevoerd onderzoek

(11)

van de 'Werkgroep Evaluatie Ruilverkavelingen' van de Cultuurtechnische Vereniging.

Voor het bepalen van het meest geschikte moment na ruilverkaveling waarop gegevens van de agrarische structuur dienen te worden verzameld, is inzicht vereist in de effecten van ruilverkaveling op de ontwikke-ling van de agrarische structuur op verschillende tijdstippen. Deze effecten van ruilverkaveling betreffen voornamelijk effecten van ver-beteringen van de externe produktie-omstandigheden. Bij het onderzoek is niet ingegaan op enkele andere factoren zoals arbeidstijd-bespa-ringen en kostenverlagingen, mate van investearbeidstijd-bespa-ringen en inkomensont-wikkeling, als gevolg van het uitvoeren van de ruilverkaveling.

Naast ruilverkaveling zijn er uiteraard andere factoren die de landbouwkundige situatie beïnvloeden, onder andere schommelingen in marktprijzen en technische vernieuwingen in algemene zin. Bovendien

spelen specifieke invloeden per regio een rol zoals het niveau van de werkeloosheid en het aanbod van arbeidskrachten.

Om de invloed van ruilverkaveling te achterhalen, dienen de effecten van ruilverkaveling te worden geïsoleerd van de effecten van de overige beïnvloedende factoren. Een methode hiervoor is de

gebiedsvergelijking. Hierbij wordt een ruilverkavelingsgebied verge-leken met eën of meerdere omliggende, qua bedrijfsstructuur overeen-komstige, gebieden waar geen ruilverkaveling heeft plaatsgevonden. De verschillen in ontwikkeling tussen de gebieden mét en zonder ruil-verkaveling worden beschouwd als een effect van de ruilruil-verkaveling. Deze gebiedsvergelijking wordt in hoofdstuk 4 nader uitgewerkt.

In hoofdstuk 5 tenslotte worden de conclusies van het onderzoek vermeld.

(12)

2 . BEDRIJFSSTRUCTURELE ONTWIKKELINGEN IN UDEN-ZUID

2 . 1 . Al g e m e e n

Bij de beschrijving van de ontwikkeling van de agrarische bedrijfs-structuur in Uden-Zuid tegen de achtergrond van het uitvoeren van de ruilverkaveling wordt aandacht besteed aan de volgende onderwerpen: aantal bedrijven, oppervlakte cultuurgrond, bedrijfstypering en bedrijfsgroottestructuur.

De beschrijving vindt plaats aan de hand van gegevens uit land-bouwmeitellingen en uit cultuurtechnische inventarisaties op vier verschillende tijdstippen, te weten:

- de situatie voor ruilverkaveling in 1966;

- de situatie direct nä de kavelovergang in 1978, overeenkomstig het voorlopige plan van toedeling;

- de situatie twee jaar na de feitelijke kavelovergang in 1980; - de situatie vijf jaar na de feitelijke kavelovergang in 1983.

De bedrijfsstructurele ontwikkelingen hebben betrekking op de jaren 1966 tot en met 1983, waarbij een periode van uitvoering

(1966-1978) en een periode na uitvoering van de ruilverkaveling (1978-1983) worden onderscheiden. Daar van het peiljaar 1966 geen meitellingsgegevens meer beschikbaar zijn wordt de periode van uit-voering, in voorkomende gevallen, verantwoord in de periode 1971-1978. Het jaar 1971 is het eerstvolgende jaar nâ 1966 waarvan wel meitellings-gegevens van Uden-Zuid beschikbaar zijn.

De gegevens hebben betrekking op alle, bij de landbouwmeitelling, geregistreerde bedrijven gelegen binnen de grenzen van het onderzoek-gebied. De begrenzing van het onderzoekgebied is in alle peiljaren gelijk.

2.2. Aantal bedrijven

Bij de indeling van de geregistreerde agrarische bedrijven wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds hoofdberoepsbedrijven, waarop het bedrijfshoofd het grootste deel van zijn dagtaak werkzaam is, en anderzijds nevenbedrijven. De indeling in hoofdberoeps- en neven-bedrijven in tabel 1 is overeenkomstig de opgave van de agrariërs bij

(13)

Tabel 1. Aantal geregistreerde bedrijven naar beroepsgroep met de bijbehorende oppervlakte cultuurgrond (ha)

Omschrijvi aantal bedrij-ven oppervl. cultuur-grond ng hoofdberoepsbedrijven nevenbedrijven totaal hoofdberoepsbedrijven nevenberoepsbedrijven totaal vóór rvk 1966 176 30 206 1320 93 1413 na 1978 124 31 155 1016 96 1112 rvk 1980 122 36 158 982 133 1115 1983 122 35 157 958 130 1088 Bron: Cultuurtechnische Inventarisaties Uden; ICW, 1984

de betreffende landbouwmeitellingen. In tabel 1 wordt naast de ontwikkeling van het aantal bedrijven tevens de ontwikkeling van de bijbehorende oppervlakte cultuurgrond weergegeven

Het totale aantal geregistreerde bedrijven in Uden-Zuid neemt in de periode 1966-1978 af van 206 bedrijven in 1966 tot 155 bedrijven

in 1978. Dit aantal blijft daarna nagenoeg ongewijzigd.

De sterke afname van het aantal geregistreerde bedrijven in de periode 1966-1978 is niet alleen een gevolg van opheffing maar ook van het met ingang van 1970 buiten de telling houden van agrarische bedrijven met een produktie-omvang kleiner dan 10 sbe. Daarnaast is in een aantal gevallen gebruik gemaakt van de bedrijfsbeëindigingsregeling in het kader van het Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw. Via deze bedrijfsbeëindigingsregeling is door het Bureau Beheer Land-bouwgronden rond 150 ha cultuurgrond verworven. Deze oppervlakte grond is gebruikt voor uitbreiding van 5, in het kader van de ruilverkaveling, verplaatste bedrijven en voor overbedeling van bestaande bedrijven.

Tussen 1966 en 1978 zijn in totaal 87 bedrijven opgeheven of bene-den de 10 sbe geraakt, waarvan het merendeel al voor 1971. In deze periode zijn echter 36 bedrijven nieuw geregistreerd. Het betreft deels nieuw gestichte bedrijven en deels bedrijven die juist boven de 10 sbe-grens uitkomen.

(14)

Na 1978 zijn in totaal nog eens 21 bedrijven opgeheven, waarvan 9 bedrijven tussen 1978 en 1980 en 12 bedrijven tussen 1980 en 1983. Daarnaast zijn na 1978 23 bedrijven nieuw geregistreerd, waarvan

12 bedrijven tussen 1978 en 1980 en 11 bedrijven tussen 1980 en 1983. Van de nieuw geregistreerde bedrijven na 1978 behoort 85% tot de cate-gorie 'intensieve veehouderij', een overwegend bedrij fstype in Uden--Zuid.

2.3. Oppervlakte cultuurgrond

Het onderzoekgebied Uden-Zuid beslaat een oppervlakte van 1650 ha. Tijdens de uitvoeringsperiode van de ruilverkaveling treden veranderingen op in de onderverdeling van deze oppervlakte. Een en ander is weergegeven in de grondoppervlakte-balans in tabel 2 betref-fende de jaren 1966 en 1978.

Tabel 2. Grondoppervlakte-balans van het onderzoekgebied Uden-Zuid voor en nâ ruilverkaveling Omschrijving Oppervlakte (ha) cultuurgrond binnenblokbedrijven cultuurgrond buitenblokbedrijven wegen en waterlopen

bos en woeste grond

landschappelijke en recreatieve

voorzieningen - 30 zand en grindafgraving - 40 grond in gebruik bij 'particulieren' - 210

vóór rvk in 1966 1413 102 105 30 nâ rvk in 1978 1112 133 125 -Totale oppervlakte 1650 1650 Bron: Cultuurtechnische Inventarisaties Uden; ICW, 1984

(15)

Uit tabel 2 blijkt dat de oppervlakte cultuurgrond van de binnen-blokbedrijven met 300 ha en de oppervlakte 'bos en woeste grond' met 30 ha is afgenomen.

Het uitwonend binnengebruik is in 1978 toegenomen van 102 tot 133 ha. De oppervlakte aan wegen en waterlopen is eveneens toegenomen, namelijk van 105 ha tot 125 ha. Deze toename is grotendeels het gevolg van de aanleg van de Rondweg-Zuid, die aansluit op de provinciale weg Veghel-Zeeland. Hiervoor heeft de gemeente Uden 15 ha cultuurgrond aangekocht. Daarnaast is in het kader van de ruilverkaveling 5 ha cultuurgrond aangewend voor te verbreden en nieuw aan te leggen water-lopen.

De 30 ha 'bos en woeste grond' is met 10 ha aangrenzende cultuur-grond in gebruik genomen als zand- en grindafgraving. Dit terrein wordt in de toekomst door de gemeente Uden ingericht voor recreatie-doeleinden.

In het kader van de ruilverkaveling is, behalve naast de reeds genoemde oppervlakte voor te verbreden en nieuw aan te leggen water-lopen,, bovendien 30 ha cultuurgrond aan de landbouw onttrokken voor het realiseren van landschappelijke en recreatieve voorzieningen

(KOUWENHOVEN, 1981).

De belangrijkste oorzaak voor de afname van de oppervlakte cultuur-grond bij de binnenblokbedrijven ligt echter in de toename van de

oppervlakte grond bij 'particulieren' met 210 ha. Deze particulieren zijn grondgebruikers die buiten de registratie vallen van de jaarlijkse landbouwmeitelling. Het zijn enerzijds voormalige agrariërs die hun bedrijf hebben beëindigd of agrariërs met een bedrijf, waarvan de bedrijfsomvang kleiner is dan 10 sbe. Anderzijds zijn het burgers, die in het buitengebied van Uden zijn gaan wonen, veelal met enige

oppervlakte voor hobbydoeleinden. In hoeverre de ruilverkaveling de toename van de bewoning in het landelijk gebied heeft veroorzaakt is moeilijk aan te geven. Wel ligt het voor de hand dat het verbeteren

van de ontsluiting, de belangrijkste kostenpost in deze ruilverkaveling, het woonklimaat in het buitengebied heeft bevorderd.

Ruim 100 ha van de 210 ha in gebruik bij deze particulieren is

cultuurgrond. De resterende oppervlakte wordt in beslag genomen door bebouwing, erf, tuin, etc.

(16)

2.4. Bedrij f stypen

In 1966 komen in het onderzoekgebied voornamelijk gemengde bedrij-ven voor met iets meer grasland dan bouwland en een geringe oppervlakte

tuinbouw en fruitteelt (Rapport ex art. 34, ruilverkaveling Uden, 1966). Gedurende de onderzoeksperiode treden grote veranderingen op in het aantal bedrijven per bedrijfstype, met name bij de

hoofd-beroepsbedrij ven. Tabel 3 geeft dit weer.

Bij de indeling in bedrijfstypen is uitgegaan van een door het

LEI gehanteerde, vereenvoudigde bedrijfstype-indeling. Hierbij worden de volgende bedrijfstypen onderscheiden:

- rundveebedrijven : minstens 60% van de sbe voor rundveehouderij - intensieve veehouderijbedrijven: minstens 60% van de sbe voor

intensieve veehouderij - tuinbouwbedrijven : minstens 60% van de sbe voor

tuinbouw - gemengde bedrijven : overige bedrijven

Deze indeling in bedrijfstypen is van toepassing op hoofdberoeps-en nevhoofdberoeps-enbedrijvhoofdberoeps-en. In de cultuurtechnische invhoofdberoeps-entarisaties van Udhoofdberoeps-en- Uden--Zuid zijn de nevenbedrijven in een aparte groep ondergebracht.

In tabel 3 wordt ingegaan op de ontwikkeling van het aantal hoofd-beroep sbedr ij ven per onderscheiden bedrijfstype.

Uit tabel 3 blijkt dat in de periode 1971-1978 het aantal rundvee-bedrijven alsmede het aantal gemengde rundvee-bedrijven sterk afneemt terwijl het aantal bedrijven met intensieve veehouderij sterk toeneemt. Na

1978 neemt het aantal gemengde bedrijven verder af van 34 in 1978 tot 9 in 1983. Het aantal bedrijven met intensieve veehouderij neemt toe van 41 in 1978 naar 60 in 1983. Het aantal rundvee- en tuinbouwbedrij-ven blijft na 1978 nagenoeg gelijk.

Uit tabel 3 blijkt eveneens dat gedurende de gehele onderzoeks-periode, naast bedrijfsbeëindiging, specialisatie optreedt bij de gemengde bedrijven in de richting van de rundveehouderij en de inten-sieve veehouderij. Deze ontwikkeling, die zich uit in de afname van het aantal gemengde bedrijven, is relatief het sterkst in de periode

1978-1983.

In tabel 4 wordt ingegaan op de ontwikkeling van het aantal neven-bedrijven per bedrijfstype.

(17)

Tabel 3. Aantal hoofdberoepsbedrijven per bedrijfstype Bedrijfstype voor rvk 1971 1978 nà rvk 1980 1983 rundveehouderijbedrijven intensieve veehouderijbedrijven tuinbouwbedrijven gemengde bedrijven

54

26

6

52

40

41

9

34

43

52

10

17

43

60

10

9

hoofdberoepsbedrijven

138

124

122

122

Bron: Landbouwmeitellingsgegevens 1971 tot en met 1983

Tabel 4. Aantal nevenbedrijven per bedrijfstype

Voor rvk Na rvk Bedrijfstype 1971 1978 1980 1983

rundveebedrijven

10

intensieve veehouderij-bedrijven tuinbouwbedrijven gemengde bedrijven nevenbedrijven

8

1

7

24

14

2

8

31

14

4

9

36

12

3

10

35

Bron: Landbouwmeitellingsgegevens 1971 tot en met 1983

Uit tabel 4 blijkt dat het totale aantal nevenbedrijven na 1971 is toegenomen en na 1980 is gestabiliseerd. De verdeling van het aan-tal nevenbedrijven over de verschillende bedrijfstypen is zowel in

1971 als in 1983 vrijwel gelijk.

2.5. Bedrij fsgroottestructuur

Mutaties in het aantal bedrijven en in het grondgebruik hebben tot gevolg dat de verdeling van het aantal bedrijven over de verschillende bedrijfsgrootteklassen aan verandering onderhevig is. De tabellen 5 en 6 illustreren dit.

(18)

Uit tabel 5 blijkt dat bij de hoofdberoepsbedrijven een duidelijke verschuiving plaats vindt van het aantal bedrijven in de oppervlakte-klasse 5-15 ha naar de oppervlakteoppervlakte-klassen < 5 ha en > 15 ha. Deze

verschuiving hangt samen met de toenemende specialisatie bij de gemengde bedrijven in de richting van de rundveehouderij en de

Tabel 5. Aantal hoofdberoepsbedrijven met bijbehorende oppervlakte cultuurgrond per bedrij fsgrootteklasse aantal bedrijven nppi' i'vUil.le cul ' uuri]t\MïH Ihn'1 jaar 1966 1978 1980 1983 1 ')66 19711 1980 1985 abs 3 16 18 21 ', i'1 21 26 < 2 0' '1 2 13 15 17 0 2 2 3 2 abs 25 24 27 28 9 '• !U 9 3 95 Bedt - 5 iQ 14 19 22 24 7 rt 9 10 ijfsg 5 abs 116 50 45 42 832 371 323 306 rootteklassen (ha -10 0' '0 66 40 37 34 63 36 33 32 10 abs 29 18 14 13 341 212 167 161 -15 O' /O 16 14 11 11 26 21 17 17 ) 15 abs 3 8 10 9 49 137 174 158 -20 °n 2 7 8 7 4 14 18 17 20 abs -8 9 9 -194 204 206 -30 0' /O -7 7 7 -19 21 21 Totaal abs 176 124 122 122 1320 1016 982 958

Bron: Cultuurtechnische inventarisaties Uden; ICW, 1984

Tabel 6. Aantal nevenbedrijven met bijbehorende oppervlakte cultuurgrond per bedrijfsgrootteklasse

aantal bedrijven oppervlakte cultuurgrond (ha) jaar 1966 1978 1980 1983 1966 197R 1980 1983 < abs 8 16 15 13 12 17 15 12 2 0' 27 52 42 37 13 10 11 9 2 abs 18 6 11 11 58 19 34 37 Bedr - 5 60 19 30 31 62 20 26 28 ijfsgrootteklassen (ha) 5-abs 4 8 9 9 23 50 61 58 10 /O 13 26 25 26 25 52 46 44 10 abs -1 -1 -10 10 -15 S -3 -3 -10 8 15-20 abs % -1 3 -15 11 20 abs -1 -23 --30 V /O -3 -17 -Tot. abs 30 31 36 35 93 96 133 130 (V /O alle bedr. 15 20 23 22 7 9 12 12

Bron: Cultuurtechnische inventarisaties Uden; ICW, 1984

(19)

intensieve veehouderij welke ontwikkeling gepaard gaat met respectie-velijk aantrekken en afstoten van grond. Daarnaast speelt het stichten van intensieve veehouderijbedrijven een belangrijke rol bij de toename van bedrijven < 5,0 ha. Ruim 90% van deze bedrijven heeft een bedrijfs-oppervlakte kleiner dan 5 ha. De bedrijven met een bedrijfs-oppervlakte groter dan 15 ha behoren alle tot het type rundveehouderij.

In de periode 1966-1983 vindt bij de nevenbedrijven een verschui-ving plaats van bedrijven in de oppervlakteklassen 2-5 ha naar de oppervlakteklassen < 2 ha en > 5 ha. Het verloop is echter nogal onregel-matig met name door het kleine aantal bedrijven.

Uit de in voorgaande tabellen vermelde gegevens over aantallen bedrijven met de bijbehorende oppervlakte cultuurgrond kan worden afgeleid dat de gemiddelde bedrijfsoppervlakte voor alle bedrijven vrijwel gelijk blijft. Deze bedraagt in 1966 6,9 ha, in 1978 7,2 ha en in 1983 weer 6,9 ha. Per bedrijfstype treden echter wel verande-ringen op. De gemiddelde bedrijfsoppervlakte van de rundveebedrijven in 1978 ligt met 12,6 ha duidelijk hoger dan de gemiddelde bedrijfs-oppervlakte van 7,2 ha voor alle bedrijven in Uden-Zuid.

(20)

3. EFFECTEN VAN RUILVERKAVELING OP DE VERKAVELINGSSITUATIE IN UDEN-ZUID

3.1. Algemeen

De veranderingen in de verkavelingssituatie worden beschreven aan de hand van een viertal, voor dit doel uitgevoerde, cultuurtechnische inventarisaties. Achtereenvolgens wordt ingegaan op bedrijfskavels, kavels, topografische percelen, oppervlakte van de grond bij huis en afstand van de grond tot de bedrijfsgebouwen. De berekende verkave-lingskengetallen hebben betrekking op de geregistreerde bedrijven en op de bijbehorende oppervlakte cultuurgrond, voor zover gelegen binnen het onderzoekgebied.

3.2. Bedrij fskavels, kavels en topografische percelen De begrippen bedrijfskavel, kavel en topografisch perceel, zoals deze in het kader van de cultuurtechnische inventarisatie worden gebruikt, zijn op de volgende wijze gedefenieerd (VEMCIN, 1977): - bedrijf skavel - Een aaneengesloten stuk grond van een gebruiker,

omgeven door grond van anderen. In dit aan-eengesloten stuk grond mogen ter plaatse voor alle landbouwverkeer overschrijdbare grenzen voorkomen als wegen, waterlopen en spoorbanen. - kavel - Een aaneengesloten stuk grond van één

gebrui-ker omgeven door grond van anderen. In dit aaneengesloten stuk grond mogen geen grenzen voorkomen als wegen, waterlopen en spoorbanen. - topografisch perceel - Stuk grond omgeven door kavelgrenzen en/of

duidelijke topografische grenzen als sloten, heggen en houtwallen alsmede grensovergangen tussen grasland, bouwland, boomkwekerij, boomgaard en erf.

In de tabellen 7 en 8 wordt ingegaan op enkele relaties met het aantal bedrijfskavels per bedrijf. Zo is in tabel 7 een verdeling van de binnenblokbedrijven gegeven naar het aantal bedrijfskavels per bedrijf voor achtereenvolgens het aantal bedrijven, de bijbehorende oppervlakte cultuurgrond, de gemiddelde bedrijfsoppervlakte en de gemiddelde oppervlakte van de bedrijfskavels. De verschillende rela-ties betreffen de peiljaren 1966, 1978, 1980 en 1983.

(21)

I J T3 m 43 kl <U O. •o m j a « 10 I J m id e c > • i - i • r i U *C Ol o l-J 43 c o> e e •O c > c •O > Ol .o m H 0) k l A: i d r H 10 > r H k l <U ï 5 o. m 0 co U J O) "l-> •O - H • H M • o oi •O 43 •i-I oi o CU •u .* i d 01 r-l •o > . - i w 01 <D •o o. •o o. B co 01 <4-l o ••-> • r l M T l 01 43

'S

0 kl 00 k l 3 3 4J 1—1 3 O 01 4J J«. i d i—i > I J 01 a O. o e 01 > •I-t • H I J • O 01 43 i—1 <d j - j c t d < r -cfl 4J C n <; J i > u i d B ki O M O > > u M > U i d C ÏM 2 l M

t

<d C u 0 . * o > > kl .* > k l o) C k i O M o > > u u 1 01 « d i u V U • ! -• -• - 1 <0 - H • J r i I I k l Ol 7 3 T 3 > 01 01 l d 4 3 CO 0 0 o 00 CT» 0 0 r^ O N » O v O O l '—' co oo CT» o 0 0 CT» oo » O v O CT» en 0 0 CT» ~~ o 0 0 CT» •— 0 0 r-k. CT» » • ^ v O vu CT» co oo CT» ~ o 00 CT» •—• oo r^ o\ »o VO 1 0) 43 i d 4 3 m 43 i d 43 i d 4= i d 43 cd • c cd 43 ** co 43 cd tf-S co 43 cd 6~S co 43 cd 6-S co 43 td M> 10 43 s-s co 43 id fr* co 43 cd fr« co 43 cd CM « k L A VO • k m o • k v O co -3-CM « k VA v O I k . i n o M v O co « 3 v O < 3 CT. CT» ~3 - 3 •3-0 •3-0 CT» - 3 CT» «3 CO •3-LA - 3 •-• u-v ^m v O v O CT» CT» m m CT» oo LA r * CT> vO CN ~ ~" O «s ~3 CM • t • 3 O • k • 3 CT. oo •» oo CO t » oo o\ « r-. CO CT» CO O CO - 3 CO - 3 CO -3-v O CO v O O - 3 CO vO <• CO CT> ~ 3 CO CO CN er» CO CO •^ CA "O CN ~ CN CN • i •* vO CO CO • k CO CO CO * CN OS O »O «-• CO oo \D 0 0 CT» O O o CN *«< - 3 CM CA I A I-» I A 0 0 »O CT» r** - 3 CO 1 ^ • k CN 00 CO CTi « k CN CO O _ O I A »C _ CN •k I A CO CO CO LA 0 0 i A CN »O CN CT» O CO CN CO CN • 3 CM CO CM LA CN - 3 O • 1 - 3 O LA O « 1 »A CO — O O* CN ** 1 LA CN _ • 1 LA CN - 3 r~ «k * VO v O « 3 1 O 1 - 3 CN 1 LA 1 CN CN 1 LA 1 CN O — — CN ~3 VO CN 1 "~ 1 _ i „ 1 "~ 1 O CM CN >3 CN CN LA VO | i | | | | O CT. | | t | | | O» O * f k v O CT» CN r— — - 3 v O LA v O I A — >o C N v O • - • CO • 31 CO CM r~. r~ oo A \ LA - 3 -3-r^. • * f t 0\ o r^» CM h * C h o 0 0 00 o t — •A « CM CO N j t ^ . m 00 u-i LO u-ï v O O ,_! td ca o •3-0 •3-0 01 43 a — co • H c 43 15

(22)

Door de realisatie van de ruilverkavelingswerken vindt een sterke verbetering plaats van de verkavelingssituâtie. Deze verbetering komt direct na de kavelovergang in 1978 sterk tot uiting in de afname van

het aantal bedrijfskavels van 1318 naar 233. Het percentage bedrijven met ëên bedrijfskavel neemt toe van 6% in 1966 naar 58% in 1978. De

bij deze bedrijven behorende oppervlakte cultuurgrond neemt toe van 51 ha naar 543 ha, overeenkomend met respectievelijk 4% en 49% van de totale oppervlakte cultuurgrond. Ook de toename van het aantal bedrijven met 2 bedrijfskavels per bedrijf is aanzienlijk namelijk van 5% naar 33% qua aantal en van 3% naar 36% qua oppervlakte. Uit

tabel 7 blijkt eveneens dat in de periode na de kavelovergang geen

belangrijke veranderingen in de verkavelingssituâtie meer plaatsvinden. Zowel het aantal bedrijfskavels als de gemiddelde oppervlakte per

bedrijfskavel blijven nagenoeg gelijk (237-242-237 resp. 4,7 ha-4,6 ha -4,5 ha).

In tabel 8 wordt voor de genoemde peiljaren ingegaan op de

ont-wikkeling van het aantal bedrijfskavels per bedrijf per bedrijfsgrootte-klasse.

Tabel 8. Aantal bedrijfskavels per bedrijf voor alle bedrijven per bedrij fsgrootteklasse Jaar 1966 1978 1980 1983

2

2,0 1,0 1,1 1,0 Bedrij fsgrootteklassen 2-5 4,4 1,5 1,3 1,4 5-10 6,5 1,7 1,7 1,6 10-15 3,4 1,5 1,5 1,5 (ha) 15-20 11,8 2,2 2,1 2,1 20-30 -1,9 2,3 2,3 Totaal 6,4 1,5 1,5 1,5 Bron: Cultuurtechnische inventarisaties Uden; ICW, 1984

Uit tabel 8 blijkt dat zowel in 1966 als in 1983, bij een

toe-nemende bedrijfsoppervlakte, het aantal bedrijfskavels per bedrijf toeneemt. Het verschil in aantal bedrijfskavels per bedrijf per

bedrijfsgrootteklasse is echter sterk afgenomen. Voor alle bedrijven is het gemiddelde aantal bedrijfskavels per bedrijf afgenomen van 6,4 in 1966 naar 1,5 in 1978. Na de kavelovergang in 1978 treedt

(23)

hierin geen verandering meer op.

Als gevolg van het uitvoeren van de ruilverkaveling treedt even-eens een sterke kavelconcentratie op. Deze kavelconcentratie komt tot uiting bij de kavelovergang in 1978 in de afname van het aantal kavels van 1545 naar 279. In tabel 9 is voor alle bedrijven het aantal kavels per bedrijf, per bedrijfsgrootteklasse vermeld.

Tabel 9. Aantal kavels per bedrijf voor alle bedrijven per bedrijfsgrootteklasse Bedrijfsgrootteklassen (ha) J a a r < 2 2-5 5-10 10-15 15-20 20-30 Totaal 1966 1978 1980 1983 2,3 1,2 1,3 1,3 5,8 1,7 1,6 1,6 7,9 2,0 2,0 1,9 11,0 2,4 2,5 2,5 16,7 3,0 2,9 2,8 -2,2 2,4 2,4 7,5 1,8 1,8 1,7 Bron: Cultuurtechnische inventarisaties Uden; ICW, 1984

Het aantal kavels per bedrijf vertoont eenzelfde ontwikkeling als het aantal bedrijfskavels per bedrijf. De verbetering van het aantal kavels per bedrijf komt eveneens tot uiting direct na de kavelovergang in 1978. Het aantal kavels per bedrijf is in 1978 teruggebracht van 7,5 naar 1,8. De gemiddelde kaveloppervlakte is toegenomen van 0,9 ha tot 3,9 ha. Na 1978 treden zowel in het aantal kavels per bedrijf als in de gemiddelde kaveloppervlakte geen noemenswaardige wijzigingen meer op. In fig.2 is de verkavelingsstructuur van het onderzoekgebied Uden-Zuid, zowel voor als nâ ruilverkaveling, weergegeven.

Het aantal topografische percelen is gedurende de onderzoeksperiode afgenomen van 2678 naar 314, terwijl de gemiddelde oppervlakte van de topografische percelen is toegenomen van 0,5 naar 3,5 ha. Het aantal topografische percelen is naar verhouding sterker afgenomen dan het aantal kavels c.q. bedrijfskavels. Het aantal topografische percelen per kavel is namelijk afgenomen van 2,0 in 1966 naar 1,1 in 1983.

Nagenoeg alle nog voorkomende topografische grenzen als houtwallen, waterlopen en sloten vallen samen met kavelgrenzen. Het verschil tus-sen aantal topografische percelen en aantal kavels nä ruilverkaveling wordt uitsluitend veroorzaakt door het voorkomen van zowel bouwland als grasland op een kavel.

(24)

VERKAVELINGSSTRUCTUUH VOOR UITVOERING VAN D£ KUILVERKAVELING IN 1966

VERKAVELINGSSTRUCTUUR DIRECT NA DE KAVELOVERGANG IN 19?8

FIGUUR 2. SITUATIESCHETS VAN DE VERKAVELINGSSTRUCTUUR IN UDEN-ZUID, ZOWEL VOOR UITVOERING VAN DE RUILVERKAVELING IN 1966 ALS DIRECT NA DE KAVELOVERGANG IN 1978

(BRON: LD AFD. ONDERZOEK 1966 / ICW 1984)

(25)

3.3. Oppervlakte grond bij huis

Naast een sterke concentratie van het aantal bedrijfskavels, het aantal kavels en het aantal topografische percelen, komt de verbete-ring van de verkavelingssituatie in Uden-Zuid tot uiting in de toename van de oppervlakte grond bij huis. In tabel 10 wordt het percentage huisbedrijfskaveloppervlakte per bedrijf vermeld, zowel voor alle bedrijven als per bedrijfsgrootteklasse.

Tabel 10. Percentage huisbedrijfskaveloppervlakte per bedrijf voor alle bedrijven, onderscheiden per bedrijfsgrootteklasse

, Bedrijfsgrootteklassen (ha) T , , < 2 2-5 5-10 10-15 15-20 20-30 1966 1978 1980 1983 72 96 95 94 40 71 79 79 36 70 68 78 22 83 86 87 26 72 82 78 -92 83 91 31 78 78 80 Bron: Cultuurtechnische inventarisaties Uden; ICW, 1984

In 1966 neemt het percentage huisbedrijfskaveloppervlakte af naarmate de bedrijfsoppervlakte toeneemt. Na de kavelovergang in 1978 is het percentage huisbedrijfskaveloppervlakte voor alle bedrijfs-grootteklassen ca. 70% of meer en bovendien meer gelijkmatig verdeeld over alle bedrijfsgrootteklassen. Uit tabel 10 blijkt eveneens dat het gemiddelde percentage huisbedrijfskaveloppervlakte per bedrijf voor alle bedrijven in 1978 is toegenomen van 31% naar 78%, hetgeen

een aanmerkelijke verbetering is. Na 1978 treden geen grote verande-ringen meer op in het gemiddelde percentage huisbedrijfskavelopper-vlakte per bedrijf. De gemiddelde opperhuisbedrijfskavelopper-vlakte van de huisbedrijfskavels, betreffende alle bedrijven, neemt toe van 2,1 ha naar 5,5 ha in 1978

en blijft daarna nagenoeg gelijk.

De ruilverkavelingswerken resulteren eveneens in een sterke toe-name van de gemiddelde oppervlakte van de huiskavels, toe-namelijk van

1,5 ha in 1966 naar 4,8 ha in 1978. De totale oppervlakte huiskavel, uitgedrukt in procenten van de totale bedrijfsoppervlakte, is toege-nomen van 22% naar 67%. Dit percentage is in 1983 nog iets verder

toegenomen. Informatie hierover is opgenomen in de overzichtstabel van verkavelingskenmerken, tabel 14.

(26)

Naast het percentage huisbedrijfskaveloppervlakte en het percen-tage huiskaveloppervlakte is de oppervlakte bij huis een belangrijk gegeven, vooral voor rundveebedrijven. Onder de oppervlakte grond bij huis wordt verstaan de huisbedrijfskaveloppervlakte verminderd met de oppervlakte die gescheiden is door een niet of nauwelijks voor vee

overschrijdbare verharde weg. Deze oppervlakte grond bij huis wordt veelal uitgedrukt in een percentage van de totale oppervlakte cultuur-grond. Op deze wijze,is het mogelijk indelingen te maken voor bijvoor-beeld 60%, 80% en 100% van de bedrijfsoppervlakte bij huis, de zoge-naamde 60%-, 80%- of 100%-criteria. In tabel 11 zijn voor de

onder-scheiden peiljaren de betreffende percentages vermeld, naar aantal en oppervlakte, voor de genoemde criteria. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de rundveebedrijven en alle bedrijven.

Tabel 11. Percentage van aantal en oppervlakte van de rundveebedrijven en van alle bedrijven onderverdeeld naar het 60%-, 80%- en 100%-criterium

Jaar 60%-criterium rundvee-bedrijven aantal opp. in % in % alle bedrijven aantal opp. in % in % 80%-criterium rundvee-bedrijven aantal opp. in % in % alle bedrijven aantal opp. in % in % 100%-criterium rundvee- alle bedrijven bedrijven aantal opp. aantal opp.

in % in % in % in % 1966 1978 1980 1983 6 68 65 69 4 74 70 79 15 65 66 69 9 64 64 70 3 55 47 55 1 59 50 54 9 56 57 60 5 54 49 52 0 38 30 34 0 38 29 32 6 48 49 52 4 37 38 36 Bron: Cultuurtechnische inventarisaties Uden; ICW, 1984

Uit tabel 11 blijkt dat zowel het aantal als de oppervlakte van de bedrijven, die voldoen aan respectievelijk het 60%-, 80%- en 100%-criterium, sterk is toegenomen. Dit geldt voor de rundveebedrijven en voor alle bedrijven. In 1966 heeft slechts 6% van de rundveebedrijven

en 15% van alle bedrijven tenminste 60% van de bedrijfsoppervlakte bij huis. In 1978 zijn deze percentages toegenomen tot respectievelijk 68% en 65%. In 1966 is slechts 4% van de totale oppervlakte van alle

rundveebedrijven in gebruik bij die rundveebedrijven die voldoen aan het 60%-criterium. In 1978 is dit percentage toegenomen tot 74%. Voor alle bedrijven die voldoen aan het 60%-criterium zijn deze percentages respectievelijk 9% en 64%. Ook het aantal bedrijven dat voldoet aan het 80%- en 100%-criterium vertoont een sterke toename.

(27)

Met name door het aantrekken en afstoten van grond bij de rund-veebedrijven treden na 1978 schommelingen op in de oppervlakte grond bij huis.

3.4. A f s t a n d v a n de g r o n d

Voor een beschrijving van de ontwikkeling van de afstand van de grond tot de bedrijfsgebouwen wordt ingegaan op de gewogen gemiddelde schijnbare afstand van alle kavels (GAS) alsmede van de veldkavels (GASV). De schijnbare afstand is de afstand van het bedrijfsgebouw tot de kavel, vermeerderd met de halve diepte van de kavel, waarbij tevens rekening wordt gehouden met de kwaliteit van de transportroute. De kwaliteit van de transportroutes in Uden-Zuid, is door het in ruilver-kavelingsverband verbreden en verharden van bestaande wegen, sterk verbeterd. Tabel 12 geeft een overzicht van de gewogen gemiddelde

schijnbare afstand van alle kavels alsmede van de veldkavels voor diverse typen bedrijven betreffende de peiljaren 1966, 1978, 1980 en

1983.

Tabel 12» Gewogen gemiddelde schijnbare afstand van alle kavels (GAS) en van de veldkavels (GASV)

Bedrij fstype

rundveebedrijven

int. veehouder ij bedr

tuinbouwbedrijven gemengde bedrijven hoofdberoepsbedr. nevenbedrijven binnenblokbedr. GAS 2033 .1737 1280 1936 1924 1418 1901 1966 GASV 2433 2193 1635 2320 2326 1787 2302 1978 GAS GASV 1056 739 899 959 964 656 937 1619 1234 1368 1304 1422 1021 1386 1980 GAS GASV 1057 754 919 1012 975 700 952 1506 1306 1485 1448 1448 1078 J 394 1983 GAS GASV 1053 780 939 884 958 771 934 1621 1337 1640 889 1483 1120 1445 Bron: Cultuurtechnische inventarisaties (JIJEN; ICW, 1984

Uit tabel 12 blijkt dat, na de kavelovergang in 1978, voor alle onderscheiden groepen bedrijven zowel de gewogen gemiddelde schijn-bare afstand van alle kavels als die van de veldkavels sterk is

afgenomen. Voor alle binnenblokbedrijven betreft dit een afname van

(28)

1901 m naar 937 m respectievelijk van 2302 m naar 1386 m. Deze verbe-teringen zijn het gevolg van onder andere een afname van het aantal kavels van 1545 naar 273, een toename van het percentage huisbedrijfs-kavels van 31% naar 78% alsmede van een algehele verbetering van de infrastructuur in Uden-Zuid, waardoor na het uitvoeren van de ruilver-kaveling alle bedrijven aan een verharde weg zijn gelegen.

De veranderingen in de gewogen gemiddelde schijnbare afstand die na 1978 nog optreden bij de verschillende bedrijfstypen zijn voorname-lijk een gevolg van een wisselend aantal bedrijven, per bedrijfstype en voor het totaal.

3.5. Eerder verricht onderzoek

De 'Werkgroep Evaluatie Ruilverkavelingen' van de Cultuurtechnische Vereniging heeft bij een onderzoek betreffende de evaluatie van een

aantal ruilverkavelingen, eveneens aandacht besteed aan de wijzigingen in de verkavelingssituatie die optreden als gevolg van het uitvoeren van ruilverkaveling. Zowel van de situatie voor ruilverkaveling

(stemming), van de situatie nä ruilverkaveling (aktepassering) als van de situatie vijf jaren na afsluiting van de betreffende

ruilverkave-lingen zijn verkavelingskengetallen verzameld, overeenkomstig het onder-zoek in Uden-Zuid. Het betreft de volgende ruilverkavelingen: 'Linde--Zuid' (7610 ha), 'Vledder' (3640 ha), 'Tielerwaard-West' (13 820 ha),

'Dorp en Eind' (1560 ha) en 'Kleine Aa' (1430 ha).

De resultaten van het onderzoek in Uden-Zuid komen grotendeels overeen met de resultaten van het 10 jaar geleden uitgevoerde onder-zoek van de 'Werkgroep Evaluatie Ruilverkavelingen. Dit blijkt onder andere uit tabel 13. Hier is het gemiddeld aantal bedrijfskavels per bedrijf en het gemiddeld percentage huisbedrijfskavels weergegeven voor de verschillende gebieden ten tijde van de stemming, van de akte-passering en voor vijf jaren na afsluiting van de ruilverkaveling.

Uit tabel 13 blijkt dat evenals in Uden-Zuid ook in de, door de Werkgroep Evaluatie Ruilverkavelingen onderzochte gebieden, na het realiseren van de ruilverkavelingswerken geen noemenswaardige veran-deringen meer optreden in de verkavelingssituatie.

(29)

Tabel 13. Overzicht van enkele verkavelingskengetallen voor, nâ en vijf jaren na afsluiting van de ruilverkaveling in vijf ruilverkavelingsgebieden

Linde-Zuid Vledder Tielerwaard-West Dorp en Eind + Kleine Aa Uden Zuid Aantal stemming 2,8 4,4 5,5 5,5 6,4 bedrijfskavels akte-passering 1,8 2,3 2,2 2,6 1,5 na 5 jr. 1,8 2,3 2,3 2,5 1,5 % st huisbedr totale emming pa 58 49 17 36 31 ijfskavel van de oppervlakte akte-ssering 76 65 53 58 78 na 5 jr. 78 62 54 62 80 Bron: Cultuurtechnische inventarisaties Uden; ICW, 1984, Werkgroep Evaluatie

Ruilverkavelingen, 1976

3.6. Bevindingen

Voor het gebied Uden-Zuid is onderzoek verricht naar de verande-ringen in de verkavelingssituatie als gevolg van ruilverkaveling. Hiervoor zijn relevante verkavelingskengetallen bepaald van de situa-tie voor de start van de ruilverkaveling in 1966 en van de situasitua-tie

bij de kavelovergang in 1978. Ten einde na te gaan in hoeverre hierin nâ de afsluiting veranderingen optreden is ook een beschrijving gemaakt twee en vijf jaar na afsluiting. Voor het verkrijgen van de gewenste

verkavelingskengetallen zijn hiertoe vier cultuurtechnische inventa-risaties uitgevoerd.

Door de ruilverkaveling is in Uden-Zuid een aanzienlijke verbete-ring van de verkavelingssituatie bereikt. Dit blijkt direct al na de

kavelovergang in 1978 uit verschillende geïnventariseerde verkavelings-kenmerken. Zo is het aantal bedrijfskavels afgenomen van 1318 naar

233; het aantal kavels van 1545 naar 279. Het aantal bedrijfskavels en kavels per bedrijf loopt terug van respectievelijk 6,4 en 7,5 naar 1,5 en 1,7. De oppervlakten huiskavel en huisbedrijfskavel, in procen-ten van de totale oppervlakte cultuurgrond, nemen toe van respectie-velijk 22% en 31% naar 67% en 78%. Ook de oppervlakte grond bij huis

(30)

is sterk toegenomen. Voor ruilverkaveling is 9% van de oppervlakte cultuurgrond in gebruik bij bedrijven die voldoen aan het '60%-crite-rium'. Na ruilverkaveling is dit percentage gestegen tot 64%. Voor de rundveebedrijven is deze toename nog groter, namelijk van 4% naar 74%. Verder zijn de transportafstanden sterk teruggebracht. Voor alle kavels is de gewogen gemiddelde schijnbare afstand afgenomen van 1901 m naar 937 m.

Na de kavelovergang in 1978 treden vrijwel geen wijzigingen meer op in de verkavelingssituâtie. Een uitzondering betreft de oppervlakte bij huis, die in 1983 nog verder is toegenomen.

De resultaten van het onderzoek in Uden-Zuid vertonen een sterke overeenkomst met het onderzoek van de Werkgroep Evaluatie Ruilverka-velingen van de Cultuurtechnische Vereniging. Uit dit onderzoek blijkt dat ook in de vijf onderzochte ruilverkavelingsgebieden de veranderingen in de verkavelingssituatie het best tot uiting komen direct na de

kavelovergang. De eerste vijf jaren daarna treden hierin géén noemens-waardige wijzigingen meer op.

In tabel 14 is een overzicht gegeven van de meest belangrijke

verkavelingskengetallen op vier verschillende tijdstippen voor meer-dere groepen van bedrijven. Door het niet meer beschikbaar zijn van

landbouwmeitellingsgegevens van het jaar 1966 en door het ontbreken van gegevens over de cultuurtoestand in 1978 en 1980, ontbreken enkele kengetallen. Na 1978 blijkt de verkavelingssituatie nagenoeg volledig gestabiliseerd te zijn. De kleine verschillen die zich in enkele ken-getallen voordoen worden veroorzaakt door een gewijzigde samenstelling van de desbetreffende groep bedrijven.

(31)

1 CO a ai o u V J 3 • a . 0 .a 0 t - * J 2 c 11 a c M a i 0 . >, 4J M W H h C «1 > • r i h S .a a ai 3 3 N I C e a > a a i M r* o> -* v O \ C ai , 0 ^ a ai c <B s> u Si 0 • H N B m a ai > • r i • H U • a ai Ä c »4 • o <u • a ai ai > • 0 C 3 «S H J2 H >u ai ai u ai 5 • H ,r> C T3 w 3 en OD ON O CO O N 0 0 r*. O N v O v O O N en 0 0 O N 0 co a* ** G O r x O N ~ v D vo ON en 0 0 ON ~ 0 00 ON 0 0 p -ON « v O -X) ON m co O N O co O N "™ 0 0 r*N ON * vO v O O N <n 0 0 en 0 co O N 0 0 p * O N * VO vO ON m co ON O 0 0 ON 0 0 r*». ON * v O v O O N en 0 0 ON « 0 0 0 ON C O p * . ON * vD v O ON 2P 0 • H > • r-j • H U X! U t a S r -i n 0 0 un _. m i n v O 0 es m en v D m m 0 m CN CN —• CN CN 1-1 •<t CN ^ - t v O r*. mm ON r-. <r en l O O ON 1 O v O C N m -c 1 en -3-n -3-0 -3* 1 i H cd .M ES a ] cd CO 0 0 0 ~-•tf < — mm CN — — m <r 0 en en m • - . \0 ON en ON 0 0 m ON CN 0 0 ON NO O •"" O es en ~ en 0 0 v O *» •~* O ON C N 1 <• *3" m -a-ON eN l en v O C N m CN CM CN ON | 0 0 VO m v D v o m U"t O U") 1 U 0 0 • U i - l 3 O a a 0 ON »£) p » C N p -O N v O 0 0 en r-. cn r~ en en 0 0 r*-0 0 0 CN CO t O r*. CN ON VO 0 0 m co 1 <t <r m <r CN en 1 <r -* en 3p --tf 1 < f en •-" CN f> en *-N O M CN 1 ^ - t t Q) O* P. O U T ) (U JD »n « m ^™ m ^~ -* N O sr 1—• <r «— CN ^~ O en m v O ^ 0 0 «— 0 r * 0 0 """ \ o •» s O 1 VO "~" m » r^. M I en <fr —. m —« 1 0 0 -^ r*. M r^. A 1 1 « I M IW - r - , • r r H • ^ U u -o T3 « (U , £ ^ 1 * - ^ CO - r-t 4J (U S > n) nf cd ^ »n v O • ^ î r«. -* _. ^-> r«. CN 1^. CN m CN O mm O m « m m «* _, —* 0 m CN m en m i co CN O en CN en l CN en O en CN en 1 <fr r--v O «t r-en M r^ 1 1 (0 • " s M-i • SB h tm •a •" ai , û (a t - i • ai 0 . > g-JS r^ 0 0 ^-0 ^-0 *-• m r*« r* ^* m Km m — •* en co ON ~ C^ —• CN CO O CN O CN _ CN l 0 0 -~ 0 0 —, r* *— 1 t n vo mm VO .—> 1 CN CN M CN n CN 1 CO r - i 0) U-t > " i - l eö - H ^ M *o 1-1 <L) m x i 4J C M m eu co a . ON e n ON en ON en ON 0 CN CN <r CN « CN ON O •J--tf en -* m -d-ON O d --* CN -* 0 <t 1 <r CN m CN CN m 1 ON CN 0 0 CN ON CN 1 O v O O vD n v O I CO < - l 4) > n *s mm T 3 r-l • V r-t "O > -o h -r4 u B a eu p , 0 0 0 ^ 0 CN 1 1 O m 0 0 " • 1 l 0 r** O CN 1 1 O <t —• en CN 1 1 1 en CN 1 1 1 r^ I 1 1 • < f CN | i 1 Ü * M * eu «+-t O - - « - ) • -i-t Cm U O t l u eu • m* 4J c u cd a) cd a U"t m 1 1 m 0 CN 1 1 -3-O 0 0 en 1 i n 0 0 0 en 1 1 l CN CN 1 1 I m CN t 1 1 e n i n 1 1 1 * * u B 0 0 0 0 0 0 ç u ^ 0 mi • • U P . J-. p, a) 0 a 0 CO 0 0 r -0 -0 r-. _ rn O p ^ v O O C O r-* m 0 0 0 ON r-» n-r^. O en v O r*«. O 0 0 ON r-1 O t ^ O N vO m s 3 -l < t r^ ^3-r^. i n r^. I v O C O C N 0 0 O N f - » I U • 0 0) X I co • H i-H 3 at £ > 5 N> M O r » ^O PN. v O C N C N v O O N v O v O O sO-ON v O 0 0 v O 0 0 v O mm CN m v O v O v O v O 1 O m 0 m m <r 1 v O v O v D v O v O v O 1 •J-r « . O r*. en r>-l r-H 0J > ëd mm CO • H 3 £. 8 ^ O - T ^O •<T v O ON v O u-> p s . m e n vO en C N p * . m v O m v O CO en V 0 en v D r*. m l p v m CN m co 1 >3-m m i n ON m 1 ON P -O < t P*. | • H M (U i - » • H >-l O 1 ft-4 O vO CN m e n <T -3-m m O N d -O N -3-CN m 0 0 C N t n 0 \ <r >3* m -4-en v O 0 m r>. m 1 r*. < t CN m co 1 v O - d1 m -3-<r • < t 1 • d -m 0 m ON m 1 3 3 • H U eu U * H M O 1 fr* O 0 0 v O en 0 0 e n p " . en -3-O <r -3-CN m r*. i n en CN en vO en en 0 en CN en 0 0 CN l 0 0 "~ CN CN 0 0 1 v O 3 -C N - 3 " ~ 3 -< t 1 CN en ON CN 0 0 en 1 • H M ai mi • H u Ü 1 8s* O O m < • mm ON en ON m ~" 0 t n CN <n CN 0 0 0 m* CN O ON P s . 0 0 <r —• m si-CN <t mm en en CN ON 0 0 m *-0 en l s T v O 0 0 » T v O en 1 s 3 -en 0 en —* en CN 1 C N v O —* <T\ m < N v O mm l ta r-* ai > S CQ tu eu ^ ùO U T3 ^-^ I d r i S C x> eu tu p- > O 0 0 " - j • 0 O ' H U » S J C w eu u i H X 0 0 w cfl •—• M C ai M tn 00 S w CO u c ai > c • H a i J S 0 0] •rA B ,fi < l ai 4J V4 3 3 u rM 3 W B 0 n 0 4 1 TJ C a s CCI > a al ^ ai u J 3 u B O u a i £ b 0 0 • 0 j i ai V4 X I u B U B 01 > • H 13 01 SI B 01 a ai 0 u m a i N ai T3 a i V J CCI a i B al > B ai .* ai u A u C O CO C ai > a i 0 0 a i 0 0 25

(32)

4 . EFFECTEN VAE RUILVERKAVELING OP DE AGRARISCHE STRUCTUUR IN UDEN-ZUID

4 . 1 . A l g e m e e n

Een methode om de invloed van ruilverkaveling op de agrarische structuur duidelijk te maken is de gebiedsvergelijking, waarbij de verschillen in ontwikkeling tussen de gebieden mét en zónder ruilver-kaveling worden gezien als een effect van ruilverruilver-kaveling.

Bij de keuze van de vergelijkingsgebieden spelen drie criteria een rol namelijk geografische nabijheid, vergelijkbare bedrijfsstruc-tuur en afwezigheid van een ruilverkaveling.

- Hoe dichter een gebied in de omgeving van Uden-Zuid ligt, des te

minder verschil zal er zijn in de werking van allerlei beïnvloedende factoren zoals de werkgelegenheidssituatie, de aanwezigheid van toeleverings- en afzetbedrijven, de afstand tot afzetmarkten en dergelijke.

- Een vergelijkbare bedrijfsstructuur is belangrijk omdat de bedrijfs-resultaten van bedrijven met een verschillende structuur niet gelijk zijn. Men opereert op andere markten, is op een andere wijze afhanke-lijk van weersinvloeden en wordt op een andere wijze geraakt door

technologische vernieuwingen. Bedrijfsresultaten hebben een belang-rijke invloed op besparingen, investeringen en continuïteit van bedrijven. - Het derde criterium betreft de afwezigheid van een ruilverkaveling.

Indien in een vergelijksgebied eerder een ruilverkaveling is gereed gekomen, wordt de vergelijking minder zuiver.

Als vergelijkingsgebieden zijn uiteindelijk drie gebieden gekozen namelijk een gebied ten noorden van Uden, een gebied ten oosten en een gebied ten zuiden van Uden. De gemeente Zeeland is tot het gebied ten zuiden van Uden gerekend vanwege een betere overeenkomst. De begren-zing van deze gebieden is opgenomen in fig. 3. Enkele kenmerken van

het onderzoekgebied Uden-Zuid en van de gekozen vergelijkingsgebieden zijn weergegeven in de tabellen 15 en 16.

Uit tabel 15 blijkt dat het produktiepatroon in Uden-Zuid de

meeste gelijkenis vertoont met het vergelijkingsgebied ten zuiden van Uden. De gebieden ten oosten en ten noorden van Uden wijken iets meer af. In het gebied ten noorden van Uden speelt de rundveehouderij

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

of taxation system of a Member State the previous taxation rate of a particular tax shall not always be taken into the account but taxation of different groups of

Zo’n an- dere aanpak, meer kennis over hoe te leren, over motiveren, ik denk niet dat het daarmee moeilijk wordt, of dat het meer tijd gaat kosten.. Het gaat je juist veel

In hierdie hoofstuk is die navorsingsproses waarvolgens hierdie studie uitgevoer is, bespreek. Die interprevistiese paradigma het die studie gerig en ‘n

Doel: bijdragen aan de realiseerbaarheid van energie- innovaties door consumenten inzicht te geven in het verband tussen persoonlijke behoeftes, attitudes, waarden en leefstijlen

In the Pastoral care of meted out to caregivers, they should get assistance to make that choice, to ‘shift’ them, so that despite the suffering of patients, despite the

De allround schoonheidsspecialist kiest de juiste producten, (hulp)middelen en/of apparatuur om de gezichtsbehandeling uit te voeren, zodat voor de cliënt de best passende producten

De allround waterbouwer kiest, beoordeelt en gebruikt bij het verwijderen van waterbouwkundige constructies het benodigde materiaal, gereedschap en materieel zorgvuldig, efficiënt

In de eerste plaats moet het vaccin ervoor zorgen dat de dieren niet meer ziek worden, legt Bianchi uit, maar ook moet duidelijk worden of het virus zich via de ge