• No results found

GEOCOMmunicatie 20 over astronomisch bepaalde gesteentecycli, gashydraten, een dino op de vlucht, geografie als factor in de evolutie van de mens en vroegere biodiversiteit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "GEOCOMmunicatie 20 over astronomisch bepaalde gesteentecycli, gashydraten, een dino op de vlucht, geografie als factor in de evolutie van de mens en vroegere biodiversiteit"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

AFZETTINGEN WTKG22(4),2001 72

GEOCOMmunicatie 20

overastronomisch

bepaalde

gesteentecycli,

gashydraten,

een dino op de

vlucht, geografie

als factor in de evolutie van de

mens en vroegerebiodiversiteit

A.J.+(Tom)

vanLoon*

Inleiding

Precessievan aardasen eccentriciteit van aardbaan leiden tot verschillende

cycli

De astronomische

parameters

diehetklimaat

op aar-de sterk beïnvloedenen daareen

cyclisch

karakter

aangeven

zijn

de

precessie (de tolbeweging

vande aar-das meteen

cyclusduur

van21000

jaar),

de eccentriciteit vande aardbaanomdezon

(cycli

van100.000en400.000

jaar)

en de

scheefstelling (hoek

van deaardas t.o.v.de

baanomdezon

(cyclus

van41.000

jaar).

Inmiddels

zijn

erop tal van

plaatsen

opaarde gesteenten

aangetroffen

waarinna een

nauwkeurige analyse

vanritmische

opeen-volgingen

de

cycli

van deze drie astronomische

parame-ters

zijn

herkend. Dit is ondermeerhet

geval

ineen aan-tal

gebieden

inGriekenlandenRoemenië. Onderzoek in

deze

gebieden

dooreen aantal

aardwetenschappen

van de Universiteitvan Utrecht heeftnu

uitgewezen

dat de invloedvan de eccentriciteit op de

gesteentecycli

duide-lijk groter

is dan de invloedvande

precessie.

De onderzoekers

analyseerden

gesteentendie in het

Vroeg-Mioceen (24-16 miljoen jaar geleden) bij Lupaia

(Roemenië)

ineen meerwerdengevormd.Deze afzettin-gen bestaan uiteen

afwisseling

vanbruinkool

(afkomstig

van

plantengroei

in het

meer) enerzijds

en

pakketten

van zandenklei

anderzijds.

Ze

vergeleken

deze

pakketten

met

Ooknuweer een scalaaan

onderwerpen;

dattoont-

wel-lichttenovervloede

-nogeens aanhoe

veelzijdig

de

aard-wetenschappen zijn.

En hoe veel interessants daarin dus isteontdekken. Die

ontdekkingsreis blijft

zonder einde. Vandaardat dezeserie ook het komende

jaar

nog zal

door-gaan.

Hopelijk

meteen

groeiende

concurrentievan WTKG-ledendie,netals Larsvanden Hoek Ostendemet

zijn ‘Lapilli’

ook uit degrote

brij

vanruw

geologische

materiaalwat

diamantjes

weten te isoleren. Tot

genoe-genvande

schrijver

zelf

(want

het speurennaardeze

‘dia-mantjes’

levert

vanzelfsprekend

veel

plezier op),

maarook tót

genoegenvande lezersvan

‘Afzettingen’,

die ditsoort

wetenschappelijk

nieuws nog steeds

(b)lijken

te waarde-ren.

(2)

73 AFZETTINGEN WTKG22(4), 2001

even oude

afzettingen

uiteen meermeteen

afwisseling

van bruinkoolen

kalkgesteenten

bij

Ptolemais

(noord-Griekenland),

met

pakketten

vanongeveereen

miljoen

jaar

oud

(met

een

afwisseling

vanbruinkoolen

zand/klei)

bij Megalopolis (zuid-Griekenland)

enMiocene

pakket-ten

(met

een

afwisseling

van

kalkgesteenten

en

klei) bij

Orera

(noordoost-Spanje).

Terwijl

de

pakketten

met

kalkgesteenten

hunritmiek voor-al ontlenenaan de

precessie-cyclus

- wat ook al door

an-dere onderzoekerswas

vastgesteld

-

blijkt

nudat de ritmiek

in

pakketten

waarin geen

kalkgesteenten

voorkomen,

juist

een

gevolg

is van de eccentriciteit vande aardbaan. De

verklaring

van de onderzoekers hiervoor is datwaterin

omstandigheden

waaronder zich kalk kan vormen,

snel-ler

reageert

op

zonne-instraling

dan water in

gebieden

waarin de

omstandigheden

voor

kalkvorming

niet of

nau-welijks aanwezig zijn (de

chemische

neerslag

van

kalk,

maarook de snelheidwaarmee

micro-organismen

kalk-schaaltjes

kunnen vormen

hangt

mede afvan de water-temperatuur,die zelfweerin

belangrijke

mate

afhangt

van dehoeveelheid

zonnewarmte).

Deonderzoekers opperen

als alternatieve

mogelijkheid

dat deeccentriciteit van de aardbaanrelatief

gering

wastoende

pakketten

metkalken werden

afgezet;

die

geringe

eccentriciteitwas

overigens

‘toéval’,omdatten

tijde

van de

afzetting

van deze

pak-ketten het

‘lage’ punt

van de

eccentriciteitscyclus

van

100.000

jaar

samenviel met een

laagtepunt

in een

eccentriciteitscyclus

meteenduurvan

2.300.000jaar;

deze effecten versterkten elkaar.

Referentie:

9

NW Golfvan Mexico bevat4-6 maalzoveel

gas als

Slochteren

De vondstvanhet

gasveld bij

Slochterenmaakte

Ne-derland in een

klap

toteenvande

rijkste

landenter

wereld,

maar erkomt in de Golfvan Mexico veel meer gasvoor;alleen alop het continentaal

plat

in het NW deel ziterzo’n 10.000-14.000

miljard

kubiekemeter

methaan;

dat is 4-6 maal dehoeveelheiddieSlochteren heeft bevat

(ca.

2800

miljard

kubieke

meter),

endan ook nogvanveel

betere kwaliteit.

Het

probleem

vanhet methaan in de GolfvanMexico is dat deze

ontzagwekkende

hoeveelheidniet voorkomt in

devormvangas dat zich binnende

poriën

van eenporeus

gesteente

bevindt

(de

beroemde

‘gasbel’),

maarin devorm van

gashydraten:

op

ijs lijkende verbindingen

van met-haan en water. Deze

gashydraten

vormen samen zo’n enorme

energiebron,

dat daardoor de

verhoudingen

tus-sen

energie-importerende

en

energie-exporterende

landen

drastisch kunnenveranderen. Er wordt daarom momen-teel veel onderzoeknaardeze

gashydraten gedaan,

waar-bij

ook hunontstaan steeds

duidelijker

wordt.

Alexei Milkoven

Roger

Sassenvande Texas A&M

Uni-versity

hebben

daarbij

voorde

gashydraten

in de NW Golf vanMexico twee

typen

onderscheiden.De meeste

gas-hydraten

komenvoor in

pakketten

waaruitzeniet kunnen

ontsnappen

(gasvallen)

doordat

opstijgende zoutdiapieren

- of breuken diemetdeze

opstijging

verband houden

-hun

migratie

verhinderen. Deze groep

hydraten bevat,

om-gerekend

naarde hoeveelheid methaan erin

bij

standaard

temperatuuren

druk,

8.000-12.000

miljard

kubieke me-ter. Het tweedetype

gashydraat

bevindtzich in

vrijwel

ongestoorde

bekkensmet cirkel- tot

ellipsvormige omtrek,

die

zijn

ontstaan doordat gas in de

ondergrond

is

‘weg-gestroomd’ bij

de

vorming

van

zoutdiapieren

elders. Vaak worden deze mini-bekkens dan ook omgeven dooreen soort muren vanzout, waardoor het

aanwezige

gas -als

dat al

vrijkomt

uit het

gashydraat

- nietkan ontsnappen.

Dittype

gashydraat bevat,

weer

omgerekend,

een hoeveel-heid methaanvan2000-3000

miljard

kubiekemeter. De voorkomende hoeveelheid hebben de onderzoekers

berekend met

behulp

van een model dat de

geologische

contextin

ogenschouw

neemt, waardooreen

goede

bena-dering

iste

krijgen

van de

oppervlakte

ende diktevande

gashydraat-bevattende pakketten.

Daardooriseen

betrek-kelijk nauwkeurig

beeldte

krijgen,

al geven de onderzoe-kers toe dat ook hunmodelniet metalle factoren

reke-ning

kan houden. Hun model is echtervangroot

belang,

omdat daarmee beter dan vroegereen

berekening

is te makenvande

opbrengsten

vaneventuele

winning.

In het

verleden werd daarvaak te

optimistisch

over

gedaan:

eer-dere

schattingen

diemetveel minder

geologische

details

rekening

hieldenkwamensoms uit op15-25maalgrotere voorraden. Eveneensvan

belang

is dat het model

uitwijst

dat dekans op

grote

voorkomensvan

gashydraten

elders

in de Golfvan Mexico

betrekkelijk gering

is:

vrijwel

al het

gashydraat lijkt geconcentreerd

op de continentale

helling

in het noordwesten.

Hoewel de hoeveelheid

gashydraat

dienuis

vastgesteld

aanmerkelijk geringer

is dan in eerder

schattingen

werd

aangenomen,

blijft

het nog

altijd

gaanom een zeer

grote

hoeveelheid

energie.

Deze is zelfs 30-40 maal zo

groot

als het totaalaanolie dat via de bestaande technieken in de hele GolfvanMexico kan worden gewonnen; die hoe-veelheidwas

destijds

voorPresident Bushsr. reden om de totdantoezeerlosse bandenmetMexiconauw aante

halen.

Referentie:

6

Destabilisatie van

gashydraten

maakte

overgangvan zeer

strenge (vroege) ijstijden

naar warme

perioden mogelijk

Gashydraten

-zoalsdie dus in

zeer

grote

hoeveelhe-den in ondermeerde Golfvan Mexicovoorkomen-

zijn

er

mogelijk

de indirecte oorzaakvan geweestdatereen einde kwamaan eenaantalzeerkoude

ijstijden

in hetverre verledenvan de aarde. Onder die

ijstijden (die

niet moe-tenworden verward met dieuithet

IJstijdvak

-Pleistoceen

-dat

ongeveertwee

miljoen jaar geleden begon),

(3)

AFZETTINGEN WTKG22(4). 2001 74

tot demeest

uitgesproken.

Sommige

onderzoekers gaan

erzelfs van uit dat de

gehele

aardetoen diverse malen met

ijs

wasbedekt

(de

‘sneeuwbal

aarde’).

Dezeoude

ijstijden

worden vaak

gekenmerkt

doorextreem dikke

keileem-achtige

lagen,

die suggereren dat de

ijstij-den waarinze

zijn gevormd

zeer

lang

hebben

geduurd.

Minstenszo

opvallend

is echter dat deze

afzettingen bijna

overal worden bedekt dooreen

speciaal type kalkgesteente.

Dat is

merkwaardig,

omdat kalkstenen in de

geologische

geschiedenis

vooral

zijn

ontstaan in relatiefwarmezeeën. De

plotselinge

overgangvan

kennelijk

zeer

langdurige

en

zeerkoude

ijstijden

naarveelwarmere

perioden

heeft

geo-logen

dan ookvoorveel raadsels

gesteld.

Voor dat

probleem

isnu een

oplossing aangedragen:

vol-gensMartin

Kennedy,

Nicholas Christie-Blick enLinda

Sohl bestondenerook

tijdens

de desbetreffende

ijstijden

temperatuurfluctuaties (zoals

dat ook binnen demeer re-cente

ijstijden regelmatig voorkwam). Bij stijgende

tem-peratuur

smolteen deelvan het

ijs af,

waardoor de

zee-spiegel

steeg.

Daarbij

werden eerder

drooggevallen

delen

vanhetcontinentaal

plat

weeroverstroomd.Inde bodem

van het continentaal

plat

bevonden zich - met

ijs

verge-lijkbare

-gashydraten,

in eenbodem die eerder door de

lage temperatuur

continu bevrorenwas

geweest

(permaf-rost).

Door de

overstroming

methetwaterontdooide de

permafrost, waarbij

de inde bodem

aanwezige

gashydra-tenwerden

gedestabiliseerd,

enuiteenvielen.

Daarbij

kwa-men zeer

grote

hoeveelheden

methaangas

vrij.

Die

hoe-veelheid

methaangas zorgde

voor eenzosterk

broeikas-effect,

dat daarmee de

omstandigheden

voor

kalksteen-vorming gunstig

werden.

Een interessante

ondersteuning

van dezetheorie vinden de onderzoekers in de

verhoudingen

tussende

koolstof-isotopen

in de kalkstenen die direct

opde

glaciale

afzet-tingen liggen.

Viaeen

tamelijk

technische

redenering

ko-men zetotdeconclusie dat hetmeeste

vrijkomende

me-thaan

op hetcontactvlakvansedimentenzeewaterwerd

geoxideerd

dooreen

proces

waarbij

zuurstof

vrijkwam

ten

gevolge

vande reductievan sulfaten. Daardoor werdhet

milieualkalischer

(meer basisch)

enkon kalksteen

che-mischneerslaan.

Ooknubevinden zich in de zeebodemonvoorstelbaargrote hoeveelheden

gashydraten.

Al eerder iser

op

geologische

conferenties

op gewezen dat

verstoringen

vande zeebo-dem

(bijv. bij

het

leggen

van

kabels)

de kans

op het uit-eenvallenvande

gashydraten vergroten,

endaardooreen milieurisicovormtdatin

beschouwing

moetworden

ge-nomen

bij

iedere activiteit die

plaatsvindt

waarzichgrote concentraties

gashydraten

bevinden.

Referenties: 3,

5

Belangwekkende

dino

blijft ontsnappen

aan onderzoekers

Hadden

(bijna)

alle dinosauriërs haren? Of wellicht

veren? De

beantwoording

van die vragenzouhet beeld datwe nu hebbenvan deze

uitgestorven

groep

volledig

kunnen veranderen. Eneriseenfossiel dat opeen vandie

vragen

mogelijk

een

positief

antwoord kan geven. Tot dus-verre heeft de

wetenschap

echter steedsachterhetnet ge-vist

bij pogingen

omhet fossielteonderzoeken.Dereden

is dathet fossiel

merkwaardige omzwervingen maakt,

tus-senhandelarenen

mogelijk

ook

particuliere

verzamelaars. Een

kortgeleden gepubliceerd

boekvanLuis

Rey,

metals titel ‘Extremedinosaurs’,heeft de

naspeuringen

in gang

gezet.

Het boekbevateen

figuur

van eendinosauriër die

waarschijnlijk

behoorttot de

psittacosauriden,

eengroep

die behoort totde ordevan de

Omithischia,

eenvan de

twee ordes waarin dinosauriërs worden onderverdeeld. Van deandere

orde,

de

Saurischia, zijn huidplaten

bekend

waarop haren ofverenzouden kunnen hebben

gegroeid.

Bij

de Omithischia

zijn

zulke

huidplaten

nooit

aangetrof-fen.

Bij

de

psittacosauride

in het boekvan

Rey

komenze echter wel voor,enomdat de

figuren

in dit boek als

be-trouwbare

interpretaties

op basis van fossiele vondsten

kunnen worden

gekenschetst,

is de

figuur waarschijnlijk

gebaseerd

op

waarnemingen.

Als diecorrectzouden

zijn,

dan maakt dat het stuk

waarschijnlijker

dat alle

(of

op z’n minst

veel)

dinosauriërsverenof haren hebben

gehad.

Controle is dusvan

belang.

Ener is bekend dater een

fossielvan een

psittacosauride

bestaat dat

dergelijke

huid-platen

vertoont. Het fossiel

is,

zoals zoveel fossielenvan dinosauriërsen

vroege

vogels, afkomstig

uit China.Voor

zoverbekend bevat het

huidplaten langs

destaart met struc-turen die kunnen

wijzen

op verenof haren. Maar dit

bij-zondere

fossiel,

dat

illegaal

uit China is

verdwenen,

is nooit door

wetenschappers onderzocht,

en eris nooitover gepu-bliceerd.

Naspeuringen wijzen

uit dat hetfossiel in de

af-gelopen

twee

jaar

heeft

rondgezworven

in

Europa.

Een

jaar geleden

dook hetevenop

bij

eenwinkel

(Stone Age)

in het Italiaanse Triest.

Volgens

de

eigenaar,

Flavio

Bac-chia,

hadeenDuitse

geoloog

hetaanhem gegevenom schoon temaken. Bacchia zegt het fossiel daarnanaar

paleontologen

vanhet Museumvoor

Natuurlijke

Historie in Milaante hebben

gestuurd.

Daar is het

volgens

een medewerker inderdaad

aangekomen,

maarop verzoekvan

Bacchiaweer aan hem

teruggestuurd. Volgens

Bacchia

was dat omdat

hij

een

gezamenlijk

onderzoekdoor Itali-aanse enChinese

paleontologen probeerde

tearrangeren. Toen datmislukte,zou

hij

het fossielweer naarde Duitse

eigenaar

hebben

verzonden,

maar die wilde niet

ingaan

opeenverzoekvanhet

tijdschrift

Naturevoor een inter-viewoverdeze zaak.

Volgens

Mark

Norell,

een

bij

het Amerikaans Museum voor

Natuurlijke

Historie in New York

werkzame,

geres-pecteerd deskundige

op het

gebied

van Aziatische

dino-sauriërs,

bewijst

deze

geschiedenis

eenste meerhoe

(4)

AF2ETTINGENWTKG22(4), 2001 75

de weg kunnenstaan.

Hij pleit

ervoor omhet fossiel opte sporenom het in China

wetenschappelijk

telaten onder-zoeken.

Referenties: 1,4,7

Evolutie van vroegemens inAustralazië

geografisch

beïnvloed

Hoeinteressantdeevolutievandinosauriërsnaar

vo-gels

ook mag

zijn

- enhoeveel aandachtdaaraanook in de literatuurwordtbesteed-er

zijn

nog veelmeer inte-ressanteevolutionaire

ontwikkelingen,

inclusief dievan

demens.

Daarbij blijken

vaak eerder

ongedachte

factoren eenrolte

spelen.

Zo iser

bij

het beschouwenvande evo-lutievan de vroegemens in Australazië in het verleden

onvoldoendeaandacht besteedaandeunieke

geografische

en

ecologische

contextwaarin diemenszich bevond. Dat

stelt Paul

Storm,

medewerkervan hetmuseum Naturalis

in Leiden. Dat is

volgens

hem deste

merkwaardiger

om-dat heel

goed

bekendis dat de

zoogdierfauna’s

daar in sterkematebeïnvloed

zijn

geweestdoor

geografische

bar-rièresenhet bestaanvansterk

uiteenlopende ecologische

zones.

Totnutoe

zijn

de

verklaringen

voordeevolutionaire

ge-schiedenis van demens ter

plaatse

vooral

bepaald

door twee

zienswijzen.

Deeerste

(het zogeheten multiregionale

scenario)

gaatuitvan een

geleidelijke

evolutievande

fos-sielenaar de

huidige

mens; het

belangrijkste

argument

daarvoor is devorm vande schedel. De tweede

verkla-ring (de

‘out of Africa’

hypothese)

gaatervanuit dat Homo

sapiens

zich ontwikkeldein

Afrika,

vandaaruit

migreerde

naarondermeerAzië, ende daar levende Homoerectus

verdrong.

Wanneer

milieu-aspecten

in

beschouwing

wor-dengenomen, iser

volgens

Storm alle

aanleiding

omte

veronderstellendatbeide

verklaringen

correct

zijn,

althans

datze samen aande

ontwikkeling

vandemensin Austral-azië hebben

bijgedragen.

Een

buitengewoon belangrijk

- entotnutoeoverhet hoofd

gezien

-aspectzoude

bijna

onneembare waterbarrièrevan Wallacea

zijn geweest.

Die hadeenenormeinvloed op de

verspreiding

- en daarmee ook de evolutie

- van

talrijke

zoogdieren,

waaronder ook de vroegemens. Er is geen enkele

aanwijzing

dat Homoerectuskans heeft

gezien

om dezebarrièretenemen.

Wel is Homoerectus

waarschijnlijk

voortdurend in

zuid-oostelijk

Azië

aanwezig

geweest. Dat

blijkt

uit diverse vondsten zoals dievan deTrinil-, de

Sangiran-

en de

Ngandong-mens.

Tussen 126.000en81.000

jaar geleden

werd het klimaat

vochtiger,

metals

gevolg

dat het

tro-pisch regenwoud

zich tot

oostelijk

Java kon uitstrekken. Die nieuwe

omstandigheden

maakten hetvoorelder

ver-derontwikkeldemensen

mogelijk

omdat

gebied

te berei-ken. Een aantalvande lokalemenstypen,waaronderHomo erectus.werden door de beteraanhet nieuwe klimaat

aan-gepastemensenverdreven.

Homo

sapiens

bleekwel in staatomWallaceaoverte

ste-ken.

Hij

deed

dat,

maar erbleven ook genoegindividuen

achter,

zodat desoortzichaanbeide

zijden

vanWallacea

verder ontwikkelde.Dat

gebeurde onafhankelijk

van

el-kaar,

waardoor de

huidige

bewoners ookopbasisvanhun

schedel intwee

duidelijk

verschillendetypen

zijn

te on-derscheiden.

Referentie:

8

Biodiversiteit

in

geologisch

verleden

onge-kend

groot

Het leven op aarde is in het verleden veel diverser

geweest

danwe nuweten.Dat

ligt

voorde

hand,

want slechts een minieme fractie van alle levendewezens

fossiliseert;

vandie fossielen wordenerin de

loop

vande

tijd

veleonherkenbaar

(bijv.

door

‘omsmelting’ bij

ver-hoogde temperatuur

endruk opgrote

diepte),

en er

ver-dwijnen

veel fossielen doordatze

tijdens erosieprocessen

tot onherkenbaar kleine

fragmenten

worden

verpulverd.

Envande fossielen die al deze gevarenoverleven,wordt

uiteindelijk

slechtseenverwaarloosbare fractie

gevonden

en

wetenschappelijk

verwerkt.

Hoedivers het leven op aarde is

geweest,

is danook

moei-lijk

te schatten. Toch

zijn

ergegevens over, vooral

dank-zij

het eindeloze monnikenwerkvanJack

Sepkoski,

die voor meerdan 31.000

geslachten (verdeeld

overongeveer 4000

families)

van

zogeheten

macro-invertebraten

(d.w.z.

dieren zonder

inwendig skelet,

en zogrootdatzemethet

bloteoogtedetermineren

zijn;

het bekendste voorbeeld

zijn schelpdieren

uit

zee)

onderzocht wanneer ze in de

geologische

geschiedenis

voorkwamen.

Hij

deed dit op basisvan literatuuronderzoek.Dat

hij geslachten

als

uit-gangspuntnam enniet soorten,was omde discussiesover welke

exemplaren

toteensoort

behoren,

tevoorkomen. Uit de

optelling

van alle

geslachten

dieopeengegeven

momentleefdenop

aarde,

kon

Sepkoski

zo eenbeeld

krij-genvande biodiversiteit op datmoment.Die biodiversiteit is

toegenomen

van een verwaarloosbaar aantal

geslach-ten zo’n540

miljoen jaar geleden

totongeveereen

mil-joen geslachten

nu. Dat is echter geen

geleidelijke

toe-namegeweest,maar een

ontwikkeling

met

pieken

en da-len. Zowetenwe nu

dankzij Sepkoski

dat degrote

massa-uitstervingen (bijv.

nade

inslag

van eenhemellichaamop

de grenstussen

Krijt

en

Tertiair) altijd

slechts eenkorte

terugslag

heeft gegeven,en daarna

juist

een sterke toe-name vanhet aantal nieuwe

geslachten.

Hoe baanbrekend het werkvan

Sepkoski

ook isgeweest, het

geeft

- alleen al omdat het

op literatuurstudieswas

gebaseerd

- eenbeeld dat niet

volledig

is. Dat

blijkt

uit

onderzoek dat is

uitgevoerd

door de Phanerozoic Marine

Diversity Working

Group.

Het

systematisch

onderzoek

door deze

werkgroep

van344 collectiesmet

schelpen

uit het Plioceen

(5-1,7 miljoen jaar geleden)

vanPanamaen Costa Rica

(minder

dan

0,1%

van de

toenmalige

7

mil-joen

km2

oceaan)

bracht veelmeergeneraaan het licht danop

grond

vanstatistische

berekeningen

verwachtzou

(5)

AFZETTINGEN WTKG22(4), 2001 76

mogenworden. Deonderzoekers concluderen daaruit dat

de

huidige schattingen

vande vroegere biodiversiteit veel te

laag zijn.

Twee Amerikaanse onderzoekers berekenen op

theoreti-sche

gronden

dater

waarschijnlijk

in totaalzo’n

miljoen

geslachten

van marine macro-invertebraten hebben

ge-leefd,

endat daarvan

waarschijnlijk

zo’n 67.000

geslach-ten ook

daadwerkelijk

als fossielen zouden kunnen wor-den

gevonden.

Dan moeternogwel veelaande bestaande kennis worden

toegevoegd.

Alleeneen

uitgebreid

syste-matisch

onderzoek, waarbij

de onderzoekers denkenaan

een

project

dat

ongeveertwintigmaal

zo

uitgebreid

als het nu

uitgevoerde project

zou moeten

zijn,

zou een statis-tisch

gezien

betrouwbaar inzicht in de

ontwikkeling

van debiodiversiteitopaarde kunnen geven, inclusiefeenbeter

inzichtin de effectenopdiebiodiversiteit van

wereldwijde

natuurrampen.

Referentie:2

Geraadpleegdeliteratuur

1

Dalton, R.,

2001. Elusive fossil could concealanswer

todinosaur debate. Nature412,p. 844.

2 Jackson,J.B.C. &Johnson,

K.G.,2001. Measuring

past

biodiversity.

Science293,p. 2401-2404.

3

Jacobsen, S.B.,

2001. Gas

hydrates

and

deglaciations.

Nature

412,

p. 691-693.

4 Ji, Q., Norell, M.A., Gao, K.-Q.,

Ji,

S.-A. &Ren, D.,

2001. The distribution of

integumentary

structures in

afeathered dinosaur. Nature

410,

p. 1084-1088.

5

Kennedy,

M.J.,

Christie-Blick,

N. &

Sohl, L.E.,

2001. Are Proterozoic cap carbonates and

isotopic

excursions arecord of

gashydrate

destabilization

following

Earth’s coldest intervals?

Geology

29, p. 443-446.

6

Milkov,

A.V.,2001. Estimate of

gashydrate

resource,

northwestem GulfofMexico Continental

slope.

Ma-rine

Geology 179,

p. 71-83.

7

Stokstad, E.,

2001.

Mysterious E-photos

vex

paleon-tologists.

Science

293,

p. 1573.

8 Storm, P.,2001. The evolution of humans in Austral-asia from an environmental

perspective.

Palaeo-geography, Palaeoclimatology, Palaeoecology 171,

p. 363-383.

9

Vugt,

N.

Van, Langereis,

G.C. &

Hilgen,

F.J., 2001. Orbital

forcing

inPliocene-Pleistocene Mediterranean lacustrine

deposits:

dominant

expression

of

eccentricity

versus

precession.

Palaeogeography,

Palaeoclimato-logy, Palaeoecology

172,p. 193-205.

*A.J.

(Tom)

van

Loon,

Geocom

B.V., Benedendorpsweg

61,

6862 WCOosterbeek tel. 026-339 09

08, fax

026-33907

83,

email

ronivan.loon@wxs.nl

spec. 1

Pyrgophorus

Mloceen, Pebas Formatie

Indiana,Peru (Tek. Frank

Wessellngh)

Schetsboek

1

Mioceen, Pebas Formatie Nuevo Horizonte

Tryoniaspec.

Peru

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een dergelijke ophoging gaat in tegen deze inspanningen.” De geplande milderende maatregelen bieden hier nog steeds geen oplossing voor; in de huidige situatie wordt het

inhoudelijk, juridisch en institutioneel. Vervolgens zijn onduidelijkheden, knelpunten of afwijkingen in de werkwijze van fokkerijorganisaties geïdentificeerd in relatie tot

Álleen al het feit dat dit woord zulke verschillende beelden kan oproepen duidt er op dat er een grore verscheidenheid aan po- pulieren bestaat. Alvorens daarop

grondwaterstandsveranderingen van het nulobjekt vanaf 17-3 om 13.00 uur op een aantal tijdstippen weergegeven; met behulp van de zojuist genoemde regressie-coëfficiënten van de

Namibian arid and semiarid rangeland managers largely rely on the classical rangeland succession model based on Clements (1928) to explain changes in the composition of the

Lastly, the remedial actions would call upon institutions of higher learning in South Africa to pursue intentionally and very vigorously internationalisation

The negative response of national saving to fiscal discipline is an indication that in South Africa the negative response of private saving to fiscal discipline policy more

Keywords: broiler litter, windrow, compost, C:N ratio, thermophilic phase, zeolite, microbial diversity, microbial population dynamics... “Earth knows