• No results found

Jezus de Jood een messias?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Jezus de Jood een messias?"

Copied!
75
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Eindwerkstuk in het kader van de bacheloropleiding Theologie Levensbeschouwing

Marian den Reijer 2082748 Begeleid door Dr. A.J. Jonker Januari 2010 Swifterbant

(2)

Voorwoord

Deze scriptie is geschreven in het kader van de bacheloropleiding Theologie Levensbeschouwing. In het eerste jaar van deze opleiding is een module Talmudica gegeven. Gedurende deze module is me duidelijk geworden, dat ik meer te weten wil komen over het Jodendom en hoe joden hun geloof beleven. In andere modules lezen we het eerste en tweede testament, waarin het Jodendom eveneens ter sprake komt. Dat is tevens het geval bij Kerkgeschiedenis. Alle vakken die te maken hebben met Bijbelwetenschappen kunnen niet om het Jodendom heen.

Toch wordt de Bijbel door Christenen uitgelegd vanuit het perspectief van Christenen. We weten dat Jezus een Jood is, zo zijn bijna alle mensen die in de Evangeliën met Jezus te maken hebben Joden. Van de evangelisten denken we dat zij Joden zijn en ook Paulus is een Jood.

Hoe leggen Joden de Bijbel uit? In mijn parochie in Swifterbant kom ik mensen tegen, die het Oude Testament interpreteren als wegbereiding voor de geboorte van Jezus. Het bestuur van de Katholieke Plattelandsvrouwen Organisatie (KPO) vraagt aan een vriendin van mij die theologe is: ‘Zou u op onze bijeenkomst in de advent een lezing willen houden over de voorspellingen van de profeten in het Oude Testament met betrekking tot de komst van Jezus van Nazareth?’. Dit gegeven heeft me enigszins verbaasd, maar herinnert me tegelijk aan hoe ik dit zelf vroeger ook geleerd heb. Inmiddels heeft het idee bij mij postgevat, dat de woorden van de profeten in het Oude Testament niets te maken hebben gehad met Jezus van Nazareth. Het is echter het Nieuwe Testament zelf dat de oude woorden citeert met de bedoeling er een nieuwe betekenis aan te geven.

Een ander voorval, dat me tot de keuze van dit onderwerp heeft gebracht, is een gesprek met een vooraanstaande dorpsbewoner over het lijden en sterven van Jezus van Nazareth. Hij is ervan overtuigd dat het zijn eigen volk is geweest, dat Jezus naar het leven staat, als hij zich rond het Pesachfeest in Jeruzalem vertoont. Mijn inbreng is erg mager op dat moment in dit gesprek, en heeft geen enkel effect op de mening van deze man. Ik vraag me af hoe het mogelijk is, dat een intelligent iemand in deze eeuw nog dat inzicht verkondigt.

Terwijl ik lees in de literatuur die ons is aanbevolen bij de lessen Talmudica, kom ik er achter dat joodse geleerden veel schrijven over de figuur Jezus van Nazareth en vooral over de rol van de joden tijdens zijn leven, lijden en sterven. Het raakt me dat ze verdrietig of boos zijn over de beschuldigingen aan hen gericht en om het feit dat ze eeuwenlang behandeld zijn als minderwaardige mensen, vanwege de manier waarop die geschiedenis van Jezus van Nazareth in de Bijbel is opgetekend.

Deze aanleidingen geven me de behoefte om te weten te komen hoe joden tegen hun volksgenoot aankijken. Wat vinden zij van het feit dat wij Jezus als de Messias zien? Waarom kunnen zij hem niet als Messias zien?

In deze scriptie probeer ik erachter te komen wat messianisme inhoudt in de ogen van Joden. En of er joden zijn die over Jezus in dit verband spreken. Tegelijkertijd komen dan de woorden van de profeten aan de orde en tevens de laatste dagen van Jezus in Jeruzalem, misschien zelfs zijn verrijzenis.

Het lezen over deze onderwerpen en het schrijven van deze scriptie heeft mij steeds geboeid. Het heeft me sterker in mijn schoenen doen staan ten opzichte van mensen met hun vragen zoals hierboven beschreven is, of tegenover mensen met overtuigingen, die we toch echt de wereld uit willen helpen. Van Protestantse zijde is me al eens gevraagd of ik een lezing wil houden over deze onderwerpen. De opbouw van deze scriptie heb ik samen met mijn scriptiebegeleider dr. Hans Jonker vastgesteld. Na een inleidend begin komt het Messianisme in het Jodendom aan de orde, eerst vanuit aards perspectief en daarna de verbondenheid van de Messias met God. Bij het hoofdstuk ‘Beelden van Jezus’ haal ik de gegevens over de beelden van de auteurs van het Nieuwe Testament uit het boek ‘Ieder zijn eigen Jezus’ van Geza Vermes. Daarna behandel ik de Chassidim in de dagen van Jezus, die met hun levenswijze een beeld van Jezus geven. Dan laat ik enkele rabbijnen aan het woord over hun ideeën over Jezus. Van de hedendaagse denkers over Jezus heb ik gekozen voor David Flusser en Pinchas Lapide, omdat veel van hun werk in het Nederlands vertaald is.

Na ieder hoofdstuk bevat de conclusie de bevindingen van dat moment. Het totaal aan bevindingen wordt gevormd in de eindconclusie.

(3)

Inhoudsopgave

Pagina

Voorwoord 2

Hoofdstuk 1 Inleiding met vraagstelling 4

Hoofdstuk 2 Joods Messianisme 5

Hoofdstuk 2a Aards perspectief over de Messias 5

Hoofdstuk 2b Verbondenheid van de Messias met God 12

Conclusie bij hoofdstuk 2 19

Hoofdstuk 3 Beelden van Jezus 20

Hoofdstuk 3a Jezus in het Nieuwe Testament 20

Hoofdstuk 3b Rabbijnen over Jezus 30

Conclusie bij hoofdstuk 3 39

Hoofdstuk 4 Hedendaagse joodse denkers over Jezus 41

Hoofdstuk 4a David Flusser 41

Hoofdstuk 4b Relatie tussen het denken over Jezus en het Messianisme bij David Flusser 45

Conclusie bij hoofdstuk 4 49

Hoofdstuk 5 Pinchas Lapide, hedendaagse denker over Jezus 51

Hoofdstuk 5a Pinchas Lapide over de schuldvraag aan de dood van Jezus 51

Hoofdstuk 5b Relatie met het Messianisme 57

Conclusie bij hoofdstuk 5 59

Eindconclusie 61

Geraadpleegde literatuur 64

(4)

Hoofdstuk 1 Inleiding

Tijdens onze module Synoptici heb ik voor het eerst gehoord dat men spreekt over Messias Jezus. Dit wekt de indruk dat er meerdere messiassen zijn. Hiervoor ga ik te rade bij joodse denkers, maar ik beperk me in deze scriptie tot hoe zij denken over het Messiasbegrip en daarna of er bij hun visie op Jezus een relatie ligt met hun Messiasbegrip.

Mijn indruk tot nu toe is, dat bij de joden het begrip Messias heel aards uitgelegd wordt. Een soort leider of vorst, die orde op zaken komt stellen voor het joodse volk. Toch kom ik ook woorden tegen als ‘gezalfde’ en ‘zoon van God’, wat duidt op een bijzondere relatie met God, zoals de profeten die hebben.

Na het inlezen over dit onderwerp heb ik het idee dat joodse denkers het jood-zijn van Jezus willen benadrukken. Dit leidt tot de vraag: wat is het beeld dat joodse denkers van Jezus hebben? Daarvoor kijk ik hoofdzakelijk naar het Tweede Testament en naar joodse bronnen. Vanuit dat perspectief wil ik het beeld dat joodse denkers van Jezus hebben, beschrijven.

Bij verschillende auteurs bekruipt mij het gevoel, dat zij zich tegenover christenen willen verweren tegen het verwijt, dat Jezus door toedoen van de joden aan het kruis gestorven is. Dat is de reden waarom ik het Paastridium eruit zal lichten bij het behandelen van hun kijk op Jezus. Twee joodse auteurs zal ik hierover bespreken: David Flusser en Pinchas Lapide. Beide waren hoogleraar aan de Hebreeuwse universiteit te Jeruzalem.

David Flusser schreef veel over de periode van de Tweede Tempel (vanaf 520 v. Chr. tot 70 na Chr.) en het vroege christendom (tot de derde eeuw na Chr.).

De uiteindelijke onderzoeksvraag is: Is er voor joodse geleerden een relatie tussen Jezus en messianisme?

De studie van dit onderwerp wordt in deze scriptie zeer beperkt weergegeven, daar ben ik mij van bewust. De bronnen waaruit de verschillende auteurs putten voor hun gegevens over Jezus zijn: - Het Nieuwe Testament, de evangeliën, de handelingen van de apostelen en de brieven. - Geschiedschrijvers uit de eerste eeuwen van onze jaartelling die feiten vermelden van

gebeurtenissen uit die tijd (Flavius Josefus, Philo van Alexandrië, e.a.). - Bij David Flusser vinden we gevolgtrekkingen uit archeologische opgravingen.

- In de Talmoed, Tosefta, Misjna en Gemara , en de responsa staan vermeldingen over de halachà en anekdotes hoe joden omgingen met de joodse traditie en de TeNaCH. - De rollen van de dode zee.

Aan de hand van de gevolgtrekkingen die zij uit deze literatuur en archeologische vondsten halen, hoop ik mijn vraag te beantwoorden.

Er zijn nogal wat Bijbelcitaten in deze scriptie verwerkt. Soms wordt er echter alleen maar verwezen naar de Bijbel. In de bijlage heb ik daarom die teksten geplaatst die niet in de scriptie zelf staan. De Bijbelteksten zijn genomen uit de Willibrordvertaling.

(5)

Joods Messianisme Hoofdstuk 2a

Aards perspectief over de Messias in het Joodse Messianisme.

In het Jodendom bestaan messiaanse bewegingen en messiaanse figuren. De messiaanse traditie bestaat al meer dan 2500 jaar. Het is de meest wezenlijke uitdrukking van de hoop. Het messianisme is een wereldveranderende sociaal religieuze beweging en heeft verbindingen met sociaal filosofische utopie ontwerpen en moderne vrijheidsbewegingen. Messianisme heeft het komende op het oog, het is een lineaire manier van denken. De geschiedenis belichaamt voor de gelovige mens doel en zin. De oorsprong van de messiaanse gedachte vinden we in de Bijbel. Er is sprake van een messiaanse tijd, maar ook van een persoonlijke Messias.1 Bij de messiaanse tijd denken we aan de hoop van de profeten dat aan het eind van de tijd politieke vrijheid, morele volmaaktheid en aards geluk zullen bestaan voor het volk Israël in zijn land, en voor de hele mensheid. Bij het geloof in de persoonlijke Messias denken we aan de hoop van de profeten dat een sterke figuur die door zijn macht en zijn geest zowel politieke als geestelijke vrijheid zal brengen, zorgt voor een volkomen verlossing voor het volk Israël, en dat de hele mensheid aards geluk en morele volmaaktheid zal ontvangen.

Bij de meeste profeten kan alleen God de verlosser zijn. De persoonlijke Messias is niet meer dan een rechtvaardige heerser, een mens uit het huis van David. Alleen bij Jesaja heeft die persoon de functie van rechter aan het einde der tijden.2 Bij enkele andere profeten is het volk van Israël zelf een collectieve Messias.3

De opvattingen in de teksten van de Hebreeuwse Bijbel zijn heel verschillend. Iedere profeet had zijn eigen karaktertrekken en sprak tegen de mensen in hun eigen tijd en in specifieke situaties.4 Maar alle profeten roepen de mensen op om zich tot God en Zijn wet te richten. Volgens hen leidt dat tot verlossing, het brengt de stammen van Israël en Juda weer bij elkaar, ballingen keren terug en harmonie en vrede zullen heersen op aarde. Enkele profeten voegen hieraan materiële overvloed toe, de aarde zal vruchtbaar zijn, zieken worden gezond en het leven zal lang en gelukkig zijn.

Andere profeten benadrukken juist de geestelijke volkomenheid, een uitbreiding van de kennis van God, de schepping van een nieuwe geest en een nieuw hart, die zorgen voor recht en gerechtigheid.5 Sjalom is het begrip dat de messiaanse toekomst het best beschrijft, ‘voleinding’, harmonie en volkomenheid. De mens keert als partner van God terug naar het ‘verloren paradijs’. De vervreemding tussen mens en natuur zijn overwonnen, het geweld is geweken. De vrede tussen de volken en de vrede tussen de mensen afzonderlijk zullen de macht van iedere vorm van onderdrukking breken (Jes.11,6-9).6

De Bijbelteksten laten zien dat de Messias beschouwd wordt als de goede Heer, hij sticht vrede tussen de volkeren en gerechtigheid in de samenleving. Hij is aanwezig in het gewone leven van alle dag. De harmonie in de wereld heeft de inzet van de mens nodig. Het Bijbelse messianisme hoeft niet aan een persoon gebonden te zijn. Het messianisme van de Hebreeuwse Bijbel is horizontaal, het speelt zich af in deze wereld.7

1

Bijvoorbeeld: Deut. 30,3-5 gaat over de Messiaanse tijd.

En in Jeremia 23,5en 6 gaat het over een persoonlijke Messias. Zie bijlage voor de volledige tekst. 2

Jesaja 45,17a en Jesaja 9,6. Alleen God is de verlosser. Zie bijlage. 3

Samuel 7,16 en Amos 9,11. Het huis van David is een collectieve Messias en zo is dat tevens het hele volk. 4

Uit: ‘De Messias’, door Nathan Peter Levinson, Ten Have Baarn 1994, p. 13-14. Dit wordt uitgewerkt in de beschrijving van de verschillende periodes, die op pagina 6 begint en in hoofdstuk 2b. Bijvoorbeeld Jes.45,1-7 in 539 v.Chr. Cyrus is werktuig in handen van God. In Zach. 4,6-9 is Zerubabel een door God gezondene. In Hag. 2,23 wordt Zerubbabel dienaar genoemd. Zie bijlage.

5

Levinson, Ten Have Baarn 1994, p.14 6

Zie bijlage. 7

Levinson, Ten Have Baarn 1994, p.18 en op p.26 Uit rabbijnse teksten blijkt dat de komst van de Messias voorafgegaan wordt door onheil.

(6)

In alle perioden waarin de heidense volken de joden onderdrukten zagen ze uit naar een messiaanse redder. Deze moest de vijanden overwinnen en een eind maken aan onderdrukking en lijden. Deze gerichtheid op het hier en nu had te maken met het collectieve karakter van de verlossing en het verlangen naar een nieuwe periode in de geschiedenis, een tijd waarin de rechtvaardigen de vrede zullen ervaren. De grote vredestichter roept op tot boete en goede werken. Hij verenigt de harten van Israël met God en met elkaar. Onder leiding van de Messias verzamelen de ballingen zich in het Heilige Land. Dit is een visioen van nationale vrede en harmonie, waarvan ze hopen, dat alle volken zich daarbij zullen aansluiten, zodat er een nieuwe wereld kan bestaan.

In bepaalde tijden worden bepaalde teksten geschreven, afhankelijk van de tijd en de situatie. Bijvoorbeeld de Psalmen die geschreven zijn vóór de inval van de Romeinen verwachten een direct ingrijpen van God, maar ná 63 v. Chr. plaatsen de Psalmen Gods gerechtigheid in de toekomst. Als uitgangspunt neem ik de teksten van het Eerste Testament, en ik ben mij ervan bewust dat deze teksten zijn ontstaan in bepaalde historische situaties. De manier van denken van de schrijvers van en over het joodse volk in de periode van 200 vóór tot 200 na Christus, is in die teksten van het Eerste Testament te lezen. De Messiaanse verwachtingen en bewegingen in die periode probeer ik in de teksten te vinden. Ik volg de indeling in periodes van Gerben S. Oegema:

- de periode tot 164 v. Chr. - van 164 tot 63 v. Chr. - van 63 vóór tot 70 ná Chr. - van 70 tot 135 ná Chr. - de periode ná 135 na Chr. 8 De periode tot 164 vóór Christus9

Aan het eind van de Babylonische ballingschap verovert Cyrus koning van Meden en Perzen (559-530) Babylon en vestigt het Perzische rijk. Hij vaardigt een edict uit (539), waarin staat dat de Judeeërs kunnen terugkeren uit hun ballingschap en ze krijgen de opdracht om de Tempel te herbouwen. De auteur van het boek Jesaja beschrijft in hoofdstuk 45,1-7 hoe hij de Perzische koning Cyrus ziet als een werktuig in de handen van God. De profeet noemt hem zelfs ‘de gezalfde van JHWH’, een titel die aan de koning van Jeruzalem toekomt en die gezalfde koning kan met Messias aangeduid worden. ‘Zo spreekt Jahweh tot Kores zijn gezalfde, …’10

De auteurs van de boeken Haggai en Zacharia zien Zerubbabel als persoon, die gezalfde van de Heer genoemd kan worden. Zerubbabel is de aanvoerder van de terugkerende ballingen, en in hem herkent men de Messias die de tempel zal bouwen (Zach. 4,6-9). In Haggai 2,23 wordt Zerubbabel ‘dienaar’ genoemd en ‘Op die dag zal Ik u nemen en zal ik u aandoen als mijn zegelring, want Ik heb u uitverkoren’. De hogepriester Jozua is in deze teksten ook een persoon door wie God in de geschiedenis kan ingrijpen.

Het verlangen naar een politiek onafhankelijke, theocratisch bestuurde joodse staat is op dit moment in de geschiedenis vervuld. Er is een joodse tempelstaat gevormd en de machtsuitoefening ligt in handen van de priesters. Er bestaat verder geen reden voor grote messiaanse verwachtingen.

Oegema vermeldt in zijn boek dat de Egyptische joden bij de machthebbers niet de indruk wilden wekken, dat er een verlangen bestond naar een nieuwe koning uit het huis van David, een joodse koning dus.11 In de Septuaginta , LXX, is men daarom voorzichtig bij het vertalen van de Hebreeuwse teksten. (De egyptische vorst Ptolemeus II liet de TeNaCH in het Grieks vertalen. Hij was koning van Egypte tussen 282 en 246 v. Chr.).

8

Gerben S. Oegema, De messiaanse verwachtingen ten tijde van Jezus, een inleiding in de messiaanse verwachtingen en bewegingen gedurende de hellenistisch-romeinse tijd, Ten Have Baarn 1991. Zie inhoudsopgave.

9

In dit gedeelte volg ik de beschrijving van Oegema, Ten Have Baarn 1991, p.47. 10

Uit: Willibrord vertaling, Katholieke Bijbelstichting Boxtel 1981. 11

(7)

Van het deuterocanonieke boek van Jezus Sirach en van het boek Daniël weet men zeker dat ze geschreven zijn tussen 190 en 164 v. Chr. In deze tijd komen Syrische koningen aan de macht in Palestina en Jeruzalem wordt gewelddadig gehelleniseerd.

De politiek van de Seleucidische (Syrische) vorst Antiochus III liet tempel en leven volgens de Tora toe en daarom treffen we geen messiaanse verwachtingen aan bij Jezus Sirach.

De auteur van het boek Daniël beschrijft gebeurtenissen uit de tijd van Antiochus IV. In deze tijd is de situatie geheel anders. In 168 v. Chr. wordt Jeruzalem bezet en de Joodse halachà verboden. Het Hellenisme had grote invloed, maar de Chassidim verzetten zich hiertegen. Zij wilden koste wat het kost de Mozaïsche voorschriften handhaven. Het boek Daniël beschrijft de geschiedenis als een profetie, aan hem geopenbaard in een droom. Na deze profetie geeft de auteur uitleg van de gebeurtenissen. In Daniël 11 beschrijft de auteur de ontheiliging van de tempel, en het oprichten van een heidens altaar. De joodse identiteit wordt bedreigd en het idee van de eindtijd wordt actueel. Deze wordt beschreven in vier fasen (Dan.7): tronen worden opgesteld, de heerschappij wordt ontnomen van de machthebbers en gegeven aan ‘iemand gelijk een Mensenzoon’, alle volken, natiën en talen dienen hem en Zijn heerschappij is eeuwig. Men moet de macht van de Syriërs breken. De Makkabeeërs voeren oorlog tegen de Seleucidische overheersers. Een verhaal van politieke strekking wordt door de auteur in een mythologisch geheel geweven. Hiermee spreekt hij de Chassidim moed in en roept het volk op om te geloven in het ingrijpen van God in de geschiedenis. Het beeld van de Mensenzoon is volgens de eerder gegeven definitie een ‘Messias’.12 Hij is echter geen koning, priester of zoon van David. Wel duidt hij op een ‘Gezalfde’, maar hier is een historische leider uit Israëls verleden bedoeld (Dan.9,25-27). Vertegenwoordigers van God op aarde worden niet letterlijk Messias genoemd, ze vervullen wel de rol van bevrijder in de eindtijd in dienst van God. Ze symboliseren het ingrijpen van God in de geschiedenis en brengen de hoop op een zelfstandige joodse staat tot uitdrukking. Het boek Daniël geeft de aanzet tot verschillende messiaanse beelden.

De periode van 164 tot 63 vóór Christus13

De joodse strijd voor onafhankelijkheid onder leiding van de Makkabeeërs is eindelijk succesvol. Jeruzalem wordt heroverd, het beeld van Zeus Olympios wordt uit de tempel verwijderd en in het jaar 164 v. Chr. wordt de tempel ingewijd. Er is weer een priester in de tempel en de Wet van Mozes kan worden nageleefd. Het Makkabeese rijk wordt verder uitgebreid. In 141 vóór Christus wordt het hogepriesterschap verbonden aan het ‘Hasmoneïsche’ koningshuis en daarmee erfelijk verklaard. Als gevolg van de relatieve rust is culturele bloei mogelijk. Het rijk van de Makkabeeërs komt uiteindelijk qua omvang vrijwel overeen met dat van Salomo. Met de tempel als vanzelfsprekend middelpunt kan Israël weer geregeerd worden door Gods vertegenwoordiger(s) op aarde. Syrië is verzwakt en verzet zich niet tegen de opbloei van het land Palestina in economische, religieuze en culturele zin. Jeruzalem is het centrum van de joodse tempelstaat. Men blijft openstaan voor eindtijdverwachtingen. De concentratie van de macht in één hand, namelijk koning, priester en generaal, is aanleiding tot groeiende kritiek. Deze kritiek van onder andere de Farizeeërs kan rekenen op een brede instemming onder de bevolking. Een groep trekt de consequentie uit haar kritiek door zich te vestigen bij de Dode Zee. Dit zijn de Essenen ofwel de Gemeente van Qumran.

In Egypte is de situatie geheel anders. Wel beleeft de joodse bevolking daar een betrekkelijk rustige tijd in de derde en tweede eeuw vóór Christus. Ze wonen voornamelijk in Alexandrië. De ptolemeïsche heersers geven de joden de ruimte om in vrijheid hun godsdienst te beleven en zij genieten sociaal welzijn en economische welvaart. Er is geen reden voor een omverwerping van de bestaande orde. Er is dus geen Messias nodig omdat de vromen nu al een vredig, rechtvaardig en gezegend leven leiden. De auteur van het Derde Sibyllijnse Orakelboek ziet in de ptolemeïsche koning Ptolemeüs VII, die regeerde van 163 – 145 voor Christus, een bijna messiaanse figuur.

12

Definitie van de ‘Messias’, en waarom deze definitie mogelijk is (p.37 van Gerbern S.Oegema, Ten Have Baarn 1991). ‘Een Messias is een priesterlijke, koninklijke of anders omschreven figuur, die een bevrijdende rol in de eindtijd zal spelen’.

13

(8)

In de Gemeente van Qumran schrijven de Essenen die Jeruzalem verlaten hebben, wel over het einde der tijden omdat ze zeer kritisch tegenover de politieke en godsdienstige gebeurtenissen van hun tijd staan. Zij verwachten twee of soms drie eindtijdfiguren of messiassen. De figuren met de kenmerken van de Priester-Messias noemt men ‘Messiassen uit Aaron en Israël’, en de figuur met de kenmerken van een Koning- of Oorlogs-Messias noemt men ‘Profeet der Gerechtigheid’. De Qumrangeschriften worden in vier perioden ingedeeld:

a. Eerst de periode van de Makkabeeërs (150 – 100 vóór Christus). Hierin vindt men geen noemenswaardige messiaanse verwachtingen.

b. Vervolgens de periode van de Hasmoneeërs (100 – 75 vóór Christus). In de ogen van de gemeente van Qumran trekken de Hasmoneïsche koningen steeds meer macht naar zich toe en verliezen daarbij de Mozaïsche wetten te veel uit het oog. Hierover schrijven de Essenen met betrekking tot de eindtijdverwachting over twee Messiasfiguren. In Zegenspreuken schrijft men naast de hogepriester over de ‘vorst der gemeente’.14 Deze door God geleide figuur zal aan het eind heersen over de gehele aarde. Hiermee bedoelt men een Koning- of Oorlog-Messias. In andere geschriften verwacht men een ‘Profeet’.

c. Daarna de periode van Pompeïus en Caesar (75 – 50 vóór Christus). Het Damascusgeschrift komt uit deze periode. De gemeente van Qumran ziet zichzelf als de koning, die tot taak heeft te regeren over de boeken van de Tora en de Profeten. Dit komt voort uit hun eschatologisch bewustzijn. De genoemde ‘navorser van de Tora’ en de ‘vorst der gemeente’ zijn waarschijnlijk historische figuren, die ten voorbeeld staan voor de te verwachten messiassen. De gemeente van Qumran ziet haar bestaan als overbrugging van de tijd tussen deze historische figuren en de komst van messiassen uit Aäron en Israël.

d. En dan de periode van Herodes de Grote tot het einde van de gemeente (van 50 vóór tot 68 ná Christus). Volgens de indeling valt deze periode voor het grootste deel in de volgende tijd:

De periode van 63 vóór tot 70 ná Christus15

In 63 voor Christus verovert de Romeinse veldheer Pompeïus het Midden-Oosten en daarbij ook Palestina. De bevolking moet hoge belastingen betalen voor het onderhouden van de Romeinse legioenen. Er ontstaat verzet en er vormen zich groepen als de Zeloten, de Sikariërs en in los verband optredende bendes. Onder de verzetsgroep heerst verdeeldheid. Die verdeeldheid is te zien in de geschriften over de messiaanse verwachtingen uit deze periode.

De auteur van de ‘Psalmen van Salomo’ is een Farizeeër uit het midden van de eerste eeuw voor Christus in Jeruzalem. Het boekje is dus ontstaan rond de inval van Pompeïus. De achttien psalmen richten zich op het begrip ‘Gezalfde des Heren’. Deze Gezalfde des Heren wordt gezien als Zoon van David en als Messias, en wordt ook de ‘Knecht Gods’ genoemd. God heeft aan hem Zijn wijsheid, sterkte en gerechtigheid bewezen en deze Knecht van God zal het volk verzamelen en behoeden. In de Psalmen van Salomo wordt de verhouding tussen God en de Koning – Messias beschreven en bezongen.

De ‘oudere’ Psalmen zijn geschreven rond 63 voor Christus en gaan over de belofte aan David, dat zijn geslacht zal regeren over Israël. Pompeïus is geen nakomeling van David en kan dus geen gezalfde zijn. Er wordt nu een ingrijpen van God verwacht. De ‘jongere’ Psalmen spreken over een verwachting van Gods gerechtigheid en bevrijding in een verre toekomst. Er wordt een Messias verwacht die optreedt als leider en opvoeder van Israël. De auteur van de Psalmen verwacht een Messias die de wijsheid en gerechtigheid van God in zijn persoon meedraagt.

De geschriften van Qumran uit de tweede helft van de eerste eeuw voor Christus tot het jaar 68 na Christus beschrijven volkomen andere messiaanse verwachtingen dan die van de geschriften uit de Hasmoneïsche tijd. In plaats van een Profeet en een Koninklijke en priesterlijke Messias wordt nu, in de Romeinse tijd, een ‘oorlogvoerende hogepriester’ in de eindtijd verwacht, die ook de Tora weer zal oprichten in Israël.

14

‘Zegenspreuken 1QSb 5:23-29’, Oegema, Ten Have Baarn 1991, p.88. 15

(9)

Na de inval van Pompeïus in 43 voor Christus wordt Herodes benoemd tot koning over Judea. Dit is het politieke einde van het huis der Hasmoneeërs. De zonen van Herodes regeren onder Romeins toezicht over Judea, Galilea en de andere gebieden in Palestina. Door hun tirannie breken overal in Palestina opstanden uit. De gemeente van Qumran benadrukt in haar geschriften uit deze tijd de militaire eigenschappen van de Messias, zijn afstamming van het huis van David en zijn uitleg van de Tora. Zij zien zichzelf als de ‘derde tempel’; en zij zien het als hun taak om het toekomstige rijk van God nabij te brengen.

Philo van Alexandrië is een tijdgenoot van Jezus van Nazareth. Hij leeft van 10 voor tot 45 na Christus in Alexandrië in Egypte. Hij wordt gezien als één van de belangrijkste filosofen binnen het Jodendom. De situatie in Egypte is in zijn tijd veel rustiger dan die in Palestina. In zijn vele boeken staan maar enkele passages over messiaanse verwachtingen.

In zijn boeken ‘Het Leven van Mozes’ boek I en II citeert hij Numeri 24,7 en verwijst daarmee naar een eschatologisch moment: ‘Dan zal een mens uit u voortkomen en hij zal vele volken in zijn macht houden en zijn koninkrijk, dat zich elke dag meer zal uitbreiden, zal hoog verheven worden.’16

Philo beschrijft in zijn biografie van Mozes zijn functies als koning en aanvoerder van Israël, als wetgever, als hogepriester en als profeet. Het kan zijn dat hij de toekomstige koning van Israël in die vooral morele kwaliteiten ziet. In zijn werk ‘Over Beloningen en Bestraffingen’ citeert hij het zelfde fragment uit Numeri 24,7. Hij brengt hier de eschatologische oorlog ter sprake en als Israël zich aan de voorschriften en geboden van de Wet houdt, zal zij de overwinning in deze ‘oorlog’ behalen. In iedere ‘morele oorlog’ is niet een Messias de aanvoerder, maar God zelf. De belangrijkste instanties van de tegenwoordige en de toekomstige tijd zijn God en Mozes. Mozes heeft de Tora ontvangen en overgeleverd en het priesterschap dat van hem afstamt, heeft een bemiddelende rol tussen God en Zijn volk, net als Mozes in zijn tijd. De Tora van God verheft het Joodse volk in moreel opzicht boven andere volken. Philo’s messiaanse verwachtingen lopen uit op een volledig goddelijke regering; God is de leider in de morele oorlog. Mannen als Mozes zullen het joodse volk leiden en beschermen. Er is geen Messias nodig.

De geschiedschrijver Flavius Josefus beschrijft als ooggetuige en deelnemer de joodse geschiedenis in de laatste decennia van de eerste eeuw na Christus. Hij is een rebellenleider tegen Rome tot aan de Eerste Joodse Oorlog (66-73 na Chr.). Daarna komt hij in dienst van de Romeinen en geeft daarom aan zijn geschiedschrijving een pro-romeinse uitleg. In de tijd van 63 voor tot 70 na Christus waren er allerlei groepjes van Zeloten en Sikariërs, die geleid werden, door zogenaamde toekomstige koningen of messiassen. Flavius Josefus geeft een zeer kritische en afwijzende beschrijving van deze figuren. Hij ziet hen als opstandelingen, bedriegers en moordenaars. Josefus vindt dat men zich naar het door God bepaalde lot moet schikken en daarom geeft hij zichzelf over. Hij ziet gebeurtenissen in zijn tijd als vervulling van profetieën. Aan de hand van Numeri 24,7 en 17 legt hij uit dat Vespasianus een werktuig is in handen van God. De passage over Jezus van Nazareth is volgens geleerden later in het werk van Josefus ingevoegd door christelijke auteurs. Er staat dat ‘‘hij verrassende dingen deed en een leraar van die mensen was, die gaarne de waarheid daarvan aannemen’. Hij noemt Jezus ‘Messias’ of de ‘zogenaamde Messias’.’17

In de Evangeliën vinden we messiaanse verwachtingen. De historische Jezus van Nazareth wordt beschreven door auteurs van de vroeg christelijke gemeente. Zij geloven dat Jezus leeft en ten hemel opgestegen is. We zien hier dat net als bij Josefus de geschiedschrijving gekleurd is ingevuld. Een historische en literaire blik op messiaanse verwachtingen in het Nieuwe Testament is moeilijk of niet zuiver te beschrijven.

Dat Jezus de ‘Zoon van God’ zou zijn, is voor joodse begrippen volkomen vreemd. Het is in hun ogen een godslastering en heeft niets te maken met de joodse messiaanse verwachtingen. Jezus van Nazareth verzette zich niet op gewelddadige wijze tegen het Romeinse bewind. De naam ‘Koning der Joden’ is aanvankelijk begrepen als iemand die Israël zou bevrijden van de Romeinen. Dit is de belangrijkste verwachting van de joodse tijdgenoten van Jezus. Ná de verwoesting van de tempel in 70

16

Oegema, Ten Have Baarn 1991, p.103 Zie bijlage. 17

(10)

na Christus ontstaat er een andere verwachting. Volgens de Evangeliën en de brieven verwacht men dat hij terugkomt als Zoon des Mensen, zoals bij Daniël beschreven is.

De periode van 70 tot 135 na Christus18

De Messiasbeelden verschillen veel van elkaar in het midden van de eerste eeuw. De religieuze en politieke groeperingen hebben uiteenlopende meningen over hun houding ten opzichte van de Romeinen. Sadduceeën willen zich aanpassen, de Zeloten willen militant verzet plegen. Farizeeërs, de Gemeente van Qumran, de volgelingen van Jezus en de joden in de Diaspora bewegen zich tussen deze twee uitersten.

Door verdeeldheid tussen de leiders van de Zeloten mislukt de verdediging van Jeruzalem. De stad wordt na 70 tot verboden gebied voor joden en wordt dan rechtstreeks vanuit Rome bestuurd. Het verzet is nog niet gebroken. De Diasporaopstand (van 115 tot 117 na Christus) en de opstand onder leiding van Bar Kochba (van 132 tot 135 na Christus) zijn hiervan het bewijs. Tussen de beide joodse oorlogen zijn de farizeeën actief. Uiteindelijk blijven het katholiek christendom en het rabbijns Jodendom over.

In de latere brieven van het Nieuwe Testament worden wel messiaanse verwachtingen verwoord. Zo lezen we bij 1 en 2 Petrus over het einde der tijden. In 1 Petrus wordt het verzamelde gelovige volk gekenmerkt als ‘koninklijk’ en ‘priesterlijk’. In 2 Petrus ziet de auteur Jezus als één der profeten. In de brief van Judas is Jezus degene die de mensen die aan hun geloof vasthouden, zal beschermen. In deze drie brieven is Jezus niet de bevrijder van de eindtijd en God is de uiteindelijke Rechter. De verschillende auteurs verwachten geen oplossing voor de Romeinse bezetting meer, maar de opstandelingen nog wel. Nee, Christus komt voor de christenen op de eerste plaats als ‘beschermer’ terug.

Aan het eind van de eerste eeuw na Christus is er een sterke opleving van de apocalyptiek door de verwoesting van Jeruzalem. De tweede brief aan de Thessalonicenzen waarschuwt hiertegen. De auteur van deze brief wil doen begrijpen dat het in het heilsplan van God gaat om de gerechtigheid, in de eindtijd, maar ook in hun eigen tijd. In het boek Openbaring van Johannes gaat het steeds over de eindtijd. Christus vervult daar de rol van beschermer, rechter en heerser, als de ‘Zoon des Mensen’. Hiermee worden joodse messiaanse verwachtingen met betrekking tot politieke en militaire kracht afgewezen. Tegelijk verzwakken de christelijke auteurs de eigen messiaanse verwachtingen. Dit lezen we in de brief aan de Hebreeën. Hierin is Jezus de middelaar van het nieuwe verbond en alle verwachtingen zijn al vervuld: Christus is Heer over hemel en aarde. De titels ‘Zoon van God’, ‘Rechter’, ‘Mozes’, ‘Hogepriester’ dragen geen eschatologische elementen meer in zich. We vinden in het Nieuwe Testament een oorspronkelijke joodse, messiaanse verwachting, die omgevormd is tot een christelijke.

In de tijd van de Romeinse keizer Hadrianus (76 – 138) dacht men een opstand tegen Rome te kunnen winnen (117 na Christus). De haat tegen Rome is groot en men hoopt op herstel van de politieke onafhankelijkheid. Men wil opnieuw een joodse staat vestigen en de Tempel weer opbouwen. In de Apocalyps van Baruch staat dat de Messias de wereldlijke machthebbers zal vernietigen en de rest van het volk van God bijeenbrengen. Door Hem staat het recht aan de kant van Israël. De joodse leraar Rabbi Akkiba heeft de leider van de opstand in 132-135 Bar Kochba (Zoon van Ster) genoemd en dacht dat deze de Messias was. In de brieven aan zijn onderbevelhebbers kunnen we lezen dat Bar Kochba een religieus geïnspireerd leider is. Hij wil Palestina bevrijden van de Romeinen en leven naar de voorschriften van Mozes. Militaire politiek en religie gaan hier samen, zoals bij de Makkabeeën. Na het mislukken van de opstand wordt zijn naam Bar Koziba (Leugenzoon). Het is een definitief einde van de hoop op een herstel van de joodse staat. Het lot van het joodse volk ligt nu alleen nog in handen van de rabbijnen.

De periode na 135 na Christus19

De joodse staat is voorlopig beëindigd. Het jodendom van de Tweede Tempelperiode is in velerlei stromingen uiteen gewaaierd. Zo zijn de messiaanse verwachtingen ook heel verschillend geworden.

18

Opnieuw volg ik hier het betoog van Oegema, Ten Have Baarn, 1991, p.128. 19

(11)

De Messias als politieke bevrijder is niet meer aan de orde. Volgens de Samaritaanse geschriften, die men niet in een bepaalde tijd kan plaatsen, wordt in sommige kringen een profeet als Mozes verwacht. De joodse ideeën kunnen zich helemaal niet verenigen met de goddelijkheid van Christus. Hun religie is strikt monotheïstisch.

Tussen de verwoesting van de tempel (70) en de redactie van de Misjna (200) namen de rabbijnen de leiding. Deze periode duiden we aan met: de tannaïetische periode. De taak van de tannaiem was het volk bij te staan in sociale, politieke en religieuze zaken. De rabbijnen vormen leerhuizen waarin de problemen van hun situatie besproken kunnen worden. Men probeert de overgeleverde tradities daarbij in ere te houden. De Tora wordt uitgelegd en in verband gebracht met hun huidige situatie. In de Misjna staan dergelijke discussies beschreven. Deze zijn later aangevuld met commentaren van rabbijnen. Over de besproken Messiaanse verwachtingen is te lezen dat de rabbijnen afwijzend staan tegenover een politieke en apocalyptische invulling van die verwachting. De rabbijnen vertegenwoordigden min of meer het officiële Jodendom.

De Targoemim zijn de vertalingen van de Hebreeuwse Bijbel in het Aramees. Dit is de taal van het volk en de vertalers spelen in op wat onder het volk leeft. Hierin lezen we welke messiaanse verwachtingen in die tijd onder het volk bestaan. Deze zijn heel divers, want ze zijn in de loop van vier eeuwen ontstaan, en hebben dus verschillende tradities verzameld. Mozes symboliseert de nieuwe exodus en het herstel van de Tora; de Koning Messias symboliseert de overwinning op Rome; de Memra des Heren symboliseert de goddelijke heerschappij en de leiding in het gebeuren van de eindtijd. Er komen dus meerdere eindtijdfiguren voor. Ook Elia komt als hogepriester en er wordt verwezen naar de opstanding van de doden.

In de Misjna staan erg weinig messiaanse verwachtingen.20 Dit kan komen door de teleurstelling dat tegenstand tegen Rome steeds zinloos blijkt. Na de verwoesting van Jeruzalem is het joodse volk in grote rouw. Velen zijn gedood en wie moet nu de Tora onderwijzen? Stad, land, volk en moraal zijn verwoest. In traktaat Sota 9,14-15 staat dat wanneer deze neergaande tijd doorbroken wordt door een innerlijke vernieuwing van het joodse volk, dat dàn de Messias komt. Als het volk volgens de Tora leeft, breekt de messiaanse tijd aan. De profeet Elia zal de doden doen opstaan.21

Er is geen eind gemaakt aan de messiaanse verwachtingen, maar men voelt zich voor de derde keer in ballingschap. De uiteindelijke verlossing van Israël kleurt men op uiteenlopende manieren in. In het Achttiengebed is een maatgevende beschrijving geformuleerd in de tiende tot en met de vijftiende zegenspreuk. De belangrijkste elementen van het proces van de uiteindelijke verlossing van Israël die in de zegenspreuken 10 tot en met 15 worden genoemd zijn:

10. De inzameling van de ballingen. Zowel in fysieke als in geestelijke zin worden zij bevrijd uit hun ballingschap en keren zij terug naar het land.

11. De terugkeer van de rechters en de raadslieden. Zij bouwen een nieuwe samenleving op en herstellen de rechtsorde in de samenleving. Dus met barmhartigheid en liefde, zodat het koningschap van God op aarde zichtbaar is. De rechters staan in dienst van God de Koning. 12. De onderwerping van de verstokten. Dit zijn mensen die Israël met opzet ten val willen brengen. Afbrekende krachten worden vernietigd. De beracha slaat op de sekten binnen Israël, en ook op afscheidingsbewegingen zoals de Essenen.

13. De beloning van de rechtvaardigen, en het erbarmen met hen. Het vertrouwen dat rechtvaardigen tot hun recht komen. Dit betreft de opbouwers van binnenuit en van buitenaf. 14. De opbouw van Jeruzalem. De Heer bouwt Jeruzalem definitief weer op, zodat Hij daar weer kan wonen.

15. De komst van de Messias. Het koningschap van David zal ontspruiten. Dit betekent dat het een langzaam groeiproces zal zijn, maar de definitieve bevrijding zal ontkiemen. De kracht van dat koningschap wordt hersteld.

De volgorde waarin deze elementen worden genoemd wijst op een bepaalde samenhang van de gebeurtenissen. Er wordt gebeden om de terugkeer van het volk naar het land en om het herstel van de rechtsorde. Dan kan God naar Jeruzalem terugkeren en de verlosser kan komen.22

20

Oegema, Ten Have Baarn 1991, p.178. 21

Oegema, Ten Have Baarn 1991, p. 180-181. 22

(12)

We hebben nu gezien, dat de verschillende Messiasbeelden begrepen kunnen worden vanuit de historische context en dat vooral de wisselende politieke machtsverhoudingen hierop invloed uitoefenen.23 Het Messiasbeeld is hiermee nog niet volledig uitgewerkt. Hiervoor ga ik in het volgende hoofdstuk in op de relatie tussen de Messias en God.

Hoofdstuk 2b

De verbondenheid van de Messias met God

In het vorige hoofdstuk heb ik geschreven dat er in de Bijbel zeer verschillende opvattingen te lezen zijn over messianisme en de persoon of de functie van een Messias. Van koning of priester of profeet of een combinatie daarvan, tot oorlogs-Messias, heerser, en rechter in de eindtijd. In bijna alle gevallen moet de Messias een nakomeling van David zijn. In enkele gevallen verwijst de term ‘de zoon van David’ naar een collectief begrip, alle nakomelingen van David of het hele volk. En bij profeten als Joël, Nahum, Habakuk, Sefanja, Haggai en Zacharia kan alleen God de verlosser zijn.24 In dit hoofdstuk beperk ik me tot de persoon van de Messias en zijn of haar verbondenheid met God.

Het Messianisme is de verwachting van het concrete ingrijpen van God in de wereld. Dit zal God doen door de historische persoon van de ‘Masjiach’, de gezalfde.25

De komst van de masjiach

De komst van de ‘spruit van David’, de Messias, komen we in de traditie vaak tegen als invulling van de messiaanse verwachting, als een soort pars pro toto. Masjiach betekent ‘gezalfde’. Het zalven met olie is in oude tijden een vereiste voor een normaal geordend leven, net als eten en drinken; een dagelijkse zalving dus. In de Bijbel is daarnaast sprake van een zalving, die gepaard gaat met ‘heiliging’. De zalving is het teken van het ontvangen van een speciale functie.

1. Door de priesterzalving wordt de priester uit de gemeenschap gehaald om ín en vóór de gemeenschap een bijzondere taak te vervullen als vertolker. Hij is de vertegenwoordiger van de gemeenschap waartoe hij behoort, waar hij deel van is en waarvoor hij moet instaan. (Ex. 30,22-32). De priesters vormen de eerste categorie van ‘gezalfden’( Num. 3,3).26

2. De koningen zijn de tweede categorie (1 Sam 10,1 de zalving van Saul; 1 Sam 16,13 de zalving van David). Zij moeten hun macht baseren op de door de Almachtige gegeven volmacht. Het criterium voor het gebruik van die macht is dat zij gebruikt wordt in overeenstemming met de richtlijnen van de Tora, ten gunste van de gemeenschap en de enkeling.

3. De profeten zijn de derde categorie van de gezalfden (Jes. 61,1-3). Hun bijzondere taak was het begeleiden van het volk op hun weg met de Tora:

a. Ze waarschuwen als het volk de verkeerde keuzes maakte b. Ze roepen op tot omkeer als het volk de verkeerde weg inslaat

c. Ze troosten en bemoedigen het volk als het de consequenties van de verkeerde keuze te dragen krijgt (Jes. 61,1-3).

Bij de Messias gaat het net als bij de andere gezalfden om de functie die hij vervult in het geheel van de verlossing.27

In hoofdstuk 2a heb ik verschillende messiaanse figuren uit de periode van de Tweede Tempel en de Talmoed genoemd. Zij vertegenwoordigen verschillende facetten van de messiaanse taak. De drie functies zijn op verschillende wijze gecombineerd. De belangrijkste messiaanse figuur in de rabbijnse literatuur is de gezalfde uit het huis van David, de ‘spruit van David’ die genoemd wordt in het joodse Achttiengebed. Hij is een koninklijke figuur die ‘het land rechtvaardig en eerlijk bestuurt’ (Jer. 33,14-16). Hij heeft als de vredevorst de taak om verdeeldheid te genezen en eenheid te brengen. Hij zal

23

Oegema, Ten Have Baarn 1991, p. 190. 24

Nathan Peter Levinson, De Messias, Ten Have Baarn 1996, p.13. 25

Nathan Peter Levinson, Ten Have Baarn 1996, p.8. 26

Aanhaling van Bijbelteksten verwijzen naar de Willibrordvertaling 1981, zie bijlage. 27

Y.Aschkenasy, Geliefd is de mens, Artikelen rondom de joodse traditie, B.Folkertsma Stichting voor Talmudica Hilversum 2002, 6e druk, p.124 en 125.

(13)

vervuld zijn met inzicht en wijsheid van de Allerhoogste, en hij zal trouw zijn aan God. Hij zal een ‘zoon van David’ zijn, omdat David zijn grootheid toonde toen hij naar de profeet Nathan luisterde en boete deed.

Bij het komen van de Messias gaat het om het tot groei komen van de verlossing en het ervaren van Gods koningschap. De functie van de Messias speelt hierbij een rol en de figuur van de Messias is minder belangrijk. De Messias is de dienaar van de Heer en helpt God bij het brengen van de verlossing. De Messias is daarom nooit een goddelijke figuur in de rabbijnse traditie. Het is uiteindelijk de Heilige-gezegend-zij-Hij zelf die de verlossing brengt.28

De meeste van de genoemde vermeende messiassen gaan ervan uit dat zij een speciale verbondenheid met God hebben. In de Bijbelteksten wordt de Messias beschouwd als ‘de goede Heer’; hij sticht vrede tussen de volkeren en gerechtigheid in de samenleving. Om de harmonie in de samenleving te realiseren is de inzet van alle mensen nodig. De goede Heer zal de eenheid tussen de mensen onderling en met God bewerkstelligen door op te roepen tot boete en goede werken. Is dit het geval met de vermeende messiassen die in het vorige hoofdstuk genoemd zijn? Ik som alle genoemde personen en beschrijvingen over de Messias nog eens op:

- Koning Cyrus is een werktuig in de handen van God, en volgens de auteur van Jesaja de ‘gezalfde van JHWH’.

- Zerubbabel voert de ballingen aan bij de terugkeer naar Israël. Jozua wordt hierbij opgevoerd als de hogepriester, door wie God in de geschiedenis kan ingrijpen.

- In het boek Daniël krijgt ‘iemand als de Mensenzoon’ voor eeuwig de heerschappij over alle volkeren. Er wordt hier gedoeld op de leider uit het verleden Cyrus of Jozua de hogepriester, die met Zerubbabel terugkwam in het Heilige Land.

- Koning Ptolemeüs VII wordt gezien als een bijna messiaanse figuur.

- De Qumrangeschriften noemen ‘De Messiassen uit Aaron en Israël’ en de ‘Profeet der Gerechtigheid’, waarmee ze een oorlogmessias aanduiden. Hij heeft militaire kwaliteiten, stamt uit het huis van David, maar de uitleg van de Tora hoort eveneens bij deze figuur. - Verder noemen de Essenen de ‘vorst der gemeente’, een door God geleide figuur. De

‘navorser van de Tora’ komt ook in hun geschriften voor.

- De auteur van de Psalmen van Salomo beschrijft de Messias als iemand die de gerechtigheid en wijsheid van God met zich meedraagt.

- Mozes wordt door Philo van Alexandrië gezien in de rol van Messias. - In de evangeliën noemen de auteurs Jezus van Nazareth de Messias.

- In de Brieven van het Nieuwe Testament is Jezus degene die als de Christus terug zal komen. - In het boek Openbaringen is Christus de beschermer, rechter en heerser en ontvangt de titels:

‘Zoon des Mensen’, ‘Zoon van God’, ‘Rechter’, ‘Mozes’, ‘Hogepriester’. - Rabbi Akkiba heeft gedacht dat Bar Kochba de Messias is.

- In sommige kringen wordt een profeet als Mozes verwacht. Hij symboliseert de nieuwe exodus, en het herstel van de Tora.

- Elia komt terug als de hogepriester en zal de doden doen opstaan. In deze opsomming zien we de geschiedenis van het volk zich afspelen.

De geschiedenis van het volk Israël is wisselvallig. In de loop van die geschiedenis leert het volk Israël dat er tussen hen en God een bijzondere band bestaat. De vromen beseffen dat de vlucht van de slaven uit Egypte zonder de hulp van God niet mogelijk zou zijn geweest. De wetgeving op de berg Sinaï maakt het volk en God tot partners. Het verbond beoogt het heil van Israël zelf, maar tegelijkertijd de vervolmaking van de gehele schepping. Alle ervaring van crisis in de loop der eeuwen wordt door de vromen gezien als in verband met God. De rode draad in de geschiedenis is hun voortdurende strijd om het verbond in stand te houden. Steeds doemt de vraag op naar de trouw of ontrouw van het volk. Als het volk niet leeft volgens de afgesproken regels, dan wordt het gestraft. Zelfs Nebukadnezar, de man die Jeruzalem verovert en de tempel verwoest, die heidense koning, kan bij Jeremia 27,6 door God aangeduid worden als ‘mijn knecht’ of ‘mijn dienaar’. Deze eretitel kan hij krijgen, omdat zijn optreden geschiedt in naam van God. Als het volk de eigen verantwoordelijkheid voor het falen

28

(14)

ontdekt, is een nieuwe toekomst mogelijk. Soms beschermt God het volk of de stad Jeruzalem ter wille van Zijn ‘knecht David’. Bij de herinnering aan figuren als Abraham, Mozes, of David brengt God redding. Hun diepe geloof en onvoorwaardelijke trouw aan God redden het volk. God herinnert zich de beloften die hij deed aan deze grote figuren en het volk herinnert zich de grote daden die God aan hen doet en wat hun uiteindelijke bestemming is. Werd Nebukadnezar ‘mijn knecht’ genoemd, Kores ontvangt de eretitel ‘mijn gezalfde’ (Jes.45,1-7). Is dit omdat deze nieuwe Exodus een stap is op de messiaanse weg? 29

Ondanks al hun dwalingen blijft God trouw aan zijn volk en zal dat in de toekomst ook zijn. Het vertrouwen in de toekomst kan door die trouw van God bestaan. Hun God zal zijn schepping niet verloren laten gaan. Eéns zal er weer gezegd worden dat Hij ziet dat de wereld ‘zeer goed’ is.

Ik gan nu drie begrippen bespreken die te maken hebben met de verbondenheid tussen de Messias en God. Deze begrippen haal ik uit het boek van Den Heyer: De ‘Gezalfde des Heren’, de ‘Dag des Heren’ en ‘De Knecht des Heren’. Ik volg hierbij het betoog uit dit boek.30

De gezalfde des Heren

In het oude testament blijkt de toekomstverwachting rijk geschakeerd te zijn. Het woord ‘gezalfde’ krijgt in het Oude Testament steeds een nadere omschrijving. Meestal staat er de gezalfde ‘des Heren’, één keer de gezalfde ‘van Jacobs God’.31 Een aantal teksten spreekt over ‘Mijn gezalfde’ of ‘uw gezalfde’, maar dat is altijd een omschrijving van ‘de gezalfde des Heren’. De ‘gezalfde priester’ komt alleen voor in Leviticus.32 Het boek Daniël heeft het over een ‘gezalfde vorst’.33 Er staat twee maal geschreven over de zalving van de profeten.34 Er wordt niet bij vermeld dat zij de gezalfden des Heren zijn.

Het kenmerk van een gezalfde des Heren is, dat zijn bijzondere relatie met God zijn hele optreden bepaalt. Zijn uitverkiezing en zijn waardigheid komen van God. De taak van de gezalfde des Heren is heel belangrijk voor Israël. De meesten zijn dan ook mensen uit het volk Israël: aartsvaders, profeten, priesters en vooral koningen, en zoals ik hierboven al vermeldde: Cyrus, ook al is hij een heiden, hij laat het volk terugkeren naar hun eigen land.

De eerste koning van Israël is Saul. Hij is bij uitstek de gezalfde des Heren. Het volk Israël is van een rondtrekkend nomadenvolk overgegaan in een grotendeels uit landbouwers bestaand volk. Als het volk roept dat zij een koning willen, waarschuwt de profeet Samuël hen. Zij willen een centraal gezag, dat hun kan beschermen tegen plunderaars. In de verhalen over Saul als ‘de gezalfde des Heren’ wordt verteld, dat zelfs hij in conflict kan komen met God. Zo erg zelfs, dat God hem verstoot. God geeft Saul via Samuël de opdracht om Amalek geheel uit te roeien. Saul behaalt de overwinning, maar laat Agag, de koning van Amalek, in leven en bewaart het beste van de buit. De schrijver wil met het verstoten van Saul door God duidelijk maken, dat een vijand van Israël en van God geheel uitgeroeid moet worden. Saul faalt op een beslissend moment; hij is ‘niet onvoorwaardelijk en absoluut gehoorzaam aan het woord van God’.35 Na zijn verwerping door God wordt het thema van de onaantastbaarheid van ‘de gezalfde des Heren’ beklemtoond. Samuel heeft zowel Saul als David in opdracht van God gezalfd. Zij zijn doordrongen van de Geest Gods en daarom onaantastbaar.

David is zelfs driemaal gezalfd. De eerste keer op initiatief van God, de twee andere keren door de oudsten van het volk. Hij is daarmee heel bijzonder verbonden met het volk Israël. David brengt eenheid in het volk. Die eenheid beïnvloedt de relatie van het volk met God. David maakt grote fouten, maar blijft toch een bijzondere positie innemen. Bij de goede koningen van Juda na hem staat

29

Voor de tekst van Jes. 45,1-7 zie bijlage.

30 Dr.C.J.den Heyer, De Messiaanse weg 1, Messiaanse verwachtingen in het Oude Testament en in de vroeg-joodse traditie, Kok Kampen 1983, p.41 t/m 103.

31

2 Samuel 23,1 Zie bijlage 32

Leviticus 4,3 en 5 en 16 en Lev.6,22 Zie bijlage. 33

Daniël 9,25-26 Zie bijlage. 34

1 Koningen 19,16 en Jesaja 61,1 Zie bijlage. 35

(15)

in de Bijbel geschreven dat zij niet afwijken van de wegen van hun vader David.36 Zijn invloed reikt over zijn eigen dood heen.

Bij Mozes zien we dat hij in de bres springt voor het volk en dat God naar hem luistert. Mozes en David blijven gedurende de hele geschiedenis van Israël een centrale rol spelen. Bij Salomo wordt het ritueel van de zalving uitgevoerd door de profeet Nathan en de priester Sadok. Een priester verleent een zekere sacraliteit aan de zalving. De vrouwen van Salomo brengen hun eigen goden mee en blijven die in Jeruzalem aanbidden. Zelfs Salomo zelf doet mee met deze afgodendienst. Hij blijkt als ‘gezalfde des Heren’ niet volkomen achter zijn Heer te staan. Salomo legt hiermee de kiem van onheil voor het volk. De herinnering aan David kan de Heer vermurwen om het volk te sparen. Maar de verwoesting van de tempel kan zij niet voorkomen.

De dag des Heren

Het uitverkoren volk ziet zichzelf als de gezalfde des Heren. Daarom verwachten zij dat de ‘dag des Heren’ voor hen heel goed zal zijn. Ze verlangen naar die dag omdat ze denken dat er dan een einde komt aan de bedreiging door vijanden. Zij denken zo optimistisch omdat God hen in het verleden uit Egypte leidde, hen in de woestijn hielp en beschermde en hen naar het beloofde land bracht. Het is voor hun ondenkbaar dat dit bezit hun zal worden afgenomen. Onder de druk van de omstandigheden in de periode dat Assyrische troepen het noordelijke rijk veroveren in 722 v. Chr. en 135 jaar later de Babylonische troepen Jeruzalem innemen, maakt het optimisme langzamerhand plaats voor het besef, dat God zelf het volk Israël bedreigt.

De profeet Amos waarschuwt het noordrijk voor een onheilspellende toekomst. Ze krijgen voor het eerst te horen dat de ‘dag des Heren’ ook voor hen verschrikkelijk zal zijn. In het verleden zijn ze gespaard door de voorbede van mensen als Mozes en David. Maar nu is er volgens Amos geen vergeving en kans op redding mogelijk. De profeet Amos ziet dat er in Israël geen gerechtigheid meer gedaan wordt, waardoor de kloof tussen arm en rijk groot is. De profeet Hosea werkt kort voor de ondergang van Samaria in het noordelijke rijk. Ook hij boekt geen succes, het volk blijft ongehoorzaam aan God, en vreemde troepen vallen het land binnen en maken een einde aan het bestaan van het volk.

Gedurende de volgende eeuw zijn in het koninkrijk Juda waarschuwingen te horen door de profeten Jesaja, Micha, Nahum en Habakuk. Ook hier is het nodig om aan het volk duidelijk te maken, dat de ‘dag des Heren’ zeer veel leed zal brengen. Het lijkt erop dat de band tussen God en Zijn volk verbroken is. Hij zal zijn volk niet meer redden in hun nood.

De ondergang van Jeruzalem moet de traditionele voorstellingen volledig teniet gedaan hebben, men moet gedacht hebben dat de geschiedenis van God met het volk afgelopen is. Toch zijn de aankondigingen van onheil en vernietiging op ‘de dag des Heren’ niet de laatste woorden van God aan Zijn volk. In het verleden was God steeds trouw aan het voortdurend ontrouwe volk. De profeten verkondigen dat God op deze manier een weg baant naar een nieuwe toekomst. Jesaja en Micha willen duidelijk maken dat God het initiatief tot de redding van het volk in handen heeft. God zal het volk straffen, maar een ‘rest’ zal gered worden. Er blijft dus ruimte voor verkondiging van verlossing. De knecht des Heren

Bij de ondergang van Jeruzalem is Jeremia aanwezig en hij ondervindt de gevolgen aan den lijve. Hij blijft na de catastrofe van 587 voor Christus in Juda achter en zegt tegen de ballingen, dat het verblijf in Babylon lang zal duren en dat zij zich moeten aanpassen aan deze situatie. De profeet blijft geloven in de trouw van God. Jeremia noemt in hoofdstuk 31,31-34 het Oude Verbond mislukt. Na de terugkeer uit hun ballingschap van nu, zal God een nieuw verbond sluiten met Zijn volk, een verbond dat hij in hun hart zal griffen. Dit zal van hen nieuwe mensen maken en zij zullen leven naar de Wet. In het boek van Jeremia krijgt de ‘Spruit van David’ weinig nadruk, omdat het nieuwe verbond van God en het volk een grotere rol speelt dan de figuur van een koning.

Ezechiël is bij de eerste grote deportatie in 598 voor Christus al weggevoerd naar Babylon. Hij werkt twintig jaar onder de gedeporteerde Judeeërs en verkondigt eerst de ondergang van Jeruzalem en Juda,

36

Den Heyer, Kok Kampen 1983, p.61: Over Koning Josia in 2 Kon.22,2 en de profeet Jesaja tegen Hizkia in 2 Kon.19,34 Zie bijlage.

(16)

maar na die catastrofe (587) profeteert hij over het herstel van Israël. God speelt de hoofdrol in dat verhaal, Hij alleen zorgt voor dat herstel, zoals Hij eerst zorgde voor vernedering zo zal Hij nu verhogen. Het boek Ezechiël spreekt wel over een nakomeling van David, maar deze speelt een bescheiden rol in de verwerkelijking van het heil. Hij is de ‘knecht David’. Alle macht ligt in de handen van God. De aanduiding ‘Mijn knecht David’ herinnert aan het verleden, toen het volk nog een eenheid was en omringende volkeren rekening hielden met het volk Israël. Het gaat om de verhouding tussen God en het volk Israël. Ezechiël spreekt over ‘het verbond van de vrede’. Bij de theocratische visie van Ezechiël hoort ook de herbouw van de tempel. God zelf zal Zijn nieuwe woonplaats bouwen te midden van het volk. De ‘vorst’ staat in dienst van de tempel en is in Ezechiël 46 beschreven als een priesterlijke beambte. De ‘messiaanse’ verwachtingen van Ezechiël zijn gericht op het nieuwe verbond tussen God en Zijn volk, gesymboliseerd door de nieuwe, eeuwige tempel.

Jeremia en Ezechiël leven aan het begin van de Babylonische ballingschap. Een anonieme profeet, die in de TeNaCH als Deutero-Jesaja een plaats heeft gekregen, verkondigt het herstel en de terugkeer van het volk. Hij leeft aan het eind van de ballingschap in Babylonië. De nieuwe wereldveroveraar is de Perzische koning Cyrus, die een tolerante machthebber is. Hij geeft verlof om terug te keren naar het eigen land en de tempel te herbouwen (538). Bij de aankondiging van de ommekeer in hun ballingschap, speelt bij Deutero-Jesaja de dynastie van David geen rol. Er is geen sprake van dat Juda of Israël een zelfstandige staat kunnen zijn. Deutero-Jesaja droomt van een terugkeer van het paradijs. Hij grijpt terug op het allereerste begin: de schepping. God als schepper garandeert een nieuw begin in deze tijd. Cyrus is een instrument in de hand van God. Alleen God wordt ‘Koning’ genoemd. Hier is de messiaanse weg voor alles ‘de weg des Heren’. God is de schepper van de hele wereld en van alle mensen. Daarom is de terugkeer van het volk naar het beloofde land het begin van het heil. Het heil gaat over de grenzen van Israël heen. De verbreding van de ‘messiaanse weg’ betekent dat er een universele betekenis aan gegeven wordt.

We treffen bij Deutero-Jesaja een knechtsgestalte aan: ‘de Knecht des Heren’. De profetieën over de Knecht des Heren hebben een sombere klank. God stelt Zijn Knecht bloot aan mensonterend lijden. Ook dit is een wezenlijk aspect voor de God van Israël. De Knecht des Heren krijgt een universele taak. Hij deelt het lot van armen en verdrukten, zijn leven wordt bedreigd en hij zal lijden door wat andere mensen hem aandoen, en doordat God hem tot slachtoffer maakt. God schept niet alleen het heil, maar ook het onheil.37 Dit lijden van de rechtvaardige geeft verlossing aan anderen. De Knecht des Heren zal door de dood heen verheerlijkt worden.

De Knecht kan opgevat worden als collectivum en duiden op het volk Israël. God heeft hen geroepen, uitverkoren en ondersteund. De Knecht des Heren kan representant zijn van het volk Israël, hij staat er tegenover, maar is ook zelf het volk. De Knecht kan ook een individuele, messiaanse duiding zijn. Hij is een trouwe partner in het verbond, het volk vervalt steeds weer in de fout.

Den Heyer oppert dat het verschil tussen individu en collectivum in het oude Oosten minder groot is dan wij vanuit onze cultuur veronderstellen.38 Bij de Uittocht uit Egypte bekleedt de figuur van Mozes de hoofdrol. Ook Mozes wordt Knecht genoemd en hij bemiddelt tussen God en het volk. Mozes wordt de zachtmoedigste van alle mensen genoemd (Num.12:3). De lijdende Knecht des Heren zal zijn als Mozes.

Jeremia, Ezechiël en Deutero-Jesaja spreken over een nieuw verbond met God en zien in de nabije toekomst een nieuwe tempel. De Knecht des Heren is onmachtig, maar zijn invloed is groot. De machteloze krijgt universele betekenis.39 In Ezra 1 staat dat het hoofddoel van het edict van Cyrus is, dat er weer een tempel in Jeruzalem komt, zodat God weer een huis heeft te midden van Zijn volk. In 520 voor Christus wijst de profeet Haggai op de prioriteit van de herbouw van de tempel. Hij verwacht tevens het herstel van de dynastie van David. De kleinzoon van Jojakin, Zerubbabel, wordt in het boek Haggai de landvoogd van Juda genoemd. In het boek Ezra worden de profeten Haggai en Zacharia genoemd als profeten die optreden in de naam van God. Zij zorgen ervoor dat de bouw van de tweede tempel voorspoedig verloopt (Ezra 5:1; 6:14). De voltooiing van de bouw is voor Zacharia het begin

37

Den Heyer, Kampen 1983, p. 99 38

Den Heyer, Kampen 1983, p. 101 39

(17)

van een nieuwe heilstijd. Hij benadrukt de betekenis van de stad Jeruzalem. Bij Haggai overheerst het herstel van Israël, bij Zacharia de universele betekenis van het heil voor de hele wereld. De hogepriester en de landvoogd symboliseren een hoopvolle toekomst. God zelf zorgt voor de herbouw van Zijn huis in Jeruzalem en keert terug naar Zijn volk. Zacharia heeft een theocratische visie op de geschiedenis. Na de inwijding van de tempel wordt de naam Zerubbabel niet meer genoemd.

Trito-Jesaja is een verzamelnaam voor enkele anonieme profeten.40 Het is een groep die oude tradities een nieuwe duiding geven. Het heil wordt ook bestemd voor vreemdelingen en castraten, is te lezen in Jesaja 3. De ‘stad des Heren’ wordt bezongen in een loflied in Jesaja 60. Zij leggen alle nadruk op het naleven van de Tora om zich voor te bereiden op het heil van God. Zonder trouw aan de geboden is verlossing niet mogelijk. Toch is het initiatief van God zelf bepalend voor die verlossing. In Jesaja 61 staat het loflied op de vreugdebode. Het toekomstvisioen is theocratisch. De ‘gezalfde des Heren’ is een profetische figuur, geen koning.

In het boek Maleachi wordt de komst van de dag des Heren aangekondigd. Als ‘bode van de Heer’ roept hij het volk op tot omkeer naar de Tora, zoals Amos, Hosea en Joël deden. Er is alleen hoop voor mensen die recht doen. De Tora van Mozes krijgt een centrale plaats in het laatste hoofdstuk. Hij schrijft niet over een messiaanse koning. De bode is Elia, de profeet bij uitstek, want die zal terugkeren. Elia is de voorloper van God en leraar van de Tora van Mozes en daarom wordt hij ook de nieuwe Mozes genoemd.

Zo’n honderd jaar later verkeert het volk Israël in een diep geestelijk verval. Ezra bekleedt een hoge post bij de Perzische koning Artaxerxes I. Hij krijgt in 458 verlof om orde op zaken te stellen in Israël en Jeruzalem. Nehemia krijgt ongeveer in dezelfde tijd toestemming om de muren van Jeruzalem opnieuw te bouwen. De herbouw van de muren rond Jeruzalem staat symbool voor herstel van het leven volgens de Tora. Alleen God kan het heil realiseren en Israël moet zich daarvoor afzonderen van de rest van de wereld. In de Schrift staat bij beide profeten het heden centraal. De geboden van de Tora geven het leven van alledag richting en daarmee bouwt Israël mee aan de voltooiing van de schepping. Zij zoeken beide het heil in het heden, in de Tora en in de cultus. In Kronieken staat de tempel op de voorgrond en de mensen die de cultische handelingen mee uitvoeren. De kroniekschrijver herschrijft de geschiedenis van Israël. Hij heeft zijn hoop op de theocratie gesteld; God is koning. In de cultus en in de gehoorzaamheid aan de Wet wordt het heil hier en nu gerealiseerd. Bij het gewone volk blijven veel mensen wel herstel van de dynastie van David verwachten.

In het boek Psalmen is de rol van de dynastie van David terug te zien, maar ook de theocratie. In andere Psalmen wordt aan Sion en Jeruzalem een centrale plaats gegeven. De koning wordt in Psalm 2 de ‘zoon van God’ genoemd, wat in het oude Oosten heel gewoon blijkt te zijn. Maar ook het hele volk kan die titel dragen. Grenzen tussen het individuele en het collectieve kunnen vervagen. Psalm 89 doet denken aan de liederen over de Knecht des Heren. Het kenmerk van de ideale koning is dat er vrede en welvaart in het land heersen. Er zijn messiaanse Psalmen waarin die heerschappij zich uitstrekt tot ‘de einden der aarde’. Door de Psalmen is de verwachting van de Koninklijke Messias uit het geslacht van David nooit helemaal verdwenen, omdat deze in de liturgie gebruikt zijn.

Het tweede gedeelte van het boek van Zacharia, Deutero-Zacharia beslaat hoofdstuk 9 tot en met 11, en speelt zich af in een nieuwe situatie, want de veroveringen van Alexander de Grote maken een einde aan een stabiele periode. In deze tekst is de koning een ‘nederige’ figuur. Hij is een arme, maar rechtvaardige man, geheel afhankelijk van de hulp van God. Het kan zijn dat Trito-Zacharia, als hij spreekt over de lijdende mens, niet één persoon, maar het volk van Israël bedoelt. Hij legt de nadruk op de ‘rest’ die behouden blijft. Hij heeft een theocratische visie en hoopt op een ingrijpen van God in de geschiedenis. De accentuering van het heden blijft meer in overeenstemming met het wezen van de joodse traditie.

Dit is ook te zien in de vroegoude Wijsheidsliteratuur.41 Het boek Spreuken legt de nadruk op het belang van het leven nú, als het gaat om het geloof. Een wijze mens richt zich op het doen van de Tora. Het boek Wijsheid van Jezus Sirach personifieert de Wijsheid en deze krijgt een zekere zelfstandigheid naast God. Zowel Spreuken als Jezus Sirach spreken over het bestaan van de Wijsheid vóór de schepping van de wereld. Er zijn geen messiaanse verwachtingen te vinden in deze

40

Den Heyer, Kok Kampen 1983, wat nu volgt is genomen uit het hoofdstuk ‘Messiaans vacuüm’ p.116 – 138. 41

(18)

geschriften. Jezus Sirach bidt om het herstel van Israël en geeft daarin de hogepriester de rol van ‘ijveraar’ voor de Heer.

De Egyptische overheersing door de Ptolemeeën is vrij tolerant. Maar de Syrische koning Antiochus IV Epifanes was minder vriendelijk. De opstand van de Makkabeeën leidde een periode van betrekkelijke rust en welvaart in. In de eeuwen rondom het begin van de jaartelling ontstonden apocalyptische werken. Het boek van Henoch is één van de belangrijkste werken hierover. Het apocalyptische denken bloeide van ± 200 voor tot 100 na Christus.

In 63 voor Christus trekt Pompeïus de stad Jeruzalem binnen en dat is het eind van het huis van de Hasmoneeën. De enige zelfstandigheid van het joodse volk bestaat uit hun godsdienst die zij beleven onder leiding van de hogepriester te Jeruzalem.42 De Psalmen van Salomo zijn geschreven door iemand uit de kringen van de Farizeeën. In dit boek worden de Hasmoneeën ‘goddelozen’ genoemd. Hij is blij met de inval van Pompeïus als een instrument in Gods handen, waardoor de Hasmoneeën gestraft worden. Maar tegelijk schendt Pompeïus de heiligheid van de tempel te Jeruzalem. Het optreden van de Romeinen is verre van ideaal. De Psalmen van Salomo leggen het accent weer op de toekomstverwachting. De titel ‘gezalfde des Heren’ is niet bestemd voor Pompeïus, hij wordt een ‘zondaar’ genoemd. In de Psalmen van Salomo is God zelf de Koning. Hij zal zijn volk ondanks alles niet in de steek laten en God blijft trouw aan zijn belofte die Nathan uitsprak: de nakomelingen van David hebben recht op het koningschap. De dichter beschrijft het doen en laten van de nieuwe koning. Hij geeft de oude traditie hiermee een nieuwe invulling. Hij hoopt op de terugkeer van een Davidische koning uit godsdienstige motieven. Het gaat om het koninkrijk van God. Deze nieuwe zoon van David is ‘de gezalfde des Heren’: wijs, rechtvaardig en als een herder voor zijn volk. Hij is vol van de Geest van God. Alle oudtestamentische motieven worden genoemd.

De gemeente van Qumran heeft al eerder protest laten horen tegen de dynastie van de Hasmoneeën. Zij zijn de vromen die op God vertrouwen. Zij vormen een gesloten gemeenschap met gelijkgezinden. Ze onderhouden nauwgezet de Wet, leven in gemeenschap van goederen en houden gemeenschappelijke maaltijden. Over hun ‘dubbele’ messiaanse verwachting heb ik al in hoofdstuk 2a geschreven. Uiteindelijk verwachten ze de theocratie, de heerschappij van God.

Het joodse volk is in de eerste eeuw verdeeld in allerlei groepen en sekten. De samenbindende factor is het geloof in de God die Zijn volk redt.43 De Zeloten spelen een belangrijke rol bij het verzet tegen de Romeinen. De Romeinen stellen Herodes aan als koning van het joodse volk. Zijn goddeloosheid wekt sterke weerstanden op. Er zijn na de renovatie van de tempel veel werklozen, die aangewezen zijn op de barmhartigheid van anderen. In de literatuur van die tijd wordt veel nadruk gelegd op het doen van ‘goede werken’. Na de dood van Herodes breken onlusten uit die hard worden neergeslagen. Tijdens het bewind van de zonen van Herodes komt het in en om de tempel tot ernstige confrontaties, waarbij duizenden pelgrims de dood vinden. Later worden procuratoren aangesteld in het gebied van Judea, Samaria en Idumea. In Galilea en het Overjordaanse gebied regeren twee zonen van Herodes als vazalvorst van Rome. Er komt een volkstelling waartegen verzet bestaat. En er ontstaat een guerrillabeweging onder leiding van Judas de Galileeër. Zij noemen zich ‘ijveraars’ en zijn bekend als Zeloten. Zij zien het als hun taak om de relatie tussen God en het volk te herstellen, het land te reinigen van vijanden, heidense troepen, de Romeinen en iedereen die de bestaande machtverhoudingen accepteert. Hun diepste motivatie is: de komst van het Koninkrijk van God. Zij geloven dat de vromen de voorwaarden moeten verwezenlijken om ruimte te scheppen voor dat Rijk van God. Zij zijn een radicale vleugel van de partij van de Farizeeën. Zij beschouwen hun strijd als een ‘heilige oorlog’. De Farizeeër Jochanan ben Zakkai ziet uiteindelijk in dat het idealisme van het begin geen kans van slagen meer heeft en geeft zich over aan de Romeinen. Hij wordt de stichter van het rabbijnse Jodendom. Door zijn overgave redt hij het joodse volk. Hij wijst op het feit dat de Tora het leven in deze wereld leefbaar maakt. De verwoesting van de Tweede Tempel in het jaar 70 en de opstand van 132 – 135 onder leiding van Bar Kochba zijn al genoemd. Deze gebeurtenissen maken grote indruk op de vromen. De emoties leiden tot verschillende apocalyptische geschriften.

42

Den Heyer, Kok Kampen 1983, Deze alinea vat p.177-186 samen. 43

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Toen de ouders het kind Jezus daar binnenbrachten, om aan Hem het voorschrift der Wet te vervullen, 28nam ook hij het kind in zijn armen en verkondigde Gods lof met de woorden:

Door de engelen zijn de herders in beweging gekomen om te gaan zoeken naar het kind dat geboren is. Wat bijzonder om te zien dat God

De zeven geesten voor zijn troon spreekt volgens de meeste theologen over de heilige Geest.. Het getal zeven in het boek Openbaring is een symbolisch getal is, dat volmaaktheid

De oude lieden onder de Joden stortten tranen, als zij zagen, dat dit huis minder in luister was dan Salomo’s tempel (Ezra 3:12). En om hen te troosten en moed te geven, om dit

In de tijd van het Oude Testament kon Gods Geest niet altijd bij alle mensen zijn. Door de zonde was

NEEMT DEZE BEKER EN DRINKT HIER ALLEN UIT, WANT DIT IS DE BEKER VAN HET NIEUWE, ALTIJD-DURENDE VERBOND, DIT IS MIJN BLOED DAT VOOR U EN ALLE MENSEN WORDT VERGOTEN TOT

Jozef moest Maria helpen om voor Jezus te zorgen.. De

Gabriël vertelt zijn boodschap aan Maria, dat ze zwanger zal worden en dat ze de moeder zal worden van de Zoon van de Allerhoogste. Vertwijfeld en heel menselijk vraagt Maria hoe