• No results found

Bosreservaat Mattemburgh : bosstructuur en vegetatie bij aanwijzing tot bosreservaat

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bosreservaat Mattemburgh : bosstructuur en vegetatie bij aanwijzing tot bosreservaat"

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)ALTERRA. Bosreservaten. Programma. Bosreservaat Mattemburgh Bosstructuur en vegetatie bij aanwijzing tot bosreservaat. A.P.P.M. Clerkx M.J. Schelhaas M.E. Sanders. Alterra-rapport 223, ISSN 1566-7197. wageningenur.

(2) Bosreservaat Mattemburgh.

(3)

(4) Bosreservaat Mattemburgh Bosstructuur en vegetatie bij aanwijzing tot bosreservaat. A.P.P.M. Clerkx M.J. Schelhaas M.E. Sanders. Alterra-rapport 223 Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte, Wageningen, 2001.

(5) REFERAAT Clerkx, A.P.P.M., M.J. Schelhaas en M.E. Sanders, 2001. Bosreservaat Mattemburgh; Bosstrucuut en vegetatie bij aanwijzing tot bosreservaat. Wageningen, Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte. Alterra-rapport 223. 48 blz. 8 fig.; 2 tab.; 11 ref. Bosreservaat Mattemburgh is als een voormalig landgoedbos aangelegd op de Zuidgeester Heide in de periode 1845-1860. Het bos bestaat uit een eerste boomlaag van grove den en een tweede boomlaag met zomereik. De bodemvegetatie wordt gedomineerd door bochtige smele, brede stekelvaren en pijpenstrootje. Na de bosaanleg is het bos nooit gedund. Al het dode hout is in het bos achtergebleven. Het bos is in ontwikkeling naar een zomereikenbos, waarin de rol van beuk voorlopig ondergeschikt is. Trefwoorden: Bosreservaten, bosstructuur, luchtfoto’s, vegetatie, Wintereiken-Beukenbos ISSN 1566-7197. Dit rapport kunt u bestellen door NLG 35,00 over te maken op banknummer 36 70 54 612 ten name van Alterra, Wageningen, onder vermelding van Alterra-rapport 223. Dit bedrag is inclusief BTW en verzendkosten.. © 2001 Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte, Postbus 47, NL-6700 AA Wageningen. Tel.: (0317) 474700; fax: (0317) 419000; e-mail: postkamer@alterra.wag-ur.nl Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Alterra. Alterra aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen. Alterra is de fusie tussen het Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (IBN) en het Staring Centrum, Instituut voor Onderzoek van het Landelijk Gebied (SC). De fusie is ingegaan op 1 januari 2000. Projectnummer 320-36633.02. [Alterra-rapport 223/HM/03-2001].

(6) Inhoud Samenvatting. 7. 1. Inleiding 1.1 Doelstelling van het bosreservatenonderzoek 1.2 Rapportage. 9 9 9. 2. Algemene karakteristiek van bosreservaat Mattemburgh 2.1 Aanwijzing tot bosreservaat 2.2 Gebiedsbeschrijving 2.3 Boshistorie. 11 11 13 13. 3. Bosstructuur. 19. 4. Vegetatie. 25. 5. Discussie en aanbevelingen. 29. Literatuur Aanhangsels 1 Gescande luchtfoto van bosreservaat Mattemburgh 2 Stamtallen per soort per steekproefcirkel 3 Grondvlakken per soort per steekproefcirkel 4 Aantallen exemplaren met dbh < 5 cm (N/ha) per soort per steekproefcirkel en gemiddelden en presentie over alle opnamen 5 Spreidingskaartjes van grove den en zomereik in de kernvlakte 6 Kroonbedekking (m²/ha), kroonvolume (m³/ha), grondvlak (m²/ha), houtvolume (m³/ha) en dood-houtvolume (m³/ha) per soort in de kernvlakte 7 Vegetatietabel van de 98 opnamen (10x 10 m) in de kernvlakte. 31. 33 35 37 39 41 43 45.

(7) 6. Alterra-rapport 223.

(8) Samenvatting. Het bosreservaat Mattemburgh is in 1997 aangewezen als een reservaat dat representatief is voor een floristisch karakteristiek Wintereiken-Beukenbos. Het is een voormalig landgoedbos ten zuiden van Bergen op Zoom, dat wordt doorkruist door de snelweg van Roosendaal naar Vlissingen. Het landhuis met het omringende park ligt ten westen van de snelweg; het bos ligt in zijn geheel ten oosten. Het bos is in de negentiende eeuw aangelegd op de voormalige Zuidgeester Heide. De bosaanleg heeft hoofdzakelijk in drie perioden plaatsgevonden. Het meest westelijke deel is aangelegd tussen 1836 en 1840. Het middendeel is in de periode 1845 en 1860 bebost. De meest oostelijke punt en het gebied rond het Bloempjesven is tussen 1867 en 1869 aangekocht en daarna bebost. In de meest noordelijke afdelingen heeft de bebossing in uiteenlopende periode plaatsgevonden, waarbij het merendeel aan het begin van de twintigste eeuw is aangelegd, tussen al bestaande plukjes ouder bos. Hoewel het beheersplan aangeeft dat het bos tussen 1880 en 1885 is aangelegd, is het merendeel toch zo’n 20 jaar ouder. Na de bosaanleg hebben er vrijwel geen beheersingrepen plaatsgevonden. Er komen enkele gezaagde stobben voor. Deze zijn gezaagd door een vroegere beheerder die jaarlijks wat dood hout mocht zagen voor brandhout. De eerste boomlaag bestaat uit grove den. Verspreid komen zeedennen, beuken en tamme kastanjes voor in de boomlaag. Grove den komt voor met een stamtal van gemiddeld 200 stuks en een hoogte van rond de 20 m. De eerste boomlaag is vrij open en heeft een kroonoppervlak die 45% bedekt. Hieronder komt een tweede boomlaag met zomereik en ruwe en zachte berk voor. Eik heeft een stamtal van rond de 200 stuks per ha, ruwe berk 45 stuks en zachte berk 19 stuks. De hoogte van deze tweede boomlaag varieert van 5 tot 15 m. De struiklaag wordt gevormd door vuilboom en lijsterbes. Verjonging van boomvormende soorten ontbreekt veelal. In 21% van de opnamen komt verjonging van ruwe berk voor. Verjonging van zomereik en grove den ontbreekt meestal. De zomereiken in het bosreservaat zijn ongeveer van gelijke leeftijd, van rond de Tweede Wereldoorlog. De oorlogshandelingen (op het landgoed stonden barakken voor de huisvesting van soldaten) hebben vermoedelijk de wildstand tijdelijk teruggedrongen, waardoor de eikenverjonging heeft kunnen doorgroeien. De kruidenvegetatie van bosreservaat Mattemburgh wordt gedomineerd door bochtige smele en brede stekelvaren. Centraal in het reservaat domineert adelaarsvaren. In het oosten van het reservaat komt blauwe bosbes in menging met bochtige smele voor. In de moslaag zijn gewoon klauwtjesmos en bronsmos de belangrijkste soorten. Er komt veel dood hout voor in het bosreservaat. Er is nooit gedund en al het dode hout is in het bos achtergebleven. In de kernvlakte bedraagt het dood-houtvolume 65. Alterra-rapport 223. 7.

(9) m³/ha voor grove den en 11 m³/ha voor zomereik. Het dode hout van grove den is vooral liggend, terwijl dat van zomereik veelal staand is. In vergelijking met andere bosreservaten waar grove den in de aftakelingsfase is, is de hoeveelheid dood hout in Mattemburgh erg hoog. Behalve dat er vrij veel dennen sterven door ouderdom, hebben de stormen van 1972/1973 en 1990 bijgedragen aan deze hoeveelheid. Grove den verteert langzaam, waardoor het dode hout lang in het bos aanwezig blijft. In grote delen van het reservaat domineert brede stekelvaren de kruidlaag. De matige voedselrijkdom van de bodem, rechtvaardigt deze dominantie niet. Onderzoek in bosreservaat Galgenberg wijst uit dat de aanwezigheid van smalle en brede stekelvaren samenhangt met de aanwezigheid van dood hout. Jonge stekelvarens wortelen in dood hout of in een strooisellaag met dennenbast, maar niet in minerale grond. Hierbij is de vochtvoorraad in het dode hout van belang voor de kieming van de stekelvarens. De jarenlange input van dood hout in Mattemburgh moet hebben geleid tot een milieu waarin brede stekelvaren zich zo heeft kunnen verspreiden. De dominantie van zomereik in de tweede boomlaag wijst op een ontwikkeling naar een zomereikenbos, waarin ruwe berk en grove den zijn bijgemengd. Het aantal beuken in de verjonging is berperkt. Wel komen er verspreid oudere beuken voor die binnenkort als zaadbron gaan fungeren, waarna de verjonging van beuk snel kan toenemen.. 8. Alterra-rapport 223.

(10) 1. Inleiding. 1.1. Doelstelling van het bosreservatenonderzoek. In 1978 is door de Minister van Landbouw en Visserij besloten tot de instelling van bosreservaten. Bosreservaten zijn geselecteerde bosgebieden waarin geen ander beheer plaatsvindt dan het weren van storende invloeden van buitenaf. De reservaten zijn ingesteld om onderzoek te doen naar natuurlijke processen die zich in een bos afspelen, wanneer er geen beheersingrepen meer plaatsvinden. Er is een specifiek onderzoeksprogramma opgesteld, het Programma Bosreservaten. In Nederland zijn in het kader van het Programma Bosreservaten 60 bosreservaten aangewezen. Het netwerk van bosreservaten vormt een representatieve weergave van het gehele Nederlandse bosareaal en de daarbinnen onderscheiden groeiplaatsen en bostypen. Naast de monitoring van de relatief jonge reservaten in eigen land, omvat het programma tevens de monitoring van enkele oudere referentiebossen in Europa. Doelstelling en achtergronden van het bosreservatenprogramma zijn beschreven in Broekmeyer & Hilgen (1991) en Broekmeyer (1995).. 1.2. Rapportage. Dit rapport beschrijft de bosstructuur en vegetatie van het bosreservaat Mattemburgh bij Bergen-op-Zoom bij de eerste inventarisatie na de aanwijzing tot bosreservaat. De inventarisaties hebben plaatsgevonden in 1997 (vegetatie en luchtfoto) en 1998 bosstructuur in de steekproefcirkels en kernvlakte. In hoofdstuk 2 wordt een korte algemene karakteristiek van het reservaat gegeven. Hoofdstuk 3 beschrijft de bosstructuur op basis van opnamen in de steekproefcirkels, kernvlakte en de luchtfoto. In hoofdstuk 4 is de vegetatie van het bosreservaat beschreven. Hoofdstuk 5 bediscussieert de resultaten en geeft de conclusies.. Alterra-rapport 223. 9.

(11) 10. Alterra-rapport 223.

(12) 2. Algemene karakteristiek van bosreservaat Mattemburgh. 2.1. Aanwijzing tot bosreservaat. Het bosreservaat Mattemburgh ligt in de gemeente Woensdrecht en is in eigendom en beheer bij de Stichting Het Noord-Brabants Landschap. Het bosreservaat is in 1997 aangewezen als een reservaat dat representatief is voor een floristisch karakteristiek Wintereiken-Beukenbos (PNV 8, van der Werf 1991). Het is een negentiende-eeuwse heidebebossing. De ligging van bosreservaat Mattemburgh is gegeven in figuur 1.. Figuur 1. Ligging van bosreservaat Mattemburgh (kaartblad 49G7, x-coördinaat 81,0; y-coördinaat 385,5).. Bij de aanwijzing is een aantal voor Mattemburgh specifieke afspraken gemaakt: • Als inleidend beheer zijn in 1997 exoten geringd (tamme kastanje, esdoorn, fijnspar en douglas) en zijn zaailingen van deze soorten en van Amerikaanse vogelkers verwijderd. De aanwezige rododendronstruiken zullen niet worden bestreden. • Door het bosreservaat loopt een afwateringssloot die als doel heeft het inliggende agrarische grasland te ontwateren. Het onderhoud van de watergang wordt uitgevoerd door Het Noord-Brabants Landschap, dat een zo extensief mogelijk beheer voert. • De gemarkeerde wandelroute door het bosreservaat zal door het Noord-Brabants Landschap worden onderhouden. De overige paden blijven gesloten en worden niet meer onderhouden.. Alterra-rapport 223. 11.

(13) Figuur 2. Kaart Bosreservaat Mattemburgh met de ligging van de steekproefciorkels en de kernvlakte. 12. Alterra-rapport 223.

(14) 2.2. Gebiedsbeschrijving. Het bosreservaat Mattemburgh maakt onderdeel uit van het landgoed Mattemburgh dat enkele kilometers ten zuiden van Bergen-op-Zoom ligt. Het landgoed wordt doorkruist door de snelweg Roosendaal-Vlissingen. Het bosreservaat ligt in zijn geheel ten oosten van deze snelweg. Een strook bos van enkele honderden meters ten westen van het bosreservaat dient als buffer naar deze snelweg toe. In het noorden liggen enkele gras- en akkerlanden en ook in het zuiden grenst het bosreservaat aan landbouwgrond. In het oosten ligt de Woensdrechtse Heide. Vliegveld Woensdrecht ligt hier zuidelijk van. Door het bosreservaat lopen enkele bospaden en een halfverharde weg (de Lange Steen). De Lange Steen vormt een sluiproute voor gemotoriseerd verkeer. Door en langs het bosreservaat loopt een gemarkeerde wandelroute. De recreatiedruk is overigens niet groot (Beheersplan Mattemburgh). In het noordelijke deel van het bosreservaat loopt een afwateringssloot (fig. 2), die ertoe heeft gediend het voormalige Eekelbanksven te draineren en nu dient als drainage voor het grasland dat nu op die plek ligt. Langs de randen van het grasland en gedeeltelijk in het bos zijn de contouren van het ven nog zichtbaar als kleine steilrandjes. De zuidkant van het ven lag iets ten zuiden van de eikenlaan waar nu een tweede rij eiken staat. Hier komen ook grote aantallen rododendrons voor. Ten noordoosten van het Eekelsbankven lag het Balkven, dat net als het Eekelsbankven bij de bosaanleg is drooggelegd. Ook in het zuiden van het bosreservaat is een klein ven gedraineerd. Hiervoor loopt een greppel langs de zuidgrens van het bosreservaat. Voor alle voormalige vennen geldt dat de plekken in natte perioden weer onder water staan. In het zuiden ligt nog het Bloempjesven. Dit ven herbergt geen bijzondere flora of fauna. De bodem is opgebouwd uit dekzanden en stuifzanden. Hierin hebben zich haarpodzolgronden, veldpodzolgronden, moerpodzolgronden en duin- en vlakvaaggronden gevormd (Mekkink 1998). In het noordelijke deel van het bosreservaat bevindt zich een kleilaag van de Formatie van Tegelen binnen 180 cm beneden maaiveld. Deze kleilaag heeft stagnatie van grondwater tot gevolg. Er komen grondwatertrappen IIIa, Vao, Vbo, VIo, VId, VIId en VIIId voor. De humusprofielen hebben een gemiddelde dikte van 10 cm.. 2.3. Boshistorie. De boshistorie van Mattemburgh is beschreven in Van Ham (1985). Deze publicatie ligt ten grondslag aan deze paragraaf. In 2000 zijn verspreid door het reservaat boorspanen verzameld om de leeftijd van de grove dennen te bepalen. In deze paragraaf wordt regelmatig naar deze leeftijdsbepalingen verwezen.. Alterra-rapport 223. 13.

(15) Het bos is in de negentiende eeuw aangelegd op de voormalige Zuidgeester Heide. De geschiedenis van het landgoed vangt aan in het begin van de negentiende eeuw als P.J.H. Cuypers uit domeinbezit een aantal landbouw– en heidegronden aankoopt. Het huis Mattemburgh wordt in 1848 gebouwd door zijn weduwe Maria van Mattemburgh. Zij en haar erven breiden het grondbezit later fors uit. Rondom het huis (in Mattemburgh-west) werd veel loofbos (eik en beuk) aangeplant. Hier heeft zich een vegetatie met lelietjes-der-dalen en dalkruid ontwikkeld. Mattemburgh-oost werd beplant met grove den en zeeden. Hierin ligt het bosreservaat. Beide delen zijn nu van elkaar gescheiden door de snelweg.. 1: Balkvendreef; 2: Hoofddreef; 3: Zuiddreef; 4: Lange Steen; 5: Postbaan; 6: Eerste Dwarsdreef; 7: Tweede Dwarsdreef; 8: Derde Dwarsdreef Tussen haakjes: jaar van aankoop. Het Eekelbanksven is niet precies aangegeven, maar is aangekocht in 1839 en ligt slechts voor een klein deel in het bosreservaat.. Figuur 3. Perioden van grondaankoop (Bron: Van Ham 1985).. Het westelijke deel van het bosreservaat, toen nog heidegrond, is in 1836 aangekocht door P.J.H. Cuypers (fig. 3). Op de kaart van 1840 zijn in het zuiden twee percelen bos te zien (fig. 4), wat zou kunnen duiden op ouder bos, maar ook op het begin van de bebossingen. Dit laatste zou dan kunnen betekenen dat men van zuid naar noord heeft gewerkt bij het bebossen. De leeftijdsboringen indiceren dat tussen 1847 en. 14. Alterra-rapport 223.

(16) 1851 de grove dennen in de oudste delen een hoogte van 1,3 m hadden. Dit is dus ongeveer in overeenstemming met de kaart van 1840. De boompjes hebben er dan maximaal 10 jaar over gedaan om 1,30 m hoogte te bereiken en moeten zijn aangeplant tussen 1836 en 1840. Cuypers doet al in 1841 een eerste beroep op een wet uit 1840 waarmee belastingvoordeel kan worden verkregen voor het ontginnen van gronden. Het gaat daarbij om het ontginnen van heide en het droogmaken van binnenwaterplassen. Er werden bij dit werk voornamelijk grove-dennenopstanden aangelegd op de heidevelden. Het droogmaken van binnenwaterplassen zou kunnen slaan op het Eekelbanksven dat in 1839 is aangekocht. Volgens het actuele beheersplan (1997) is het betreffende stuk heide kort na de aankoop ingezaaid met ‘mast’ (grove den). De rest van het huidige bosreservaat werd in 1847 aangekocht, met uitzondering van de meest oostelijke punt en het Bloempjesven. De oostelijke punt is ergens tussen 1850 en 1884 aangekocht, wellicht tussen 1867 en 1869, toen delen rond het Zandven (iets noordelijker en net buiten het bosreservaat gelegen) werden gekocht. Het Bloempjesven werd in 1868 aangekocht. In 1845 en 1850 is het ontginningswerk in volle gang, hetgeen in de volgende jaren, minstens tot en met 1860, werd voortgezet; rond 1865 lijkt het te zijn voltooid. Waarschijnlijk is dus de rest van het bos aangelegd in de periode na aankoop en voor 1865. De leeftijdsbepaling aan bomen ten zuiden van de Hoofddreef geven aan dat de bomen hier tussen 1860 en 1867 1,3 m hoog waren. Ten noorden van de Hoofddreef in de afdelingen 2e en 2f is de situatie wat gecompliceerder. Op de kaarten van 1894 en 1908 (fig. 4) zijn nog twee percelen heide te zien, met wat verspreide bosjes. Op de kaart van 1943 (bijgewerkt tot 1941) zijn deze stukken wel aangegeven als bos. In 1913 en 1914 is nog zo´n 5 hectare bebost. Dat zou kunnen slaan op deze twee percelen, de oppervlakte komt ongeveer overeen. Twee grove dennen die in of vlakbij het vroegere Eekelbanksven staan, waren in 1880 en 1890 1,3 meter hoog en één den ten zuidoosten van de kruising Balkvendreef en de Derde Dwarsdreef bereikt deze hoogte in 1873. Dit zouden dennen uit de bebossingen van de laatste periode kunnen zijn. Ten noorden van de vroegere Balkvendreef zijn twee grove dennen geboord, één uit 1888 en één uit 1920. Naast de grove den van 1920 is een zeeden van 1915 geboord (alle metingen op borsthoogte). De oudste grove den zou er eentje uit de verspreide bosjes kunnen zijn geweest, terwijl de jongere uit de aanplant van 1913 en 1914 stammen. Op het andere perceeltje zijn grove dennen geboord met de jaren 1917 en 1920. Dit klopt ongeveer met de beschrijving van Van Ham. Ten noordoosten van de kruising Balkven- en Derde Dwarsdreef zijn 1900 en 1914 geboord. Op de kaart van 1894 staat dit gebied als jong naaldbos aangegeven, terwijl de rest van het reservaat dan al als opgaand naaldbos geclassificeerd is. Misschien is dit perceel toch later dan 1865 aangelegd. In het bos is hiervan niets te zien. In de oostelijke punt en rond het Bloempjesven zijn geen boringen verricht.. Alterra-rapport 223. 15.

(17) Op de beheerskaart (fig. 2) is voor vrijwel het gehele gebied aangegeven dat er grove den van 1885 staat. Volgens het beheersplan is het bos in de periode 1880-1885 aangelegd. Waar dit jaartal vandaan komt, is niet bekend, maar het is duidelijk in tegenspraak met de resultaten van de leeftijdsboringen en de gegevens uit Van Ham (1985). Samenvattend lijkt het erop dat het gedeelte ten zuiden van de Hoofddreef in een vrij korte periode (ongeveer 30 jaar) is bebost. Dit deel van het bos heeft dus relatief kleine leeftijdsverschillen. Ten noorden van de Hoofddreef zijn er grotere leeftijdsverschillen, maar het is moeilijk precies aan te geven wanneer welk stuk is aangelegd. Verder komen in het gebied langs de Hoofddreef en langs de Postbaan eikenlanen voor. Deze zijn aangelegd na het droogleggen van het Eekelbanksven (na 1840) en voor 1894, omdat het ven toen niet meer op de topografische kaart stond. Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben duitse troepen op het landgoed gebivakkeerd. Er liggen voornamelijk ten noorden van het bosreservaat verschillende bunkers. Ook hebben er bedrijfsgebouwen gestaan, waarvoor het bos is gekapt. Deze stukken liggen voornamelijk net buiten het bosreservaat bij het Meeven en zijn na de oorlog weer zijn ingeplant. Tijdens hun verblijf op Mattemburgh hebben de Duitsers bomen gekapt voor oorlogshandelingen. De tweede boomlaag in het bosreservaat bestaat uit zomereik. Dit is spontane verjonging, waarschijnlijk afkomstig van de laanbomen. Uit de leeftijdsbepaling is gebleken dat alle eiken ongeveer uit dezelfde periode stammen, tussen 1944-1952 waren de boompjes 1,3 m hoog. Dit zou een gevolg kunnen zijn van een verminderde wilddruk ten tijde van de oorlog, als gevolg van de aanwezigheid van de soldaten, oorlogshandelingen of stroperij door de bevolking. Later heeft de wildstand zich weer hersteld, maar voor deze generatie eiken geldt dat ze genoeg tijd hebben gehad om boven de vraatgrens te groeien. Op de topografische kaart uitgegeven in 1956, staat het bos nog als naaldbos aangegeven, terwijl op de topografische kaart die in 1958 verkend is, al gemengd bos vermeld staat. Dit geeft aan dat in de tijd voorafgaand aan 1958 de eik zich heeft kunnen uitbreiden. Na de bebossing lieten de eigenaren de natuur zijn gang gaan. Toen het NoordBrabants Landschap in 1970 het bos aankocht, was er vrijwel niet of zelfs nooit gedund (Beheersplan Mattemburgh). Natuurlijke selectie had het stamtal van grove den teruggebracht naar rond de 200 exemplaren per hectare. Afgestorven bomen bleven gewoon in het bos achter. Incidenteel is een gezaagde stobbe aangetroffen. Deze zijn waarschijnlijk gezaagd door een vroegere bosopzichter die jaarlijks wat dode bomen uit het bos mocht halen voor brandhout. In 1975 besloot het Noord-Brabants Landschap tot de instelling van een strict bosreservaat ter grootte van circa 80 ha. In de periode na instelling van het bosreservaat is een aantal paden afgesloten.. 16. Alterra-rapport 223.

(18) Bij de aanwijzing tot bosreservaat binnen het Programma Bosreservaten in 1997 werden aan dit oorspronkelijke bosreservaat enkele afdelingen toegevoegd (1a, 1b, 2a en 2b). Daarmee is het huidige bosreservaat met ruim 26 ha uitgebreid tot een totale oppervlakte van 106 ha. Behalve de milieuoverlast door de snelweg en de vliegbasis Woensdrecht, vormt ook het industriegebied rond Antwerpen en langs de Westerschelde een ernstige bron van luchtverontreiniging. De watermaatschappij Zuidwest-Nederland heeft sinds 1981 een vergunning om grondwater te onttrekken in het gebied ten zuiden van Bergen op Zoom. Dit heeft ook voor bosreservaat Mattemburgh gevolgen, waar met name in het Bloempjesven een peildaling van 20 tot 40 cm wordt verwacht. Overigens heeft de aanwezige kleilaag in de ondergrond een stagnerende werking, waardoor de effecten van de wateronttrekking waarschijnlijk niet al te groot zullen zijn (Beheersplan Mattemburgh).. 1840; nettekening Topografische en Militaire Kaart van het Koninkrijk der Nederlanden. Bonne-kaart 1896. Topografische kaart 1908. Topografische Kaart 1941. Figuur 4. Fragmenten van oude (topografische) kaarten van het gebied rondom Mattemburgh (Bron: Topografische Dienst, Emmen). Alterra-rapport 223. 17.

(19) 18. Alterra-rapport 223.

(20) 3. Bosstructuur. Bosstructuur van het reservaat Het bosreservaat wordt gekenmerkt door een vrij open bostype, met in de boomlaag voornamelijk oude grove den (Pinus sylvestris L.), spaarzaam bijgemengd met zeeden (Pinus pinaster Ait.). Het open karakter wordt mede geïllustreerd door de classificatie van boomsoorten op basis van de luchtfoto (fig. 5), die een open kronendak met grove den en daaronder een tweede laag met zomereik en ruwe en zachte berk toont. De gescande luchtfoto is gegeven in bijlage 1. De methodiek voor de bewerking van de luchtfoto is beschreven in Sanders (2000). Mattemburgh 1997 Gaten in het kronendak Grove den Eik / berk 0. 200. 400 m. Figuur 5. Classificatie van hoofdboomsoorten en gaten in het kronendak van bosreservaat Mattemburgh. In het reservaat komen her en der verspreid nog beuken (Fagus sylvatica L.) en enkele tamme kastanjes (Castanea sativa Mill.) voor (bijlage 2). Waarschijnlijk zijn deze soorten niet meegeplant bij de aanleg, maar hebben ze zich later spontaan gevestigd.. Alterra-rapport 223. 19.

(21) Het zijn wel grotere bomen die in enkele steekproefcirkels een behoorlijk aandeel aan het grondvlak leveren (bijlage 3). De eerste boomlaag heeft een hoogte van rond de 20 m (fig. 6) en bestaat vrijwel volledig uit grove den. Het gemiddelde stamtal bedraagt ongeveer 200 per hectare (bijlage 2). In vrijwel het hele gebied komt een tweede boomlaag voor, bestaande uit zomereik (Quercus robur L., stamtal 200 stuks per ha), bijgemengd met zachte en ruwe berk (Betula pendula Roth en B. pubescens Ehrh.; resp. 45 en 19 stuks per ha), variërend in hoogte tussen 5 en 15 meter. Eik Ruwe berk Zachte berk Grove den. 60. Stamtal (N/ha). 50 40 30 20 10 0 <25. 50. 75. 100. 125. 150. 175. 200. 225. 250. >250. Hoogteklasse. Figuur 6. Hoogteverdeling (dm) levende bomen, over alle steekproefcirkels in bosreservaat Mattemburgh. De struiklaag wordt vooral gevormd door vuilboom (Rhamnus frangula Mill.) en lijsterbes (Sorbus aucuparia L.) en is tussen de 3 en 5 m hoog, maar is niet overal aanwezig (bijlage 4). Het stamtal van de verjonging (boompjes groter dan 50 cm en een dbh minder dan 5 cm, inclusief struiken) bedraagt gemiddeld over alle steekproefcirkels 400 stuks per hectare. De verjonging van boomvormers is grotendeels afwezig. Ruwe berk heeft met 100 stuks per hectare het grootste aandeel van de boomvormende soorten, maar dit is geconcentreerd in een klein deel van de steekproefcirkels (21%). Zomereik en grove den zijn vrijwel afwezig. De steekproefcirkel bij het Bloempjesven (V6), blijkt anders te zijn van structuur en samenstelling dan de rest van de steekproefcirkels. De opbouw van diameter- en hoogteklassen is verschillend, terwijl dit ook de enige plek is waar verjonging van grove den optreedt. Uit figuur 7 is op te maken dat er een bovenlaag van grove den is, met daaronder een paar zomereiken, zoals in de rest van het reservaat. Daar weer onder staan ruwe berken en grove dennen. Het lijkt alsof dit een verjongingsgolf is, waarbij de berken. 20. Alterra-rapport 223.

(22) harder gegroeid zijn dan de dennen. De grove dennen die nog tot de verjonging gerekend worden (dbh < 5 cm) zouden tot dezelfde golf kunnen behoren.. 250 Grove den. stamtal (N/ha). 200. Ruwe berk 150. Eik. 100 50 0 25. 50. 75. 100. 125. 150. 175. 200. 225. 250 >250. Hoogteklasse. Figuur 7. Verdeling van levende bomen per boomsoort over hoogteklassen (dm) in steekproefcirkel V6. Kronendak Op verschillende plaatsen komen in het kronendak gaten voor, die deels zijn veroorzaakt door het op stam afsterven van de dennen, maar voor een belangrijk deel door windworp. Windworp lijkt vooral op te treden in de westelijke helft van het reservaat, met name in de stukken die in het zuiden tot westen grenzen aan open gebieden. De januari-storm van 1990 heeft tot redelijk wat stormgaten geleid. De omgewaaide bomen zijn in de oostelijke richting gevallen (bijlage 5). De tweede boomlaag van eik en berk profiteert van de ontstane gaten in het kronendak, maar heeft de eerste boomlaag nog niet bereikt. Op de luchtfoto is dit proces te zien: op de plekken waar de dennen in de kroonlaag ontbreken, is de tweede laag van loofbomen te zien (fig. 5). De eerste boomlaag met grove den is met een bedekking van 45% erg open (tabel 1). Van het overblijvende oppervlak wordt ruim de helft (29% van het bosreservaat) opgevuld door de tweede boomlaag met zomereik en ruwe berk. Een kwart van het bosreservaat bestaat uit open plekken, waar op basis van de luchtfoto geen tweede boomlaag kon worden onderscheiden. Dit vrij grote oppervlak aan gaten in het kronendak wordt voornamelijk verkregen door de sommatie van een groot aantal kleine gaten, hetgeen kenmerkend is voor een oud grove-dennenbos. Tabel 1. Oppervlakken van open plekken en totaal kroonoppervlak van grove den en eik/berk. Oppervlak in m² open plekken grove den eik/berk Bloempjesven. Alterra-rapport 223. 263370 478523 308031 7569. Oppervlak in hectare 26,3 47,8 30,8 0,8 105,7. % van totaal 25 45 29 1. 21.

(23) Dood hout Een opvallend fenomeen in dit bosreservaat is de grote hoeveelheid dood hout. Omdat er in het verleden nagenoeg geen beheer gevoerd is, is al het dode hout blijven liggen. Zoals gezegd heeft de storm van 1990 een flink aandeel geleverd. Het grootste deel van het dode hout is grove den (tabel 2; bijlage 6). In het hele bosreservaat komen gemiddeld 34 staande en afgebroken (hoogte > 50 cm) dode grove dennen per hectare voor. Verder liggen er 92 stammen en stam- en takstukken van grove den per hectare. Dit geeft een totaal van 126 stukken dood hout van grove den per hectare, nog afgezien van de grote hoeveelheid afgebroken stamresten (lager dan 50 cm (67 stuks)). Tabel 2. Verdeling van alle dood hout over diameterklassen per boomsoort (N/ha) Diameterklasse (cm) <5 6-10 11-15 16-20 21-25 26-30 31-35 36-40 41-45 46-50 >50 Totaal. Grove den Eik. Berk. Overig. Totaal. 1 12 26 31 33 32 23 15 13 5 1 193. 1 9 13 4 3 0 0 0 0 0 0 30. 2 4 3 3 1 0 0 1 0 0 0 15. 8 79 78 48 41 33 25 17 13 6 1 348. 4 54 36 10 4 1 0 0 0 0 0 110. Zomereik levert ook veel dood hout, maar in lagere diameterklassen. Per hectare staan 87 dode eiken hoger dan 50 cm en liggen er 13 stammen en stam- en takstukken, wat totaal dus neerkomt op 100 stammen en stamstukken per hectare. Er blijkt duidelijk een verschil tussen grove den en zomereik. De grove dennen zitten in de aftakelingsfase (takval, sterfte op stam) en zijn gevoelig voor windworp, wat leidt tot relatief veel liggend dood hout. De zomereiken sterven over het algemeen op stam. Vooral na de droge, warme zomer van 1983 zijn veel zomereiken gestorven (mond. meded. dhr. Schep, beheerder). Kernvlakte Het grondvlak in de kernvlakte bedraagt 21,0 m²/ha (bijlage 6). Het stamtal komt overeen met het reservaatsgemiddelde. Het houtvolume in de kernvlakte bedraagt 122 m³/ha. In de kernvlakte komen gemiddeld meer eiken voor dan in het hele reservaat. Het gevolg hiervan is dat grondvlak en houtvolume van zomereik in de kernvlakte hoger is dan het reservaatgemiddelde. Hier heeft zomereik een aandeel van 20% in het grondvlak en 14% in het houtvolume, maar zijn aandeel in het kroonbedekking en –volume is duidelijk groter (resp. 44% en 50%). Zomereik maakt in verhouding tot grove den veel grotere kronen. Deze kronen vullen bij het. 22. Alterra-rapport 223.

(24) omwaaien of afsterven van de oude grove dennen snel het gat weer op, zoals op de luchtfoto is te zien. De kernvlakte is met een kroonbedekking van 50% veel opener dan het gemiddeld in het reservaat het geval is (25% gaten in het kronendak, dus 75% bedekkend). Dit is te verklaren door het in vergelijking tot het gehele reservaat hoge aandeel dood hout in de kernvlakte (376 stammen en stammstukken, waarvan 153 grove dennen en 205 eiken). Dit is voornamelijk liggend dood hout (80% van de grove dennen en 89% van de eiken). Veel bomen zijn met de stormen van 1990 omgewaaid, waardoor veel gaten in het kronendak zijn ontstaan. Uit de kernvlaktegegevens blijkt het dood hout van grove den een volume van ruim 65 m³/ha te beslaan (bijlage 6). Van zomereik bedraagt het dood-houtvolume 11 m³/ha. Zomereiken in het bosreservaat Aangezien de eiken waarschijnlijk allemaal dezelfde leeftijd hebben, is een vergelijking mogelijk over alle steekproefcirkels. In figuur 8 is de verdeling van de eiken over de diameterklassen getoond, uitgesplitst naar levende bomen, dode bomen op stam hoger dan 50 cm en liggende/hangende dode stammen. De diameterverdeling van de dode staande bomen toont een zelfde verdeling als de levende bomen, maar dan iets naar de dunnere klassen verschoven. Dit komt doordat de levende bomen doorgegroeid zijn nadat de andere bomen doodgingen en deels ook doordat de bast van de dode bomen afvalt. Opvallend is dat de liggende bomen, die waarschijnlijk eerder dood gegaan zijn dan de staande dode bomen, grotere diameters lijken te hebben. Hiervoor is vooralsnog geen verklaring te geven.. % van totaal aantal bomen per categorie. 35 30 Dood staand Liggend+ hangend Levend. 25 20 15 10 5. >40. 38. 34. 30. 26. 22. 18. 14. 10. 6. 2. 0 Diameterklasse. Figuur 8. Procentuele verdeling van levende eiken, dode staande eiken (groter dan 50 cm) en hangende + liggende dode eiken per categorie (staand dood, liggend en hangend dood en levend).. Alterra-rapport 223. 23.

(25) 24. Alterra-rapport 223.

(26) 4. Vegetatie. De kruidenvegetatie in bosreservaat Mattemburgh wordt gedomineerd door bochtige smele (Deschampsia flexuosa L.) en brede stekelvaren (Dryopteris dilatata Hoffm.). Daarnaast speelt adelaarsvaren (Pteridium aquilinum L.) een belangrijke rol. Op de nattere plekken domineert pijpenstrootje (Molinia caerulea L.). De vegetatiekaart (fig. 9) is op basis van dominantie van deze soorten gemaakt. Tabel 3. Vegetatietabel van opnamen in de steekproefcirkels, gegroepeerd naar vegetatietype (DV=Deschampsia/Vaccinium; Dd=Dryopteris dilatata; Pter=Pteridium aquilinum; sl=struiklaag). Bedekkingschaal: 1= 0-1%; 2= 1-2%; 3= 2-3%; 4= 3-6%; 5= 6-12%; 6= 12-25%; 7= 25-50%; 8=5075%; 9= >75% Vegetatietype. DV |. Molinia. |. Deschampsia-Dryopteris|Dd. | Pter. Steekproefcirkelà. VTVV|VTSMOMUQPSU|RQMSKOGFFUIMPVNHIGKKJJSR|HIMG|LPNOO 1001|02222221210|111102111100022110001022|0121|00000 5990|62131219278|354583254689901309492503|7615|66596 ---------------------------------------------------------------------------Pinus sylvestris sl ...6|...........|........................|....|..... Quercus robur sl ...1|...........|........................|....|..... Betula pendula sl ....|55.1..1.2..|165..5.1................|11.1|..... Betula pubescens sl ....|...........|.1......................|....|..... Rhamnus frangula sl 1125|.5.1....1..|212111...155.5.7.51111..|1...|5.... Sorbus aucuparia sl ....|.1.....51..|............1....11.....|....|6..1.. Grove den Zomereik Ruwe berk Zachte berk Sporkehout W. lijsterbes. Quercus robur Betula pendula Betula pubescens Pinus sylvestris Ilex aquifolium Fagus sylvatica Rhamnus frangula Sorbus aucuparia Amelanchier lamarckii Prunus serotina Crataegus monogyna Rhododendron species. Zomereik Ruwe berk Zachte berk Grove den Hulst Beuk Sporkehout Wilde lijsterbes Am.krent Am. vogelkers Eenst. meidoorn Rododendron (G). 1.1.|11111111111|11.111.1.111111.111.1111|111.|.11.. ....|......1....|........................|....|..... ....|.111..1..1.|11...1....111..1........|.1.1|.11.. ....|......1..1.|....1...........1.1..1..|....|111.. ....|...........|....1...................|....|..... ....|...........|1.........1.....1.......|....|..... 1151|51.11111111|1111111..11111111111.111|1.11|1111. .111|1......1.11|11111111.1111.1.11111211|1111|111.1 .1.1|.1.........|.....1..................|....|..... ...1|...1.......|..........1.............|....|..... ....|...........|...1....................|....|..... ....|....6......|........................|.1..|...... Deschampsia flexuosa 8987|.12.6.78878|977888966888976788889685|61.5|675.. Dryopteris dilatata 1211|.1216666211|187675588665177766675266|8969|.111. Lonicera periclymenum .11.|.........11|12111.1111111..1561555..|6..1|..1.1 Pteridium aquilinum ...1|...........|........................|....|88799 Molinia caerulea ..2.|98797866677|.....1..11...16.1..11751|..1.|..2.. Vaccinium myrtillus 6577|21....11..5|.........1..1...........|....|..1.. Rubus fruticosus agg. 1111|.1.1151111.|.11111.1111..121.12.1...|1.11|.11.. Moehringia trinervia ....|.........1.|..1..............111.1..|....|..... Holcus mollis ....|...........|..........1.............|....|..... Ceratocapnos claviculata....|...........|...7....................|....|..... Chamerion angustifolium ....|...........|.1..............1.......|....|..... Galium saxatile ....|...........|..........1.....251551..|....|...... Bochtige smele Brede stekelvaren Wilde kamperfoelie Adelaarsvaren Pijpestrootje Blauwe bosbes Gewone braam Drienerfmuur Gladde witbol Rankende helmbloem Wilgeroosje Liggend walstro. Hypnum cupressiforme 7556|75576615277|11...11.152621551111111.|1111|.221. Dicranella heteromalla 1.11|1221112.1..|....1.....1..1...11...12|1115|121.. Dicranum scoparium 1...|12211.1.1..|...........11...1...1.11|.111|1.... Sphagnum species ....|......1....|........................|....|..... Mnium hornum ....|..1........|...............1........|.1..|..... Pseudoscleropodium purum.21.|...........|.2.1.........1........1.|....|..... Leucobryum glaucum ....|.1.........|......................11|....|..... Pleurozium schreberi 565.|95.15.76515|887727766757775168.67576|....|..... Brachythecium rutabulum ....|.......1..1|2.11.....2.11.11....11..|....|..... Eurhynchium praelongum .1..|....1..1...|11.......1.511.11..1....|....|..... Polytrichum commune 1...|...........|...........1.2.......1.1|.2.1|..... Lophocolea bidentata ....|...........|...........1............|....|...... Gew. klauwtjesmos Gew.pluisjesmos Gew.gaffeltandmos Veenmos Gew. sterremos Groot laddermos Kussentjesmos Bronsmos Gew. dikkopmos Fijn snavelmos Gewoon haarmos Gewoon kantmos. Alterra-rapport 223. 25.

(27) In de steekproefcirkels zijn vegetatie-opnamen van 10 x 10 m gemaakt en naar vegetatietypen (volgens de kartering van fig. 9) gegroepeerd in tabel 3. De meeste onderscheiden dominantietypen van de kartering zijn in de tabel terug te vinden, met uitzondering van het braamtype (het Rubus fruticosus-type komt vooral voor in de randen van het bosreservaat, waar geen steekproefcirkels liggen). Het bochtigesmele/blauwe-bosbestype (DV) komt daarentegen wel in de opnamen, maar niet in de kartering voor. Dit type komt voor in een aantal steekproefcirkels in het oosten van het reservaat, vooral in het vak ten noorden van de Bloempjesven. De bedekking van blauwe bosbes (Vaccinium myrtillus L.) loopt hier plaatselijk op tot 50%. Het is niet duidelijk waarom juist hier zoveel blauwe bosbes staat, terwijl de soort in het overige deel nagenoeg ontbreekt. Het verschil kan niet worden verklaard door bodemkundige verschillen. De kernvlakte ligt in zijn geheel binnen het Brede-stekelvarentype. Uit 98 vegetatieopnamen in de kernvlakte blijkt brede stekelvaren in het grootste deel dominant (bijlage 7). Alleen in de zuidstrook van de kernvlakte is de bedekking van bochtige smele groter dan van brede stekelvaren. Binnen de belangrijkste vegetatietypen met bochtige smele en brede stekelvaren (in alle soorten mengingen) kunnen twee varianten met wilde kamperfoelie (Lonicera periclymenum L.) en met pijpenstrootje worden onderscheiden (tabel 3). De opnamen met kamperfoelie liggen vrij centraal in het bosreservaat in de oudste grovedennenbeplanting. De bedekking varieert van 10 tot 25%. Ook is in 94 van de 98 kernvlakte-opnamen wilde kamperfoelie aangetroffen (bijlage 7), meest met een bedekking van enkele procenten, maar hier en daar oplopend tot 25%. Binnen deze typen is een door bronsmos (Pleurozium schreberi) en gewoon klauwtjesmos (Hypnum cupressiforme) gedomineerde moslaag onderscheiden. Adelaarsvaren heeft de grootste bedekking net ten zuiden van het reservaatsmidden. Hoewel het overal een heidebebossing van halverwege de negentiende eeuw betreft, zou de verspreiding van adelaarsvaren kunnen duiden op een relict van oud bos, dat als strubbe in de heide heeft kunnen overleven. Verspreid in het bosreservaat en ook in de kernvlakte-opnamen is dalkruid (Maianthemum bifolium F.H.Wigg.) gevonden. In de zuidrand van het bosreservaat staan lelietjes-van-dalen (Convallaria majalis L.). Deze soort is vermoedelijk ingebracht en getuigt net als de rododendron van een landgoedverleden. Verjonging van hulst en beuk komen eveneens verspreid voor.. 26. Alterra-rapport 223.

(28) Figuur 9. Vegetatiekaart van bosreservaat Mattemburgh.. Alterra-rapport 223. 27.

(29) 28. Alterra-rapport 223.

(30) 5. Discussie en aanbevelingen. Het bos in Mattemburgh is na aanleg nooit gedund. Afgezien van de oogst van enkele kubieke meters dood hout per jaar als brandhout voor een vorige beheerder, is al het dode hout in het bos achtergebleven. Ook de berekening van het doodhoutvolume in de kernvlakte (65 m³/ha voor grove den en 11 m³/ha voor eik) wijst op een hoog aandeel dood hout. Uit gegevens van andere voormalig beheerde bosreservaten komen lagere hoeveelheden: Galgenberg (grove den 1894) 48 m³/ha, Noordhout (grove den 1890) 28 m³/ha en Tussen de Goren (grove den uit 1916) 22 m³/ha (Clerkx e.a. 1996, Clerkx & Broekmeyer 1997 en Clerkx & Van Hees 1998). Deze bossen zijn weliswaar jonger dan in Mattemburgh, maar de dennen in Galgenberg en Noordhout waren op het moment van opname ruim 100 jaar oud en in een beginnende aftakelingsfase. Hierbij dient aangetekend te worden dat de grove den in Noordhout in menging (55% grove den in boomlaag) voorkomt. In natuurlijke grove-dennenbossen in Schotland bedraagt het dood-houtvolume 55 m³/ha (Reid e.a. 1996). Dat het dood-houtvolume in Mattemburgh zelfs de natuurlijke situatie nog iets ontstijgt, kan worden verklaard door de grote hoeveelheden bomen die in de aftakelingsfase zijn beland. Sterfte vindt daardoor ineens in grote getale plaats en wordt nog versterkt door de stormen van 1972/1973 en 1990, waardoor de input van dood hout nog eens extra is verhoogd. Daarbij heeft grove den een lange verteringstijd (Van Hees & Clerkx 1999), waardoor het dode hout relatief lang in het bos aanwezig blijft. Grove dennen met een diameter van 30 cm blijven gemiddeld 60 jaar in het bos aanwezig. In grote delen van het bosreservaat domineert brede stekelvaren de kruidlaag. De matige voedselrijkdom van de groeiplaats in Mattemburgh rechtvaardigt een dergelijke dominantie van stekelvaren niet. Dit fenomeen is echter in meerdere bosreservaten op armere gronden geconstateerd. De toename van stekelvarens op armere gronden wordt veelal toegeschreven aan atmosferische depositie. Uit onderzoek in bosreservaat Galgenberg blijkt de aanwezigheid van smalle en brede stekelvaren samen te hangen met de aanwezigheid van dood hout (De Waal e.a. in prep). Alle jonge stekelvarens wortelen in dood hout of in een strooisellaag met dennenbast, maar nooit in minerale grond. Dood hout houdt een dusdanig belangrijke hoeveelheid vocht vast die de stekelvarens nodig hebben voor de kieming en de ontwikkeling tot een plant. De jarenlange input van dood hout in Mattemburgh heeft een gunstig milieu geschapen, waardoor de brede stekelvaren zich zo heeft kunnen verspreiden. Met een gerichte leeftijdsanalyse in de grove den kan aan iedere cirkel een leeftijd van het bos gekoppeld worden, waarmee de verzamelde data beter geanalyseerd kan worden. Daarnaast zouden de aanvullende leeftijdsbepalingen een beter inzicht kunnen geven in de volgorde van bosaanleg, met name in de noordelijke opstanden. Vergelijking van de hoogte van grove den met de bodemkaart wijst op een relatie met de grondwaterstanden. Bodems met hoge grondwaterstanden lijken lagere begroeiingen te dragen. In deze omgeving komen echter volgens de historische. Alterra-rapport 223. 29.

(31) kaarten begroeiingen voor die later zijn aangelegd dan het overgrote deel van het landgoed. De enkele leeftijdboringen die in deze opstanden zijn gedaan, geven geen duidelijke indicatie. Meerdere boringen kunnen ook hieromtrent meer informatie verschaffen. De tweede boomlaag met dominantie van zomereik wijst op een ontwikkeling naar een zomereikenbos, waarin ruwe berk en grove den zijn bijgemengd. Hoewel de PNV van het bos een Wintereiken-Beukenbos is, is het geringe aantal beuken in de struiklaag een indicatie voor de snelheid waarmee dit bostype zich zal ontwikkelen. Verwacht wordt dat de beuk in de komende pakweg 100 jaar een ondergeschikte rol zal spelen. De oudere beuken die verspreid in het bosreservaat aanwezig zijn, gaan op korte termijn als zaadbron fungeren. De verjonging van beuk in het reservaat neemt dan snel toe.. 30. Alterra-rapport 223.

(32) Literatuur. Broekmeyer, M.E.A. 1995. Bosreservaten in Nederland. IBN-DLO rapport 133. Wageningen. Broekmeyer, M.E.A. & P. Hilgen. 1991. Basisrapport Bosreservaten. Utrecht/ Wageningen IKC/NBLF/IBN-DLO rapport nr 1991-03. Clerkx, A.P.P.M. , M.E.A.. Broekmeyer, P.J. Szabo, A.F.M. van Hees, L.J. van Os & H.G.J.M. Koop. 1996. Bosdynamiek in bosreservaat Galgenberg. Wageningen IBNrapport 217. Clerkx, A.P.P.M. & M.E.A.. Broekmeyer. 1997. Bosdynamiek in Noordhout. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek.Wageningen. Rapport 279. Clerkx, A.P.P.M. & A.F.M. van Hees 1998. Bosdynamiek in Tussen de Goren. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek, Wageningen. Rapport 355. Ham, W.A. van, 1985. De Mattemburgh. “Een landgoed en zijn bewoners”. Publicaties van het Archivaat “Nassau-Brabant” Nr. 65. Mekkink, P. 1998. De bodemgesteldheid van bosreservaten in Nederland. Deel 30: Bosreservaat Mattemburgh. Wageningen Staring Centrum rapport 98.30. Reid, C.M., A. Foggo & M. Speight. 1996. Dead wood in the Caledonian pine forest. Forestry 69: 275-279. Sanders, M.E. 2000. Kronendakmonitoring; toepassing van luchtfoto’s in het bosreservatenprogramma. Alterra-rapport nr. 170. Waal, R.W. de, R.J. Bijlsma, E.M. Dijkman & M.M. van der Werff. Stekelvarens, dood hout en humus. Verschijnt in 2001 in De Levende Natuur. Werf, S. van der. 1991. Natuurbeheer in Nederland 5. Bosgemeenschappen. Pudoc Wageningen.. Alterra-rapport 223. 31.

(33) 32. Alterra-rapport 223.

(34) Aanhangsel 1 Gescande luchtfoto van bosreservaat Mattemburgh. 0. 100 200 300m. Alterra-rapport 223. 33.

(35) 34. Alterra-rapport 223.

(36) Aanhangsel 2. Stamtallen per soort per steekproefcirkel. Alterra-rapport 223. 20. 20 40 20 20 40 80. 40 20 240 60 40. 20 20. 20 20 40. 140 20 20 20. 20. 20. 20. 80 60 20 40 60 20 100 40. 60 100 320. 120 40. 40 40. 120 20. 100 20 20 40. 40 20. 40 20. 20. 40 20 80. 20 40 140. 20 60. 20 40. 20 20 40 40. 20. 60 60 20. 20 20. 20. Totaal. Onbekend. Sorbus aucuparia. Frangula alnus. Quercus rubra. Prunus serotina. Castanea sativa. 80 180 120 60 60. Fagus sylvatica. 200 220 180 220 460 220 220 240 180 420 160 260 360 180 80 200 60 120 200 300 220 160 120 140 80 160 280 300 220 200 120 100 160 120 300 20 20. Pinus pinaster. Betula pendula. 220 240 100 160 60 60 80 340 220 120 60 120 20 280 240 20 180 240 140 100 140 300 140 100 180 200 80 20 160 200 340 300 160 160 160 340 220. Betula pubescens. Quercus robur. F14 F15 G9 G12 G15 H7 H13 I8 I10 I16 J5 J12 K4 K8 K9 L6 M9 M14 M23 N5 N21 N22 O6 O9 O15 O21 O23 P6 P10 P13 P22 Q19 R13 R23 S15 S17 S20. Pinus sylvestris. Steekproefcirkel. Stamtallen van levende bomen, per steekproefcirkel en boomsoort (N/ha) en gemiddelden per soort over alle opnamen.. 500 640 420 480 600 300 360 660 460 600 600 500 480 480 420 520 660 360 360 480 600 500 500 480 300 500 440 340 520 420 480 460 380 280 560 440 260. 35.

(37) S21 T9 T22 U8 U16 U21 V6 V9 V10 V15 V20 Gem.. 36. 360 220 620 120 140 580 460 80 180 240 280 198. 160 180 140 160 340 40 40 320 360 300 160 196. 20 20 60. 220. 20 20 60. 120 20. 20. 500 20 40 20 45. 20. 20. 40 40 19. 3. 2. 0. 0. 0. 100 20 80 27. 15. 780 440 1020 280 520 620 1020 420 680 600 580 0 506. Alterra-rapport 223.

(38) Aanhangsel 3. Grondvlakken per soort per steekproefcirkel. Alterra-rapport 223. 0.19. 0.04 0.58 0.08 0.19 1.63 0.16. 0.44 0.08 8.04 2.67 1.26. 3.93 0.27. 0.10 4.25 4.83. 0.63 0.04 0.04 0.08. 5.84. 0.63. 0.40. 3.25 0.72 1.41 0.54 1.25 1.40 0.77. 0.21 0.39 0.83. 0.27 0.12. 0.67 9.19. 0.39 0.16. 0.35 0.64 4.09 1.41 0.67. 0.81 0.27. 13.39 3.77. 0.40. 0.08 0.40 0.27. 0.11 0.36. 0.57 0.16. 0.04 0.20. 0.08 2.04 1.20 0.99. 0.45. 0.04. 0.81 1.12 0.35 0.92. 0.04 0.08. 0.23 0.13. Totaal. Onbekend. Sorbus aucuparia. Frangula alnus. Quercus rubra. Prunus serotina. Castanea sativa. 1.07 1.72 3.91 0.45 1.15. Fagus sylvatica. 4.63 4.03 4.42 4.94 8.09 10.27 5.33 9.42 4.57 6.64 5.32 5.35 10.42 8.50 2.81 12.06 4.98 3.38 4.63 7.95 3.26 4.06 12.21 3.36 2.74 1.59 8.95 7.11 3.27 2.66 1.27 2.93 2.02 1.96 7.64 0.40 4.58 3.52. Pinus pinaster. Betula pendula. 30.48 28.15 14.81 25.57 5.77 6.86 9.82 26.04 28.39 9.16 2.73 17.67 2.90 21.26 16.99 3.32 15.04 37.14 12.32 10.48 17.73 23.72 21.88 12.75 25.37 15.53 8.28 2.51 18.50 25.45 24.07 18.68 11.41 17.93 26.61 30.40 22.56 33.95. Betula pubescens. Quercus robur. F14 F15 G9 G12 G15 H7 H13 I8 I10 I16 J5 J12 K4 K8 K9 L6 M9 M14 M23 N5 N21 N22 O6 O9 O15 O21 O23 P6 P10 P13 P22 Q19 R13 R23 S15 S17 S20 S21. Pinus sylvestris. Steekproefcirkel. Grondvlak levende bomen, per steekproefcirkel en boomsoort (m2/ha) en het gemiddelde per soort over alle opnamen.. 36.17 33.89 23.18 31.54 15.08 17.32 16.97 35.62 37.32 16.24 16.72 35.82 19.46 29.84 21.04 19.29 21.68 40.52 18.37 19.64 0.08 31.90 28.28 36.25 21.41 29.93 31.19 22.24 9.66 22.93 28.38 25.42 23.72 14.71 19.89 36.05 32.15 27.49 38.98. 37.

(39) T9 T22 U8 U16 U21 V6 V9 V10 V15 V20 Gem.. 38. 26.11 7.56 28.48 0.67 12.41 3.86 19.92 4.18 29.08 0.23 23.81 1.83 8.53 10.84 22.12 4.46 28.41 5.62 27.18 3.18 18.92 5.08. 0.10 0.26. 0.04 0.32. 0.55 0.23. 0.06. 2.72 0.23 0.18 0.23 0.83. 0.04. 0.27. 0.28 1.02 0.22. 0.74. 0.22. 0.12. 0.01. 0.01. 0.50 0.04 0.17 0.10. 0.05. 33.81 30.32 16.28 24.38 29.31 28.63 19.59 27.25 34.35 31.78 0.00 26.29. Alterra-rapport 223.

(40) G09 H07 H13 I08 I10 I16 J05 J12 K04 K08 K09 L06 M09 M14 M23 N21 O15 O21 P10 P13 P22 Q19 R13 S15 S17 S20 S21 U16 U21 V06 V09 V10 V15 Gemiddeld Aantal cirkels % voorkomen in cirkels. 31. 93. 93 340 247 31 62 62. 31 185. 1296 216 340 494 802 216 123 154 216 957 93 185 988 278. 31 62. 31. 123 31. 679 62 1235. 62 617 1265. Alterra-rapport 223. 31. 39 17 35. 69. 1235 864 154. 62 278. 123 154. Totaal per plot. 123. 216 586 309 62 216 154 185 1852 216 370 494 895 216 802 216 340 2253 93 247 1142 1142 123 2593 864 185 93 31 154 309 802 370 525 1080 399 33. 31 31 216 494. Sorbus aucuparia. Frangula alnus. Quercus robur. Pinus sylvestris. Betula pubescens. Aantallen exemplaren met dbh < 5 cm (N/ha) per soort per steekproefcirkel en gemiddelden en presentie over alle opnamen. Betula pendula. Steekproefcirkel. Aanhangsel 4. 31 154 185 432. 93. 123 62 62 62 62 123 93 31 62. 31 31. 100 10. 11 8. 6 1. 3 4. 370 525 1080 240 27. 21. 17. 2. 8. 56. 39.

(41) 40. Alterra-rapport 223.

(42) Aanhangsel 5. Spreidingskaartjes van grove den en zomereik in de kernvlakte. Alterra-rapport 223. 41.

(43) 42. Alterra-rapport 223.

(44) Aanhangsel 6. grove den zomereik berk beuk t. kastanje overig totaal. Kroonbedekking (m²/ha), kroonvolume (m³/ha), grondvlak (m²/ha), houtvolume (m³/ha) en doodhoutvolume (m³/ha) per soort in de kernvlakte. kroonbedekking 2208 2181 174 200 102 86 4951. Alterra-rapport 223. kroonvolume. grondvlak. houtvolume. 8593 12695 930 2106 576 418 25318. 21,0 5,9 0,6 0,4 0,2 0,8 28,9. 96,5 17,3 1,8 1,9 0,5 4,0 122,0. doodhoutvolume 65,6 11,4 0,6. 1,4 79,0. 43.

(45) 44. Alterra-rapport 223.

(46) Aanhangsel 7. Vegetatietabel van de 98 opnamen (10 x 10 m) in de kernvlakte (schaal zie tabel 3) (volgende pagina). Alterra-rapport 223. 45.

(47) 1111111111222222222233333333334444444444 1234567890123456789012345678901234567890123456789 ---------------------------------------------------------------------------Quercus robur -kl 1...1.1.1.111111111.1111.1.11..11.1111.11111..1.. Betula pendula -kl ...1..........1.................................. Fagus sylvatica -kl .........1.11.......1...111..........111......... Pinus sylvestris -kl ..............................................1.. Betula pubescens -kl ....................1...1............1........... Castanea sativa -kl ....................1...1............1........... Rhamnus frangula -kl .11.11111111111111..111111111....111111111..1.11. Sorbus aucuparia -kl ..111111111111.1111111.1.111.111..11111111.1..111 Amelanchier lamarckii -kl ...............1.......................1......... Prunus serotina -kl ..1..............1................1.11.1......1.. Deschampsia flexuosa 7667677789889777665767766679552211677757975221112 Dryopteris dilatata 7887867762665777888787777252889999877776268899999 Lonicera periclymenum .1122562512225.111122222225511122152525257.111111 Rubus fruticosus agg. 11.1...111111.11111111111.1.1111111111.111.1.1111 Galium saxatile .....11.....1......11.............11...121....... Molinia caerulea ........1...21..........1.11.............1....... Chamerion angustifolium ........1........................................ Vaccinium myrtillus .........1....................................... Maianthemum bifolium ................................................. Ilex aquifolium ................................................. Moehringia trinervia ................................................. Dicranella heteromalla 1..5.11........1.11...1.....112............11..1. Hypnum cupressiforme 2225556125115262565211255112551511656511111521522 Pleurozium schreberi 56156711787177172.17777112575111..566617776.1.... Dicranum scoparium ..11..........1.1.1.1.......1.1.11...11.......11. Polygonat multiflorum ....1.........................1.................. Brachythecium rutabulum ....1.....1............11.........1...........111 Pseudoscleropodium purum ....111.......................................... Polytrichum commune .................1..........1..1..........11..... Hypochaeris radicata ..........................1...................... Eurhynchium praelongum ...........................1...1..............1.. Mnium hornum .............................................1..1 Rhytidiadelp squarros ................................................. Polytrichum species ................................................. Lophocolea bidentata .................................................. 46. Alterra-rapport 223.

(48) VERVOLG TABEL. 5555555555666666666677777777778888888888999999999 0123456789012345678901234567890123456789012345678 ---------------------------------------------------------------------------...11.11111.1111111111111...1111111..1..1.11.1111 Zomereik ................................................. Ruwe berk .....1......11.....1.......1.............1....... Beuk 1..1...1..................1...................... Grove den ...................11.......1...111............1. Zachte berk ..11............................................. Tamme kastanje 1111111..11..11111111.1.11111111111...11111111111 Sporkehout ..11111.11.1..11.1111.1111111111111..111111111111 Wilde lijsterbes .............1................................... Amerikaans krenteboompje 1....1..1..1..1....1.................1.........1. Amerikaanse vogelkers 5677788225125155679872761115576688756752677777779 Bochtige smele 7867755999998787652569889887867766787688766557662 Brede stekelvaren 1126566.12122112126551115122252725525211562257555 Wilde kamperfoelie 11..11.1111111111..1.111111111111..111111..11111. Gewone braam ....121...........11...........1115.............6 Liggend walstro 1....11...........................1...1........1. Pijpestrootje .....11.............1...............1........1... Wilgeroosje .................................1...1........... Blauwe bosbes .....1...........................1............... Dalkruid ....1......................1..................... Hulst ..................1.1.............1.............. Drienerfmuur .......12.1.....11..111...11.1.1...1.11.......... Gewoon pluisjesmos 1255555122255.21167622621111511677515212155156266 Gewoon klauwtjesmos .1.7767.1211.....667511......1.2567......75266777 Bronsmos ...1........1.....1..11...1........2.11.111...... Gewoon gaffeltandmos ......1.......................................... Gewone salomonszegel ..................1.1..11.......11.......1.1..1.. Gewoon dikkopmos ...................11.............2.............. Groot laddermos .1..........1..1..........1........1..2..1....... Gewoon haarmos ................................................. Gewoon biggekruid ....1............................11..........11.. Fijn snavelmos ............1.........1...1.............11....... Gewoon sterremos ....1............................................ Gewoon haakmos ........1........................................ Haarmos (G) .........................1....................... Gewoon kantmos. Alterra-rapport 223. 47.

(49) 48. Alterra-rapport 223.

(50)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Biomaterials and Nanobiotechnology, 2:626-639. Skin permeation of ᴅ- limonene- based nanoemulsions as a transdermal carrier prepared by ultrasonic

In the light of the above problem of water scarcity and potential conflict over water sources, the main aim of this study was the development of a strategy in the form of

Anders as vorige benaderings wat onder meer die oog gehad het op die ontwikkeling van kerugmatiese bedieninge aan die “geïndustraliseerde mens” (De Klerk

An interview administered questionnaire was used to gather information pertaining to internal environment risk management approaches, capacity development measures on

Die troue tussen Pieter Andries Swanepoel en Maria Jacoba Swanepoel (albei nageslagte van Pieter, derde seun van die stamvader) veroorsaak dat van die stamvader, eerste, tweede

Tegen de tijd dat kinderen en hun ouders bij de juiste zorg zijn beland, hebben ze al een groot aantal faalervaringen achter de rug en zijn niet zelden gedemotiveerd geraakt

Deze eenheid bestaat overwegend uit grove, soms grindhoudende zanden met plaatselijk klei- en veenlagen. De zanden zijn in het algemeen sterk bont. Kenmerkend is de rossige tint

Hoe dit ook mag zijn, uit de isohypsenkaart (fig. 10) kan worden afgeleid, dat de specifieke afvoeren U en U in een ongeveer 350 ha groot gebied tussen de verbindingslijn van