• No results found

De invloed van gezinskenmerken op het herkennen van psychosociale problemen bij jeugdigen van 0-19 jaar door de huisarts : een meta-analyse

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van gezinskenmerken op het herkennen van psychosociale problemen bij jeugdigen van 0-19 jaar door de huisarts : een meta-analyse"

Copied!
34
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De invloed van Gezinskenmerken op het herkennen van Psychosociale Problemen bij Jeugdigen van 0-19 jaar door de Huisarts: een Meta-Analyse

Universiteit van Amsterdam Masterthesis

Master Forensische Orthopedagogiek Student: Pascalle Ohr (10201890) Scriptiebegeleider: prof. dr. G.J J.M. Stams

Tweede beoordelaar: prof. dr. J. Hendriks

(2)

INHOUDSOPGAVE ABSTRACT……….. 3 SAMENVATTING……….………... 4 INLEIDING………... 5 METHODE……… 9 Codering………..…………11 ANALYSE………... 11 RESULTATEN……… 13

Moderatoranalyse van gezinskenmerken op psychosociale problemen………. 14

DISCUSSIE………. 15

CONCLUSIE………... 19

REFERENTIES………... 20

BIJLAGEN………... 26

Appendix A: Tabel 1: zoekstrategie ………... 26

Appendix B: Tabel 2: Flow-diagram van geïncludeerde artikelen……….... 28

Appendix C: Tabel 3: studiekenmerken……….. 29

(3)

Abstract

This meta-analytic study aimed to the effect of family characteristics on the recognition of psychosocial problems in young people (0-19 years) by the general practitioner. This meta-analysis included 10 independent studies with 57 effect sizes. These studies were published from 2000 up to and including February 2017. The findings indicated that family characteristics had a significant small overall effect on the identification of psychosocial problems by the general practitioner (d = .28). A moderator analysis, however, showed that the degree of urbanization moderated this effect, in the sense that only a significant effect of family characteristics was found in large cities (d = 0.31). This means that the family characteristics only in large cities were found to have an influence on the identification of psychosocial problems by the general practitioner. A trend indicated that this was only the case for parent-report; not in the case of reporting by the professional or on the basis of medical file information. In this meta-analysis, no differences were found between distinct family characteristics, including socioeconomic status (SES), parenting and family structure. Restrictions and recommendations for follow-up research and practice concerning the identification of psychosocial problems by the general practitioner were discussed.

Key words: family characteristics; children and adolescents; 0-19 years; psychosocial problems; general practitioner, identification; meta-analysis.

(4)

Samenvatting

Deze meta-analyse geeft het effect weer van gezinskenmerken op het herkennen van psychosociale problemen bij jeugdigen van 0-19 jaar door de huisarts. Deze meta-analyse omvat 10 onafhankelijke studies met 57 effectgroottes. De studies zijn gepubliceerd vanaf 2000 tot en met februari 2017. De resultaten gaven aan dat gezinskenmerken een significant klein overall effect hadden op het signaleren van psychosociale problemen door de huisarts (d = .28). Een moderatoranalyse liet echter zien dat urbanisatiegraad dit effect modereerde, in die zin dat alleen een significant effect van gezinskenmerken werd gevonden in grote steden (d = 0.31). Dit betekent dat de gezinskenmerken alleen in grote steden invloed bleken te hebben op de identificatie van psychosociale problemen door de huisarts. Een trend betekende dat dit vervolgens alleen het geval was bij ouderrapportage; dus niet in het geval van rapportage door de professional of op basis van medische dossierinformatie. In deze meta-analyse werden geen verschillen gevonden tussen onderscheiden gezinskenmerken, waaronder sociaaleconomische status (SES), ouderschap en gezinsstructuur. Beperkingen en aanbevelingen voor vervolgonderzoek en praktijk met betrekking tot het signaleren van psychosociale problemen werden nader belicht.

Trefwoorden: gezinskenmerken; kinderen en adolescenten; 0-19 jaar; psychosociale problemen; huisarts, signaleren; meta-analyse.

(5)

Inleiding

Een aanzienlijk aantal kinderen en jongvolwassenen lijdt aan psychosociale problemen, met een geschat percentage tussen de 10 en 20% (Kieling et al., 2011; Verhaak, van Dijk, Walstock, & Zwaanswijk, 2015). Psychosociale problemen kunnen in drie categorieën worden onderverdeeld, te weten: 1. internaliserende problemen, waaronder angst en depressie; 2. externaliserende problemen, zoals agressief gedrag, gedragsstoornissen en delinquentie; en 3. ontwikkelingsproblemen, zoals autisme (Postma, 2009). Zowel de aard als ernst van deze psychosociale problemen varieert sterk, van kinderen met milde problemen zonder beperking tot kinderen met ernstige problemen en beperkingen (van Dijk, Verhaak, & Zwaanswijk, 2013; Olfson, Druss, & Marcus, 2015). Psychosociale problemen hebben vaak een negatieve invloed op het dagelijks functioneren en welzijn van kinderen en kunnen later in het leven tot verschillende nadelige uitkomsten leiden (Crone, Zeijl, Sijmen, & Reijneveld, 2016; Ford, Meltzer, & Goodman, 2007). Vroege signalering van psychische problemen bij kinderen is daarom belangrijk, zodat adequate en preventieve behandeling(s) oplossingen c.q. adviezen geboden kunnen worden en ten behoeve van preventie van nadelige gevolgen.

De eerstelijnszorg heeft een centrale rol bij de identificatie en behandeling van kinderen met psychosociale problemen (Vallance, Kramer, Churchill, & Garralda, 2011). De meeste landen maken een onderscheid tussen ‘eerstelijnszorg-professionals’ – die preventieve zorg bieden, dat wil zeggen, preventieve jeugdgezondheidszorg gericht op een gezonde ontwikkeling van het kind – en eerstelijnszorg-professionals, die curatieve zorg verlenen, bijvoorbeeld in een algemene praktijk of door middel van pediatrische consultatie en advies gericht op het oplossen van gezondheidsproblemen (Tylee, Haller, Graham, Churchill, & Sanci, 2007).

De meerderheid van de kinderen en jongvolwassenen in Westerse samenlevingen bezoekt minstens één keer per jaar een eerstelijnszorg-professional en meer in het bijzonder

(6)

de huisarts. Doordat zij regelmatig kinderen zien, bevinden eerstelijnszorg-professionals zich in een sterke positie om (risico’s voor) psychosociale problemen van jongeren te identificeren (O’Brien, Harvey, Howse, Reardon, & Creswell, 2016). De overheid in ontwikkelde landen is zich meer bewust geworden van eerstelijnszorg-professionals als de 'poortwachters' voor de geestelijke gezondheidszorg van jeugdigen, hoewel de daadwerkelijke realisatie van deze poortwachtersfunctie nog vaak te wensen over laat (O’Brien et al., 2016).

Huisartsen worden gezien als poortwachter in de zorgsector en kunnen in die hoedanigheid een aanmerkelijke bijdrage leveren aan de diagnostiek en behandeling van jongeren met psychosociale problemen (Heiligers & Verhaak, 2000), o.a. doordat huisartsen veel cliënten zien die kampen met psychische en sociale klachten (van der Linden, Westert, de Bakker, & Schellevis, 2000). De positie van de huisarts kan eraan bijdragen dat psychosociale problemen worden herkend in een vroeg stadium, waardoor verdiepende diagnostiek en passende behandeling van psychosociale problemen zo tijdig en effectief mogelijk kunnen plaatsvinden.

Hoewel kinderen en jongeren regelmatig de huisarts bezoeken, worden deze psychosociale problemen echter niet altijd herkend door de huisarts (Kessler, Bennewtih, Lewis, & Sharp, 2002; Zwaanswijk, Verhaak, van der Ende, Bensing, & Verhulst, 2005; Zwaanswijk, Verhaak, van der Ende, Bensing, & Verhulst, 2006; Sayal, 2006). Een oorzaak hiervan is dat jongeren met mentale gezondheidsklachten niet hun huisarts raadplegen. Daarnaast beschouwen ze de huisarts niet als geschikte bron wat betreft zorgen over geestelijke gezondheidsklachten (Tylee et al., 2007). Ook zijn adolescenten terughoudend wanneer het gaat om hulp zoeken voor hun mentale gezondheidsproblemen (Rickwood, Dean, & Wilson, 2007). In het geval dat adolescenten al hulp zoeken, dan beschouwen zij hun klachten als somatisch wanneer deze psychisch zijn (Rickwood, Dean, & Wilson, 2007).

(7)

Bij het herkennen van psychosociale problemen door de huisarts kunnen verschillende factoren een rol spelen. Het is van belang te onderzoeken welke factoren van invloed zijn op het proces van het herkennen van psychosociale problemen. In het model van Verhulst en Koot (Zwaanswijk, Verhaak, Bensing, Van der Ende, & Verhulst, 2003) worden er vijf niveaus beschreven, gescheiden door verschillende filters, die van invloed kunnen zijn op het signaleren van psychosociale problemen van jeugdigen. Onder de filters vallen; 1. het herkennen van problematiek van kinderen en jongeren door de ouders en het mogelijk inschakelen van de huisarts; 2. de huisarts herkent de problemen van het kind; 3. de huisarts verwijst het kind door naar de geestelijke gezondheidszorg (GGZ); 4. de GGZ besluit het kind ambulant door te verwijzen naar klinische zorg. Deze filters kunnen beïnvloed worden door verscheidene variabelen die betrekking hebben op het kind, de ouders en het gezin, de omgeving en de huisarts (Zwaanswijk et al., 2003).

In dit onderzoek zal gekeken worden wat de invloed is van gezinskenmerken op de herkenning van psychische problemen bij kinderen door de huisarts. De gezinskenmerken in dit onderzoek zijn geclusterd in sociaaleconomische status (SES), ouderschap en gezinsstructuur.

Verschillende studies hebben de relatie tussen sociaaleconomische-status en psychosociale problemen van jeugdigen onderzocht. Hierin is bewijs gevonden dat jongeren uit gezinnen met een lage sociaaleconomische status vaker psychosociale problemen vertonen dan jongeren uit gezinnen met een hogere SES (Verhulst & van der Ende, 1997). Ook uit het onderzoek van Bradley en Corwyn (2002) is gebleken dat adolescenten uit gezinnen met een lage SES een grotere kans hebben op ontwikkelingsproblemen dan adolescenten uit gezinnen met een hoge SES. Tevens blijkt dat adolescenten uit gezinnen met onvoldoende financiële draagkracht eerder symptomen van psychosociale stoornissen vertonen en gebreken laten zien op het gebied van sociaal functioneren (Brooks-Gunn & Duncan, 1997). Aangezien de

(8)

prevalentie van psychosociale problemen hoger is bij gezinnen met een lage SES is het plausibel om te veronderstellen dat daarmee de kans op detectie van psychosociale problematiek groter is bij gezinnen met een dergelijke achtergrond in vergelijking met gezinnen van hoge SES (Alberg, Park, Hager, Brock, & Diener-West, 2004). In dit onderzoek zijn de volgende indicatoren van SES meegenomen: beroep. werkgelegenheid ouders, sociale achterstand of voorspoed, verzekeringsstatus en het opleidingsniveau van de ouders (Bradley & Corwyn, 2002). Verondersteld wordt dat ouders met een laag opleidingsniveau minder goed in staat zijn om hun problemen, of die van hun kinderen, adequaat onder woorden te brengen, waardoor het herkennen van (risico’s voor) psychosociale problemen door de huisarts bemoeilijkt wordt.

Een ander belangrijk aandachtspunt bij het vroeg signaleren van psychosociale problemen betreft de signalen voor risicovolle opvoedingssituaties. Uit het balansmodel van Bakker, Bakker, van Dijke en Terpstra (1998) blijken een autoritaire opvoedingsstijl, echtscheiding en conflicten risicofactoren te zijn voor psychosociale problemen bij het kind. Ook uit het rapport van Hermanns, Öry, Schrijvers, Junger en Blom (2005) blijkt dat verwaarlozing/mishandeling van de partner, ingrijpende gebeurtenissen, snelle wisseling in de verzorgers van het kind en tekorten in communicatie tussen ouder-kind risicofactoren zijn voor het ontwikkelen van psychosociale problemen. Bij minder goede opvoeding is het ontwikkelen van psychosociale problemen groter en is er dus meer kans op detectie hiervan door de huisarts. Ouders met minder gunstige opvoedingsstijlen zullen ook de problemen van hun kinderen minder snel signaleren en minder goed onder woorden kunnen brengen, waardoor deze problemen niet aan de huisarts gemeld worden. Ouders zien het gedrag van hun kind niet als probleemgedrag, waardoor ze het ook niet zullen aangeven.

Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat kinderen uit eenoudergezinnen eerder kans hebben op psychosociale problemen. Zo bleek dat kinderen met psychische problemen

(9)

vaker opgroeien in een eenoudergezin, meer gedragssymptomen vertonen en een oudere leeftijd hebben (Dempster, Beth, Wildman, Langkamp, & Duby, 2012; Reijneveld, Brugman, Verhuslt, & Verloove-VanHorick, 2004; Zeijl, Crone, Wiefferink, Keuzenkamp & Reijneveld, 2005).

In deze meta-analyse zal daarom gekeken wat de invloed is van gezinskenmerken op de herkenning van psychische problemen door de huisarts. De vraag die in deze meta-analyse centraal zal staan, luidt als volgt: “Welke gezinskenmerken hebben invloed op de detectie van psychosociale problemen bij jeugdigen van 0-19 jaar door de huisarts. Verondersteld wordt dat gezinskenmerken helpen bij het voorspellen welke kinderen worden geïdentificeerd met psychische problemen door de huisarts. Een lage SES, minder adequate opvoedingsstrategieën en kinderen afkomstig uit een gezinsstructuur anders dan getrouwde ouders zijn factoren die mogelijk van invloed zijn op het identificeren van psychische problemen bij jeugdigen door de huisarts.

Methode

In dit onderzoek is systematisch gezocht naar artikelen die tot 1 februari 2017 gepubliceerd zijn. De zoekstrategie is ontwikkeld voor Pubmed. Daarnaast is deze aangepast voor vergelijkbare zoekopdrachten in CINAHL, Cochrane, Web of Science, Embase en Psychinfo. Deze zoekstrategie is ontwikkeld met de hulp van een gecertificeerde informatiespecialist. Zoektermen omvatten onder andere kinderen, psychische problemen, huisartsenpraktijken of jeugdgezondheidszorg, identificatie en synoniemen (voor de volledige zoekstrategie zie Appendix A). Tevens is er een zoekopdracht uitgevoerd in de grijze literatuur van zeven databases (WHO-database, OpenGrey, GreyLit, GLIN (grijze literatuur in Nederland), Academic Search Premier, klinische proeven en huidige gecontroleerde onderzoeken), dit is

(10)

gedaan om te voorkomen dat relevante titels in andere databases worden gepubliceerd dan de gebruikelijke databases.

De artikelen werden onafhankelijk gescreend op titel en abstract met behulp van vooraf gedefinieerde inclusie- en exclusiecriteria. De inclusiecriteria voor de studies: (1) gericht op kinderen in de leeftijd van 0-19 jaar die een huisarts bezoeken (direct of indirect via ouders of verzorgers), (2) Primaire zorg professional-geïdentificeerde psychische problemen hebben onderzocht op basis van het medisch dossier van de patiënt of de huisarts, en (3) onderzochte factoren die verband houden met geïdentificeerde psychische gezondheidsproblemen. Uitsluitingscriteria waren: (1) artikelen met niet-originele gegevens, (2) recensies, proefschriften, boekhoofdstukken, case reports, editorials, mondelinge presentaties en posterpresentaties en (3) artikelen gepubliceerd in een andere taal dan het Engels.

Data-extractie

De volgende studiegegevens werden geëxtraheerd uit de opgenomen studies: auteur, jaar, land, ontwerp, methoden, setting, onderzoekspopulatie, analysemethoden en primaire zorg professional, geïdentificeerde psychische problemen en bijbehorende factoren. Factoren die verband houden met de identificatie van mentale gezondheidsproblemen met hun effectmetingen zijn ontleend aan tabellen of tekst. In het geval er geen effectmaat aanwezig was, werd een beschrijving van de samenhang tussen de factor en de uitkomst verkregen uit de tekst. Factoren waarvoor geen effectmeting of samenhang werd gerapporteerd, werden uitgesloten van verdere analyses. In de laatste fase werden auteurs benaderd via email voor mogelijk aanvullende informatie van studies. De flow-chart van de zoekstrategie is weergegeven in Appendix B. De kenmerken van de geïncludeerde studies zijn weergegeven in Appendix C.

(11)

Codering

In deze meta-analyse is ervoor gekozen om gezinskenmerken te coderen, waarin de volgende subdimensies te onderscheiden zijn: SES, ouderschap, gezinsstructuur en overig.

Het construct SES werd als volgt gecodeerd: opleiding ouders, werkgelegenheid ouders, SES, sociale achterstand en verzekeringsstatus. Daarnaast werd het construct ouderschap gecodeerd als: ouderlijke stress (parental distress), opvoedingsstijl ouders gemeten met parenting scale (PS), ouderschapsbekwaamheid gemeten met PSOC (parenting scence of competence scale, positieve of negatieve effecten ouders gemeten met de PANAS, andere problemen in het gezin, inclusief verwaarlozing en ouderlijke bezorgdheid over psychosociale problemen). Vervolgens werd het construct gezinsstructuur gecodeerd als anders dan twee biologische ouders. Daarnaast is er in deze meta-analyse het construct overige meegenomen. Dit construct is als volgt gecodeerd: leeftijd van de ouders, taal van de ouders, aantal broers en zussen, kinderopvang.

Ook werden er methodologische kenmerken gecodeerd: percentages jongens, percentage etnische minderheid, soort rapportage (ouder- of professionalrapportage, medisch dossier) en urbanisatiegraad (grote stad, randgemeenten).

Analyse

Voor elke determinant die voorkwam in de studies is een effectgrootte berekend. Bij de artikelen waarvan de Cohen’s d ontbrak, is getracht deze te berekenen met behulp van de webtool Effect Size Calculator van Campbell Collaboration en daarbij de benodigde gegevens uit de artikelen. Tevens is er gebruik gemaakt van de formules van Mullen (1989) en Lipsey en Wilson (2001) om teststatistieken om te zetten naar Cohen’s d (Mullen, 1989).

Daarnaast is er gecheckt voor uitbijters op basis van gestandaardiseerde z-waarden groter dan 3,29 of kleiner dan -3,29 (Tabachnick & Fidell, 1989). Dergelijke uitbijters

(12)

werden gehercodeerd naar de hoogste score binnen de normale range. Elke continue moderator werd gecentreerd rond het gemiddelde en voor de categorische variabelen werden dichotome dummy-codes gemaakt.

Tevens moet er rekening gehouden worden dat de assumptie van onafhankelijkheid geschonden kan worden bij het includeren van meerdere effectgroottes per studie (Hox, Moerbeek, & Van de Schoot, 2010). Hierom werd er gebruik gemaakt van een drie-level random effect model (Houben, Van den Noorgate, & Kuppens, 2015). Om te bepalen of er sprake is van significante variantie tussen effectgroottes binnen studies (niveau 2) en tussen studies (niveau 3) werden er twee log-likelihood-ratio-toetsen uitgevoerd. Middels het programma R en met behulp van de syntaxen van Assink en Wibbelink werden de data geanalyseerd.

Daarnaast is het belangrijk in een meta-analyse dat alle onderzoeken die ooit zijn uitgevoerd en aan de inclusiecriteria voldoen, meegenomen worden in de meta-analyse (Lipsey & Wilson, 2001). Echter is er een gangbaar probleem dat niet alle resultaten worden vermeld in onderzoeksverslagen, dissertaties, of wetenschappelijke artikelen door het ontbreken van niet-significante of nadelige uitkomsten, zodat deze moeilijk te achterhalen zijn. Doordat deze artikelen niet worden opgenomen, kan dit resulteren in een overschatting van de werkelijke effectgrootte, ook wel ‘publicatiebias’ genoemd (Rosenthal, 1979).

Een andere mogelijkheid om te na te gaan wat het effect van publicatiebias zou kunnen zijn op de meta-analytische resultaten kan achterhaald worden door de spreiding van de effectgroottes van alle onafhankelijke studies op de horizontale as te analyseren ten opzichte van de steekproefomvang of een afgeleide daarvan, namelijk, de standaardfout op de verticale as. Wanneer de spreiding van de effectgroottes een trechtervorm aanneemt, is er geen sprake van publicatiebias. Verwacht wordt namelijk dat bij onderzoeken met een kleinere steekproefomvang een grotere variatie zichtbaar zal zijn in effectgroottes door de

(13)

relatief grote standaardfmeetouten dan bij studies met een grote steekproefomvang en relatief kleine standaardfouten. Een schending van de symmetrie van trechtersplots wijst dus op publicatiebias, dat wil zeggen, een selectieve inclusie van studies die positieve of negatieve uitkomsten laten zien (Sutton, Duval, Tweedie, Abrams, & Jones, 2000). Het effect van asymmetrie van trechtersplots op de overall effectgrootte kan worden onderzocht door middel van een trim- en fillprocedure, waarbij de asymmetrische rechter- of linkerhand van de trechter wordt gecorrigeerd door effectgroottes te spiegelen ten opzichte van het midden van de trechter (Duval & Tweedie, 2000) met behulp van de functie 'trimfill' in het metaforpakket (Viechtbauer, 2010).

Resultaten

Deze meta-analyse geeft het effect weer van gezinskenmerken op de herkenning van psychosociale problemen bij jongeren (0-19 jaar) door de huisarts gebaseerd op 12 studies, waarvan 10 onafhankelijke studies (k) en 57 effectgroottes (#ES). De overall effectgrootte van de gezinskenmerken was significant (zie Tabel 1): d = 0.280 (p = .009). Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat de nulhypothese verworpen kan worden en dat gezinskenmerken invloed hebben op het detecteren van psychosociale problemen bij jongeren door de huisarts. Vervolgens bleek uit de uitbijteranalyse dat alle effecten binnen de normale range vielen.

Daarnaast is er gecontroleerd voor publicatiebias. Bij het controleren op deze bias bleek de Egger’s test significant (z = 4.135, p <.0001). Hieruit kan geconcludeerd worden dat het trechterdiagram asymmetrisch is (Egger, Smith, Schneider, & Minder, 1997). Mede hierom werd er een ‘funnelplot’ analyse uitgevoerd. Deze analyse leverde een trechterdiagram op met 14 ontbrekende effectgroottes aan de rechterzijde van de trechter (zie Appendix C). Dit duidt op een indicatie van selectiebias, met mogelijk een

(14)

oververtegenwoordiging van studies met specifieke kenmerken die systematisch in verband kunnen worden gebracht met grotere effecten. Na het toevoegen van de veertien ontbrekende effectgroottes was het overalleffect d = 0.401 (p <.0001) in plaats van d= 0.280. Dit betekent een kleine onderschatting van het werkelijke effect.

De resultaten van de likelihood-ratio test gaven een significante variantie van effectgroottes binnen studies (i.e. level 2): X2 (1) = 1197.348, p < .0001. Er werd echter geen significante variantie van effectgroottes tussen studies gevonden (i.e. level 3) X2 (1) =

1.5196, p = .218. Daarom is er geen moderatoranalyse uitgevoerd over de methodologische/ studiekenmerken. Om deze reden werden er alleen moderatoranalyses uitgevoerd op level 2 om de significante heterogeniteit op dit level te verklaren.

Tabel 1. Overall effect gezinskenmerken op psychosociale problemen Uitkomst k #ES Gemiddelde

d

95% BI p σ2level 2 σ2level 3 % Var.

Level 1 % Var. Level 2 % Var. Level 3 Gezins-kenmerken 10 57 0.280 0.074, 0.486 .009 0.144*** 0.067 0.606 67.799 31.595 Notitie. Gezinskenmerken= SES, ouderschap, gezinsstructuur, overig; k = aantal onafhankelijke

studies; #ES = aantal effectgroottes; gemiddelde d = gemiddelde effectgrootte Cohen’s d; BI = betrouwbaarheidsinterval; σ2level 2 = variantie binnen studies; σ2level 3 = variantie tussen studies ; % Var = percentage variantie.

*p < .05; **p < .01; ***p < .001

Moderatoranalyse van gezinskenmerken op psychosociale problemen

Tabel 2 geeft de resultaten weer van de moderatoranalyses op de herkenning van psychosociale problemen bij jeugdigen door de huisarts. De gezinskenmerken (i.e., overig, SES, ouderschap en gezinsstructuur) modereerden de detectie van psychosociale problemen bij kinderen door de huisarts niet. Daarnaast waren de leeftijd van het kind, het percentage jongens en het percentage etnische minderheid ook geen significante moderatoren. Daarentegen was de urbanisatiegraad wel een significante moderator, waarbij detectie door de huisarts van psychosociale problemen in een grote stad een groter effect (d = 0.311) had

(15)

dan in randgemeenten (i.e., verstedelijkte platte land). Tot slot was er sprake van een trend voor rapportage, waar bij de effecten voor ouderrapportage (d = 0.525) groter waren.

Tabel 2.

Moderatoranalyse van gezinskenmerken op psychosociale problemen

Moderator variabele k #ES B0/ d t0 B1 t1 F(df1, df2)

Gezinskenmerken 10 57 F(3, 53) = 1.079 Overig (RC) 4 8 0.110 0.658 SES 10 29 0.223 2.151** 0.114 0.659 Ouderschap 4 10 0.453 2.835*** 0.343 1.608 Gezinsstructuur 8 10 0.340 2.291** 0.230 1.139 Rapportage F(2, 53) = 2.621+ Ouderrapportage 5 28 0.526 2.519* Rapportage professional 5 21 0.219 1.047 -0.308 -2.230* Medisch dossier informatie 2 7 0.130 0.311 -0.396 -0.846

Urbanisatiegraad F(1, 55) = 4.429*

Grote stad 10 51 0.311 2.773**

Randgemeenten 1 6 -0.097 0.453 -0.407 -2.104*

Leeftijd kind 9 50 0.320 2.188* -0.026 -0.925 F(1, 48) = 0.855 Percentage jongens 9 49 0.211 4.461*** -0.001 -0.265 F(1, 47) = 0.070 Percentage etnische minderheid 5 28 0.181 3.339** -0.006 -1.143 F(1, 26) = 1.305

Notitie. k = aantal onafhankelijke studies #ES = aantal effectgroottes; B0/ gemiddelde d = intercept/ gemiddelde effectgrootte (d); t0 = verschil in gemiddelde d met nul; B1 = verwachte

regressiecoëfficiënt; t1 = verschil in gemiddelde d met referentiecategorie; F(df1, df2) = omnibus test; (RC) = referentiecategorie

+ = positieve trend

p < .10; * p < .05; ** p < .01; *** p < .001

Discussie

Deze meta-analyse geeft het effect weer van gezinskenmerken op het herkennen van psychosociale problemen bij jeugdigen van 0-19 jaar door de huisarts. Volgens Vallance en collega’s (2011) heeft de eerstelijnszorg een centrale rol bij identificatie en behandeling van jeugdigen met psychosociale problemen, waarbij huisartsen worden beschouwd als poortwachters en daarom een aanzienlijke bijdrage kunnen leveren aan de diagnostiek en behandeling van jeugdigen met psychosociale problemen (Heiligers & Verhaak, 2000). Uit

(16)

verschillende studies bleek dat de huisarts de psychosociale problemen van de jongeren niet altijd herkent, terwijl juist de huisarts eraan kan bijdragen dat psychosociale problemen in een vroeg stadium worden herkend bij jeugdigen en er tijdig een passende behandeling kan worden uitgevoerd.

In deze meta-analyse werd op basis van 10 onafhankelijke artikelen en 57 effectgroottes een klein significant overall-effect (d = 0.28) gevonden voor de invloed van gezinskenmerken op het herkennen van psychosociale problemen bij jeugdigen van 0-19 jaar door de huisarts. Een moderatoranalyse liet echter zien dat urbanisatiegraad dit effect modereerde, in die zin dat alleen een significant effect van gezinskenmerken werd gevonden in de grote steden (d = 0.31). Dit betekent dat de gezinskenmerken alleen in grote steden invloed bleken te hebben op de identificatie van psychosociale problemen door de huisarts. Een trend betekende dat dit vervolgens alleen het geval was bij ouderrapportage; dus niet in het geval van rapportage door de professional of op basis van medische dossierinformatie. In deze meta-analyse werden geen verschillen gevonden tussen onderscheiden gezinskenmerken, waaronder SES, ouderschap en gezinsstructuur.

Gezinskenmerken bleken alleen in de grote steden samen te hangen met het identificeren van psychosociale problemen door de huisarts. Daarnaast is gebleken dat er in grotere steden meerdere risicofactoren kunnen zijn die bijdragen aan het ontwikkelen van psychosociale problemen (Zeijl et al., 2005). Tevens is er in de grotere steden meer diversiteit van bevolkingsgroepen en is de gezondheid van deze groepen slechter. Zo bleek uit het onderzoek van Reijneveld en collega’s (2004) dat verstedelijking geassocieerd werd met het identificeren van psychosociale problemen. Mede hierom is het van belang dat huisartsen in grote steden extra ondersteund worden dan wel extra alert zijn om te voorkomen dat kinderen met psychosociale problemen niet herkend worden, vooral in gebieden waar een verhoogde

(17)

kans is op psychosociale problemen, zoals in achterstandswijken. Deze meta-analyse laat zien dat het daarom goed is om te kijken naar de invloed van gezinskenmerken.

In deze meta-analyse werd een trend gevonden voor ouderrapportage, waaronder de CBCL. Een mogelijke verklaring voor deze trend is dat ouders door het invullen van gedragsvragenlijsten aangezet werden om over de gedragsproblemen van hun kind na te denken, waardoor zij meer oog kregen voor de gedragsproblemen van hun kinderen, hetgeen kan leiden tot een hogere kans op identificatie van problemen door de huisarts. Daarentegen bleek uit het onderzoek van Crone en collega’s (2016) dat de zorgen van de ouders omtrent psychosociale problemen niet altijd overeenkwamen met de zorgen van de huisarts. Dit wijst erop dat het signaleren van psychosociale problemen een subjectief element bevat. Daarom is het van belang dat er gevalideerde en betrouwbare meetinstrumenten gebruikt worden door de huisarts indien er aanwijzingen zijn voor psychosociale problemen van het kind of de jongere, zodat de huisarts meer objectieve informatie krijgt over de aard, ernst en omvang van deze psychosociale problemen.

Beperkingen

Deze meta-analyse heeft een aantal beperkingen. Zo was het aantal geïncludeerde studies beperkt. Daarnaast was er vaak sprake van ontbrekende beschrijvende data, zoals ouder-, arts en kindkenmerken, waaronder etniciteit van de participanten, het percentage arts, leeftijd ouder en de aanwezigheid van broertjes en zusjes. Tevens hadden bepaalde variabelen te weinig spreiding om als moderator meegenomen te kunnen worden. Daarnaast is er nog een kanttekening te maken wat betreft het methodologische deel. Uit de publicatiebias analyse bleek dat er 14 effectgroottes misten aan de rechterzijde van de trechter (zie Appendix D) Het ontbreken van deze effectgroottes wijst op eventuele selectiebias. Hieruit kan geconcludeerd worden dat enkele groepen of condities, waar sprake is van grotere effecten, ondergerepresenteerd zijn in deze meta-analyse.

(18)

Afgezien van de beperkingen is de brede zoekstrategie een sterk punt van deze meta-analyse. Zo werd uitgebreid gezocht in zes medische en psychologische databases. Tevens is de grijze literatuur meegenomen om te ondervangen dat essentiële artikelen zouden ontbreken. Hierdoor wordt de mogelijkheid beperkt dat relevante artikelen buiten beschouwing zijn gelaten. Door de brede zoekstrategie is dit een verbetering in vergelijking met twee eerdere overzichtsstudies, waarin enkel twee ofwel drie databases geraadpleegd werden, met daarbij beperkte zoekstrategieën (Sayal, 2006; Zwaanswijk et al., 2003).

Een ander belangrijk punt is dat in deze meta-analyse studies zijn meegenomen die waren gericht op zowel preventieve zorg (i.e., preventieve gezondheidszorg gefocust op een gezonde ontwikkeling van het kind) als curatieve zorg (i.e., huisarts of pediatrische consultatie gericht op het oplossen van gezondheidsproblemen). De gezondheidszorgsystemen lopen wereldwijd nogal uiteen. Het afbakenen van de onderzoeksomgeving tot één specifiek zorgsysteem leidt tot minder geïncludeerde studies en tot een beperkte generaliseerbaarheid van de onderzoeksresultaten. Daarnaast heeft het merendeel van de landen een preventief gezondheidsprogramma geïmplementeerd voor kinderen (Vallance et al., 2011). Het includeren van beide zorgsystemen, zowel preventief als curatief, betekent dat meer gedetailleerde kennis verkregen wordt over factoren die van invloed kunnen zijn op het identificeren van psychische problemen door de huisarts, waardoor bevindingen beter generaliseerbaar zijn.

Wetenschappelijke beperkingen

Uit deze meta-analyse bleek dat er nog weinig onderzoek gedaan is naar de (specifieke) invloed van de gezinskernmerken op het identificatieproces van psychosociale problemen van jeugdigen door de huisarts. Niet alle psychosociale problemen worden herkend door de huisarts. Om meer inzicht te krijgen in de factoren die een rol spelen bij het identificatieproces van psychische problemen is het daarom noodzakelijk dat onderzoekers

(19)

informatie rapporteren over kind- (e.g. leeftijd, geslacht, nationaliteit, psychopathologie, behandeld voor psychosociaal probleem) ouder/gezin- (e.g. leeftijd, geboorteland, aantal broertjes/zusjes, geslacht, SES, psychopathologie, opvoedingsvaardigheden, urbanisatiegraad) en huisartskenmerken (leeftijd, geslacht, werkervaring, gebruik van klinische meetinstrumenten).

Conclusie

De bevindingen van deze meta-analyse dragen bij aan kennis over het vroegtijdige signaleren van psychosociale problemen en behandeling bij jeugdigen. Het is van groot belang dat eventuele psychosociale problemen of mogelijke risicofactoren daarop vroegtijdig worden gesignaleerd door huisartsen om ernstige nadelige gevolgen te kunnen voorkomen (Ford, Meltzer, & Goodman, 2007; Olfson, Druss, & Marcus, 2015; Postma, 2009; Zwaanswijk et al., 2003; Zwaanswijk et al., 2005). Uit deze meta-analyse bleek dat gezinskenmerken effect hebben op het identificatieproces. Echter worden nog steeds niet alle psychische problemen tijdig herkend en varieert het herkenningspercentage door de huisarts nogal per studie. Ook wanneer kinderen een verhoogde score behaalden op psychische problemen a.h.v. screeningtools ingevuld door ouders, werden deze kinderen niet altijd herkend door de huisarts. Dit toont tevens de relevantie aan dat het herkenningsproces door de huisarts verbeterd moet worden, maar dat er ook meer inzicht moet komen in mogelijk andere factoren dan gezinskenmerken die van invloed zijn op de identificatie van psychosociale problemen bij jeugdigen.

Kortom, huisartsen dienen te beschikken over gevalideerde screeningsinstrumenten en dienen voldoende vaardigheden te hebben om psychosociale problemen van jeugdigen tijdig te kunnen herkennen, zodat kinderen en jongeren op tijd een adequate behandeling kunnen krijgen, waardoor gestreefd wordt naar een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van jeugdigen.

(20)

Literatuur

Alberg, A.J., Park, J. W., Hager, B. W., Brock, M. V., & Diener-West, M. (2004). The use of “ overall accuracy” to evaluate the validity of screening or diagnostic tests. Journal of General Internal Medicine, 19, 460-465. doi:10.1111/j.525-1497.2004.30091.x Assink, M., & Wibbelink, C. J. (2016). Fitting three-level meta-analytic models in R: A step-

by-step tutorial. The Quantitative Methods for Psychology, 12(3), 154-174. doi: 10.20982/tqmp.12.3.p154

Bakker, I., Bakker, C., Van Dijke, A. & Terpstra, L. (1998). O&O in perspectief. Utrecht: NIZW

Bradley, R. H., & Corwyn, R. F. (2002). Socioeconomic status and child development. Annual Review of Psychology, 53, 371-399. doi:10.1146/annurev.psych.53.100901. 1.35233

Brugman, E., Reijneveld, S. A., Verhulst, F. C., & Verloove-Vanhorick, S. P. (2001). Identification and management of psychosocial problems by preventive child health care. Archives of Pediatrics & Adolescent Medicine, 155(4), 462-469. doi:10.1001/ archpedi.155.4.462

Brooks-Gunn, J., & Duncan, G. J. (1997). The effects of poverty on children. The future of children, 55-71. doi:10.2307/1602387

Crone, M. R., Zeijl, E., & Reijneveld, S. A. (2016). When do parents and child health professionals agree on child’s psychosocial problems? Cross-sectional study on parent–child health professional dyads. BMC psychiatry, 16(1), 151. doi:10. 1186/s12888-016-0867-9

Crone, M. R., Bekkema, N., Wiefferink, C. H., & Reijneveld, S. A. (2010). Professional identification of psychosocial problems among children from ethnic minority groups: room for improvement. The Journal of pediatrics, 156(2), 277-284. doi:10/1016/ j.jpeds.2009.08.008

(21)

Dempster, R. M., Wildman, B. G., Langkamp, D., & Duby, J. C. (2012). Pediatrician identification of child behavior problems: The roles of parenting factors and cross-practice differences. Journal of clinical psychology in medical settings, 19(2), 177-187. doi:10.1007%2Fs10880-011-9268-x

van Dijk, M., Verhaak, P., & Zwaanswijk, M. (2013). Evaluatie van een geïntegreerd eerstelijns zorgaanbod voor kinderen met psychosociale problemen. Nivel.

Duval, S., & Tweedie, R. (2000). Trim and fill: a simple funnel‐plot–based method of testing and adjusting for publication bias in meta‐analysis. Biometrics, 56(2), 455-463. doi: 10.1111/j.0006-341X.2000.00455.x

Egger, M., Smith, G. D., Schneider, M., & Minder, C. (1997). Bias in meta-analysis detected by a simple, graphical test. Bmj, 315(7109), 629-634. doi:10.1136/bmj.315.7109.629 Ford, T., Collishaw, S., Meltzer, H., & Goodman, R. (2007). A prospective study of

childhood psychopathology: independent predictors of change over three years. Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 42(12), 953. doi:10.1007/s00127-007-0272-2

Heiligers, J. M., & Verhaak, P. F. M., 2000. De ggz-poortwachterspositie van de huisarts. Utrecht: nivel.

Hermanns, J., F. Öry, G. Schrijvers, m.m.v. M. Junger en M. Blom (2005). Helpen bij opgroeien en opvoeden: eerder, sneller en beter. Een advies over vroegtijdige signalering en interventies bij opvoed- en opgroeiproblemen. Utrecht: Inventgroep (www.integratedcare.nl).

Hox, J. J., Moerbeek, M., & Van De Schoot, R. (2010). Multilevel analysis: Techniques and applications. New York: Routledge.

Houben, M., Van Den Noortgate, W., & Kuppens, P. (2015). The relation between short-term emotion dynamics and psychological well-being: A meta-analysis. Psychological

(22)

Bulletin,141, 901–930. doi:10.1037/a0038822

Kessler, D., Bennewith, O., Lewis, G., & Sharp, D. (2002). Detection of depression and anxiety in primary care: follow up study. Bmj, 325, 1016-1017. doi:10.1136/bmj. 325.7371.1016

Kieling, C., Baker-Henningham, H., Belfer, M., Conti, G., Ertem, I., Omigbodun, O., ... & Rahman, A. (2011). Child and adolescent mental health worldwide: evidence for action. The Lancet, 378, 1515-1525. doi:10.1016/S0140-6736(11)608271

Klein Velderman, M., Crone, M. R., Wiefferink, C. H., & Reijneveld, S. A. (2009). Identification and management of psychosocial problems among toddlers by

preventive child health care professionals. European Journal of Public Health, 20(3), 332-338. doi:10.1093/eurpub/ckp169

Van der Linden, M. W., Westert, G. P., Bakker, D. D., & Schellevis, F. (2004). Tweede Nationale Studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk: klachten en aandoeningen in de bevolking en in de huisartspraktijk. Utrecht/Bilthoven:

nivel/rivm, 2004.

Lipsey, M. W., & Wilson, D. B. (2001). Practical meta-analysis. Thousand Oaks: Sage. Mullen, B. (1989). Advanced BASIC meta-analysis. Hillsdale: Erlbaum

Nichols, L., Ryan, R., Connor, C., Birchwood, M., & Marshall, T. (2016). Derivation of a prediction model for a diagnosis of depression in young adults: a matched case-control study using electronic primary care records. Early Intervention in Psychiatry,12(3), 444-455. doi:10.1111/eip.12332

O’Brien, D., Harvey, K., Howse, J., Reardon, T., & Creswell, C. (2016). Barriers to managing child and adolescent mental health problems: a systematic review of primary care practitioners’ perceptions. Br J Gen Pract, 66(651), e693-e707. doi: 10.3399/bjgp16X687061

(23)

Olfson, M., Druss, B. G., & Marcus, S. C. (2015). Trends in mental health care among children and adolescents. New England Journal of Medicine, 372, 2029-2038. doi:10.1056/NEJMSsa1413512

Postma, S. (2009). JGZ-richtlijn. Vroegsignalering van psychosociale problemen. In.: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Centrum Jeugdgezondheid; 2008.

Reijneveld, S. A., Brugman, E., Verhulst, F. C., & Verloove-Vanhorick, S. P. (2004). Identification and management of psychosocial problems among toddlers in Dutch preventive child health care. Archives of Pediatrics & Adolescent Medicine, 158(8), 811-817. doi:10.1001/archipedi.158.8.811

Richardson, L. P., Russo, J. E., Lozano, P., McCauley, E., & Katon, W. (2010). Factors associated with detection and receipt of treatment for youth with depression and anxiety disorders. Academic pediatrics, 10(1), 36-40. doi:10.1016/j.acap.2009.09.011 Rickwood, D. J., Deane, F. P., & Wilson, C. J. (2007). When and how do young people seek professional help for mental health problems? Medical Journal of Australia, 187(7), S35.

Rosenthal, R. (1979). The “file drawer problem” and tolerance for null results. Psychological Bulletin, 86(3), 638–641. doi:10.1037/0033-2909.86.3.638

Sayal, K. (2006). Annotation: Pathways to care for children with mental health

problems. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 47(7), 649-659. doi:10.1111/ j.1469-7610.2005.01543.x

Sayal, K., & Taylor, E. (2004). Detection of child mental health disorders by general practitioners. Br J Gen Pract, 54(502), 348-352. doi;

(24)

assessment of effect of publication bias on meta-analyses. Bmj, 320(7249), 1574-1577. doi:10.1136/bmj.320.7249.1574

Tabachnick, B. G., & Fidell, L. S. (1989). Using multivariate statistics. New York: Harper Collins.

Theunissen, M. H., Vogels, A. G., & Reijneveld, S. A. (2012). Work experience and style explain variation among pediatricians in the detection of children with psychosocial problems. Academic pediatrics, 12(6), 495-501. doi:10.1016/j.acap.2012.07.004 Tylee, A., Haller, D. M., Graham, T., Churchill, R., & Sanci, L. A. (2007). Youth-friendly

primary-care services: how are we doing and what more needs to be done?. The Lancet, 369, 1565-1573. doi:10.1016/S0140-6736(07)60371-7

Verhaak, P. F., van Dijk, M., Walstock, D., & Zwaanswijk, M. (2015). A new approach to child mental healthcare within general practice. BMC family practice, 16(1), 132. doi:10.1186/s1287-5-015-0534-2

Verhulst, F. C., & Van Der Ende, J. A. N. (1997). Factors associated with child mental health service use in the community. Journal of the American Academy of Child &

Adolescent Psychiatry, 36(7), 901-909. doi:10.1097/00004583-199707000-00011 Vallance, A. K., Kramer, T., Churchill, D., & Garralda, M. E. (2011). Managing child and

adolescent mental health problems in primary care: taking the leap from knowledge to practice. Primary health care research & development, 12(4), 301-309. doi:10.1017/ S1463423611000338

Viechtbauer, W., & Cheung, W. L. M. (2010). Outlier and influence diagnostics for meta- analysis. Research Synthesis Methods, 1, 112-125. doi:10.1002/jrsm.11

Vogels, A. G., Jacobusse, G. W., Hoekstra, F., Brugman, E., Crone, M., & Reijneveld, S. A. (2008). Identification of children with psychosocial problems differed between preventive child health care professionals. Journal of clinical epidemiology, 61(11),

(25)

1144-1151. doi:10.1016/j.jclinepi.2007.12.005

Zeijl, E., M. Crone, K. Wiefferink, S. Keuzenkamp, M. Reijneveld (2005). Kinderen in Nederland. Den Haag/Leiden: SCP/TNO.

Zwaanswijk, M., Verhaak, P. F., Bensing, J. M., Van der Ende, J., & Verhulst, F. C. (2003). Help seeking for emotional and behavioural problems in children and adolescents. European child & adolescent psychiatry, 12(4), 153-161. doi:10.1007/

s00787-003-0322-6

Zwaanswijk, M., Verhaak, P. F., van der Ende, J., Bensing, J. M., & Verhulst, F. C. (2005). Consultation for and identification of child and adolescent psychological problems in Dutch general practice. Family practice, 22(5), 498-506. doi:10.1093/fampra/cmi045 Zwaanswijk, M., Verhaak, P. F., van der Ende, J., Bensing, J. M., & Verhulst, F. C. (2006).

Obstakels op de weg naar zorg. Kind en adolescent, 27(3), 90. doi:10.1007/ BF03060988

(26)

Bijlagen Appendix A.

Tabel 1: zoekstrategie

("child" OR "children" OR "childhood" OR "infant" OR "infants" OR "infancy" OR "kid" OR "kids" OR "youth" OR "youngster" OR "youngsters" OR "toddler" OR "toddlers" OR "childhood" OR "adolescent" OR "adolescents" OR "baby" OR "juvenile" OR "offspring" OR "teenager" OR "teenagers" OR "newborn" OR "newborns") AND ("psychosocial problem" OR "psychosocial problems" OR "psychosocial issue" OR "psychosocial issues" OR "psychosocial disorder" OR "psychosocial disorders" OR "psychological problem" OR "psychological problems" OR "psychological issue" OR "psychological issues" OR "psychological disorder" OR "psychological disorders" OR "mental health" OR "mental health problem" OR "mental health problems" OR "mental health issue" OR "mental health issues" OR "mental health disorder" OR "mental health disorders" OR "mental disorders" OR "behaviour problem" OR "behaviour problems" OR "behaviour issue" OR "behaviour issues" OR "behaviour disorder" OR "behaviour disorders" OR "behavior problem" OR "behavior problems" OR "behavior issue" OR "behavior issues" OR "behavior disorder" OR "behavior disorders" OR "emotional problem" OR "emotional problems" OR "emotional issue" OR "emotional issues" OR "emotional disorder" OR "emotional disorders" OR "psychiatry" OR "psychopathology" OR "internalizing" OR

"externalizing" OR "internalising" OR "externalising" OR "internalized" OR "externalized" OR "internalised" OR "externalised" OR "internalize" OR "externalize" OR "internalise" OR "externalise" OR depress* OR "attention deficit" OR "attention deficits" OR "oppositional defiant disorder" OR "autism spectrum disorder" OR "Conduct Disorder" OR "Conduct Disorders" OR "disruptive behavior" OR "disruptive behaviors" OR "disruptive behaviour" OR "disruptive behaviours" OR "ADHD" OR "ODD" OR "ADD" OR "Autism" OR "Aspergers syndrome" OR "Asperger's syndrome" OR asperger* OR autis* OR "Conduct Disorder" OR "Conduct Disorders" OR "anxiety problem" OR "anxiety problems" OR "anxiety issue" OR "anxiety issues" OR "anxiety disorder" OR "anxiety disorders") AND ("primary health care" OR "primary healthcare" OR "primary care" OR "general practitioner" OR "general practitioners" OR "general practice" OR "family physician" OR "family physicians" OR "family practice" OR "GP" OR "G.P." OR "Child Health Service" OR "Child Health Services" OR "Infant Health Service" OR "Infant Health Services" OR "pediatrician" OR "pediatricians" OR "paediatrician" OR "paediatricians" OR "CHP" OR "CHPs" OR "CHP's" OR "child health care" OR "child healthcare" OR "child health professional" OR "child health professionals" OR "youth healthcare" OR "youth health care") AND ("identification" OR "recognition" OR "detection" OR "signaling" OR "signalling" OR

(27)

"signal" OR "signals" OR "discovering" OR "finding" OR "exploration" OR "detect" OR "recognise" OR "identificate" OR "early diagnosis

(28)

Appendix B.

Tabel 2.

Flow-diagram van geïncludeerde artikelen

Notitie. Dit trechterschema geeft de zoekstrategie weer van 10 geïncludeerde artikelen en 75 effectgroottes die

(29)

Appendix C.

Tabel 3.

Kenmerken geïncludeerde studies

Studie + land Design Methoden Gezondheids-setting Populatie Kind-, arts-, gezin/familie kenmerken Prevalentie psycho-sociale problemen gebaseerd op meet-instrument Prevalentie psycho- sociale problemen gerappor-teerd door de huisarts Uitkomst + meeting Brugman, Reijneveld, Verhulst, & Verloove-Vanhorick (2004), NL Cross- sectioneel onderzoek Ouder interview door professional + professionele vragenlijst Jeugdgezond-heidszorg: zonder acute zorgbezoeken 4480 kinderen, leeftijd 5-15 jaar Kind: CBCL, kenmerken Gezin/familie kenmerken, gezins- structuur medische geschiedenis brusjes, opleiding ouders, SES, werkgelegen-heid ouders, sociale achter-stand Arts:- 8,8% 25%; 57% correct herkend Professional antwoorde vraag: ‘ Heeft het kind op dit moment een psycho-sociaal probleem?’ Reijneveld, Brugman, Verhulst, &Verloove-Vanhorick, S. P. (2004), NL Cross- sectioneel onderzoek Ouder en professional- vragenlijsten Jeugdgezond- heidszorg: zonder acute zorgbezoeken 2229 kinderen, leeftijd 21 maanden- 4 jaar Kind: CBCL, kenmerken, geschiedenis mentale gezondheid Gezin/familie: kenmerken, gezins- structuur brusjes, opleiding ouders, SES, werkgelegen-heid ouders, kinderopvang Arts:- 6,1% 9,4% ; artsen herkent 29,4% van kinderen met klinische CBCL totale probleem-score Professional antwoorde vraag: ‘ Heeft het kind op dit moment een psycho-sociaal probleem?’ Sayal & Taylor, (2004), UK Case-control onderzoek Ouder en professional vragenlijsten Huisarts-prakrijk 186 kinderen, 5-11 jaar: hoge en lage scores op hyper-activiteit items SDQ Kind: SDQ, kenmerken, geschiedenis mentale gezondheid Gezin/familie: Kenmerken, sociale achterstand, ouderlijke stress, ouderlijke bezorgdheid psychosociaal probleem Arts: competentie, ouder uit 23% 11% Professional rapporteer-de aanwezig-heid van psychische stoornissen

(30)

(Vervolg) Studie + land Design Methoden Gezondheids-setting Populatie Kind-, arts-, gezin/familie kenmerken Prevalentie psycho-sociale problemen gebaseerd op meet-instrument Prevalentie psycho- sociale problemen gerappor-teerd door de huisarts Uitkomst + meeting Zwaanswijk , Verhaak, van der Ende, Bensing, & Verhulst, (2005), NL Cross- sectioneel onderzoek Ouder en jongeren interview; ouder en leerkracht vragenlijst Huisarts-praktijk 2249 kinderen 0-18 jaar Kind: YSR, CBCL, TRF, kenmerken Gezin/familie kenmerken, gezins- structuur, opleiding ouders, verzekerings- status Arts: (bezoek) kenmerken 4-11 jaar 20,4%; 12-17 jaar 14,3% 4-11 jaar: 7,1%; 12-17 jaar: 6,7% Huisarts diagnoses bepaald door ICPC-codes in het elektronisch medisch patiënten-dossier: P-codes en Z-codes (P-codes: psychische problemen, Z-codes: sociale problemen Vogels, Jacobusse, Hoekstra, Brugman, Crone, & Reijneveld, (2008), NL Cross- sectioneel onderzoek Ouder en professional- vragenlijsten Jeugdgezond- heidszorg: zonder acute zorgbezoeken 3140 kinderen; 8 -12 jaar van Nederland-se afkomst Kind: CBCL, kenmerken, Gezin/familie: Kenmerken, gezins-structuur, opleiding ouders, werkgelegen-heid ouders Arts:(praktijk) kenmerken

Niet vermeld 20,7% Professional

antwoorde vraag: ‘ Heeft het kind op dit moment een psycho-sociaal probleem?’ Klein Velderman, Crone, Wiefferink, & Reijneveld, (2009), NL Cross- sectioneel onderzoek Ouder interview; ouder en professional vragenlijsten Jeugdgezond- heidszorg: zonder acute zorgbezoeken 701 kinderen, 14 maanden Kind: ITSEA, kenmerken, Gezin/familie: Kenmerken, gezins- structuur brusjes, opleiding ouders, SES, werkgelegen-heid ouders, Arts: kenmerken 11,1% 7,6% Professional vulde de volgende vraag in: ‘ Heeft het kind op dit moment een psycho-sociaal probleem?’

(31)

(Vervolg) Studie + land Design Methoden Gezondheids-setting Populatie Kind-, arts-, gezin/familie kenmerken Prevalentie psycho-sociale problemen gebaseerd op meet-instrument Prevalentie psycho- sociale problemen gerappor-teerd door de huisarts Uitkomst + meeting Crone, Bekkema, Wiefferink, & Reijneveld, (2010), NL Cross- sectioneel onderzoek Ouder interview; Ouder en professional vragenlijsten Jeugdgezond-heidszorg: zonder acute zorgbezoeken 2392 kinderen; 5-12 jaar Kind: CBCL, kenmerken Gezin/familie Kenmerken, gezins- structuur, taal ouders, opleiding ouders, SES, werkgelegen-heid ouders Arts: kenmerken Ongeveer 4,9% Ongeveer 21,16%; 60% van de geïndustra-liseerde achtergrond en 30% van de Turkse / Marokkaan-se achtergrond correct ge- ïdenti-ficeerd Professional vulde de volgende vraag in: ‘ Heeft het kind op dit moment een psycho-sociaal probleem?’ Richardson, Russo, Lozano, McCauley, & Katon (2010), US Cross- sectioneel onderzoek Ouder en kind interview; Ouder en professional vragenlijsten Jeugdgezond-heidszorg: zonder acute zorgbezoeken 2392 kinderen; 5-12 jaar Kind: kenmerken, geschiedenis mentale gezondheid, C-DISC depressie en angst module, stemmingen en gevoelens vragenlijst, angstgevoelig-heidsindex, CBCL Gezin/familie: Kenmerken, gezins- structuur, opleiding ouders, SES, werkgelegen-heid ouders, verzekerings-status Arts:- 8,5% 14% Grafiek- review op basis van depressie- en angst-diagnoses, gerelateerde medicatie, verwijzingen

(32)

(Vervolg) Studie + land Design Methoden Gezondheids-setting Populatie Kind-, arts-, gezin/familie kenmerken Prevalentie psycho-sociale problemen gebaseerd op meet-instrument Prevalentie psycho- sociale problemen gerappor-teerd door de huisarts Uitkomst + meeting Dempster, Wildman, Langkamp, & Duby (2012), US Cross- sectioneel onderzoek Ouder en professional interview Jeugdgezond-heidszorg: inclusief acute zorgbezoeken 831 kinderen tussen 2 en 16 jaar Kind: ECBI, kenmerken Gezin/familie: (ouder) kenmerken, leeftijd ouder, Opvoeding ouder (PS), ouderschap-bekwaamheid (PSOC), PANAS, verzekerings-status Arts: (praktijk) Kenmerken, professional belief scale

Niet vermeld 13,8% Professional

meldde bezorgdheid over het gedrag of emotioneel func-tioneren van het kind, het behandelen van het kind voor een gedrags- of emotioneel probleem, of het verwijzen van het kind naar geestelijke gezond-heidszorg. Theunissen, Vogels, & Reijneveld, (2012), NL Cross- sectioneel onderzoek Ouder en professional- vragenlijsten Jeugdgezond- heidszorg: zonder acute zorgbezoeken 3070 kinderen; 506 jaar Kind: CBCL, kenmerken, ECBI Family: Kenmerken, gezins- structuur, opleiding ouders, SES, werkgelegen-heid ouders, Arts: (praktijk) kenmerken 9,3% had een verhoogde CBCL-score waarvan 57,7% problemen ondervond 26,2% Professional antwoorde vraag: ‘ Heeft het kind op dit moment een psycho-sociaal probleem?’ Crone, Zeijl, & Reijneveld, (2016), NL Cross- sectioneel onderzoek Ouder en professional vragenlijsten Jeugdgezond- heidszorg: zonder acute zorgbezoeken 3870 kinderen, 14 maanden – 12 jaar Kind: SDQ, kenmerken, geschiedenis mentale gezondheid, ITSEA, CBCL Gezin/familie: Gezins-structuur, opleiding ouders, andere problemen, SES Arts: screening-instrument 12,6% 17,5% Professional vulde de volgende vraag in: ‘ Heeft het kind op dit moment een psycho-sociaal probleem?’

(33)

(Vervolg)

CBCL = Child behavior checklist

C-disc = Computerized diagnostic interview schedule for children ECBI = Eyberg child behavior inventory

ITSEA = Infant toddler social and emotional assessment NL = Nederland

PS = Parenting Scale

PANAS = Positieve en negatieve affecties ouders gemeten met PANAS PSOC = Paren Sense of Cempetense

SDQ = Strengths and difficulties questionnaire TRF = Teacher’s report form

UK = Verenigd Koninkrijk US = Verenigde Staten YSR = Youth self-report

Studie + land Design Methoden Gezondheids-setting Populatie Kind-, arts-, gezin/familie kenmerken Prevalentie psycho-sociale problemen gebaseerd op meet-instrument Prevalentie psycho- sociale problemen gerappor-teerd door de huisarts Uitkomst + meeting Nichols, Ryan, Connor, Birchwood, & Marshall, (2016), UK Case-control (online dossiers) Ouder en professional interview Jeugdgezond-heidszorg: inclusief acute zorgbezoeken 137688 kinderen; 15-19 jaar Kind: kenmerken, Gezin/familie: Kenmerken, medische geschiedenis, SES, andere problemen in het gezin (verwaar-lozing) Arts: -

Niet vermeld Niet vermeld Professional vulde de volgende vraag in: ‘ Heeft het kind de afgelopen 6 manden een diagnose van depressie gehad?’

(34)

Appendix D.

Tabel 4.

Trechterdiagram van gezinskenmerken op psychosociale problemen

Notitie. Deze funnel plot geeft veertien ontbrekende effectgroottes aan ter hoogte van de rechterzijde. Dit wijst

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Krylov subspace methods have been successfully used for the evaluation of the matrix exponential and for the numerical solution of various time dependent problems since the late

Klemeie steekpioeven bleken groleie ettecten te laten zien Ook dit verschi|nsel wordt vaak gevonden bij meta analyses en zou gemleipieteeid moeten woiden als een waaischuwing dat

• Using three classifiers, we evaluated three motion sensors at the wrist and pocket positions in various scenarios and showed how these sensors behave in recognizing simple and

Tydens die Slag van M ajuba is 92 Britse soldate doodgeskiet, 134 is gewond en 59 gevange geneem.. 'n Publikasie oor

To achieve this aim, the following objectives were set: to determine the factors that play a role in the pricing of accommodation establishments; to determine

Cardiomyopathy may also appear in patients with other structural heart disease and should be considered as a cause of peripartum cardiac failure even in the presence of other

1) Er zijn geen belangrijke verschillen in uitbetalingsgewicht tussen de behandelingen, uitgezonderd KB 1140 (late oogst), waarbij met de eenmalige adviesbemesting en met