AFZETTINGEN WTKG22(4),2001 72
GEOCOMmunicatie 20
overastronomisch
bepaalde
gesteentecycli,
gashydraten,
een dino op devlucht, geografie
als factor in de evolutie van demens en vroegerebiodiversiteit
A.J.+(Tom)
vanLoon*Inleiding
Precessievan aardasen eccentriciteit van aardbaan leiden tot verschillende
cycli
De astronomische
parameters
diehetklimaatop aar-de sterk beïnvloedenen daareen
cyclisch
karakteraangeven
zijn
deprecessie (de tolbeweging
vande aar-das meteencyclusduur
van21000jaar),
de eccentriciteit vande aardbaanomdezon(cycli
van100.000en400.000jaar)
en descheefstelling (hoek
van deaardas t.o.v.debaanomdezon
(cyclus
van41.000jaar).
Inmiddelszijn
erop tal van
plaatsen
opaarde gesteentenaangetroffen
waarinna een
nauwkeurige analyse
vanritmischeopeen-volgingen
decycli
van deze drie astronomischeparame-ters
zijn
herkend. Dit is ondermeerhetgeval
ineen aan-talgebieden
inGriekenlandenRoemenië. Onderzoek indeze
gebieden
dooreen aantalaardwetenschappen
van de Universiteitvan Utrecht heeftnuuitgewezen
dat de invloedvan de eccentriciteit op degesteentecycli
duide-lijk groter
is dan de invloedvandeprecessie.
De onderzoekers
analyseerden
gesteentendie in hetVroeg-Mioceen (24-16 miljoen jaar geleden) bij Lupaia
(Roemenië)
ineen meerwerdengevormd.Deze afzettin-gen bestaan uiteenafwisseling
vanbruinkool(afkomstig
van
plantengroei
in hetmeer) enerzijds
enpakketten
van zandenkleianderzijds.
Zevergeleken
dezepakketten
metOoknuweer een scalaaan
onderwerpen;
dattoont-wel-lichttenovervloede
-nogeens aanhoe
veelzijdig
deaard-wetenschappen zijn.
En hoe veel interessants daarin dus isteontdekken. Dieontdekkingsreis blijft
zonder einde. Vandaardat dezeserie ook het komendejaar
nog zaldoor-gaan.
Hopelijk
meteengroeiende
concurrentievan WTKG-ledendie,netals Larsvanden Hoek Ostendemetzijn ‘Lapilli’
ook uit degrotebrij
vanruwgeologische
materiaalwat
diamantjes
weten te isoleren. Totgenoe-genvande
schrijver
zelf(want
het speurennaardeze‘dia-mantjes’
levertvanzelfsprekend
veelplezier op),
maarook tótgenoegenvande lezersvan
‘Afzettingen’,
die ditsoortwetenschappelijk
nieuws nog steeds(b)lijken
te waarde-ren.73 AFZETTINGEN WTKG22(4), 2001
even oude
afzettingen
uiteen meermeteenafwisseling
van bruinkoolen
kalkgesteenten
bij
Ptolemais(noord-Griekenland),
metpakketten
vanongeveereenmiljoen
jaar
oud(met
eenafwisseling
vanbruinkoolenzand/klei)
bij Megalopolis (zuid-Griekenland)
enMiocenepakket-ten
(met
eenafwisseling
vankalkgesteenten
enklei) bij
Orera
(noordoost-Spanje).
Terwijl
depakketten
metkalkgesteenten
hunritmiek voor-al ontlenenaan deprecessie-cyclus
- wat ook al dooran-dere onderzoekerswas
vastgesteld
-blijkt
nudat de ritmiekin
pakketten
waarin geenkalkgesteenten
voorkomen,juist
eengevolg
is van de eccentriciteit vande aardbaan. Deverklaring
van de onderzoekers hiervoor is datwaterinomstandigheden
waaronder zich kalk kan vormen,snel-ler
reageert
opzonne-instraling
dan water ingebieden
waarin de
omstandigheden
voorkalkvorming
niet ofnau-welijks aanwezig zijn (de
chemischeneerslag
vankalk,
maarook de snelheidwaarmeemicro-organismen
kalk-schaaltjes
kunnen vormenhangt
mede afvan de water-temperatuur,die zelfweerinbelangrijke
mateafhangt
van dehoeveelheidzonnewarmte).
Deonderzoekers opperenals alternatieve
mogelijkheid
dat deeccentriciteit van de aardbaanrelatiefgering
wastoendepakketten
metkalken werdenafgezet;
diegeringe
eccentriciteitwasoverigens
‘toéval’,omdatten
tijde
van deafzetting
van deze pak-ketten het‘lage’ punt
van deeccentriciteitscyclus
van100.000
jaar
samenviel met eenlaagtepunt
in eeneccentriciteitscyclus
meteenduurvan2.300.000jaar;
deze effecten versterkten elkaar.Referentie:
9NW Golfvan Mexico bevat4-6 maalzoveel
gas als
Slochteren
De vondstvanhet
gasveld bij
SlochterenmaakteNe-derland in een
klap
toteenvanderijkste
landenterwereld,
maar erkomt in de Golfvan Mexico veel meer gasvoor;alleen alop het continentaalplat
in het NW deel ziterzo’n 10.000-14.000miljard
kubiekemetermethaan;
dat is 4-6 maal dehoeveelheiddieSlochteren heeft bevat
(ca.
2800miljard
kubiekemeter),
endan ook nogvanveelbetere kwaliteit.
Het
probleem
vanhet methaan in de GolfvanMexico is dat dezeontzagwekkende
hoeveelheidniet voorkomt indevormvangas dat zich binnende
poriën
van eenporeusgesteente
bevindt(de
beroemde‘gasbel’),
maarin devorm vangashydraten:
opijs lijkende verbindingen
van met-haan en water. Dezegashydraten
vormen samen zo’n enormeenergiebron,
dat daardoor deverhoudingen
tus-sen
energie-importerende
enenergie-exporterende
landendrastisch kunnenveranderen. Er wordt daarom momen-teel veel onderzoeknaardeze
gashydraten gedaan,
waar-bij
ook hunontstaan steedsduidelijker
wordt.Alexei Milkoven
Roger
Sassenvande Texas A&MUni-versity
hebbendaarbij
voordegashydraten
in de NW Golf vanMexico tweetypen
onderscheiden.De meestegas-hydraten
komenvoor inpakketten
waaruitzeniet kunnenontsnappen
(gasvallen)
doordatopstijgende zoutdiapieren
- of breuken diemetdeze
opstijging
verband houden-hun
migratie
verhinderen. Deze groephydraten bevat,
om-gerekend
naarde hoeveelheid methaan erinbij
standaardtemperatuuren
druk,
8.000-12.000miljard
kubieke me-ter. Het tweedetypegashydraat
bevindtzich invrijwel
ongestoorde
bekkensmet cirkel- totellipsvormige omtrek,
diezijn
ontstaan doordat gas in deondergrond
is‘weg-gestroomd’ bij
devorming
vanzoutdiapieren
elders. Vaak worden deze mini-bekkens dan ook omgeven dooreen soort muren vanzout, waardoor hetaanwezige
gas -alsdat al
vrijkomt
uit hetgashydraat
- nietkan ontsnappen.Dittype
gashydraat bevat,
weeromgerekend,
een hoeveel-heid methaanvan2000-3000miljard
kubiekemeter. De voorkomende hoeveelheid hebben de onderzoekersberekend met
behulp
van een model dat degeologische
contextin
ogenschouw
neemt, waardooreengoede
bena-dering
istekrijgen
van deoppervlakte
ende diktevandegashydraat-bevattende pakketten.
Daardooriseenbetrek-kelijk nauwkeurig
beeldtekrijgen,
al geven de onderzoe-kers toe dat ook hunmodelniet metalle factorenreke-ning
kan houden. Hun model is echtervangrootbelang,
omdat daarmee beter dan vroegereen
berekening
is te makenvandeopbrengsten
vaneventuelewinning.
In hetverleden werd daarvaak te
optimistisch
overgedaan:
eer-dereschattingen
diemetveel mindergeologische
detailsrekening
hieldenkwamensoms uit op15-25maalgrotere voorraden. Eveneensvanbelang
is dat het modeluitwijst
dat dekans opgrote
voorkomensvangashydraten
eldersin de Golfvan Mexico
betrekkelijk gering
is:vrijwel
al hetgashydraat lijkt geconcentreerd
op de continentalehelling
in het noordwesten.Hoewel de hoeveelheid
gashydraat
dienuisvastgesteld
aanmerkelijk geringer
is dan in eerderschattingen
werdaangenomen,
blijft
het nogaltijd
gaanom een zeergrote
hoeveelheid
energie.
Deze is zelfs 30-40 maal zogroot
als het totaalaanolie dat via de bestaande technieken in de hele GolfvanMexico kan worden gewonnen; die hoe-veelheidwas
destijds
voorPresident Bushsr. reden om de totdantoezeerlosse bandenmetMexiconauw aantehalen.
Referentie:
6Destabilisatie van
gashydraten
maakteovergangvan zeer
strenge (vroege) ijstijden
naar warmeperioden mogelijk
Gashydraten
-zoalsdie dus inzeer
grote
hoeveelhe-den in ondermeerde Golfvan Mexicovoorkomen-zijn
er
mogelijk
de indirecte oorzaakvan geweestdatereen einde kwamaan eenaantalzeerkoudeijstijden
in hetverre verledenvan de aarde. Onder dieijstijden (die
niet moe-tenworden verward met dieuithetIJstijdvak
-Pleistoceen-dat
ongeveertwee
miljoen jaar geleden begon),
AFZETTINGEN WTKG22(4). 2001 74
tot demeest
uitgesproken.
Sommige
onderzoekers gaanerzelfs van uit dat de
gehele
aardetoen diverse malen metijs
wasbedekt(de
‘sneeuwbalaarde’).
Dezeoude
ijstijden
worden vaakgekenmerkt
doorextreem dikkekeileem-achtige
lagen,
die suggereren dat deijstij-den waarinze
zijn gevormd
zeerlang
hebbengeduurd.
Minstenszoopvallend
is echter dat dezeafzettingen bijna
overal worden bedekt dooreenspeciaal type kalkgesteente.
Dat ismerkwaardig,
omdat kalkstenen in degeologische
geschiedenis
vooralzijn
ontstaan in relatiefwarmezeeën. Deplotselinge
overgangvankennelijk
zeerlangdurige
enzeerkoude
ijstijden
naarveelwarmereperioden
heeftgeo-logen
dan ookvoorveel raadselsgesteld.
Voor dat
probleem
isnu eenoplossing aangedragen:
vol-gensMartin
Kennedy,
Nicholas Christie-Blick enLindaSohl bestondenerook
tijdens
de desbetreffendeijstijden
temperatuurfluctuaties (zoals
dat ook binnen demeer re-centeijstijden regelmatig voorkwam). Bij stijgende
tem-peratuur
smolteen deelvan hetijs af,
waardoor dezee-spiegel
steeg.Daarbij
werden eerderdrooggevallen
delenvanhetcontinentaal
plat
weeroverstroomd.Inde bodemvan het continentaal
plat
bevonden zich - metijs
verge-lijkbare
-gashydraten,
in eenbodem die eerder door delage temperatuur
continu bevrorenwasgeweest
(permaf-rost).
Door deoverstroming
methetwaterontdooide depermafrost, waarbij
de inde bodemaanwezige
gashydra-tenwerdengedestabiliseerd,
enuiteenvielen.Daarbij
kwa-men zeer
grote
hoeveelhedenmethaangas
vrij.
Diehoe-veelheid
methaangas zorgde
voor eenzosterkbroeikas-effect,
dat daarmee deomstandigheden
voorkalksteen-vorming gunstig
werden.Een interessante
ondersteuning
van dezetheorie vinden de onderzoekers in deverhoudingen
tussendekoolstof-isotopen
in de kalkstenen die directopde
glaciale
afzet-tingen liggen.
Viaeentamelijk
technischeredenering
ko-men zetotdeconclusie dat hetmeestevrijkomende
me-thaanop hetcontactvlakvansedimentenzeewaterwerd
geoxideerd
dooreenproces
waarbij
zuurstofvrijkwam
tengevolge
vande reductievan sulfaten. Daardoor werdhetmilieualkalischer
(meer basisch)
enkon kalksteenche-mischneerslaan.
Ooknubevinden zich in de zeebodemonvoorstelbaargrote hoeveelheden
gashydraten.
Al eerder iserop
geologische
conferenties
op gewezen dat
verstoringen
vande zeebo-dem(bijv. bij
hetleggen
vankabels)
de kansop het uit-eenvallenvande
gashydraten vergroten,
endaardooreen milieurisicovormtdatinbeschouwing
moetwordenge-nomen
bij
iedere activiteit dieplaatsvindt
waarzichgrote concentratiesgashydraten
bevinden.Referenties: 3,
5Belangwekkende
dinoblijft ontsnappen
aan onderzoekersHadden
(bijna)
alle dinosauriërs haren? Of wellichtveren? De
beantwoording
van die vragenzouhet beeld datwe nu hebbenvan dezeuitgestorven
groepvolledig
kunnen veranderen. Eneriseenfossiel dat opeen vandievragen
mogelijk
eenpositief
antwoord kan geven. Tot dus-verre heeft dewetenschap
echter steedsachterhetnet ge-vistbij pogingen
omhet fossielteonderzoeken.Deredenis dathet fossiel
merkwaardige omzwervingen maakt,
tus-senhandelarenen
mogelijk
ookparticuliere
verzamelaars. Eenkortgeleden gepubliceerd
boekvanLuisRey,
metals titel ‘Extremedinosaurs’,heeft denaspeuringen
in ganggezet.
Het boekbevateenfiguur
van eendinosauriër diewaarschijnlijk
behoorttot depsittacosauriden,
eengroepdie behoort totde ordevan de
Omithischia,
eenvan detwee ordes waarin dinosauriërs worden onderverdeeld. Van deandere
orde,
deSaurischia, zijn huidplaten
bekendwaarop haren ofverenzouden kunnen hebben
gegroeid.
Bij
de Omithischiazijn
zulkehuidplaten
nooitaangetrof-fen.
Bij
depsittacosauride
in het boekvanRey
komenze echter wel voor,enomdat defiguren
in dit boek alsbe-trouwbare
interpretaties
op basis van fossiele vondstenkunnen worden
gekenschetst,
is defiguur waarschijnlijk
gebaseerd
opwaarnemingen.
Als diecorrectzoudenzijn,
dan maakt dat het stukwaarschijnlijker
dat alle(of
op z’n minstveel)
dinosauriërsverenof haren hebbengehad.
Controle is dusvanbelang.
Ener is bekend dater eenfossielvan een
psittacosauride
bestaat datdergelijke
huid-platen
vertoont. Het fossielis,
zoals zoveel fossielenvan dinosauriërsenvroege
vogels, afkomstig
uit China.Voorzoverbekend bevat het
huidplaten langs
destaart met struc-turen die kunnenwijzen
op verenof haren. Maar ditbij-zondere
fossiel,
datillegaal
uit China isverdwenen,
is nooit doorwetenschappers onderzocht,
en eris nooitover gepu-bliceerd.Naspeuringen wijzen
uit dat hetfossiel in deaf-gelopen
tweejaar
heeftrondgezworven
inEuropa.
Eenjaar geleden
dook hetevenopbij
eenwinkel(Stone Age)
in het Italiaanse Triest.Volgens
deeigenaar,
FlavioBac-chia,
hadeenDuitsegeoloog
hetaanhem gegevenom schoon temaken. Bacchia zegt het fossiel daarnanaarpaleontologen
vanhet MuseumvoorNatuurlijke
Historie in Milaante hebbengestuurd.
Daar is hetvolgens
een medewerker inderdaadaangekomen,
maarop verzoekvanBacchiaweer aan hem
teruggestuurd. Volgens
Bacchiawas dat omdat
hij
eengezamenlijk
onderzoekdoor Itali-aanse enChinesepaleontologen probeerde
tearrangeren. Toen datmislukte,zouhij
het fossielweer naarde Duitseeigenaar
hebbenverzonden,
maar die wilde nietingaan
opeenverzoekvanhet
tijdschrift
Naturevoor een inter-viewoverdeze zaak.Volgens
MarkNorell,
eenbij
het Amerikaans Museum voorNatuurlijke
Historie in New Yorkwerkzame,
geres-pecteerd deskundige
op hetgebied
van Aziatischedino-sauriërs,
bewijst
dezegeschiedenis
eenste meerhoeAF2ETTINGENWTKG22(4), 2001 75
de weg kunnenstaan.
Hij pleit
ervoor omhet fossiel opte sporenom het in Chinawetenschappelijk
telaten onder-zoeken.Referenties: 1,4,7
Evolutie van vroegemens inAustralazië
geografisch
beïnvloedHoeinteressantdeevolutievandinosauriërsnaar
vo-gels
ook magzijn
- enhoeveel aandachtdaaraanook in de literatuurwordtbesteed-erzijn
nog veelmeer inte-ressanteevolutionaireontwikkelingen,
inclusief dievandemens.
Daarbij blijken
vaak eerderongedachte
factoren eenroltespelen.
Zo iserbij
het beschouwenvande evo-lutievan de vroegemens in Australazië in het verledenonvoldoendeaandacht besteedaandeunieke
geografische
en
ecologische
contextwaarin diemenszich bevond. Datstelt Paul
Storm,
medewerkervan hetmuseum Naturalisin Leiden. Dat is
volgens
hem destemerkwaardiger
om-dat heelgoed
bekendis dat dezoogdierfauna’s
daar in sterkematebeïnvloedzijn
geweestdoorgeografische
bar-rièresenhet bestaanvansterkuiteenlopende ecologische
zones.
Totnutoe
zijn
deverklaringen
voordeevolutionairege-schiedenis van demens ter
plaatse
vooralbepaald
door tweezienswijzen.
Deeerste(het zogeheten multiregionale
scenario)
gaatuitvan eengeleidelijke
evolutievandefos-sielenaar de
huidige
mens; hetbelangrijkste
argumentdaarvoor is devorm vande schedel. De tweede
verkla-ring (de
‘out of Africa’hypothese)
gaatervanuit dat Homosapiens
zich ontwikkeldeinAfrika,
vandaaruitmigreerde
naarondermeerAzië, ende daar levende Homoerectusverdrong.
Wanneermilieu-aspecten
inbeschouwing
wor-dengenomen, iser
volgens
Storm alleaanleiding
omteveronderstellendatbeide
verklaringen
correctzijn,
althansdatze samen aande
ontwikkeling
vandemensin Austral-azië hebbenbijgedragen.
Een
buitengewoon belangrijk
- entotnutoeoverhet hoofdgezien
-aspectzoudebijna
onneembare waterbarrièrevan Wallaceazijn geweest.
Die hadeenenormeinvloed op deverspreiding
- en daarmee ook de evolutie- van
talrijke
zoogdieren,
waaronder ook de vroegemens. Er is geen enkeleaanwijzing
dat Homoerectuskans heeftgezien
om dezebarrièretenemen.Wel is Homoerectus
waarschijnlijk
voortdurend inzuid-oostelijk
Aziëaanwezig
geweest. Datblijkt
uit diverse vondsten zoals dievan deTrinil-, deSangiran-
en deNgandong-mens.
Tussen 126.000en81.000jaar geleden
werd het klimaatvochtiger,
metalsgevolg
dat hettro-pisch regenwoud
zich totoostelijk
Java kon uitstrekken. Die nieuweomstandigheden
maakten hetvoorelderver-derontwikkeldemensen
mogelijk
omdatgebied
te berei-ken. Een aantalvande lokalemenstypen,waaronderHomo erectus.werden door de beteraanhet nieuwe klimaataan-gepastemensenverdreven.
Homo
sapiens
bleekwel in staatomWallaceaoverteste-ken.
Hij
deeddat,
maar erbleven ook genoegindividuenachter,
zodat desoortzichaanbeidezijden
vanWallaceaverder ontwikkelde.Dat
gebeurde onafhankelijk
vanel-kaar,
waardoor dehuidige
bewoners ookopbasisvanhunschedel intwee
duidelijk
verschillendetypenzijn
te on-derscheiden.Referentie:
8Biodiversiteit
ingeologisch
verledenonge-kend
groot
Het leven op aarde is in het verleden veel diverser
geweest
danwe nuweten.Datligt
voordehand,
want slechts een minieme fractie van alle levendewezensfossiliseert;
vandie fossielen wordenerin deloop
vandetijd
veleonherkenbaar(bijv.
door‘omsmelting’ bij
ver-hoogde temperatuur
endruk opgrotediepte),
en erver-dwijnen
veel fossielen doordatzetijdens erosieprocessen
tot onherkenbaar kleine
fragmenten
wordenverpulverd.
Envande fossielen die al deze gevarenoverleven,wordtuiteindelijk
slechtseenverwaarloosbare fractiegevonden
enwetenschappelijk
verwerkt.Hoedivers het leven op aarde is
geweest,
is danookmoei-lijk
te schatten. Tochzijn
ergegevens over, vooraldank-zij
het eindeloze monnikenwerkvanJackSepkoski,
die voor meerdan 31.000geslachten (verdeeld
overongeveer 4000families)
vanzogeheten
macro-invertebraten(d.w.z.
dieren zonder
inwendig skelet,
en zogrootdatzemethetbloteoogtedetermineren
zijn;
het bekendste voorbeeldzijn schelpdieren
uitzee)
onderzocht wanneer ze in degeologische
geschiedenis
voorkwamen.Hij
deed dit op basisvan literatuuronderzoek.Dathij geslachten
alsuit-gangspuntnam enniet soorten,was omde discussiesover welke
exemplaren
toteensoortbehoren,
tevoorkomen. Uit deoptelling
van allegeslachten
dieopeengegevenmomentleefdenop
aarde,
konSepkoski
zo eenbeeldkrij-genvande biodiversiteit op datmoment.Die biodiversiteit is
toegenomen
van een verwaarloosbaar aantalgeslach-ten zo’n540
miljoen jaar geleden
totongeveereenmil-joen geslachten
nu. Dat is echter geengeleidelijke
toe-namegeweest,maar een
ontwikkeling
metpieken
en da-len. Zowetenwe nudankzij Sepkoski
dat degrotemassa-uitstervingen (bijv.
nadeinslag
van eenhemellichaamopde grenstussen
Krijt
enTertiair) altijd
slechts eenkorteterugslag
heeft gegeven,en daarnajuist
een sterke toe-name vanhet aantal nieuwegeslachten.
Hoe baanbrekend het werkvan
Sepkoski
ook isgeweest, hetgeeft
- alleen al omdat hetop literatuurstudieswas
gebaseerd
- eenbeeld dat nietvolledig
is. Datblijkt
uitonderzoek dat is
uitgevoerd
door de Phanerozoic MarineDiversity Working
Group.
Hetsystematisch
onderzoekdoor deze
werkgroep
van344 collectiesmetschelpen
uit het Plioceen(5-1,7 miljoen jaar geleden)
vanPanamaen Costa Rica(minder
dan0,1%
van detoenmalige
7mil-joen
km2oceaan)
bracht veelmeergeneraaan het licht danopgrond
vanstatistischeberekeningen
verwachtzouAFZETTINGEN WTKG22(4), 2001 76
mogenworden. Deonderzoekers concluderen daaruit dat
de
huidige schattingen
vande vroegere biodiversiteit veel telaag zijn.
Twee Amerikaanse onderzoekers berekenen op
theoreti-sche
gronden
daterwaarschijnlijk
in totaalzo’nmiljoen
geslachten
van marine macro-invertebraten hebbenge-leefd,
endat daarvanwaarschijnlijk
zo’n 67.000 geslach-ten ookdaadwerkelijk
als fossielen zouden kunnen wor-dengevonden.
Dan moeternogwel veelaande bestaande kennis wordentoegevoegd.
Alleeneenuitgebreid
syste-matischonderzoek, waarbij
de onderzoekers denkenaaneen
project
datongeveertwintigmaal
zouitgebreid
als het nuuitgevoerde project
zou moetenzijn,
zou een statis-tischgezien
betrouwbaar inzicht in deontwikkeling
van debiodiversiteitopaarde kunnen geven, inclusiefeenbeterinzichtin de effectenopdiebiodiversiteit van
wereldwijde
natuurrampen.
Referentie:2Geraadpleegdeliteratuur
1
Dalton, R.,
2001. Elusive fossil could concealanswertodinosaur debate. Nature412,p. 844.
2 Jackson,J.B.C. &Johnson,
K.G.,2001. Measuring
pastbiodiversity.
Science293,p. 2401-2404.3
Jacobsen, S.B.,
2001. Gashydrates
anddeglaciations.
Nature412,
p. 691-693.4 Ji, Q., Norell, M.A., Gao, K.-Q.,
Ji,
S.-A. &Ren, D.,2001. The distribution of
integumentary
structures inafeathered dinosaur. Nature
410,
p. 1084-1088.5
Kennedy,
M.J.,Christie-Blick,
N. &Sohl, L.E.,
2001. Are Proterozoic cap carbonates andisotopic
excursions arecord ofgashydrate
destabilizationfollowing
Earth’s coldest intervals?Geology
29, p. 443-446.6
Milkov,
A.V.,2001. Estimate ofgashydrate
resource,northwestem GulfofMexico Continental
slope.
Ma-rine
Geology 179,
p. 71-83.
7
Stokstad, E.,
2001.Mysterious E-photos
vexpaleon-tologists.
Science293,
p. 1573.8 Storm, P.,2001. The evolution of humans in Austral-asia from an environmental
perspective.
Palaeo-geography, Palaeoclimatology, Palaeoecology 171,
p. 363-383.9
Vugt,
N.Van, Langereis,
G.C. &Hilgen,
F.J., 2001. Orbitalforcing
inPliocene-Pleistocene Mediterranean lacustrinedeposits:
dominantexpression
ofeccentricity
versus
precession.
Palaeogeography,
Palaeoclimato-logy, Palaeoecology
172,p. 193-205.*A.J.
(Tom)
vanLoon,
GeocomB.V., Benedendorpsweg
61,
6862 WCOosterbeek tel. 026-339 0908, fax
026-33907
83,
emailronivan.loon@wxs.nl
spec. 1
Pyrgophorus
Mloceen, Pebas Formatie
Indiana,Peru (Tek. Frank
Wessellngh)
Schetsboek
1
Mioceen, Pebas Formatie Nuevo Horizonte
Tryoniaspec.
Peru