• No results found

Jongensbesnijdenis in Nederland : een debat met botsende visies op autonomie, lichamelijke integriteit en vrijheid van geloof

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Jongensbesnijdenis in Nederland : een debat met botsende visies op autonomie, lichamelijke integriteit en vrijheid van geloof"

Copied!
67
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

24 JUNI 2014 BAPRRELIGIE &DEMOCRATIE DOCENT: MW. DR.K.M.H.D.ROEX 2DE LEZER:F.F.VERMEULEN

S

USAN DEN

U

YL

5967910

J

ONGENSBESNIJDENIS IN

N

EDERLAND

:

EEN

D

EBAT MET

B

OTSENDE

V

ISIES OP

A

UTONOMIE

,

L

ICHAMELIJKE

I

NTEGRITEIT

(2)

[2]

I

NHOUD

INLEIDING ... 3

1.HET DEBAT IN NEDERLAND OVER JONGENSBESNIJDENIS ... 4

2.ONDERZOEKSVRAAG ... 6

3.METHODOLOGISCHE VERANTWOORDING ... 7

4.DE CONSTITUTIONELE DEMOCRATIE: DE RECHTEN VAN HET INDIVIDU & VRIJHEID VAN GELOOF ... 10

5.JONGENSBESNIJDENIS, BEZIEN VANUIT LIBERALE EN COMMUNITARISTISCHE THEORIE ... 13

5.1 Liberalisme & communitarisme ... 13

5.2 Kritiek op het communitarisme ... 15

5.5 Geloofsvrijheid van ouders ... 17

5.6 De rechten van het kind ... 18

6.NEDERLANDSE MOSLIMS EN JODEN OVER JONGENSBESNIJDENIS ... 21

6.1 De besnijdenis ... 21

6.2 Het belang van jongensbesnijdenis ... 23

6.3 Lichamelijke integriteit & zelfbeschikking ... 24

6.4 Een verbod op jongensbesnijdenis ... 26

CONCLUSIE ... 28

LITERATUUR... 31

Bijlage A. Interviews 1. Matthijs van de Burgwal (21) & Tom Leijte (26) ... 35

2. Interview Aicha (45) ... 41

3. Interview Selma (40) ... 46

4. Interview Ramy (26) ... 50

5. Interview Khalid (25) ... 58

6. Interview Nathan Bouscher (30) ... 61

Bijlage B. Jongensbesnijdenis volgens de joodse traditie Bijlage C. Jongensbesnijdenis volgens de islamitische traditie

(3)

[3]

I

NLEIDING

“The relative simplicity of the surgical procedure itself belies the complexity of the conflicting values surrounding this minor operation” (Post et.al. 2004: 420).

Met de betekenis van besnijdenis ben ik een aantal jaar geleden aanraking gekomen, door goede vriend van mij met Joodse achtergrond. Hierdoor werd mij duidelijk dat ook voor seculiere mensen, religieuze tradities nog steeds van belang zijn; besnijdenis was voor hem een belangrijk issue.

Volgens mij laat besnijdenis laat zien dat in een seculiere samenleving, religie nog steeds een rol belangrijke rol speelt. De reden dat ik gekozen heb op mij vooral te richten op jongensbesnijdenis heb gekozen en niet op meisjesbesnijdenis, komt doordat er in de politiek consensus bestaat over het feit dat meisjesbesnijdenis onacceptabel is. Over jongensbesnijdenis echter, is de Nederlandse politiek zeer verdeeld. In deze paper hoop ik beter in beeld te krijgen, waar deze verdeeldheid op gebaseerd is.

Ik vond vooral theoretische debatten en meningen, maar de betrokkenen zelf komen vrijwel nooit aan het woord. Daarom zal ik in deze paper ook aandacht schenken aan diegenen die direct betrokken zijn bij jongensbesnijdenis.

(4)

[4]

1.

H

ET DEBAT IN

N

EDERLAND OVER JONGENSBESNIJDENIS

De Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) deed in 2010 onderzoek naar jongensbesnijdenis en concludeerde dat er goede redenen zijn waarom jongensbesnijdenis, net zoals vrouwenbesnijdenis, verboden zou moeten worden in Nederland (KNMG 2010: 4). In Nederland worden er jaarlijks zo’n 15.000 jongens besneden, waarvan maar een klein percentage omwille van medische redenen. Het overgrote deel wordt besneden vanwege culturele of religieuze redenen (ibid: 3).

Het is onaanvaardbaar dat er zonder medische aanleiding voor een kind wordt beslist, dat er een ingreep op zijn lichaam wordt uitgevoerd. Hierbij speelt mee dat iedere medische ingreep, dus ook deze, complicaties met zich mee kan brengen. Daarom kwam de landelijke artsenfederatie tot de ferme conclusie dat jongensbesnijdenis de lichamelijke integriteit van het kind schendt. Hierin zagen zij zich gesteund door onder andere de Nederlandse Vereniging voor Urologie en de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (ibid: 4).

Verder vond de KNMG de argumenten dat besnijdenis zou beschermen tegen ziektes en de hygiëne zou bevorderen ongegrond en constateerden zij dat besnijdenis zowel psychische als fysieke schade toe kan brengen aan het kind (idem).

Precies tien jaar geleden riep voormalig VVD-Kamerlid Hirsi Ali de kamer al op om een standpunt in te nemen over het feit dat elke vorm van vrouwenbesnijdenis bij wet verboden is, maar jongensbesnijdenis wel wordt getolereerd. Het antwoord luidde toen dat dit kwam omdat de Kamer tot dusverre niet de indruk had gekregen dat besnijdenis negatieve fysieke of psychische gevolgen had jongens (Kamerstuk 2040501210, 2004).

Zowel de joodse gemeenschap als de moslim gemeenschap beschouwden dit voorstel om besnijdenis te verbieden als ernstige inbreuk op hun vrijheid van geloof (Dros 2004).

Voormalig VVD-Kamerlid Hirsi Ali stond hen hierin bij en verklaarde dat de pluriforme samenleving nooit kan betekenen dat minderheden “vormend optreden ten opzichte van de dominante cultuur”. De grenzen van geloofsvrijheid worden bereikt wanneer de normen en waarden van de Nederlandse samenleving worden geschonden (Cobbaert 2013).

Nu, tien jaar later, hebben de jonge liberalen (de JOVD) weer het stof doen opwaaien over de grenzen van de vrijheid van geloof. Hun standpunt luidt dat zowel het recht op zelfbeschikking als het recht op lichamelijke integriteit worden geschaad, wanneer besnijdenis

(5)

[5]

bij jonge kinderen wordt uitgevoerd. Een kind wordt geboren als vrij individu en zou zelf moeten kunnen beslissen welke, of wellicht juist geen, religie hij zou willen belijden. De irreversibele aard en de bijkomende risico’s op complicaties, maken het tot een schending van de lichamelijke integriteit. Zij pleiten daarom voor een verbod voor besnijdenis onder de leeftijd van twaalf jaar (Leijte & van de Burgwal 2014).

De liberalen en urologen in Nederland staan niet alleen in hun standpunt. De Raad van Europa - die zich inzet voor democratie en de bescherming van mensenrechten in Europa - heeft in 2013 een resolutie aangenomen, waarin de Europese landen wordt opgedragen een verbod op jongensbesnijdenis te implementeren (resolutie 1952, 2013).

Op het standpunt van de JOVD kwamen dit voorjaar gelijk verontruste reacties vanuit de joodse hoek (Jacobs & Asscher 2014). Binnen de politiek waren het vooral de christelijke partijen die ‘diep geschokt’ reageerden op het voorstel om jongensbesnijdenis te verbieden. De SGP, het CDA en de ChristenUnie waren voornamelijk bezorgd om het feit dat de vrijheid van religie ter discussie wordt gesteld in deze kwestie (Website Christen Unie 2011, Terpstra 2014). De religieuze partijen benadrukken bescherming van de vrijheid van geloof. Zo sprak de SGP over de ‘onhoudbaarheid van Joods leven in Nederland’ (Kamerstuk 2014Z08010 2014),

Het lastige van deze discussie is dat zowel vrijheid van geloof als lichamelijke integriteit en recht op zelfbeschikking belangrijke waarden zijn in de Nederlandse democratie. Daarom is het niet gelijk duidelijk hoe we hiermee om moeten gaan, wanneer deze waarden lijken te botsen.

(6)

[6]

2.

O

NDERZOEKSVRAAG

Hoofdvraag:

Hoe moeten we omgaan met jongensbesnijdenis in Nederland, te zien als een praktijk van religieuze minderheden (joden en moslims), die ingaat tegen dominante normen en waarden van de Nederlandse cultuur en samenleving?

Subvragen:

o Hoe wordt in het publieke debat in Nederland over jongensbesnijdenis gedacht?

o Welke rol speelt de overheid ten aanzien van jongensbesnijdenis en welke afweging kan daarbij gemaakt worden tussen, in de grondwet vastgelegde, fundamentele rechten als recht op geloofsvrijheid enerzijds en lichamelijke integriteit en zelfbeschikking anderzijds?

o Welke betekenis heeft jongensbesnijdenis voor religieuze minderheden (joden en moslims) in Nederland en hoe denken zij over lopende discussies en voorgenomen beleid?

(7)

[7]

3.

M

ETHODOLOGISCHE VERANTWOORDING

Deze paper is een voorbeeld van kwalitatief onderzoek, waarbij ik zowel gebruik heb gemaakt van literatuuranalyse, als gebruik gemaakt van interviews om mijn hoofdvraag te onderzoeken. De bruikbaarheid van kwalitatief onderzoek zit hem in het feit dat “er onderzoeksmethoden worden gebruikt die het mogelijk maken om het onderwerp vanuit het perspectief van de onderzochte mensen te leren kennen met het doel om het te beschrijven en waar mogelijk te verklaren” (Boeije 2005: 27).

Om het debat in Nederland te belichten, heb ik gebruik gemaakt van een krantenanalyse. Ook heb ik de woordvoerders van een politieke partij, die zich in het debat gemengd hebben, geïnterviewd (jonge liberalen).

Vervolgens heb ik gekeken naar hoe er vanuit verschillende invalshoeken uit de politieke filosofie, gekeken wordt naar botsende grondrechten. Dit heb ik gedaan door literatuurstudie. Tenslotte heb ik de perceptie van de betrokkenen, joden en moslims die jongensbesnijdenis praktiseren, onderzocht door het houden van interviews.

Gezien de beperkte tijd voor deze paper, heb ik slechts een klein aantal respondenten kunnen interviewen. Ik heb er voor gekozen kom de door mij bestudeerde problematiek, door een zo divers mogelijke keuze van respondenten in kaart te brengen.

Ik heb respondenten met verschillende religieuze achtergronden (joden en moslims), van verschillende leeftijden, verschillende afkomst (Nederlands, Berbers, Libanees-Marokkaans, Israëlisch), mannen en vrouwen, hoog en laagopgeleiden, streng-gelovigen en met een liberale opvatting van het geloof.

Voor die diversiteit heb ik gekozen, om een genuanceerd beeld te krijgen van de verschillende overtuigingen en belangen die leven onder de direct bij jongensbesnijdenis betrokkenen respondenten (besneden mannen, moeders, echtgenotes, en verdere familieleden en geloofsgenoten).

Om in contact te komen met respondenten heb ik allereerst mijn eigen netwerk ingezet. Vervolgens ontstond er een ‘sneeuwbaleffect’. Ik heb ook enkele personen per e-mail

(8)

[8]

benaderd. In een geval heb ik een student in de bibliotheek aangesproken, die naast mij aan zijn scriptie aan het schrijven was.

Alle interviews zijn met toestemming van de respondenten opgenomen en vervolgens getranscribeerd. De respondenten hadden er geen bezwaar tegen om met hun eigen naam genoemd te worden. Een aantal respondenten, dat een openbare politieke functie bekleden, heb ik met voor- en achternaam genoemd. De anderen uitsluitend met de voornaam.

Uiteraard betreft deze selectie van respondenten een kleine groep, en laat de diversiteit aan meningen zien, en zou een andere groep van respondenten mogelijkerwijs andere meningen naar boven hadden kunnen komen.

(9)
(10)

[10]

4.

D

E CONSTITUTIONELE DEMOCRATIE

:

DE RECHTEN VAN HET INDIVIDU

&

VRIJHEID VAN GELOOF

De bescherming van lichamelijk integriteit en het recht op zelfbeschikking zijn terug te vinden in de Nederlandse Grondwet (GR), in respectievelijk artikel 101 en 112. Daarnaast zijn de rechten van het individu vlak na de Tweede Wereldoorlog vastgelegd in internationale verdragen, zoals de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) uit 1948 en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) dat opgesteld is in 1950.

In Nederland hebben al vanaf de achttiende eeuw, verschillende individuele rechten een plaats toegekend gekregen binnen de Nederlandse wet. In achttiende eeuw brak in Nederland de tijd van de Verlichting aan. Met de Verlichting wordt een proces van verandering bedoelt, waarbij religie niet langer meer centraal stond en het geloof ruimte moest maken voor wetenschap en rede. In deze tijd van Verlichting, was niet alleen een tendens van secularisatie merkbaar, maar werden ook de gelijkheid en vrijheid voor het individu steeds belangrijker: “kerk en vorst waren niet langer maatgevend, maar de individuele burger” (Cliteur 2004: 20).

In Nederland kwam begin negentiende eeuw het verlichtingsliberalisme als politieke stroming op. Hun speerpunten bestonden onder andere uit: meer burgerparticipatie, een kleine rol voor de staat en geen privileges voor religieuze groeperingen (Monsma & Soper 2009: 55).

Vanaf 1860 kwamen zowel de gereformeerden als de katholieken op het politieke toneel en kwamen tegen deze liberale idealen in opstand. Beiden stromingen streden voor soevereiniteit in eigen kring en voor bijzonder onderwijs. Uiteindelijk hebben de religieuze partijen deze strijd gewonnen in 1917 (ibid: 57). Vandaag de dag wordt geloofsvrijheid in de Nederlandse Grondwet beschermd door artikel 13 en 64.

1

Grondwet (1983) artikel 10 lid 1

Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer.

2

Grondwet (1983) artikel 11

Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam.

3

Grondwet (1983) artikel 1

Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.

4

Grondwet (1983) artikel 6 lid 1

Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.

(11)

[11]

De relatie tussen religie en de staat heden ten dagen in Nederland, wordt door Monsma en Soper een voorbeeld van ‘principieel pluralisisme’ genoemd (2009: 51). Een principieel pluralistisch systeem houdt in dat de Nederlandse overheid haar neutraliteit tracht te behouden ten opzichte van religie, door alle religieuze en seculiere systemen als gelijkwaardig te erkennen en tegelijkertijd ook (financieel) te steunen. Dit is iets anders dan een strikte scheiding tussen kerk en staat – ook wel laïcisme genoemd – waarbij elke vorm van subsidie of steun aan religieuze instellingen als een schending van de neutraliteit van de staat wordt gezien (ibid: 82).

(12)
(13)

[13]

5.

J

ONGENSBESNIJDENIS

,

BEZIEN VANUIT LIBERALE EN COMMUNITARISTISCHE THEORIE Door de loop der geschiedenis, heeft Nederland een politiek systeem ontwikkeld, waarbij zowel de rechten van het individu als de rechten van minderheden worden beschermd. We hebben nu kunnen zien dat deze vorm van pluralisme is ontstaan door enerzijds een liberale politieke stroming, die religie geen bijzondere privileges toekent. Anderzijds is dit pluralistische systeem gevormd door religieuze politieke stromingen, die juist voor de vrijheid van geloof hebben geijverd. De reden dat deze politieke stromingen een andere kijk hebben op de plaats die het individu moet krijgen in het politieke systeem, komt voort uit de onderliggende, botsende, filosofieën die ten grondslag liggen aan deze stromingen.

Om beter te begrijpen hoe er gedacht wordt over de afweging tussen de botsende grondrechten die de staat zou moeten maken in de kwestie over jongensbesnijdenis, zullen nu enkele debatten uit de politieke filosofie aan de orde komen. Een conceptuele analyse laat echter zien, dat telkens dezelfde concepten worden behandeld: lichamelijke integriteit, zelfbeschikking en vrijheid van geloof, maar dat hier vanuit iedere stromingen een andere invulling aan wordt gegeven.

In het debat in Nederland kwam duidelijk naar voren dat er contrasterende visies bestaan over de reikwijdte van vrijheid van geloof. We zullen nu bekijken hoe er vanuit de theorie wordt geschreven over plaats van vrijheid van geloof in een pluralistische samenleving en de bescherming van autonomie van het individu. Zo kunnen we wellicht de achterliggende ideeën beter begrijpen, die leiden tot de verschillende antwoorden op de vraag hoe de staat moet omgaan met de praktijken van religieuze minderheden die de liberale waarden van de Nederlandse samenleving schenden.

5

.1

L

IBERALISME

&

COMMUNITARISME

Het uitgangspunt van het liberalisme is dat aan het individu bepaalde rechten worden toegekend, waardoor zijn ‘persoonlijke autonomie’ wordt beschermd. Vanuit het klassieke liberalisme gezien, sommige noemen dit ook wel ‘verlichtingsliberalisme’ (Monsma & Soper 2009: 55, Slijper 1999), houdt persoonlijke autonomie van het individu twee dingen in. Ten eerste houdt de autonomie een vorm van negatieve vrijheid in: namelijk de bescherming tegen inmenging van derden. Ten tweede, houdt persoonlijke autonomie een vorm van positieve vrijheid in: namelijk de mogelijkheid om jouw leven “naar eigen inzicht en overtuiging te

(14)

[14]

kunnen inrichten” (Slijper 1999: 5). Hierbij is het de taak van de staat, om iedere burger te beschermen tegen praktijken die ingaan tegen deze persoonlijke autonomie (ibid).

Het liberalisme heeft een universalistische kijk op normen en waarden; aan ieder mens worden er namelijk gelijke waarden toegekend, ongeacht waar je vandaan komt of tot welke religieuze of culturele gemeenschap je behoort (Hellsten 1999: 70).

Haaks hierop, staat het communitarisme. Communitaristen kijken op een hele andere manier naar het individu en de samenleving. Waar de liberalen een samenleving zien die bestaat uit individuen, zien de communitaristen eerder een politieke gemeenschap (de gehele samenleving), die onderverdeeld is in verschillende culturele gemeenschappen.

Wanneer communitaristen naar praktijken van religieuze en culturele minderheden kijken, zijn zij van mening dat deze groeperingen hun cultuur moeten kunnen praktiseren en hun geloof moeten kunnen belijden. De staat moet zich daarom terughoudend opstellen tegen over de tradities en opvattingen van minderheden (Hellsten 1999: 73). Micheal Walzer beschrijft mooi hoe het communitarisme in essentie van het liberalisme verschilt, vanwege hun interpretatie van ‘het individu’. Liberalen zouden eerder een abstractie visie hebben over het individu, die niet overeenkomt met hoe individuen in de realiteit zijn. In de realiteit is het individu namelijk een sociaal wezen: er bestaat niet zoiets als ‘the pre-social self’ (Walzer 1990: 20):

Men and women cut loose from all social ties, literally unencumbered, each one the one and only inventor of his or her own life, with no criteria, no common standards, to guide the invention -these are mythical figures. How can any group of people be strangers to one another when each member of the group is born with parents, and when these parents have friends, relatives, neighbors, comrades at work, coreligionists, and fellow citizens - connections, in fact, which are not so much chosen as passed on and inherited? (Walzer 1990: 9-10).

Ieder mens uit de politieke gemeenschap, maakt ook deel uit van zijn eigen culturele gemeenschap. Binnen deze culturele gemeenschap, worden normen en waarden gevormd, die voortkomen uit de een gedeelde geschiedenis en tradities. Deze normen en waarden zijn daarom even legitiem, als de normen waarden van de politieke gemeenschap. Daarom zouden religieuze minderheden, die er een levenswijze en of opvattingen op na houden die botsen met de normen en waarden van de rest van de samenleving. Een beroep mogen doen op hun religieuze vrijheid als minderheid (Hellsten 1999: 74).

(15)

[15]

Communitarisme leidt al snel tot cultuurrelativisme, waarmee wordt bedoeld dat alle culturen die verschillen van elkaar qua normen en waarden, evengoed intrinsiek gelijkwaardig aan elkaar zijn (Cliteur 2004: 53). Hiermee wordt het idee ‘universele waarden’ verworpen.

Ruth Benedict laat in een verdediging van het cultuurrelativisme zien, dat het bijna onmogelijk is om over de normen en waarden van een andere cultuur te oordelen en te bepalen of deze goed of juist slecht zijn. Wat wij normaal vinden, is namelijk cultureel bepaald (Benedict 1934: 4). De ogen waarmee we naar een kwestie kijken, zijn gevormd door onze cultuur. Wat wij goed vinden, is in feite wat wij door een lange gedeelde geschiedenis en door gedeelde tradities, normaal zijn gaan vinden (ibid).

Het cultuurrelativisme neigt echter al snel naar een houding, waarbij er religieuze praktijken getolereerd worden door de overheid, die eigenlijk in gaan tegen de grondrechten die gelden voor de gehele samenleving. Dit gebeurt dan enkel en alleen om het feit dat dit praktijken zijn die vallen onder de tradities van een religieuze minderheid (Cliteur 2012).

5

.2

K

RITIEK OP HET COMMUNITARISME

Het klassieke tolerantiebegrip in Nederland, is volgens Cliteur ontstaan ter bescherming van de vrijheid van meningsuiting van het individu. Het is een begrip dat voortkwam uit het verlichtingsliberalisme en diende de gewetensvrijheid van het individu te beschermen tijdens de godsdienstoorlog (ibid: 138). Het idee van tolerantie is nu verworden tot een ander (foutief)begrip, aan de hand waarvan allerlei discutabele praktijken van minderheden worden getolereerd (ibid: 142). In een reactie op Bolkenstein, die betoogt dat de normen en waarden van culturele minderheden de dominante waarden van de Nederlandse samenleving niet mogen schenden, schrijft Cliteur dat hij deze visie volledig onderschrijft (Cliteur 2012). Het enige dat nog mist in betoog van Bolkestein, is het feit dat jongensbesnijdenis duidelijk thuis hoort in het rijtje van ‘culturele dwalingen’: prakijken van minderheden, die onterecht worden getolereerd in Nederland (Cliteur 2012).

Het is de taak van de overheid om over principiële zaken - zoals over ritueel slachten en over hoofddoekjes bij vrouwen in overheidsfuncties en over jongensbesnijdenis - een duidelijk standpunt in te nemen en deze niet door de betrokkenen zelf, of door de rechter te laten beoordelen. Het feit dat Nederland multicultureel is, betekent niet dat Nederland cultuurloos is. De overheid zou dus duidelijk moeten laten zien in de kwestie over jongensbesnijdenis, welke waarden toebehoren aan de dominante Nederlandse cultuur, en tevens dat deze niet geschonden mogen worden (Cliteur 2004: 100).

(16)

[16]

5

.3

K

RITIEK OP HET LIBERALISME

Ook binnen het liberalisme zijn er verschillende opvattingen over hoe ver de autonomie van het individu reikt en daarmee samenhangen zijn er verschillende opvattingen over wanneer de staat praktijken van minderheden die ingaan tegen de persoonlijke autonomie zou moeten tolereren.

Liberalen die elke culturele uiting of religieus gebruik dat de persoonlijke autonomie schaadt afkeuren - zoals het geval is bij jongensbesnijdenis - eisen met andere woorden, dat ieder individu in de samenleving een levensstijl of geloofsovertuiging moet aanhouden, die het belang van persoonlijke autonomie onderschrijft. In de realiteit bestaat de samenleving niet alleen uit liberale individuen, maar uit mensen met een verscheidenheid aan levensovertuigingen, waarvan velen, vooral gelovigen, het ideaal van persoonlijke autonomie helemaal niet onderschrijven (Slijper 1999: 7).

John Rawls zag daarom ‘politiek liberalisme’ als oplossing. Dit is een liberale stroming die erkent dat er verschillende percepties van het goede leven naast elkaar kunnen bestaan; sommigen hiervan zijn liberaal en weer andere visies op het goede leven verwachten dat je je onderwerpt aan dogmatische conventies (1995:133). Bij het politiek liberalisme geldt echter, dat zolang iedere burger de individuele gelijke rechten en vrijheden die aan ieder individu toekomen erkent en eerbiedigt, zij liberale burgers zijn. Dit hoeft vervolgens niet te betekenen dat zij ook liberale mensen zijn. Mensen mogen in hun privéleven een overtuiging aanhangen die ingaat tegen hun persoonlijke autonomie en waarin mensen helemaal niet gelijkwaardig zijn (Slijper 1999:7, Rawls 1995 134).

Vanuit het politieke liberalisme bezien, hoeft de overheid niet actief op te treden bij praktijken die tegen het liberale ideaal van persoonlijke autonomie ingaan, maar de politieke liberale waarden niet schenden. De overheid hoeft deze praktijken dan zelfs niet te ontmoedigen, of hier überhaupt een standpunt over in te nemen en biedt de religieuze en culturele minderheden zo meer soevereiniteit in eigen kring.

Een criterium, aan de hand waarvan zou kunnen worden bepaald of de praktijken de autonomie van een individu schenden of niet, zou kunnen zijn door te kijken naar de mate van zelfbeschikking; stemt de persoon daadwerkelijk in met deze praktijken? Om de mate van zelfbeschikking te kunnen beoordelen, zou er sprake moeten zijn van een reële exit-optie (Slijper 1999: 9). In het geval van jongensbesnijdenis, is er geen sprake van een exit-optie, aangezien deze ingreep onomkeerbaar is zonder instemming bij kleine kinderen wordt

(17)

[17]

toegepast. Ondanks dat er vanuit het politiek liberalisme eerder praktijken van religieuze minderheden kunnen worden getolereerd, kan jongensbesnijdenis desalniettemin worden getolereerd.

5.

5

G

ELOOFSVRIJHEID VAN OUDERS

In de debatten die we zojuist hebben besproken, komt telkens naar voren dat er een afweging gemaakt moet worden tussen de geloofsvrijheid van de ouders enerzijds en de bescherming van de lichamelijke integriteit en het recht op zelfbeschikking van het kind anderzijds. Er zijn een aantal auteurs (Viens 2004, Askola 2013, Jacobs 2013, Mazor 2013,), die deze discussie specifiek hebben toegespitst op de kwestie rondom jongensbesnijdenis en niet alleen naar filosofische concepten zoals autonomie en geloofsvrijheid hebben gekeken, maar hebben ook de medische ingreep zelf onder de loep gelegd.

Zij komen allen tot de conclusie, dat jongensbesnijdenis een onschadelijke traditie is en er daarom geen noodzaak voor de overheid is, om deze praktijk te verbieden en daarmee een inbreuk op de vrijheid van religie van ouders te maken. Doordat de discussie over geloofsvrijheid en autonomie in de politiek, maar vooral binnen de wetenschappelijke literatuur, op een hoog filosofisch en abstract niveau wordt gevoerd, wordt er voorbij gegaan aan de onschuldige aard van jongensbesnijdenis.

Jacobs (2013) en Viens (2004) zijn beiden voorstanders van jongensbesnijdenis. Hun argumentatie begint allereerst met de constatering van het feit dat vrijheid van geloof van de ouders, een belangrijke waarde is binnen onze constitutionele democratie en dat deze daarom niet zomaar geschonden mag worden. De overheid zou enkel gelegitimeerd zijn om hier een inbreuk op te maken als er sprake is van een praktijken die ofwel door geen enkel rationeel persoon worden goed geaccepteerd, ofwel schade aanricht aan personen uit de rest van de samenleving (Jacobs 2013: 61). Een voorbeeld hiervan zijn ouders die hun kinderen niet laten inenten en daarmee een mazelenepidemie kunnen veroorzaken, die de rest van de samenleving ook kan treffen. Anders dan het rapport van de Nederlandse KNMG, beargumenteren Jacobs en Viens dat het helemaal niet is aangetoond dat besnijdenis psychische of lichamelijke schade aanricht (ibid). Omdat besnijdenis een voorbeeld is van een onschadelijke en onschuldige traditie, zijn zij van mening dat het niet kan worden gelegitimeerd dat de overheid een inbreuk om op een belangrijke waarde als geloofsvrijheid van ouders mag maken.

(18)

[18]

Askola (2011) beschrijft het strafproces van een moeder uit Finland. Zij werd aangeklaagd voor mishandling van haar zoon vanwege het dat zij hem had laten besnijden. De moeder heeft de zaak uiteindelijk laten voorkomen, voor de Hoge Raad in Finland. De Hoge Raad oordeelde dat het niet mogelijk was om te spreken van mishandeling, in het geval van jongensbesnijdenis, omdat het kind geen erge pijn of permanente schade was berokkend. Zodoende werd de moeder vrijgesproken (ibid: 106). Deze zaak laat niet dat het niet eenduidig is, of jongensbesnijdenis nou wel, of niet schade toebrengt aan een kind. Of dat de ingreep juist als een onschuldige ingreep moet worden gezien, zoals het piercen van oren bij kinderen, waarbij het leed dat hen wordt aangedaan, verwaarloosbaar is.

Mazor laat betoogt dat het argument dat het recht op zelfbeschikking zou worden geschaad bij jongensbesnijdenis, niet opgaat. Ten eerste is het onmogelijk om nooit inbreuk te maken op de lichamelijke integriteit van een kind; ouders zouden dan ook niet mogen beslissen over het feit dat hun kind gevaccineerd wordt of een medische ingreep ondergaat (2013: 421). De lichamelijke integriteit van een kind dus niet ‘onschendbaar’, maar kan sommige gevallen worden geschonden.

Over het feit dat de zelfbeschikking van het kind niet wordt geëerbiedigd is Mazor ook niet overtuigd. Men mag er vanuit gaat dat het leeuwendeel van de kinderen het geloof of levensovertuiging van zijn ouders zal volgen en dat kinderen die geboren worden als jood of moslim op latere leeftijd, dit nog steeds zijn. Jongens die besneden worden als kind, zouden er hoogstwaarschijnlijk op latere leeftijd mee instemmen dat hun ouders dit voor hen hebben besloten. Zoals ieder kind aanvaart dat zijn ouders alle beslissingen voor hem hebben genomen, toen hij nog een baby en peuter was (ibid: 427).

5

.6

D

E RECHTEN VAN HET KIND

Hier lijnrecht tegenover, staat een andere visie (Bruning 2013, Van Howe 2013), die luidt dat er een tendens in Nederland zichtbaar is - maar ook in de rest van de wereld - waarin de rechten van het kind, steeds belangrijker worden gevonden. Als gevolg hiervan, worden bij medische beslissingen – zoals bijvoorbeeld bij jongensbesnijdenis - het belang van de ouders niet meer automatisch gelijkgesteld aan het belang van het kind (Bruning 2013).

Van Howe stelt, dat ouderlijke autonomie vandaag de dag een andere invulling heeft gekregen. Ouderlijke autonomie betekent niet meer dat ouders het onbegrensde recht hebben

(19)

[19]

om over hun kind te beslissen, maar eerder dat ouders de plicht hebben om te handelen aan de hand van het belang van het kind (Van Howe 2013). In dit licht bezien, past jongensbesnijdenis - waarbij ouders voor het kind beslissen welk geloof zij zullen aanhangen en wat er met hun lichaam gebeurt - wellicht niet meer bij deze tijd. Of is het in ieder geval verklaarbaar waarom deze praktijk niet meer als vanzelfsprekend wordt geaccepteerd.

Bruning legt uit dat het familie- en jeugdrecht soms botst met het gezondheidsrecht; een arts heeft de plicht om adequate zorg te verlenen, maar hij moet tegelijkertijd het ouderlijk gezag eerbiedigen (2013:115). Het familie- en jeugdrecht is gebaseerd op het gegeven dat ouders het recht hebben op een ongestoord familieleven (Bruning 2013:116). In het Burgerlijk Wetboek (BW) over het personen- en familierecht staat: ‘Het ouderlijk gezag omvat de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden. (Art. 247 lid 1 BW). Er mag enkel en alleen een inbreuk gemaakt worden in de ouderlijke autonomie “indien sprake is van grove verwaarlozing of misbruik van de ouderlijke verantwoordelijkheid, of indien de ouder ongeschikt of onmachtig is om zijn plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen” (Bruning 2013:117).

Bruning constateert dat er de afgelopen 30 jaar een omslag heeft plaatsgevonden binnen het familierecht. Tot de jaren ’80 van de vorige eeuw, werd het belang van het kind als gelijk gezien aan het belang van de ouders. Tegenwoordig komt steeds meer het belang van het kind centraal te staan wanneer er een medische beslissing genomen moet worden (Bruning 2013:118).

Van Howe beschrijft ook deze tendens. Hij noemt drie verschillende definities van vrijheid. Allereerst noemt hij individuele vrijheid; dit is vrij zijn van inmenging van derden en noemt hij burgerlijke vrijheid; dat is de vrijheid om deel te nemen aan de besluitvorming en als laatste noemt hij soevereine vrijheid; dit is de vrijheid om de soevereine macht over iemand te hebben (Van Howe 2013:1). Door de eeuwen heen, zijn deze vormen van vrijheid naar voren geschoven als belangrijke waarden waar voor gestreden moest worden en die beschermd zouden moeten worden (idem).

Van Howe constateerd dat individuele vrijheid de afgelopen eeuw steeds meer centraal is komen te staan; in verschillende internationale verdragen zijn individuele mensenrechten vastgelegd (idem).

(20)

[20]

Soevereine vrijheid, was een paar eeuwen geleden nog een gangbare vrijheid en werd gezien als een belangrijke waarden. Soevereine vrijheid is echter geen waarden meer die tussen onze huidige normen en waarden thuis hoort concludeert Van Howe, maar eerder thuishoort in een vroegere tijd. Howe omschrijft deze vrijheid als volgt: “sovereignal freedoms, whether in the form of a monarch over his subjects, religious leaders over their followers, owners over their slaves, husbands over their wives, or parents over their children, have been, and continue to be, on the decline.” (Van Howe 2013:1). De enige vorm soevereine vrijheid die nog in onze moderne tijd wordt uitgeoefend, is het recht dat ouders hebben om te mogen beslissen over hun kinderen (idem).

Aan de hand van de theorie van John Rawls (2001), laat zien dat de ouderlijke autonomie vandaag de dag inhoudt, dat ouders niet meer zo zeer rechten ontlenen aan hun ouderschap, maar eerder plichten krijgen toebedeeld als ouder ten opzichten van hun kind. Weliswaar staat een kind onder het gezag van zijn ouders, toch is hij tegelijkertijd ook een burger wiens mensenrechten gerespecteerd moeten worden. Ouders hebben de verplichting om hun kinderen te beschermen en de verplichting om hun kinderen te helpen om zich optimaal te kunnen ontwikkelen als goede burgers (Rawls 2001).

Ouders mogen hun gezag en beslissingsbevoegdheid over hun kind enkel uitoefenen, indien zij dit doen in het belang van het kind en hem op deze manier begeleiden in zijn ontwikkeling als goede burger ( Rawls 2001: 250).

In dit licht bezien, is jongensbesnijdenis een praktijk die moeilijk te verenigen is met de rechten van het kind en de huidige opvatting over de reikwijdte van het begrip ouderlijke autonomie. Van Howe voegt daaraan toe, dat jongensbesnijdenis niet wordt uitgevoerd vanwege het belang van het kind, maar vooral vanwege het belang van de ouders en de gemeenschap (Van Howe 2013: 4).

(21)

[21]

6.

N

EDERLANDSE MOSLIMS EN JODEN OVER JONGENSBESNIJDENIS

6

.1

D

E BESNIJDENIS

Liberalen joden en orthodoxe joden, verschillen in de manier waarop zij de besnijdenis uitvoeren en de rituelen die bij de viering horen. Wel staat vast de besnijdenis na 8 dagen moet gebeuren (voor een uitgebreide versie van de literatuur over besnijdenis: zie Bijlage B en C).

Ramy (26), een liberaal joodse jongen uit Amstelveen, legt uit wat hij weet over de besnijdenis: “het gebeurt thuis, door een moheel, een rabbijn die gespecialiseerd is in besnijdenis. Het is dus een rabbijn en tegelijkertijd een arts.” (Interview Ramy). Bij liberale joden, is het tegenwoordig ook gangbaar dat de besnijdenis in het ziekenhuisplaats vindt, maar voor de joden die een orthodoxe leer aanhangen is deze mogelijkheid uitgesloten. De orthodoxe besnijdenis moet aan strikte regels voldoen en wordt vandaag de dag in Nederland nog zonder verdoving uitgevoerd; de baby krijgt enkel een druppeltje wijn om het de pijn en schrik wat te verzachten (Interview Ramy, interview Nathan).

Joodse jongetjes, krijgen pas bij hun besnijdenis een naam: “kijk, de Nederlandse naam, die moet hier al gelijk bij de geboorte bekend worden gemaakt aan de burgerlijke stand. Maar de Joodse naam, die wordt geheim gehouden en dan aan het kind gegeven bij de besnijdenis” vertelt Ramy.

Of de besnijdenis vergelijkbaar is met een bar mitsa worden antwoordt hij: “Ja, in zekere zin wel. Het is een mijlpaal: ten eerste is een baby blijven leven, acht dagen lang. Ten tweede is het een stempel op je leven. En een bar mitswa is een stempel op je volwassen worden.”

Nathan (30), een joodse jongen uit Amsterdam, vertelt dat de besnijdenis niet groots wordt gevierd bij joden. Maar dat het desalniettemin een sociale gelegenheid is, waar familie en vrienden aanwezig zijn. Het belangrijkste aan de viering, is dat deze bovenal een vreugdevolle gebeurtenis is: iedere man is besneden en viert dat jij nu ook besneden wordt en toe mag treden tot het verbond met God (interview Nathan).

(22)

[22]

Aichia - een Marokkaanse moeder van vier kinderen uit Amsterdam-West - beschrijft levendig hoe een traditionele Berberse besnijdenis eruit ziet, zoals zij die vele keren in haar jeugd heeft bijgewoond, toen ze nog in een klein dorpje in het Noorden van Marokko woonde. De besnijdenis wordt daar altijd door de hajam uitgevoerd; een traditionele Berberse besnijder. Net zoals bij een joodse besnijdenis, is het een feestelijke bijeenkomst vertelt Aichia:

“Wij gaan zingen en klappen. Zodat het kind niet bang is. Dan komt de moeder met het kind. (Aichia moet lachen) De moeder wil het nooit zien hoe het kind besneden wordt, dus die blijft dan even in een andere kamer. Dan gaan we dansen en eten en is iedereen blij.” (interview Aichia).

Aichia heeft haar twee zonen laten besnijden toen die 4 jaar oud waren, in het ziekenhuis bij haar om de hoek in Amsterdam-West. Ze legt uit dat zij bij familie en vrienden in Nederland een verandering ziet; tegenwoordig laten ouders hun zoontje al besnijden als deze nog een baby is.

De moderne islamitische besnijdenis vindt in het ziekenhuis plaats; zonder imam aan het ziekenhuis bed. Pas bij thuiskomst wordt er nog uit de Koran gelezen en mensen vieren de besnijdenis met familie en vrienden thuis.

Aichia vertelt dat er zelfs moslims zijn, die de gebeurtenis helemaal niet vieren. In hun geval is de besnijdenis teruggebracht tot een ziekenhuisafspraak, zonder traditionele rituelen er om heen (interview Aichia).

Conclusie

Uit de interviews kwam is naar voren gekomen dat er nog steeds besnijdenissen worden uitgevoerd zonder verdoving, maar dat de moderne variant van besnijdenis vooral in het zieken huis plaats vindt.

Ook is naar voren gekomen, dat besnijdenis niet alleen een religieuze functie heeft. Nathan legt uit dat een mitswa, het Hebreeuwse woord is voor gebod. Waar ‘bar mitswa worden’ betekent dat je deel uitmaakt van de volwassen joden het de geboden na dienen te leven, betekent een besnijdenis dat je deel uitmaakt van het verbond van God. Het is dus een

(23)

[23]

feest van toetreding, een vorm van inwijding. Er wordt gevierd dat je erbij hoort. Naast het feit dat het een religieus gebod is, is het dus ook vorm van insluiting, waardoor de besnijdenis naast religieuze waarden, ook sociale waarde krijgt (interview Nathan).

6

.2

H

ET BELANG VAN JONGENSBESNIJDENIS

Selma (40), kraamverzorgster en moeder van drie kinderen, legt uit dat er verschillende redenen zijn waarom besnijdenis belangrijk is. De reden waarom mannen binnen de islam zich moeten laten besnijden, is niet alleen omdat het een traditie is die is voorgeschreven door de profeet Mohammed.

Het is ook een vorm van hygiëne (interview Selma). Hygiëne is niet alleen belangrijk voor het lichaam, het is ook belangrijk voor het uitoefenen van je geloof. Je gebed zal immers niet worden gehoord als je niet rein bent. Indien de rituele wassing niet goed wordt uitgevoerd - wat al snel kan gebeuren als je onbesneden bent en er enig vuil niet verwijderd kan worden onder de voorhuid vandaan- dan zal jouw gebed niet verhoord worden door Allah (interview Aicha, interview Selma). Het is verder de plicht voor mannen, om zich te houden aan vijf punten van fitrah: praktijken die je verplicht moet uitvoeren omdat deze de hygiëne vergroten bij een man. Een van deze praktijken is de besnijdenis (Interview Selma).

Daarnaast is het ook simpelweg mooier zegt Aicha. (interview Aichia). Het ziet er ook gojs (niet-joods) uit vindt Nathan (interview Nathan).

Ook Ramy legt uit dat de besnijdenis niet alleen om religieuze redenen belangrijk voor hem is:

“voor mij was het geen keuze, voor mij is het gedaan. Wil ik dat me kind het heeft? Ja. Omdat het ook bij mij is gebeurd. En ik zie er de voordelen van in. Los van het geloof ”

“Ik wil mijn tradities doorgeven. Ik wil niet dat mijn geloof verwaterd via mij. Ik heb het van mijn moeder meegekregen en ik geef het weer door aan mijn kinderen” (interview Ramy).

Selma legt uit dat de besnijdenis zowel door streng religieuze als niet-praktiserende moslims wordt uitgevoerd:

(24)

[24]

mensen zouden zelfs nog eerder varkensvlees eten dan niet besneden zijn. (lachend)Besneden zijn is toch wel echt het minimum, voor een moslim” (interview Selma).

“Als je het niet zou doen als ouder zijnde, dan geef je je kind niet de kans een goede moslim worden. Het is schande om onrein te zijn daar, als jongen. Zeker als volwassen man, dan kun je jezelf echt als afvallige zien. Een vader die niet echt gelovig is, laat zien dat hij toch nog de schaamte tegenover Allah heeft door het bij zijn zoon te laten doen.” (interview Selma).

Uit de interviews kwam naar voren dat voor joden hetzelfde geldt: “joden wereldwijd, hoe seculier zij zijn, laten hun zonen besnijden.” “De besnijdenis is redelijk onomstreden.” (Interview Nathan)

Conclusie

De verschillende betrokkenen die aan het woord zijn gekomen, laten zien dat er verschillende redenen zijn waarom de besnijdenis belangrijk is. De besnijdenis heeft esthetische waarden, sociale waarden, religieuze waarden en het zou de hygiëne bevorderen. Wellicht is dit ook van invloed op het feit dat de geïnterviewden die niet praktiserend waren, toch veel waarden hechtten aan de besnijdenis. Zij zien besnijdenis niet zo zeer de religieuze verplichting, maar zij zien er allerlei andere voordelen van in.

Wat ook opvallend was, dat de geïnterviewden lieten weten anders dachten over de heilzame werking van besnijdenis. Dit staat haaks tegenover de al eerder genoemde opvatting van de KNGM. De KNMG betwijfelt namelijk ten zeerste of de besnijdenis daadwerkelijk beschermt tegen ziektes en zorgt voor een betere hygiëne (KNGM 2010: 04).

6.

3

L

ICHAMELIJKE INTEGRITEIT

&

ZELFBESCHIKKING

De besnijdenis is een praktijk waaraan grote religieuze, esthetische, sociale en traditionele waarden en worden toegekend. Daarentegen wordt de ingreep zelf, als een kleine onschuldige ingreep gezien, waar de betrokkenen zich verder niet druk over lijken te maken.

(25)

[25]

Dat de lichamelijke integriteit zou worden geschonden, lijkt dan ook niet aan de orde. Er wordt een kind immers niets ergs aan gedaan. De beslissing om je zoon te laten besnijden, is daarom ook niet anders, dan elke andere beslissing die ouders dagelijks voor hun kind nemen. Ook vertelden de alle geïnterviewde dat wanneer de besnijdenis door een professionele arts in het ziekenhuis wordt uitgevoerd, dit geen lichamelijke schade zou kunnen aanrichten. Ook hadden de respondenten nooit gehoord van mannen die niet tevreden waren met het feit dat zij besneden waren:

“Vaders zijn altijd degenen die het laten doen bij hun zoon. Als besnijdenis iets gevaarlijks zou zijn, zouden zij zeggen, 'laat Mohammed zelf maar kiezen als hij volwassen is'. Maar het zijn juist de mannen die het willen laten doen.” (Interview Selma.)

Khalid beredeneerde dat de besnijdenis door tegenstanders veel ingrijpender wordt voorgesteld dan het in werkelijkheid is:

“Het maakt hierbij een groot verschil hoe je over besnijdenis praat. Een besnijdenis klinkt heel ingrijpend, wanneer je spreekt over een ‘ingreep’. Ik zie het eerder als een correctie. Door het anders te formuleren en te benoemen, roept het ook automatisch andere reacties op. En voor alle duidelijkheid, verstandskiezen trekken: dat is pas iets ingrijpends”. (interview Khalid).

“Vandaag de dag is een voorhuid eerder zoiets als verstandskiezen, we worden er nog mee geboren, maar je hebt ze niet meer nodig. Daarom laat je ze eerst groeien en trek je ze daarna eruit. Een besnijdenis kun je dus zien als een kleine correctie van het lichaam. Het is geen hand die je eraf hakt, maar je corrigeert iets wat eigenlijk overbodig is.” (interview Khalid).

Als argument voor het feit dat de besnijdenis bij jonge kinderen moet worden uitgevoerd, draagt Selma een praktische reden aan. De besnijdenis is simpelweg veel minder ingrijpend bij een klein kind dan bij een tiener:

“Als je moet wachten voordat het kind 12 is, is niet wenselijk, want een baby onder de 12 heeft een veel hogere pijngrens. Je bent je ook veel meer bewust van je lijf als je al twaalf bent. Het is een veel ergere ingreep: geestelijk ook veel erger. En ik denk dat er

(26)

[26]

geen moslimman is, die het zijn ouders het kwalijk neemt. Of die het gevoel heeft dat hij iets mist. Dat heb ik mijn hele leven nog nooit gehoord.” (Interview Selma).

Conclusie

Wanneer we naar de perceptie van de betrokkenen kijken, moeten we realiseren dat zij slecht enkelingen zijn en niet representatief zijn voor alle betrokkenen bij besnijdenis in Nederland. Toch kan er worden gesteld dat de ingreep door alle geïnterviewden, als onschuldig werd beschouwd en niet werd gezien als een ingreep waarmee de lichamelijke integriteit van het kind zal worden aangetast.

6

.4

E

EN VERBOD OP JONGENSBESNIJDENIS

Bij het verbieden van jongens besnijdenis, moet allereerst worden afgevraagd of de discussie wel legitiem is: wordt de autonomie van het kind daadwerkelijk geschaad? Vervolgens kunnen wij ons afvragen of de discussie over jongensbesnijdenis wel in het publieke debat thuis hoort. De JOVD-ers zeggen van wel. Maar hier zijn de meningen over verdeeld:

“Je kunt best regelgeving treffen. Maar nogmaals, de praktijk en de uitvoering van wetgeving tegen besnijdenis is al verschrikkelijk moeilijk. Maar bovenal, ik vind dat je je pas zorgen moet maken als politiek over bepaalde problematiek, als het een bepaalde maatschappelijke onrust of probleem vertegenwoordigd. Nu wordt het wel als probleem gezien, maar enkel door mensen van buitenaf. ” (interview Nathan)

“En soms is het ook best goed. Joden zullen niet over alles waar ze last van hebben hun mond over hebben. Joden zullen intern willen bevestigen en het goed is dat zij hierover nadenken met externe druk. Maar zolang er het geen probleem is, waar mensen zich over uitspreken, leeft het blijkbaar niet”. (interview Nathan)

De reden waarom de meningen voor- en tegenstanders echter altijd lijnrecht tegen over elkaar komen te staan in het debat, komt door ‘de gekleurde bril’ waardoor zowel de voor- als tegenstanders kijken. Het is onmogelijk om objectief te oordelen over besnijdenis, concludeert Khalid. Het feit dat de deelnemers aan het debat zelf besneden zijn, of juist niet besneden zijn, zal hun oordeel over de ernst van de ingreep en de traditie sterk beïnvloeden. “Mensen die wel besneden zijn denken exact het tegenovergestelde. Ik moet er bijvoorbeeld niet aan denken

(27)

[27]

dat ik nog extra huid had daar beneden.” (interview Khalid). Het oordeel dat je over besnijdenis velt, is dus per definitie subjectief.

De jonge liberalen hebben voordat zij het standpunt over jongensbesnijdenis kenbaar maakten, het beoogde effect van een mogelijk verbod goed overdacht. Zij concludeerde dat er vooral praktische bezwaren waren die een verbod in de weg staan. Allereerst zou er een grondwetswijziging moeten plaatsvinden, waarbij artikel 6 dat geloofsvrijheid beschermd, uit de Grondwet wordt verwijderd. Aan gelovigen hoeven namelijk bijzondere privileges worden toegekend, enkel en alleen om het feit dat zij gelovig zijn. Het zou onredelijk zijn om de waarden van gelovigen zwaarder te laten meewegen dat de normen en waarden van een niet-gelovige (Website JOVD standpunt 23, interview JOVD). Een rigoureuze grondwetswijziging is echter niet gemakkelijk te bewerkstelligen.

Een ander praktisch bezwaar heeft te maken met de averechtse werking die een verbod zou kunnen hebben: wanneer mensen de besnijdenis illegaal zullen uitvoeren, of naar het buitenland zullen gaan voor de besnijdenis, heb je het tegenovergestelde bereikte van het doel van het verbod op besnijdenis (interview JOVD).

Aichia, die al 30 jaar in Nederland woont, verwacht dat mensen naar Turkije of Marokko zullen gaan als besnijdenis niet meer zou zijn toegestaan. Toen ze pas in Nederland was, gingen Marokkanen en Turken nog altijd voor de besnijdenis van een zoon, terug naar hun het dorp waar ze vandaan kwamen. Maar tegenwoordig laten moslims over het algemeen de besnijdenis in een besnijdeniskliniek in de buurt doen (interview Aichia).

Conclusie

De geïnterviewden lieten allen weten, dat de voorstanders van besnijdenis zich niet zo maar zouden laten leiden door wetgeving die deze zou verbieden. Alle geïnterviewden lieten weten, toch door te gaan met de traditie van besnijdenis, ook als deze bij wet verboden zou zijn. Een verbod is de nabije toekomst is om nog een andere reden niet realistisch, namelijk vanwege het feit dat voor een verbod een breed draagvlak binnen de politiek nodig is, en de Nederlandse politiek op over deze kwestie vooralsnog zeer verdeeld is. Wel kan het beoogde doel van de JOVD’ers er voor zorgen dat binnen de gemeenschappen zelf de discussie wordt aangewakkerd over hoe besnijdenis het beste kan worden uitgevoerd met het inachtneming van de belangen van het kind.

(28)

[28]

C

ONCLUSIE

In deze paper heb ik mij gebogen over jongensbesnijdenis in Nederland. Mijn hoofdvraag luidde:

Hoe moeten we omgaan met jongensbesnijdenis in Nederland, te zien als een praktijk van religieuze minderheden (joden en moslims), die ingaat tegen dominante normen en waarden van de Nederlandse cultuur en samenleving?

De eerste subvraag had betrekking over hoe er binnen het publieke debat in Nederland over jongensbesnijdenis wordt gedacht. Daarbij kwam naar voren dat er onverenigbare standpunten bestaan tussen urologen en liberale politici enerzijds en religieuze groeperingen en politieke partijen anderzijds. Deze conflicterende visies op de toelaatbaarheid van jongensbesnijdenis komen voort uit het feit dat de urologen de kwestie louter belichten vanuit hun medische ethiek, die zijn wortels vindt in de westerse liberalen normen en waarden. De religieuze groeperingen daarentegen benaderen deze kwestie vanuit hun traditionele geloofsovertuiging die vooralsnog door de Nederlandse grondwet, gewaarborgd wordt.

Opvallend is dat beide partijen, zich ernstig zorgen maken over de ontwikkelingen in Nederland; waarbij de religieuze partijen en groeperingen het gevoel hebben gekregen dat hun geloofsvrijheid wordt aangetast en de liberale partijen bevreesd zijn dat de liberale normen en waarden zullen worden geschaad.

Mijn tweede subvraag betreft de rol van de overheid ten aanzien van jongensbesnijdenis. Het centrale probleem daarbij wordt - zowel vanuit de theorie als de politiek gezien - gevormd door de tegenstelling tussen enerzijds in de grondwet vastgelegde, fundamentele rechten zoals geloofsvrijheid en anderzijds lichamelijke integriteit en zelfbeschikking.

De studie naar communitaristische en liberale politieke filosofie heeft licht geworpen op de lastige afweging die moet worden gemaakt door de staat ten opzichten van de praktijk van religieuze minderheden én de bescherming van de rechten van het kind.

Het is niet zo dat liberale of communitaristisch theorieën een uitsluitsel geven over hoe het dilemma op te lossen is. Wel is het zo dat communitaritische theorie een realistische benadering geeft en een verhelderend inzicht geeft in de structuralistische aard van religieuze

(29)

[29]

en of culturele overtuigingen. Dit houdt in dat een kind niet alleen als individu geboren wordt, maar ook als lid van een religieuze groep of gemeenschap geboren wordt.

Liberale theorie heeft een verhelderd inzicht gegeven in het feit dat - minimaal eens in de tien jaar - deze structuralistische opvattingen ter discussie gesteld worden.

Mijn derde subvraag heeft betrekking op de betekenis die jongensbesnijdenis heeft voor joodse en islamitische minderheden in Nederland. Uit de interviews is naar voren gekomen dat jongensbesnijdenis zowel een sociale, een culturele als een religieuze betekenis heeft. Besnijdenis heeft voor hen betrekking op insluiting binnen de groep, het is een religieus inwijdingsritueel, het heeft een sociale functie van collectieve verbodenheid en feestviering, het wordt verbonden met hygiëne en reinheid, het heeft esthetische waarde en het is verbonden met een religieuze identiteit, die van vader op zoon wordt doorgegeven. De ingreep is voor de betrokkenen zo belangrijk, dat niet alleen orthodoxe maar ook liberale joden en moslims er voorstander van zijn.

We kunnen concluderen dat er een kloof bestaat tussen het theoretische en politieke debat en de belevenis van de direct betrokkenen. Waar de religieuze groeperingen vooral de waarde van de besnijdenis zien, zien liberale theoretici, liberale politici en urologen vooral de risico’s van de medische ingreep. Omdat besnijdenis voor de eersten vooral een onschadelijke en diep gekoesterde traditie is, terwijl het voor de laatsten vooral een risicovolle en onnodige medische ingreep betreft, zullen deze botsende visies vooralsnog blijven bestaan.

Als ik nu kijk naar mijn hoofdvraag, valt te zien dat er niet alleen sprake is van een dilemma tussen botsende grondrechten voor beleidsmakers, maar ook van een onvoldoende zicht van beleidsmakers op wat er speelt bij de direct betrokken groepen.

Het is van belang dat er binnen de religieuze gemeenschappen een discussie over jongensbesnijdenis wordt aangewakkerd, waardoor afwegingen en keuzemogelijkheden die binnen deze groep gemaakt moeten worden, vergroot worden. Ook de vorm van besnijdenis kan ter discussie staan, bijvoorbeeld het onverdoofd besnijden.

Hoewel ik slechts een kleine groep personen heb kunnen interviewen, is uit deze beperkte groep al een veelheid aan betekenissen, gevoelens en meningen naar voren gekomen. Een breder opgezet onderzoek onder een grotere groep respondenten, zal die veelheid aan

(30)

[30]

betekenissen kunnen verdiepen, de kloof tussen betrokkenen en beleidsmakers kunnen verkleinen, en kunnen bijdragen aan een genuanceerder en effectiever beleid.

(31)

[31]

L

ITERATUUR

Askola (2011) ‘Cut-Off Point? Regulating Male Circumcision in Finland International’

Journal of Law Policy and the Family. Vol. 25(1) pp. 100-119.

Benedict, R. (1934) ‘A Defense of Ethical Relativism: Anthropology and the Abnormal,’

Journal of General Psychology, Vol.10 (1), pp. 1-4.

Boeije, H. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek. Amsterdam: Boom Onderwijs. Bruning, M.R. (2013) ‘Zorg om het Kind. Bescherming van Minderjarigen en het

Gezondheidsrecht’ Tijdschrift voor Gezondheidsrecht. Vol. 37 (2) pp.115-135. Cliteur P. (2004) Moderne Papoea’s: Dilemma’s van een Multiculturele Samenleving.

Uitgeverij De Arbeiderspers: Amsterdam.

Cliteur, P.B. ( 2012) ‘Culturele Dwalingen’. Vrij Nederland. Vol. 73, pp.48-48.

Cliteur P. (2012) ‘State and Religion Against the Backdrop of Religious Radicalism’I•CON

Vol. 10 (1), pp. 127–152.

Earp, B. D. (2013) ‘Editorial: The Ethics of Infant Male Circumcision’ Journal of Medical

Ethics. Vol. 39, pp. 418-420.

Earp, B. D. (2013) ‘Critising Religious Practices’. The Philosophers’ Magazine. Vol. 63, pp.15-17.

Hellsten S K (2004) ‘Rationalising Circumcision: From Tradition to Fashion, from Public Health to Individual Freedom - Critical Notes on Cultural Persistence of the Practice of Genital Mutilation’. Journal of Medical Ethics Vol. 30, pp. 248–253.

Hellsten, S. K. (1999) ‘Pluralism in Multicultural Liberal Democracy and the Justification of Female Circumcision’. Society for Applied Philosophy. Vol.16 (1), pp.69-83.

Glass J.M. (1999) ‘Religious Circumcision: a Jewish View’. BJU International. Vol. 83 (1), pp. 17–21.

Jacobs, A.J. (2013) ‘The Ethics of Circumcision of Male Infants’ The Israel Medical

Association Journal. Vol 15(1), pp. 60-65.

(32)

[32]

and Social Science Evidence’. Canadian Journal of Political Science, Vol. 43 (2) pp. 257-27.

Mazor, J. (2013) ‘The child's interests and the case for the permissibility of male infant circumcision’ Journal of Medical Ethics. Vol. 39. pp. 421-428.

Monsma, S. & Soper, J.C. (2009). The Challenge of Pluralism. Church and State in Five

Democracies. 2de Editie. Lanham: Rowman & Littlefield.

Post S. et al. (2004) Encyclopedia of Bioethics. Derde Editie. New York: Macmillan Reference USA.

Rawls, J. (2001) Justice as Fairness: a Restatement. Cambridge: Harvard University Press. Rawls, J. (1995) ‘Political Liberalism: Reply to Habermas’. The Journal of Philosophy, Vol.

92(3) pp.132-180.

Rizvi S.A.H. et. al. (1999) ‘Religious Circumcision: a Muslim View’. BJU International. Vol. 83 (1), pp. 13–16.

Slijper, B. (1999). ‘Twee Concepties van Liberale Tolerantie in een Multiculturele Samenleving’, Migrantenstudies, Vol.15 (2), pp. 83-95.

Shweder, R. A. (2009) ‘Shouting at the Hebrews: Imperial Liberalism v Liberal Pluralism and the Practice of Male Circumcision’ Law, Culture and the Humanities. Vol. 5, pp. 247–265.

Van Howe, R. (2013) ‘Infant circumcision: the last stand for the dead dogma of parental (sovereignal) rights’ Journal of Med Ethics Vol. 39, pp. 475-481.

Viens, A. M. (2004) ‘Value Judgment, Harm and Religious Liberty’. Journal of Medical

Ethics, Vol. 30 (3), pp. 241-247.

Van Howe, R. (2013) ‘Infant Male Circumcision in the Public Square: Applying the Public Reason of John Rawls’, Global Discourse. Vol. 3(2), pp.214-229.

Walzer, M. (1990) ‘The Communitarian Critique of Liberalism’ Political Theory, Vol. 18 (1) pp. 6-23.

(33)

[33]

Internetbronnen

Nieuw Israëlitisch Weekblad. Joodse Kieswijzer 2012. Beschikbaar via:

http://www.niw.nl/niwsite/wp-content/uploads/Kieswijzer3.pdf geraadpleegd op 22 juni 2014. KNMG-standpunt (2010). Niet-therapeutische circumcisie bij minderjarige jongens.

Beschikbaar via: www.knmg.nl/jongensbesnijdenis geraadpleegd op 22 juni 2014.

Raad van Europa Resolutie 1952 (2013). ‘Children’s right to physical integrity’. Beschikbaar via: http://assembly.coe.int/ASP/Doc/XrefViewPDF.asp?FileID=20174&Language=en geraadpleegd op 22 juni 2014.

Terpstra, J. | ‘JOVD staat voor eenzijdige vrijheid’ 6 maart 2014 | Geraadpleegd op 22 juni 2014 via: http://www.christendemocraat.nl/2014/03/eenzijdige-vrijheid/

Website ChristenUnie. ‘ChristenUnie geschokt over artsendiscussie jongensbesnijdenis’. 21 september 2011 . Geraadpleegd op 22 juni 2014 via:

http://www.christenunie.nl/k/nl/n29232/news/view/490245/470183/christenunie-geschokt-over-artsendiscussie-jongensbesnijdenis.html

Website JOVD. ‘Standpunt 24: Grondwet en secularisatie’. Geraadpleegd op 22 juni 2014 via: http://www.jovd.nl/index/1020/1020/Standpunten.html.

Krantenartikelen

Cobbaert, P. (2013). Interview Frits Bolkestein: Ik provoceer niet, ik zeg alleen maar wat ik denk en zie. Knack. 4 december 2013.

Dros, L. (2004). Besnijden hoort bij het geloof. Trouw. 5 oktober 2004.

Jacobs, Y. & Asscher, D. (2014). Behoed ons joden voor JOVD-liberalen. Trouw. 7 maart 2014. Leijte, T. & Burgwal, M. van de (2014). Hoog tijd om besnijdenis van minderjarige jongens te

verbieden. Trouw. 5 maart 2014.

Pelgrim, C. (2013). Het geeft later allerlei problemen. NRC Handelsblad. pp.7.

Remie, M. (2013). Raad van Europa vindt rituele jongensbesnijdenis mishandeling. NRC Handelsblad. 3 oktober 2013.

Slingerland, M. (2011). Dan ook de doop maar verbieden? Trouw. 21 september 2011. Weeda, F. (2013). Zo, dan is het nu een cabriolet geworden. NRC Handelsblad. 18

(34)

[34]

B

IJLAGE

A.

INTERVIEWS

1. Matthijs van de Burgwal (21) & Tom Leijte (26) ... 35

2. Interview Aicha (45) ... 41

3. Interview Selma (40) ... 46

4. Interview Ramy (26) ... 50

5. Interview Khalid (25) ... 58

(35)

[35]

1. Matthijs van de Burgwal (21) & Tom Leijte (26)

Amsterdam 01-05-2014

Algemeen Bestuurslid Voorlichting, Marketing & Campagnes JOVD

Landelijk Vicevoorzitter JOVD

Waarom vonden jullie het nodig om een standpunt in te nemen over besnijdenis bij jongen? Wat was hier de aanleiding voor?

Matthijs: “Voor de JOVD is de scheiding tussen kerk en staat altijd een belangrijk speerpunt geweest. Wij hebben hier een duidelijk standpunt over, zoals bijvoorbeeld met betrekking tot het bijzonder onderwijs. Kinderen moeten kunnen opgroeien met een breed onderwijspakket. Deze denkwijze heeft veel overlap met het onderwerp van besnijdenis, waarbij er een niet medisch noodzakelijke ingreep wordt gedaan uit religieuze overwegingen.

Volgens ons hoort dit niet bij een kind te gebeuren. Los van het feit dat een dergelijke ingreep complicaties met zich mee kan brengen. Volgens ons wordt een kind geboren als vrij individu en is het niet de bedoeling dat daar al jonge leeftijd aanpassing of een ingreep aan het lichaam worden verricht, zonder dat een kind hier zelf over heeft kunnen nadenken, of over heeft kunnen beslissen. En zeker vanwege het feit dat een besnijdenis onomkeerbaar is.

Om terug te komen op de aanleiding; de JOVD zoekt altijd naar thema’s die te maken hebben met onze grondbeginselen. Zoals de scheiding tussen kerk en staat. Daarnaast is de afgelopen jaren het aantal kinderen wat besneden wordt gestegen. Daarom leek het ons goed om hier een standpunt over in te nemen.”

Jullie noemde net al de scheiding tussen kerk en staat. Nu wil ik weten welke plek vrijheid van godsdienst hierin heeft volgens jullie. Een van de standpunten van de JOVD is het schrappen van artikel 6 uit de grondwet. Kunnen jullie daar iets meer over vertellen?

Tom: “Wij vinden als JOVD, dat vrijheid van godsdienst geen voorrang heeft op andere gedachten. Zo zou je het in brede zin kunnen zeggen. Religie mag geen privileges hebben, wat de JOVD betreft. Dat is iets van in het verleden; van in de jaren ’50. En daar nemen wij afstand van.

Vrijheid van godsdienst wordt prima beschermd door enerzijds vrijheid van vereniging en anderzijds vrijheid van meningsuiting. Twee vrijheden die wij erg belangrijk vinden. Het is niet nodig om vrijheid van godsdienst met artikel 6 extra te beschermen, omdat dit recht al verankerd ligt in andere grondrechten, waar iedereen baat bij heeft.”

(36)

[36]

Heeft jullie standpunt over het schrappen van artikel 6, te maken met het feit dat de overheid praktijken van etnische en religieuze minderheden, zoals besnijdenis bij jongens, niet zou automatisch zou moeten tolereren op grond van vrijheid van religie?

Matthijs: “Je moet je allereerst afvragen of besnijdenis van minderjarige jongens een vorm is van godsdienst vrijheid? Mensen zouden in een vrij land, zelf de keuze moeten kunnen maken om te bedenken of zij wel of niet gelovig zijn en zich af te vragen ‘waar geloof ik dan in?’. Wat er nu gebeurt, is dat er al op zeer jonge leeftijd, zonder dat iemand zelf de rationele afweging heeft kunnen maken of iemand joods, moslim of atheïst is, er een stukje van je wordt lichaam verwijderd en een besluit voor jou wordt genomen. Dit is het tegenovergestelde van godsdienstvrijheid.”

Tom: “daarop aansluitend denk ik dat jet antwoord ‘ja’ is. Hierop aansluitend is de discussie over de weigerambtenaar; mensen die op basis van hun godsdienst zeggen dat zij geen homo’s willen trouwen. Naar onze mening, moet je dan geen trouwambtenaar worden. Je kunt niet altijd een beroep op vrijheid van godsdienst doen, omdat je dan onterecht privileges toegekend krijgt. Ik kan net zo veel gewetensbezwaren hebben als een gelovige en deze gewetensbezwaren wegen net zo zwaar. Gewetensbezwaren moeten altijd op grond van jouw eigen moraal zijn. Een gelovige heeft niet meer moraal dan een niet-gelovige. Wij zien iedereen als gelijkwaardig. Gewetensbezwaren moeten getoetst kunnen worden, maar hoeven niet aan een godsdienst gekoppeld te worden.”.

In de reactie van Yanki Jacobs en Daniel Asscher op jullie opinieartikel, kwam naar voren dat zij een hele andere kijk hebben op vrijheid van geloof en een andere kijk hebben op keuzevrijheid.

Is het soevereiniteit in eigen kring geen ultieme vorm van keuzevrijheid? Is het niet een grote vorm van vrijheid, wanneer minderheidsgroeperingen de kans hebben om naar eigen inzicht hun leven kunnen inrichten?

Tom: “ik denk dat wij iets anders zien als eigen kring. Hier kwamen wij in gesprek met de Joods gemeenschap achter. Volgens hen wordt een kind in een joodse kring geboren en is een kind tevens al joods bij de geboorte. Wij vinden echter dat een kind zelf, ook een eigen kring heeft.

Het verschil ligt erin dat wij de samenleving als een verzameling individuen aanschouwen. Wij vinden wij dat een kind ook in de samenleving moet kunnen opgroeien. Hier past dus ook neutraal onderwijs bij. Wij zouden het liefst geen geloofsgeboden onderwijs meer hebben en dat de staat enkel nog openbaar onderwijs financiert. Zo moet ook de kwestie over besnijdenis worden gezien; een kind heeft een eigen kring en mag hierin zelf beslissen of hij wel of niet een bepaalde godsdienst aanhangt.

(37)

[37]

Wanneer we het hebben over bescherming van minderheden, moeten we dus kijken naar de ultieme minderheid: ‘het individu’.

Tom: “Ouders, dus ook Joodse ouders, vinden natuurlijk dat zij een bepaalde zeggenschap hebben over hun kinderen. Daar gaat het voornamelijk om. Het belijden van geloof, dat tasten wij niet aan. Wij zijn bijvoorbeeld ook niet voor het afschaffen van ritueel slachten. Die discussie gaat niet over de vrijheid van het individu, maar over het welzijn van dieren. En dat is een aparte discussie, die ook apart gevoerd moet worden. Hierin hebben wij overigens een ander standpunt dat de VVD-Tweede Kamerfractie. Bij de JOVD leggen wij de nadruk op de vrijheid van het individu. Een ouder mag niet de zeggenschap over het geloof van een kind hebben. Hierin tasten wij hun kring, of beter gezegd hun gezin, aan”.

Matthijs: “Wat voor ons nu duidelijk werd, is dat er twee verschillende soorten mensbeelden naar voren komen in deze discussie. Enerzijds het mensbeeld van gelovigen, die vinden dat een kind dat geboren wordt, een joods kind is, of een islamitisch kind is. Anderzijds heb je ons liberale mensbeeld, waarbij de opvatting hebben dat een kind dat geboren wordt, een individu moet kunnen zijn, die op lange termijn eigen keuzes kan maken. En vanzelfsprekend niet al op jonge leeftijd een ingreep op kan uit worden gevoerd.”

Denken jullie dat deze twee botsende mensbeelden ooit verenigbaar kunnen zijn? En is het de taak van de overheid, om bij deze kwestie een seculier mensbeeld te verkiezen?

Matthijs: “Ik denk dat dit verenigbaar is. Door mensen na hun twaalfde de keuze te laten maken om zich wel of niet te laten besnijden. A: Mensen dan alsnog op redelijk jonge leeftijd besneden kunnen worden. En de grondwet, los van artikel 6, wordt na geleefd. En B: mensen hebben in ieder geval zelf de keuze kunnen maken. En ik denk dat het bij het belijden van je geloof uiteindelijk zelfs meer voldoening kan geven, indien het je eigen keuze is, dan wanneer het als kind al voor je is gedaan.”

Tom: “We hebben al gesprekken met de Joodse gemeenschap gevoerd. Van de Islamietische gemeenschap hebben wij nog geen reactie gehad. Vanuit de Joodse gemeenschap was de reactie vooral: ‘nee, dat is niet verenigbaar’. Terwijl wij juiste het gevoel hebben dat in ons voorstel, wel begrip is voor gelovigen en het wel verenigbaar is.

Bij de Joodse gemeenschap was het antwoord dat besnijdenis, een van de 613 belijdenissen is die een goede Jood moet afleggen. Op de vraag of elke Jood ook altijd alle 613 geboden opvolgt, was de reactie dat dat niet per se hoefde. Op de vraag of besnijdenis dan belangrijker was dan de andere belijdenissen, was de reactie dat dit ook niet zo was. Het is alleen dat omdat het in de Thora staat, dat

(38)

[38]

het moet. Toen stuitte we een beetje op inbegrip bij elkaar. En stuitte we op de onverenigbaarheid van onze visies. Vooral ook omdat we op dat moment niet goed begrepen, waarom besnijdenis niet iets was wat niet gewoon uitgesteld kon worden”

Matthijs: “Daarom denk ik dat het juist belangrijk is dat wij deze discussie hebben aangezwengeld. Omdat nu eindelijk die tegenstellingen naar voren komen. En dat dit hopelijk zal leiden tot meer begrip voor elkaars standpunten.”

Jullie zeiden net al dat besnijdenis een gebod is dat de meeste Joden wel naleven, terwijl andere geboden niet letterlijk worden opgevolgd. Denken jullie met een verbod te kunnen bereiken, dat joden een andere invulling aan hun geloofsbelijdenis zullen geven en geen besnijdenis bij jongens meer zullen uitvoeren?

Tom: “Ik denk dat als je een verbod invoert; dan krijg je een aantal praktische problemen. De mensen staan dan echt op hun strepen: ze zeggen dat ze het heel graag willen uitvoeren en dat ze het heel belangrijk vinden. Wij hebben dan ook wel met de belijdende Joden gesproken. Ik denk dat dat ook de mensen zijn waar je op het minst begrip zal stuiten.

Uiteraard denk ik dat het voor een deel altijd zal blijven bestaan. En het hangt natuurlijk ook af van de sanctie. Er zal een deel van de mensen zijn die vertrek naar het buitenland. Wanneer dat gebeurt, heb je uiteindelijk helemaal niets bewerkstelligd met het verbod dat je hebt ingevoerd. Het invoeren van een sanctie…kijk een voorhuid kan je niet meer terugplaatsen. Dus ik denk het heel erg lastig is, de uitvoerbaarheid van een verbod.

Ik denk dat in de praktijk de clash van de wereldbeelden ook niet te verenigen is. Wij zijn als JOVD ook niet belast door stemmers, daarom kunnen wij ook dit soort dingen zeggen. In dat opzicht zijn wij eigenlijk net zo fanatiek, als de fanatieke gelovigen. Ik althans dat zij ons als erg fanatiek zien. Ik denk dat de onverenigbaarheid van wereldbeelden, laat zien hoe fundamenteel anders je naar de maatschappij kijkt.

Jullie kunnen inderdaad idealen nastreven en hoeven niet zoals regerende partijen direct naar praktische bezwaren te kijken, maar jullie hebben natuurlijk wel al nagedacht over de invloed van een verbod.

Zo zegt een partij als de SP dat zij tegen besnijdenis van jongens zijn, maar ook tegen een verbod uit angst dat het in de illegaliteit zal eindigen. Denken jullie dat praktische bezwaren een verbod zullen belemmeren?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zo geloof ik, dat [ezus zich ook zomaar weer kan melden in onze cultuur Misschien hebben over een jaar of vijf Europeanen als gevolg van terroris- tische aanslagen wel weer een

Onze adviseurs kijken naar de financiële onderbouwing, maar tot op zekere hoogte.. Ik druk de adviseurs op het hart om vragen te stellen, maar vraag ze niet om zelf actief

In zijn boodschap aan de nieu- we kardinalen, gebaseerd op het evangelie volgens Lucas, wees paus Franciscus op het feit dat Jezus zijn apostelen niet bij zich houdt op

Dit is "België bij fiat", commentarieert prolife jurist Wesley J. Smith op de website van de National Revue, zinspelend

Katholiek Onderwijs Vlaanderen – vicariaat onderwijs bisdom Brugge personeelsvergadering rond bidden op school – Rik

ultieme doel bewust en vrij moet voltrekken. / Dat betekent dat een mens een doel heeft dat hij niet zelf kan kiezen, maar de manier waarop hij dat doel bereikt moet hij zelf

• Een uitleg wat geluk is bij Aristoteles: het doel van het goede leven is eudaimonia (geluk of gelukzaligheid) dat te bereiken is door middel van het verwerkelijken van

8 De belangrijkste doeleinden staan niet meer ter discussie, maar worden juist zorg- vuldig buiten het debat gehouden, waardoor de bevolking de mogelijkheid om zich daar- over uit